OEFENINGEN 1. AFDWINGING VAN HET RECHT Casus 1: uitleg over verschillende graden in het verbindend karakter van de rechtsregel Casus 2: Middelenverbintenis - de verplichting van een journalist om zijn informatie te verifiëren - rijkswachters die in het kader van een huiszoeking maatregelen nemen - het onderzoeken van de hypothecaire toestand van een onroerend goed door de notaris - de toezichts- en opvoedingsplicht van ouders tav hun kinderen Casus 3: Resultaatsverbintenis - het tijdig instellen van een hoger beroep door een advocaat - de contractuele verplichting van de huurder om de goederen terug te overhandigen ( > NIET: de verbintenis van een gynaecoloog tot sterilisatie van een vrouw) Casus 4: Middelenverbintenis/inspanningsverbintenis - de verbintenis van een kunstexpert om de authenticiteit van een kunstwerk vast te stellen - de verbintenis van organisatoren van een autowedstrijd om de veiligheid van de toekijkers te verzekeren - de verplichting van de gemeente om slechts zekere en veilige wegen open te stellen voor het verkeer Casus 5: Volgens de vaststaande rechtspraak van het Belgisch Hof van Cassatie moet de verkoper, die fabrikant of gespecialiseerd verkoper is,de verzochte zaak leveren zonder gebrek en alle nuttige maatregelen nemen om alle mogelijke gebreken op te sporen. Zo het bestaan van een gebrek aan de koopwaar wordt aangetoond, moet hij door alle door de koper ondergane schade vergoeden, tenzij hij het bewijs levert van de absoluut onnaspeurbare aard van het gebrek. > Verbintenis van de professionele verkoper tot vrijwaring voor verborgen gebreken = resultaatsverbintenis (verkoper is schuldig tenzij bewijs) Casus: Marokaanse Mo is sinds einde 2003 gemachtigd om te verblijven in het koninkrijk België. Vrouw mist hem en wil zich bij hem voegen. Mo raadpleegt een advocaat en die zegt hem dat zij als echtgenote van een vreemdeling die gemachtigd is te verblijven in België, een subjectief recht heeft op een verblijfstitel. > Bevoegdheid van de overheid te kwalificeren als een gebonden bevoegdheid. >Door gebonden bevoegdheid: overheid heeft een resultaatsverbintenis om die vergunning af te leveren. > Afdwingen van de resultaatsverbintenis. Uitvoering in natura, uitvoering bij wijze van equivalent, inroepen van een exceptie. Uitvoering in natura mogelijk, niets belet de overheid de verblijfstitel alsnog toe te kennen. > Afgifte van een verblijfstitel kunnen we kwalificeren als … een verbintenis om te doen (prestatie/handelen van de overheid) > Juridische middelen om recht af te dwingen voor Fatima: dwangsom (1385bis-nonnies Ger.W) Casus: In een opzienbarend proces krijgt de eigenaar van een platgesmeten villa in rechte gelijk. De ambtenaren van ruimtelijke ordening hebben inderdaad de Gewestplannen verkeerd gelezen. De villa is dus ten onrechte platgesmeten. Het Vlaamse Gewest wordt veroordeeld tot een schadevergoeding. Wat kan de eigenaar ondernemen als het Vlaamse Gewest niet spontaan de schadevergoeding betaalt? > heeft een subjectief recht op betaling van schadevergoeding door overheid > uitvoering in natura is mogelijk, verbintenis om tot betaling van een geldsom, betaalt niet spontaan haar schadevergoeding: moratoire interesten & beslag op goederen (1412bis Ger.W): Goederen van Vlaams Gewest zijn in beginsel niet vatbaar voor beslag. Nuanceren:§2 van art 1412bis Ger.W. bepaalt dat de bevoegde organen van publiekrechtelijke rechtspersonen een verklaring kunnen afleggen met daarin de opgename van goederen die toch vatbaar zijn voor beslag. (enz) 2. GEMEEN RECHT / BIJZONDER RECHT * Arbeidsrecht Klaas is een 17-jarige student aan de KULeuven. Om een centje bij te verdienen tekent hij, met instemming van zijn ouders, een arbeidscontract om als jobstudent in een pizzatent pizza’s te verkopen. Dit contract wordt afzonderlijk schriftelijk voor hem opgesteld een week voor hij in de pizzatent begint te werken en bevat alle wettelijke vereiste elementen. Na een maand is Klaas de lastige klanten beu en wil hij zijn arbeidscontract opzeggen. Hij vraagt u of hij dit arbeidscontract kan opzeggen. Zoek de relevante rechtsnorm. > Arbeidsrecht > Wet 3 juli 1978 > VII De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten > art 130 > Indien zijn ouders niet hadden ingestemd (art 43 van arbeidsovereenkomstenwet) > arbeidscontract nietig! > Arbeidsovereenkomstenwet is bijgevolg dwingend recht. Eigenschappen van dwingend recht: afstand ervan nemen pas nadat het is verworven en schending van dwingend recht kan enkel door beschermde partij worden ingeroepen. * Huur Sofie baat een boekhandel uit in de Tiensestraat in een onroerend goed dat ze vanaf 1 september 2003 huurt van Alice voor 9 jaren. Sofie zou in maart 2006 graag een studio in dat onroerend goed onderverhuren aan een jong koppel dat er effectief en gewoonlijk zou verblijven en dat op dat adres inschreven zijn in het bevolkingsregister van de stad Leuven. > art 11bis van de handelshuurwet (BW p 561) Sofie vraagt aan het jong koppel een huurwaarborg van 4 maanden, contant te betalen. > art 10 van de woninghuurwet (BW p 558) (mag niet, waarborg maar huur van 3 maanden niet overschrijden) Sofie spreekt mondeling (in jan) met het koppel af om hen de studio te verhuren vanaf maart, maar ontkent later. Kan bewijs door getuigen in deze casus worden toegelaten? > FOUT: art 25 (Wetb Koophandel): er zijn geen handelsverbintenissen tussen Sofie en het koppel die bewezen moeten worden > JUIST: art 1715 BW: bevat een fundamenteel van het gemeen recht afwijkende regel inzake het bewijs van het bestaan van een huurovereenkomst, wanneer die op generlei wijze is ten uitvoer gebracht en door één van de partijen wordt ontkend. Koppel trekt er in en vertrekt na een jaar. Sofie stelt vast dat de studio enorm beschadigd is. Aansprakelijk? > 1735 BW – Sofie kan hen er niet over aanspreken. * Consumentenrecht Casus 1: Advocaat Peeters koopt zijn nieuwe wetboeken aan via het internet. Ze worden thuis bezorgd maar ondertussen heeft Peeters gemerkt dat boekhandel Acco eigenlijk betere voorwaarden biedt. Onder gemeen recht geldt het ijzeren principe: pacta sunt servanda: overeenkomsten strekken partijen tot wet (art 1134BW). Advocaat Peeters wenst weliswaar gebruik te maken van een verzakingsrecht dat de contractant toestaat alsnog af te zien van de koop. Hij meent een dergelijk verzakingsrecht te vinden in de WHPC omdat hij een overeenkomst op afstand sloot in de zin van artikel 77 WHPC. >> kan er geen beroep op doen, is geen consument in de betekenis van art 1 (WHPC). Wetboeken uitsluitend voor beroepsmatige doeleinden. Casus 2: De VZW ‘mensen zonder papier’ koopt op 2 januari 2006 een koffiezetapparaat voor de medewerkers van de stafdienst. Dit apparaat blijkt niet te werken en de VZW wil kosteloze herstelling of als dit niet kan, haar geld terug. De VZW spreekt hiertoe de verkoper aan op 10 januari. In het contract staat echter een clausule waarin bepaald wordt dat eventuele wordt dat eventuele gebreken binnen de vijf dagen gemeld dienen te worden aan de verkoper. Dergelijke clausule geldig? > Handelspraktijkenwet of WHPC is van toepassing ( niet wet consumentenkrediet/-koop)! In tegenstelling tot de wet consumentenkoop is de WHPC wel van toepassing op rechtspersonen. > WHPC > art 32 > lid 13 (dus beding is nietig) Casus 3: Garagist Deblauwe koopt op 10 januari een Volkswagen Polo voor de 18e verjaardag van zijn zoon op de laatste dag van het autosalon. Hij kan het toonzaalmodel meteen meenemen. Hij sluit hiervoor een lening op afbetaling bij de KBC. Op 12 januari blijkt dat het gerammel aan de versnellingsbak toch niet zo onschuldig is en bij nader inzien werd een versnellingsbak voor een Volkswagen Golf geïnstalleerd. > Beroep doen op wet consumentenrecht (art 1649bis tot octies BW). > art 1649 quater of quinquies Wil afzien van zijn lening bij KBC. Beroep doen op de bedenktijd die de wet Consumentenkrediet biedt? Ja (verrichtingen die buiten zijn handels/beroepsactiviteiten vallen) > art 18 (p.1474 BW) Bij nader inzien zou garagist Deblauwe toch liever afzien van de aankoop. Kan de WHPC hier soelaas bieden? > bedenktermijn van 7 werkdagen om alsnog van de koop af te zien > art 89 (p.1514 boek 2) Zouden uw antwoorden op de vorige vragen anders zien indien Deblauwe de wagen tijdens de week door zijn zoon zou laten gebruiken die pendelt naar de Kulak maar hem tijdens het weekend zelf zou gebruiken om op prospectie te gaan bij potentiële klanten? > Ja, in dat geval had de garagist geen beroep kunnen doen op de bedenktermijn om af te zien van de aankoop. De garagist zou volgens WHPC niet meer als consument worden aanzien. (bestemming van de producten of diensten is dus bepalend om al dan niet van een consument te kunnen spreken) Casus 4: Op het jaarlijkse autosalon koopt Joris een splinternieuwe Skoda, vijfdeurs. Hij komt met de salonverkoper overeen dat hij in 24 maandelijkse schijven de wagen terugbetaalt. Wanneer Joris die avond thuis komt bij zijn vrouw, is deze razend. Ze dreigt ermee terug bij haar moeder te wonen als Joris niet afziet van deze koopovereenkomst. Bedenktijd of definitief gesloten koop? > Volgens art. 18 §2 Wet Consumentenkrediet heeft de consument het recht af te zien van de kredietovereenkomst binnen een termijn van 7 dagen te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de ondertekening van de overeenkomst wanneer de overeenkomst gesloten werd in aanwezigheid van beide partijen buiten de onderneming van de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Uit art. 1 Wet Consumentenkrediet blijkt dat de Wet Consumentenkrediet van toepassing is. Onder 9) lezen we immers dat de verkoop op afbetaling elke kredietovereenkomst is ongeacht de benaming of de vorm, welke normaal leidt tot de verkrijging van lichamelijke roerende goederen of levering van diensten, verkocht door de kredietgever of de kredietbemiddelaar bedoeld in art.1, 3°, tweede lid, en waarvan de prijs betaald wordt in ten minste drie betalingen, d.m.v. periodieke stortingen waaronder het voorschot niet is begrepen. > DUS NIET art 89 WHPC (zie ook art 87: overeenkomsten inzake consumentenkrediet die onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende het consumentenkrediet niet onder het toepassingsgebied vallen van art86ev). * Wel bedenktijd op grond van art 18 Cons.Krediet, indien auto afbetalen in tweemaandelijkse schijf? Neen! * Toch heeft hij nog een bedenktermijn, gebaseerd op art ….?? * Koopt hij de wagen voor beroepsmatige doeleinden, heeft hij dit bedenktermijn niet meer. Art… * Stel dat in de verkoopovereenkomst volgend beding wordt opgenomen: “Het is de consument verboden de ontbinding van de overeenkomst te vragen ingeval de verkoper zijn verbintenis niet nakomt.” >> We kunnen dit beding kwalificeren als een nietig beding. Steunend op art. 32 W.H.P.C. * Het afwijkend handelsrecht 1. Oefening Begrip Handelaar Juiste definitie van begrip handelaar, natuurlijke persoon: Handelaars zijn natuurlijke personen die de facto daden van koophandel uitoefenen, bij de wet daden van koophandel genoemd en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend hun gewoon beroep maken. De wetgever vermoedt dat die handelingen met winstoogmerk geschieden, dit is nochtans een weerlegbaar vermoeden. (voorbeeld van pastoor die een zwembad exploiteerde voor de gemeenschap, en zonder winstoogmerk) Wanneer is een vennootschap een handelsvennootschap? Het burgerlijk of handelskarakter van een vennootschap wordt in principe uitsluitend bepaald door het statutair doel van de vennootschappen. De feitelijk uitgeoefende activiteit is enkel relevant in de mate dat zij kan dienen om onduidelijke statuten te interpreteren. (art 3, §2 W. Venn.) Wat is de relevantie van het winstoogmerk bij de kwalificatie van een vennootschap als handelsvenn.? Een handelsvennootschap is een vennootschap met een statutair doel, het stellen van daden van koophandel. Een vennootschap wordt tot bewijs van het tegendeel geacht deze handelingen te stellen met een winstoogmerk. Indien dit tegenbewijs slaagt heeft dit weliswaar geen impact op de kwalificatie van de vennootschap als handelsvennootschap. Handelaar: - een vennootschap met als doel de uitbating van een rustoord (onderneming van leveringen (art 2, 9° W.Kh.) met winstoogmerk om ouderlingen op duurzame wijze huisvesting te bieden) - een vennootschap met als doel de exploitatie van een landbouwbedrijf die industriële voeding aankoopt om varkens te kweken (art 2, 4e lid W.Kh sluit de verwerking die normaal gezien bij landbouwbedrijven behoort uitgesloten uit de lijst van daden van koophandel > primaire verwerking van producten van een landbouwbedrijf door de exploitant zelf, doch geenszins de verwerking van de landbouwproducten door derden. Wanneer niet is vastgesteld dat de varkens gevoederd worden met voortbrengselen van het eigen landbouwbedrijf is dit een daad van koophandel) Geen handelaars: - bestuurder van een handelsvennootschap (stelt persoonlijk geen daden van koophandel, doet dit in naam en voor de rekening van de handelsvennootschap) - een vennootschap met als doel de exploitatie van een tandheelkundige kliniek en alle verrichtingen die van aard zijn om deze activiteit rechtstreeks en onrechtstreeks te bevorderen (dit is een burgerlijke vennootschap, tandartsen oefenen immers een vrij beroep uit, dwz een beroep waar een winstoogmerk juridisch ontbreekt) - een advocaat (voert ook een vrij beroep uit; winstoogmerkvereiste niet aanwezig; deontologisch verboden voor beoefenaars van een vrij beroep om handelsactiviteiten te stellen) - een accountantsvennootschap die een pretpark uitbaat (een accountant zou kunnen gekwalificeerd worden als een onderneming van zaakwaarneming (art 2, 9° W.Kh), doch omdat het winstoogmerk ontbreekt in de mate dat dit een vrij beroep is, zijn de activiteiten van de accountant geen daden van koophandel) Handelaar: - een vennootschap die tot doel heeft onroerende goederen te kopen om ze verder te verkopen (alle verrichtingen van ondernemingen die tot doel hebben onroerende goederen te verkopen om ze weder te verkopen, zijn daden van koophandel – art 3, §2, W.Kh) - een vennootschap met als doel het beheer van het vermogen van derden - een vennootschap met als doel ‘allerlei studies, onderzoek, expertises en om het even welke activiteit die verband houdt met de activiteit van een ingenieur’ (ingenieur is geen vrij beroep, en deze activiteiten vallen onder ‘agentschappen en zakenkantoren’ (art 2, 7° W.Kh)) Geen handelaar: - een vennootschap met als doel het beheer van het vermogen van de vennoten - Het Rode Kruis dat wekelijks gehandicapten tegen betaling vervoert - Een bekende hedendaagse schilder die op regelmatige basis schilderijen verkoopt (een ambachtelijke activiteit, inclusief kunst, wordt slechts dan als daad van koophandel gekwalificeerd wanneer zij gepaard gaat met de levering van koopwaar, de schilder is dus geen handelaar op voorwaarde dat de verkoop niet gepaard gaat met de levering) Handelaar: - een persoon die met winstoogmerk overeenkomsten sluit met handelaars wier zaken wankelen en er zijn beroep van maakt deze zaken verder te beheren met het oog op hun reorganisatie of herstel - Belgacom (autonoom overheidsbedrijf, art 8 van wet 21 maart 1991, daden van koophandel) - een luchtvaartmaatschappij (verrichtingen van een onderneming van vervoer van personen en/of goederen zijn daden van koophandel – irrelevant welk vervoermiddel gebruikt wordt en wat de hoedanigheid is van de persoon voor wiens rekening het vervoer gebeurt) Geen handelaar: - een tekenleraar die ook als decorateur werkzaam is en door anderen zijn ontwerpen laat uitvoeren en hen daartoe de nodige materialen bezorgt - de trainer van renpaarden - een apotheker die bereidingen voor farmaceutisch gebruik verkoopt (art 2bis W.Kh. stelt immers uitdrukkelijk dat de verkopen aan particulieren van producten die onder het beroep van apotheker ressorteren, niet als daden van koophandel worden aangemerkt) Wanneer kunnen we een Vereniging zonder winstoogmerk kwalificeren als een handelaar? Een vzw kan niet als een handelaar worden gekwalificeerd ook al bestaat haar feitelijke activiteit in het stellen van daden van koophandel. Wanneer is een vennootschap met een complex doel, d.w.z. een doel dat zowel burgerlijke activiteiten als daden van koophandel omvat, een handelsvennootschap? De vennootschap is in principe een handelsvennootschap wanneer één van de activiteiten vermeld in het doel een daad van koophandel is, tenzij dit ondergeschikt is aan of een middel is voor het voeren van een burgerlijke activiteit vermeld in het doel. Subjectieve daden van koophandel: - de verbintenis tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de onrechtmatige daad van een handelaar - het geven van een lift aan een cliënt - de verbintenis van een handelaar tot betaling van het ereloon van een architect voor de verbouwingswerken aan zijn fabrieksgebouwen - het in bewaring geven van aandelen door een handelaar bij een wisselagent Geen subj. daden van koophandel: - de erkenning van een natuurlijke verbintenis door een handelaar - de aansprakelijkheid van de vader-handelaar op grond van art 1384 lid 2 B.W. voor het onrechtmatig handelen van zijn minderjarige zoon >> elke verbintenis die op een handelaar rust wordt, ongeacht de bron waaruit ze ontstond, vermoed een subjectieve daad van koophandel te zijn; de verbintenis die voortvloeit uit een daad die niet in de opsomming van de objectieve daden van koophandel voorkomt, wordt dus bij uitbreiding, wegens het vermoeden dat elk handelen van een handelaar met zijn handel in verband staat, geacht een daad van koophandel te zijn) * Oefening Bevoegdheid Rechtbank De rechtbank van eerste aanleg verklaarde zich onbevoegd voor een beroep tegen de vrederechter omdat zowel de eiser(es) als verweerster vennootschappen waren die naar de norm en doelstelling een handelskarakter hebben; volgens art 2 W.Kh. zijn immers alle verrichtingen van verzekering en alle verbintenissen van kooplieden betreffende zowel roerende als onroerende goederen, daden van koophandel, tenzij bewezen dat ze een oorzaak hebben vreemd aan de koophandel (art 2, negende lid W.Kh). >> Hof van Cassatie verbrak dit vonnis op grond van een motiveringsfout. Woorden die deze motivering de correcte juridische motivering zouden geven? ….? * Oefening Bewijs De antiekzaak van Bert Brocante, bekend om haar antieke curiosa, moet worden verhuisd naar een nieuwe locatie. Bert Brocante en Storage Center komen mondeling overeen dat deze laatste tijdelijk de inboedel van de antiekzaak opslaat in haar magazijnen totdat de nieuwe locatie is afgewerkt. Aldus geschiedt. De hele inboedel, inclusief het bad van Napoleon, wordt onder massale publieke belangstelling opgeslagen in de loodsen van Storage Center. Op het ogenblik dat Bert Brocante zijn inboedel komt ophalen bij Storage Center, blijkt het bad van Napoleon ‘’verdwenen’’. Bert Brocante eist schadevergoeding van Storage Center wegens verlies van het bad. Storage Center verklaart dat zij dit bad nooit heeft ontvangen. >> FOUT: niet bewijsbaar aan de hand van artikel 1341 BW: Gemeenrechtelijke bewijsregel, en die is niet van toepassing wanneer een bijzondere bewijsregel van toepassing is. Het bewijsrecht in handelszaken wijkt af van het burgerlijk bewijsrecht. In handelszaken geldt de regel van de vrijheid van de bewijsmiddelen, art.25 W.Kh. >> FOUT: art 1923 BW herneemt in feite de regel bepaald in art 1341 BW >> JUIST: art 25 W.Kh. zal echter worden toegepast omdat dit de meest bijzondere regel is. 3. AANVULLEND RECHT / DWINGEND RECHT (OPENBARE ORDE) 1. Is de regel suppletief? - laat uitdrukkelijk toe om er van af te wijken > niet dwingend - bevat een sanctie > niet suppletief - als de bepaling zelf of een bepaling uit dezelfde afdeling als de te kwalificeren bepaling, zegt dat ze dwd. is - tot welke rechtstak behoort het? Publiek recht of een gemengde rechtstak > dwingend. Privaat recht > suppl. 2. Gewoon dwingend of van openbare orde? - als men nooit kan verzaken aan nietigheid > openbare orde - als de nietigheid ambtshalve kan worden opgeworpen > openbare orde - rechtstak > grondwettelijk recht, administratief recht, fiscaal recht, strafrecht, gerechtelijk recht raken in beginsel de openbare orde - beschermt het algemeen belang (openbare orde) of private belangen (gewoon dwingend) Art. 1649octies BW: dwingend > het dwingend karakter van deze rechtsregel kan duidelijk worden afgeleid > ‘’nietig’’ > (on)mogelijkheid (voorafgaandelijk) te verzaken aan een bepaling > de nietigheidssanctie ten voordele van een welbepaalde partij (hier: de consument) > niet van openbare orde want er is een nietigheidssanctie t.v.v. een welbepaalde partij Art 14 Pachtwet: dwingend > ‘ondanks elke andersluidende overeenkomst’ > de belangen die door de rechtsregels worden beschermd (alg belang >< private belangen) Art 160 SW: dwingend recht van openbare orde > door de rechtstak > opsluiting voor iedereen > men kan hier niet bepaalde groepen beschermen Art 1382 BW: aanvullend recht > aansprakelijkheid wegens toerekenbar onrechtmatig handelen van een schuldbekwaam persoon kan immers voorafgaandelijk aan het ontstaan van de schade worden uitgesloten d.m.v. een bevrijdings- of exoneratiebeding dan wel ten laste van een ander worden gelegd d.m.v. een vrijwaringsbeding. > ‘Geldt dit antwoord op de vorige vraag ook zo wanneer een autobestuurder tegen een andere auto aanrijdt en hierdoor iemand verwondt? Met andere woorden, is art. 1382 BW nog steeds van aanvullend recht wanneer een onrechtmatige daad een misdrijf uitmaakt in de zin van art 418 SW en gesanctioneerd wordt met een strafbepaling?’ > Ja. Het feit dat een onrechtmatige daad tevens een strafrechtelijk gesanctioneerd misdrijf uitmaakt, zorgt er evenwel niet voor dat de aard van art. 1382 BW zou veranderen. Art 1382 blijft van aanvullend recht. Art 1387 BW: aanvullend recht > Het bedongen of wettelijk stelsel noemt men ook het ‘secundair’ huwelijksvermogensrecht omdat het wordt toegevoegd aan meer elementaire rechten en verplichtingen van de gehuwden, het zogenaamd ‘primair’ huwelijksrecht (art 212-224 BW). Het primair huwelijksrecht bindt zonder meer en mag niet door een eigen regeling vervangen worden, bijgevolg is het dwingend recht. Art 147 BW: dwingend recht van openbare orde > verbod op polygamie tussen echtgenoten en betreft aldus de staat en de bekwaamheid van personen (kleine groep van rechtsregels uit het privaatrecht die de openbare orde raken) Art 25 Arbeidsovereenkomstenwet: gewoon dwingend recht (t.v.v. voor een bepaalde partij: de werknemer) Art 2021 BW: aanvullend recht (“tenzij”) Casus: Kunnen partijen in hun overeenkomsten afspraken maken omtrent de (materieel) bevoegde rechter? (De materiële/attributieve/volstrekte bevoegdheid bepaalt welke soort rechtbank voor welk geschil rechtsmacht heeft.) > Het antwoord op bovenstaande vraag hangt af van de kwalificatie van de regels inzake de materiële bevoegdheid van de rechter in een concreet geschil als _______ dan wel _______ recht. De regels inzake materiële bevoegdheid van de rechter vindt men terug in het ________. > Regels inzake materiële bevoegdheid behoren tot het dwingend recht van openbare orde (art 9 2 e lid Ger.W) > Regels betreffende de territoriale bevoegdheid van de rechter in beginsel behoren zowel tot aanvullend recht, gewoon dwingend recht en dwingend recht van openbare orde. > art. 624 Ger.W.: dwingend recht (of van openbare orde?) Casus: Volgens art 32, 6° WHPC is het beding, opgenomen in een overeenkomst gesloten tussen een verkoper en een consument, dat ertoe strekt de consument te verbieden de ontbinding van een overeenkomst te vragen ingeval de verkoper zijn verbintenis niet nakomt, onrechtmatig. Veronderstel nu 1. dat dit beding is opgenomen in een overeenkomst gesloten tussen een professionele verkoper en een consument en 2. de verkoper zijn verbintenis niet nakomt. Kan de consument er in dat geval voor kiezen om de nietigheid van dit beding niet op te werpen? > art 32, 6° WHPC = gewoon dwingend recht (bescherming van de consument) > Het niet inroepen van de nietigheid impliceert een vorm van verzaking. De consument kan eens hij een recht verworven heeft, ervoor kiezen om afstand te doen van dit recht. > art 33 Handelspraktijkenwet > consument kan niet afzien van de rechten die hem bij deze afdeling worden toegekend >> in Belgisch rechtsleer van mening dat men dit zo moet interpreteren dat een consument er wel kan van afzien eens hij de rechten verworven heeft en niet voordien. > art 32, 21° WHPC = dwingend recht van openbare orde: een schadebeding is immers in strijd met de OO. Casus: art. 98 OCMW-wet & art 100bis §2 OCMW-wet > ‘afzien van het bepalen van het verhaal’ betekent niet definitief afstand doen van het recht op verhaal! > de geciteerde bepalingen horen tot het dwingend recht van openbare orde (wettelijk ingesteld eigen recht) Casus: art. 37 §1. Arbeidsovereenkomstenwet > Veronderstel dat een werkgever een opzegging geeft die nietig is wegens niet-naleven v/d vormvereisten. > Deze nietigheid kan bevestigd worden door de werknemer (handelen alsof de rechtshandeling geldig was) > art 37 §1. behoort dus tot het gewoon dwingend recht (iets met sanctie kan niet aanvullend recht zijn) > Veronderstel dat een werkgever de opzegging niet aangetekend verstuurt of door een deurwaarder laat betekenen, maar slechts aan de werknemer overhandigt waarbij hij de werknemer voor ontvangst laat tekenen. Kan deze nietigheid gedekt worden door de werknemer? >> Neen, het betreft een absolute nietigheid (raakt immers de openbare orde). Zou het gaan om relatieve nietigheid, dan kan de beschermde partij steeds de nietigheid bevestigen nadat ze het recht verworven heeft. > Veronderstel dat de werknemer een opzegging geeft die nietig is wegens niet-naleven van de vormvereisten. Kan de werkgever zich op de nietigheid beroepen? >> Ja! Casus: Art 14 eerste lid Handelshuurwet > Kan een toekomstig eigenaar van een handelspand drie jaar voor het eindigen van een lopende handelshuur instemmen met een huurhernieuwing met ingang op bv. 1 april 2006, zodat een nieuwe huurperiode van negen jaar een aanvang zal nemen op die datum om te eindigen op 31 maart 2015 zonder dat de huurder nog zal moeten overgaan tot aanvraag van huurhernieuwing zoals voorzien door art. 14 van de Handelshuurwet? >> Dit art. is van gewoon dwingend recht >> Neen. Het rechtssubject kan, eenmaal het zich in de toepassingsvoorwaarden van de rechtsregel bevindt, van de erdoor geboden bescherming afstand mag en kan doen, terwijl zulks eerder voor die bescherming is verworven, niet rechtsgeldig kan gebeuren. 4. RECHTSTAKKEN Privaatrecht Personen- en familierecht Individueel Arbeidsrecht Verbintenissenrecht Zakenrecht Familiaal Vermogensrecht Bijzonder Overeenkomstenrecht Handelsrecht s.s. Publiekrecht Gerechtelijk recht Strafrecht Fiscaal recht Administratief recht Grondwettelijk recht Sociaal Zekerheidsrecht Collectief Arbeidsrecht Gemengde rechtstakken Economisch recht Arbeidsrecht Sociaal recht Handelsrecht s.l. Financieel recht Verbintenissenrecht Bijzonder Overeenkomstenrecht Zakenrecht Personen- en familierecht Familiaal Vermogensrecht Bewijsrecht Oneigenlijke contract Voorwaardelijke verbintenis Onrechtmatige daad Bezit Eigendom Vruchtgebruik Erfdienstbaarheid Erfpacht Opstal Woonplaats Verblijfplaats Handelingsonbekwaamheid Wettelijke samenwoning Afstamming Adoptie Wettelijk stelsel Bestuur van vermogen Langstlevende echtgenoot Orden in erfopvolging Koop Ruil Aanneming Lastgeving Dading Huur Kanscontract Economisch recht Consumentenkrediet Reiscontract Wet Economische mededinging Voorrecht Zakelijke Zekerheid Arbeidsrecht Dienstenchequesysteem Educatief verlof Ondernemingsraad Arbeidsreglement Beroepsloopbaanonderbreking CAO Gemeen strafrecht Verschoningsgronden Samenloop Moord Verzachtende omstandigheden Poging Herhaling Legaliteitsbeginsel Voogdij Echtscheiding Sociaal Zekerh.recht Beroepsziekten Recht op vakantiegeld Recht op vervangingsinkomen Werkgeversbijdragen Werkloosheidsvergoeding Recht op gezinsbijslag Aanvaarding en verwerping Legaat Handelsrecht Handelaar Makelaar Faillissement Merken Handelsnaam Daden v/koophandel Alleenverkoop Franchise NV Auteursrecht Financieel r. Witwassen van geld Bijzonder strafrecht Bestrijding doping Ontkenning genocide Wegcode Valsmunterij Kansspelen Terroristisch misdrijven Art 2 BW luidt: De wet beschikt alleen voor het toekomende, zij heeft geen terugwerkende kracht. > Grondwettelijk recht sensu lato Art 103 Gec. GW: bepaalt dat Ministers voor de misdrijven die zij in de uitoefening van hun ambt mochten hebben gepleegd, uitsluitend berecht worden voor het hof van beroep. > Behoort zowel tot Grondwettelijk recht als het strafprocesrecht. Art 171 Gec. GW: Over de belastingen ten behoeve van de Staat, de gemeenschap en het gewest wordt jaarlijks gestemd. De regelen die ze invoeren, zijn slechts voor een jaar van kracht indien zij niet worden vernieuwd. > Grondwettelijk & Fiscaal recht Art 81 E.G.-verdrag lid 1: Onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijk gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst en …’ > Internationaal publiek recht & Economisch recht Art 19 R.v.St.-wet eerste lid: ‘De aanvragen, moeilijkheden, beroepen tot nietigverklaring en cassatieberoepen bedoeld bij de artikelen 11,12,13,14 en 16 kunnen voor de afdeling administratie worden gebracht door elke partij welke doet blijken van een benadeling of van een belang en worden schriftelijk ingediend bij de afdeling in de vormen en binnen de termijn door de Koning bepaald.’ > Geschillen van bestuur & Administratief recht Art. 6 EVRM: bepaalt dat bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging eenieder het recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige instantie welke bij de wet is ingesteld. > Grondwettelijk, Gerechtelijk en Strafprocesrecht Art 74 §1 en §2 WBTW (Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde): De strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie kan echter geen vervolging instellen indien het kennis heeft gekregen van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een ambtenaar die niet de machtiging had waarvan sprake is in artikel, lid 2, van Wetboek van Strafvordering. > Strafprocesrecht & fiscaal recht Casus: ‘Fly Cheap’ is een nieuwe low budget vliegmaatschappij die vluchten wil organiseren tussen Charleroi en Barcelona. De maatschappij recruteert nieuwe medewerkers waaronder stewardessen. In de overeenkomsten die ze met hen sluit, laat de vliegmaatschappij een beding opnemen dat stelt dat het moederschap een einde maakt aan de overeenkomst. Is dit rechtsgeldig? >> Gemengde rechtstak > arbeidsrecht > arbeidsovereenkomstenwet > art 32 (p.1985) Casus: Er werd in een burgerlijk geschil een vonnis geveld door de vrederechter. In dit vonnis werd je veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 1500 euro aan de tegenpartij. Je bent het hier niet mee eens en wenst hiertegen in beroep te gaan. Welke rechtbank zal kennis nemen van het door jou ingestelde hoger beroep? >> het publiekrecht (rechtregels over de organisatie en de werking van de ‘staat’ en zijn relatie met de onder hem ressorterende groepen en personen, voor zover dit niet door het gemeen burgerlijk recht wordt beheerst > organisatie van de rechterlijke macht hoort bij publiekrecht) >> Publiekrecht > gerechtelijk recht > gerechtelijk privaatrecht > art 577 (derde deel: bevoegdheid) Casus: Jan De Cock is een eerstejaars rechtenstudent die elke dag pendelt tussen Leuven en Tienen. Zijn ouders hebben hem beloofd dat als hij slaagt, hij voortaan op kot mag gaan. Jan vindt een geschikte kamer: ruim, modern gemeubileerd, internetaansluiting, enz. De verhuurder ervan beweert dat er tegenwoordig enkel nog huurovereenkomsten voor een duur van 9 jaren kunnen worden gesloten. Jan wenst maar voor één jaar. Mogelijk? > Privaatrecht > Bijzonder Overeenkomstenrecht (betrekking op de in het BW meer in detail geregelde ‘benoemde’ overeenkomsten zoals koop, ruil, lening, enz. en op de ‘onbenoemde’ of ‘gemengde’ overeenkomsten zoals franchising,…) > Huurovereenkomsten betreffende hoofdverblijfplaats enz. (> ik denk art 3.§1 of 6) Casus: Sven en Bianca wonen reeds 5 jaren samen. Bianca zou graag hun duurzame relatie willen bezegelen met een huwelijk. Sven ziet een huwelijk echter niet zitten maar stelt Bianca voor om voortaan wettelijk en niet meer feitelijk samen te wonen. Volstaat een contract tussen hen beiden hiertoe of bestaat er een officiële totstandkomingswijze? >> Privaatrecht > Personen- en familierecht (BW) > Titel Vbis: Wettelijke samenwoning > art 1476 Casus: Wat is de straf voor het opzettelijk veroorzaken van een vruchtafdrijving bij een vrouw die daarin niet heeft toegestemd? >> Strafrecht > Titel VII Misdaden en wanbedrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid > Hoofdstuk I Vruchtafdrijving > art 348 (opsluiting van 5 tot 10 jaar) 5. WET Art 2. Voor de toepassing van de artikelen 2, §1,… van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de … gerechtigde wordt geacht door ouderdom arbeidsongeschikt te zijn geworden, … mannen 65 en vrouwen 60… Kondigen deze wet af: ALBERT, van Koningswege, Minister van Volksgezondheid en van Pensioenen, met ’s land zegel gezegeld, de Minister van Justitie. >> Interpretatieve wet Gelet op de wetten van 7 september 1939 en 14 december 1944 waarbij aan den Koning buitengewone machten worden verleend, samengeordend bij het besluit van den Regent van 24 januari 1945. Overwegende dat het dringend noodzakelijk is over te gaan tot een strenge beteugeling van de sluikslachting van het vee en van den handel in van dergelijke slachtingen voortkomend vleesch; Op de voordracht van den Minister van Ravitailleering en op advies der in Raad vergaderde Ministers Art 1 Met gevangenis van zes maanden tot vijf jaar worden gestraft zij die een rund, een varken of een paard, op onwettige wijze geslacht hebben of doen slachten. Zij worden met gevangenisstraf van ten minste één jaar gestraft indien de slachting werd gedaan zonder de toestemming van den eigenaar of van den rechtmatigen bezitter van het dier. >> Een (eigenlijke) besluitwet is een besluit met kracht van wet genomen in een wetgevende aangelegenheid door de Koning tezamen met de in de raad verenigde ministers tijdens de Eerste Wereldoorlog en de door de in de raad verenigde ministers alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Totstandkoming Wet 1/ Ik ga eerst na of de materie monocameraal is, vervolgens of de materie zuiver bicameraal is, mocht dit niet zo zijn dan weet ik automatisch dat het een optioneel bicamerale materie betreft; 2/ Een wet stemmen betreffende de burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de ministers van de Koning, welke? Monocameraal (zie theorie en art 74 G.W.) 3/ Stappen: Voorontwerp van wet Advies afdeling wetgeving Raad van State Ondertekening door de Koning Neerlegging op bureau van de Kamer van Volksvertegenwoordigers Behandeling in Kamercommissie Algemene bespreking in commissie Artikelsgewijze bespreking in commissie Artikelsgewijze stemming in commissie Algemene stemming in commissie Behandeling in plenaire vergadering Artikelsgewijze bespreking in plenaire vergadering Artikelsgewijze stemming in plenaire vergadering Algemene stemming in plenaire vergadering Bekrachtiging door de Koning Afkondiging door de Koning Bekendmaking van de wet De afdeling wetgeving van de Raad van State is een adviesorgaan ten behoeve van de onderscheiden materiële wetgevers. 1/ Stellingen die juist zijn inzake het advies van de afdeling wetgeving v/ RvS bij voorontwerpen van wet: - Indien de hoogdringendheid wordt ingeroepen voor een voorontwerp van wet, dan is nog steeds een beperkt advies vereist van de afdeling wetgeving - De ontwerpen betreffende begrotingen, rekeningen, leningen, domeinverrichtingen en het legercontingent moeten nooit voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd. 2/ Stellingen die juist zijn inzake het advies van de afdeling wetgeving van de RvS bij ontwerpen van KB’s - Voor de ontwerpen van KB’s die de van kracht zijnde wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, kan de hoogdringendheid niet worden ingeroepen. - De individuele KB’s moeten nooit voor advies aan de afdeling wetgeving van de RvS worden voorgelegd. - De reglementaire KB’s moeten voor advies aan de afdeling wetgeving van de RvS worden voorgelegd behalve in geval dat de hoogdringendheid wordt ingeroepen. 3/Gevolgen van een advies van de RvS - Het advies van de RvS is niet bindend, de regering kan de kritiek naast zich neerleggen en het wetsontwerp toch indienen in een kamer. Optioneel bicamerale procedure - Senaat kan evocatierecht uitoefenen en neemt de tekst aan zonder te amenderen. - Senaat oefent haar evocatierecht uit , en beslist binnen een termijn van 60 dagen dat er geen reden is om het wetsontwerp te amenderen. De Kamer zendt het ontwerp over aan de Koning ter bekrachtiging. - De Senaat oefent haar evocatierecht niet uit, Kamer van Volksvertegenwoordigers zendt het wetsontwerp ongewijzigd over naar de Koning. … 6. BEVOEGDHEID Toegewezen bevoegdheid - Federale Uitvoerende Macht - Europese Unie - De federale overheid (na afloop van overgangsperiode) - Algemene Vergadering van een NV Residuaire bevoegdheid - Lid-staten van de Europese Unie - Raad van bestuur van een NV - Federale Wetgevende Macht - Gewesten en Gemeenschappen (na afloop van overgansperiode) Art. 5, §1, II, 6° BWHI > Wie is er thans bevoegd om de strafrechtelijke regels vast te stellen waarbij gedragingen die thans inbreuk plegen op de jeugdbescherming, als een misdrijf worden omschreven en waarbij op die inbreuken straffen worden gesteld, met inbegrip van de bepalingen die betrekking hebben op de vervolgingen? >>> De Federale Overheid >> Dit art somt de persoonsgebonden aangelegenheden op waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn. We kunnen stellen dat de gemeenschappen principieel bevoegd zijn inzake jeugdbescherming, doch sommige deelaspecten blijven tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren. Let wel art 11 BWHI die gemeenschappen en gewesten toelaat om strafbaarstellingen te voorzien binnen hun bevoegdheid is hier niet van toepassing, vermits de eerste vraag is of de gemeenschappen bevoegd zijn. 7. INTERNATIONALE WETGEVING 8. HIËRARCHIE DER NORMEN 9. WERKING WET IN DE TIJD