Deel_1

advertisement
Inleiding: het basisprincipe van onze economische ordening in zijn juridische vertaling
Afdeling 1. De vrijheid van beroep en bedrijf
1.
Europeesrechtelijke dimensie
Proportionaliteitseis: een maatregel zal niet toelaatbaar worden geacht wanneer dezelfde doelstelling met een minder het vrij
verkeerd belemmerende maatregel kan worden bereikt
Deel 1. Begrippen van het handelsrecht. De handelaars
Hoofdstuk 1. Begrip en historiek van het handelsrecht
Afdeling 1. Begrip
Het behoort tot het privaatrecht en het is een afwijkend recht.
Afdeling 4. De bronnen van het handelsrecht
Bepaalde afwijkende gewoontes van het handelsrecht in vergelijking met het burgerlijk recht.

Passieve hoofdelijkheid: hoofdelijkheid tussen de schuldenaars
Er is één schuld, meerdere schuldenaars en één schuldeiser. Het geval dat er meer dan een schuldenaar is en elk van
dezen voor het geheel tot nakoming verplicht is (er hoeft echter in totaal slechts eenmaal voldaan te worden).
De schuldenaar die betaalt heeft moet nadien ervoor zorgen de betaling van het deel van elke medeschuldenaar volgens
diens aandeel te bekomen.

Ingebrekestelling in handelszaken
Die kan voortvloeien uit elk geschrift waaruit de intentie van de schuldeiser blijkt om de nakoming te vorderen van datgene
dat de schuldenaar jegens hem moet presteren.

Beroepsverkoper
De koopman die gewoon is de litigieuze goederen te verkopen of de fabrikant-verkoper, wordt steeds vermoed de
verborgen gebreken in de door hem verkochte goederen gekend te hebben.

Betalingsachterstand

Internationale verdragen

Handelsgewoonten
Een algemeen als bindend erkende, ongeschreven rechtsregel. De rechter wordt geacht deze te kennen.

Handelsgebruiken
Ongeschreven regels die van oudsher in een bepaald beroep gangbaar zijn en waarman men mag aannemen dat ze,
behoudens uitdrukkelijk ermee strijdig beding, de instemming van partijen bij de overeenkomst genoten. Dit blijft meestal
beperkt tot een welbepaald beroep en gebied, in tegen stelling tot een handelsgewoonte. Men zal dit moeten aantonen.

Standaardovereenkomsten
Afdeling 5. De daden van koophandel
1.
Criterium
Objectieve daden worden in het wetboek van koophandel opgesomd. De subjectieve daden komen later aan bod.
2.
Winstoogmerk
Vooraleer handelingen als objectieve daden van koophandel aan te merken is vereist dat ze met winstoogmerk worden
gesteld.
3.
Opsomming van de objectieve daden

Elke dienstenprestatie van hoofdzakelijk materiële aard (handenarbeid), zodra deze vergezeld gaat van de levering
van koopwaren.
Bv. kapper, uitbating van rusthuis of familiepension
Vereist is dat de dienstenverstrekker als zelfstandige optreedt en niet in ondergeschikt verband. Gaat de
dienstenverstrekking niet of slechts uitzonderlijk en toevallig vergezeld van de levering van koopwaren, dan gaat het om
een ambachtelijke prestatie.

Elke aankoop van een handelszaak om ze te exploiteren
Een persoonlijke exploitatie van de koper is noodzakelijk, wordt een handelszaak gekocht om geëxploiteerd te worden
door anderen dan is de aankoop geen daad van koophandel.
Andere verrichtingen met het oog op het uitbaten van een toekomstige onderneming dan de aankoop van een
handelszaak om ze te exploiteren worden ook als daden van koophandel beschouwd. (bv. huur flipper en jukebox)

Alle verrichtingen van industriële ondernemingen, zelfs indien de ondernemer slechts de voortbrengselen van zijn
eigen zaak verwerkt en voor zover het geen verwerking betreft die normaal bij de landbouwbedrijven behoort
Er moet een bewerking of verwerking van roerende goederen tot halffabricaten of eindproducten gebeuren met de hulp
van de werknemers.
Landbouwactiviteiten zijn geen daden van koophandel zoals telen en kweken.
Waar de teelt niet zelf geproduceerd wordt maar aangekocht wordt wel als een handelsactiviteit aangezien. Het vetmesten
van varkens en kippen op industriële schaal is wel een daad van koophandel.

Alle verrichtingen van ondernemingen van zaakwaarneming, zaakbezorging, inrichtingen voor openbare verkopingen
en van openbare schouwspelen
Inrichting van schouwspelen bedoelt met een schouwburg, danszaal, bioscoop, zwembad enz. Slechts de organisator of
de uitbater is bedoeld, de personen die zelf optreden in de vertoning zijn geen handelaars.

Alle verrichtingen van onderneming van verzekering tegen premie
Een verzekering is een overeenkomst waardoor een van de partijen (verzekeraar), mits betaling van een premie door de
tegenpartij (verzekeringnemer) zich ertoe verbindt dekking te verlenen tegen bepaalde in de overeenkomst omschreven
risico’s, waarbij naargelang van het geval e verzekerde of de begunstigde belang heeft dat die zich niet voordoen.
De verzekeraar is de persoon die dekking belooft van de in het contract bepaalde risico’s.
De verzekeringnemer is de medecontractant van de verzekeraar.
De verzekerde is de persoon ten voordele van wie het risico gedekt wordt.
De begunstigde is de persoon aan wie de vergoeding uit de overeenkomst toekomt.
Het risico is de onzekere gebeurtenis waarvan de prestaties van de verzekeraar afhankelijk zijn.
De ramp of het sinister is de realisatie van het risico.
Voorbeeld
Bij een brandverzekering ben ik de verzekeringnemer, de verzekerde en de begunstigde.
Ik rij met pa’s auto de professor omver. In dit geval is mijn pa de verzekeringnemer en ben ik de verzekerde en is de
professor de begunstigde.
Indien mijn pa de professor omver rijdt is hij de verzekeringnemer en de verzekerde en is de professor de begunstigde.
LET OP! Alleen de verzekering tegen een premie geeft aanleiding tot een daad van koophandel, de onderlinge
verzekering niet!
De verzekering tegen premie is deze waarbij de verzekering tegen een overeengekomen bedrag gesloten wordt.
De onderlinge verzekering is deze waarbij verscheidene personen die allen aan dezelfde risico’s zijn blootgesteld, zich
ertoe verbinden diegene(n) onder hen te vergoeden die het risico zal lopen.
A.
Schadeverzekeringen of vergoedende verzekeringen (vast bedrag, zonder mogelijkheid voor de verzekerde om zich
te verrijken)
B.

Zakenverzekeringen (bv. brandverzekering)

Aansprakelijkheidsverzekeringen

rechtsbijstandverzekeringen
Personenverzekeringen
Het slachtoffer-begunstigde kan zich verrijken. Hij krijgt de in de polis afgesproken soms, los van de werkelijke geleden
schade.

Levensverzekeringen zijn forfaitaire verzekeringen, ze houden een spaaroptie in

Andere verzekeringen dan levensverzekeringen
De polis vormt het bewijs van de verzekeringsovereenkomst.
Verschil financiële instelling en kredietinstelling
Kredietinstellingen zijn ondernemingen waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van
gelddeposito’s of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening.
Financiële instellingen zijn ondernemingen die geen kredietinstellingen zijn en waarvan de hoofdbedrijvigheid bestaat in het
verwerven deelnemingen of één of meer van de in een wet opgesomde werkzaamheden.

Alle verrichtingen van ondernemingen die tot doel hebben onroerende goederen te kopen om ze nadien door te
verkopen
Een geïsoleerde aankoop van een onroerende goed blijft een burgerlijke daad.
Bv. Een handelaar die een roos koopt; als hij bewijst dat dit om een daad van koophandel gaat wordt het een burgerlijke
daad.
4.
Subjectieve daden van koophandel
Alle verbintenissen die door een handelaar worden aangegaan, welke ook hun oorzaak is en ook al vallen zij niet onder de
opsomming der objectieve daden van koophandel.
De wetgever vermoedt dat iedere handeling – zelfs de onrechtmatige daad - van een handelaar wordt gesteld in functie
van zijn handelsactiviteit. Het wettelijke vermoeden is dus weerlegbaar. Het vermoeden heeft een algemene draagwijdte.
Van elke handeling, die geen objectieve handelsdaad is, wordt vermoed dat ze in functie van de handel van de handelaar
wordt gesteld en de bewijslast om het tegendeel te bewijzen berust op de handelaar, tenzij zijn tegenpartij de daad als
niet-commercieel zou beschouwen en de handelaar zulks betwist.
Alles wat een handelaar doet is een daad van koophandel, tenzij tegenbewijs. Men moet dan bewijzen dat de daad vreemd
was aan de handel en bij objectieve daden van koophandel het winstoogmerk ontbreekt.
BV. subjectieve daden: deelname aan een motorcross door een handelaar in motoren, afsluiten van een
brandverzekering voor de verkoopruimte
Geen daden van koophandel: kansspel vanwege een handelaar, het verzorgen van andermans dieren door een
groentekweker, de erkenning van een natuurlijke verbintenis, werken besteld voor de privé-woning van een handelaar
5.
De daden van koophandel wegens de vorm van de handeling
Afdeling 6. Wie is handelaar?
1.
Natuurlijke personen
Handelaar zijn die hun gewoon beroep maken van het stellen van (objectieve) daden van koophandel. Om handelaar te
zijn volstaat het dat men de opgesomde daden als hoofd- of als bijberoep stelt. Het beroepsmatig karakter veronderstelt
winstoogmerk en speculatie (= het lopen van risico’s met kans op winst of verlies, niet als werknemer of bestuurder in
naam en voor rekening van een vennootschap, maar in eigen naam en voor eigen rekening zodat de beroepsmatig
gelopen risico’s het eigen vermogen kunnen raken)
Kunstenaars en landbouwers zijn geen handelaars.
2.
Vennootschappen
Het zijn handelsvennootschappen indien zij als statutair doel hebben het stellen van objectieve daden van koophalen met
het oog op het maken van winst. Het handelskarakter wordt aan de hand van haar statutaire doelomschrijving beoordeeld.
3.
Bekwaamheid
Hij moet handelingsbekwaam zijn en dus meerderjarig. De daden van koophandel ten aanzien van minderjarigen worden
aangezien als burgerrechterlijke daden.
Afdeling 7. De commerciële activiteiten van overheidsinstellingen
Zij streven het algemeen belang na en het ontbreekt hun aan het winstoogmerk. Hun optreden op het economisch terrein wordt
daarom ook niet als een commerciële activiteit aangemerkt.
Opmerking: NMBS, De Post, Belgocontrol zijn publiekrechterlijke instellingen waarvan de verbintenissen ervan als daden van
koophandel worden beschouwd. De VRT niet.
Afdeling 8. De ambachtsonderneming
De activiteit ervan is burgerlijk omdat enkel de levering van de hoofdzakelijk materiële prestaties een objectieve daad van
koophandel uitmaakt.
Afdeling 9. Gevolgen van de kwalificatie van een handeling als daad van koophandel
1.
Toepasselijkheid van het handelsrecht
2.
Bevoegdheid van de rechtbank van koophandel
Afdeling 10. Kritiek op de wettelijke regeling
Het aankopen van onroerend goed om dit door te verkopen is wel een objectieve daad van koophandel.
Het aankopen of huren van onroerend goed om het te verhuren is geen objectieve daad van koophandel.
Onder het begrip van de handelaar valt ook niet de beoefenaar van een vrij beroep. Een vrij beroep is elke zelfstandige
beroepsactiviteit die dienstverlening of levering van goederen omvat welke geen daad van koophandel of een ambachtsactiviteit
is en die niet wordt bedoeld in de marktpraktijken wet, met uitsluiting van de landbouwbedrijvigheden en de veeteelt.
Afdeling 11. Verlies van de hoedanigheid van handelaar
1.
Natuurlijke personen
Bij het stopzetten van de commerciële activiteit. Het overlijden, onbekwaam-worden.
Het faillissement echter, doet de hoedanigheid van de handelaar niet verloren gaan.
2.
Handelsvennootschappen
Wanneer haar ontbinding werd besloten, bij de afsluiting van de vereffening of het afsluiten van het faillissement. Ook wanneer
de handelsvennootschap omgezet wordt tot een vennootschap met burgerlijk doel of in een vereniging met
rechtspersoonlijkheid.
Hoofdstuk 2. Verplichtingen die op handelaars wegen
Afdeling 1. Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen
Afdeling 2. Houder zijn van een rekening bij een financiële instelling
Afdeling 3. Bekendmaking van de huwelijksvoorwaarden
Afdeling 4. Reglementering met betrekking tot de toegang tot bepaalde beroepen en bedrijvigheden
Hoofdstuk 3. Het bewijs in handelszaken
Afdeling 1. Algemeen
Er kan, buiten de bewijsmiddelen toegelaten door het BW, ook bewezen worden door getuigen en vermoedens. Ook foto’s,
computerbestanden,films, faxberichten enzovoort kunnen aangewend worden als bewijs.
Afdeling 2. De bewijskracht van de boekhouding
Het kan door de rechter aangenomen worden om tussen kooplieden als bewijs te dienen van handelsverbintenissen.
Afdeling 3. De factuur
1.
Definitie en rol van factuur
Een factuur is een geschreven stuk dat de bevestiging bevat van een schuldvordering in geld en dat door de leverancier van
goederen of diensten, wegens deze levering, aan zijn klant wordt afgegeven.
Er moet geen factuur worden opgemaakt indien men de goederen levert aan de verbruiker (die de goederen niet gebruiken voor
beroepswerkzaamheid).
Indien de factuur niet in overeenstemming is met de fiscale wetgeving dan kan de rechter weigeren daar kennis van te nemen.
De vordering tot betalen kan echter niet definitief worden afgewezen enkel en alleen omdat de factuur onregelmatig is: de
betaalplicht van de bestemmeling bestaat immers los van de toezending van een regelmatige factuur.
2.
Bewijskracht van factuur
Hij heeft dezelfde bewijskracht als die van de boekhouding.
Tegen diegene die factureert (meestal de leverancier) bewijst de factuur de overeenkomst die aanleiding gaf tot de
gefactureerde verbintenissen, zelfs indien de factuur niet ondertekend is door de leverancier. Indien hij de factuur
ondertekende, zonder verdere vermelding, geldt dit als een kwijting voor het gefactureerde bedrag. Zij geldt als een schriftelijke
buitengerechtelijke bekentenis.
Tegen de bestemmeling bewijst de factuur het verschuldigd zijn van de erin neergelegde vordering tot betalen, indien de factuur
werd aanvaard. Ze zal dan ook het bestaan bewijzen van de overeenkomst die aanleiding gaf tot de gefactureerde
verbintenissen.
Op zichzelf bewijst de factuur noch de overeenkomst, noch de krachtens deze gefactureerde verbintenissen; zij is immers een
document dat eenzijdig door de leverancier werd opgesteld. Vandaar de noodzaak van aanvaarding.
Is de bestemmeling geen handelaar, dan komt de niet-aanvaarde factuur geen bewijskracht toe. Een stilzwijgende aanvaarding
(= een aanvaarding afgeleid uit een gebrek aan (tijdige) reactie na ontvangst van de factuur).
Voor een bestemmeling die wel handelaar is, wordt de mogelijkheid van een stilzwijgende aanvaarding wel aanvaard.
3.
In welke taal moet een factuur worden opgemaakt?
Het moet in het Nederlands opgesteld worden indien de woonplaats of zetel van diegene van wie de factuur uitgaat in het
Vlaamse Gewest is gelegen. Woont de klant eveneens in het Vlaamse Gewest, dan moeten de geschreven vermeldingen
eveneens in het Nederlands zijn gesteld.
Indien de factuur in een andere taal is gesteld dan de taal van het gebied waar de koper woont, en indien men kan
bewijzen dat de koper niet alle bedingen of dat de gebruikte taal ter misleiding van de koper werd gebruikt; dan kan
wegens dwaling of bedrog de koop door de rechtbank vernietigd worden.
Download