Middeleeuwen algemene inleiding. 1 Vroege middeleeuwen: 4e eeuw – 10e eeuw Hoge middeleeuwen: 10e eeuw – 13e eeuw Late middeleeuwen: 13e eeuw – 15e eeuw Middeleeuwen: ±330 - ±1500 In de vroege middeleeuwen was ongeveer 90% van de bevolking boer. De boeren waren arm en ondervoed. Het leven was “wreed, hard en kort”. Adel en Kerk hadden veel macht. Omdat iedereen lid was van de kerk, konden de geestelijken iedereen via de preekstoel beïnvloeden. Kerkelijke gezagsdragers waren vrijwel de enigen die konden lezen wat hun machtpositie nog vergrootte. Het aardse bestaan was in de middeleeuwen van ondergeschikt belang en het leven was gericht op het hiernamaals. De angst om in de hel te komen maakte de mensen onderdanig aan de machthebbers. Er waren altijd 3 standen: Geestelijkheid, Adel en de boeren. Zij die bidden, zij die vechten en zij die ploegen. Het eten in de middeleeuwen: Ontbijt: Restjes oud brood van de vorige dag, bier met weinig alcohol. De kinderen dronken ook altijd bier. Middagmaal: Stoofpot, aangevuld met brood, boter en zout en weggespoeld met bier. Avondmaal: Brood, en boter (met beleg), meestal pap en wat restjes van de middagmaal. Bier werd er ook weer bij gedronken. De rijke mensen hadden vleesschotels hierbij werd wijn gedronken. Middeleeuwse stad: Om een stad lag altijd een gracht. Ook stonden er stenen muren omheen, dat heet en stadsmuur. Er werden altijd torens op gezet en er zat ook altijd een poort in soms met een ophaalburg ervoor. Binnen de muren stonden de huizen aan kronkelige smalle straatjes. De huizen waren van hout. Alleen de kerk die in het midden stond was van steen. Boerendorp: Een boerendorp lag buiten de stadsmuren. Het waren kleine armoedige huisjes waar ze in leefden. Kleding in de middeleeuwen: Je had een Koning die had altijd een kroon op en daar bij hele mooie kleren. De Koningin had ook een mooie kroon op met een hele mooie jurk. Je had Adel. Die hadden zo’n zwarte hoed op. En dan vaak van zulke grappig pakjes. En dan had je ook nog Jonkvrouwen die hadden hele mooie hoeden op en ook hele mooie jurken aan. Ridders hadden een harnas aan. Boeren waren arm en hadden hele lelijke oude kleren aan. Soms leek het wel alsof ze gewoon een jute zak droegen. "Een kasteel is een middeleeuws gebouw dat de functies van verdedigbaarheid en bewoonbaarheid combineert, door het verschaffen van woonruimte en verdedigbaarheid aan een beperkte groep mensen, variërend van een adellijke familie met een paar dienaren tot een kleine hofhouding en een militair garnizoen, tot een maximum van ongeveer vijftig personen. Essentieel hierbij is dat deze groep mensen in een afhankelijkheidsrelatie staat tot één persoon of instelling."