VOORSTEL AAN DE STUURGROEP (tevens

advertisement
Bijlage I
Overzicht van de prestatievelden binnen de Wmo en hun wettelijke basis. Daarbij een
overzicht van het tijdpad waarin de verschillende onderdelen worden ingevoerd.
Prestatieveld
Huidige
wetgeving
Nà
invoering
Wmo
1
Bevorderen sociale
samenhang en leefbaarheid
Welzijnswet
Wmo
Bestaande
of nieuwe
taak
gemeenten
Bestaand
2
Op preventie gerichte
opvoedingsondersteuning
Welzijnswet
Wmo
Bestaand
3
Informatie, advies en
cliëntondersteuning
Welzijnswet
(deels)
Wmo
Bestaand en
nieuw
4
5
Gereed
op
01-01-07
Proces is
al gestart
Continu
proces
a) Praktische regeling aansluitend bij de regelingen van Wvg welke ook
adequaat zijn voor HV in natura en PGB. Per gemeente geregeld op 1-12007.
Ja
b) Gemeentelijke loket voor maatschappelijke ondersteuning als algemeen
concept voor de 5 gemeenten.
Ja
c) Realisering van een lokaal Wmo-loket per gemeente als
groeimodel naar de éénloket-gedachte vanuit een intensieve regionale
samenwerking met als uitgangspunten een brede wwz-variant waarbij
aanvraag wordt ingenomen en afgehandeld met een gezamenlijke opzet van
een digitale sociale kaart en een uniforme digitale aanvraagprocedure voor
Wmo-voorzieningen.
Nee
d) Cliëntondersteuning: WWZ-coördinatoren als specifieke vorm ervan:
voorstel tot continuering afhankelijk van evaluatie en budgetten
Ja
Ondersteunen van
mantelzorgers, begeleiden
naar respijtzorg en
ondersteuning vrijwilligers:
Welzijnswet
AWBZ
Wmo
Ja
b) Afstemming en samenwerking van werksoorten en afstemming budgetten.
Nee
Welzijnswet
AWBZ
Wvg
Wmo
Ja
Bestaand en
nieuw
a) Voortzetting bestaande ondersteuningsafspraken voorzover budgetten
voor steunpunt Mantelzorg en Praktische Thuishulp worden overgedragen.
Bevorderen deelname aan
maatschappelijk verkeer en
zelfstandig functioneren van
specifieke doelgroep Wmo.
Gereed
nà
01-01-07
Ja
Bestaand en
nieuw
a) Overname lopende afspraken met de organisaties die deze taken
uitvoeren voorzover budgetten (overgehevelde AWBZ-budgetten) dit
toelaten. Voortzetting samenhangend welzijnsbeleid, dat door de welzijnsinstellingen en vrijwilligersorganisaties wordt uitgevoerd.
b) Nieuwe kaders uitwerken m.b.t de nieuwe taken:
- Invulling regeling diensten wonen met zorg
- Invulling zorgvernieuwingsprojecten GGZ : Cosumer run projecten,
- Invulling CVTM-regeling: Activerend huisbezoek, Oppasdienst,
Alzheimercafé, Steunpunt Mantelzorg, praktische thuishulp
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
i
Prestatieveld
6
7
8
9
Verlenen van voorzieningen
aan de specifieke doelgroep
Wmo.
Huidige
wetgeving
Nà
invoering
Wmo
Welzijnswet
AWBZ
Wvg
Wmo
Bestaande
of nieuwe
taak
gemeenten
Bestaand en
nieuw
a) Overgangsregeling HV en voorzieningen gehandicapten (Wvg)
overeenkomstig lopende afspraken voorzover budgetten dit toelaten.
b) Nieuwe kaders:
- Hoe richten we de indicatie bij individuele voorzieningen in
- Hoe gaan we om met de keuzevrijheid van de klant rondom individuele
voorzieningen in natura, financiële bijdrage en persoonsgebonden budget.
- Voeren we een eigen bijdrage-systematiek in, en zo ja, welke.
- Op welke wijze kopen we HV-zorg en Wvg-voorzieningen in.
- Hoe gaan we cliëntparticipatie regelen.
Bieden van maatschappelijke Welzijnswet
Wmo
Bestaand
opvang en bestrijding
huiselijk geweld.
Middelen gaan naar de centrumgemeente Oss en voor vrouwenopvang naar
Den Bosch. Beide gemeenten maken beleid in nauwe samenspraak met de
regiogemeenten. Hiervoor bestaat een overlegstructuur
Advies- en steunpunt huiselijk geweld en ouderenmishandeling gaat
binnenkort van start.
Gereed
op
01-01-07
Gereed
nà
01-01-07
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
Staand
beleid
Nieuw
beleid is
in gang
gezet
Bevorderen van openbare Welzijnswet
Wmo
Bestaand
Staand
geestelijke gezondheidszorg
beleid
Regionaal beleid op basis van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid. Er bestaat een
convenant voor de regio Brabant Noordoost. Er is structureel overleg. Er zijn bemoeizorgteams voor de
drie deelregio’s, dus ook voor het Land van Cuijk.
Bevorderen van
Welzijnswet
Wmo
Bestaand
Staand
verslavingsbeleid
beleid
Middelen gaan naar de centrumgemeente Oss, die beleid maakt in nauwe samenspraak met de
regiogemeenten
Er is een regionale overlegstructuur. Voorzieningenaanbod is regionaal verspreid;
ii
Bijlage II
Huishoudelijke verzorging,Wvg en AWBZ-subsidieregelingen
1. Inleiding
In deze bijlage zal de huidige situatie en het model worden toegelicht dat gebruikt zal worden
tijdens de voorgestelde overgangsperiode, van invoeringsdatum Wmo t/m 31 december 2007.
Het model dat ons het best in de gelegenheid stelt tot een ‘pragmatische invoering’, met name op
het gebied van de overname van Huishoudelijke Verzorging uit de AWBZ, is het zogenaamde
‘Zorgkantoormodel’.
In paragraaf 2 wordt de verstrekking van Huishoudelijke Verzorging beschreven zoals dit
momenteel onder de AWBZ geschiedt, en wordt beschreven hoe hierbij in het overgangsmodel
zal worden aangesloten. Paragraaf 3 beschrijft de overgang van Wvg. Paragraaf 4 beschrijft
tenslotte de AWBZ-subsidieregelingen die overkomen naar de gemeente.
2. Huishoudelijke verzorging vóór en na invoering van de Wmo
2.1 Huishoudelijke verzorging binnen de AWBZ
Het huidige zorgstelsel in Nederland is complex. Er zijn verschillende compartimenten,
verschillende sturingsregimes en de wereld van de zorg is bovendien sterk in beweging. Vanaf
01-01-2007 wordt de gehele huishoudelijke verzorging onderdeel van de Wmo. Vanaf die datum
worden gemeenten verantwoordelijk voor de toewijzing en levering van huishoudelijke verzorging
aan haar burgers. Om dit op een adequate manier te kunnen doen is inzicht in het huidige
functioneren van de huishoudelijke verzorging binnen de AWBZ onontbeerlijk. In deze paragraaf
wordt op hoofdlijnen een beeld geschetst van de huishoudelijke verzorging binnen de AWBZ.
Daarnaast treft u kerncijfers aan over deze huishoudelijke verzorging in de gemeenten in het
Land van Cuijk.
Wat is huishoudelijke verzorging?
Het bieden van huishoudelijke verzorging in de AWBZ heeft als doel ‘het geheel of gedeeltelijk
overnemen van activiteiten op het gebied van verzorging van het huishouden, met inbegrip van
enige hulp bij de organisatie van het huishouden.’Huishoudelijke verzorging komt in beeld als
disfunctioneren dreigt. De functie huishoudelijke verzorging is verbijzonderd naar activiteiten op
de gebieden van:
1. huishoudelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld stof afnemen, afwassen, ramen zemen,
opruimen, sanitair schoonmaken, was of kleding opbergen, bed opmaken, verzorgen van planten
en huisdieren en het bereiden van de maaltijd;
2. organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperkingen;
3. het verzorgen en opvangen van jonge kinderen in verband met uitval van de primaire
verzorger(s) en afwezigheid van informele zorg.
Een beperkte mate van begeleiding kan deel uitmaken van huishoudelijke verzorging.
Grondslag huishoudelijke verzorging
De grondslag om in aanmerking te komen voor huishoudelijke verzorging is een somatische of
psychogeriatrische aandoening of stoornis, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke
handicap, een psychiatrische stoornis of ernstig psychosociaal probleem, leidend tot
disfunctioneren van de verzorging van het huishouden of van de leefeenheid waartoe de
verzekerde behoort.
I
Onderscheid HV 1 en HV 2
Er is in het huidige systeem een onderscheid in Huishoudelijke Verzorging 1 (HV 1) en
Huishoudelijke Verzorging 2 (HV 2). De verschillen zijn:
• ingezette niveau van medewerkers
– HV 1: alfahulpen
– HV 2: thuiszorgmedewerkers
• aard van de werkzaamheden
– HV 1: alleen de echte huishoudelijke werkzaamheden
– HV 2: ook organisatie van het huishouden en het verzorgen en opvangen van kinderen
Bij HV 1 wordt verondersteld dat de cliënt in staat is tot zelfregie over de planning van de
activiteiten en dat de cliënt bereid en in staat is de werkgeversrol te vervullen.
Enkelvoudige en meervoudige huishoudelijke verzorging
De functie huishoudelijke verzorging is onder te verdelen in enkelvoudige en meervoudige
huishoudelijke verzorging. Enkelvoudige huishoudelijke verzorging is huishoudelijke verzorging
die niet geïndiceerd is in combinatie met andere AWBZ-functies. Mensen met een indicatie voor
enkelvoudige huishoudelijke verzorging hebben dus alléén een aanwijzing voor huishoudelijke
verzorging. Wanneer mensen naast de indicatie voor huishoudelijke verzorging ook een indicatie
hebben voor een andere AWBZ-functie – zoals persoonlijke verzorging, ondersteunende en
activerende begeleiding – spreken we van meervoudige huishoudelijke verzorging.
Tarifering huishoudelijke verzorging
Het huidige maximumtarief voor huishoudelijke verzorging is dus afhankelijk van het soort
huishoudelijke verzorging die men ontvangt. Voor ‘huishoudelijke verzorging 1’ geldt voor het
jaar 2005 een door het College Tarieven Gezondheidszorg vastgesteld uurtarief van € 14,10 en
voor ‘huishoudelijke verzorging 2’ is het tarief van € 26,30 van toepassing.
2.2 Thuiszorg
In het Land van Cuijk is een grote organisatie voor thuiszorg actief, de stichting Thuiszorg
Brabant Noordoost. Deze organisatie bedient nu meer dan 95% van de markt. Daarnaast zijn er
enkele kleine organisaties werkzaam, maar met een beperkt bereik. De inzet van medewerkers
van de thuiszorg is afhankelijk van de indicatie en de zorgvraag van de cliënt. Ten aanzien van
het aspect van huishoudelijke verzorging wordt een onderscheid gemaakt tussen alfahulpen en
thuishulp niveau A.
Verschil alfahulp en medewerker HV
Een medewerker HV is in dienst van de thuiszorg. Hij/zij besteedt naast de huishoudelijke taken
ook aandacht aan de sociale omgeving. Hij/zij heeft een interne opleiding gevolgd waarin
bijvoorbeeld aspecten centraal staan als bejegening, klantafspraken, bevorderen van
zelfredzaamheid en het op een verantwoorde manier bieden van zorg.
Alfahulpen zijn niet in dienst van de thuiszorgorganisatie maar sluiten als zelfstandig ondernemer
een contract af met de cliënt. De cliënt betaalt dus de alfahulp. Dit heeft consequenties want als
een alfahulp ziek is dan moet de cliënt zes weken het salaris doorbetalen, behoudens de eerste
twee werkdagen. De cliënt ontvangt overigens een subsidie voor het betalen van het salaris van
een alfahulp. Bovendien krijgt de cliënt in de eerste drie weken van de ziekte van de alfahulp
geen vervangende hulp. Ook tijdens vakanties van de alfahulp is er geen vervanging. Alfahulpen
worden door de thuiszorgorganisaties vaak ingezet daar waar sprake is van een stabiele
gezinssituatie en er vaak sprake is van alleen huishoudelijke verzorging. Ondersteuning bieden
bij de noodzakelijke opvang van kinderen wordt dan ook niet door alfahulpen gedaan.
II
Wanneer wordt een alfahulp ingezet en wanneer een medewerker HV?
Door het indicatieorgaan CIZ wordt de functie Huishoudelijke Verzorging geïndiceerd. Vervolgens
bepaalt de zorginstelling op basis van de situatie van de klant of er een alfahulp of thuishulp
wordt ingezet. De volgende criteria worden hiervoor gebruikt door de zorgaanbieder:
1. de cliënt kan en wil de werkgeversrol vervullen door zelf te zorgen voor een goed verloop van
de hulpverlening, de uitbetaling van het loon aan de alfahulp en het invullen van de werkstaten;
2. de cliënt kan 4 weken zonder hulp;
3. het gaat om HV-indicaties met maximaal twee kalenderdagen zorg per week. Een alfahulp
mag wettelijk gezien niet meer dan twee dagen (maximaal 12 uur) bij een cliënt werken;
4. het gaat om indicaties die voor een langere periode zijn afgegeven (> 3 maanden)
Alfahulpen worden ingezet bij indicaties voor huishoudelijke verzorging die voor langere tijd zijn
afgegeven. Bij kortdurende indicaties zou de alfahulp elke paar maanden een andere werkgever
krijgen. De afrekening door het Zorgkantoor vindt plaats op basis van de gerealiseerde uren HV 1
(alfahulp) en HV 2 (thuishulp A).
2.3 Indicatiestelling
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is een onafhankelijke organisatie die beoordeelt of
burgers in aanmerking komen voor AWBZ-zorg. Er zijn in Nederland verschillende regionale
bureaus voor indicatiestelling voor de AWBZ. Het CIZ hanteert bij haar indicatiestelling de
definitie volgens het Besluit zorgaanspraken (d.d. 01-11-2004) van huishoudelijke verzorging:
Huishoudelijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het
gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische,
psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of
zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem dat leidt of dreigt te leiden tot het
disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de verzekerde dan wel van de
leefeenheid waartoe de verzekerde behoort, te verlenen door een instelling.
In de definitie wordt gesproken over ‘de verzekerde’. Dat heeft te maken met het
verzekeringskarakter van de AWBZ. De AWBZ biedt dus ‘rechten’. Na overheveling naar de Wmo
vervalt dat karakter. Verder wordt gesproken over ‘een instelling’. Dat heeft te maken met de
systematiek dat de uitvoering van AWBZ-functies moet gebeuren door erkende instellingen, tenzij
sprake is van een persoonsgebonden budget. De definitie benoemt ook het argument waarom
iemand de ondersteuning kan krijgen.
Aanvraag bij het CIZ
Op het moment dat burgers een zorgvraag hebben en professionele zorg willen ontvangen
kunnen ze contact opnemen met het regiobureau van het CIZ. Het CIZ bekijkt samen met de
zorgvrager de gezondheidssituatie en de leef- en woonomgeving. Deze indicatiestelling doet zij in
drie stappen: de aanvraag, het onderzoek en het indicatiebesluit. De aanvraag waarbij de situatie
direct helder is kan soms telefonisch worden afgehandeld. Bij meer complexe vragen wordt aan
de hand van een aanvraagformulier de zorgvraag in kaart gebracht. Professionals als een
huisarts, verpleegkundige of ziekenhuis kunnen daarbij indien noodzakelijk behulpzaam zijn.
Soms is een persoonlijk gesprek wenselijk.
In april 2005 is het protocol Gebruikelijke zorg in werking getreden. De status van dit protocol is
dat de indicatiestellers van het CIZ de richtlijnen dienen te gebruiken bij de vaststelling van
omvang van de aanspraak op AWBZ-zorg en de zorg die men van elkaar mag verwachten
binnen het eigen gezin of huishouden. De AWBZ-zorg komt dus pas in beeld op het moment dat
binnen het gezin of eigen huishouden de noodzakelijke zorg niet op een verantwoorde manier
geboden kan worden. Het bepalen van aard en omvang van gebruikelijke zorg in relatie tot een
eventuele aanspraak op zorg vanwege de AWBZ heeft alleen betrekking op de functies
Huishoudelijke Verzorging, Persoonlijke Verzorging en Ondersteunende Begeleiding.
III
Onderscheid gebruikelijke zorg en mantelzorg
Het ministerie van VWS hanteert de term ‘Gebruikelijke zorg’ als het gaat om gangbare
activiteiten op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van verwanten, c.q.
huisgenoten, voor elkaar. De gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar speelt zich af binnen
de leefeenheid die een gemeenschappelijk huishouden voert. Mantelzorg is de extra zorg – meer
dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is – die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan
personen in hun familie, huishouden of sociale netwerk met vrij ernstig fysieke, verstandelijke of
psychische beperkingen. Mantelzorg is dus zorg die de “gebruikelijke zorg” overstijgt.
Keuze tussen PGB en zorg in natura
Op het moment dat een cliënt een indicatietraject heeft doorlopen heeft hij de mogelijkheid om bij
een groot aantal AWBZ-functies te kiezen voor zorg in natura of een persoonsgebonden budget
(PGB). Zorg in natura houdt in dat men zorg ontvangt van de reguliere zorginstellingen. Via een
persoonsgebonden budget kan men zelf bepalen op welke wijze men de zorg wil organiseren.
Men krijgt een vastgesteld geldbedrag om de zorg naar eigen inzicht in te kopen. Het is echter
ook mogelijk om een gedeelte van de zorg in te kopen via een PGB en een ander gedeelte in
natura te ontvangen. Zo kan men bijvoorbeeld dagbesteding krijgen in natura via een
zorgaanbieder en huishoudelijke verzorging via een PGB.
Zorg in natura
Indien een cliënt kiest voor zorg in natura dan ontvangt deze cliënt zorg die wordt geleverd door
een zorgaanbieder, bijvoorbeeld een thuiszorgorganisatie. Deze zorgaanbieder regelt dat er een
zorgverlener aanwezig is en regelt de administratie rondom de zorgverlening. De cliënt krijgt de
zorg, zonder kosten (behalve de in rekening gebrachte eigen bijdrage), in natura geleverd.
Afspraken worden gemaakt over de manier waarop de zorg wordt verleend. De cliënt kiest zelf
zijn zorgaanbieder. Meestal wordt dat bij de indicatiestelling al gevraagd. Het CIZ stuurt dan het
indicatiebesluit ook naar de zorgaanbieder die de cliënt prefereert. Indien er bij de desbetreffende
zorgaanbieder een wachtlijst bestaat dan zal het Zorgkantoor ervoor moeten zorgen dat er zo
lang een goed alternatief wordt geboden. Het voordeel voor cliënten bij de keuze voor zorg in
natura is dat zij nauwelijks met administratieve handelingen te maken krijgen. De cliënten
krijgen ook steeds minder met wisselende personeelsleden te maken en de tijden waarop de zorg
geleverd wordt vindt in toenemende mate plaats na overleg met de cliënt.
Persoonsgebonden budget (PGB)
Wanneer een cliënt zelf de zorgverlening wil organiseren is een PGB een uitstekend instrument.
Een cliënt kiest vaak voor een PGB omdat hij of zij iemand in de directe omgeving kent die de
zorg kan leveren. Of omdat men zelf de dagen en tijden wil afspreken waarop de zorgverlener
komt. Veel mensen met een PGB waarderen bovendien dat ze met een vaste zorgverlener
werken die ze zelf kiezen. Vaak is dit een bekende, zoals een buurvrouw of kennis, maar men
kan ook een zorgaanbieder inhuren. Kiezen voor een PGB betekent ook dat cliënten een aantal
verantwoordelijkheden hebben. Zo zal men zelf op zoek moeten gaan naar hulpverleners, zelf
afspraken moeten maken met hulpverleners en overeenkomsten sluiten, zelf de hulpverleners
uitbetalen en de financiële administratie bijhouden. Naast het gegeven dat men zorgvrager is, is
men dus ook opdrachtgever of werkgever.
IV
Beheer van een PGB
Wanneer iemand een PGB wil maar niet in staat is om zelf een PGB te beheren dan kan er:
• een vertrouwenspersoon worden ingeschakeld of,
• een organisatie (voor cliëntondersteuning) in de arm worden genomen of,
• een particulier bureau ingeschakeld worden.
Het merendeel van de budgethouders (circa 90%) beheert het budget echter zelf. Verder wordt
ook ondersteuning geboden door de Sociale Verzekeringsbank op het gebied van
salarisadministratie, arbeidsrecht en belastingrecht. Een persoon die beschikt over een PGB
heeft een aantal vrijheidsgraden ten aanzien van de besteding. Als men bijvoorbeeld een PGB
heeft voor huishoudelijke verzorging mag men deze middelen ook besteden voor de functie
‘ondersteunende begeleiding’. Het is eveneens toegestaan om middelen in te zetten voor het
vergoeden van bemiddelingskosten. Men mag geen therapieën of permanent verblijf in een
instelling financieren met een PGB. De hoogte van een PGB wordt vastgesteld op basis van de
indicatie door het CIZ. Ten aanzien van de functie huishoudelijke verzorging gelden de
onderstaande tarieven in 2005.
Indicatie aantal uren HV per week
1e klasse 0 – 1,9
2e klasse 2 – 3,9 uur
3e klasse 4 – 6,9
4e klasse 7 – 9,9
5e klasse 10 – 12,9
6e klasse 13 – 15,9
7e klasse € 242,05 + aantal uren
X
Bruto PGB per jaar (2005)
€
870,-€
2611,-€
4788,-€
7399,-€ 10.011,-€ 12.621,-€ 16.68,--
Uitleg bij tabel: indien men geïndiceerd wordt voor een jaar voor minder dan twee uur per week
aan huishoudelijke verzorging dan staat daar een PGB-bedrag van € 870,- tegenover. Klasse
zeven is bestemd voor mensen die meer dan 16 uur per week op jaarbasis huishoudelijke
verzorging nodig hebben.
De hierboven beschreven bedragen zijn bruto. Cliënten krijgen dit budget niet altijd volledig in
handen. In een aantal gevallen dient men eerst een eigen bijdrage te betalen. De hoogte van die
eigen bijdrage is afhankelijk van de leeftijd (alleen personen van 18 jaar en ouder betalen een
eigen bijdrage), van de soort zorg die men krijgt (er geldt geen eigen bijdrage voor tijdelijk
verblijf), van de hoeveelheid zorg, hulp en begeleiding die men krijgt en van het inkomen. Er is
een plafond ingebouwd voor een maximum eigen bijdrage. Dit plafond is afhankelijk van het
inkomen en de gezinssituatie.
Voordelen PGB vanuit cliëntenperspectief
 Meer zorg op maat mogelijk omdat hulp verleend kan worden in nauwe afstemming met
degene die de gebruikelijke zorg en/of mantelzorg verleent;
 De vrijheid om zelf te bepalen wie, wanneer en hoe, hulp verleent;
 Binnen de huidige afspraken kan flexibel met de zorg worden omgegaan omdat het
budget aan alle zorgtaken mag worden besteed, onafhankelijk waarvoor geïndiceerd is;
 Met een PGB is ook kortdurend hulp mogelijk op een ander adres dan het woonadres.
Nadelen PGB vanuit cliëntenperspectief
 Een cliënt moet zelf hulp werven en organiseren (ook bij ziekte of vakantie);
 Er moet een urenadministratie worden bij gehouden en verantwoording worden afgelegd;
 Een PGB-houder is altijd opdrachtgever en soms ook werkgever. Dit is het geval indien
de zorgverlener meer dan twee dagen per week voor de PGB-houder werkzaam is
ongeacht het aantal uren;
V

Financieel risico: wanneer men zich de gevolgen niet realiseert van wijzigingen in
inkomen of omstandigheden die leiden tot indicering voor minder zorg, kan men achteraf
voor (nare) verrassingen komen te staan.
2.4 Eigen bijdrage
De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen van de cliënt (en van zijn
partner). De eigen bijdrage wordt vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Zij
sturen de rekening voor de eigen bijdrage naar de cliënt toe. Men betaalt nooit meer dan de
maximale periodebijdrage. Dat is een maximumbedrag dat de cliënt per vier weken betaalt. De
maximale periodebijdrage is nooit lager dan € 16,20 (drempelbedrag) of hoger dan €536,80
(maximumbedrag) per vier weken. Cliënten kunnen in bepaalde situaties hun eigen bijdrage
terugvorderen. De overheid heeft namelijk regelingen getroffen om mensen met een laag
inkomen of hoge zorgkosten tegemoet te komen. Enkele mogelijkheden zijn een aanvraag in te
dienen voor bijzondere bijstand bij de gemeente of geld terug te vragen bij de belastingdienst.
Vrijstelling van de eigen bijdrage
Er zijn twee gronden op basis waarvan een cliënt in aanmerking komt voor vrijstelling van het
betalen van een eigen bijdrage:
1. Indien één van de beide partners binnen een huishouden een eigen bijdrage betaalt voor
intramurale AWBZ zorg;
2. Cliënten onder de 18 jaar hoeven eveneens geen eigen bijdrage te betalen.
2.5 Kengetallen HV Land van Cuijk
Boxmeer 2004
Product
Alfahulp
Huishoudelijke
verzorging overig
Subtotaal
Eigen bijdrage
Pgb houders
Totale uitgaven HV
Bron: kernrapport Wmo
Cuijk 2004
Product
Alfahulp
Huishoudelijke
verzorging overig
Subtotaal
Eigen bijdrage
Pgb houders
Totale uitgaven HV
Bron: kernrapport Wmo
Aantal
personen
567
Aantal
zorguren x1000
26,2
26,8
53
157
Aantal
personen
463
130
Aantal
zorguren x1000
22,4
22,6
45
Kosten
x €1000,370
703,7
1073,7
-/- 213,5
318,3
1178,5
Kosten
x €1000,315,7
594,6
910,3
-/- 159,5
271,8
1022,6
VI
Grave 2004
Product
Aantal
personen
Alfahulp
Huishoudelijke
verzorging overig
Subtotaal
Eigen bijdrage
Pgb houders
Totale uitgaven HV
Bron: kernrapport Wmo
234
Aantal
personen
Alfahulp
Huishoudelijke
verzorging overig
Subtotaal
Eigen bijdrage
Pgb houders
Totale uitgaven HV
Bron: kernrapport Wmo
Land van Cuijk 2004
Product
Alfahulp
Huishoudelijke
verzorging overig
Subtotaal
Eigen bijdrage
Pgb houders
Totale uitgaven HV
Kosten x
€1000,93,4
388,3
21,4
481,7
-/- 88,8
150,4
543,3
Aantal zorguren
x1000
9,5
12,3
Kosten
x €1000,134,4
322,3
21,8
456,7
-/- 73,7
207,2
590,3
Aantal zorguren
x1000
13,2
14,8
Kosten
x €1000,185,9
388,2
27,9
574,1
-/- 94,0
162,6
642,7
Aantal zorguren
x1000
77,9
91,3
Kosten
x €1000,1099,4
2397,1
169,2
3496,5
-/- 629,5
1110,3
3977,4
71
Mill en St. Hubert 2004
Product
Aantal
personen
Alfahulp
Huishoudelijke
verzorging overig
Subtotaal
222
Eigen bijdrage
Pgb houders
114
Totale uitgaven HV
Bron: kernrapport Wmo
St. Anthonis 2004
Product
Aantal
zorguren x1000
6,6
14,8
240
69
Aantal
personen
1726
541
VII
2.6 HV in het overgangsmodel
In het Zorgkantoormodel is de inrichting van de uitvoerig van Huishoudelijke Verzorging een
verantwoordelijkheid van het Zorgkantoor. Voor de inrichting van de aanmelding en
indicatiestelling van Huishoudelijke Verzorging wordt aangesloten bij huidige werkwijze binnen de
AWBZ. Dit betekent dat de aanmelding door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt
georganiseerd en de inning van eigen bijdragen door het Centraal Administratie Kantoor
Bijzondere Zorgkosten (CAK). Het Zorgkantoor sluit eveneens contracten met de
zorgleveranciers.
Definitie Huishoudelijke Verzorging
In de Wmo wordt onder Huishoudelijke Verzorging verstaan:
Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het
huishouden van een persoon dan wel een leefeenheid waartoe een persoon behoort.
Huishoudelijke Verzorging wordt verleend aan ‘personen die daarop uit het oogpunt van
deelname aan het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs zijn aangewezen’.
Compensatiebeginsel
Het compensatiebeginsel strekt ertoe aan gemeenten de algemene verplichting op te leggen om
beperkingen in de zelfredzaamheid op het gebied van het voeren van een huishouden, het zich
verplaatsen in en om de woning en om zich lokaal per vervoermiddel te verplaatsen, weg te
nemen. Onder zelfredzaamheid wordt in dit verband verstaan het lichamelijke, verstandelijke,
geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het
normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken. Onder normale deelname aan het
maatschappelijke verkeer wordt in ieder geval verstaan het kunnen voeren van een huishouden;
het normale gebruik van een woning; het zich in en om de woning kunnen verplaatsen; het zich
zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale
en landelijke vervoerssystemen; het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en
onderhouden van sociale verbanden om op die manier te kunnen deelnemen aan het lokale
sociaal-maatschappelijk leven. Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt een in de zorg
gebruikelijke classificatie, de zogenaamde International Classification of Functioning Disability
and Health (ICF), een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan
voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.
De opdracht om compenserende voorzieningen te treffen wordt met dit beginsel bij wet gegeven.
De normering ervan wordt overeenkomstig de bestuurlijke structuur van de wet op het lokale
niveau bepaald met inachtneming van alle bepalingen over de totstandkoming van het lokale
beleid en de betrokkenheid van burgers en cliënten daarbij.
Nieuwe taak van het Zorgkantoor in het overgangsmodel
De gemeente sluit een contract met het Zorgkantoor voor de gehele uitvoering en regie van de
Huishoudelijke Verzorging. In dit contract zal hiervoor een mandaatregeling worden getroffen. Het
Zorgkantoor maakt contractafspraken met het CIZ over de inrichting en de uitvoering van de
aanmelding en indicatiestelling, en met het CAK over de inning van eigen bijdragen. Daarnaast
sluit het Zorgkantoor contracten met de zorgleveranciers.
Het CIZ, het CAK en de zorgleveranciers leggen verantwoording af aan het Zorgkantoor. Het
Zorgkantoor legt vervolgens verantwoording af aan de gemeente. Het CIZ werkt samen met de
zorgleveranciers. Deze kunnen de aanmelding van de klant aannemen en indienen bij het CIZ.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van Standaard Indicatie Protocollen (SIP’s) en beslisbomen.
VIII
Het CIZ biedt ook de mogelijkheid om de aanmelding via lokale gemeenteloketten te laten lopen.
Hierover moeten aparte afspraken worden gemaakt tussen de gemeente en het Zorgkantoor. Het
Zorgkantoor verwerkt deze afspraken vervolgens in de overeenkomst met het CIZ. Het CIZ zorgt
dan dat de loketten gebruik kunnen maken van de SIP’s en beslisbomen door het ter beschikking
stellen van de benodigde applicatie.
Wij stellen voor om van deze mogelijkheid gebruik te gaan maken, zodat burgers niet
doorverwezen hoeven te worden, en binnen de gemeente reeds ervaring kan worden opgedaan
met de aanmelding en indicatiestelling van Huishoudelijke Verzorging.
Rol van de gemeente in het overgangsmodel
De gemeente is verantwoordelijk voor het ontwikkelen en vaststellen van het Wmo-beleid. Voor
de indicatiestelling moeten protocollen worden vastgesteld teneinde tot een transparante,
objectiveerbare en daardoor toetsbare toegangsbewaking te komen. Het CIZ heeft een aantal
protocollen ontwikkeld op het gebied van Huishoudelijke Verzorging en op het gebied van
‘Gebruikelijke Zorg’. In het ‘Zorgkantoormodel’ ligt het voor de hand dat de gemeente deze
(landelijke) protocollen overneemt. Wij stellen dan ook voor om deze protocollen vast te stellen
en waar nodig bij te stellen in het licht van de inhoud van de gemeentelijke Wmo-verordening.
De gemeente kan afspraken maken met het Zorgkantoor over het organiseren van
toetsingsmomenten, zoals interne en externe audits. De audits kunnen door het Zorgkantoor, een
onafhankelijke derde of het CIZ worden uitgevoerd. Het Zorgkantoor maakt met het CIZ
afspraken over eventuele verbeteringen naar aanleiding van de audits. Ook hier geldt dat de
gemeente eindverantwoordelijk blijft. Daarnaast zal de gemeente zelf zorgdragen voor een goede
regeling inzake bezwaar en beroep en de afhandeling daarvan in de praktijk.
Eigen Bijdrage
Gemeenten kunnen, binnen de gestelde Rijkskaders, zelf bepalen of zij een eigen bijdrage willen
vragen aan burgers voor de diensten en voorzieningen die zij gaan leveren overeenkomstig het
Wmo-beleid. Personen die reeds Huishoudelijke Verzorging afnamen via de AWBZ, zijn bekend
met het betalen van een eigen bijdrage.
Belangrijk om te constateren is dat het Rijk macro-economisch uitgaat van eigen bijdragen als
financiering van de huishoudelijke verzorging, ook als deze over is gegaan van de AWBZ naar de
Wmo. In het overgangsmodel wordt dan ook voorgesteld om eigen bijdragen te blijven heffen
indien Huishoudelijke Verzorging wordt geleverd. Onder de Wmo zal de eigen bijdrageregeling
echter wijzigen. De gemeentelijke vrijheid wordt zoals gezegd beperkt door uitgangspunten die
het Rijk nog nader zal formuleren en in de wet dan wel een AMvB zal vastleggen.
Persoongebonden budget en financiële tegemoetkoming
Naast het verlenen van Huishoudelijke Verzorging in natura, zal deze voorziening ook als
financiële tegemoetkoming of als Persoongebonden Budget kunnen worden geleverd. Momenteel
kennen we reeds PGB’s binnen de Huishoudelijke Verzorging in de AWBZ. Bij overgang naar het
Zorgkantoormodel zal ook het hanteren van PGB’s worden overgenomen.
Een financiële tegemoetkoming (ook wel ‘forfaitair bedrag’ genoemd) houdt in dat iemand met
een indicatie voor een individuele verstrekking in het kader van de Wmo een geldbedrag krijgt als
tegemoetkoming in de kosten die gemaakt worden om die verstrekking aan te schaffen of de hulp
te organiseren. Hij is vrij om zelf een aanbieder of leverancier te kiezen en afspraken te maken
over invulling van de zorg of voorzieningen. Verantwoording achteraf is niet aan de orde, zoals dit
wél bij het PGB dient te geschieden. Een financiële tegemoetkoming ligt in het verlengde van een
PGB. De mogelijkheden voor eigen regie en verantwoordelijkheid zijn hetzelfde of zelfs nog
groter, omdat de uitgaven vanuit de financiële tegemoetkoming niet verantwoord hoeven te
worden. De burger kan de financiële tegemoetkoming dus maximaal flexibel inzetten.
IX
Nadelen zijn er ook, zowel voor de gemeente als voor de burger. Voornaamste bezwaar vanuit
de gemeente, is dat men geen enkel zicht heeft op de besteding van de financiële
tegemoetkoming en dus geen beleid kan baseren op het gebruik ervan. Voornaamste bezwaar
voor de burger is dat een financiële tegemoetkoming – de naam zegt het al – over het algemeen
niet de volledige kosten van de betreffende voorziening dekt. Het gaat immers om een
tegemoetkoming in de kosten, en niet om een verstrekking die de kosten (eventueel na aftrek van
een eigen bijdrage) volledig dekt. Een PGB heeft die zekerheid wel.
In een combinatiemodel (met de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking in natura) is het
daarom alleen zinvol om een financiële tegemoetkoming aan te bieden in plaats van een PGB,
als vast staat dat de tegemoetkoming de kosten van de verstrekking volledig dekt. Immers, in
een combinatiemodel zal de verstrekking in natura zo veel mogelijk gelijkwaardig moeten zijn aan
het alternatief, een PGB of een financiële tegemoetkoming. Onduidelijk is vooralsnog hoe
Huishoudelijke Verzorging in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt zal moeten
worden. Ook landelijk wordt hierover discussie gevoerd. In de besluitvorming over de
implementatie van het voorgesteld overgangsmodel zal worden teruggekomen op verschillende
wijzen van verstrekking van Huishoudelijke Verzorging.
Overzicht overgangsregeling Huishoudelijke verzorging in de Wmo
Soort klant
Uitleg artikel 41 Wmo
Bestaand
 Oude rechten en plichten m.b.t. HV lopen door gedurende de
looptijd van het AWBZ-indicatiebesluit, doch ten hoogste tot 1 jaar
ná inwerkingtreding van de Wmo; (art. 41 lid 3 Wmo)
 Burgemeester en Wethouders treden in plaats van de
zorgverzekeraar van de betrokkene; (art. 41 lid 3 Wmo)
 Betrokkene is een eigen bijdrage verschuldigd aan B&W. (art. 41
lid 3 Wmo)
Nieuw
 Regelgeving die gold vóór inwerkingtreding van de Wmo blijft van
toepassing op nieuwe aanvragen tot 3 maanden nadat de
gemeenteraad de verordening ‘individuele voorzieningen Wmo’
heeft vastgesteld, doch uiterlijk tot 1 jaar na inwerkingtreding van
de Wmo; (art. 41 lid 4 Wmo)
 Burgemeester en Wethouders treden op als indicerend orgaan als
bedoeld in art. 9 AWBZ. (art. 41 lid 4 Wmo)
Bezwaar en beroep
De AWBZ-regelgeving m.b.t. HV, zoals deze gold vóór inwerkingtreding
van de Wmo, blijft van toepassing op gerechtelijke procedures m.b.t. HV.
(art. 41 lid 6 Wmo)
X
3 de Wvg en het overgangsmodel
De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) wordt reeds sinds 1994 door de gemeenten
uitgevoerd. Op grond van de Wvg hebben gemeenten de plicht zorg te dragen voor de verlening
van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan mensen met een handicap. De
verlening van deze voorzieningen dient verantwoord te zijn. Onder verantwoorde voorzieningen
wordt verstaan: voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend. De
gemeente mag bij het verstrekken van een voorziening het uitgangspunt “goedkoopst adequaat”
hanteren.Verder zullen de voorzieningen gericht moeten zijn op de vergroting van de
mogelijkheden van de gehandicapte tot maatschappelijke integratie. De gemeentelijke zorgplicht
in het kader van de Wvg is erop gericht waar mogelijk de zelfstandige woon- en leefsituatie van
gehandicapten te waarborgen. Hoe gemeenten concreet aan hun zorgplicht moeten voldoen is
niet in de wet geregeld. Gemeenten hebben bij de uitvoering van de Wvg derhalve een zeer grote
beleidsvrijheid. Gevolg is dat het Wvg-beleid per gemeente behoorlijk kan verschillen. De rechter
toetst in individuele gevallen of een gemeente heeft voldaan aan haar zorgplicht.
Gedurende het overgangsmodel zullen de regels die golden op basis van de Wvg van kracht
blijven. De Wvg-verordening en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten worden integraal
overgenomen in de op te stellen ‘Verordening individuele voorzieningen Wmo’. Eerder is
aangegeven dat er in de Wmo een structurele compensatieplicht wordt opgenomen voor
gemeenten. Het ziet er dan naar uit dat gemeenten, onder deze compensatieplicht, (minimaal)
dezelfde voorzieningen moeten blijven bieden als momenteel onder de Wvg vallen (dus
woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen (waaronder scootmobielen) en rolstoelen.
Daarnaast dienen de voorzieningen, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan, op 3
verschillende manieren verstrekt te worden: in natura; in de vorm van een PGB of als financiële
tegemoetkoming.
Rolstoelen en scootmobielen worden momenteel enkel in natura verstrekt (via bruikleenconstructie). Diverse andere voorzieningen die onder de Wvg vallen worden reeds in de vorm van
een
financiële
tegemoetkoming
verstrekt
(o.a.
sportrolstoelen
en
individuele
vervoersvergoedingen). Met het PGB is binnen onze gemeenten niet geëxperimenteerd. In de
besluitvorming over de implementatie van het voorgesteld overgangsmodel zal worden uitgewerkt
hoe wordt omgegaan met het verstrekken van voorzieningen in de vorm van een PGB en als
financiële tegemoetkoming. Een tweetal bijzondere regelingen die van toepassing zijn op Wvgvoorzieningen gaan eveneens over naar de Wmo. Deze regelingen worden momenteel al door de
gemeente uitgevoerd.
Het betreft de volgende twee regelingen:
1 • Het Besluit Bijdrage AWBZ-gemeenten (BBAG):
Het gaat bij de BBAG om extra middelen voor gemeenten met AWBZ-instellingen, vanwege het
extra beroep van de bewoners van deze instellingen op Wvg-voorzieningen en rolstoelen.
Subsidiering via het Rijk geschiedt op basis van het aantal AWBZ-bewoners binnen de
gemeentegrens waarbij de gemeente een forfaitair bedrag krijgt per inwoner in een intramurale
AWBZ-instelling (o.a. verpleeg- en verzorgingshuizen).
2 • Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen (dure woningaanpassingen):
Indien de gemeente Wvg-woningaanpassingen realiseert die hoger uitvallen dan 20.420 euro,
dan worden deze door het Rijk gesubsidieerd. ± 10.000 euro per dure woningaanpassing blijft
voor rekening van de gemeente, het meerdere wordt gesubsidieerd. Afrekening geschiedt
jaarlijks op declaratiebasis. In de Wmo zullen deze middelen op basis van objectieve criteria naar
de gemeente toekomen. Onduidelijk is vooralsnog hoe deze verdeelsleutel voor het Land van
Cuijk zal uitpakken.
XI
Overzicht Overgangsregeling Wvg naar Wmo
Soort klant
Uitleg artikel 40 Wmo
Bestaande klanten
Oude rechten en plichten m.b.t. Wvg-voorzieningen lopen door
gedurende de looptijd van de beschikking, doch ten hoogste tot
1 jaar ná inwerkingtreding van de Wmo.
Nieuwe klanten - ingeval de
Wvg blijft van toepassing bij
aangevraagde voorziening
nieuwe aanvragen tot 3
verplicht tot de gemeentelijke
maanden nadat de
zorgplicht wordt gerekend
verordening ‘individuele
voorzieningen Wmo’ door de
Indien, ná inwerkingtreding
gemeenteraad is vastgesteld,
van de Wmo, met toepassing
doch uiterlijk tot 1 jaar ná
van de Wvg bij beschikking
inwerkingtreding van de Wmo
een voorziening is verleend,
(art. 40 lid 1 onder d Wmo)
gelden de rechten en plichten
die hieruit voortvloeien
Nieuwe klanten - ingeval de
Wvg blijft van toepassing bij
gedurende de looptijd van de
aangevraagde voorziening niet nieuwe aanvragen tot 3
beschikking, doch uiterlijk tot 1
tot de gemeentelijke zorgplicht maanden nadat het
jaar ná inwerkingtreding van
wordt gerekend
vierjarenplan Wmo door de
de Wmo. (art. 40 lid 2 Wmo)
gemeenteraad is vastgesteld,
doch uiterlijk tot 1 jaar ná
inwerkingtreding van de Wmo
(art. 40 lid 1 onder d Wmo)
Bezwaar en beroep
De Wvg-regelgeving, zoals deze gold voor intrekking van de
Wvg blijft van toepassing op gerechtelijke procedures tegen
Wvg-besluiten. (art. 40 lid 3 Wmo)
4. het Zorgkantoormodel en de AWBZ-subsidieregelingen
Met de komst van de Wmo gaan ook een aantal subsidieregelingen over vanuit de AWBZ. Het
gaat zoals gezegd om de volgende subsidieregelingen:
1. • Diensten bij wonen met zorg
2. • Initiatieven openbare geestelijke gezondheidszorg
3. • Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg
4. • Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg
5. • Aanpassingen in bestaande ADL-clusters
De uitvoering van deze regelingen ligt nu nog bij het Zorgkantoor. De middelen die omgaan in
bovengenoemde subsidieregelingen worden met de komst van de Wmo overgedragen aan
gemeenten, aangezien de activiteiten die onder deze regelingen vallen, passen binnen de negen
prestatievelden van de Wmo. De overheveling van de financiële middelen impliceert geen
formele verplichting voor de gemeente om bepaalde taken uit te voeren aangezien er geen
wettelijke zorgplicht op rust. Ook hoeven reeds aangegane verplichtingen in het kader van deze
regelingen niet overgenomen dan wel gecontinueerd te worden. Aangezien de beleidsterreinen
van de subsidieregelingen wél onder de prestatievelden vallen, is de gemeente wel
verantwoordelijk voor het beleid op deze terreinen. Deze onderwerpen dienen dus wel in het
Wmo-beleidsplan aan de orde te worden gesteld.
In de lijn van het Zorgkantoormodel stellen wij voor ook voor het jaar 2007 de regelingen
inhoudelijk ongewijzigd te laten en enkel de coördinatie in eigen hand te nemen.
Hieronder volgt een toelichting op de huidige vormgeving en uitvoering van het vijftal AWBZsubsidieregelingen.
XII
4.1 Subsidieregeling 'Diensten bij wonen met zorg'
Doel:
Het bevorderen van een dienstenstructuur waardoor bestaande of geplande intramurale plaatsen
kunnen worden omgezet naar zelfstandig wonen met zorg en dienstverlening; Mogelijk maken
dat personen met een indicatie voor verblijf met zorg, ondanks relatief ernstige beperkingen, in
staat zijn langer zelfstandig te blijven wonen.
Uitvoerder:
Zorgkantoor
Inhoud:
Binnen deze subsidieregeling worden in de gemeenten Land van Cuijk met uitzondering van
Grave de WWZ-coördinatoren gesubsidieerd. De WWZ-coördinatoren bieden integrale
ondersteuning op de gebieden wonen, welzijn en zorg. Ze onderzoeken samen met de cliënt
welke behoeften er zijn op deze gebieden en leggen dit vast in een WWZ-plan. Welzijn en zorg
vragen vaak de meeste ondersteuning. Behoeften op het gebied van welzijn en zorg zijn vaak
door de cliënt minder makkelijk concreet te maken (in vergelijking met wonen). Het eerste contact
ontstaat vaak vanuit een vraag op een van de terreinen. Door de integrale benadering van de
WWZ-coördinator, blijkt later dat er vaak ook behoeften/ vragen op andere terreinen liggen. Het
gaat vaak om ondersteuning in het ouder worden, verlies van partner, eenzaamheid en
mobiliteitsproblematiek, waardoor sociaal contact minder wordt.
Doelgroep:
De doelgroep wordt gevormd door ouderen, die beschikken over een verblijfsindicatie voor de
AWBZ maar zelfstandig of begeleid wonen (in de maatschappelijke opvang). Zij hebben echter
wel ondersteunende diensten nodig om zelfstandig te kunnen blijven wonen.
XIII
Feiten en cijfers:
Landelijk gezien zijn er weinig historische gegevens over de regeling 'Diensten bij wonen met
zorg' beschikbaar. In de huidige vorm bestaat de regeling sinds 2004. Uit die kerncijfers blijkt dat
in 2004 niet het totale beschikbare budget gebruikt is, maar iets meer dan de helft (55%). Wel valt
op dat er grote verschillen zijn tussen de regio's. Het gebruik van het budget varieert van 0% tot
104%. De meeste projecten blijken zich te richten op ouderen en dan met name op het langer
zelfstandig kunnen laten wonen van ouderen. Slechts 10% van de projecten richt zich op het
omzetten van intramurale plaatsen naar zelfstandig wonen met zorg. In 2005 is de
subsidieregeling uitgebreid met diensten bij wonen met zorg voor mensen met een
verblijfsindicatie die niet zelfstandig maar begeleid wonen, bijvoorbeeld in een instelling voor
maatschappelijke opvang. Hiervoor is landelijk een budget van € 12 miljoen toegevoegd. Voor
2005 is landelijk in totaal een budget van € 61,8 miljoen beschikbaar. Hiervan is landelijk € 5
miljoen gereserveerd voor projecten die aangewezen kunnen worden door het ministerie van
VWS. Op dit moment wordt dit bedrag gebruikt voor experimentele projecten. Over de overgang
van dit bedrag moet nog een besluit genomen worden. De huidige middelen zijn over de
zorgkantoren verdeeld op basis van het aantal 75-plussers in de regio.
In de loop van 2005 zijn 18 WWZ-coördinatoren aangesteld (7.4 fte) waarmee het volledige
gebied van de 6 deelnemende gemeenten bediend wordt.
Tabel 1: Overzicht inzet WWZ-coördinatoren per gemeente
Gemeente
Boxmeer
Mill
Cuijk
Sint Anthonis
Totaal
WWZ-coördinatoren
6
1
5
2
14
Formatie-uren
96
24
84
26
230
Bereikbaarheid via
Meldpunt WWZ
Zorgcentrum Aldenhorst
Zorgcentrum Maartenshof
Zorgcentrum ’t Hoogveld
De functie van WWZ-coördinator wordt vervuld door functionarissen van verschillende
organisaties, deels met een welzijnsachtergrond (ouderenwerkers, professionele ouderenadviseurs), deels met een zorgachtergrond (voormalig steunpuntcoördinator, zorgcoördinator).
Naast de uitvoering door Pantein-medewerkers, zijn ook medewerkers van Radius, Stichting
Samenlevingsopbouw Cuijk en Stichting Thuiszorg Brabant Noord Oost voor de duur van het
project bij Pantein V&V gedetacheerd. Hiermee is een praktische samenwerking in de uitvoering
van de dienstverlening van woon-, zorg en welzijn-aanbieders gerealiseerd, één van de
doelstellingen van de regeling Diensten bij Wonen met Zorg.
Gemeentelijke taak
Met het overhevelen van de middelen uit deze subsidieregeling vanuit de AWBZ naar de Wmo
krijgen gemeenten de mogelijkheid om zelf te beslissen over de inzet van deze middelen. In 2005
was hiervoor € 190.690 beschikbaar voor de 4 gemeenten van het Land van Cuijk. De inkomsten
volgens het voorlopige verdeelmodel zijn nog niet bekend. De gemeenten staan voor de keuze
voor het al dan niet voortzetten van deze voorziening. De resultaten van de evaluatie van het
huidige functioneren van de WWZ-coördinatoren enerzijds en de beschikbare financiële middelen
hiervoor zullen bepalend zijn voor deze keuze. In de lijn van de overgangsregeling ligt het voor de
hand om de huidige afspraken voort te zetten voor de overgangsperiode binnen het hiervoor
bestemde financiële kader.
PS: De situatie van Grave dient nog in beeld gebracht te worden
XIV
4.2 Subsidieregeling
gezondheidszorg'.
'Initiatieven
op
het
gebied
van
de
openbare
geestelijke
Doel:
Het ondersteunen en bevorderen van de ontwikkeling van initiatieven en de samenwerking
tussen lokale partijen op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ).
Uitvoerder:
Zorgkantoor
Inhoud
Onder openbare geestelijke gezondheidszorg worden de activiteiten verstaan die niet op basis
van een vrijwillige of individuele hulpvraag worden uitgevoerd. Het betreft de zorg aan individuen
of groepen met een dreigende psychische stoornis of een verhoogd risico daarop, die zelf niet om
hulp kunnen of willen vragen. Bij initiatieven op het gebied van de OGGZ is altijd sprake van het
actief zoeken naar personen uit de risicogroep of het bieden van bemoeizorg (zorg waar de
persoon zelf niet om heeft gevraagd) aan personen uit de doelgroep. Praktisch betekent het dat
bijvoorbeeld meldpunten voor overlast of verwaarlozing ingericht worden en dat zorgmijders
worden opgezocht om hen aan te melden voor zorg- of hulpverlening of om direct problemen op
te lossen, zoals dreigende uithuisplaatsing.
De subsidieregeling heeft het karakter van een start- en stimuleringsregeling. Zo moeten
aanvragers het uitzicht op vervolgfinanciering aangeven.
Doelgroep
De doelgroep bestaat voornamelijk uit: dak- en thuislozen, mensen met een (chronische)
psychiatrische aandoening, verslaafden, (alleenstaande) ouderen, mensen met een
verstandelijke handicap, slachtoffers van huiselijk geweld en jongeren uit de jeugdhulpverlening.
Het gaat hierbij niet alleen om mensen die zorg mijden, maar ook om mensen die geen passende
zorg kunnen krijgen. Over het algemeen is er sprake van een situatie van overlast en/of een
zorgwekkende situatie van verwaarlozing. Deze mensen kunnen tekorten hebben op diverse
levensgebieden zoals: lichamelijke en psychische gezondheid, psychosociale redzaamheid,
systeem/netwerk
en
maatschappelijke
redzaamheid,
ADL
(Algemene
Dagelijkse
Levensverrichtingen) en HDL (Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen).
Feiten en cijfers
De subsidieregeling voor initiatieven OGGZ bestaat sinds 1995. In onderstaande tabel is
weergegeven wat de landelijke uitgaven en budgetten zijn geweest in 2003 en 2004. Meer
gedetailleerde gegevens over bijvoorbeeld aantal en soort projecten zijn momenteel niet
beschikbaar.
Landelijke uitgaven en budget subsidieregeling OGGZ
Totale uitgaven (€ mln.)
Beschikbaar budget (€ mln.)
Aantal projecten
2003
5,1
5,6
2004
6,4
6,4
106
In 2000 werden de meeste subsidieaanvragen ingediend door GGZ-instellingen. Veel betrokken
partijen in de projecten zijn de RIAGG's, psychiatrische ziekenhuizen, RIBW, instellingen voor
verslavingszorg,
maatschappelijke
opvang,
gemeenten,
GGD-instellingen
en
cliëntenorganisaties. Over de inhoud van de projecten zijn momenteel geen recentere gegevens
beschikbaar. Voor 2005 is landelijk een budget van € 6,5 miljoen beschikbaar.
De GGD Hart voor Brabant heeft in 2005 € 18.620 van het Zorgkantoor ontvangen voor het
opzetten van bemoeizorgteams. Deze zijn intussen geformeerd en ook de gemeenten leveren
hiervoor een structurele bijdrage.
XV
Gemeentelijke taak
De gemeente speelde, op basis van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV), al
een rol in het bevorderen van de OGGZ. De gemeente heeft tot taak om risicofactoren op het
gebied van de OGGZ te signaleren en te bestrijden, om kwetsbare personen en risicogroepen te
bereiken en te begeleiden, om als meldpunt te functioneren voor signalen van een (dreigende)
crisis bij deze doelgroep en om afspraken tussen de betrokken organisaties over de uitvoering
van de OGGZ tot stand te brengen.
Maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid zijn ook in de Wmo opgenomen. Als voor de
OGGZ hetzelfde wordt gedaan, wordt daardoor de samenhang tussen deze terreinen versterkt.
Tegelijkertijd worden de AWBZ-middelen voor de OGGZ én de subsidieregeling OGGZ naar de
gemeenten overgebracht. Deze overheveling wordt op dit moment nader uitgewerkt.
De gemeenten worden daarover nog nader geïnformeerd. Er zijn grote verschillen tussen de
'zorgmijders' binnen de OGGZ. Ze vragen dan ook om zorg op maat die actief aangeboden
wordt. Door de opname van de OGGZ in de Wmo, wordt het eenvoudiger om hierop in te spelen
door een beleid te gaan voeren dat meer cliëntgericht is in plaats van overlastgericht. Door het
neerleggen van de initiatieven voor de openbare gezondheidszorg bij gemeenten, kan de regierol
van de gemeenten versterkt worden op terreinen als huisvesting, schuldhulpverlening,
arbeidsreïntegratie en dagbesteding. De gemeente krijgt meer mogelijkheden om zorg in te
kopen bij GGZ-instellingen.
Met de overheveling van deze subsidiemiddelen krijgen gemeenten ook de mogelijkheid met hen
(prestatie)afspraken te maken over deze zorg, bijvoorbeeld over het aantal zorgmijders dat hulp
aanvaardt en van wie de overlast vermindert. Het doel is om op deze manier te bereiken dat
meer zorgmijders hulp accepteren.
XVI
4.3 Subsidieregeling 'Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg'
Doel:
Het stimuleren van cliënteninitiatieven voor zorgvernieuwing in de geestelijke gezondheidszorg
(GGZ)
Uitvoerder:
Zorgkantoor
Inhoud
Via deze regeling kan een subsidie worden verleend voor cliëntgestuurde initiatieven die bestaan
uit psychiatrische zorgonderdelen, zoals onderzoek, advisering, voorlichting, behandeling,
begeleiding, verzorging, lotgenotencontact, vriendendiensten, inloophuizen, informatiewinkels en
dergelijke. Bij deze initiatieven verlenen (ex-)GGZ-c1iënten hulp aan personen met een GGZindicatie. Om in aanmerking te komen voor een subsidie is een aantal voorwaarden opgesteld.
Het moet een cliëntgestuurd project zijn. Dit project heeft de volgende kenmerken:
• De (ex-)cliënten zijn voor meer dan de helft vertegenwoordigd in het bestuur van de
rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het project.
• Meer dan de helft van het project wordt door (ex-)cliënten uitgevoerd.
• De invloed van de (ex-)cliënten is niet ondergeschikt aan de invloed van de professionals.
Degene die verantwoordelijk is voor het project dient een niet-toegelaten aanbieder binnen de
Ziekenfondswet of de AWBZ te zijn. Verder mag deze rechtspersoon op het gebied van de
geestelijke gezondheidszorg, zowel organisatorisch als financieel, geen directe of indirecte relatie
hebben met een toegelaten aanbieder. Het project bevat ten minste een van de onderdelen
onderzoek, advisering en voorlichting, behandeling, begeleiding en verzorging. Alleen de feitelijke
hulpverlening die betrekking heeft op deze zorgonderdelen wordt gesubsidieerd. Een aantal
kosten komt in aanmerking voor subsidiëring, zoals vrijwilligersvergoedingen, huisvestingskosten,
bijscholing van vrijwilligers en voorlichtingskosten.
Doelgroep
De doelgroep bestaat uit mensen die zijn geïndiceerd voor psychiatrische zorgaanspraken.
Feiten en cijfers
In het Land van Cuijk is de Stichting Door en Voor werkzaam, die gefinancierd wordt door het
zorgkantoor en hiervoor in 2005 € 74.059 ontving. De Stichting bevordert, ondersteunt en
versterkt vele initiatieven van cliënten en ex-cliënten van de geestelijke gezondheidszorg.
Zij zoekt vooral naar de mogelijkheden in de maatschappij voor cliënten.
Gemeentelijke taak
Na invoering van de Wmo zal de subsidiëring van de zorgvernieuwingsprojecten worden
stopgezet. De financiering van deze projecten wordt afhankelijk van het lokale beleid in het Land
van Cuijk. Gemeenten kunnen beslissen welke projecten zij willen financieren en beslissen
daarmee dus ook over het voortbestaan van de bestaande projecten. In de lijn van de
overgangsregeling ligt het voor de hand om de huidige afspraken voort te zetten voor de
overgangsperiode binnen het hiervoor bestemde financiële kader.
XVII
4.4 Subsidieregeling 'Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg' (CVTM-regeling)
Doel:
Het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers op regionaal niveau door middel van het
opzetten van goede uitvoeringsorganisaties op het gebied van de mantelzorg en de vrijwillige
thuiszorg.
Uitvoerder:
Zorgkantoor
Inhoud
De subsidieregeling draagt bij aan de ondersteuning van de coördinatie van de steunpunten
mantelzorg, de vrijwillige thuishulp, de vrijwillige terminale zorg (inclusief de zelfstandige hospices
en de bijna-thuishuizen), de netwerken palliatieve zorg, buddyzorg en vriendenprojecten. De
volgende kosten kunnen worden gesubsidieerd:
• salariskosten van de coördinatiefunctie;
• premies voor verzekering van wettelijke aansprakelijkheid van vrijwilligers en van de bij de
mantelzorg betrokken hulpverleners binnen de uitoefening van hun werkzaamheden;
• reiskosten van vrijwilligers en van bij de mantelzorg betrokken hulpverleners (tot maximaal de
forfaitaire vrijstelling);
• kosten voor de werving en training van vrijwilligers en bij de mantelzorg betrokken
hulpverleners;
• Kosten van overige activiteiten op het gebied van de mantelzorgondersteuning en algemene
kantoorkosten ten behoeve van de coördinatie- en ondersteuningsfunctie.
Doelgroep
Mantelzorgers en vrijwilligers die vrijwillige hulp verlenen aan hulpvragers, zoals chronisch
zieken, gehandicapten en terminale patiënten, en hun directe omgeving.
Feiten en cijfers
In het kader van de CVTM worden voor het Land van Cuijk de volgende projecten:
Subsidieregelingen Ontvanger
Activiteit
Budget 2005
Uitvoering
CVTM
RSWO
CVTM
CVTM
STBNO
Dichterbij
Act.huisbezoek
Oppasdienst
Alzheimercafé
Stp. Mantelzorg
Prakt.Thuishulp
41.570
35.000
7.050
92.999
232.320
Boxmeer/Cuijk
Boxmeer/Cuijk
Land van Cuijk
Land van Cuijk
Grote regio
Gemeentelijke taak
Door de overheveling van de middelen uit deze subsidieregeling naar de Wmo zal de
verantwoordelijkheid voor de verdeling van de middelen verschuiven van de zorgkantoren naar
de gemeenten. Dit betekent dat gemeenten de beleidsvrijheid krijgen voor de invulling van de
ondersteuning van de mantelzorg en vrijwillige thuiszorg. Gemeenten worden hiervoor
verantwoordelijk op basis van prestatieveld 4 van de Wmo. De bestaande steunpunten
mantelzorg, de coördinatiepunten vrijwillige thuiszorg en de projecten van buddyzorg en
vriendendiensten kunnen bijvoorbeeld worden gesteund.
De financiering van de coördinatie van de vrijwillige terminale zorg zal niet vanuit de Wmo
plaatsvinden; de wijze waarop dat in de toekomst kan geschieden wordt door het Rijk nader
onderzocht.
In de lijn van de overgangsregeling ligt het voor de hand om de huidige afspraken voort te zetten
voor de overgangsperiode binnen het hiervoor bestemde financiële kader.
XVIII
4.5 Subsidieregeling 'Aanpassingen in bestaande ADL-clusters’
Doel en doelgroep:
Deze regeling biedt mensen met een ernstige lichamelijke handicap ondersteunende
mogelijkheden om onafhankelijk en zelfstandig te leven. De combinatie van een aangepaste
woning met 24-uurs dienstverlening op afroep biedt vrijheid om een eigen leven te leiden.
Uitvoerder:
Zorgkantoor
Inhoud
In de Regeling subsidies AWBZ zijn drie subsidieregelingen opgenomen op het gebied van ADLclusters (ADL = Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) :
• het verwezenlijken van ADL-clusters;
• aanpassingen in bestaande ADL-clusters;
• ADL-assistentie in ADL-clusters.
Enkel de deelregeling ‘aanpassingen in bestaande ADL-clusters’ zal overkomen naar de
gemeenten.
Aanpassingen in bestaande ADL-clusters Naast de standaard aanpassingen (bijvoorbeeld de
extra vierkante meters die nodig zijn om de kamers in een huis toegankelijk te maken voor
rolstoelgebruikers) hebben veel cliënten extra voorzieningen nodig om zelfstandig te kunnen
functioneren. Het kan gaan om deurmotoren, plafondlift, toiletspoel, föhninstallatie, etc. Deze
extra voorzieningen komen pas voor subsidie in aanmerking zodra hiervoor een indicatie is
afgegeven. Ter info: Voor bewoners van ADL-clusterwoningen is 24 uur per dag ADL-assistentie
beschikbaar. Deze ADL-assistentie wordt geleverd vanuit de ADL-eenheid, een post in de
nabijheid van de ADL-woningen, ingericht voor het personeel. Bij de meeste ADL-clusters wordt
de zorg geleverd door Stichting Fokus (vandaar dat ADL-woningen ook wel Fokuswoningen
worden genoemd. De combinatie van een aangepaste woning met 24-uurs dienstverlening op
afroep biedt vrijheid om een eigen leven te leiden. De cliënt bepaalt zelf waarbij en het moment
waarop de ADL-assistentie verleend wordt, om welke assistentie het gaat en (tot op zekere
hoogte) hoe deze assistentie verleend wordt.
Feiten en cijfers
Aangezien de drie regelingen onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, is uitsplitsing per
deelregeling (vooralsnog) niet mogelijk gebleken.
Gemeentelijke taak
De middelen voor onderhoud en vervanging van algemene voorzieningen zoals alarmintercomsystemen en hoog-laagbaden (die nu uit de subsidieregeling voor aanpassingen in
bestaande ADL-clusters worden gefinancierd) zullen over komen naar de Wmo. De individuele
aanpassingen uit de regeling zouden zonder veel bezwaar kunnen worden afgehandeld zoals
aanvragen voor Wvg-voorzieningen, aangezien hier raakvlakken te vinden zijn. In het verleden
ontstane afbakeningsproblemen tussen de subsidieregeling en de Wvg zullen dan met de komst
van de Wmo tot het verleden behoren.
XIX
Download