Wat ons onderscheidt van de apen Romantiek en kunstenaarschap 1. Geachte premier Rutte Op het Malieveld Het standaardbeeld van de romantiek Aanjagers Etymologie Licht en duister Wegbereiders: preromantiek 2. Romantiek 1800-1850 Verzet en aanvulling Het romantische programma Romantische thema’s, romantisch kunstenaarschap 3. Na 1850 De doorwerking van de romantiek Een romantische orde? Terug naar het Malieveld Besluit: kunstenaarschap 2.0? 4. Samenvatting 5. Verder lezen 6. Opdracht 1 1. Geachte premier Rutte Op het Malieveld “Geachte premier Rutte, er bestaan in deze materiële wereld een paar zaken die ons scheiden van de apen. Kunst is daar één van. Verder zijn er nog de nutteloze noodzaak om kennis te vergaren, en om andere mensen te helpen. Kunst, kennis, altruïsme maken ons tot mens. Wanneer een regering daarvoor geen geld meer wenst uit te trekken maar integendeel besluit vooral en juist op deze vlakken te bezuinigen, wetend dat de behaalde winst miniem zal zijn, dan zegt dat iets over ons beschavingspeil. Dit kabinet toont enkel zijn grijns en zijn tanden. Het trekt ons terug naar het dierenrijk. En natuurlijk, wij kunnen al ons geld ook uitgeven aan eten, wonen, neuken en slapen. Want kunst irriteert, zoals een asielzoeker irriteert, zoals twijfel of nuance, of de klachten van iemand die lijdt aan depressies. Stuk voor stuk zaken die ons doen twijfelen aan utopieën - zoals daar zijn: de raszuivere natie, of de heilstaat van de vrije markt. Dát is de reden van uw rancune. Het gaat vandaag niet over kunst. Dit kabinet haalt de mens uit ons weg.” Met deze woorden besloot Ramsey Nasr, „Dichter des Vaderlands‟, op 27 juni 2011 zijn toespraak waarmee de „Mars der Beschaving‟ eindigde, een protest van kunstenaars en kunstminnenden tegen voorgenomen bezuinigingen op cultuur. Vele sprekers waarschuwden de regering. Het gaat ons niet om de bezuiningingen an sich, zo klonk het telkens weer, maar om de manier waarop ze aan de man worden gebracht: met onverholen leedvermaak en kennelijke minachting voor fundamentele waarden, die de basis vormen van onze beschaving, ja, van beschaving als zodanig. Want: beschaving maakt ons tot mens. Nasr schetste met afgrijzen de nieuwe Nederlandse samenleving, waarin welzijn, ontwikkeling, ontplooiing, verbeelding en creativiteit als onbruikbaar en irrelevant terzijde worden geschoven, want onkwantificeerbaar en immaterieel. Ramsey Nasr spreekt op het Malieveld, 27 juni 2011 2 Inderdaad lijkt het alsof de kernwaarden die Ramsey Nasr verdedigt sterk aan erosie onderhevig zijn geraakt. En inderdaad zijn het vooral kunstenaars die het moeten ontgelden. De waarden waarop zij hun bestaan hebben gegrondvest, worden kennelijk nog maar door een klein deel van de Nederlandse bevolking gedeeld. Dreigt de beschaving inderdaad in elkaar te storten? Ramsey Nasr argumenteert vanuit een waardenstelsel, dat binnen de wereld van kunst en cultuur bijna vanzelfsprekend is. Maar hoe vanzelfsprekend zijn die waarden eigenlijk? Wie zijn kunstgeschiedenis kent, kan in het kunstenaarsprotest van 2011 een opvatting over kunst en cultuur beluisteren die inmiddels een lange geschiedenis kent, maar die zeker niet van alle tijden is: een manier van denken die grotendeels afkomstig is uit de eerste helft van de negentiende eeuw, het tijdperk van de romantiek. In deze tekst kijken we naar het romantische denken. We volgen het romantische van zijn wortels in de Verlichting, via het programma van de vroeg negentiende-eeuwse romantici naar zijn doorwerking in even vitale als omstreden denkbeelden over kunst, om ons tenslotte af te vragen wat een hedendaags kunstenaarschap in dit licht zou kunnen inhouden. Het standaardbeeld van de romantiek Als je in Google Afbeeldingen de zoekterm „romantiek‟ invult, krijg je zo‟n half miljoen resultaten, die in ruwweg twee categorieën uiteenvallen. Enerzijds zijn er de suikerzoete plaatjes van knuffelende geliefden, paarden voor een oranje zonsondergang en weeïge softporno. De andere helft wordt gevormd door schilderijen van onherbergzame landschappen met eenzame ruïnes en dramatische zeegezichten waar orkanen nietige scheepjes doen vergaan. Je krijgt zo al snel een beeld van een begrip dat je niet helemaal serieus kan nemen: het is allemaal te zoet of te pathetisch. Is romantiek dus hoofdzakelijk kitsch? Romantiek volgens Google Afbeeldingen 3 Wie iets dieper graaft, en voorbij de obligate plaatjes kijkt, merkt dat de zaken ingewikkelder liggen. Sla een kunsthistorisch handboek op, en zoek daarin de voorbeelden van romantische schilderkunst op. Er komen grandioze werken van Géricault, Delacroix, Friedrich, Böcklin, Blake en Turner voorbij. En al net zulke grote namen duiken op in de muziekgeschiedenis: baanbrekende componisten als Beethoven, Schubert, Bruckner, Mahler, Puccini, Wagner worden als volbloed romantici aangemerkt. Caspar David Friedrich, Klosterfriedhof im Schnee, 1819 Aanjagers Romantiek is veel meer dan het cultuurvak, dat na een hevige bloei tussen 1800 en 1850 gaandeweg verwaterde tot een verzameling halfzachte clichés. De romantiek behelsde niet minder dan een alomvattende wijze van denken, leven, in de wereld staan: het was een filosofisch gestoelde tendens waar behalve een nieuw soort kunstbeoefening ook een nieuwe maatschappelijke orde, nieuwe religieuze inzichten en nieuwe wetenschapstakken uit konden worden afgeleid. De negentiende-eeuwse romantici waren intellectuele revolutionairen, die het aanzien van de westerse wereld radicaal veranderden. Als het om grote historische ontwikkelingen gaat, is het altijd moeilijk om te beslissen wat er eerder was, de kip of het ei. In het geval van de romantiek kunnen we vaststellen dat in de loop van de achttiende eeuw zich een aantal ontwikkelingen voordeed, die de aanzet vormden voor het ontstaan van de romantiek en het romantische denken. Zo maakte de Franse Revolutie (1789), met zijn appèl op vrijheid, gelijkheid en broederschap in heel Europa indruk. Parallel aan het verval van het ancien régime groeide er ontevredenheid over de zelfgenoegzaamheid van de 4 Verlichting. Het allesoverheersende rationalisme daarvan bracht ambitieuze jongelui in verzet. Zij bestemdelden zichzelf als romantisch. Etymologie Het woord „romantisch‟ zoals de vroege romantici het gebruikten, verwees naar het oudere begrip „roman‟. Het Roman was het middeleeuwse volkslatijn in Frankrijk. Berijmde verhalen, waaronder de bekende „ridderromans‟ waren in deze taal geschreven. In deze verhalen gaat het steevast over heldhaftige ridders die, draken verslaand, naar de hand dingen van schone jonkvrouwen. Romantiek betekende voor de romantici de kunst om het leven glans te geven door mooie verhalen te vertellen, om het leven dichterlijk te maken. Middeleeuwse miniatuur met de legende van Parsifal Bibliothèque Nationale, Poitiers, 15e eeuw De eerste romantici waren dan ook vooral geletterden: dichters als Friedrich Hölderlin, Clemens Brentano en Novalis, filosofische auteurs als August Wilhelm en Friedrich Schlegel en een toneelauteur als Ludwig Tieck. Maar de lijst is veel langer. Deze vroege romantici onderhielden in de eerste jaren van de negentiende eeuw nauwe contacten met elkaar. Ze ontmoetten elkaar in toenmalige universiteitssteden als Weimar, Jena, Hamburg, Leipzig, Berlijn. Ze discussieerden op het scherp van de snede, publiceerden pamfletten, literatuur en filosofische geschriften, en promootten elkaars werk. Vier beroemde aanjagers van de romantiek: A.W. von Schlegel, F. von Schlegel, Novalis en F. Hölderlin Licht en duister De romantici vonden elkaar allereerst in hun behoefte om voorbij de Verlichting te geraken, althans, om die op een hoger plan te brengen. Wat was er dan zo mis met die Verlichting? In de achttiende eeuw was er een enorm vertrouwen in de kracht en macht van de menselijke Rede ontstaan. Verlichtingsdenkers, zoals René Descartes, vonden dat de mens zich kon en moest ontdoen van alle vormen van irrationaliteit, bijgeloof, sterrenwichelarij en kwakzalverij. Het model voor die onderneming was de exacte wetenschap. Langs redelijke, verstandelijke weg zou het mogelijk zijn om barbarij en ledigheid te overwinnen en zo de mensheid te veredelen. Verstandigheid, nut en doelmatigheid waren de hooggeachte waarden. Zoals men zocht naar wetmatigheden in de natuurwetenschap, zocht ment die ook in de kunst. Naar analogie met 5 Newtons gravitatiewetten, veronderstelde men dat er ook zulke universele wetmatigheden bestonden die ten grondslag lagen aan harmonie en schoonheid. Sterker: men ging er min of meer vanuit dat deze harmoniewetten al waren gevonden door de oude Grieken, zodat de klassieke oudheid als voorbeeld diende voor de kunst. Kunstenaarschap betekende ten tijde van de Verlichting dus vooral het beheersen van de classicistische regelen der kunst. De taak van een architect was op basis van mathematische harmonieprincipes, die overal in de natuur herkend kunnen worden, gebouwen en steden te ontwerpen. De taak van schilders en beeldhouwers was om de volmaaktheid van de schepping te laten zien. Kunstwerken kon je beschouwen als visuele leerstukken, vergelijkbaar met wetenschappelijke teksten die de werkelijkheid beschrijven en verklaren. Illustratie uit L‟homme van René Descartes, 1729: de mens geïnterpreteerd in termen van natuurwetten Maar in de loop van de achttiende eeuw ontstond gaandeweg scepsis jegens het onbegrensde vertrouwen in de Rede van het Verlichtingsproject. De filosoof Immanuel Kant toonde pijnlijk onweerlegbaar aan dat onze redelijke vermogens wel degelijk hun grenzen kennen. De Rede stelt ons weliswaar in staat om veel betrouwbare kennis op te doen, waarmee we fantastische machines kunnen bouwen en tal van ziekten bestrijden, maar tegelijk moet ook heel veel noodzakelijkerwijs duister voor ons blijven, juist ook met betrekking tot wat die Rede zelf eigenlijk is. Zo groeide een onbehaaglijk gevoel dat het rationalisme van de Verlichting een essentieel deel van het mens-zijn ontkende: de gevoelsmatige, intuïtieve, instinctieve kant. De romantici ontkenden niet de kracht van de Rede, maar verwierpen de eenzijdige nadruk op het verstandelijke. Om werkelijk mens te worden moest men juist ook ruimte geven aan het irrationele, aan de duistere diepten van de ziel. 6 Wegbereiders: preromantiek De romantiek neemt na 1800 een grote vlucht, maar een aantal invloedrijke wegbereiders uit de late 18e eeuw, de zogenoemde „preromantici‟, mag hier niet onvermeld blijven. De filosoof Edmund Burke bracht de bijzondere werking van het sublieme als tegenhanger van het schone onder de aandacht. Het sublieme is wat ons dodelijke schrik bezorgt, en daarmee een gevoel van onderworpenheid aan machten die ons ver te boven gaan. Kunstenaars als Goya en Piranesi gaan zich toeleggen op het verbeelden van gruwelijke en duistere kanten van de mens en komen zo dicht in de buurt van Burkes ideeën over het sublieme. De filosoof Jean-Jacques Rousseau bepleitte een terugkeer naar een kinderlijke onschuld, die hij als „natuurlijk‟ beschouwde ten opzichte van de burgerlijke, van zijn oorsprong vervreemde stadsmens. En een groep Duitse schrijvers tenslotte, waaronder Johann Wolfgang von Goethe, Johann Gotfried Herder en Friedrich Schiller, ontwikkelde een literaire stijl die streeft naar vrijheid ten opzichte van de classicistische regels. Men noemt dit de Sturm und Drang-periode, verwijzend naar de stormachtige emoties waaronder de personages in hun verhalen en toneelwerken lijden. Sturm und Drang: illustratie uit „Die Leiden des jungen Werther‟ (1774) van Goethe 7 2. Romantiek 1800-1850 Verzet en aanvulling Hoewel de romantiek na 1800 in heel Europa wortel schoot, is de filosofische onderbouwing ervan allereerst een kwestie van de hierboven al genoemde Duitsers Schiller, Schlegel, Novalis, Tieck en Hölderlin. Deze ideologische grondleggers van de romantiek benadrukten tegenover het Verlichtingsrationalisme de volgende waarden: Bildung Om een volwaardig mens te zijn, moet men al zijn gaven, en niet slechts de verstandelijke ontwikkelen. Om waardevol te leven, moet men zich breed ontplooien. Het gaat om Bildung, algemene vorming. Verbeelding Een van de krachtigste faculteiten van de mens is de verbeelding. De romantici willen die verbeelding alle ruimte geven. In hun verbeelding vluchten ze graag weg uit de „gewone‟ werkelijkheid, naar fantastische, exotische oorden, afgelegen in tijd en plaats. Gevoel Alle mogelijke gevoelsmatige ervaringen moeten opgezocht en in kaart gebracht worden; niet alleen de prettige, maar vooral ook de extreme, gevaarlijke en duistere. Subjectiviteit De romantici erkenden geen onderscheid tussen objectief en subjectief. De wereld is één geheel, één organisme, en de mens maakt daar deel van uit. Het subjectieve, dat in rationalistische ogen altijd verdacht is, want onwetenschappelijk, is juist essentieel voor de romanticus om zich met het geheel van de wereld te kunnen verstaan. Oprechtheid Het gaat er niet om of emoties zedelijk of onzedelijk zijn. Het gaat er om dat ze echt, oprecht, authentiek zijn. Kunst is het middel bij uitstek om gevoelens te onderzoeken en tot uitdrukking te brengen. Goede kunst herken je dan ook aan de echtheid, de authenticiteit van de onderliggende emotie die ermee tot uitdrukking komt, en niet aan zoiets banaals als „goede gelijkenis‟. Genie De mensheid brengt genieën voort, tomeloze talenten die in staat zijn om ver voorbij academische regels te kijken en te scheppen vanuit een instinctieve aandrang. Kunst bloeit bij de gratie van de cultus van het genie. Ludwig von Beethoven (1770-1827) gold al snel als het schoolvoorbeeld van het gepassioneerde romantische genie Portret door K.J. Stieler, 1819/20 8 Het romantische programma De cultus van Bildung, verbeelding, gevoel, subjectiviteit, authenticiteit en genie leidde tot een bijna programmatische vernieuwingsdrift, waarin de kunst een allesbepalende rol ging spelen. Dit zijn de voornaamste kernpunten van het romantische programma: Romantiseren en mythologiseren Met behulp van de verbeelding verheft men het leven uit zijn alledaagse grauwheid. De dichter Novalis schreef: De wereld moet geromantiseerd worden. Zo hervindt men haar oorspronkelijke betekenis. Romantiseren is niets anders dan een kwalitatieve verheffing. Het lagere zelf wordt door deze activiteit met een beter zelf geïdentificeerd. Wanneer ik aan het gewone een hogere betekenis geef, en aan het alledaagse een geheimzinnige aanblik verleen, aan het bekende de waarde van het onbekende en aan het eindige de schijn van het oneindige, dan romantiseer ik het.1 De kunstenaar moet nieuwe mythologieën ontwikkelen, verhalen verzinnen die ons meeslepen naar de terra incognita van onze ziel, opdat wij onszelf en de wereld in volle omvang van geheimzinigheid en wonderbaarlijkheid bewust worden. Nieuwe mythen moeten de oude, afgesleten verhalen van Christendom en Verlichting vervangen. Regelloosheid De kunstenaar moet zich niets gelegen laten liggen aan voorschriften en academische regels. Hij moet vertrouwen op zijn genie, zijn artistieke instinct; het lef hebben om bergtoppen van geëxalteerdheid te beklimmen en in ravijnen van verdriet te springen, zelfs als hem dat zijn nachtrust en gezondheid ontneemt. Hij is het tegendeel van de kleinburger, de „filister‟, die zichzelf in zijn ordentelijke saaiheid nog serieus neemt ook. Spel en ironie De ware romanticus speelt daarentegen een spel, een gevaarlijk en opwindend spel, maar niettemin: een spel. Het is de kunst het spel van de verbeelding zo intens mogelijk te spelen. Men moet bereid zijn al spelend levensgevaarlijke risico‟s te nemen. Tegelijk moet men zich altijd bewust zijn van het spel, reden waarom de homo romanticus ook altijd homo ironicus is. Ironie is essentieel. Goede kunst is niet eenduidig maar ambigu, ongrijpbaar. Autonomie Een kunstwerk is de uitdrukking van diepe emoties die zich niet laten vangen in classicistische regels. Een kunstwerk volgt een eigen, innerlijke logica, die zich alleen maar laten kennen in en door het kunstwerk. De romantische kunstenaar laat zich dan ook door niemand de wet spellen. Kunst maakt men om de kunst; men gehoorzaamt aan wat het kunstwerk wil, en onderwerpt het niet aan een of ander plat belang buiten de kunst, zoals geld verdienen of maatschappelijke status. Pamflettisme en kritiek Wanneer een kunstenaar een goed kunstwerk heeft gemaakt, bestaat de kans dat niemand er iets van begrijpt - het gaat immers voorbij aan al het bekende. Daarom is kunstkritiek noodzakelijk: een intense beschouwing van het kunstwerk, die de innerlijke orde ervan analyseert en verwoordt. En als kunstcritici niet in staat zijn om de innerlijke structuur van een kunstwerk 1 Geciteerd in Maarten Doorman, De Romantische Orde, Amsterdam 2008, blz 63 9 te duiden, dan moeten de kunstenaars zelf een handje helpen. De romantiek is zo de kraamkamer geworden van zowel het moderne pamflettisme als van de moderne kunstkritiek. Gemeenschapszin, liefde en vriendschap De romantische menswording drukt zich uiteindelijk uit in verhevigde gemeenschapszin, liefde en vriendschap. Maarten Doorman schrijft hierover: Dat worden krijgt bij uitstek gestalte door de uitwisseling met het andere, of liever: met de ander. In tegenstelling tot het cliché, dat de romanticus een in zichzelf gekeerde eenling is, ontplooit hij zichzelf door zich met de ander te verstaan in boeken, muziek, onderwijs, gesprekken, enzovoort - kortweg in Bildung - culminerend in de cultus van romantische vriendschap en liefde.2 Romantische thema’s, romantisch kunstenaarschap Uit het romantische programma groeien de specifieke romantische thema‟s. Er ontstaat een vloed aan exotismen, variërend van oriëntalistische haremschilderijen tot historische romans en fantastische horrorverhalen, de „gothic novels‟. De ongetemde natuur wordt spiegel van de ziel: natuurgeweld als metafoor voor de getormenteerde, van zijn ankers geslagen ziel. Een tomeloos, gekweld verlangen - Sehnsucht - naar elders, naar liefde, naar onkluistering laat zich gelden. De kunstenaar zoekt verheffing en vindt de zelfkant. Op zoek naar de authentieke emotie verdiept men zich in het kwaad, in doodsverlangen, in decadentie, drank, roesmiddelen en deviante seksuele praktijken. De dichter Novalis („de nieuw land bebouwende‟) verlooft zich in 1795 in het geheim met de dertienjarige Sophie von Kühn. Als het kind twee jaar later na ziekte overlijdt, besluit Novalis haar te volgen in de dood, niet via zelfmoord, maar geestelijke versterving - door zich tot het uiterste in te spannen om geestelijk aan gene zijde te komen, bij zijn geliefde. Als hij in 1801 zelf op 29-jarige leeftijd overlijdt, groeit hij uit tot een rolmodel voor de nieuwe kunstenaar, een soort negentiende-eeuwse Jim Morrison. Die nieuwe kunstenaar is niet langer de ambachtelijke vakman van weleer, maar een schepper uit roeping. Kunstenaarschap is niet langer een beroep, het is een alternatieve vorm geestelijkheid. Men creëert op grond van inspiratie, influistering. Men is gegrepen en compromisloos. Het grootste schrikbeeld is de „filister‟, de bekrompen burgerman. De romantische kunstenaar is een bohémien. Giacomo Puccini romantiseert het romantische kunstenaarschap in de opera La Bohème. Hier het ontwerp voor het tochtige zolderatelier van hoofdpersoon Rodolfo, t.g.v. de wereldpremiere in Turijn, 1893. 2 Maarten Doorman, op. cit. blz. 30 10 3. Na 1850 De doorwerking van de romantiek De romantische beweging in de kunst ebt schijnbaar weg halverwege de negentiende eeuw. Zelf ontstaan als antwoord op het rationalisme van de Verlichting, roept de romantiek op haar beurt haar eigen tegenbewegingen op. Vanaf 1850 manifesteren zich nieuwe tendensen, die zich verzetten tegen de vlucht uit de werkelijkheid van de romantici. Het negentiende-eeuwse realisme, bijvoorbeeld, verwijt de romantici een gebrek aan aandacht voor de bittere armoede en de klassentegenstellingen die de Industriële Revolutie veroorzaakt, om in plaats daarvan te zwelgen in fantasieën over middeleeuwse saamhorigheid. Ook ontstaat er al vrij snel weerzin tegen het gemak waarmee kunstenaars zich de air van onbegrepen genie aanmeten en tegen de vrijbrief van de romantiek voor onduidelijkheid en overmatig sentimentalisme. Maar het romantische gedachtegoed blijkt niet zo gemakkelijk te vervangen. Na 1850 blijft het romantische permanent aanwezig, als een onderstroom die nu en dan aan de oppervlakte treedt, zowel in de kunst als in de breedte van de maatschappij. Vrij recent zijn twee fascinerende boeken verschenen, waaruit duidelijk wordt hoezeer na 1850 de romantische uitgangspunten voortleven. De Duitse auteur Rüdiger Safranski laat in Romantiek; een Duitse affaire zien hoe de Duitse geschiedenis, en meer in het bijzonder de Duitse politiek, na 1850 doortrokken is gebleven van de romantische geest: van Nietzsches verheerlijking van de Dionysische roes tot Karl Marx‟ utopische toekomstvisioenen; van de creatie van Duitsland als natiestaat onder Bismarck tot het expressionisme; van de oorlogsroes van 1914 tot de modernistische Groβstadt-fantasieën in de jaren ‟20; van de nationaalsocialistische rassenwaan tot aan de studentenrevolte van 1968. Zelfs in bewegingen die zichzelf als anti-romantisch, nuchter of zakelijk bestempelden, smeult vaak onder de oppervlakte een heimelijk romantisch pathos, aldus Safranski. Een romantische orde? Het romantische lijkt dus allesbehalve achter ons te liggen. De Nederlandse filosoof Maarten Doorman bespeurt net als Safranski in vele hedendaagse of recente ontwikkelingen de doorwerking van romantisch gedachtegoed. Hij stelt daarom dat er misschien sprake is van zoiets als een romantische orde: onze kijk op de wereld, het leven en de kunst speelt zich nog steeds af binnen het begrippenkader van de romantiek. Onze hele manier om naar de wereld te kijken, is gevormd via ideeën uit de romantiek. Het romantische is overal, zegt Doorman. Als we bijvoorbeeld een fijne boswandeling maken, doen we dat vanuit een romantische bosopvatting: „Niet om te jagen, hout te sprokkelen of paddenstoelen te zoeken (…), maar vanuit het 11 latente verlangen naar wat in spiritueel jargon „heelwording‟ heet. Wie door een bos loopt sleept geen hout, vruchten of gedode dieren met zich mee, maar Rousseau, Schubert, Tieck, Wordsworth en Caspar David Friedrich.‟ 3 Volgens Maarten Doorman is het niet toevallig dat we ons steeds bewuster worden van de romantische erfenis. Dat komt, omdat dat de romantische orde leidt tot een reeks in het oog springende paradoxen. In zijn boek analyseert Doorman een grote hoeveelheid van deze paradoxen. Ze hebben betrekking op het brede spectrum van kunst, wetenschap, politiek en religie. Wij lichten er hier twee uit die zich voordoen in de hedendaagse kunst. De zichzelf oplossende kunst Zoals we eerder zagen vinden we in de romantiek de oorsprong van een verlangen naar regelloosheid en autonomie in de kunst. De kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw is die van de avant-gardistische grensoverschrijdingen, eerst uitmondend in minimalisme en conceptualisme, en vervolgens in het postmoderne streven naar het opheffen van onderscheid, niet alleen tussen artistieke disciplines (schilderkunst, film, architectuur etc.) maar ook tussen kunst en niet-kunst. Het gevolg daarvan is, dat kunst als duidelijk te onderscheiden fenomeen verdwijnt. Kuns maken betekent dan tevens kunst opheffen – een absurditeit, een paradox. Het zichzelf ontkennende en herbevestigende genie Iets dergelijks geldt voor het romantische kunstenaarschap. Sinds de romantiek hebben kunstenaars een aura van geniale gekte, en als ze het niet van nature hebben, dan meten ze het zich maar al te graag aan door nadrukkelijk excentriek gedrag. Die vaak aanstellerige excentriciteit wekt onder collega-kunstenaars dan weer weerzin. De laatste tijd ligt de cultus van de geniale kunstenaar bijvoorbeeld weer eens onder vuur van iemand als Damien Hirst, die zich liever laat afficheren als een gehaaide zakenman dan als de stereotiepe gevoelsmens. Maar juist om die reden is Hirst inmiddels weer tot het prototype geworden van de geniale kunstenaar. Hij realiseert zich de ironie van het geval terdege en exploiteert die. En zo bevestigt hij eens te meer het romantische kunstenaarschap. Vier excentrieke en ironische genieën: Oscar Wilde, Salvador Dali, Andy Warhol en Damien Hirst Kan er eigenlijk wel kunst bestaan in de voor ons gebruikelijke zin van het woord zonder de romantische orde? Ons kunstbegrip lijkt onlosmakelijk verbonden met het romantische, concludeert Maarten Doorman. Vóór de romantiek werd niet gepraat of gedacht over kunst, zoals wij dat gewoon zijn. Dat wil niet zeggen dat er toen geen kunst werd gemaakt, maar men dacht daar in hele andere termen over na, vanuit andere waardenstelsels. Juist vanwege de vele paradoxen die het romantische heeft gegenereerd, ziet Doorman aanleiding om te veronderstellen dat de romantische orde mogelijk zijn eindpunt heeft bereikt. Maar omdat wij de romantische orde nog niet op een afstandje, vanuit een nieuwe orde kunnen 3 Doorman, op.cit. blz. 11 12 zien, is het ons onmogelijk om voorbij de romantische horizon te kijken. Verklaart dat misschien iets van de grote ongerustheid onder de kunstenaars op het Malieveld? Terug naar het Malieveld Ook op het Malieveld zette de romantische orde de toon. Het waren de idealen van Bildung, gemeenschapszin en kunst die de het protest droegen. Compleet met ironische ondertoon – want wie neemt een fenomeen als de „dichter des vaderlands‟ of een „Mars der Beschaving‟ nou werkelijk serieus? Ramsey Nasr noemde de voor de bezuinigingen verantwoordelijke staatssecretaris een Ork. Dat is volgens Wikipedia „een slecht, dom en trolachtig wezen, dat het kwade belichaamt‟. Dat was ironie met een vleug sarcasme van de dichter, dus niet helemaal gemeend, en tegelijk ook weer wel. Dat begreep het gebildete gehoor van Nasr prima, en dus werd er hard gelachen op het Malieveld. Kunst blijft spel, zelfs als je demonstreert om de beschaving, c.q. je eigen hachje te redden van de ondergang. Luisteraars die zulke ironie niet opmerken – luisteraars die niet thuis zijn in de romantische orde! -, vatten zoiets gemakkelijk op als een schoffering. Zie de reacties van buiten het kunstveld op internetfora: Kunst? Dat is belachelijke flauwekul van een ziekelijke groep subsidieverslaafden. Kunstenaar Jeroen Jongeleen maakte in 2011 een serie werken gebaseerd op „reaguursels‟ over hedendaagse kunst en kunstenaars van het weblog Geenstijl.nl Besluit: kunstenaarschap 2.0? Kunstenaars mogen dan nog redeneren binnen de romantische orde, de maatschappij doet dat steeds minder. Het lijkt of de kloof onoverbrugbaar is geworden. Altruïsme geldt als soft, zweverig idealisme. Kennis verwerf je niet omwille van je eigen veredeling als mens, maar als middel om winst te maximaliseren. En kunst? Kunst moet allereerst leuk zijn, „een goed product‟, dus veel publiek („cultuurconsumenten‟) trekken en zo zichzelf financieren. Men wil supersterren zien. Bekendheid verwerf je bij voorkeur via Idols-achtige verkiezingen. Elite is een vies woord. Intussen worstelen de kunstenaars met zichzelf. Kunstenaar ben je onder deze omstandigheden niet meer vanzelfsprekend. Wie zich op het gladde ijs van de kunstwereld wil begeven, moet zijn houding bepalen ten opzichte van de ontstane situatie. Traditionele vrijplaatsen en kweekvijvers 13 voor de kunst – zoals kunstacademies en musea voor hedendaagse kunst - moeten op straffe van sluiting schipperen tussen de politieke publiekseisen en de eigen hooggestemde doelen. Zal het romantische kunstenaarschap onverwoestbaar blijken of is het gedoemd te verdwijnen? Of ontwikkelt zich ongemerkt een nieuw soort kunstenaarschap, een kunstenaarschap 2.0 , zoals dat tegenwoordig heet? Het woord is aan de nieuwe generatie! 14 4. Samenvatting Dichter Ramsey Nasr benoemde in zijn toespraak tijdens de kunstenaarsprotesten van juni 2011 drie begrippen, die ons tot mens maken: kunst, kennis en altruïsme. Deze zienswijze vindt zijn oorsprong in de romantiek, tussen 1800 en 1850. Romantiek geldt voor velen als kitsch vanwege overdreven pathetiek en drama. Toch heeft de romantiek een aantal grandioze kunstwerken voortgebracht, waarvan de kwaliteit onbetwist is. Hun makers waren baanbrekers met een revolutionair elan. Zij representeerden een nieuw soort kunstenaarschap, dat was ontloken aan het einde van de achttiende eeuw, onder invloed van de Franse Revolutie en uit een verzet tegen het dominante rationalisme van de Verlichting. De tendens werd ingezet door zogeheten „preromantici‟ zoals Burke, Rousseau, Goya, Piranesi en de Sturm und Drang-auteurs. Het romantische programma werd rond 1800 geformuleerd door een groep Duitse intellectuelen, die als antwoord op het eenzijdige Verlichtingsrationalisme een volwaardige ontplooiing van het mens-zijn door Bildung bepleitten. Zij stelden verbeelding, gevoel, subjectiviteit en oprechtheid centraal in een cultus van het kunstzinnige genie. De taak van de kunstenaar was het romantiseren van de wereld, het ontwikkelen van nieuwe mythologieën. Kunst volgt zijn eigen regels en de kunstenaar moet daarom onafhankelijk zijn. Een kunstenaar houdt zich verre van kleinburgerlijke ernst, maar speelt een ironisch spel, desnoods op leven en dood. Kunstkritiek is daarbij noodzakelijk om de regelloze producten van het genie te analyseren, en kunstenaars zelf kunnen desgewenst voor gelijkgestemden hun werkzaamheden verduidelijken. Het Bildungs-ideaal mondt idealiter uit in een permanente uitwisseling van gedachten en gevoelens, culminerend in romantische vriendschap en liefde. Uit het romantische programma groeien specifieke stromingen in de kunst: exotisme, historisme, horror. Natuurgeweld, Sehnsucht, het Kwaad en zelfkant zijn geliefde thema‟s. Kunstenaars worden bohémiens en anti-burgerlijk. Hoewel de grote bloei van de romantiek eindigt rond 1850, blijft het romantische hierna als permanente factor aanwezig in de kunst en in de maatschappij in het algemeen, zoals duidelijk wordt uit recente boeken van Rüdiger Safranski en Maarten Doorman. Zelfs in uitgesproken antiromantische bewegingen blijkt veel van het romantische denken door te werken. Maarten Doorman veronderstelt daarom dat ons denken zich afspeelt in een alomvattende „romantische orde‟. Die orde is echter vol van paradoxen en ligt bovendien onder vuur van populistische en neoliberale aanvallen. Mogelijk bevinden we ons in een overgangsfase naar een nieuwe orde, die we echter nog niet kunnen waarnemen omdat ons denken zich nog altijd afspeelt in termen van het romantische. Hedendaagse kunstenaars zijn aldus verwikkeld geraakt in een worsteling met zichzelf én met de buitenwereld. Het is nu de vraag in welke richting het kunstenaarschap zichzelf zal ontwikkelen. © Onno Schilstra, 2011 15 5. Verder lezen Rüdiger Safranski, Romantiek; een Duitse affaire, (Atlas) Amsterdam/Antwerpen 2009 Maarten Doorman, De Romantische Orde, (Bert Bakker) Amsterdam 2004 Mario Praz, The Romantic Agony, (Oxford Paperbacks) Oxford 1970 Jos de Mul, Het Romantische Verlangen in (post)moderne kunst en filosofie, (Klement) Rotterdam, 1990 Frank van de Veire, Schiller, Schelling, Hölderlin – Het absolute in de kunst, in: Als in een donkere spiegel, (SUN) Nijmegen 2002 (hoofdstuk 2) Ramsey Nasr, Toespraak bij de Mars der Beschaving http://www.ramseynasr.nl/web/DDVpagina/Toespraak-bij-de-Mars-der-Beschaving.htm 16 6. Opdracht Wat staat mij te doen? Het romantische is nog altijd sterk aanwezig is in de manier waarop wij omgaan met kunst: kunst maakt ons tot mens, het is wat ons onderscheidt van de apen. Tegelijk ligt die opvatting onder vuur: niet alleen vanuit de populistische en neoliberale hoek, maar ook vanuit de kunst zelf, waar kunstenaars al sinds het midden van de 19e eeuw zonder veel succes proberen voorbij te komen aan romantische noties, zoals de mythe van de eenzaam lijdende onbegrepen geniale kunstenaar en de doorgeslagen romantische sentimentaliteit. En daar nog weer bovenop heeft de kunst zich vanuit het romantische denken ontwikkeld naar de paradoxale situatie waarin kunst (door zelfgezochte grensoverschrijdingen) oplost in niet-kunst. Waar bevind jij je in dit mijnenveld? Wat staat jou, als kunstenaar in opleiding, te doen? Wat voor kunstenaar wil je zijn of worden? Opdracht (alleen voor Module 2 / 3e jaar): Schrijf een korte beschouwing over jouw kunstenaarschap in het licht van de hier behandelde problematiek. Lengte: 2 à 3 pagina‟s A4, ca. 1000 woorden. Inleverdatum: 14 september 2011 Beoodelingscriteria: - Kwaliteit van de reflectie - Taalgebruik - Vormgeving - Op tijd 17