Inhoudsopgave Transformatoren 1. INLEIDING 1 2. EENFASIGE TRANSFORMATOREN 2 2.1 transformator bij nullast 3 2.2 transformator bij belasting 7 2.3 rendement van een transformator 11 2.4 equivalente keten voor een transformator 14 2.5 uitwendige karakteristiek van een transfo 24 3. DRIEFASIGE TRANSFORMATOREN 26 3.1 Inleiding 26 3.2 Schakelingen van driefasige transformatoren 26 4. SPECIALE TRANSFORMATOREN 30 4.1 De spaartransfo of autotransfo 30 4.2 Lastransfo 32 4.3 Meettransformatoren 33 4.4 Inductieregelaars 37 4.5 De veiligheidstransfo 37 4.6 Speelgoedtransfo 37 4.7 De Spaarlektransformator 38 4.8 De Scott-transformator 38 5. CONSTRUCTIE VAN TRANSFORMATOREN 39 5.1 de magnetische keten 39 5.2 wikkelingen 40 5.3 isolatie en afkoeling 40 6. BEVEILIGING VAN TRANSFORMATOREN 41 6.1 Beveiliging tegen kortsluiting en overbelasting 41 6.2 Voorbeeld 45 7. PARALLEL SCHAKELEN VAN TRANSFORMATOREN 47 7.1 voorwaarden voor parallel schakelen 47 7.2 voorbeeld 49 8. OEFENINGEN 50 9. BIBLIOGRAFIE 54 KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -1- Transformatoren 1.Inleiding Een transformator is een statisch toestel dat dient om elektrische wisselstroomenergie met een gegeven spanningswaarde (stroomwaarde) om te zetten in een elektrische wisselstroomenergie met een andere spanningswaarde (stroomwaarde) met gelijk blijvende frequentie. Het nut van deze transformatoren blijkt vooral bij energietransport via elektrische leidingen : wil men grote elektrische vermogens transporteren, dan moet dit omwille van minimalisering van spannings- en vermogenverliezen gebeuren bij zeer hoge spanningen (tot 380kV). In de generatoren van elektrische centrales kan men rechtstreeks geen willekeurig hoge spanningen genereren. Via transformatoren kan men deze spanningen opdrijven voor optimaal energietransport, terwijl aan de verbruikerszijde deze spanningen weer omlaaggetransformeerd moeten worden. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -1- 2. Eenfasige transformatoren In zijn eenvoudigste vorm omvat de transformator een magnetische keten uit blikplaten zonder noemenswaardige luchtspleet. De wikkeling waar elektrische energie wordt toegevoegd noemt men de primaire wikkeling. Op deze wikkeling sluiten we een spanning U1 aan, het aantal windingen van deze spoel noemen we N1. Door de spanning U1 ontstaat er een wisselflux in de magnetische keten, en ontstaat er aan de secundaire winding (met aantal windingen N2) een spanning U2, met dezelfde frequentie als de aangelegde. Op deze spanning U2 wordt een gebruiker aangesloten. Φ1 Φ I1 U1 Φ2 E2 E1 U2 U1 U2 U1 U2 I2 Figuur A eenfasige transformator -gelijke wikkelzin- Φ1 Φ Φ2 I1 U1 E1 E2 U2 I2 Figuur B Eenfasige transformator -ongelijke wikkelzin- KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -2- 2.1 transformator bij nullast 2.1.1 nullastspanning en flux Bij nullast herleidt de transformator zich tot een smoorspoel op wisselspanning aangesloten. I1.R I1 U1 E2 E1 U2 U1 E1 E2 I2 Figuur C transformator bij nullast r r r u 1 = e 1 + R l .i l r dΦ r r u1 ≈ e1 = N 1 dt dΦ U1 = N1 dt E2 = N 2 dΦ dt De spanningsvergelijking wordt dan : indien R1 zeer klein is In de open secundaire winding wordt een spanning geïnduceerd : Uit de twee voorgaande formules kunnen we berekenen dat : KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -3- U2 dΦ N1 U1 E1 dt = ≈ d Φ U2 E2 N2 dt waarin : U1 = de aangelegde primaire spanning E1 = in de primaire spoel opgewekte zelfinductiespanning (tegen-emk) E2 = in de secundaire spoel opgewekte inductiespanning en waarbij de ohmse weerstand in de primaire spoel verwaarloosd wordt. zodat men algemeen kan stellen : E1 N 1 = =k E2 N 2 In deze formule mag indien we de ohmse weerstand van de primaire spoel verwaarlozen E door U vervangen worden. De factor k wordt de transformatieverhouding genoemd. dΦ D kunnen we berekenen dat we uitgaande van een dt sinusoidale ingangsspanning ook een sinusoidale flux bekomen (naijlend op de spanning U1 ). Tevens vinden we een verband tussen e.m.k. E1 en de grootte van de flux in de magnetische keten. Door integratie van U 1 = N 1 1 ∫ E 1 max sin ωt dt N1 π E 1 max E 1 max Φ = . cos ωt = . sin( ωt - ) 2 N 1ω N 1ω π Φ = Φmax sin( ωt - ) 2 Φ = E 1 max = N 1 . ω . Φmax 2πf . N 1 . Φmax = 4,44. N 1 . f. Φ max E 1eff = 2 Uit het verband tussen E en φ volgt dat zo lang de aangelegde spanning (en dus in principe ook de e.m.k E1) constant is, de hoofdflux niet kan variëren. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -4- Uit het voorgaande kunnen we het volgende vectordiagram opbouwen : U1 ≈ E 1 U2 = E2 Φo Figuur D Vectordiagram flux en spanningen ideale transformator Voorbeeld : een transformator met een kern van 3x3cm (zie toestel in labo) B=1,2T (de kern is vrijwel in verzadiging) N1 = 1000; 50Hz wisselspanning U=4,44.N1.f.Φ = 4,44.N1.f.B.A = 4,44.50Hz.1,2T.9.10-4m2 U=200V KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -5- 2.1.2 nullaststroom Om de flux, die de emk E tot gevolg heeft, op te wekken moet een magnetiserende stroom Im vloeien. Deze stroom kunnen we bepalen uit : N 1 .I m Rm Φeff .Rm = N1 Φeff = Im Hierin is Rm de magnetische weerstand van de spoelkern, Im is de effectieve magnetiseringsstroom. Indien er geen luchtspleet aanwezig is, kunnen we stellen dat Rm klein is, zodat ook Im klein is. Deze magnetiseringsstroom is 90° na-ijlend op de aangelegde spanning (U1). Het opgenomen actief vermogen voor een transformator waarin alleen Im vloeit is dus nul. Immers : P=U.I.cosϕ met cos90°=0. Bij reële transformatoren zal er toch een verliesstroom (in fase met U1) vloeien ten gevolge van hysteresis- en wervelstroomverliezen en ohmse weerstand van de spoel. Deze verliesstroom kunnen we bepalen uit : Iv = P E1 De totale stroom bij nullast is dus zoals ook blijkt in het vectordiagram : r r r I 0 = I m+ I v U1 ≈ E1 U2 = E2 Io Iv Im Φo Figuur E vectordiagram transformator bij nullast KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -6- 2.1.3 voorbeeld De kern van een transformator voor 6000V/220V 50Hz heeft een doorsnede van 160cm2 met een vulfactor van 92%. De maximale inductie bij nullast is 1,4 Wb/m2. Bepaal het aantal windingen transformatieverhouding. van primaire en secundaire, alsook de oplossing : Φmax = B max . A = 1,4 . 0,92 . 160.10 -4 = 0,02061Wb E 1 = 4,44. N 1 . f.Φmax E 2 = 4,44. N 2 . f.Φmax 6000 E1 = = 1312 windingen N1 = 4,44. f.Φmax 4,44 . 50 . 0,02061 220 E2 = = 48 windingen N2 = 4,44. f.Φmax 4,44 . 50 . 0,2061 6000 1312 E1 N1 transformatieverhouding k = = = = = 27,33 220 48 E2 N2 2.2 transformator bij belasting 2.2.1 Vectordiagram van de ideale transformator bij belasting Indien op de secundaire spoel een belasting aangesloten wordt, dan vloeit een stroom I2 in deze kring. Deze stroom zal de bestaande (primaire) flux (zijn ontstaansoorzaak) tegenwerken. De grootte van de secundaire flux φ2 kunnen we berekenen uit : φ2 = N2.I2/Rm. Nochtans hebben we eerder berekend dat de totale flux in de magnetische kring onveranderd blijft zolang de aangelegde spanning en de frequentie niet verandert. 2πf . N 1 .Φmax = 4,44. N 1 . f.Φmax I) 2 Er moet dus in de primaire kring een extra stroom I1’ ontstaan die de flux φ2 compenseert. (omdat E 1eff = N 1 .I’ 1 = N 2 .I 2 N2 I’ 1 = I 2 . N1 I2 I’ 1 = k r r r r I 1 = I ’1 + I m + I v KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -7- o U1 ≈ E1 I1 I1’ U2 = E2 Io Iv Im Φo Figuur F vectordiagram transformator bij nullast 2.2.2 vectordiagram van de niet-ideale transformator bij belasting In de voorgaande berekeningen hebben we de ohmse weerstand van de primaire en secundaire windingen steeds verwaarloosd. Ook de in de magnetische keten optredende lekfluxen en ijzerverliezen werden tot nu toe niet in rekening gebracht. De ohmse spanningsvallen R1.I1 en R2.I2 zijn in fase met de resp. stromen I1 en I2. De lekfluxen veroorzaken inductieve spanningsvallen die 90° voorijlen op I1 of I2. De ohmse spanningsvallen kunnen we in een equivalent schema voorstellen als weerstanden, de invloed van de lekfluxen als spoelen. Zo bekomen we het equivalente schema : KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -8- I1 R1 X1 R2 E1 U1 X2 E2 U2 I2 Figuur G basis-equivalent schema transformator Uitgaande van dit vervolledigd schema kunnen we een bijhorend vectordiagram uitzetten. Omdat de primaire stroom afhangt van de secundaire belasting en de secundaire spanning, zullen we bij het opstellen van het vectordiagram steeds beginnen met de secundaire grootheden. Hierbij veronderstellen we een bepaalde grootte voor de secundaire spanning, en zoeken van hieruit alle primaire grootheden. Nadien passen we de schaal van het vectordiagram aan aan de grootte van de primaire spanning. De volledige werkwijze wordt doorlopen a.d.h.v. het volgende voorbeeld, waarin we te maken hebben met een transfo met transformatieverhouding k=2. I2 en U2 zijn gegeven (inductieve belasting). De wikkelzin van de windingen is zoals aangegeven in figuur a eenfasige transformator -gelijke wikkelzin-. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -9- werkwijze : U1 X1.I1 • teken U2 en I2 met bijbehorende faseverschuiving ϕ2. • bereken en teken R2.I2 (in fase met I2) en X2.I2 ( 90° voorijlend op I2) R1.I1 • teken r r E2 uitgaande r r van : E 2 = U 2 + R2 . I 2 + X 2 . I 2 A E1=k.E2 • teken E1 = k.E2. Houd rekening met de wikkelzin (E1 in fase of in tegenfase met E2) • teken nullaststroom r r rde = + A uitgaande van de I0 Im Iv berekende waarde voor Iv en Im (zie 2.1.2) E2 X2.I2 • teken R2.I2 U2 primaire r r’ I 2 tingsstroom I 1 = A k I2 I1 ϕ2 belas- r r r • teken I 1 = I 0 + I ’1 A en bereken van hieruit R1.I1 (in fase) en X1.I1 (90° voorijlend) r r r r • teken U 1 = E 1 + R1 . I 1 + X 1 . I 1 A I1' Iv de Io De gevonden waarde van U1 zal niet overeenkomen met de aangelegde primaire spanning. Im Figuur H vectordiagram niet-ideale transfo De schaal van de figuur kan echter aangepast worden, waarna de grootte van U2 kan afgelezen worden. Op analoge manier kunnen spanningen en stromen in de transformator berekend worden met een ohmse of een capacitieve belasting. besluit : Vanwege de ohmse weerstanden, maar vooral door lekfluxen daalt de secundaire spanning van de transformator naarmate de secundaire stroom toeneemt. Immers : I2 veroorzaakt een spanningsval over R2 en over X2, maar heeft tegelijk ook invloed (I1’ = I2/k) op de spanningsvallen over R1 en X1. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -10- Voor een gewone transfo, en zeker voor een distributietransfo, is deze spanningsdaling niet gewenst. Er moet dus naar gestreefd worden de lekflux te minimaliseren. Dit kan constructief bijvoorbeeld door primaire en secundaire windingen als coaxiale spoelen uit te voeren in een manteltransfo. In sommige gevallen (o.a. bij lastransfo’s en bij gasontladings-verlichtingsbuizen) is het echter zeer nuttig een grote lekreactantie te hebben. Voor een goede werking en voor het beperken van kortsluitstromen is de optredende sterke spanningsdaling noodzakelijk. 2.3 rendement van een transformator 2.3.1 rendement Het rendement van een transfo kan berekend worden uit : η= Pn U 2 . I 2 . cos ϕ 2 = Pt U 2 .I 2 . cos ϕ 2 +U 1 .I 0 . cos ϕ 0 + I 12 .R1 + I 22 .R2 Het rendement van grote transformatoren bij vollast is zeer groot (98 á 99 %). Het gemiddelde rendement is echter kleiner omdat de transfo niet steeds bij vollast werkt. Bij kleinere belastingen blijven de nullastverliezen immers aanwezig, terwijl het nuttig vermogen verkleint. Het is dit gemiddeld rendement dat belangrijk is, omdat de transfo (zelfs bij nullast) vrijwel continu ingeschakeld blijft. Er kan bewezen worden dat het rendement maximaal is als de ijzerverliezen even groot zijn als de jouleverliezen. η = maximaal ⇔ P FE = P J Uitgaande van de volgende metingen zullen we de ijzerverliezen en de jouleverliezen van de transfo bepalen. Hieruit kunnen we dan bij de belaste transfo het rendement bepalen. 2.3.2 gemiddeld rendement Vermits distributietransfo’s niet altijd bij vollast werken, zal het rendement mee veranderen. Daar deze transfo’s nooit van het net afgeschakeld worden bepaalt men het gemiddeld rendement over 24 uur m.b.v. de opgenomen en afgeleverde energie. η gem = Wn Wn U 2 I 2 cos ϕ 2 .t = = W t W n +W verlies U 2 I 2 cos ϕ 2 .t + P J .t + P FE .24h KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -11- 2.3.3 bepalen van de ijzerverliezen -nullastproefIo Po W A U1 U1N V E1 E2 U2 V Figuur I nullastproef : bepalen van ijzerverliezen Bij de nullastproef wordt de secundaire van de transfo niet belast. De primaire wordt op de nominale spanning aangesloten. Deze nullastverliezen kunnen we vertrekkend van bovenstaand meetschema berekenen : De Watt-meter duidt het volgende vermogen aan : U 12 Po = P FE + I .R1+ I . Ra + Rw 2 o 2 o Door de ampèremeter tijdelijk kort te sluiten kan de term I 02 .Ra G geëlimineerd worden, U 12 2 terwijl R1 . I 0 + H kan berekend worden. De ijzerverliezen kunnen dus uit de metingen Rw berekend worden. We weten vanuit het hoofdstuk magnetisme dat deze ijzerverliezen afhankelijk zijn van de flux in de keten en van de aangelegde frequentie. We constateerden eerder ook dat als de frequentie en de aangelegde primaire spanning constant blijven, ook de flux in de keten constant blijft, zelfs bij wisselende secundaire belasting. Hieruit volgt dat de bij nullast gemeten ijzerverliezen ook gelden bij elke andere belasting van de transfo. opmerkingen : • door de proef met verschillende spanningen uit te voeren krijgt men een idee van de verzadigingsgraad van de transfo. • De nullastproef wordt best uitgevoerd met als primaire de laagspanningszijde. Aan de hoogspanningszijde kan de spanning zeer groot zijn bij een zeer lage stroom. Dit heeft een nadelig gevolg op nauwkeurigheid v.d. metingen. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -12- 2.3.4 bepalen van de jouleverliezen -kortsluitproefBij de kortsluitproef sluit men de primaire aan op een regelbare wisselspanning terwijl men de secundaire spoel kortsluit. De primaire spanning wordt nu (met een rheotor) geregeld tot in de spoelen van de transfo de nominale stroom vloeit. I1N Pk W U U’1 N1 A U’1 N2 E2 E1 V R1 R2 A I2N Figuur J kortsluitproef : bepalen van jouleverliezen P k = P’FE + I 12 .R1+ I 22 .R2 + I 12 .Ra + U ’21 Rw De ijzerverliezen zijn hierin te verwaarlozen, omdat ze evenredig zijn met het kwadraat van de aangelegde spanning (zie hoofdstuk magnetisme), die hier zeer klein zal zijn t.o.v. de nominale spanning. De Jouleverliezen in Ampère- en Watt-meter kunnen berekend worden, zodat de Jouleverliezen in de transfo bepaald zijn uit bovenstaande metingen. De kortsluitspanning Uk wordt gedefinieerd als de verhouding van de in de kortsluitproef aangelegde primaire spanning en de nominale primaire spanning. Uk = U’1 .100% U 1N De kortsluitspanning is dus een percentage van de nominale spanning. Voor een voedingstransformator moet deze waarde zo laag mogelijk zijn. Een kleine kortsluitspanning duidt immers op weinig jouleverliezen en een kleine inwendige weerstand (kleine spanningsval bij belasting) Speciale transfo’s, zoals lastransfo’s, moeten een grote kortsluitspanning hebben omdat een stroomtoename een grote spanningsdaling tot gevolg moet hebben. opmerkingen: KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -13- • De kortsluitproef wordt best uitgevoerd met kortgesloten laagspanningszijde. Andersom zou bij een kleine spanningsvariatie de stroom in de kortgesloten hoogspanningszijde sterk variëren. 2.4 equivalente keten voor een transformator 2.4.1 equivalente keten Het equivalente schema is een handig hulp (reken) middel bij het oplossen van vraagstukken i.v.m. transfo-belastingen en om het gedrag van een transformator te voorspellen bij een bepaalde belasting. Het laat toe het spanningsverlies van de transfo te bepalen zonder de transfo werkelijk te belasten. Uit de eerder besproken afleidingen en eigenschappen van de transformator komen we tot het volgende equivalente schema : I1 R1 X1 Iv I1 ’ I2 R2 X2 Im XL U1 Rv E1 U2 E2 Xm Figuur K basis-equivalent schema transformator We verklaren de onderdelen in dit schema nader : 2.4.1.1 De Jouleverliezen : ohmse weerstanden R1 en R2 De ohmse weerstand van de primaire en secundaire spoel geeft aanleiding tot de jouleverliezen of een inwendig spanningsverlies in de primaire en secundaire winding. Dit wordt voorgesteld door R1 en R2 in serie met de hoofdwikkelingen N1 en N2 van de ideale transfo te plaatsen. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -14- 2.4.1.2 De magnetiseringsstroom Im Als men een wisselspanning U1 aan de primaire spoel legt, zal er ten gevolge van de magnetiserende stroom Im een wisselflux φ ontstaan. Deze flux en de magnetiserende stroom ijlen zoals eerder bepaald werd 90° na op de aangelegde spanning U1. We kunnen in U1 ≈ E1 de primaire kring dus een spoel Xm veronderstellen waardoor de stroom Im vloeit. De wisselflux zal in de primaire een tedΦ gen-emk van zelfinductie E 1 = N. A dt induceren. U2 = E2 In de secundaire spoel zal deze wisselflux een induktiespanning E2 opwekken, en dat in de verhouding : Io = Im Φo Figuur L k= N 1 E1 U 1 = = N 2 E2 U 2 (indien we veronderstellen dat er geen lekflux is, dus als de beide spoelen de fluxwisselingen volledig omvatten.) 2.4.1.3 De ijzerverliezen : weerstand Rv Een gedeelte van het toegevoerde vermogen gaat door de gevolgen van wervelstromen en hysteresisverliezen naar de opwarming van het kernmateriaal. Dit warmteverlies kunnen we laten overeenstemmen met het jouleverlies in een fictieve weerstand Rv, die parallel over U1 staat. Door deze weerstand gaat een stroom Iv, die enkel afhangt van de aangelegde spanning en de frequentie. De ijzerverliezen zijn immers enkel afhankelijk van kernmateriaal en dimensionering, spanning en frequentie, dus niet van de belastingsgraad. r r r De vectoriële som van I m + I v = I o A vormt de U1 ≈ E1 U2 = E2 Io Iv Im nullaststroom van de transfo. Figuur M KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -15- Φo 2.4.1.4 De lekfluxen : spoelen X1 en X2 De flux φ in de primaire windingen sluit zich nooit volledig over de transformatorkern. Een gedeelte “lekt’ d.w.z. omsluit de spoel N1 door de lucht. Deze lekflux gaat dus niet door N2. Daardoor is dφ1 > dφ2 . Aangezien de secundaire spanning evenredig is met de fluxverandering zien we dus een zeker spanningsverlies, dat we kunnen voorstellen door een “lekspoel” X1 in de primaire kring, die een lekflux veroorzaakt. Slechts een gedeelte van de spanning U1 wordt omgezet (namelijk het gedeelte E1 ) in een secundaire emk E2. Ook in de secundaire kring krijgen we een lekflux, zodat we hier een reaktantie X2 in serie met de ideale secundaire spoel moeten tekenen. De primaire reaktantie X1 wordt doorlopen door een stroom Io. We kunnen dan ook de spanningsval over deze reaktantie tekenen, 90° voorijlend op de stroom Io. U 1 X 1. I 0 De emk E2 kunnen we vinden uit de transformatieverhouding k = N1\N2 en de tegen-EMK E1. R 1. I 0 E1 U2= E2 Io Iv Im Φ o Figuur N vectordiagram bij nullast De equivalente keten die we zoals hierboven opgesteld hebben bevat nog altijd twee gescheiden kringen. Om een zo eenvoudig mogelijke schakeling te bekomen trachten we het bovenstaande schema om te vormen tot één geheel. Indien de transformatieverhouding in de bovenstaande transfo k=1 wordt, zal E1 gelijk zijn aan E2. We komen dan tot het volgende schema : I1 R1 X1 Iv U1 I2 Im X2 RB E1 Rv R2 E2 Xm XB Figuur O equivalent schema voor k=1 KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -16- Indien de transformatieverhouding k verschilt van 1 kunnen we een gelijkaardige operatie doorvoeren indien we de secundaire grootheden in het schema aanpassen zodat : • de transfo dezelfde verliezen en spanningsvallen behoudt. • in de secundaire keten alle actieve en reaktieve vermogens gelijk blijven. • in de primaire keten alle stromen constant blijven. Om tot een fictieve transformatieverhouding kf = 1 te komen moeten we de spanning E2 = E1/k met een factor k vermenigvuldigen. De in het nieuwe schema aangebrachte spanning E2’ = E1 = k.E2 De secundaire stroom schijnt door deze spanningsaanpassing de waarde I2’ = I2/k te krijgen. Willen we dus de aktieve en reaktieve vermogens in de secundaire kring identiek houden, dan zullen de secundaire impedanties in het equivalente schema moeten aangepast worden : R’2 . I ’2 = R 2 . I 22 ⇒ R’2 = k 2 . R 2 2 2 X ’2 . I ’2 = X 2 . I 22 ⇒ X ’2 = k 2 . X 2 R2’ (X2’) noemt men de op de primaire betrokken secundaire ohmse weerstand (lekspoel) of de equivalente resistantie (reaktantie) van de secundaire wikkeling. Een belasting in de secundaire kring kan op een analoge manier omgerekend worden : R’b . I ’2 = R b . I 22 ⇒ R’b = k 2 . R b X ’b . I ’2 = X b . I 22 ⇒ X ’b = k 2 . X b 2 2 Met deze gegevens bekomen we het T-equivalente schema voor een transformator : KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -17- I1 R1 X1 Iv U1 R’2=k2.R2 X’2=K2.X2 I’2=I2/k Im R’B = k2.RB E1 Rv k.E2 Xm k.U2 2 X’B = k .XB Figuur P T-equivalent schema transformator voorbeeld : Een eenfasige transformator heeft N1 = 480 en N2 = 90 windingen. De gemiddelde lengte van de veldlijnen in de magnetische keten is 180 cm. Bmax = 1,1 T en µr = 2000. Het verliescijfer V1 = 1,5 W/kg, de soortelijke massa van het ijzer is 7,8kg/dm3. De primaire spanning is 2200V 50Hz. Bereken : a. de kerndoorsnede b. U2 c. de magnetiseringsstroom Im d. Arbeidsfaktor bij nullast cos φ0 KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -18- oplossing : a) U 1 ≈ E 1 = 4,44.N 1 . f.Φmax 2200 E1 = = 20,65mWb Φmax = 4,44.N 1 . f 4,44 . 480 . 50 0,02065 Φmax A = = = 0,01877 m2 1,1 B max 2200 . 90 U1 N1 U 1 .N 2 b) = ⇒ U2 = = = 412,5V 480 U2 N2 N1 l 1,8 A c) magnetische weerstand Rm = = = 3,815.10 4 -7 µ0.µ r.A 4.π .10 . 2000 . 0,01877 Wb 0,02065 . 3,815.10 4 Φmax .R m N 1 .I m max ⇒ I m max = = = 1,641A 480 Rm N1 I m max effectieve waarde I m = = 1,16 A 2 r r r d) cosϕ 0 berekenen we uit I v en I 0 ( I 0 = I v + I m ) P FE Iv = U1 Bm 2 ) .V 1 P FE = m.( B ref kg m = γ FE .V FE = γ FE .l gem . A = 7800 3 .1,8m.0,01877 m2 = 263,53kg m 1,1 2 ) .1,5 = 478,3W P FE = 263,53.( 1 478,3 = 0,217 A Iv = 2200 Φmax = |I 0| = I 2v + I 2m = 1,18 A cosϕ 0 = Ig = 0,1839 I0 KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -19- 2.4.2 nullastproef (bepalen van k,Rv en Xm) Eerder hebben we gezien dat uit de nullastproef en de kortsluitproef de verliezen in een transfo kunnen bepaald worden. Hier bewijzen we dat deze proeven tevens toelaten de elementen van de equivalente kring van de transfo te bepalen. Bij nullast herleidt het equivalente schema zich tot de kring. R1 Po I1=I0 W X1 A Iv U1 U1 I’2=I2/k=0 R’2=k2.R2 X’2=K2.X2 V Im E1 k.E2 Rv k.U2 Xm Figuur Q Equivalente keten bij nullastproef Hierin zien we : U1 = Unom Io = I1 = primaire nullaststroom P1,0 = Po = primair nullastvermogen we kunnen cosϕ 0 berekenen uit de gemeten waardes : cosϕ o = Po U 1 .I o en met sin ϕ o berekend uit : sin ϕ o = 1 - cos2 ϕ 0 berekenen we deelstromen door R v en X m vanuit de gemeten stroom I o I v = I o .cosϕ o I m = I o . sin ϕ o Aangezien de koperverliezen bij nullast klein zijn, zal de spanning over Rv en Xm vrijwel gelijk zijn aan de aangelegde spanning U1. Hieruit berekenen we : KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -20- Rv = U1 Iv en U1 Im Xm = opmerkingen : • als de secundaire spanning E2 is, kunnen we de transformatieverhouding uit de nullastproef bepalen met : k = E1 U1 ≈ E2 E2 • we hebben reeds eerder gezien dat we met de nullastproef de ijzerverliezen kunnen bepalen. 2.4.3 kortsluitproef (bepalen van R1, R2, X1 en X2) Bij kortsluiting kunnen we het equivalente schema van een transformator vereenvoudigen tot : Pk I1k W R1 X1 R’2=k2.R2 X’2=K2.X2 A U1k V U1 Figuur R equivalent schema bij kortsluitproef Omdat Rv en Xm hoge waarden hebben t.o.v. k2R2 en k2X2 kunnen we de invloed van deze faktoren immers verwaarlozen. We zien dat het gemeten vermogen Pk gelijk is aan : P k = I 2k .( R1 + k 2 .R2 ) = I 2k .Re waarin Re de equivalente kortsluitweerstand van de transfo genoemd wordt. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -21- anderzijds meten we de spanning Uk die gelijk is aan : 2 2 ( R1 + k 2 R 2 ) + ( X 1 + k 2 X 2 ) Uk = Ik = Ik R2e + X 2e = I k .Z e met X e = equivalente kortsluitreaktantie en Z e = equivalente kortsluitimpedantie van de transfo samengevat berekenen we de gezochte transfo-eigenschappen uit : Re = Pk I 2k Ze = Uk Ik Xe = Z 2e - R2e terwijl bij een transfo bij benadering : R1 = k 2 R2 en X 1 = k 2 X 2 = X’2 zodat X 1 = X’2 = en R1 = R’2 = Xe 2 Re 2 we kunnen dan eventueel ook het volgende vereenvoudigde equivalente schema tekenen. I’2=I2/k I1 Iv U1 Im Re Xe R’B = k2.RB k.U2 Rv 2 Xm X’B = k .XB Figuur S vereenvoudigd equivalent schema transformator KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -22- voorbeeld : Een eenfasige transfo S=25kVA 13000/220V 50 Hz levert een nuttig actief vermogen van 25kW bij een cosϕ2=1 PFE = 246 W, R1 = 54 Ω, R2 = 0,0148Ω en Uk is 4% van de nominale belasting. Bereken : • Re en Xe, • η bij vollast, • P2 als η=maximaal, • ηmax. oplossing : secundair actief vermogen P2 = U 2 .I 2 . cosϕ 2 25000 P2 = = 113,6354 A I2 = 220 . 1 U 2 . cosϕ 2 220 . 113,6364 U1 I2 U 2 .I 2 ⇒ I1 = k = = = = 1,9231 A 13000 U2 I1 U1 totaal jouleverlies bij vollast : P J = R1 .I 12 + R 2 .I 22 = 391W 391 P k1 PJ = = = 105,72Ω 1,92312 I 2k1 I 12 0,04.U 1 0,04 . 13000 U k1 = = ,9231 = 270,4Ω Ze = 1 I k1 I1 Re = Xe = Z 2e - R2e = 270,4 2 - 105,72 2 = 248,87 Ω 25000 P2 P2 = = = 0,9752 (= 97,52%) 25000 + 391+ 246 P1 P 2 + P J + P FE η = maximaal indien : P J = P FE ⇒ P J = 246W vollast rendement : η = met P J = Re .I 21 246 PJ = ,72 = 1,5254 A 105 Re 13000 . 1,5254 I2 U1 U 1 .I 1 k = _ I2 = = = = 90,1373 A 220 I1 U 2 U2 P 2 = U 2 .I 2 .cosϕ 2 = 220 . 90,1373 . 1 = 19830W 19830 P2 η max = = = 0,9758 (= 97,58%) 19830 + 246 + 246 P2 + P J + P FE ⇒ I1 = KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -23- 2.5 uitwendige karakteristiek van een transfo Indien we een transformator (met een konstante primaire spanning) belasten, zal er een spanningsverandering zijn op de secundaire klemmen. Dit verschil tussen de secundaire klemspanning en de nominale secundaire klemspanning wordt meestal uitgedrukt in % van de nominale waarde. Bij deze belasting zal de arbeidsfaktor bepalend zijn voor de vorm van het verloop van U2 = f(I2). Uit het vereenvoudigd vervangingsschema (waarbij ook Rv en Xm weggelaten werden) kunnen we voor verschillende waarden van cosϕ2 en I2 het spanningsverloop voor U2 bepalen. immers : U1 = cte = U2 + I2.X2 U1 inductief : I2a<I2b U2a>U2b capacitief : I2a<I2b U2a<U2b X2.I2b U1 X2.I2b I2b U1 U1 X2.I2a ϕ I2a U2b I2a U2a X2.I2a U2a U2b I2b Figuur T vectordiagram (inductief - capacitief) spanningsverandering transfo bij belasting KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -24- we komen dan tot een volgende uitwendige karakteristiek : U2 (V) cosϕ2=0,6 (cap) cosϕ2=0,8 (cap) cosϕ2=1 cosϕ2=0,8 (ind) cosϕ2=0,6 (ind) I2(A) Figuur U uitwendige karakteristiek transformator In de praktijk zijn distributietransformatoren voorzien van aftakkingen, zodat door het bijof afschakelen van een bepaald aantal windingen de spanning iets kan veranderen. (+10%, +5%, -5%, -10%) Bij hoogspanningstransformatoren gebeurt deze spanningsregeling vrijwel altijd aan de hoogspanningsspoel, omdat hier de kleinste stromen vloeien, en de regelaar dus meestal het goedkoopst uitvalt. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -25- 3. Driefasige transformatoren 3.1 Inleiding Driefasige transformatoren kunnen bekomen worden door het samenvoegen van drie eenfasige transformatoren. In het algemeen gebruikt men echter een enkele transformator met drie kernen. Immers : in figuur v mogen de drie middelste kernen vervangen worden door één kern. In deze kern vloeit dan de som van de drie fluxen : φ1 + φ2 + φ3. Als de drie transformatoren identiek zijn en door een evenwichtige driefasige spanning gevoed worden zal φ1 + φ2 + φ3 = 0. De gemeenschappelijke kern mag dus weggelaten worden aangezien er geen flux in vloeit. Door de drie andere kernen in een vlak te brengen bekomt men een klassieke driefasige transformator. Het niet symmetrisch zijn van de magnetische keten heeft een kleine invloed op de spanningen : de drie secundaire spanningen zullen niet precies even groot zijn. φ1 I1 φ2 φ3 U1p U2p U3p U1s U3s Figuur V Samenstelling driefasige transfo 3.2 Schakelingen van driefasige transformatoren De drie primaire en de drie secundaire wikkelingen kunnen in ster of in driehoek geschakeld worden. Soms is de laagspanningszijde uitgevoerd als zigzag schakeling. De secundaire bevat dan 6 gelijke wikkelingen in plaats van drie. Elke fase is over 2 kernen gewikkeld en blijft toch in evenwicht. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -26- 3.2.1 klokgetal De schakelingen die in praktijk gebruikt worden zijn verdeeld in vier schakelgroepen. Deze indeling is zoals later zal blijken belangrijk voor de parallelschakeling van transformatoren. Een schakelgroep kenmerkt de schakelingen van primaire en secundaire en de faseverschuiving tussen de primaire en de secundaire spanning. De faseverschuiving wordt aangegeven door het klokcijfer, dat met 30 vermenigvuldigd de faseverschuiving aangeeft. Om dit cijfer af te leiden laten we de spanningsvector van de eerste primaire lijnspanning samenvallen met de grote wijzer van het uurwerk, de eerste lijnspanning van de secundaire met de korte wijzer. Het uur dat de klok aanduidt is dan het klokgetal. figuur w geeft een voorbeeld van een D-Y schakeling (Driehoek-Ster) L1 L2 U1 U2 U1 L3 V1 V2 11 u1 v1 w1 u2 v2 w2 U3 12 1 10 uf2 W2 2 uf3 ul2 ul1 ul3 W1 9 U2 uf1 ul1 ul2 3 8 4 7 6 5 Figuur W klokgetal bij D-Y schakeling 3.2.2 Transformatieverhouding van de 3-fasige transformator Bij de eenfasige transformator was k = N1 U1 ≈ A. N2 U2 Bij de ster-ster en Driehoek-driehoek blijft dit hetzelfde. Bij de ster-driehoek schakeling wordt dit k. 3 A en bij driehoek-ster k A. Dit volgt uit het feit 3 dat de flux in de kern op al de rond de kern aangelegde windingen hetzelfde aantal volt per winding zal induceren. Bij de zigzag schakeling ziet men dat de spanning tussen elke klem en het nulpunt N2 A. De secundaire lijnspanningen zijn dan evenredig met evenredig is met 3. 2 N2 3 .( 3 . ) = 1,5 N 2 A. Indien de wikkelingen op dezelfde kern gewikkeld waren zou 2 de secundaire lijnspanning evenredig zijn met 1,73 N2. De volledige transformatieverhouding kan nu berekend worden in combinatie met de primaire schakeling. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -27- In figuur x wordt een samenvatting gegeven van de verschillende mogelijkheden i.v.m. driefasige transformatoren. Figuur X schakelingen van driefasige transformatoren KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -28- voorbeeld : De primaire zijde van een driefasige transfo staat in ster op 10kV met N1 = 5250 windingen per fase, terwijl de secundaire twee spoelen van elk 100 windingen per fase bevat. Bereken : Ul2 bij a. secundaire spanning in zigzag b. secundaire spanning in ster oplossing a (vectordiagram a) : U f1 = U l1 3 = 10000 3 V = 5774 V U f1 N1 = (bij nullast) N2 E2 U f1 . N 2 5774 . 100 = = = 110 V 5250 N1 E1 = E2 E2 U f2 = 3. E 2 = 3. 110 = 190 V U l2 = 3.U f2 = 3. 190 = 330 V ofwel : U l2 = 3. E 2 = 3 . 110 V = 330 V oplossing b (vectordiagram b) : U f2 U l2 = 2. E 2 = 2. 110 = 220 V = 3.U f2 = 3. 220 = 380 V E2 Uf2 Ul2 Ul2 Uf2 E2 E2 E2 figuur 3.A vectordiagram voorbeeld KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -29- 4. Speciale transformatoren 4.1 De spaartransfo of autotransfo Een spaartransformator bevat slechts één wikkeling, waarvan een gedeelte gemeenschappelijk is aan de primaire en de secundaire. (eenfasige transfo) 4.1.1voor U2 < U1 I1 Uz I2 U1 I1-I2 U2 Figuur Y spaartransfo U2 < U1 Men kan de autotransformator beschouwen als een transfo met een primaire spanning U1, waarbij de uitgangsspanning bekomen wordt door een deel af te takken van U1 Het verschil tussen U2 en U1 is Uz. Het schijnbaar getransformeerd vermogen wordt gedefinieerd als het vermogen in het niet-gemeenschappelijke gedeelte : Ps’ = Uz.I1. (U 1 -U 2 ).I 1 P’s U z .I1 U2 uit = = = 1Ps U 1 .I 1 U 1 .I 1 U1 U2 berekenen we P’s = (1). P s U1 uit U 1 . I 1 = U 2 .I 2 volgt dat : I 1 = I 2 .(1- 4.1.2voor U2 > U1 I2 Uz I1 U2 U1 I1-I2 Figuur Z spaartransfo U2 > U1 Uz ) U1 Men kan de autotransformator in deze situatie beschouwen als een transfo met een primaire spanning U1 en een secundaire spanning Uz, waarbij de uitgangsspanning bekomen wordt door een serieschakeling van U1 en Uz. Het schijnbaar getransformeerd vermogen Ps’ = Uz. I2. uit (U 2 -U 1 ).I 2 P’s U z .I 2 U1 = = = 1Ps U 2 .I 2 U 2 .I 2 U2 U1 berekenen we P’s = (1). Ps U2 uit U 1 .I 1 = U 2 .I 2 volgt dat : I 1 = I 2 .(1- KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Uz ) U1 Transformatoren -30- 4.1.3 voordelen autotransfo • Vermits er minder windingen zijn t.o.v. een gewone transfo, is het kopervolume kleiner. • De nodige kerndoorsnede kan berekend worden uit : A = k. P’s f waarin : P’s in kVA f in Hz k = 200...250 voor droge toestellen = 150...200 in olie = 125...175 oliegekoeld Hoe meer U2 en U1 elkaar benaderen, hoe kleiner Ps’ en hoe kleiner de kerndoorsnede. De kerndoorsnede kan kleiner zijn dan bij een gewone transfo. • Zowel de ijzer- als de koperverliezen zijn kleiner t.o.v. de gewone transfo. 4.1.4 nadelen autotransfo • De hoog- en laagspanningszijde zijn niet elektrisch gescheiden. De absolute potentiaal kan dus bij een kleine secundaire spanning toch groot zijn. Daarom mogen autotransfo’s niet overal toegepast worden. (niet als beltransfo, speelgoedtransfo,...) 4.1.5 voorbeeld : Een autotransformator heeft N1 = 1600 windingen en is primair aangesloten op U1 = 500 V. a. Hoeveel bedraagt N2 voor bet bekomen van U2 = 220 V ? Indien de secundaire aangesloten wordt op een inductiemotor Pn = 3,7kW η=76% cosϕ = 0,7 bereken dan : b. I2 en I1 c. S2 d. S’ (getransformeerd schijnbaar vermogen) oplossing : KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -31- 220 . 1600 U1 N1 U2.N1 = _ N2 = = = 704 windingen 500 U2 N2 U1 3700 PN motorvermogen : P1Motor = = = 4868 W η 0,76 P 2transfo = P1Motor = 4868 W k = S 2transfo = S motor = 4868 P1Motor = = 6955 VA cos ϕ 0,7 6955 S2 = = 31,61 A 220 U2 6955 S1 = = 13,91 A I1 = 500 U1 getransformeerd schijnbaar vermogen : I2 = S’ = (U 1 - U 2 ).I 1 = (500 - 220).13,91 = 3895 A hieruit kan evt de kerndoorsnede bereken worden 4.1.6 driefasige spaartransfo L1 l1 L2 l2 L3 l3 Figuur AA driefasige spaartransfo 4.1.7 rheotor Soms worden spaartransfo’s uitgevoerd met een schuifkontakt, zodat het aantal windingen kan gewijzigd worden. Hierdoor bekomt men een regelbare spanning. Zo een transformator noemt men een rheotor. 4.2 Lastransfo Door de lekflux groot te laten worden (gemakkelijke weg te voorzien) zal de spanning fel dalen met de stijging van de belastingsstroom. Dit is vereist bij het lassen. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -32- 4.3 Meettransformatoren De meest gebruikte meettransformatoren zijn spannings- of stroomverlagende transformatoren. Het meetbereik van Ampère- en Voltmeters is beperkt tot veilige waarden. Om ook hoge spanningen en stromen met gewone meters te kunnen meten en toch veilige meetketens te bekomen gebruiken we meettransformatoren die beperkt zijn tot een klein vermogen en een hoge nauwkeurigheid. 4.3.1 De spanningsmeettransfo N L1 U u V v V Figuur BB Spanningsmeetransformatoren worden toegepast voor de aansluiting van Voltmeters, frequentiemeters, spanningskringen, cosϕ-meters, W-meters, kWh-meters, relais,... De transformatieverhouding is zodanig dat voor de nominale primaire spanning de secundaire spanning spannings- 110V is. meettransfo De secundaire spanning is in tegenfase met de primaire. Hiermee moet rekening gehouden worden bij de aansluiting van cosϕ, W- en kWh-meters. Door de kleine inwendige spanningsvallen ontstaan er fouten in de spanningstransformatie (aangegeven van 0,1 tot 3%) en in de fasetransformatie (hoekfout aangegeven van 5 tot 40 minuten). Figuur CC nauwkeurigheidsklassen spanningsmeettransfo’s Klasse 0,1 0,2 0,5 1 0,1 0,2 0,5 1 0,1 0,2 0,5 1 Primaire spanning 0,8 UN; 1,0 UN;1,2UN 0,05 UN Gegeven spanningsfactor x UN KHLim dep. IWT Procentuele fout 0,1 0,2 0,5 1 1,0 1,0 1,0 2,0 2,0 2,0 2,0 3,0 basis-elektriciteit graduaat EM/EL fasefout (in minuten) 5 10 20 40 40 40 40 80 80 80 80 120 Transformatoren -33- Smeltveiligheden van 1A beveiligen de secundaire tegen kortsluiting. Vooral het bij gebruik van universele meters kan een instelling op A-bereik i.p.v. Volt een te grote secundaire stroom veroorzaken. Om veiligheidsredenen zijn de kern en de secundaire geaard. De in praktijk voorkomende klem-aanduidingen bij spannings-meet-transformatoren zijn aangegeven in figuur dd. Transformator opbouw tweefasig 1 primaire winding Klemaanduidingen volgens VDE norm Klemaanduidingen volgens IEC norm 1 secundaire winding voorbeeld spanningsaanduiding V 15000 100 V 5000 − 10000 100 tweefasig 1 primaire winding 1 secundaire winding met aftakking Grootste aangeduide spanning op klemmen u1/a1 eenfasig (geaard) 1 primaire winding 2 gescheiden meetwindingen V 10000 / 3 100 / 3 100 / 3 V 10000 / 3 100 / 3 100 / 3 eenfasig (geaard) 1 primaire winding 1 meetwikkeling en een wikkeling voor aardfout kontrole Figuur DD klem-aanduidingen spanningsmeettransfo’s KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -34- 4.3.2 Stroommeettransfo Stroommeettransfo’s worden toegepast voor de aansluiting van A-meters, W-meters, ... , zowel in LS- als HS-kringen. De primaire wordt in serie met de belasting geplaatst, zodat de primaire stroom bepaald wordt door de belasting. De impedantie en het verbruik van de transfo worden verwaarloosd. De (door de A-meter) kortgesloten transfo heeft immers een constante lage impedantie Zi. We weten dat N1.I1 = N2.I2 , zodat I2 = k.I1. De transformatieverhouding k wordt zo gekozen dat bij nominale waarde van I1 de stroom I2 = 5A (of 1A). N L1 K k A L l Rl Figuur EE stroommeettransfo Omdat N1.I1 = N2.I2 zal ook φ1 - φ2 zeer klein zijn. De totale flux in de ijzeren kern is dus zeer klein, waardoor de doorsnede van de kern klein mag zijn. Wordt de secundaire keten van de transfo echter geopend, dan zal de primaire flux niet meer tegengewerkt worden. Daardoor zal de flux in de kern zeer groot worden. Dit geeft de volgende problemen: • Er ontstaan grote wervelstroom- en hysteresisverliezen die de kern sterk verhitten. Hierdoor kan de isolatie verbranden. • In de secundaire wordt een levensgevaarlijk grote EMK opgewekt. • De primaire spanningsval UKL is niet meer verwaarloosbaar. • Door de plotse toename van de flux kan een remanent magnetisme in één zin optreden, waardoor achteraf fouten optreden. Besluit : De secundaire van een stroommeettransfo mag nooit onderbroken worden als een primaire stroom vloeit. Ook stroomtransformatoren veroorzaken afwijkingen in grootte en fase van meetwaarden. (zie afwijkingen bij spanningsmeettransfo’s) KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -35- De in praktijk voorkomende klem-aanduidingen bij stroomtransformatoren zijn aangegeven in figuur ff. Transformator opbouw tweefasig 1 primaire winding Klemaanduidingen volgens VDE norm K L Klemaanduidingen volgens IEC norm P1 P2 1 secundaire winding k tweefasig 1 primaire winding S1 l K L P1 100 1 A 1000 − 800...200 1 P2 Grootste aangeduide stroom op klemmen L1/S6 l5 l4 l3 l2 l1 k Ka Kb La Lb 1 meet-windin k l eenfasig (geaard) 1 primaire winding K L 2 gescheiden meetwikkelingen A S2 1 secundaire winding met aftakking eenfasig 2 of meer gelijke primaire windingen voorbeeld spanningsaanduiding 1k 1l 2k 2l S1 S2 S3 S4 S5 S6 P1 PK1PK2 P22 S1 P1 A 2 . 100 1 A 100 1 1 S2 P2 11S1 1S2 2S1 2S2 Figuur FF klem-aanduidingen stroommeettransfo’s KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -36- 4.4 Inductieregelaars Een inductieregelaar is een transformator waarvan men de primaire en secundaire windingen ten opzichte van elkaar in positie kan verdraaien. De constructie ervan komt ongeveer overeen met die van een inductiemotor met bewikkelde rotor. stator U1 U2 Es U1 rotor U2 Het draaiveld opgewekt in de rotor wekt een spanning Es op in de stator. Met de verdraaiing van de rotor zal Es in fase verschuiven t.o.v. de spanning U1. Es blijft constant in grootte. De spanning U2 is de vectoriële som van U1 en Es. Als U1 constant gehouden wordt kan U2 in grootte veranderen van U1 + Es tot U1 Es. Figuur GG inductieregelaar Dikwijls neemt men voor Es slechts 10% van U1. 4.5 De veiligheidstransfo De veiligheidstransfo is een transfo met gescheiden primaire en secundaire wikkelingen. De veiligheidstransfo voedt toestellen (bijvoorbeeld in vochtige ruimten) met een intrinsiek veilige spanning (AREI) van max. 35V. In praktijk is de geleverde spanning meestal 24V. 4.6 Speelgoedtransfo Ook deze transfo heeft om veiligheidsredenen gescheiden wikkelingen. Bovendien is zijn deze transfo uitgevoerd met grote lekreactanties, zodat ze bestand zijn tegen kortsluiting. De geleverde spanning is meestal 12V. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -37- 4.7 De Spaarlektransformator Deze transformator wordt toegepast als voorschakelapparaat in gasontladingsbuizen. De kern is voorzien van een shunt waardoor de lekflux vergroot. De spaarlektransfo zorgt hierdoor voor : • een hoge ontsteekspanning • het noodzakelijke spanningsverlies door de lekflux met een beperking van de stroom door de lamp. 4.8 De Scott-transformator Het doel van een Scott-transformator is een driefasenspanning omzetten in een tweefasenspanning of omgekeerd. Deze transformator wordt gebruikt voor de voeding van een tweefaseninductiemotor met poolomschakeling. L1 L2 L3 N1.√3/2 N1/2 Bij de in 1 aangegeven wikkelverhoudingen zal het driefasige systeem twee spanningen U1U2 en V1V2 op die 90° t.o.v. elkaar verschoven en in amplitude gelijk zijn. N1 U1 N1/2 N1 U2 V1 V2 Figuur HH Scott-transformator KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -38- 5. Constructie van transformatoren 5.1 de magnetische keten De magnetische keten bestaat uit kernen waarop de wikkelingen zijn aangebracht en uit jukken die deze kernen verbinden. Het geheel is gemaakt uit gelamelleerd dynamoblik met een plaatdikte van 0,3 tot 0,5 mm. Er zijn transformatoren van het kerntype en van het manteltype. Bij het manteltype zijn de lekfluxen kleiner, en de wikkelingen zijn mechanisch beschermd door het juk. Voor kleine transformatoren vinden we ook regelmatig de ringkerntransformator. juk juk kern kern KERNTYPE HS MANTELTYPE LS 3F-KERNTYPE 3F-MANTELTYPE Figuur II construktievormen van transformatoren Aangezien de spoel meestal een cirkelvormige doorsnede heeft (minimum wikkelinglengte voor maximum kerndoorsnede en beste weerstand aan elektromagnetische krachten.), zou ideaal gezien de kern ook een ronde doorsnede moeten hebben. Om technische redenen wordt bij kleine transfo’s toch een vierkante doorsnede genomen, bij grotere transfo’s is de kern opgebouwd uit meerdere plaatbreedten, zodat de doorsnede een trappenveelhoek wordt. Door de platen in evolvente krommen te plooien kan eventueel een doorsnede bekomen worden die bijna volledig cirkelvormig is. Figuur JJ kerndoorsnede KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -39- 5.2 wikkelingen Bij eenfasige transfo’s van het manteltype of bij driefasige transfo’s worden primaire en secundaire wikkeling meestal concentrisch geplaatst. De laagspannings-wikkeling wordt dan altijd tegen de kern geplaatst. Door haar grotere koperdoorsnede (I=groter) is ze sterker en dus minder onderhevig aan vervorming. Tussen primaire en secundaire windingen dient een bakelieten cilinder als isolatie. 5.3 isolatie en afkoeling Transformatoren voor grote vermogens worden altijd in olie geplaatst. Deze is dan zowel isoleermiddel als koelmiddel. De olie verbetert de isolatie van het papier rond de geleiders en van de bakeliet tussen de cilinders. Om tegelijkertijd afkoeling te bekomen, moet de olie kunnen circuleren tussen windingen en kern. Voor grote transformatoren zijn er bovendien nog verticale kanalen in de kern zelf. De opgewarmde olie moet dan verder gekoeld worden. manieren : Dit kan op verschillende • voor transfo’s tot 500kVA met afkoelribben op de ketel. • voor grotere vermogens met buiten de ketel geplaatste radiatoren, al dan niet met gedwongen luchtcirculatie. • voor zeer grote vermogens met afzonderlijke koeler en oliepomp. Om de olie bij verwarming te kunnen laten uitzetten is een uitzettingsvat voorzien. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -40- 6. Beveiliging van transformatoren Transformatoren moeten beschermd worden tegen kortsluiting, overbelasting en aardsluitingen. Daarnaast kan expliciet een bescherming tegen te hoge temperaturen voorzien worden (thermische beveiliging). Beveiliging tegen aardsluiting kan door middel van een differentieelbeveiliging. Bij een aardsluiting zijn de stromen in de transfo immers niet meer in evenwicht, waardoor de differentieelbeveiliging de transfo afschakelt. 6.1 Beveiliging tegen kortsluiting en overbelasting 6.1.1 beveiligingen aan de primaire zijde Hier is de beveiliging van de kabel die de transfo moet voeden van belang. Tijdens het inschakelen van de transformator, ontstaat er kortstondig een zeer hoge piekstroom (tot 25.In) gedurende minimaal 10 ms. De beveiliging moet deze piekstroom doorstaan zonder te functioneren. De gekozen beveiliging moet dus enerzijds voldoende klein gekozen worden om de voedingskabel te beschermen ( -> maximum kaliber), anderzijds niet te klein gekozen worden ( -> minimum kaliber) om bij inschakelen niet onmiddellijk te onderbreken. Aan deze voorwaarden kan voldaan worden met de volgende beveiligingen : • een smeltpatroon type aM (‘traag’) • een smalautomaat type C (met magnetische beveiliging op 5 á 10.In) • een smalautomaat type D (met magnetische beveiliging op 10 á 20.In) Onderstaande tabel geeft een indicatie over de te gebruiken beveiliging is in de primaire kring van de transformator. (voor een gegeven transformator-vermogen) Bij berekening van deze waarden werd uitgegaan van transformatoren met een piekstroom van ongeveer 25.In KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -41- vermogen (VA) 220V Mono 380V Mono automaat D smeltpatr aM automaat C 380V Driefasig smeltpatr aM automaat C automaat D smeltpatr aM automaat C automaat D 40 1 1 1 1 63 1 2 1 1 100 1 3 2 1 160 1 6 2 1 250 2 6 3 1 400 4 10 6 2 630 6 16 10 10 2 6 1000 10 20 10 16 6 4 10 6 1600 10 32 16 20 10 6 16 6 2500 16 20 32 16 6 20 10 4000 20 32 20 10 25 16 6300 25 38 32 16 20 10.000 50 60 38 20 32 16.000 32 38 25.000 40 60 40.000 63 75 Figuur KK minimum kalibers beveiliging primaire zijde transformator De gekozen beveiliging (overeenkomstig het transformatorvermogen) bepaalt dan natuurlijk welke de minimale doorsnede van de te gebruiken voedingskabel is. doorsnede geleider (mm2) Nominale stroom smeltveiligheid (A) Nominale stroom automatische schakelaar (A) 1,5 10 16 2,5 16 20 4 20 20 6 32 32-42 10 50 42-63 16 63 82 25 80 104 35 100 130 Figuur LL minimum doorsnede voedingskabel t.o.v. beveiliging tegen overbelasting KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -42- 6.1.2 beveiligingen aan de secundaire zijde Hier moet de transfo zelf beschermd worden. 6.1.2.1 bescherming tegen overbelasting Om dit risico te beperken moet het kaliber van de beveiliging kleiner of gelijk zijn aan de maximale secundaire stroom van de transfo. Er kan gekozen worden uit smeltzekeringen (eventueel te vervangen door een ‘multifuse’ beveiliging) of smalautomaten type C (zie tabel). Vermogen (VA) Primaire nominale spanning 127 V 40 secundaire maximum kaliber smeltpatroon gl of automaat type C 220 V 380 V 24 V 48 V 110 V 220 V 0,18 0,11 2 2 1 1 380 V 63 1 0,29 0,17 4 2 1 1 1 100 1 0,45 0,26 4 2 2 1 1 160 2 0,73 0,42 8 4 2 2 1 250 4 1,14 0,66 10 6 4 2 1 400 4 1,82 1,05 16 8 4 2 2 630 6 2,86 1,66 25 16 6 4 2 1000 8 4,55 2,63 40 20 10 6 4 1600 12 7,27 4,21 63 32 16 8 4 2500 20 11,40 6,58 25 12 8 Figuur MM maximum kalibers voor beveiliging secundaire wikkeling van een transfo tegen overbelasting 6.1.2.2 bescherming tegen kortsluiting Men moet ervoor zorgen dat zelfs bij een kortsluiting op het verst gelegen verbruikspunt de beveiliging binnen de 5 seconden uitschakelt. Ook hiervoor kan gekozen worden tussen smeltzekeringen (type gl, (‘snel’)) of universele automaten (type C). (in bepaalde gevallen is eveneens een automaat type B bruikbaar) KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -43- Voor de bepaling van het kaliber van deze beveiliging past men de volgende berekeningswijze toe : • bereken de minimum kortsluitstroom (kortsluiting op het verste punt van de installatie) met de volgende (benaderende) formule : Ik min uS = ( 2. ρ .l u U k% . )+ P 100 S 2 s met : U s = secundaire spanning van de transformator P = vermogen van de transformator U k% = kortsluitspanning van de transformator l = lengte van de verbinding in meter s = doorsnede van de verbinding in mm Ω.mm2 ρ koper = 0.027 (bij 150K overeenkomstig NFC15100) m • kies het kaliber zo dat de onderbrekingstijd maximaal 5s is voor een stroomsterkte Ik min smeltveiligheid type gl : I n ≤ I k min 4 I k min 8 I k min ≤ 4 automaat type C : I n ≤ automaat type B : I n • controleer of het kortsluitvermogen van de gekozen beveiliging voldoende is om de maximaal optredende kortsluitstroom (van de transfo) te onderbreken. Ik max transfo of : ≤ Ik max zekering I sec .100 ≤ I k U k% max zekering Voor smeltzekeringen kan het kortsluitvermogen variëren van 1OOOA (glaszekering 5x20mm met zand gevuld) tot 100kA (industriële patronen); voor automaten van 3000A tot 25kA. 6.1.2.2.1voorbeeld : bescherming tegen kortsluiting voor transfo TSN 630VA -220/24V KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -44- 2 x 2,5mm² / / Figuur NN min = 24V = 42A 2.0,027.15 24 ( .3,6% )+ 630 1,5 42A smeltzekering type gl : I n ≤ = 10,5A 4 _ 10A maximaal 42A automaat type C : I n ≤ 5,25A _ 5A maximaal 8 26 tegen .100 = 729A _ < 1000A I k max = 3,6 Ik 220V 2 2 verbruiker 15m Beveiliging kortsluiting 6.2 Voorbeeld gegeven : Een transformator 200VA 240/12V die een set van 2x2 halogeenlampen 12V/50W voedt op een afstand van 9m. De kortsluitspanning van deze transfo Uk% = 11%, de nominale secundaire spanning is 11,6V. gevraagd : • Beveilig de schakeling tegen kortsluiting en overbelasting • Bereken de benodigde installatiedraad-doorsnedes 200VA 2x1,5mm 16A Inom=8,2A 10A/T 230V/50Hz 10A/T 4x12V /50W 16A l=9m Figuur OO voorbeeld beveiliging transfo We kunnen berekenen dat in elk van de twee secundaire kringen een nominale stroom vloeit van 8,2A. Bij deze stroom ontstaat in een leiding met doorsnede 1,5 mm2 tussen transfo en verbruiker een spanningsval van 2,6V. Bij een nominale secundaire spanning van 11,6V rest bij de verbruiker slechts 9V. (= te laag). Geopteerd wordt voor een doorsnede van 2,5 mm2, waardoor de spanningsval beperkt wordt tot 1,6V, zodat de verbruiker 10V spanning krijgt. Voor deze doorsnede van 2,5 mm2 mag maximaal een smeltzekering van 16A of een automaat van 20A gebruikt worden. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -45- Us I k min = 2. ρ . l U U k% . )+ P 100 S 11,6V = 43A = 11,6V 11% 2.0,027.9 ( . )+ 16,4A 100 2,5 ( I k min 2 s Hieraan toetsen we de volgende beveiligingen : smeltveiligheid type gl : I n ≤ automaat type C : I n ≤ I k min 8 43A I k min _ I n max = 10A = 4 4 43A _ I n max = 5A = 8 Aangezien INom = 8,2 A voldoet de automaat niet (In max = 5A) We moeten ons dus beperken tot de smeltzekering van 10A. Tot slot moeten we nog controleren of de zekering de maximale kortsluitstroom van de transfo nog kan onderbreken. I k max transfo ≤ I k max zekering 16,4 .100 = 149A ≤ I k max zekering (1000A) 11% KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -46- 7. Parallel schakelen van transformatoren 7.1 voorwaarden voor parallel schakelen Men zegt dat twee of meer transformatoren parallel werken als ze door hetzelfde net gevoed worden en de secundairen op dezelfde belasting aangesloten zijn. De parallelschakeling moet dus bestaan voor beide wikkelingen. Bij goede parallelwerking wordt verondersteld dat er geen circulatiestromen vloeien in de onderlinge kring van de secundaire en dat de vermogensstroom zich evenredig met de nominale vermogens verdeelt. Hiervoor zijn de volgende voorwaarden vereist : 1. Opdat geen circulkatiestromen zouden vloeien moeten beide transformatoren dezelfde uitwendige karakteristiek hebben. Dit is praktisch het geval indien de nullast- en de vollastspanningen van de twee transfo’s gelijk zijn. De transfo’s moeten dus dezelfde nominale spanningen en nauwkeurig dezelfde transformatieverhouding hebben. 2. Opdat de belasting zich evenredig met de nominale vermogens zou verdelen, moeten we dezelfde kortsluitspanning hebben. Verwaarlozen we in het vereenvoudigd schema Xm en Rv, dan krijgen we voor de parallelschakeling het onderstaande vervangingsschema. A I' Re' Xe' I'' Re'' Xe'' B U1 Zl k.U2 C Figuur PP vereenvoudigd vervangingsschema parallelschakeling U AB = ( R’e + X ’e ).I’ = ( R’’e + X ’’e ).I’’ I’ Z’’e of : ’’ = ’ I Ze men wenst : I’ P’s U 1 .I’1N I’1N = = = I’’ P’’s U 1 .I’’1N I’’1N dus is : I’1N Z’’e ’ ’ ’’ ’’ = ’’ ’ _ Z e .I 1N = Z e .I 1N I 1N Ze ’ _ U 1kortsl = U ’’1kortsl KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -47- 3. Uiteindelijk is ook wenselijk dat de verschillende equivalente impedanties hetzelfde argument hebben. Hierdoor zullen de verliezen door joule-effekt tot een minimum herleid worden. De stromen I’ en I ‘’ geven samen de belastingsstroom I. Uit het vectordiagram is duidelijk dat U1 voor een bepaalde stroom I de deelstromen elk minimaal zijn als I' ze in elkaars verlegde liggen. I Aangezien over de impedanties Ze’ en Ze ‘’dezelfde spanning staat kunnen de stromen slechts eenzelfde argument hebben als ook de impedanties datzelfde argument hebben. In die situatie I'' zijn dus de stromen, en bijgevolg ook de ohmse verliezen Figuur QQ som van stromen bij minimaal. parallelschakeling 4. Er moet een juiste onderlinge verbinding zijn tussen de secundairen, zodat de secundaire spanningen U1 GOED U2 U1 FOUT U2 Figuur RR verbindingen parallelle transfo’s aan elkaar tegengesteld zijn in hun gesloten kring. voor driefasige transformatoren komen daar nog twee voorwaarden bij, namelijk : 5. De transformatoren moeten tot eenzelfde groep behoren, zoniet zou men na het verbinden van hun primaire op hetzelfde net aan de secundaire zijden voortdurend spanningen krijgen met eenzelfde absolute waarde, maar vectoriëel verschillend, waardoor grote circulatiestromen ontstaan. KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -48- 6. De fasevolgorde van de verschillende transformatoren moet dezelfde zijn. Een foute verbinding zou immers tussen 2 fasen een kortsluiting ontstaan zoals in punt 4. Om deze juiste fasevolgorde te controleren kan men bij de te schakelen transfo reeds één fase doorverbinden. Als men met een Voltmeter geen spanning meet aan de andere fasen is de fasevolgorde in orde. Anders moet men twee draden verwisselen. 1 2 V 3 V L1 L2 L2 7.2 voorbeeld Figuur SS fasevolgorde controle Twee transformatoren S1N = 100kVA en S2N = 200 kVA worden parallel geschakeld op U1 = 10 kV. De transformatieverkouding is dezelfde voor beide transfo’s. De procentuele kortsluitspanningen zijn respectievelijk Uk1 = 4% en Uk2 = 5%. a. Bereken het door de tweede transfo geleverde schijnbaar vermogen als de eerste transfo nominaal belast wordt. Hoe groot is dan het totaal geleverde schijnbaar vermogen ? b. Bereken het totaal geleverde schijnbaar vermogen als de tweede transfo nominaal belast is. oplossing : a. b. Tranfo1 volbelast S 1 = 100kVA = S 1N S1 S2 .U k1 (%) = .U k2 (%) S 1N S 2N S1 S 2N .U k1 . S2 = S 1N U k2 100 200 = .4. 100 5 = 160 kVA S tot = S 1 + S 2 = 100 + 160 = 260kVA besluit : bij nominaal belaste transfo 1 is transfo 2 onderbelast Tranfo2 volbelast S 2 = 200kVA = S 2N S2 S 1N .U k2 . S1 = S 2N U k1 200 100 = .5. 200 4 = 125 kVA S tot = S 1 + S 2 = 200 + 125 = 325kVA besluit : bij nominaal belaste transfo 2 is transfo 1 overbelast KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -49- 8. Oefeningen 1. De primaire wikkeling van een 1-f-transfo voor 10kV/220V 50Hz bevat 2000 windingen. Bereken N2, k, φMax. ( N2 = 44 windingen, k = 45,45, φMax = 22,5 mWb.) 2. De doorsnede van de ijzeren kern van een 1-f-transfo is 40 cm2 bij een vulfaktor van 90%. Indien BMax = 1,2 Wb/m2, bereken dan N1 en N2 voor een spanningsverhouding 660/380V 50 Hz. (N1 = 688 en N2 = 396 windingen) 3. De globale doorsnede van de kern van een 1-f-transfo is 35 cm2 bij een vulfactor van 90%. De maximale inductie bedraagt 1,46 Wb/m2. Bereken het aantal windingen van primaire en secundaire voor de volgende drie gevallen : 1) 2) 3) (opl. U1 = 380V, U2 = 220 V, 50 Hz U1 = 380V, U2 = 220 V, 60 Hz U1 = 380V, U2 = 220 V, 50 Hz met A=70cm2 bij vulfactor 90%. 1) N1=372, N2 = 215 windingen) 2) N1=310, N2 = 180 windingen) 3) N1=186, N2 = 108 windingen) 4. Een 1-f-transfo van 2 MVA levert volgende meetgegevens : U1 = 24kV, U2 = 3,2kV, Po1 = 6,25kW, R1 = 1033Ω, Io = 2,25% van I1N. Bereken : Io, Iv, Im en PFE. ( Io = 1,88 A, Iv = 0,26 A, Im =1,86 A en PFE = 2618 W. 5. Een eenfasige transfo van 100 kVA heeft een spanningsverhouding van 6000V naar 240V. De kortsluitproef geeft Uk1 = 200V, Ik1 = 16A, Pk1 = 1500W. De nullastproef geeft U2o = 240V, I2o = 12,5A, P2o = 400W. Bereken de nominale stromen I1 en I2. Stel een volledig equivalent schema op. (I1N = 16,67A, I2N = 410A, R1 = 2,93Ω, R2 = 4,7mΩ, X1 = 5,5Ω, X2 = 8,8mΩ, Rv = 144Ω, Xm = 19,37Ω.) 6. Een transfo van 2kVA is primair gewikkeld voor 220V, secundair voor 440V. De nullastproef geeft : U1o = 220V, I1o = 0,28A, P1o = 32W. De kortsluitproef geeft Uk1 = 22V, Ik1 = 9,09A, Ik2 = 4,545A, Pk1 = 48W. Bepaal Rv, Xm, Re, Xe en PFE. ( Rv = 1512,5Ω, Xm = 432,43Ω, Re = 0,58Ω, Xe = 2,35Ω en PFE = 31,96W.) KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -50- 7. Volgende gegevens zijn bekend van een eenfasige transfo : De kern bevat N1 = 2080 en N2 = 89 windingen. De kerndoorsnede A = 169 cm2 en Rm = 89422 A/Wb. De nullaststroom Io = 0,4 A bij cosϕo = 0,31. Bereken de magnetische inductie BMax en de spanningen E1 en E2. (BMax = 0,74 Wb/m2, E1 = 5773V, E2 = 247V) 8. De nullasttroom van een eenfasige transfo is 1A bij cosϕo = 0,3. Het aantal windingen secundair is de helft van het aantal windingen primair. Hoe groot is de primaire stroom als de secundaire inductief belast wordt met I2 = 20A en (I1 = 10,83A) 9. Een eenfasige transfo heeft een nominaal schijnbaar vermogen van 5 kVA. De primaire spanning U1 = 200V, en U2 = 40V. De nullaststroom Io = 2A bij cosϕo = 0,25. Indien PJ = PFE bereken dan : 1) rendement bij vollast en cosϕ2 = 0,8. 2) rendement bij halflast en cosϕ2 = 1. (η100% = 95,2% en η50% = 92,5%) 10. Een 10 kVA eenfasige transformator heeft primair een spanning van 2000 V en secundair 400V. De procentuele kortsluitspanning bedraagt 4%. Bereken de kortsluitspanning, kortsluitstroom en kortsluitvermogen. (Uk = 80V, Ik1N = 125A, Ik2N = 625 A, PkN = 250 kVA (nominaal !)) 11. Een 80 kVA eenfasige transfo heeft N1 = 400 en N2 = 80 windingen. De ohmse weerstanden bedragen R1 = 0,38Ω en R2 = 0,01Ω. De lekreactantie XL1 = 1,1Ω De primaire spanning bedraagt 2000 V, De ijzerverliezen mogen verwaarloosd worden. Bereken : 1) de kortsluitimpedantie Zk. 2) de koperverliezen 3) de procentuele kortsluitspanning Uk (%) 4) de nominale kortsluitstromen Ik1N en Ik2N (Zk = 2Ω, PJ = 1008 W, Uk = 4%, Ik1N = 1000A, Ik2N = 5000A) 12. Een driefasen transfo van 60 kVA 10 kV/380V (Ster-ster) heeft R1 = 1,5Ω per fase en R2 = 0,02Ω per fase. De ijzerverliezen bedragen 900 W. Bereken : η als P2 = 60kW bij cosϕ2 = 1 η als P2 = 6kW bij cosϕ2 = 1 η als S2 = 60kVA bij cosϕ2 = 0,8 ηdag als S2 = 60kW bij cosϕ2 = 0,8 gedurende 5 u per dag, terwijl de transfo 24u/24u aangesloten blijft op het hoogspanningsnet. (η1 = 97,6%, η2 = 87%, η3 = 97,06%, ηdag = 90,78%) KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -51- 13. Een driefasentransfo van 80 kVA is in ster-ster geschakeld op spanningen 10kV/380V. De faseweerstanden bedragen respectievelijk R1 = 1,3Ω en R2 = 0,015Ω. De nullastproef wordt uitgevoerd met Uo2 = 220V, Io2 = 10A en Po2 = 510 W (bij een kortgesloten A-meter) De spanningsspoel van de Wattmeter heeft een weerstand van 12600Ω. Bereken : η als P2 = 80kW bij cosϕ2 = 1 η als S2 = 35kVA bij cosϕ2 = 0,8 ηdag als S2 = 70kW bij cosϕ2 = 0,8 gedurende 8 u per dag, terwijl de transfo 24u/24u aangesloten blijft op het hoogspanningsnet. (η1 = 97,2%, η2 = 94,4%, ηdag = 91%) 14. Een driefasentransfo met η=98,3% is in driehoek-ster geschakeld op spanningen 10kV/380V 50Hz. De transfo levert vermogen aan een driefasige motor 380V, 50 Hz, Pn = 18,5kW, cosϕ = 0,85, η=88%. Bereken de primaire en secundaire lijnstromen van deze transfo. (Il1 = 1,45A en Il2 = 37,58A) 15. Een driehoek-zigzag transformator moet voorzien zijn voor 10kV/380V. Het aantal primaire wikkelingen is 2000. Bereken het aantal wikkelingen per secundaire deelwikkeling of spoel. (N2’ = 26 windingen) 16. EEn driefasentransfo heeft op iedere kern drie dezelfde wikkelingen liggen. Een eerste doet dienst als primaire, in ster op 380V aangesloten. De twee andere wikkelingen worden in zigzag geschakeld. Bereken de secundaire lijnspanning. (Ul2 = 660V) 17. Een driefasen transformator Driehoek-Ster levert 50kVA bij Ul2 = 380V. De wikkelverhouding (N1/N2) = 15. Bepaal : - Het aantal windingen van een primaire spoel. - de primaire en secundaire vollaststromen. - de primaire lijnspanning. indien N2 = 57 windingen. (N1 = 855 windingen, I1 = 8,75A, I2 = 75,97A, Ul1 = 3300V) 18. De primaire van een autotransfo wordt aangesloten op een spanning van 380V. Er vloeit een primaire stroom van 27A bij een secundaire spanning van 220V. Bereken : de secundaire stroom I2, het schijnbaar vermogen S1 en S2, het getransformeerd schijnbaar vermogen S’ van de transfo. (I2 = 46,64A, S1 = S2 = 10,26kVA, S’ = 4,32kVA) KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -52- 19. Een autotransformator met 1980 windingen is aangesloten op een spanning van 600V. De secundaire spanning wordt afgetakt over 726 windingen. Het rendement van deze transfo is 96% bij een secundaire ohmse belasting van 110Ω. Bereken : de primaire stroom I1 de secundaire stroom I2 het primair schijnbaar vermogen S1 het secundair schijnbaar vermogen S2 (I1 = 0,764A, I2 = 2A, S1 = 440VA, S2 = 458VA) 20. Een autotransformator heeft een effectief schijnbaar vermogen van 2kVA. De primaire spanning is 450V, het aantal primaire windingen bedraagt 900. De secundaire spanning is 220V, en het rendement bedraagt 97%. Bereken : het aantal secundaire windingen N2 de primaire stroom I1 de secundaire stroom I2 het totaal schijnbaar vermogen S1 (N2= 440, I1 = 8,96A, I2 = 17,78A, S1 = 4,034 kVA) KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -53- 9.BIBLIOGRAFIE Elektrische Maschinen : Einfuhrung in die Grundlagen; SEQUENZ, Heinrich; SpringerVerlag 1971 Electrotechnik Fachsutfe 1 und 2 Energietechnik, Fachzeichnen; HORNEMANN E., Hubscher H., Klaue J., Schierack K.; Westermann Braunschweig 1984 Electrotechnik; ZASTROW, Electrical Installations handbook part 1 : power supply and distribution systems; SEIP, Gunter G.; Siemens (Munchen) & Wiley (Chichester) 1987 Kursus Transformatoren; PEETERS René; KIHL Gedifferentieerd leerpakket Elektriciteit 4; STANDAERT K., VAN DER BORGT F.; Standaard Educatieve uitgeverij Antwerpen 1987 Katalogus Elektrisch Installatiematerieel; LEGRAND Belgie NV, Diegem 1991 met speciale dank aan EREA NV, Wijnegem voor diverse informatie. Jan Elsen, 1993-1995-1996 KHLim dep. IWT basis-elektriciteit graduaat EM/EL Transformatoren -54-