IJ01_p32_33_35-kwaliteit 06-01-2006 10:29 Pagina 32 DE KWALITEIT VAN ELEKTRICITEIT Mogelijke afwijkingen spanning toegelicht De aanwezigheid van elektriciteit wordt in Nederland als vanzelfsprekend beschouwd. Evenals het feit dat de elektriciteit van de juiste kwaliteit is. De ideale elektrische voorziening is een perfecte sinusvormige spanning. In de praktijk is de ideale spanning echter niet aanwezig. In dit artikel worden diverse afwijkingen kort toegelicht. Het wegvallen van de elektrische voorziening is in ons land, in tegenstelling tot in sommige andere landen, een bijzonderheid. Deze hoge betrouwbaarheid is voor een belangrijk deel te danken aan het feit dat een groot deel van het elektriciteitsnet in Nederland met kabel is uitgevoerd en dus in de grond ligt. Hierdoor zijn we minder afhankelijk van slechte weersomstandigheden zoals bliksemontladingen en storm. Graafwerkzaamheden kunnen echter wel weer leiden tot beschadigingen van de kabel en dus tot onderbreking van de elektrische voorziening. Ideaal De ideale elektrische voorziening is een perfecte sinusvormige spanning, zoals aangegeven in figuur 1, met het juiste niveau en de juiste frequentie (aantal wisselingen per seconde). incidentele afwijkingen. Figuur 2 geeft een overzicht van de mogelijke afwijkingen en op welke manier ze voorkomen. Figuur 2: Mogelijke afwijkingen. Een andere mogelijke indeling is of de afwijking te wijten is aan aangeslotenen of aan gebeurtenissen in het net. De continue gebeurtenissen ontstaan door omstandigheden die bij een aangeslotene of meerdere aangeslotenen liggen. Een aanloopstroom van een motor kan bijvoorbeeld flikker veroorzaken. Een grote hoeveelheid schakelende voedingen kan leiden tot een vervormde spanning. Er is dus een interactie tussen het net en de installatie van de klant, zoals aangegeven in figuur 3. De netbeheerder zorgt er voor dat er een elektriciteitsnet ligt waarop de klant is aangesloten. Daar wordt door de netbeheerder een juiste spanning aangeboden (zie figuur 3). Als op deze spanning een toestel wordt aangesloten gaat er een stroom lopen. Deze stroom heeft weer invloed op de aangeboden spanning. Een hele grote stroom leidt tot meer spanningsverlies en dus tot een lagere spanning. Een vervuilde stroom (geen sinusvormige stroom) leidt tot een vervuiling in de spanning. De aangesloten klanten hebben op deze manier dus ook invloed op de kwaliteit van de spanning. Behalve een onderbreking van de elektrische voorziening zijn de volgende afwijkingen in de spanning mogelijk: – te hoge of te lage spanning; – te hoge of te lage frequentie; – spanningsdip; – afwijking van de sinusvorm; – snelle variaties in het niveau van de spanning; – piekspanningen. Figuur 4: korte onderbreking. Figuur 1: Ideale spanningsvorm. In de praktijk is de ‘ideale’ spanning meestal niet aanwezig. Er zijn diverse afwijkingen mogelijk die onder te verdelen zijn in continue afwijkingen en 32 INSTALLATIE JOURNAAL / JANUARI 2006 Figuur 3: Relatie tussen stroom en spanning. Een onderbreking in de elektrische voorziening is vrijwel altijd een gevolg van een defect in het elektriciteitsnet. Dit defect heeft een grote stroom (kortsluitstroom) tot gevolg die moet worden afgeschakeld waar- IJ01_p32_33_35-kwaliteit 06-01-2006 10:29 Pagina 33 in de Figuur 5 laat zien in hoeverre de verschillende netvlakken (hoogspanning HS, middenspanning MS en laagspanning LS) de afgelopen jaren hebben bijgedragen aan het aantal storingsminuten per jaar. De meeste onderbrekingen als gevolg van een storing zijn het directe gevolg van graafwerkzaamheden, waarbij een kabel wordt beschadigd. In een elektriciteitsnet zijn veel belastingen aangesloten. Op momenten dat er een grote belasting is (veel toestellen aangesloten) dan zal de spanning op de aansluitpunten gaan dalen. De klant die op de uiteinden van het net is aangesloten zal de laagste spanning krijgen. Uiteraard moet deze nog wel voldoen aan de eerder genoemde waarden. Als er vrijwel geen belasting is dan zal de spanning op zijn hoogst zijn. De spanning op de aansluitpunten kan nog verder worden verhoogd als er aan de uiteinden van het net veel decentrale opwekkers zijn aangesloten. Dit kunnen windmolens of zonnepanelen zijn. De netbeheerder moet rekening houdend met de variaties in belasting en de decentrale opwekkers de spanning binnen de 207 en 253 volt houden. Te hoog of te laag Het niveau van de spanning is binnen Europa vastgesteld op 230 volt. Dit is de zogenoemde nominale span- Alle toestellen moeten geschikt zijn voor de nominale spanning van 230 volt en een mogelijke afwijking van + of – 10%. Dit is weer gelijk aan de Figuur 5: Bijdrage van HS-, MS- en LS-net aan aantal storingsminuten per jaar. Wijk met woningen waarbij het dak is voorzien van zonnepanelen. spanningen van 207 en 253 volt. Gedurende een langere tijd een te lage spanning kan problemen geven bij de goede werking van een toestel. Meestal treedt er geen schade op. Een te hoge spanning, gedurende langere tijd, kan een verkorting van de levensduur van toestellen (bijvoorbeeld gloeilampen) tot gevolg hebben. De frequentie in het Europese net is 50 hertz. Dit betekent dat de sinusvorm 50 maal per seconde voorkomt. Sommige klokken stemmen hier hun tijdinstelling op af. Afwijkingen in de frequentie kunnen dus leiden tot een weergave van de verkeerde tijd. Omdat het Nederlandse net gekoppeld is met het buitenland (het hele Europese net is met elkaar gekoppeld) treden frequentieafwijkingen niet of nauwelijks op. Spanningsdip Het niveau van de spanning kan kortstondig in elkaar zakken. Vrijwel altijd is dit het gevolg van een defect in het elektriciteitsnet. Bij de betrouwbaarheid is al aangegeven welke oorzaken er zijn bij onderbrekingen in het net. Voor een beperkt aantal klanten leidt een fout in het net tot een onderbreking. De kabel die defect is, wordt afgeschakeld. Stel dat dit in één seconde gebeurt. Klanten die zijn aangesloten op de Figuur 6: Spanningsdip. INSTALLATIE JOURNAAL / JANUARI 2006 33 TEKST: SJEF COBBEN door er voor een aantal klanten een onderbreking zal optreden. Als de fout in het laagspanningsnet optreedt dan is het aantal getroffen klanten relatief gering, maar de hersteltijd kan meerdere uren bedragen. Bij een fout in het middenspanningsnet worden er meer klanten getroffen door de onderbreking maar de hersteltijd is korter (meestal binnen een uur). Een fout in het hoogspanningsnet treft zeer veel klanten maar de hersteltijd is heel kort. Door automatische af- en omschakelingen kan de voorziening weer binnen seconden hersteld zijn. ning. De netbeheerder, die moet zorgen voor het transport van de elektrische energie, moet een spanning leveren die ligt tussen de 207 en 253 volt. Gedurende vijf procent van de tijd (gemeten binnen een week) mag de spanning liggen tussen de 196 volt en 253 volt. Dit criterium is, evenals de meeste andere kenmerken van de spanning, vastgelegd in de netcode. Deze netcode wordt bepaald en uitgegeven door de DTE, de dienst toezicht energie. De netcode is van de website van DTE te downloaden (www.nma-dte.nl). IJ01_p32_33_35-kwaliteit 06-01-2006 10:29 Pagina 35 defecte kabel zullen een onderbreking van de levering ondervinden. Klanten die niet zijn aangesloten op de defecte kabel, maar wel in de omgeving hiervan, zullen gedurende deze seconde een dip in de spanning kunnen zien. De hinder die wordt ondervonden van een dip is afhankelijk van de duur van de dip en van de diepte (hoever zakt de spanning in elkaar). Ook de uitvoering van de toestellen speelt een belangrijke rol. Vaak zijn toestellen uitgevoerd met een kleine back-up voorziening (bijvoorbeeld een batterij) om nog gedurende korte tijd de instellingen vast te houden. De meeste toestellen zijn ook voorzien van een elektronische voeding in of buiten het toestel die ook bij zeer lage spanningen blijft werken. Een behoorlijke dip wordt ’s avonds meestal opgemerkt door een dip in het verlichtingsniveau, maar verder zijn er in de huishoudelijke omgeving meestal geen problemen. Bij de industrie is de gevoeligheid voor een dip afhankelijk van het soort proces en de opbouw van de installatie. Bedrijven die gevoelig zijn voor dips zijn bedrijven met veel synchroon lopende machines (papierfabrieken), veel dataverkeer (banken), of met ovens in combinatie met transportsystemen (grote bakkerijen, fritesbedrijven en dergelijke). Het is van belang om bij de opbouw van een proces rekening te houden met mogelijk optredende dips. Een mogelijkheid hiertoe is gevoelige apparatuur te voorzien van een UPS. Een andere mogelijkheid is een snelle herstartprocedure om de kosten van een dip te reduceren. Sinusvorm Kleine afwijkingen in de vorm van de spanning zijn onvermijdelijk omdat de stroom die veel toestellen vragen al grote afwijking van de sinusvorm toont. Figuur 7 toont een typische Figuur 7: Afwijkingen in de spanningsvorm. stroomvorm voor een elektronische voeding die bij veel toestellen wordt gebruikt. Dit leidt tot de weergegeven verandering van de spanning. Als er een grote stroom optreedt dan daalt de spanning. Hierdoor wordt de spanning in de top iets vlakker. Een grote vervorming van de spanning leidt tot extra verliezen en dus tot extra warmteontwikkeling. Bij extreme vervormingen kan een toestel niet meer goed functioneren. Deze extreme vervormingen treden doorgaans alleen in zeer bijzondere gevallen op. Een specifiek probleem wat kan optreden is het ontstaan van 3e harmonische stromen. Bij een normale driefasige symmetrische belasting is de som van de stromen in de fasen nul en loopt er geen stroom door de nulleider. Als er in de fasestromen een behoorlijke 3e harmonische stroom loopt dan zal er een drievoud van deze stroom door de nulleider gaan lopen. Er is namelijk tussen de 3e harmonische stromen geen faseverschuiving. Hierdoor zal ook bij een symmetrische belasting een grote stroom door de nulleider gaan lopen met mogelijk overbelasting tot gevolg. In de NEN 1010 wordt hiervoor de nodige aandacht gevraagd. Als de 3e harmonische stroom in de fasegeleiders de tien procent overschrijdt dan mag de nulgeleider al niet meer de helft zijn van de fasegeleider. Variaties Bij het inschakelen van toestellen gaat er een stroom lopen die leidt tot een kleine verlaging van de spanning. Sommige toestellen hebben bij inschakeling kortstondig een grotere stroom nodig die dan ook weer leidt tot een grotere kortstondige spanningsdaling. Als deze toestellen regelmatig worden ingeschakeld dan zal ook de spanning regelmatig in elkaar zakken. Deze variatie in de spanning is beperkt (er is dus geen sprake van een dip) maar is wel merkbaar in het niveau van de verlichting. Diverse lampen zijn gevoelig voor het spanningsniveau. Bij een lagere spanning zal ook het verlichtingsniveau dalen. Teveel variaties in de spanning kunnen op den duur hinderlijk zijn. Dit probleem kan optreden door bijvoorbeeld liftinstallaties, lastoestellen en soortgelijke toestellen die regelmatig worden ingeschakeld (liften) of grote stroomvariaties hebben (lastoestellen). Deze afwijking van de spanning levert alleen hinder op door de variaties in de verlichting. Voor de goede werking van de aangesloten toestellen heeft dit geen gevolgen. Een mogelijke oplossing is om de gevoelige lampen (gloeilampen) te vervangen door lampen met een elektronische voeding. Piekspanningen Op de sinusvormige netspanning kunnen soms pieken optreden, zoals weergegeven in figuur 8. Deze pieken kunnen het gevolg zijn van bliksemontladingen. Ook door schakelhandelingen in het net of uw eigen installatie kunnen tijdelijk piekspanningen ontstaan. Figuur 8: Piekspanning. Toestellen moeten voor de meest voorkomende piekspanningen zijn ontworpen. Piekspanningen kunnen tot beschadiging van toestellen leiden. Deze piekspanningen kunnen via het elektriciteitsnet op de toestellen komen. Er zijn echter ook andere wegen mogelijk. Ook via een eigen aardingssysteem kan een piekspanning (ten gevolg van bliksemontladingen) op de toestellen komen. Alle installatieonderdelen en toestellen moeten een piekspanning van een bepaalde waarde kunnen hebben. Conclusie De goede werking van alle aangesloten installaties en toestellen op het net is afhankelijk van de kwaliteit van de aangeboden spanning. De kwaliteit van de aangeboden spanning is weer afhankelijk van de aangesloten installaties en toestellen. Deze interactie vraagt om een betere afstemming en normering op het aansluitpunt. Overleg tussen de netbeheerder en de aangeslotene is van belang om hinder voor anderen te voorkomen. In volgende artikelen worden specifieke afwijkingen diepgaander behandeld. De volgende keer gaan we meer in detail in op het aspect spanningsIJ niveau. INSTALLATIE JOURNAAL / JANUARI 2006 35