RAADSVOORSTEL 12.0051 Rv. nr.: 12.0051 B en W-besluit d.d.: 15-05-2012 B en W-besluit nr.: 12.0507 Naam programma: Stedelijke ontwikkeling Onderwerp: Ruimtelijke Agenda 2025 Aanleiding: De moties RV 10.0114 M100114/1 (Kos en Keereweer, M100114/3 (Terpstra) en motie M110046/23 (Terpstra) waarin de raad aandringt op een fundamentele discussie over ruimtelijke investeringen op de lange termijn (minimaal 20 jaar) aan de hand van scenario’s. Bij ontwikkelingen in het ruimtelijke domein is er een verband met het beheer en onderhoud van de stad. Daarom is het wenselijk om de Ruimtelijke Agenda 2025 gelijktijdig aan te bieden met de begroting 2013 omdat daar de beleidskaders kapitaalgoederen worden vastgesteld. Doel: De uitvoeringsparagraaf van de Structuurvisie verder uitwerken, waarbij prioriteiten worden bepaald. Dat levert op termijn een Ruimtelijke Investeringsagenda op waar de projecten worden voorzien van een financiële onderbouwing en een planning. Onderdeel van deze uitvoeringsparagraaf is een wel/niet lijst van projecten waarbij de betrokkenheid van de gemeentelijke overheid in het licht van gevoerde inhoudelijke discussie wordt heroverwogen. Deze wel/niet lijst wordt bij de begroting voor 2013 vastgesteld. Kader: Stadsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. Profiel Leiden 2030 (Leiden, 2004) Structuurvisie Leiden 2025, (Leiden, 2011) Programma Binnenstad (Leiden, 2009) Verder met de Binnenstad (Leiden, 2012) Kadernota Bereikbaarheid (Leiden, 2009) Overwegingen: Om de discussie in de raad te faciliteren, wordt de raad uitgenodigd om kennis te nemen van 4 scenario’s die het mogelijk maken om op verschillende wijzen tot een ordening te komen van de projectenportefeuille zoals die is opgesteld voor de Ruimtelijke Investeringsagenda na 2015. Deze 4 scenario’s zijn: 1. Afmaken: om kapitaalvernietiging of juridische procedures te voorkomen maakt de gemeente eerst alle projecten afgemaakt die al zijn gestart. Een aantal projecten die in het Pril worden voorzien worden in 2015 afgerond. De projecten id nu in de voorbereidingsfase zitten volgen waarschijnlijk in de periode tot 2018. De planning voor de grote bereikbaarheidsprojecten gaat uit van een voltooiing in 2019. Dat levert voor de komende jaren (tot 2019) voldoende werk op. Dan is de stad een aantal jaren verder, de begroting op orde en wordt aan de hand van de dan ontstane situatie bepaald hoe verder te gaan. Voor dit scenario is het moment belangrijk waarop een project is gestart. Het criterium hiervoor is dat van het Project Management Bureau de formele start van een project is het uitvoeringsbesluit. Deze lijst wordt aangevuld met projecten waarvoor een overeenkomst is afgesloten, om de juridische procedures te voorkomen of reputatieschade. Er zijn argumenten om deze lijst te willen uitbreiden. Een belangrijk argument is het voorkomen van kapitaalvernietiging omdat er voorbereidingskosten zijn gemaakt. Een van de andere argumenten is dat er verwachtingen zijn gewekt. Tot slot ontbreken er voor sommige projecten nog essentiële onderdelen omdat die wel in voorbereiding zijn maar nog voor besluitvorming zitten. Dat zou de reden kunnen zijn om de criteria te verruimen en projecten waarvoor een kaderbesluit is genomen of projecten waarvoor de besluitvorming wordt voorbereid toch op te voeren. Op die lijst staan onder meer: het Singelpark, maar ook het Haagwegkwartier, Dieperhout, de Trafolocatie en het Klantcontact centrum. De beslissing hoe scherp de criteria worden gekozen, bepaalt de grootte van de projecten portefeuille en het moment waarop de volgende stap kan worden gezet. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 14-25 van de Ruimtelijke Agenda 2025; 2. Beheerstad: de gemeente zet vooral in op wettelijke zorgtaken: infrastructuur, openbare ruimte en onderwijshuisvesting. De bereikbaarheid, het beheer en onderhoud van de stad en cultuur/maarschappelijke en sportvoorzieningen hebben een hoge prioriteit. Dit kan tot een discussie leiden wat beheerd zal worden en wat de kwaliteit van de ruimte en de faciliteiten dan moet zijn. Voor dit scenario is deze discussie van ondergeschikt belang. De essentie van dit scenario ziet niet in wat de gemeente nog wel doet, maar in een principiële keuze voor wat de gemeente niet meer doet. Hier betekent een keuze voor beheren dat de gemeente niet zelf meer investeert, of alleen als dit winstgevend is of op zijn minst kostenneutraal. Dat betekent niet dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen meer zullen zijn of dat de gemeente hier niet meer op stuurt. In dit scenario staat de gemeente echter nadrukkelijk in de regierol en treedt vooral faciliterend op. Investeringen in ruimtelijke ontwikkelingen worden aan de markt overgelaten. In veel opzichten is dit scenario het tegendeel van scenario 1: Afmaken. Bij vrijwel alle ontwikkelprojecten moet de inzet van de gemeente worden heroverwogen. Dat geldt voor de gemeentelijk inzet in het Bio Science park, de studentenhuisvesting en de Meelfabriek. Een ontwikkeling als het Stationsgebied in zijn huidige vorm wordt afgeblazen. Ook de gemeentelijk inzet in de wijkontwikkeling in Leiden-noord, de wijkontwikkeling en woningbouw langs de Willem de Zwijgerlaan. Ook de gebiedsontwikkelingen in de Oude Kooi en het WOP-zuidwest zijn aan een heroverweging toe. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 27-37 van de Ruimtelijke Agenda 2025; 3. Stadsvisie: uitvoeren van de speerpunten zoals die in het revisie van de stadsvisie en de Structuurvisie 2025 zijn benoemd: Kennisstad, Bereikbaarheid, Binnenstad en het Stationsgebied. Het grote voordeel van werken vanuit een visie is dat projecten in een grotere context worden geplaatst waardoor er samenhang ontstaat. Dat leidt er niet alleen toe dat werk met werk wordt gemaakt, maar bovendien is het geheel meer dan de som der delen. In dit scenario worden de grote programma’s als Bereikbaarheid en Binnenstad in hun geheel uitgevoerd. Omdat de gebiedsontwikkeling van het Stationsgebied onderdeel uitmaakt van het programma Binnenstad en in de grotere visies een cruciale rol speelt als regionaal verkeersknooppunt en als verbinding tussen Bio Science en de binnenstad wordt dit in zijn geheel uitgevoerd. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 41-46 van de Ruimtelijke Agenda 2025; 4. de Mix: is vooral een pragmatisch scenario: er wordt geteld of projecten in de verschillende scenario’s voorkomen en dat bepaalt in eerste instantie de plek van een project op de prioriteitenlijst. Projecten die in alle 3 de scenario’s voorkomen hebben een hoge prioriteit, projecten die 2 keer voorkomen hebben een lagere prioriteit. Projecten die slechts 1 keer worden genoemd vallen buiten dit scenario. Dat levert 2 lijsten op: de eerste lijst met projecten die 3 keer genoemd worden en een tweede lijst met de projecten die 2 keer worden genoemd. Als gekozen wordt voor alleen de eerste lijst, projecten die 3 keer genoemd worden, wordt meteen het nadeel van deze wijze van selecteren duidelijk. Het slaat forse gaten in de samenhang die er in de programma’s bestaat. Het volledige programma Bereikbaarheid zal wel worden uitgevoerd, maar van het programma Binnenstad staan alleen het Singelpark, de Garenmarktgarage en de openbare ruimte op de lijst. Dat kan een overweging zijn om de selectiecriteria voor dit scenario ruimer te nemen en ook projecten de 2 keer genoemd worden mee te nemen. Het resultaat van het samenvoegen van deze 2 lijsten is een lijst die vrijwel samenvalt met het scenario Stadsvisie. De keuze om hier daadwerkelijk voor te kiezen is afhankelijk van verschillende overwegingen, waaronder financiële. Er is 1 belangrijk verschil: het Morspoort- en het Morssingelgebied vallen buiten de criteria voor dit scenario. Dit is fataal voor de gebiedsontwikkeling van het Stationsgebied en daarmee een zeer onwenselijke uitkomst. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 51-55 van de Ruimtelijke Agenda 2025; Van deze scenario’s roept met name scenario 2, Beheerstad herinneringen op aan Palet 2010. In het verloop van spectrum van Singelstad naar Woonstad, Actiestad en Centrumstad zat een verloop van een stad die in zichzelf gekeerd was en vooral inzette op beheer en onderhoud, maar scenario’s waarbij meer en meer geïnvesteerd werd in ontwikkelingen in de stad. Waar deze indeling op spaak loopt is dat Palet 2010 nauwelijks uitspraken deed over ruimtelijke ontwikkelingen. Het is dan ook gemakkelijk om in de Beheerstad hetzelfde te willen zien als in de Singelstad, maar daarna wordt lastig om op basis van heldere keuzes de projecten aan de verschillende scenario’s toe te delen. Dit wordt zo gekunsteld dat de keuze is gemaakt niet te proberen. Er zijn een aantal overwegingen om voor de Stadsvisie te kiezen. Doorslaggevend is echter de wens om de lijn die met de stadsvisie Leiden Stad van ontdekkingen. Profiel Leiden 2030 is ingezet door te zetten. Voor de ontwikkeling van Leiden is het belangrijk om te weten wat het gewenste toekomstbeeld voor de stad is. Dat geeft richting en maakt keuzes mogelijk wat belangrijk is en wat niet belangrijk is. Het is een keuze voor een werkwijze die de Stadsvisie aantrekkelijk maakt, omdat het een keuze is voor regie en sturing. In de andere scenario’s worden opnieuw willekeur en toeval het uitgangspunt van de stadsontwikkeling en dat is een enorme terugval. Hoewel het al jaren bekend was dat Leiden een historische universiteitsstad is, wordt dit pas enkele jaren gezien als de onderscheidende kwaliteiten van stad en beleid geformuleerd dat er alles aandoet om deze sterke punten sterker te maken. Dat loopt van het programma bereikbaarheid dat er alles aan doet om de stad optimaal met de rest van het land en de wereld te verbinden, de kennisstad met het Bio Science park tot het programma binnenstad. Het is ook nog niet zo lang dat de stad beseft dat die historische binnenstad de stad onderscheid van veel andere steden. Dat besef en het programma Binnenstad dat daaruit voortvloeit zijn een goed voorbeeld wat de meerwaarde is van een stadsvisie. De impuls die dat heeft gegeven aan het denken over Leiden en aan de betrokkenheid van de stadspartners en bewoners zijn enorm en bijna niet meer weg te denken. Ondanks het feit dat de gemeente Leiden in financieel weer terecht zal komen, is er veel aan gelegen om de dynamiek en het elan die het werken aan de stadsvisie met zich hebben meegebracht vast te houden. Een tweede reden om te kiezen voor het Stadvisie scenario is de ontwikkeling van het stationsgebied. De Structuurvisie is een gevolg van de stadsvisie en identificeert het stationsgebied als een belangrijk sleutelgebied voor Leiden. Gelegen tussen de historische binnenstad en het Bio Science park is dit het schanierpunt waar vrijwel alle openbaar vervoer systemen van de regio samenkomen. Hier komen dagelijks enorme reizigersstromen samen en is voor bezoekers een poort naar de stad. Voor ontelbare treinreizigers is dit het visitekaartje en een eerste indruk die bepalend kan zijn of men wel of niet de stad wil bezoeken. Wil Leiden bezoekers trekken dat moet dat visitekaartje op orde zijn. Dat is op dit moment onvoldoende het geval. Het stationsgebied heeft een enorm potentieel en dat wordt op dit moment onvoldoende benut. Als onderdeel van het programma Binnenstad is dit een enorm kansrijk project waarin externe partners graag in willen investeren. Los van de verbeteringen in de leefomgeving en de ruimtelijke kwaliteit biedt dit project het perspectief van grote investeringen door derde partijen in dit cruciale deel van de stad. Die investeringen zijn nodig en goed voor het gebied en voor de stad. Omdat de Stadsvisie het enige scenario is dat het belang van samenhangende ontwikkelingen onderkent, is dit ook het enige scenario waarin de ontwikkeling van het stationsgebied in een grotere samenhang wordt gezien. Dat is voor dit project cruciaal omdat het rekening houdt met het feit dat er in het projectgebied sprake is van een onderlinge verevening tussen de verschillende projectonderdelen. In de andere scenario’s worden wel elementen van het project aangepakt, maar daarmee houdt de ontwikkeling van het Stationsgebied in zijn huidige vorm op te bestaan. Ook wordt aan de raad voorgesteld om de gevolgen van de keuze voor een scenario verder uit te werken in een wel/niet lijst. In deze wel/niet lijst uit te werken voor welke projecten waarvoor een heroverweging van de gemeentelijke inzet noodzakelijk is en deze lijst te betrekken bij de begroting voor 2013. Risico’s: het opstellen van een Ruimtelijke Agenda, of een Ruimtelijke Investeringsagenda is buitengewoon complex. Op dit moment worden 2 risico’s voorzien: 1. de discussie over een scenario verzand in discussies over de plek van projecten op de prioriteitenlijst, waardoor de discussie uiteindelijk niks oplevert; 2. het lukt niet om een transparant financieel kader op te stellen dat het mogelijk maakt om de verschillende projecten tegen elkaar af te wegen. Dan kan de inhoudelijke discussie niet goed gevoerd kan worden en levert de discussie niks op. Financiën: Op dit moment is het nog moeilijk om te zeggen hoe groot het benodigde investeringsvolume voor de Ruimtelijke Agenda 2025 is. Een eerste doorrekening die in 2011 voor de Ruimtelijke Investeringsagenda Leiden na 2015 is gemaakt laat zien dat er sprake is van een openstaande dekkingsbehoefte van € 220 miljoen. Het blijkt ook lastig om een goede financiële vergelijking te maken van projecten die verder in de tijd liggen en projecten die nu worden uitgevoerd. Die gegevens zijn op dit moment ook nog niet beschikbaar. Het streven is wel om hier op korte termijn meer greep op te krijgen. Bijgevoegde informatie: Ruimtelijke Agenda 2025 RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders raadsvoorstel 12.0051 van 2012), mede gezien het advies van de commissie, 1. BESLUIT ten behoeve van de Ruimtelijke Agenda 2025 de volgende 4 scenario’s vast te stellen met de daarin genoemde scenario’s: a. scenario 1: Afmaken; b. scenario 2: Beheerstad; c. scenario 3: Stadsvisie d. scenario 4: de Mix; waarbij de voorkeur van het college uitgaat naar scenario 3: Stadsvisie; 2. in te stemmen met het voorkeursscenario 3: Stadsvisie en het college opdracht te geven de consequenties van dit scenario verder uit te werken. Als uitwerking van dit scenario een wel/niet lijst op te stellen en deze ter vaststelling aan te bieden bij de begrotingbehandeling voor de begroting 2013; 3. de moties RV 10.0114 M100114/1 (Kos en Keereweer, M100114/3 (Terpstra) en motie M110046/23 (Terpstra) waarin de raad aandringt op een fundamentele discussie over ruimtelijke investeringen op de lange termijn aan de hand van scenario’s als afgedaan te beschouwen. Gedaan in de openbare raadsvergadering van, de Griffier, de Voorzitter, TECHNISCHE INFORMATIE Opsteller: Fred Goedbloed Organisatieonderdeel: Ruimte- en milieubeleid Telefoon: 7693 E-mail: [email protected] Portefeuillehouder: Ruimtelijke Ordening, Binnenstad en Publiekszaken B en W. nr. 12.0507, d.d. 15 mei 2012 Onderwerp Ruimtelijke Agenda 2025 Besluiten:Behoudens advies van de commissie De raad voor te stellen: 1. ten behoeve van de Ruimtelijke Agenda 2025 de volgende 4 scenario’s vast te stellen met de daarin genoemde scenario’s: a. scenario 1: Afmaken; b. scenario 2: Beheerstad; c. scenario 3: Stadsvisie; d. scenario 4: de Mix; 2. in te stemmen met het voorkeursscenario 3: Stadsvisie en het college opdracht te geven de consequenties van dit scenario verder uit te werken. Als uitwerking van dit scenario een wel/niet lijst op te stellen en deze ter vaststelling aan te bieden bij de begrotingbehandeling voor de begroting 2013; 3. de moties RV 10.0114 M100114/1 (Kos en Keereweer, M100114/3 (Terpstra) en motie M110046/23 (Terpstra) waarin de raad aandringt op een fundamentele discussie over ruimtelijke investeringen op de lange termijn aan de hand van scenario’s als afgedaan te beschouwen. 4. . Perssamenvatting: Er is een crisis op de vastgoedmarkt. De prijzen voor grond en vastgoed dalen. Bovendien worden de gemeenten geconfronteerd met een forse bezuinigingsopgave. Dat leidt tot de vraag, hoe het verder moet met de stedelijke ontwikkeling. In drie moties RV 10.0114 M100114/1 (Kos en Keereweer, M100114/3 (Terpstra) en motie M110046/23 (Terpstra) heeft de raad er bij het college op aangedrongen om een fundamentele discussie te voeren over ruimtelijke investeringen in Leiden op de langere termijn. Om die discussie te kunnen voeren heeft de raad aan het college gevraagd een discussie voor te bereiden over de ruimtelijke ontwikkelingen aan de hand van scenario’s. Om de discussie in de raad te faciliteren, wordt de raad uitgenodigd om kennis te nemen van 4 scenario’s die het mogelijk maken om op verschillende wijzen tot een ordening te komen van de projectenportefeuille zoals die is opgesteld voor de Ruimtelijke Investeringsagenda na 2015. Deze 4 scenario’s zijn: 1. Afmaken: om kapitaalvernietiging of juridische procedures te voorkomen maakt de gemeente eerst alle projecten afgemaakt die al zijn gestart. Een aantal projecten die in het Pril worden voorzien worden in 2015 afgerond. De projecten id nu in de voorbereidingsfase zitten volgen waarschijnlijk in de periode tot 2018. De planning voor de grote bereikbaarheidsprojecten gaat uit van een voltooiing in 2019. Dat levert voor de komende jaren (tot 2019) voldoende werk op. Dan is de stad een aantal jaren verder, de begroting op orde en wordt aan de hand van de dan ontstane situatie bepaald hoe verder te gaan. Voor dit scenario is het moment belangrijk waarop een project is gestart. Het criterium hiervoor is dat van het Project Management Bureau de formele start van een project is het uitvoeringsbesluit. Deze lijst wordt aangevuld met projecten waarvoor een overeenkomst is afgesloten, om de juridische procedures te voorkomen of reputatieschade. Er zijn argumenten om deze lijst te willen uitbreiden. Een belangrijk argument is het voorkomen van kapitaalvernietiging omdat er voorbereidingskosten zijn gemaakt. Een van de andere argumenten is dat er verwachtingen zijn gewekt. Tot slot ontbreken er voor sommige projecten nog essentiële onderdelen omdat die wel in voorbereiding zijn maar nog voor besluitvorming zitten. Dat zou de reden kunnen zijn om de criteria te verruimen en projecten waarvoor een kaderbesluit is genomen of projecten waarvoor de besluitvorming wordt voorbereid toch op te voeren. Op die lijst staan onder meer: het Singelpark, maar ook het Haagwegkwartier, Dieperhout, de Trafolocatie en het Klantcontact centrum. De beslissing hoe scherp de criteria worden gekozen, bepaalt de grootte van de projecten portefeuille en het moment waarop de volgende stap kan worden gezet. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 14-25 van de Ruimtelijke Agenda 2025; 2. Beheerstad: de gemeente zet vooral in op wettelijke zorgtaken: infrastructuur, openbare ruimte en onderwijshuisvesting. De bereikbaarheid, het beheer en onderhoud van de stad en cultuur/maarschappelijke en sportvoorzieningen hebben een hoge prioriteit. Dit kan tot een discussie leiden wat beheerd zal worden en wat de kwaliteit van de ruimte en de faciliteiten dan moet zijn. Voor dit scenario is deze discussie van ondergeschikt belang. De essentie van dit scenario ziet niet in wat de gemeente nog wel doet, maar in een principiële keuze voor wat de gemeente niet meer doet. Hier betekent een keuze voor beheren dat de gemeente niet zelf meer investeert, of alleen als dit winstgevend is of op zijn minst kostenneutraal. Dat betekent niet dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen meer zullen zijn of dat de gemeente hier niet meer op stuurt. In dit scenario staat de gemeente echter nadrukkelijk in de regierol en treedt vooral faciliterend op. Investeringen in ruimtelijke ontwikkelingen worden aan de markt overgelaten. In veel opzichten is dit scenario het tegendeel van scenario 1: Afmaken. Bij vrijwel alle ontwikkelprojecten moet de inzet van de gemeente worden heroverwogen. Dat geldt voor de gemeentelijk inzet in het Bio Science park, de studentenhuisvesting en de Meelfabriek. Een ontwikkeling als het Stationsgebied in zijn huidige vorm wordt afgeblazen. Ook de gemeentelijk inzet in de wijkontwikkeling in Leiden-noord, de wijkontwikkeling en woningbouw langs de Willem de Zwijgerlaan. Ook de gebiedsontwikkelingen in de Oude Kooi en het WOP-zuidwest zijn aan een heroverweging toe. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 27-37 van de Ruimtelijke Agenda 2025; 3. Stadsvisie: uitvoeren van de speerpunten zoals die in het revisie van de stadsvisie en de Structuurvisie 2025 zijn benoemd: Kennisstad, Bereikbaarheid, Binnenstad en het Stationsgebied. Het grote voordeel van werken vanuit een visie is dat projecten in een grotere context worden geplaatst waardoor er samenhang ontstaat. Dat leidt er niet alleen toe dat werk met werk wordt gemaakt, maar bovendien is het geheel meer dan de som der delen. In dit scenario worden de grote programma’s als Bereikbaarheid en Binnenstad in hun geheel uitgevoerd. Omdat de gebiedsontwikkeling van het Stationsgebied onderdeel uitmaakt van het programma Binnenstad en in de grotere visies een cruciale rol speelt als regionaal verkeersknooppunt en als verbinding tussen Bio Science en de binnenstad wordt dit in zijn geheel uitgevoerd. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 41-46 van de Ruimtelijke Agenda 2025; 4. de Mix: is vooral een pragmatisch scenario: er wordt geteld of projecten in de verschillende scenario’s voorkomen en dat bepaalt in eerste instantie de plek van een project op de prioriteitenlijst. Projecten die in alle 3 de scenario’s voorkomen hebben een hoge prioriteit, projecten die 2 keer voorkomen hebben een lagere prioriteit. Projecten die slechts 1 keer worden genoemd vallen buiten dit scenario. Dat levert 2 lijsten op: de eerste lijst met projecten die 3 keer genoemd worden en een tweede lijst met de projecten die 2 keer worden genoemd. Als gekozen wordt voor alleen de eerste lijst, projecten die 3 keer genoemd worden, wordt meteen het nadeel van deze wijze van selecteren duidelijk. Het slaat forse gaten in de samenhang die er in de programma’s bestaat. Het volledige programma Bereikbaarheid zal wel worden uitgevoerd, maar van het programma Binnenstad staan alleen het Singelpark, de Garenmarktgarage en de openbare ruimte op de lijst. Dat kan een overweging zijn om de selectiecriteria voor dit scenario ruimer te nemen en ook projecten de 2 keer genoemd worden mee te nemen. Het resultaat van het samenvoegen van deze 2 lijsten is een lijst die vrijwel samenvalt met het scenario Stadsvisie. De keuze om hier daadwerkelijk voor te kiezen is afhankelijk van verschillende overwegingen, waaronder financiële. Er is 1 belangrijk verschil: het Morspoort- en het Morssingelgebied vallen buiten de criteria voor dit scenario. Dit is fataal voor de gebiedsontwikkeling van het Stationsgebied en daarmee een zeer onwenselijke uitkomst. Hoe dit scenario uitpakt voor de verschillende projecten uit de projectenportefeuille zie de pagina’s 51-55 van de Ruimtelijke Agenda 2025; Van deze scenario’s roept met name scenario 2, Beheerstad herinneringen op aan Palet 2010. In het verloop van spectrum van Singelstad naar Woonstad, Actiestad en Centrumstad zat een verloop van een stad die in zichzelf gekeerd was en vooral inzette op beheer en onderhoud, maar scenario’s waarbij meer en meer geïnvesteerd werd in ontwikkelingen in de stad. Waar deze indeling op spaak loopt is dat Palet 2010 nauwelijks uitspraken deed over ruimtelijke ontwikkelingen. Het is dan ook gemakkelijk om in de Beheerstad hetzelfde te willen zien als in de Singelstad, maar daarna wordt lastig om op basis van heldere keuzes de projecten aan de verschillende scenario’s toe te delen. Dit wordt zo gekunsteld dat de keuze is gemaakt niet te proberen. Er zijn een aantal overwegingen om voor de Stadsvisie te kiezen. Doorslaggevend is echter de wens om de lijn die met de stadsvisie Leiden Stad van ontdekkingen. Profiel Leiden 2030 is ingezet door te zetten. Voor de ontwikkeling van Leiden is het belangrijk om te weten wat het gewenste toekomstbeeld voor de stad is. Dat geeft richting en maakt keuzes mogelijk wat belangrijk is en wat niet belangrijk is. Het is een keuze voor een werkwijze die de Stadsvisie aantrekkelijk maakt, omdat het een keuze is voor regie en sturing. In de andere scenario’s worden opnieuw willekeur en toeval het uitgangspunt van de stadsontwikkeling en dat is een enorme terugval. Hoewel het al jaren bekend was dat Leiden een historische universiteitsstad is, wordt dit pas enkele jaren gezien als de onderscheidende kwaliteiten van stad en beleid geformuleerd dat er alles aandoet om deze sterke punten sterker te maken. Dat loopt van het programma bereikbaarheid dat er alles aan doet om de stad optimaal met de rest van het land en de wereld te verbinden, de kennisstad met het Bio Science park tot het programma binnenstad. Het is ook nog niet zo lang dat de stad beseft dat die historische binnenstad de stad onderscheid van veel andere steden. Dat besef en het programma Binnenstad dat daaruit voortvloeit is een goed voorbeeld wat de meerwaarde van een stadsvisie. De impuls die dat heeft gegeven aan het denken over Leiden en aan de betrokkenheid van de stadspartners en bewoners zijn enorm en bijna niet meer weg te denken. Ondanks het feit dat de gemeente Leiden in financieel weer terecht zal komen, is er veel aan gelegen om de dynamiek en het elan die het werken aan de stadsvisie met zich hebben meegebracht vast te houden. Een tweede reden om te kiezen voor het Stadvisie scenario is de ontwikkeling van het stationsgebied. De Structuurvisie is een gevolg van de stadsvisie en identificeert het stationsgebied als een belangrijk sleutelgebied voor Leiden. Gelegen tussen de historische binnenstad en het Bio Science park is dit het schanierpunt waar vrijwel alle openbaar vervoer systemen van de regio samenkomen. Hier komen dagelijks enorme reizigersstromen samen en is voor bezoekers een poort naar de stad. Voor ontelbare treinreizigers is dit het visitekaartje een eerste indruk die bepalend kan zijn of men wel of niet de stad wil bezoeken. Wil Leiden bezoekers trekken dat moet dat visitekaartje op orde zijn. Dat is op dit moment onvoldoende het geval. Het stationsgebied heeft een enorm potentieel en dat wordt op dit moment onvoldoende benut. Als onderdeel van het programma Binnenstad is dit een enorm kansrijk project waarin externe partners graag in willen investeren. Los van de verbeteringen in de leefomgeving en de ruimtelijke kwaliteit biedt dit project het perspectief van grote investeringen door derde partijen in dit cruciale deel van de stad. Die investeringen zijn nodig en goed voor het gebied en voor de stad. Omdat de Stadsvisie het enige scenario is dat het belang van samenhangende ontwikkelingen onderkent, is dit ook het enige scenario waarin de ontwikkeling van het stationsgebied in een grotere samenhang wordt gezien. Dat is voor dit project cruciaal omdat het rekening houdt met het feit dat er in het projectgebied sprake is van een onderlinge verevening tussen de verschillende projectonderdelen. In de andere scenario’s worden wel elementen van het project aangepakt, maar daarmee houdt de ontwikkeling van het Stationsgebied in zijn huidige vorm op te bestaan. Ook wordt aan de raad voorgesteld om de gevolgen van de keuze voor een scenario verder uit te werken in een wel/niet lijst. In deze wel/niet lijst uit te werken voor welke projecten waarvoor een heroverweging van de gemeentelijke inzet noodzakelijk is en deze lijst te betrekken bij de begroting voor 2013. Risico’s: het opstellen van een Ruimtelijke Agenda, of een Ruimtelijke Investeringsagenda is buitengewoon complex. Op dit moment worden 2 risico’s voorzien: 1. de discussie over een scenario verzand in discussies over de plek van projecten op de prioriteitenlijst, waardoor de discussie uiteindelijk niks oplevert; 2. het lukt niet om een transparant financieel kader op te stellen dat het mogelijk maakt om de verschillende projecten tegen elkaar af te wegen. Dan kan de inhoudelijke discussie niet goed gevoerd kan worden en levert de discussie niks op.