Deel I. Het begrip verbintenis A. Juridische verbintenis - De rechtsband krachtens welke een persoon (SA) aan een ander persoon (SE) een prestatie (geven, doen of laten) verschuldigd is. - Passieve zijde vh recht: de schuld of plicht tot prestatie jegens een andere - Actieve zijde vh recht: de inschuld, het recht op prestatie van een ander, schuldvordering - Het gaat om een in rechte afdwingbare verplichting. - Enkel de betrekkingen die een vermogensrechtelijk karakter hebben. B. Zedelijke verplichting - Is degene die uitsluitend haar grondslag vindt in de moraal en waaraan het recht gn waarde hecht. C. Natuurlijke verbintenis - Niet in rechte afdwingbaar, wel een bron van rechtsgevolgen. - Wordt in rechte erkend, wnnr ze vrijwillig, geheel of gedeeltelijk uitgevoerd wordt of wnnr de SA belooft haar na te komen. (dan soort omvorming in een juridische verplichting) - De loutere erkenning door de SA dat in zijn hoofde een ntrlke verb bestaat is niet voldoende. - Een natuurlijke verbintenis is niet opeisbaar, wel uitvoerbaar. - Zie art. 1235, 2e lid BW - Bv. feitelijke vader die aan buitenechtelijk kind waarvan de afstamming niet bewezen is of mag worden, vrijwillig steungeld betaalt, zet aldus een ntrlke verb in een burgerlijke om. (zie arrest 1) D. Onderscheid tussen juridische verbintenissen en zakelijke rechten 1. Klassieke theorie - Zakelijk recht: het recht van een persoon op een zaak - Persoonlijk recht: recht van een persoon tav een andere persoon of op een prestatie vanwege een persoon - In dit perspectief is de verbintenis een persoonlijk recht. 2. Personalistische theorie - Planiol: Alle rechten, zowel de zakelijke als de persoonlijke, scheppen verhoudingen tussen personen. - Verschil tss zakelijk en persoonlijk recht: • Zakelijk recht geldt erga omnes: de titularis mag eisen dat derden de uitoefening van zijn recht niet belemmeren • Persoonlijk recht geldt enkel inter partes: er is slechts een band tss de partijen bij de verbintenis 3. Moderne theorie - Beaamt stelling van Planiol in de mate waarin deze het recht beschouwt als een ordening van verhoudingen tss personen. - Er is een wezenlijk verschil tss beide soorten rechten in de tegenstelbaarheid jegens derden maar mbt de verbintenis moet een onderscheid gemaakt worden tss de innerlijke uitwerkselen en het louter bestaan. • De innerlijke uitwerkselen betreffen de rechten en verplichtingen die uit de verbintenis voortspruiten en die gelden slechts voor de bij die verbintenis betrokken partijen. • Het louter bestaan vd verbintenis moet echter als dusdanig door iedereen als een feit erkend worden. - Zakelijke rechten hebben een bep zaak tot voorwerp, het voorwerp vd verbintenissen is veel ruimer, nl een prestatie die kan bestaan in een geven, doen of laten. - Er is een numerus clausus voor de zakelijke rechten, bij verbintenissen kan hier omwille vd wilsautonomie gn sprake van zijn. Alexander Tanguy 2010-2011 1 Deel II. De verschillende soorten verbintenissen A. Indeling volgens het voorwerp van de verbintenis 1. Indeling volgens de aard van het voorwerp A. Verbintenissen om iets te geven, te doen of te laten (art. 1101 BW) §1 Verbintenis om iets te geven - Impliceert een overdracht vd eigendom van een goed of van een ander zakelijk recht. De verbintenis doet een nieuw zakelijk recht ontstaan in hoofde vd SE. - Heeft de verb de overdracht van een bepaalde zaak tot voorwerp dan acht men de eigendomsoverdracht voltrokken door de enkele toestemming vd contracterende partijen. - Als de verb op een onbepaalde zaak slaat dan moet de zaak eerst geïndividualiseerd worden vooraleer er eigendomsoverdracht is. - Naast de verplichting tot eigendomsoverdracht bestaat er ook een leveringsverplichting, dit is een verb om iets te doen aangezien er gn sprake is van overdracht van een zakelijk recht. §2 Verbintenis om iets te doen - Houdt vanwege de SA de verplichting in bepaalde daden te stellen. - bv. in het raam v een arbeidsov moet de werknemer een reeks prestaties verrichten §3 Verbintenis om iets te laten - Houdt vanwege de SA de verplichting in bepaalde daden niet te stellen. (onthoudingsverplichting) - bv. wettelijk verbod om op een bepaalde plaats een gebouw op te richten §4 Draagwijdte van bovengenoemd onderscheid - Verb om iets te geven zijn steeds uitvoerbaar in natura, desnoods manu militari. - Bij de verb om iets te doen is de rechtstreekse gedwongen uitevoering bij onwil vd SA veelal niet mogelijk. (persoonlijke vrijheid) - Bij de verb om iets niet te doen is de gedwongen uitvoering in natura niet meer mogelijk, omdat hetgeen dat niet mocht gedaan worden, effectief verricht is geworden. - De gedwongen uitvoering in natura heeft de voorkeur op de gedwongen uitvoering bij wijze van equivalent. Deze regel geldt ook voor de verb om iets te doen of niet te doen, ondanks art. 1142 BW. - Art. 1142 BW betekent echter slechts dat de gedwongen uitvoering in natura van een verb om iets te doen of niet te doen noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks dmv fysieke dwang op de persoon vd SA mag geschieden. - Via dwangsom kan ook op onrechtstreekse wijze de gedwongen uitvoering in natura van de meeste verb om iets te doen/geven bekomen worden. B. Inspannings- en resultaatsverbintenissen - Zie vraag 2 2. Indeling volgens het aantal voorwerpen van de verbintenis A. Conjunctieve of cumulatieve verbintenis - Een verbintenis is cumulatief wnnr haar voorwerp bestaat uit verschillende prestaties die door de partijen als ondeelbaar worden beschouwd en dus cumulatief moeten worden uitgevoerd. - De SE van een cumulatieve verb kan zich verzetten tegen de uitvoering v slechts een deel vd verbintenis. (art. 1244, 1e lid BW) - Bv. A koopt nieuwe auto in ruil voor zijn oude auto en een opleg van 2000 euro B. Alternatieve verbintenis (art. 1189-1196 BW) en facultatieve verbintenis - Zie vraag 3 Alexander Tanguy 2010-2011 2 B. Indeling volgens het aantal schuldenaars of schuldeisers 1. De gezamenlijke of samengevoegde verbintenis - Is de verbintenis die aan de actieve of passieve zijde vanaf haar ontstaan door verschillende personen is aangegaan of naderhand verschillende personen treft. - Bv. 4 studenten kopen gezamenlijk een auto A. Gevolgen: verhouding tss SE(s) en SA(s) (verplichting) - In beginsel is de verbintenis deelbaar en zal zij dus verdeeld dienen te worden in zoveel delen als er schuldenaren of schuldeisers zijn, zodat iedere SA slechts tot beloop van zijn aandeel kan aangesproken worden en iedere SE de SA slechts kan aanspreken tot beloop vh aandeel van die SE. • Alhoewel geen wettekst de deelbaarheid vd samengevoegde verbintenis bekrachtigt, men aanvaardt algemeen dat de regels voor erfenissen (artt. 870, 873 en 1220 BW) analogisch moeten worden toegepast. - Iedere SE zal afzonderlijk moeten dagvaarden en iedere SA zal dus afzonderlijk moeten gedagvaard worden. - Iedere schuldvordering of schuld heeft haar eigen lot inzake ingebrekestelling. - De stuiting vd verjaring ten overstaan v 1 der schuldenaren is niet tegenstelbaar aan de andere. - Onvermogen v 1 SA komt voor rekening vd SE, niet vd andere debiteurs. B. Gevolgen: verhouding tss SE(s) of SA(s) onderling (bijdrage) - Partijen kunnen hun onderlinge bijdrage vrij regelen. (Bv met 2 een huis kopen, 1/3 + 2/3) 2. De hoofdelijke of solidaire verbintenis (art. 1197-1216 BW) A. Begrip - Hoofdelijkheid = eenheid v voorwerp en pluraliteit v verbintenissen - Passieve hoofdelijkheid: wnnr een pluraliteit v SA's gehouden is tot één en dezelfde prestatie, zodat ieder van hen voor het geheel kan worden aangesproken, en de betaling door 1 v hen gedaan de overige SA's jegens de SE bevrijdt. • Is voordelig voor de SE: op vlak vd procedure omdat hij de gehele schuldvord kan opeisen v 1 SA en dus kosten kan besparen, op vlak vd waarborgen is hij beschermd tegen onvermogen van een enkele SA - Actieve hoofdelijkheid: wnnr een pluraliteit v SE's gerechtigd is tot één en dezelfde prestatie, zodat ieder v hen de SA voor het geheel kan aanspreken, en de betaling gedaan in handen v 1 vd SE's de SA jegens allen bevrijdt. B. Bronnen - Art. 1202 BW: Hoofdelijkheid wordt niet vermoed, zij moet uitdrukkelijk bedongen zijn of bestaan krachtens een bepaling vd wet. §1 Contract - Ruime opvatting 'uitdrukkelijk': het beding kan uitdr of stilzw worden aanvaard, maar de wil moet zeker, dwz duidelijk zijn. In geval van twijfel moet de rechter zich tegen hoofdelijkheid uitspreken. §1 Wet - Bv. artt. 222, 1033, 1887, 2002 BW en 50 Sw. - Krachtens een bepaling in de wet: betekent ook wnnr de hoofdelijkheid is bepaald bij een besluit of reglement genomen krachtens een wet + verwijst ook naar gewoonteregels en algemene rechtsbeginselen C. Gevolgen tussen schuldenaars en schuldeiser (verplichting) §1 Hoofdgevolgen - Het hoofdgevolg is dat iedere hoofdelijke SA tot de gehele schuld gehouden is. - Art. 1203 BW: de SE kan ieder van zijn SA's aanspreken, dus naar keuze onder hen kiezen - De aangesproken SA kan gn voorrecht v schuldsplitsing inroepen, hij is maw voor de gehele schuld gehouden (art. 2026 BW) - De SE kan 1 SA vervolgen en tegelijkertijd of ook nog daarna de overige SA's vervolgen. - Art. 1208 BW: iedere SA kan de excepties aan de SE tegenwerpen tav het geldig bestaan zelf vd verbintenis - Art. 1201 BW: iedere SA mag zich tegenover de SE beroepen op de excepties mbt de modaliteiten vd verb - Iedere SA mag zich tegenover de SE beroepen op de excepties mbt de uitdoving vd verbintenissen, de door 1 v Alexander Tanguy 2010-2011 3 hen ingeroepen exceptie komt alle SA's ten goede. Nuancering: • betaling door 1 SA bevrijdt al de andere (art. 1200 BW) • het tenietgaan vh voorwerp vd verbintenis door toeval of overmacht bevrijdt al de SA's (art. 1205 BW a contrario); indien de zaak tenietgegaan is door de schuld van 1 of meer SA's of terwijl zij in gebreke waren, zijn de overige medeSA's niet bevrijd • bij het overlijden v 1 vd hoofdelijke SA's wordt de hoofdelijke schuld tss zijn verschillende erfgenamen verdeeld (artt. 1219 en 1220 BW) • de SE die slechts tegenover 1 v zijn SA's afstand doet v zijn recht op hoofdelijkheid, behoudt zijn hoofdelijke vordering tegen de overige SA's, maar onder aftrek vh aandeel vd SA die hij vd hoofdelijkheid heeft ontslagen (art. 1210 BW) §2 Secundaire gevolgen - Art. 1206 BW: vervolgingen tegen 1 vd hoofdelijke SA's stuiten de verjaring tav allen - Art. 1205 BW: de aanmaning v 1 SA geldt ten overstaan van al de anderen - Art. 1207 BW: de eis tot betaling v interest tegen 1 vd hoofdelijke SA's, doet de interest lopen tav allen D. Gevolgen tussen de schuldenaars onderling (bijdrage) - Wnnr 1 vd hoofdelijke SA's zich van meer dan zijn persoonlijk aandeel in de schuld gekweten heeft, beschikt hij over een verhaal tegen zijn medeschuldenaars. - Art. 1213 BW: de schuld die tov de SE hoofdelijk is aangegaan, is van rechtswege deelbaar tss de SA's, die onder elkaar slechts ieder voor zijn aandeel verbonden zijn - In beginsel zijn de delen dus gelijk: • behalve ingeval v een andersluidend beding vd partijen zelf • behalve ingeval het belang vd schuldenaren ongelijk is • behalve wnnr de zaak waarvoor de schuld hoofdelijk is aangegaan, slechts 1 vd hoofdelijke medeschuldenaars aangaat (art. 1216 BW) - Art. 1214!!! en 1215 BW 3. De verbintenis in solidum A. Begrip - In solidum = pluraliteit v voorwerpen en pluraliteit v verbintenissen - Impliceert een verplichting v iedere SA tot het geheel, terwijl de betaling door 1 ook de anderen bevrijdt ten overstaan vd SE. - 2 verschillen met hoofdelijke verbintenis: • bestaan is niet afhankelijk van een duidelijke overeenkomst of een bepaling krachtens de wet (zie art 1202 BW) • verb in solidum is niet onderworpen aan de regels inzake de secundaire gevolgen vd hoofdelijkheid - Cass.: Wnnr 1 enkele schade berokkend is door de onderscheiden fouten v verschillende personen (dwz dat zonder het bestaan v elk v deze fouten de schade niet zou zijn ontstaan), dan is ieder v hen in solidum gehouden tot algehele schadeloosstelling, onverminderd hun verhaalrecht tegenover de mededaders. B. Kenmerken §1 De grondslag - De verb in solidum vloeit voort uit de noodwendigheden vd onderscheiden casusposities. Ogv de algemene beginselen die een bepaalde toestand beheersen, acht men het noodzakelijk dat verschillende personen tot het geheel gehouden zijn. - Hoofdelijkheid daarentegen is louter technisch en stoelt op een contractueel beding of een wettelijke bepaling. §2 Het voorwerp - Er is een pluraliteit v voorwerpen en een pluraliteit v verbintenissen. - Er zijn onderscheiden schulden, die ieder hun eigen oorzaak hebben, die van verschillende aard kunnen zijn en verschillende bedragen kunnen belopen. a) Een verschillende oorzaak - inzake borgtocht zal iedere borg gehouden zijn ogv een persoonlijk aangegane verbintenis - inzake aansprakelijkheid rechtvaardigen onderscheiden fouten een verplichting tot het geheel wnnr zij tot 1 Alexander Tanguy 2010-2011 4 enkele schade hebben bijgedragen; iedere SA is gehouden ogv zijn eigen fout b) Een verschillende aard - De schuld v 1 aansprakelijke kan bv v buitencontractuele aard zijn en die v een andere v contractuele aard. c) Een verschillend bedrag - bv. de schuld vd onderhoudsplichtigen die tov de behoeftige SE tot het geheel gehouden zijn, kan verschillen naargelang de mogelijkheid v iedere SA §3 De gevolgen - In beginsel is de SE gerechtigd de SA aan te spreken, die hij verkiest. De betaling door de ene zal de anderen bevrijden. - In de regel heeft degene die meer dan zijn aandeel betaald heeft, een verhaal op zijn medeschuldenaars. • Een aantal specifieke regels kunnen echter het bestaan zelf, de grondslag of de omvang vh verhaal beïnvloeden: • Bestaan vh verhaal: soms is het verhaal uitgesloten, wnnr de bijdrage tot de schuld volledig ten laste moet vallen v 1 der medeSA's of wnnr onder deze laatsten een bep hiërarchie bestaat. • Grondslag vh verhaal: zo het regresrecht vd hoofdelijke SA's zijn grondslag vindt in de artt. 1213 en 1214 BW, zijn deze bepalingen niet v toepassing op de verbintenis in solidum. • In de regel zal de regresvordering, op het vlak vd verb in solidum, gestoeld zijn op art. 1251, 3° BW, dat de wettelijke subrogatie inricht v degene die met of voor anderen gehouden was. • Bij ontstentenis van subrogatie, zou degene die betaald heeft, tegen zijn medeSA een rechtstreekse vordering kunnen in stellen ogv de vermogensverschuiving zonder oorzaak. • Omvang vh verhaal: soms voor de totaliteit, soms variatie naargelang de zwaarwichtigheid vd respectieve fouten, de bijdrage tot onderhoudsschuld zal afhangen vd mogelijkheden vd onderscheiden SA's • Geen duidelijkheid of verhaal tegen medeSA's te verdelen en te beperken is tot hun respectieve aandelen (zoals bij hoofdelijkheid wel is door art. 1214 BW) - In principe gelden de secundaire gevolgen vd solidariteit niet voor de verb in solidum. Maar zo'n gevolg kan toch nog toepasselijk gemaakt worden krachtens een bijzonder voorschrift. C. Toepassingsgevallen - Aquiliaanse en contractuele aansprakelijkheid (zie p 32) - De onderhoudsplicht die krachtens art. 203 BW in hoofde vd ouders bestaat schept tov hun kinderen een verbintenis in solidum. 4. De ondeelbare verbintenis A. Begrip - Een verbintenis is ondeelbaar, wnnr ze nooit anders dan geheel kan worden uitgevoerd. - Het al dan niet (on)deelbaar karakter vd verb is een feitenkwestie waarover de rechter soeverein oordeelt. - Is van gn belang bij een verb met 1 SA en 1 SE. Want SE kan niet verplicht worden een gedeelte vd schuld in ontvangst te nemen. (art. 1244, 1e lid BW) B. Soorten §1 Natuurlijke ondeelbaarheid - Art. 1217 BW: Een verbintenis is deelbaar of ondeelbaar naargelang zij tot voorwerp heeft, ofwel een zaak die in haar levering, ofwel een daad die in haar uitvoering, hetzij materieel, hetzij intellectueel voor verdeling vatbaar is of niet. - Art. 1218 BW: Een verbintenis is ondeelbaar, hoewel de zaak of de daad die het voorwerp ervan uitmaakt, uit haar aard deelbaar is, indien het verband waarin zij in de verbintenis is beschouwd, ze voor gedeeltelijke uitvoering onvatbaar maakt. §2 De contractuele ondeelbaarheid - Zelfs wnnr een verb deelbaar is, kunnen partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend overeenkomen dat deze in hun onderlinge rechtsbetrekking als ondeelbaar zal beschouwd worden. (wordt afgeleid uit art. 1221, 5° BW) - Soms beoogt men enkel een versterking vd waarborg vd hoofdelijkheid ten voordele vd SE. C. Gevolgen (art. 1222-1225 BW) - De gevolgen zijn nagenoeg dezelfde als die vd hoofdelijkheid, behalve enkele verschillen: • De ondeelbaarheid treft ook de erfgenamen vd SA. Terwijl bij de hoofdelijke verb de erfgenamen wel hoofdelijke schuldenaren worden, doch slechts tot beloop v hun deel in de nalatenschap. (art. 1222 en zie ook 1225 BW) Alexander Tanguy 2010-2011 5 • De aanmaning v 1 SA is niet tegenstelbaar aan de andere medeSA's, wat wel het geval is bij hoofdelijkheid. • Het verlies v een zaak door de fout v een SA bevrijdt de anderen, dit verlies zal nl als een geval van overmacht beschouwd worden tov de SA's die gn fout hebben aan het verlies. (bij hoofdelijkheid worden de andere SA's in dit geval niet bevrijd) C. Indeling volgens de modaliteiten van de verbintenissen - Een verbintenis zonder voorwaarde of tijdsbepaling = een zuivere verbintenis. 1. Verbintenissen met tijdsbepaling (art. 1185-1188 BW) A. Begrip - Is de verbintenis waarvan de uitvoering of de uitdoving afhankelijk is v een toekomstige, doch zekere gebeurtenis. - De dag waarop de bepaalde tijd verstrijkt is de vervaldag, de tijd tot de vervaldag heet termijn. - Alhoewel de tijdsbepaling in ieder geval zeker is, kan zij wat haar verwezenlijking betreft mbt de datum vast of onvast zijn. - De tijdsbepaling werkt schorsend wnnr ze eenvoudig de uitvoering vd verbintenis uitstelt. (art. 1185 BW) - De tijdsbepaling werkt uitdovend wnnr ze aan een verbintenis een einde stelt. - Het is ook mogelijk dat zowel een schorsende als een uitdovende tijdsbepaling bedongen worden. (bv huis huren vanaf volgende maand voor 1j) B. Soorten - De gewone tijdsbepaling is diegene die spruit uit de wil v partijen of uit een wetsbeschikking. - De genadetermijn is diegene die toegestaan wordt door de rechter. (zie art. 1244 BW) §1 De gewone tijdsbepaling - Bijna steeds een contractueel bedongen tijdsbepaling. De toestemming kan uitdr of stilzw gegeven worden. - Art. 1187 BW: de tijdsbepaling wordt steeds vermoed te zijn bedongen ten voordele vd SA tenzij uit het beding of uit de omstandigheden blijkt dat zij ook ten voordele of in het uitsluitend voordeel vd SE bedongen is. - Gevolgen verbintenissen met opschortende tijdsbepaling - De verbintenis bestaat reeds: • de SA mag, wnnr de tijdsbepaling in zijn voordeel werd bedongen, voor de vervaldag bevrijdend betalen • de SE mag, wnnr de tijdsbepaling uitsluitend in zijn voordeel werd bedongen, voor de vervaldag nakoming vd verb vorderen • wat de SA voor de vervaldag betaalde mag niet als onverschuldigd teruggevorderd worden, zelfs indien hij niet op de hoogte was vd tijdsbepaling (art. 1186 BW) • de SE mag alle bewarende maatregelen treffen (art. 1446 Ger.W.) • bij een verb om een bepaalde zaak te geven gaat de eigendom en het risico onmiddellijk over - De verbintenis is echter nog niet opeisbaar: • de SE mag nog gn nakoming vd verbintenis eisen (art. 1186 BW) • de schuldvordering mag niet gecompenseerd worden met een reeds opeisbare schuld (art. 1291 BW) • de SE mag nog gn uitvoerende maatregelen treffen (bv pauliaanse vordering) • de verjaringstermijn vangt niet aan zolang de tijdsbepaling loopt (art. 2257, 3e lid BW) - Op de vervaldag gaat de verbintenis met opschortende tijdsbepaling in een zuivere verbintenis over. • De SA verkeert dan niet automatisch in mora. De schuld is wel opeisbaar geworden, maar is daardoor nog niet effectief opgeëist. - Art. 1188 BW: De SA verliest het voordeel vd tijdsbepaling bij faillissement, kennelijk onvermogen of wnnr hij in gebreke blijft de door hem toegezegde zekerheid te verschaffen. (partijen kunnen ook andere gevallen v vervallenverklaring bedingen) §2 De genadetermijn - Is het uitstel v betaling dat de rechter, ogv art. 1244, 2e lid BW kan toestaan aan een SA die ongelukkig en te goeder trouw is. (belangrijke uitzondering op de overeenkomst-wet regel van art. 1134 BW) - Cass.: Art. 1244 BW is alleen voor verbintenissen uit overeenkomst geschreven. Vereisten (art. 1244, 2e lid BW): • Met grote omzichtigheid vd rechter • Rekening houdend met de termijnen die de SA reeds heeft genomen • Met inachtneming vd toestand der partijen (grote appreciatiebevoegdheid rechter) Alexander Tanguy 2010-2011 6 • de SA moet ongelukkig en te goeder trouw zijn (toestand is niet gevolg v eigen tekortkomingen) • toestand vd SE (bv zou hij zelf in moeilijkheden geraken door uitstel v betaling?) • Gematigd uitstel (grote appreciatiebevoegdheid rechter) Uitzonderingen: • Art. 1333, 2e lid Ger.W.: Voor de tenuitvoerlegging v vonnissen en arresten kan gn uitstel v betaling worden verleend na de uitspraak. • Als de schuld blijkt uit een andere authentieke akte dan een vonnis of arrest gelden bijzondere regels. (art. 1334-1336 Ger.W.) • Art. 1337 Ger.W. • Voor wisselbrieven en orderbriefjes mag de rechter gn termijn v respijt verlenen (art. 74 en 77 Wisselbriefwet) • De termijn voor het uitoefenen vh recht v wederinkoop is niet vatbaar voor verlenging. • Of uitstel v betaling voor belastingsschulden kan worden toegekend, wordt betwist. Gevolgen: • De toekenning v een respijttermijn betekent niet dat de SA gn fout zou treffen en dus niet aanspr zou zijn voor de niet-nakoming v zijn verb. Uitstel v betaling belet dus niet een veroordeling tot het betalen v schadevergoeding noch de toepassing v een rechtsgeldig boetebeding. • Art. 1292 BW: de genadetermijn vormt gn beletsel noch voor bewarende maatregelen, noch voor schuldvergelijking 2. Verbintenissen onder voorwaarde (art. 1168-1184 BW) A. Begrip - Art. 1168 BW: Is de verbintenis waarvan de uitvoering of de uitdoving afhankelijk is van een toekomstige doch onzekere gebeurtenis. B. Soorten §1 De schorsende (of opschortende) en de ontbindende voorwaarde - Art. 1181 BW: verb onder opschortende voorwaarde aangegaan is die welke afhangt v een toekomstige, onzekere gebeurtenis - Art. 1183 BW: een ontbindende voorwaarde is die welke, bij haar vervulling, de verb tenietdoet, en de zaken herstelt in dezelfde toestand alsof er nooit een verbintenis had bestaan - Cass.: Bij een verb onder opschortende voorwaarde, bestaat de overeenkomst hangende de voorwaarde, enkel de uitvoering vd verb is geschorst. Ook wnnr de voorwaarde ontbreekt en de verb ophoudt te bestaan, kan het niet-nakomen v verplichtingen hangende de voorwaarde tot schadevergoeding aanleiding geven. - In theorie bestaat enkel de schorsende voorwaarde, in het ene geval behelst de opschorting de uitvoering vh contract en in het andere de verdwijning. De ontbindende voorwaarde is dus een zuivere verbintenis waarvan de ontbinding aan een opschortende voorwaarde onderworpen is. - Het onderscheid tss de verb onder opschortende en die onder ontbindende voorwaarde is niet altijd eenvoudig. - Bv. Terugzendingsbeding: is een koop onder ontbindende voorwaarde, de koop is gesloten en de koopprijs is verschuldigd, maar de koop wordt ontbonden indien de koper er niet in slaagt de gekochte goederen weder te verkopen en hij vh terugzendingsbeding gebruik wil maken. - De ontbindende voorwaarde (modaliteit vd verb) ≠ ontbindend beding (ontbinding wegens wanprestatie) §2 De toevallige, potestatieve en gemengde voorwaarde - Toevallige voorwaarde (art. 1169 BW): is die welke van een louter toeval afhangt en waarvan de vervulling dus geenszins in de macht is vd SE of de SA. • bv. A zal maandag foto's maken, op voorwaarde dat de zon schijnt • Onder deze categorie valt ook de voorwaarde waarvan de verwezenlijking afhangt vd wil van een derde • bv. A koopt een auto v B op voorwaarde dat bank C hem een lening geeft - Potestatieve voorwaarde (art. 1170 BW): is die welke de uitvoering of de uitdoving vd verbintenis doet afhangen van een gebeurtenis die de ene of de andere vd contracterende partijen vermag te doen plaatshebben of te verhinderen. - Zuiver potestatieve voorwaarde: is degene die de verbintenis louter en alleen doet afhangen vd wil van 1 der partijen. • Zuiver potestatieve opschortende voorwaarde: Alexander Tanguy 2010-2011 7 • Vd zijde vd schuldeiser: bv. Ik verhuur mijn huis aan u, indien u dat wilt (contractbelofte) • Vd zijde vd schuldenaar: bv. Ik verkoop u mijn auto, indien ik dat wens (= nietig!!!!!!!) • Art. 1174 BW: Een verbintenis onder opschortende voorwaarde is nietig wnnr de verwezenlijking v die voorwaarde louter afhangt vd wil vd schuldenaar. • Dus enkel de zuiver potestatieve opschortende voorwaarde langs de kant vd schuldenaar is nietig. • Zuiver potestatieve ontbindende voorwaarde: • Is geldig langs beide zijdes, komt in feite neer op een opzeggingsrecht. • bv. A stelt zich tov B borg voor al de schulden van C. Hij bedingt echter dat hij te allen tijde de borgtocht zal mogen intrekken. - Gewone potestatieve voorwaarde: is degene waarbij de verbintenis deels afhangt vd wil van 1 der partijen en deels vd omstandigheden of de wil van een derde (m.a.w. Toeval) • Er is geen wezenlijk verschil tss de gewone potestatieve voorwaarde en de gemengde voorwaarde, deze hangt nl ook af vd wil van 1 vd partijen en vd wil van een derde (art. 1171 BW). • bv. A verkoopt zijn huis aan B indien A trouwt met X §3 De onmogelijke en de ongeoorloofde voorwaarde - Onmogelijke voorwaarde: wnnr de verwezenlijking ervan materieel of juridisch onmogelijk is. • bv. schenking v 5000 euro als jij je broer adopteert (juridisch onmogelijk) - Ongeoorloofde voorwaarde: zijn degene die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden of die een beletsel uitmaken voor de vrije uitoefening vd fundamentele rechten vh individu. • bv. arbeidsovereenkomst aangegaan op voorwaarde dat werknemer gn huwelijk aangaat - Gevolgen: • Contracten ten bezwarende titel: principieel worden de onmogelijke en ongeoorloofde voorwaarden als nietig beschouwd en maken ze tevens de overeenkomst die ervan afhangt nietig (art. 1172 BW) • Contracten ten kosteloze titel: de onmogelijke en ongeoorloofde voorwaarde worden enkel als niet geschreven beschouwd; de overige bedingen blijven dus behouden (art. 900 BW) • Tempering in de praktijk: rechtspraak is geneigd de verrichtingen ten kosteloze titel in hun geheel te laten vallen, wnnr de betwiste voorwaarde er de determinerende oorzaak van vormden. Of contracten ten bezwarende titel te behouden, wnnr de nietige voorwaarden v volkomen ondergeschikt belang waren. • In beide gevallen wordt het hele contract slechts absoluut nietig verklaard, zo de oorzaak ongeoorloofd is. C. Gevolgen Pendente conditione: periode van onzekerheid, tijdens dewelke nog niet zeker is of de voorwaarde in vervulling zal gaan of niet Eveniente conditione: periode waarin de voorwaarde vervuld is Defeciente conditione: periode waarin gebleken is dat de voorwaarde definitief niet in vervulling gaat (=feitenkwestie) §1 Gevolgen pendente conditione - Opschortende voorwaarde: • Cass.: De schuldeiser pendente conditione bezit een recht, maar de uitvoering van dit recht is opgeschort. • Het feit dat de SE een recht bezit, heeft volgende gevolgen : • de SE mag alle bewarende maatregelen treffen (art. 1180 BW) • bij overlijden gaat dit recht over op zijn erfgenamen (art. 1179 BW) • dit recht kan onder levenden worden overgedragen of in pand worden gegeven • ingeval v betwisting kan hij het bestaan v zijn recht door de rechter laten vaststellen • de SA mag niet meer over de zaak beschikken • Op dit beginsel bestaan echter ook een reeks uitzonderingen : • de verjaring loopt niet zolang de voorwaarde niet in vervulling is gegaan (art. 2257 BW) • het risico – teloorgang wegens overmacht – vd individueel bepaalde zaak die het voorwerp vd verbintenis uitmaakt, blijft voor rekening vd schuldenaar (art. 1182, 1e lid BW) (itt art. 1138 BW) • wat de schuldenaar betaald zou hebben, mag hij als onverschuldigd terugvorderen; dit itt de verbintenis met tijdsbepaling aangezien het hier niet om een zekere maar om een onzekere toekomstige gebeurtenis gaat • art. 1040 BW - Ontbindende voorwaarde: • Deze zijn pendente conditione als zuivere verbintenissen te behandelen. (art. 1183, 2e lid BW) Alexander Tanguy 2010-2011 8 §2 Gevolgen eveniente conditione - Opschortende voorwaarde: • Art. 1179 BW: de vervulde voorwaarde werkt terug tot op de dag waarop de verbintenis is aangegaan • Gevolgen van de terugwerkende kracht: • indien tss het sluiten vd overeenkomst en de vervulling vd opschortende voorwaarde een nieuwe wet in werking getreden is, zal nrml de oude wet de verhouding tussen partijen beheersen, tenzij de nieuwe wet retroactief zou werken • de hypotheek tot waarborg v een verbintenis onder schorsende voorwaarde neemt rang op datum vd inschrijving en niet op datum vd verwezenlijking der voorwaarde • de SA die bij vergissing een voorwaardelijke schuld vereffende vóór de vervulling vd opschortende voorwaarde, kan zich na het vervullen vd voorwaarde niet meer beroepen op de regels vd onverschuldigde betaling • Op de regel vd terugwerkende kracht der vervulde voorwaarde bestaan enkele uitzonderingen, die te wijten zijn aan het feit dat er een periode v onzekerheid heeft bestaan: • de door de SA verrichte daden v beheer blijven voortbestaan • de SA behoudt de nrml geïnde vruchten • het risico blijft voor rekening vd SA (art. 1182 BW) • de verjaring loopt pas vanaf het vervullen vd voorwaarde (art. 2257 BW) - Ontbindende voorwaarde: • Art. 1183 BW: de vervulling vd ontbindende voorwaarde doet de verbintenis met terugwerkende kracht teniet en herstelt de zaken in dezelfde toestand alsof er gn verbintenis had bestaan • Heeft tot gevolg dat de beschikkingsdaden vd eigenaar onder ontbindende voorwaarde worden tenietgedaan; dit geldt eveneneens ten overstaan vd onderverkrijgers. • Uitzondering: In contracten met opeenvolgende prestaties (bv huurovereenkomst) kunnen de prestaties v 1 vd partijen onmogelijk worden uitgewist. De daarvoor betaalde tegenprestatie (bv huurprijs) mag dan evenmin worden teruggevorderd. De overeenkomst gaat dan enkel ex nunc teniet. • Art. 1178 BW: Met de vervulling vd voorwaarde wordt gelijkgesteld de omstandigheid dat de SA door zijn foutief optreden de vervulling ervan verhinderd heeft. §3 Gevolgen deficiente conditione - Art. 1176 BW: Wnnr de voorwaarde erin bestaat dat een gebeurtenis wel zal plaatshebben... - Art. 1177 BW: Wnnr de voorwaarde erin bestaat dat een gebeurtenis niet zal plaatshebben... - Schorsende voorwaarde: de definitieve niet-vervulling vd voorwaarde betekent niet alleen dat de verb nooit uitgevoerd moet worden, maar ook dat die verb tenietgaat en dit met terugwerkende kracht - Ontbindende voorwaarde: de definitieve niet-vervulling vd voorwaarde betekent dat de bedreiging van een ontbinding verdwijnt; het recht vd SE wordt definitief Alexander Tanguy 2010-2011 9 Deel III. De bronnen van verbintenissen Titel I. Inleiding A. Traditionele indeling I. De oneigenlijke of quasi-contracten - De wederzijdse toestemming ontbreekt - Er is eigenlijk geen gelijkenis met contracten, als er al enige verwantschap is dan bestaat deze tussen de verbintenissen zelf en niet tussen die bronnen van deze verbintenissen II. De misdrijven en oneigenlijke misdrijven - Strafrechtelijke misdrijven: alle menselijke gedragingen die door de wet strafbaar zijn gesteld. - Civielrechtelijke misdrijven: zijn alle onrechtmatige gedragingen waardoor aan een ander schade wordt berokkend en ten gevolge waarvan men tot schadeloosstelling verplicht is (art. 1382 ev BW). Wie een inbreuk pleegt op de algemene zorgvuldigheidsnorm handelt onrechtmatig. - Eenzelfde handeling kan zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk gevolgen hebben. (bv in fout bij verkeersongeval) - Het civielrechtelijk misdrijf (onrechtmatige handelingen) is ruimer dan het strafrechtelijk misdrijf (strafbaargestelde handelingen). - In de hedendaagse terminologie wordt voorkeur gegeven aan de termen 'onrechtmatige daden' of 'buitencontractuele aansprakelijkheid'. - Eigenlijke civielrechtelijke misdrijven: de vrijwillige of opzettelijke onrechtmatige daden (art. 1382 BW) - Oneigenlijke civielrechtelijke misdrijven: de onvrijwillige onrechtmatige daden, deze worden verricht zonder opzet, dus uit nalatigheid of onvoorzichtigheid (art. 1383 BW) - Het onderscheid tss deze 2 vertoont gn praktisch belang mbt de aansprakelijkheidsvoorwaarden of mbt de schadeloosstellingsplicht. (in beide gevallen is integrale schadevergoeding verplicht) III. De wet als bron van verbintenissen - art. 1370, 2e lid BW - Is de wet echter niet altijd de basis van verbintenissen? - Is eerder een restgroep voor verb die men niet kan thuis brengen in een andere categorie (bv burenplichten) IV. De opsomming van de bronnen is uiteindelijk te eng - Zo werd de verbintenis door eenzijdige wilsuiting over het hoofd gezien. B. Moderne indeling van de bronnen - Rechtsgebeurtenissen: omstandigheden die juridische gevolgen in het leven roepen • Daden: menselijke handelingen die juridische gevolgen meebrengen • materiële daden: daden die niet gesteld worden met het oog op juridische gevolgen, maar er toch hebben • juridische daden of rechtshandelingen: daden die verricht worden met de bedoeling juridische gevolgen teweeg te brengen • eenzijdige rechtshandelingen: de verbintenis ontstaat door het toedoen van 1 enkele persoon • meerzijdige rechtshandelingen: de verbintenis ontstaat door het toedoen van meerdere personen • Feiten: gebeurtenissen die tot stand komen buiten toedoen van degene die de verbintenis oploopt Titel II. De verbintenis door eenzijdige wilsuiting - In het BW niet als bron van verbintenissen - Erkenning door het Hof van Cassatie: de bindende kracht van een aanbod vindt haar grondslag in een door een eenzijdige wilsuiting aangegane verbintenis Titel III. De overeenkomst Hfdstk I. Het begrip overeenkomst - Een contract of overeenkomst: is het samentreffen van 2 of meer wilsuitingen met het oog op het doen Alexander Tanguy 2010-2011 10 ontstaan, wijzigen of uitdoven van 1 of meer verbintenissen. - Tussen de begrippen 'contract' en 'verbintenis' bestaat een fundamenteel verschil: • Een contract kan verbintenissen scheppen, kan maw een bron van verbintenissen zijn, maar is geen verbintenis. • Een verbintenis is elke in rechte afdwingbare verplichting. Deze kan ook voortvloeien uit een onrechtmatige daad. - Er bestaat een onderscheid tussen een 'eenzijdig contract' en een 'verbintenis door eenzijdige wilsuiting': • Een eenzijdig contract is een meerzijdige rechtshandeling die slechts in hoofde van 1 der partijen 1 of meer verbintenissen in het leven roept. • Bij een eenzijdige verbintenis is er gn akkoord of wilsovereenstemming, het is een eenzijdige rechtshandeling. - Gentlemen's agreement: hierbij ontbreekt de bedoeling juridische gevolgen in het leven te roepen. Het is een rechtens vrijblijvende of onverbindende afspraak. - Contract ab irato: is een contract gesloten uit speelsheid. • Volgens De Page kan een persoon wnnr die een wederpartij door zijn belofte foutief misleidt tot SV gehouden zijn ogv de precontractuele aansprakelijkheid. • Anderen zeggen dat het om een toepassing van de vertrouwensleer gaat. Foutief gedrag is dus niet vereist. Hfdstk II. Grondbeginselen van het contractenrecht A. De theorie van de wilsautonomie I. Oorsprong en betekenis van de theorie van de wilsautonomie - Economisch: • Afremming vd economische ontwikkeling door protectionisme in Ancien Régime • Reactie, materiële vooruitgang slechts mogelijk door uitbreiding vh economisch ruilverkeer en dit door vrijheid van handel, vrijheid van mededinging en vrijheid van arbeid • De verwoording v deze economische opvatting in het verbintenissenrecht is het beginsel vd contractvrijheid - Politiek-filosofisch: • Vrijheid vh individu, maar verplichtingen door leven in maatschappij • Om vrijheid te waarborgen moeten verbintenissen zoveel mogelijk steunen op vrijwillig gesloten contracten - Ethisch: • Gezien de gelijkheid v alle individuen en het feit dat zij verschillende individuele belangen hebben, is het vrijwillig gesloten contract de beste garantie dat het ook een rechtvaardig contract is. II. Gevolgen van deze leer voor het contractenrecht - Hoe werd de theorie vd wilsautonomie in de Code Napoléon geconcretiseerd? 1 Plaats in het Burgerlijk Wetboek - Grootste deel is gewijd aan de individuele eigendom en aan de vraag hoe de verkrijging hiervan mogelijk is. Bij de beantwoording hiervan wordt bijzonder aandacht besteed aan het contractenrecht, naast het erfrecht. 2 Contractuele vrijheid - Ieder individu is in beginsel vrij om al dan niet te contracteren en mits ze de openbare orde en de goede zeden eerbiedigen vrij om aan hun overeenkomsten de inhoud te geven die hen goeddunkt. 3 Consensualisme - Gezien het principe vd wilsautonomie volstaat in de regel de loutere toestemming vd partijen voor het totstandkomen van contracten. 4 Bindende kracht van de overeenkomst - Art. 1134, 1e lid BW: alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan strekken degenen die deze hebben aangegaan tot wet - Ook de rechter moet de bindende kracht vd geldig gesloten overeenkomst eerbiedigen. - Zelfs wnnr de niet-toepassing van een contractueel beding gn schade berokkent aan de contractant die er zich op beroept, dan nog mag de rechter de toepassing ervan niet weigeren. 5 Werkelijke wil primeert op de uitgedrukte wil - Het is de vrije wil vh individu die in de theorie vd wilsautonomie de voorrang geniet, de werkelijke bedoeling moet dus primeren op de vorm waarin die wil gestalte heeft gekregen. (art. 1156 BW) 6 Theorie van de wilsgebreken - Indien het contract niet vrijwillig (door dwaling, bedrog of geweld) werd gesloten , dan is het vernietigbaar. Alexander Tanguy 2010-2011 11 - Dit is een logisch gevolg vd theorie vd wilsautonomie, men is gebonden door zijn wil, maar dan mag die wil gn gebreken vertonen. - Benadeling is geen wilsgebrek en dus daarom niet vernietigbaar. 7 Relativiteit der contracten - Het contract ontleent zijn bindende kracht aan de wil der partijen, derden kunnen dus niet gebonden zijn. (artt. 1119 en 1165 BW) B. De socialisering van het contractenrecht I. Oorzaken van de achteruitgang van de theorie van de wilsautonomie - Economisch en sociaal: Einde 19e eeuw idee dat absolute vrijheid v handel, concurrentie en arbeid tot anarchie leiden. Groeiende overtuiging dat een zekere sociaal-economische ordening door de wetegever onontbeerlijk was. - Politiek-filosofisch: Dat onze maatschappij bestaat uit vrije en gelijke burgers, is in belangrijke mate een fictie. - Ethisch: De redenering dat de theorie van de wilsautonomie tot rechtvaardige contracten leidt, omdat ieder individu de beste verdediger is van zijn belangen, houdt onvoldoende rekening met de grote sociale, economische en culturele ongelijkheden. II. Gevolgen van deze ontwikkeling t.a.v. het contractenrecht 1 Aantasting van het beginsel van de contractuele vrijheid a) Vrijheid om al dan niet te contracteren beperkt - Wettelijke verplichtingen om te contracteren: bv verplichte aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen - Feitelijke verplichting om te contracteren: men kan in feite niet zonder water, gas, elektriciteit - Verbod om te contracteren: hoofdzakelijk wettelijke maatregelen die het sluiten v bepaalde contracten aan bepaalde personen voorbehouden (bv uitoefening geneeskunde, advocaten) - Voorafgaande overheidstoelating vereist om te contracteren b) Vrijheid om contractinhoud te bepalen aan banden gelegd - Dwingende wetsbepalingen ter bescherming van de zwakkeren: er zijn dwingende wetten die de openbare orde raken (absolute nietigheid) en die deze niet raken (relatieve nietigheid) - Het fenomeen van de sectorale regelingen: men tracht in verscheidene sectoren vd economische bedrijvigheid een zekere controle te organiseren, om het publiek te beschermen (bv commissie voor verzekeringen) - Het fenomeen van de beroepsorganisatie: bv Orde van advocaten, apothekers - Het fenomeen van de standaard- en toetredingscontracten: • Standaardbedingen zijn schriftelijke bedingen die zijn opgesteld om zonder onderhandelingen omtrent hun inhoud opgenomen te worden in een gewoonlijk onbepaald aantal nog te sluiten overeenkomsten van bepaalde aard. • Toetredingsovereenkomsten zijn eenzijdig opgestelde standaardovereenkomsten. - Uitbreiding van de begrippen openbare orde en goede zeden: • om zo een einde te stellen aan bepaalde misbruiken vd contractsvrijheid • bv. Cass.: een boetebeding is strijdig met de openbare orde, wnnr de feitenrechter oordeelt dat de bedongen som gn vergoeding van schade kan zijn, m.a.w. een private straf is, of wnnr de schuldeiser speculeert op de wanprestatie van zijn medecontractant 2 Beperkte herleving van het formalisme - Het aantal gevallen waarin de geldigheid vd rechtshandeling afhankelijk wordt gesteld vd inachtneming van vormvereisten neemt toe. (= een beperking vh beginsel van consensualisme) 3 Contracten strekken niet altijd tot wet - Art. 1134, 2e lid BW: contracten kunnen herroepen worden met wederzijdse toestemming vd partijen en op de gronden door de wet erkend • deze uitzondering doelt vooral op de beëindiging bij onderling akkoord, de ontbinding en de nietigheid • ze doelt echter ook op specifieke wettelijke beschikkingen die de rechter de bevoegdheid verlenen om overeenkomsten te wijzigen of aan te passen - Vermindering vh loon vd mandataris en vd tussenpersonen in het algemeen: • Cass.: Het valt binnen de bevoegdheid vd rechter het overeengekomen loon voor de uitvoering vh mandaat te verminderen, indien hij vaststelt dat dit loon buiten verhouding is met de belangrijkheid vd bewezen diensten. Alexander Tanguy 2010-2011 12 • Dit arrest schept echter een discriminatie tussen de bezoldigde lastgeving en de andere contracten ten bezwarende titel. De misbruiken die het arrest beoogt te beteugelen, zijn immers niet beperkt tot het mandaat, maar bestaan in talloze andere gevallen. • Het gewenste resultaat kan ook bekomen worden langs een erkenning vd theorie vd gekwalificeerde benadeling (wanverhouding tss bedongen prestaties ten gevolge van misbruik van omstandigheden) en ogv het marginaal toetsingsrecht vd rechter krachtens het beginsel dat contracten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd. - Eenzijdige opzegging ad nutum (naar eigen goeddunken): • Nrml is wederzijdse toestemming vereist, maar rechtsleer en rechtspraak zijn van oordeel dat alle voor onbepaalde duur aangegane contracten eenzijdig kunnen worden opgezegd. (anders zou bij weigering van ene partij de andere levenslang verbinden) • Krachtens het beginsel vd uitvoering te goeder trouw (art. 1134, 3e lid BW) moet de opzeggende partij een redelijke opzegtermijn in acht nemen. Bij plotse opzeg of op ongelegen moment is SV verschuldigd. - Imprevisieleer: • Volgens de imprevisieleer gaat een overeenkomst teniet of mag deze door de rechter worden aangepast, indien na het totstandkomen vh contract zich abnormale en onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan die de nakoming vd verbintenis van 1 der partijen in zeer belangrijke mate verzwaren, zij het niet onmogelijk maken. • Deze theorie is in ons recht niet van toepassing. Dit betekent dat de SA slechts van zijn verbintenis bevrijd kan verklaard worden, wnnr de onvoorziene en abnormale gebeurtenissen overmacht opleveren. 4 Vertrouwensleer - Volgens de traditionele leer heeft de werkelijke wil voorrang op de uitgedrukte wil, m.a.w. primeert de wil de wilsverklaring. Dit kan leiden tot onwenselijke toestanden, vandaar correctie door de vertrouwensleer. - Volgens de heersende rechtsleer en rechtspraak dient deze vertrouwensleer gegrond te worden op de fout van de schijnschepper, die gesanctioneerd wordt door art. 1382-1383 BW. - Van Gerven bepleit de aanvaarding van de vertrouwensleer zonder meer: in de gevallen waarin werkelijke wil en en verklaarde wil niet overeenstemmen, vormt de verklaring die bij de tegenpartij het vertrouwen mocht wekken dat zij met de werkelijke wil overeenstemt, de grondslag van de geldig totstandgekomen rechtshandeling. (Cass heeft zich bij deze visie aangesloten in een zaak van schijnmandaat) 5 Uitvoering te goeder trouw - Art. 1134, 3e lid BW houdt in dat de SE bij het uitoefenen van zijn recht en de SA bij het nakomen van zijn verbintenis loyaal moeten samenwerken, dus moeten handelen met inachtneming vd eisen van redelijkheid en billijkheid. • Hierin kan men een toepassing vd theorie vh rechtsmisbruik zien. Alexander Tanguy 2010-2011 13 Hfdstk III. Indeling van de overeenkomsten A. De eenzijdige en wederkerige contracten 1. Definitie - Wederkerig contract (art. 1102 BW): wnnr de partijen zich over en weer jegens elkaar verbinden, m.a.w. Indien door en bij het tot standkomen der overeenkomst onderling afhankelijke verbintenissen ontstaan van beide partijen jegens elkaar. - Eenzijdig contract (art. 1103 BW): wnnr door en bij het tot stand komen der overeenkomst slechts 1 der partijen tot 1 of meer prestaties jegens de andere partij verplicht wordt. (= een meerzijdige rechtshandeling) (een eenzijdige verbintenis daarentegen is een eenzijdige rechtshandeling) • kunnen soms aanleiding geven tot het ontstaan van verbintenissen in hoofde vd medecontractant • bv kosten door de bewaarnemer voorgeschoten terugbetalen • standpunt 1: deze verplichtingen ontstaan slechts achteraf en toevallig en zijn gn tegenprestatie vd aanvankelijke verbintenis • standpunt 2: ook bij eenzijdige contracten ontstaan voor beide partijen verbintenissen, maar in hoofde vd wederpartij gaat het niet om hoofdverbintenissen maar om bijkomende verplichtingen 2. Belang van het onderscheid - Bij wederkerige contracten kan men ingeval de wederpartij haar verbintenis niet uitvoert de exceptio non adimpleti contractus gebruiken of de ontbinding vh contract aanvragen (art. 1184 BW). - De theorie van het risico speelt enkel bij de wederkerige contracten een rol. - Verschil in bewijslevering. (art. 1325 en 1326 BW) B. De contracten onder bezwarende titel en de contracten uit vrijgevigheid 1. Definitie - Onder bezwarende titel (art. 1106 BW): indien de door 1 der partijen op zich genomen verbintenis rechtens verband houdt met de prestatie vd wederpartij. De overeenkomst moet voor beide partijen over en weer een vermogensvoordeel opleveren. - Uit vrijgevigheid (art. 1105 BW): is de overeenkomst waarbij 1 der partijen geheel om niet zich jegens de andere tot een prestatie verbindt. 2. Belang van het onderscheid - Contracten uit vrijgevigheid worden meestal intuitu personae gesloten. (dwaling omtrent de persoon) - Voor beschikkingen ten kosteloze titel bestaan er beperkingen (bv erfrecht art. 913 BW) - De onmogelijke, onzedelijke en met de wet strijdige voorwaarden worden in contracten ten kosteloze titel in beginsel voor niet geschreven gehouden (art. 900 BW). Dezelfde voorwaarden maken het contract ten bezwarende titel in het geheel nietig (art. 1172 BW). - Mbt de contractuele aansprakelijkheid zal de rechter bij het contract uit vrijgevigheid de 'culpa levis in concreto' als maatstaf nemen, en bij het contract ten bezwarende titel de 'culpa levis in abstracto'. - Mbt de Pauliaanse vordering moet bij het bestrijden vh contract ten bezwarende titel de medeplichtigheid vd derde aan het bedrog vd SA worden bewezen. Bij het contract uit vrijgevigheid is dit niet het geval. - De sanctionering van benadeling in ons recht geldt uitsluitend voor contracten ten bezwarende titel. C. De vergeldende contracten en de kanscontracten 1. Definitie - Vergeldend contract (art. 1104, 1e lid BW): wnnr elke partij zich verbindt iets te geven of te doen, dat beschouwd wordt als gelijkwaardig met wat men haar geeft of voor haar doet. • De gelijkwaardigheid is uiteraard relatief en wordt aan het goeddunken vd partijen overgelaten. - Kanscontract (art. 1104, 2e lid BW): wnnr het gelijkwaardige gelegen is in de kans op winst of verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis 2. Belang van het onderscheid - De regels inzake benadeling, waar deze in het recht beteugeld wordt, vinden uiteraard gn toepassing op kanscontracten Alexander Tanguy 2010-2011 14 D. De benoemde en onbenoemde contracten - Benoemde contracten: zijn deze die uitdrukkelijk in het BW, W.Kh. of in een andere wet geregeld zijn. - Onbenoemde contracten: zijn die welke door de wet aan gn specifieke regeling werden onderworpen (art. 1107 BW). E. De hoofdcontracten en de bijkomende contracten 1. Definitie - Het hoofdcontract: is het contract dat op zichzelf bestaat en los is van elke andere rechtshandeling. (bv koop) - Het bijkomstig contract: is enkel denkbaar als accessorium van een ander contract. (bv pandgeving, hypotheek) 2. Belang van het onderscheid - Het bijkomstig contract volgt steeds het lot vd hoofdovereenkomst. (Accessorium sequitur principale) F. De ogenblikkelijke contracten en de opeenvolgende contracten 1. Definitie - Ogenblikkelijke contracten: zijn deze waarvan de uitvoering ineens, dwz op stande voet, plaatsgrijpt. (zoals dit in beginsel is voor de koop-verkoop, art. 1138 BW) - Opeenvolgende contracten: zijn deze waarvan de uitvoering zich strekt over een bepaalde tijdsduur. (bv huur) 2. Belang van het onderscheid - De exceptio non adimpleti contractus zal weinig ingeroepen worden bij ogenblikkelijke contracten, want als er voor de uitvoering gn tijdsspanne bedongen is, moeten de verbintenissen dadelijk uitgevoerd worden. - De ontbinding van opeenvolgende contracten zal in de regel slechts ex nunc (voor de toekomst) gelden. - Bij langdurige overeenkomsten bestaat tss partijen een versterkte samenwerkingsverplichting gesteund op de verplichting het contract te goeder trouw uit te voeren (art. 1134, 3e lid BW). G. De consensuele, plechtige en zakelijke contracten 1. Definitie - Consensuele contracten: ontstaan door het louter samentreffen vd wilsuitingen vd partijen. (schriftelijk of mondeling, uitdrukkelijk of stilzwijgend) - Plechtige contracten: zijn die waarvan het ontstaan op straffe van nietigheid onderworpen zijn aan de nakoming van bepaalde vormvereisten. - Zakelijke contracten: zijn die welke voor hun rechtsgeldig ontstaan behalve wilsovereenstemming ook de afgifte van de zaak vereisen. 2. Belang van het onderscheid - Behoudens de gevallen waarin de wet uitdrukkelijk de vervulling van bepaalde vormvereisten voorschrijft, zijn alle contracten consensueel. H. De contracten intuitu personae en contracten intuitu pecuniae 1. Definitie - Contracten intuitu personae: wnnr de identiteit of de persoonlijke hoedanigheid van 1 der partijen beslissend is voor de toestemming vd andere. • Soms blijkt het intuitu personae-karakter uit de aard vh contract zelf. In andere gevallen kan er twijfel ontstaan en zal de rechter de bedoeling vd partijen moeten onderzoeken. (bv huurcontract intuitu personae) - Contracten intuitu pecuniae: wnnr het geldelijk voordeel primeert en waarin de persoonlijkheid vd wederpartij om die reden slechts van ondergeschikt belang is. 2. Belang van het onderscheid - De ov neemt een einde bij het overlijden, het onbekwaam worden of de faillietverklaring vd partij, van wie de personaliteit determinerend is. - Deze laatste mag de ov niet overdragen of ze door een uitvoeringsagent laten nakomen. - Bij intuitu personae kan dwaling omtrent de persoon of de persoonlijke kwaliteiten aanleiding geven tot vernietiging vd overeenkomst. - De ov intuitu personae is vaak herroepbaar ad nutum, mits uitkering in bepaalde gevallen van een SV (bv art. 1794 BW) - In de contracten intuitu personae moet een aanbod steeds aan 1 of meer welbepaalde personen worden gedaan. - De rechtstreekse gedwongen uitvoering tav contracten intuitu personae is veelal uitgesloten. Alexander Tanguy 2010-2011 15 I. De administratieve overeenkomsten - Op het domein vd overeenkomsten met de overheid (of publiekrechtelijke rechtspersonen) dient een onderscheid te worden gemaakt tss: - Gewone overeenkomsten met de overheid: zijn alle overeenkomsten waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon partij is en die aan de algemene regelen vh contractenrecht zijn onderworpen. - Administratieve overeenkomsten: zijn overeenkomsten die door een publiekrechtelijke rechtspersoon worden gesloten met het oog op de behartiging van een openbare dienst en die een aantal vh gemene recht afwijkende clausules bevatten. - Behoudens een reeks afwijkingen, worden in België de administratieve contracten aan de gewone privaatrechtelijke beginselen onderworpen: • de totstandkoming hangt vaak af v allerlei formaliteiten en machtigingen • de verplichting vd overheid om onder normale omstandigheden te contracteren met alle burgers die daarom vragen • de toepassing van bepaalde quasi-verordende voorschriften • het recht vd overheid om, teneinde de goede werking v een openbare dienst te verzekeren, toezicht en leiding uit te oefenen op de uitvoering door de wederpartij v haar contractuele verplichtingen • het eenzijdig beëindigingsrecht vd overheid mits schadevergoeding • de toepassing van specifieke sancties J. De onderhandelingscontracten, standaardovereenkomsten en toetredingscontracten 1. Definitie - Onderhandelingscontract: de overeenkomst die na onderhandelingen tss de partijen totstandkomt. - Standaardovereenkomsten: zijn contracten die geregeld aan bepaalde rechtsbetrekkingen ten grondslag worden gelegd en waarvan de inhoud geheel of voor een belangrijk deel bestaat uit een vast samenstel v contractbedingen dat vooraf schriftelijk is opgesteld voor een groot aantal gevallen en waarin het aanvullend recht wordt gepreciseerd, aangevuld of uitgeschakeld. - Toetredingscontracten: zijn eenzijdig opgestelde standaardovereenkomsten. - Bv. de CAO is standaardcontract maar geen toetredingscontract 2. Belang van het onderscheid - Mogelijkheden ter bestrijding van misbruiken: • Samenbundeling van belanghebbenden in belangenorganisaties • Door schriftelijke aanvaarding vd standaardvoorwaarden door de toetredende partij wettelijk verplicht te maken (maar toetreder ondertekent toch gewoonlijk zonder de standaardbedingen te hebben gelezen) • Door dwingende wetsbepalingen uit te vaardigen voor bepaalde contracten (bv arbeidsovereenkomsten) • Bestaande rechterlijke controlemiddelen (maar in democratie is het wenselijk dat de grote beleidslijnen worden vastgelegd door de wetgever en niet door de rechtspraak) • Wettelijke maatregel die de rechter de algemene bevoegdheid verleend om 'onredelijke' standaardbedingen onverbindend te verklaren. (bv art. 2, 28° en 75, ∫1 Wet Consumentenbescherming) • Verbod om bepaalde clausules in toetredingscontracten op te nemen (bv art. 74 en 75, ∫1 Wet Consumentenbescherming) • Administratieve goedkeuringsprocedure (bv art. 76 Wet Consumentenbescherming) Alexander Tanguy 2010-2011 16 Hfdstk IV. De geldigheidsvereisten van het contract - Art. 1108 BW stelt 4 vereisten: • de toestemming der partijen • de bekwaamheid tot contracteren • een bepaald en geldig voorwerp • een oorzaak die bovendien geoorloofd is Hfdstk IV. De geldigheidsvereisten van het contract – A. De toestemming - Is het samentreffen van 2 of meer wilsuitingen over eenzelfde voorwerp. (wilsovereenstemming) - Opdat een contract rechtsgeldig zou kunnen ontstaan, is de toestemming van al de partijen vereist. (itt tot wat er in art. 1108 BW staat) I. De totstandkoming van de wilsovereenstemming a. Voorstel, aanbod en contractbelofte - Precontractueel: is de periode die voorafgaat aan het sluiten v een overeenkomst of, omgekeerd, aan de eenzijdige of meerzijdige beslissing een voorgenomen contract niet te sluiten. Er is een wederkerige verhouding tss rechtssubjecten ivm het sluiten van een overeenkomst. • Precontractuele verhouding stricto sensu: partijen zijn het uiteindelijk niet eens geworden • Precontractuele verhouding lato sensu: partijen zijn uiteindelijk wel tot een overeenkomst gekomen • In het BW zijn er enkel bepalingen die de precontr verhouding sensu lato regelen (bv art. 1109 BW) - Voorstel: de besprekingen, onderhandelingen, voorstellen en tegenvoorstellen die aan het aanbod voorafgaan, worden gekenmerkt door een gebrek aan precisie en binden de partijen in beginsel niet. - Aanbod: dit is een vast en precies voorstel, een door 1 vd partijen voorgesteld ontwerpcontract, waarin al de onontbeerlijke elementen voor het sluiten vd overeenkomst aanwezig zijn, zodat de andere partij alleen nog toe te stemmen heeft, zonder iets te moeten preciseren, om het contract tot stand te brengen. • bv. Is een door een persoon ondertekend voorstel tot verzekering een aanbod? Dit hangt ervan af of de ondertekenaar al dan niet op de hoogte is gebracht van alle essentiële bepalingen vh verzekeringscontract. • Publiek aanbod: • Bv. catalogussen, advertenties in dagbladen • Enkele auteurs zien in deze tot het publiek gerichte aanbiedingen onverbindende voorstellen. • Anderen vinden dat het publiek recht heeft te vertrouwen op de door de aanbieder gewekte schijn. - Onderscheid tussen aanbod en contractbelofte: • De contractbelofte is een overeenkomst waarbij 1 der partijen zich verbindt om met de andere partij een contract te sluiten, waarvan de hoofdbedingen zijn vastgesteld. • Gaat dus verder dan het aanbod: het aanbod is een eenzijdige rechtshandeling, de contractbelofte een overeenkomst. • Onderstelt dat partijen het eens zijn over alle hoofdbestanddelen vh contract dat later in het leven kan worden geroepen. (bv bij een verkoopbelofte moet wilsovereenstemming zijn over zaak en prijs) • Een aanbod kan men na het gedurende een redelijke termijn te hebben opengehouden intrekken, een contractbelofte niet. - Bindende kracht aanbod: • betekent dat bij aanvaarding vh aanbod door de wederpartij het contract gesloten is en dus partijen tot wet strekt • betekent dat de pollicitant niet meer vrij is het op ieder moment naar eigen goeddunken in te trekken • als de aanbieder gn termijn heeft bepaald wordt veelal aangenomen dat hij in dit geval zijn aanbod gedurende een redelijke termijn moet openhouden • het aanbod vervalt in ieder geval, wnnr de aanbieder het intrekt vooraleer het de tegenpartij kon bereiken - Grondslag bindende kracht vh aanbod: • Cass.: de bindende kracht van een aanbod vindt haar grondslag in een door een eenzijdige wilsuiting aangegane verbintenis • wnnr de pollicitant immers een aanbod doet, gaat hij uit eigen vrije wil de verbintenis aan zijn pollicitatie gedurende een zekere termijn te handhaven • Maar wat als de aanbieder betwist dat hij zich juridisch wou binden? • kijken naar vertrouwensleer: het feit dat alle voor de sluiting vh contract onontbeerlijke elementen in het aanbod aanwezig zijn, wekt veelal de gewettigde indruk bij de bestemmeling dat de pollicitant de bedoeling Alexander Tanguy 2010-2011 17 heeft om zich eenzijdig tot het openhouden van dit aanbod te verbinden b. Plaats en tijdstip van de contractvorming - Zie vraag 22 II. De vormen van toestemming a. Uitdrukkelijke en stilzwijgende toestemming - Uitdrukkelijk: is de toestemming die blijkt uit een handeling (geschrift, woorden) die speciaal wordt verricht om de wil tot uiting te brengen. - Stilzwijgend: is de toestemming die blijkt uit een handeling die verricht wordt met een andere bedoeling, maar die toch de wil tot het verrichten vd betrokken rechtshandeling noodzakelijk insluit. - Omstandig stilzwijgen: het louter stilzitten vd wederpartij mag in de regel niet als aanvaarding worden geïnterpreteerd, behalve wnnr in de gegeven omstandigheden het stilzwijgen niet anders kan worden uitgelegd dan in de zin van een toestemming. • bv. stilzwijgende wederverhuring (art. 1738 BW) - Stilzwijgende aanvaarding van standaardbedingen – Algemeen: • Er kan slechts sprake zijn van een stilzwijgende aanvaarding van deze bedingen, indien de medecontractant er kennis van heeft genomen of er redelijkerwijze kennis van heeft kunnen nemen. • Daarna dient te worden bewezen dat de bestemmeling die bedingen ook heeft aanvaard. - Voorafgaande kennis van standaardbedingen: • De kennis of mogelijke kennis vd algemene bedingen moet aan de contractsluiting voorafgaan. • De algemene bedingen die voor het eerst opduiken in een factuur of leveringsbon en de oorspronkelijke overenkomst wijzigen of aanvullen, maken in beginsel gn deel uit van dat contract. • De factuur is in beginsel slechts een geschreven bevestiging door 1 vd partijen vh bestaan en de inhoud vh contract en is bedoeld als bewijsmiddel. De factuur vormt op zichzelf gn contract. • Men kan dan ook – in de regel – niet aannemen dat de stilzwijgende aanvaarding vd factuur impliceert dat beide partijen de bedoeling hebben geuit tav de daar voor het eerst opduikende afwijkende algemene bedingen een schuldvernieuwing of novatie tot stand te brengen. - Loutere verwijzing naar standaardbedingen: • Bij ontbreken van elke verwijzing naar de algemene bedingen, maken deze in de regel gn deel uit vh contract. • Sommige rechtspraak stelt dat opdat de voorwaarde van kennis of mogelijke kennis vervuld zou zijn, het volstaat dat verwezen wordt naar de toepasselijke algemene bedingen. (itt persoonlijk mededelen) • Huidige tendens in rechtspraak is dat een een loutere verwijzing niet voldoende is, behoudens als de partijen reeds geruime tijd met elkaar contractuele relaties onderhouden. - Mogelijke kennis van standaardbedingen: • Men neemt meestal aan dat het volstaat dat de algemene bedingen in duidelijke letters afgedrukt staan op de keerzijde van bestelbonnen en andere handelsdocumenten. • (Exoneratie)bedingen moeten duidelijk zijn geschreven en op een goed zichtbare plaats zijn aangebracht. (bv. een bord op een parkeerplaats) • De wederpartij wordt niet geacht kennis te hebben genomen vd algemene bedingen die in een voor hem onbegrijpelijke taal zijn opgesteld, tenzij de opsteller er op mocht vertrouwen dat hij deze taal wel machtig was. - Bewijs van stilzwijgende aanvaarding van standaardbedingen: • Vaak wordt aangenomen dat de bestemmeling de algemene bedingen stilzw heeft aanvaard, indien hij er niet uitdr of stilzw tegen heeft geprotesteerd. Dit is echter niet voldoende. • Vereist is een “omstandig stilzwijgen”, een stilzwijgen dat niet anders uitgelegd kan worden dan in de zin van een toestemming. - Gebruikelijke standaardbedingen: • Zie vraag 24 b. Wil en wilsverklaring - Hoofdprobleem is wat er moet gebeuren wnnr de wilsverklaring niet met de werkelijke wil overeenstemt. Die discrepantie kan gewild of ongewild zijn. - De toepassing vd theorie vd wilsautonomie leidt tot erkenning vd regel dat de werkelijke wil de voorrang dient te genieten op de uitgedrukte wil. - Temperingen vd leer dat de werkelijke wil primeert: 1. Wie beweert dat er een discrepantie bestaat tss zijn werkelijke wil en zijn wilsverklaring, draagt de Alexander Tanguy 2010-2011 18 bewijslast van zijn werkelijke bedoeling. Contracten boven 375 euro moeten in beginsel schriftelijk worden bewezen (art. 1341 BW). Vertrouwensleer gesteund op een culpa in contrahendo en de theorie vd onverschoonbare dwaling. Vertrouwensleer gesteund op de aan het gedrag vd wederpartij toerekenbare schijn. Bedingen die klaar en duidelijk zijn, zijn in beginsel niet voor interpretatie vatbaar. Cass.: De rechter die een overeenkomst uitlegt met afwijking vd letterlijke betekenis vd termen ervan, mag alleen dan de voorkeur geven aan een slecht uitgedrukte bedoeling vd partijen boven de letterlijke betekenis van die termen, indien hij vaststelt dat die bedoeling de gemeenschappelijke bedoeling vd contracterende partijen is geweest. 6. De feitenrechter miskent de bewijskracht vd geschreven akte, indien hij de daarin vervatte bedingen op een vd gebruikelijke betekenis afwijkende wijze interpreteert en indien hij deze beslissing niet voldoende motiveert. 7. Veinzing of simulatie - Simulatie zie vraag 25 2. 3. 4. 5. III. Het ontbreken van wilsovereenstemming a. Het ontbreken van de werkelijke wil om te contracteren (animo contrahendae obligationis) - Hier ontbreekt 1 vd geldigheidsvereisten vh contract, nl de toestemming. Er kan dus gn geldige overeenkomst tot stand zijn gekomen. - Er kunnen wel problemen rijzen wnnr in schijn een contract gesloten is. - Cass.: “Wnnr onder andermans gezag, leiding en toezicht een bepaalde arbeid wordt geleverd tegen een bepaald loon, ontstaat het vermoeden van een arbeidsovereenkomst. Degene die beweert dat de kloosterling zonder zijn eigen toestemming tot die overeenkomst werd verplicht, zal zulks dienen te bewijzen.” b. Het ontbreken van wilsovereenstemming over alle elementen van het contract - Van een contract kan geen sprake zijn, indien tss partijen geen wilsovereenstemming over alle essentiële elementen vd overeenkomst bestaat. - Bepaalde bestanddelen zijn in elk contract van een bepaald type essentieel. (objectief essentieel) - Nagegaan moet worden wat de partijen als essentieel hebben vooropgesteld. Het is mogelijk dat partijen aan een bestanddeel dat op zichzelf van bijkomstige aard is een essentieel karakter hebben verleend. (subjectief essentieel) - Is een geldig contract gesloten wnnr partijen het wel eens zijn geworden over de hoofdbestanddelen vd overeenkomst, maar een akkoord op secundaire punten ontbreekt? • Als het de bedoeling vd partijen was dat de overeenkomst slechts tot stand zou komen op het ogenblik dat een akkoord over die bijkomstige elementen bereikt was, gaat het in werkelijkheid om essentiële elementen. • Wilden de partijen contracteren ondanks het ontbreken v een akkoord tav die bijkomstige punten, dan moet art. 1135 BW toegepast worden, krachtens hetwelk overeenkomsten niet alleen verbinden tot hetgeen daarin bepaald is, maar ook tot alle gevolgen die door de billijkheid, het gebruik of de wet aan de verbintenis, volgens de aard ervan, worden toegekend. - Cass.: Een overeenkomst is bij een gebrek aan toestemming niet onbestaande doch slechts relatief nietig (omdat ze enkel private belangen beschermt). De relatief nietige overeenkomst is voor bevestiging vatbaar. c. Verhinderend wilsgebrek - Begrip: Bij het ontbreken van elke toestemming hebben 1 of meerdere partijen niet toegestemd. Bij het verhinderend wilsgebrek hebben de partijen wel hun toestemming gegeven, maar van echt samentreffen van wilsuitingen, van echte wilsovereenstemming is geen sprake. - Soorten verhinderende dwaling: • error in negotio (dwaling nopens de aard vd rechtshandeling) • A denkt een goed te verkopen, terwijl wederpartij B meent dat het om een schenking gaat • error in corpore (dwaling nopens het voorwerp vd verrichting) • A verkoopt een werkmanswoning, terwijl B in de waan verkeert een villa te kopen • error in causa (dwaling omtrent de oorzaak vd rechtshandeling) • A weigert een erfenis, omdat hij in de waan verkeert dat daardoor zijn vader tot die nalatenschap geroepen zal worden, terwijl in werkelijkheid zijn broer er baat uit trekt - Sanctie is de relatieve nietigheid Alexander Tanguy 2010-2011 19 IV. Gebreken in de toestemming - Art. 1109 BW: dwaling, bedrog, geweld - Art. 1118 BW: benadeling a. Dwaling - Begrip: Men dwaalt wnnr men zich onvrijwillig de zaken anders voorstelt, dan ze zijn. • Dit kan gaan om een discrepantie tss wil en werkelijkheid of een verschil tss wil en wilsverklaring. - Toepassing: zie art. 1110 BW - Verhinderende dwaling: is zo vergaand dat er geen echte wilsovereenstemming is tot stand gekomen, de partijen zijn volledig misleid door een misverstand of vergissing. - Essentiële dwaling: impl dat er weliswaar wilsovereenstemming bestaat, maar dat 1 vd partijen ten gevolge van een waanvoorstelling haar toestemming heeft gegeven. - Bijkomende dwaling: is de vergissing die geen determinerende invloed heeft uitgeoefend op de toestemming vd betrokken partij. 1. Essentiële dwaling - “Zelfstandigheid vd zaak” houdt in: ieder element dat de partij hoofdzakelijk ertoe heeft bewogen de overeenkomst te sluiten, zodat zonder dit element geen contract zou zijn aangegaan. - Gemeenschappelijke dwaling: de dwaling moet aan beide partijen gemeen zijn, in die zin dat de ene contracterende partij het overwegend belang gekend heeft of normalerwijze moest kennen dat de andere, de dwalende partij, aan het bestaan vd bepaalde hoedanigheid hechtte. (feitenkwestie) • De bewijslast zal verlicht worden door het algemeen vermoeden dat een partij bij het sluiten van een overeenkomst steeds minstens de hoedanigheid nastreeft die nrml te vinden is bij overeenkomsten van dezelfde aard. - De dwaling moet beoordeeld worden op het ogenblik dat het contract is gesloten. - Een onjuiste voorstelling vh resultaat dat een overeenkomst kan opleveren, kan soms een essentiële dwaling zijn. • Vaak gaat hier echter een dwaling omtrent de waarde achter schuil. (bijkomende dwaling) - Rechtsdwaling: kan evenzeer als een feitelijke dwaling voor nietigverklaring van een contract in aanmerking komen. • Rechtsdwaling zal alleen dan een grond tot nietigheid uitmaken wnnr ze het voorwerp zelf vd overeenkomst behelst of wnnr ze betrekking heeft op een wezenlijk bestanddeel vd overeenkomst, maw er de determinerende oorzaak van is. - Dwaling nopens de persoon: Voor de toepassing hiervan volstaat het dat de dwaling de persoonlijkheid, het talent, de beroepsgeschiktheid, de financiële gegoedheid of bepaalde intellectuele of morele hoedanigheden vd wederpartij betreft. • Het moet echter bewezen zijn dat de toestemming tot de overeenkomst door voormelde elementen of 1 ervan gedetermineerd werd. Bovendien moest de wederpartij zulks weten of kunnen weten. (feitelijke kwestie) 2. Invloedloze of bijkomende dwaling - Gevallen waarin een dwaling niet als grond voor vernietiging vd rechtshandeling wordt aangenomen. - Dwaling omtrent bijkomende eigenschappen (want zie art. 1110 BW: enkel zelfstandigheid vd zaak) - Dwaling omtrent de waarde: • Dit staat in de regel gelijk met benadeling. • Art. 1118 BW bepaalt uitdrukkelijk dat benadeling overeenkomsten slechts nietig maakt wat betreft bepaalde contracten of bepaalde personen. Dwaling omtrent de waarde vd zaak is op zichzelf dus niet voldoende om de nietigverklaring vd overeenkomst te verkrijgen. - Dwaling omtrent de beweegredenen 3. Afzwakking van de dwalingsleer a) Onverschoonbare dwaling - Cass.: De onverschoonbare dwaling, dus de vergissing die geen redelijk mens zou begaan, is geen gebrek in de toestemming in de zin van de artt. 1109 en 1110 BW en kan derhalve niet tot grondslag dienen voor de in art. 1117 BW bedoelde vordering tot nietigverklaring. - Gevolgen van deze opvatting: • Het begrip onverschoonbaarheid moet niet in het licht van art. 1382 BW worden omschreven, maar in functie vd wilsleer. De schuld dient in concreto te worden beoordeeld. • De leer vd onverschoonbare dwaling geldt niet tav de verhinderende dwaling, daar deze niet bedoeld wordt in Alexander Tanguy 2010-2011 20 art. 1110 en 1117 BW. - Men kan de onverschoonbare dwaling echter ook koppelen aan de theorie vd precontractuele aansprakelijkheid: • Wnnr de vergissing vd dwalende partij aan zijn eigen onaandachtzaamheid of onzorgvuldigheid te wijten is, begaat deze een fout in de zin van art. 1382 en 1383 BW. • Hij heeft immers aan de totstandkoming vh contract niet alle zorgen van een goed huisvader besteed. • Deze fout kan worden gesanctioneerd door het behoud, ondanks het wilsgebrek, vh contract. • Met deze theorie kan ook de onverschoonbare verhinderende dwaling gesanctioneerd worden. b) Conventionele regeling dwalingsrisico - Grondslag: Partijen kunnen uitdrukkelijk of stilzwijgend overeenkomen dat het dwalingsrisico door 1 van hen zal worden gedragen. - Het treffen van een contractuele regeling vh dwalingsrisico, sluit het bestaan van een vergissing helemaal niet uit. 4. Sanctie - Relatieve nietigheid bij essentiële dwaling (art. 1117 BW) - De dwaling is een feit, het bewijs mag worden geleverd door alle rechtsmiddelen, getuigenissen en vermoedens inbegrepen. - Wnnr de nietigverklaring vd overeenkomst de dwalende partij niet geheel in haar rechten herstelt, kan deze in bepaalde omstandigheden bijkomende schadevergoeding vorderen. (toepassing vd precontractuele aanspr) b. Bedrog 1. Begrip - Is de opzettelijk door 1 vd contracterende partijen veroorzaakte verkeerde voorstelling vd werkelijkheid: • die de wederpartij tot contracteren heeft bewogen (hoofdbedrog) (zie art. 1116 BW) • of deze er althans toe gebracht heeft contractvoorwaarden te aanvaarden die hij, zonder het bedrog, zeker niet zou hebben goedgekeurd (tussenbedrog) - Bedrog is dus een opzettelijk verwekte dwaling. - Vereiste elementen: • Psychologisch element: het inzicht de wederpartij te misleiden • Materieel element: de gebruikte kunstgrepen - Cass.: Het materieel element kan naast een positief handelen ook bestaan in een verzwijging en onder bepaalde omstandigheden in een stilzwijgen. • Stilzwijgen: is gwn niet spreken; men verschaft bepaalde informatie niet, omdat men deze zelf niet kent of omdat men niet weet dat deze van belang is voor de wederpartij. • Verzwijgen: is het opzettelijk niet zeggen van iets dat men behoort te zeggen, daar men weet dat de betrokken informatie van belang is voor de beslissing vd wederpartij. 2. Oorsprong van het bedrog - Alleen het bedrog uitgaande vd wederpartij komt in aanmerking voor de nietigverklaring vh contract. (art. 1116 BW) Tenzij wederpartij medeplichtig is aan bedrog van derde of de derde als vertegenwoordiger vd wederpartij is opgetreden. Bovendien kan de nietigverklaring wel nog wnnr de bedrogene het slachtoffer is van een essentiële dwaling. Uitz.: bij schenkingen kan het bedrog van een derde wel tot nietigheid leiden 3. Afzwakking van de bedrogsleer a) Achterhaalbaar bedrog - De theorie vd onverschoonbare dwaling geldt niet voor het bedrog als wilsgebrek. - Cass.: Wnnr het bedrog tot de toestemming heeft geleid, kan de onvoorzichtigheid of zelfs de grove en onverschoonbare nalatigheid vh slachtoffer vh bedrog door de medecontractant niet worden ingeroepen. Bedoelde onvoorzichtigheid of nalatigheid heeft niet tot gevolg dat het bedrog op zijn beurt verschoond zou worden en geen aanleiding zou kunnen geven tot vernietiging vd overeenkomst of tot schadevergoeding. - Toepassing vd precontractuele aansprakelijkheid dringt zich op: • Zowel de fout vd partij die het bedrog gepleegd heeft moet gesanctioneerd worden, als de eventuele nalatigheid of onvoorzichtigheid vh slachtoffer vh bedrog. • De rechter kan dan naargelang het geval, hetzij de overeenkomst in stand houden en alleen SV toekennen, hetzij de overeenkomst nietig verklaren en geen of slechts gedeeltelijke SV toewijzen. b) Toelaatbaar bedrog (dolus bonus) - De dolus bonus is in feite geen bedrog: Het gaat om leugens en overdrijvingen die in het handelsverkeer zo Alexander Tanguy 2010-2011 21 gebruikelijk geworden zijn, dat men ze zonder meer toelaatbaar acht. - Het toelaatbaar karakter vd dolus bonus betekent dat degene die er zich aan schuldig maakt, geen fout begaat in de zin van art. 1382 BW. 4. Het bewijs en de sanctie a) Het bewijs - Normaal rust de bewijslast op degene die het bedrog inroept. - Bedrog is een feitenkwestie, alle bewijsmiddelen zijn toegelaten, getuigenissen en vermoedens inbegrepen (zie art. 1353 BW) - Bij de beoordeling vh bedrog houdt men rekening met de concrete omstandigheden en met de begaafdheid vd betrokken partijen. Het is dus niet het abstract criterium vh normaal begaafd individu. b) De sanctie - Sanctie van hoofdbedrog: • relatieve nietigheid (art. 1116 BW) (verjaringstermijn van 10j zie art. 1304 BW) • of vordering tot volledige schadeloosstelling ogv art. 1382 BW (bedrog is nl ook een onrechtmatige daad) - Sanctie van tussenbedrog: toekenning van schadeloosstelling ogv art. 1382 BW - Verjaringstermijn van 1382 BW is 5j en 20j (art. 2262bis, §1 BW) (zie BCA) c. Geweld - Zie vraag 29 d. Benadeling - Benadeling impl dat de economische waarde vd door de partijen aangegane wederkerige verbintenissen ongelijk is. - In beginsel geen grond voor nietigverklaring vh contract. (zie art. 1118 BW) 1. De gewone benadeling a) Ten opzichte van bepaalde personen - Zie art. 1305 BW - De benadeling moet zeker zijn. (soevereine beoordeling rechter) - Rechter zal het niet enkel houden bij de appreciatie vd intrinsieke gelijkwaardigheid vd wederkerige prestaties; hij zal meer in het algemeen de mogelijkheden en de stand vd minderjarige in aanmerking moeten nemen. - De benadeling mag echter niet voortvloeien uit een louter toevallige of onvoorziene gebeurtenis. (art. 1306 BW) • bv. Verkoop van huisdier tegen nrmle prijs, enkele dagen later wordt dier gedood door ongeval - Wnnr tot vernietiging overgegaan wordt, kan hetgeen tijdens de minderjarigheid is betaald, vd minderjarige niet worden teruggevorderd, tenzij bewezen is dat het betaalde tot zijn voordeel gestrekt heeft. (art. 1312 BW) b) Ten opzichte van bepaalde contracten - Meerderjarigen kunnen bij benadeling slechts in hun rechten hersteld worden in de gevallen en onder de voorwaarden die uitdrukkelijk in de wet bepaald zijn (art. 1313 BW) 2. De gekwalificeerde of omstandige benadeling - Begrip: Wnnr de duidelijke en gewichtige wanverhouding die tss de wederzijdse prestaties bestaat, haar oorsprong vindt in de uitbuiting door de ene contractpartij vd ondergeschikte positie (zwakte, gebrek aan kennis of ervaring, lichtzinnigheid,...) vd wederpartij. - Volgens belangrijk gedeelte rechtsleer en rechtspraak heeft een overeenkomst die in zo'n omstandigheden is tot stand gekomen een ongeoorloofde oorzaak en is zij derhalve absoluut nietig. (artt. 1131 en 1133 BW) - Cass.: Oordeelt dat het louter bestaan van een wanverhouding tss de prestaties vd in een overeenkomst betrokken partij in se niet impliceert dat de oorzaak van die overeenkomst bij een of beide partijen ongeoorloofd is. • Cass heeft dus de mogelijkheid willen openlaten voor een sanctionering vd theorie vd gekwalificeerde benadeling ogv art. 1131 en 1133 BW. - Ander deel vd rechtsleer en rechtspraak vindt de ongeoorloofde oorzaak geen goede grondslag: • Het gaat om een wilsgebrek of een fout en niet zozeer om een schending vd openbare orde of de goede zeden. (dus niet absolute nietigheid) - Auteur: Een sanctionering vd gekwalificeerde benadeling ogv de theorie vd precontractuele aansprakelijkheid (art. 1382 BW) is meer aangewezen. (bv art. 1907ter BW) Alexander Tanguy 2010-2011 22 3. Sanctie - Gewone benadeling • Vernietiging vh contract (art. 1305 BW) • Verschil met relatieve nietigheid is dat degene die uit de benadeling profijt haalt, in principe de vernietiging kan vermijden door een aanpassing vd contractuele voorwaarden. (art. 891 en 1581 BW) - Gekwalificeerde benadeling • Als de grondslag de buitencontractuele aansprakelijkheid is dan kan integrale SV gevorderd worden. • Als de grondslag de theorie vd ongeoorloofde oorzaak is (art. 1131 en 1133 BW) dan is de sanctie absolutie nietigheid. V. Theorie van de precontractuele aansprakelijkheid - Zie vraag 31 Hfdstk IV. De geldigheidsvereisten van het contract – B. Bekwaamheid - Wnnr art. 1108 BW naar de bekwaamheid verwijst als 1 vd 4 onontbeerlijke bestanddelen vd overeenkomst, gaat het om de handelingsbekwaamheid, niet om de rechtsbekwaamheid. - In de regel wordt de miskenning vd regels inzake bekwaamheid gesanctioneerd door een relatieve nietigheid ten behoeve vd persoon die men wil beschermen. (artt. 1123-1124-1125 BW) (= algemeen principe) - De niet-beschermde personen kunnen zich dus niet op de nietigheid beroepen. (bv de bekwame derde die borg is vd minderjarige) - Art. 1307 BW: De enkele verklaring vd minderjarige dat hij meerderjarig is, verhindert niet dat hij in zijn recht hersteld wordt. • Enkel wnnr de onbekwaamheid bedrieglijk verborgen werd gehouden, zou de rechtshandeling evt behouden kunnen worden. De minderjarige die de jaren des onderscheids bereikt heeft, blijft immers aansprakelijk voor zijn onrechtmatige daden. - Bij de relatieve nietigheid kan van minderjarigen en onbekwaamverklaarden geen teruggave worden geëist, tenzij bewezen is dat het betaalde tot hun voordeel gestrekt heeft. (art. 1241 BW) Hfdstk IV. De geldigheidsvereisten van het contract – C. Het voorwerp - Voorwerp vh contract (art. 1108 BW): zijn de verbintenissen vd partijen. - Voorwerp van een verbintenis (art. 1126 BW): is de prestatie waartoe de betrokken persoon gehouden is, maw iets geven, doen of laten. - Voorwerp vd OV ---> verbintenissen ---> bestaan uit prestaties: doen/niet doen/geven - BV. Voorwerp vd verbintenis vd verkoper is het overdragen vh eigendomsrecht en het leveren vd zaak aan de koper; voorwerp vd verbintenis vd koper is het betalen vd prijs aan de verkoper. Voorwerp vh koopcontract is het overdragen van eigendom tegen een prijs, maw de combinatie van de voorwerpen vd componerende verbintenissen. - Het voorwerp moet bepaald of bepaalbaar zijn, het moet mogelijk zijn, het moet geoorloofd zijn. I. Het voorwerp moet bepaald of bepaalbaar zijn - Art. 1129 BW: Het voorwerp vh contract en vd verbintenissen moet bepaald of bepaalbaar zijn. - De partijen moeten weten waartoe zij zich verbinden. - Het voorwerp moet niet noodzakelijk bepaald zijn op het ogenblik dat het contract gesloten wordt: • Vereist is enkel dat het voorwerp adhv het contract bepaalbaar is op het ogenblik dat die overeenkomst ten uitvoer gebracht dient te worden, maw zonder nieuwe wilsovereenstemming van partijen. - Het voorwerp dient niet noodzakelijk een individueel bepaalde zaak te zijn: • Het volstaat dat de zaak naar soort en hoeveelheid bepaald of bepaalbaar is. (bv een paard) • De SA zal dan minstens gehouden zijn tot het leveren van een zaak v middelmatige hoedanigheid. (art. 1246 BW) - De hoeveelheid vd te leveren zaak moet niet noodzakelijk vaststaan op het ogenblik dat het contract gesloten wordt: • Ze moet echter achteraf bepaalbaar zijn, zonder dat hiervoor een nieuwe samenloop van wilsuitingen vd partijen nodig is. De ov zelf moet dus in dit verband de onontbeerlijke gegevens bevatten. (bv graan v bep akker) - Het voorwerp vd verb is voldoende bepaalbaar, wnnr partijen voor de precisering vd prestatie een welbepaalde derde persoon in het contract aanwijzen. - Partijbeslissing en raamovereenkomst: • Zie vraag 32 Alexander Tanguy 2010-2011 23 II. Het voorwerp moet mogelijk zijn - Om de nietigheid vd overeenkomst te veroorzaken, moet de onmogelijkheid voor iedereen gelden. Ze mag dus niet uitsluitend de SA treffen. - De onmogelijkheid moet zich voordoen op het ogenblik vh ontstaan vh contract. - Wnnr het voorwerp vh contract slaat op een soortzaak, zal de onmogelijkheid enkel aanvaard worden wnnr de hele productie vd soort tenietgegaan is of onbereikbaar is geworden. - Toekomstige zaken: Art. 1130, lid 1 BW: een zaak die nog niet bestaat, maar die vatbaar is om in de toekomst te bestaan, kan het voorwerp van een contractuele verbintenis uitmaken. - Andermans zaak: Art. 1599 BW: de verkoop van andermans zaak is nietig. III. Het voorwerp moet geoorloofd zijn - Het mag niet strijdig zijn met de voorschriften die de openbare orde en goede zeden aanbelangen en evenmin met andere bepalingen van dwingend recht. A. De begrippen “openbare orde” en “goede zeden” - De wet van openbare orde is de wet die de essentiële belangen vd staat of vd gemeenschap raakt, of die in het privaatrecht de juridische grondslagen vastlegt waarop de economische of morele orde vd maatschappij rust. - Goede zeden: Gaat veeleer om de fundamentele ethische normen die door alle eerlijke en rechtschapen mensen worden gerespecteerd en die op dit ogenblik in ons land gangbaar zijn. - De begrippen openbare orde en goede zeden overlappen elkaar en zijn niet los v elkaar te definiëren. B. De begrippen “openbare orde” en “dwingend recht” - Een regel die de bescherming vd openbare orde tot doel heeft (dwingend recht sensu lato), wordt door de absolute nietigheid gesanctioneerd, terwijl aan de schending van een rechtsregel die de bescherming van private belangen beoogt (dwingend recht sensu stricto), een relatieve nietigheid is verbonden. C. Toepassingen - Zie voorbeelden in de cursus p. 204 D. Sanctie 1. Algemeen - Een regel die de bescherming vd openbare orde tot doel heeft (dwingend recht sensu lato), wordt door de absolute nietigheid gesanctioneerd, terwijl aan de schending van een rechtsregel die de bescherming van private belangen beoogt (dwingend recht sensu stricto), een relatieve nietigheid is verbonden. - Een overeenkomst waarvan het voorwerp niet of niet voldoende bepaald of bepaalbaar is of waarvan het voorwerp onmogelijk is, is relatief nietig. 2. Rechtsspreuken - De toepassing van deze adagia wordt verdedigd zowel voor overeenkomsten met een ongeoorloofd voorwerp als voor contracten waarvan de oorzaak strijdig is met de openbare orde of de goede zeden. a) In pari causa turpitudinis cessat repetitio - Begrip: Houdt in dat de rechter de terugvordering afwijst van wat in uitvoering van een met de openbare orde of goede zeden strijdige overeenkomst werd gepresteerd. - Een stelling in de rechtsleer en rechtspraak is dat art. 1131 BW enkel betekent dat de eis tot nakoming van een ongeoorloofde verbintenis niet kan ingewilligd worden. Het gaat echter om een rechtsspreuk die als zodanig niet gelijk te stellen is met een wettelijke norm, dus is de toepassing vd regel voor de rechter facultatief. - Cass. bevestigd dit: • De rechter is niet verplicht tot de toepassing van deze rechtsspreuk • De toepassing van deze rechtsspreuk is verantwoord in 2 gevallen: • Wnnr de rechter oordeelt dat de teruggave de preventieve uitwerking vd nietigheidssanctie in het gedrang zou brengen • Wnnr de rechter oordeelt dat de sociale orde vereist dat 1 vd partijen strenger gestraf moet worden • Het adagium is de uitzondering op de regel: • Want de terugvordering is het normale gevolg vd door art. 1131 BW ingestelde nietigheid en deze eis kan door de rechter ogv artt. 1235 en 1376 BW worden ingewilligd. b) Nemo auditur propriam turpitudinem allegans - Begrip: Betekent in het raam vh contractenrecht hoofdzakelijk dat een contractpartij de uitvoering van een Alexander Tanguy 2010-2011 24 met de openbare orde of goede zeden strijdige overeenkomst niet in rechte mag vorderen. - Art. 1131 BW: ongeoorloofde overeenkomsten kunnen geen gevolgen hebben. - Aan deze bepaling en dus aan het verplicht karakter van dit adagium dient de voorkeur te worden gegeven, wegens de preventieve uitwerking die van de nietigheidssanctie uitgaat en die op die wijze mede kan worden verwezenlijkt. Hfdstk IV. De geldigheidsvereisten van het contract – D. De oorzaak I. Begripsomschrijving 1. Interne of organieke oorzaak - Is het onmiddellijke doel dat iedere partij beoogt, de reden van bestaan, de inwendige rechtvaardiging van elke verbintenis. - Bv bij koop werkt bij de verkoper de betaling vd prijs als oorzaak voor het aangaan van zijn eigen verbintenis om het eigendomsrecht af te staan. - De voorwerpen vd respectieve verbintenissen werken telkens als oorzaak voor de tegenprestatie. 2. Externe of subjectieve oorzaak - Is het verwijderde doel dat de partijen wederzijds voor ogen hebben wnnr ze een overeenkomst sluiten. - Het gaat om de uitwendige rechtvaardiging of de beweegredenen die aan de basis liggen van iedere verbintenis. - Bv een huis verkopen om zo je schulden te kunnen betalen II. Draagwijdte van de controverse tussen causalisten en anticausalisten III. Het begrip causa in het positieve recht - Artt. 1131-1132-1133 BW A. Het bestaan van de oorzaak 1. Draagwijdte van de voorwaarde - Cass.: In een wederkerige overeenkomst bestaat de oorzaak van 1 vd verbintenissen van 1 vd partijen niet uitsluitend in het geheel vd verbintenissen vd ander partij (interne oorzaak), maar in het geheel vd beweegredenen die de SA ervan hoofdzakelijk hebben beïnvloed en hem ertoe hebben aangezet te contracteren (externe oorzaak). - Cass.: De oorzaak is voor elke rechtshandeling vereist, tenzij in de gevallen waarin de wet aanvaardt dat een rechtshandeling vd oorzaak kan worden losgemaakt en geabstraheerd en bijgevolg op zichzelf kan bestaan. 2. Abstracte verbintenis - Begrip: Is de verbintenis die voor haar geldig bestaan van haar oorzaak kan worden losgemaakt. • Dit kan zowel de interne als de externe oorzaak omvatten. - Het zijn onbetwistbare titels die op gn verweermiddelen kunnen stuiten dan uit de titel zelf. (bv wisselbrief) - Cass.: De oorzaak is voor elke rechtshandeling vereist, tenzij in de gevallen waarin de wet aanvaardt dat een rechtshandeling vd oorzaak kan worden losgemaakt en geabstraheerd en bijgevolg op zichzelf kan bestaan. 3. Afwezigheid van oorzaak en economische wanverhouding - Cass.: Het loutere feit dat tss de prestaties vd partijen een wanverhouding bestaat, sluit niet in dat de oorzaak van die overeenkomst aan de zijde van 1 of van beide partijen ongeoorloofd is. 4. De ontstentenis van vermelding van de oorzaak - De regel dat een oorzaak een onontbeerlijk bestanddeel is vd overeenkomst, slaat op het negotium of de rechtshandeling en dus niet op het instrumentum of de schriftelijke akte. - Een verbintenis is dus niet nietig, omdat de akte geen melding maakt vd oorzaak. (art. 1132 BW) - Er bestaat een vermoeden dat de verbintenis, waarvan de akte het bewijs levert, een oorzaak heeft. - De SA mag aantonen dat er in werkelijkheid gn oorzaak is of dat de niet-uitgedrukte oorzaak vals is of ongeoorloofd. Hij dient dan allereerst aan te tonen welke de oorzaak was, om vervolgens het bewijs te leveren vd valsheid of de ongeoorloofdheid. B. De valsheid van de oorzaak - Ofwel hebben partijen gecontracteerd ogv een welbepaalde oorzaak, die in feite louter denkbeeldig is. • In dit geval ontbreekt de oorzaak. Alexander Tanguy 2010-2011 25 - Ofwel hebben partijen in hun contract met kennis van zaken verwezen naar een niet-bestaande oorzaak, om de ware oorzaak te verbergen. (eigenlijk is er enkel in dit geval dus een valse oorzaak) • In dit geval is er simulatie. • Een valse oorzaak is dus niet steeds ongeoorloofd want simulatie is in principe toegelaten. • Daarom zal de verb in geval van valse oorzaak alleen nietig zijn, indien de werkelijke oorzaak ongeoorloofd is. C. De geoorloofdheid van de oorzaak - Een verb is nietig, wnnr haar oorzaak in strijd is met de openbare orde of de goede zeden of met de rechtsregels die van dwingend recht zijn ter bescherming van private belangen. - Bij de interne oorzaak zal het onderzoek in het raam vd eenzijdige en wederkerige contracten uiteindelijk slaan op het al dan niet geoorloofd karakter vh voorwerp. - Bij de externe oorzaak is een overeenkomst absoluut nietig wnnr de doorslaggevende beweegreden of 1 vd determinerende motieven die de beide partijen tot contracteren hebben bewogen, strijdig is met de openbare orde of de goede zeden. • In deze gevallen is enkel de oorzaak, niet het voorwerp ongeoorloofd. - Cass.: De ongeoorloofde externe oorzaak moet niet gemeen zijn aan beide partijen: • Wnnr de determinerende beweegreden die een partij ertoe heeft bewogen een overeenkomst te sluiten, in strijd is met de openbare orde of goede zeden, dan brengt de bescherming vh algemeen belang met zich mee dat de nietigverklaring van die overeenkomst kan worden uitgesproken, ook wnnr de wederpartij niet op de hoogte was van dit ongeoorloofde determinerende motief. D. De sanctie - In beginsel hebben de ontstentenis van oorzaak en de valse oorzaak een relatieve nietigheid tot gevolg. • Indien de valse oorzaak het gevolg is van simulatie, die zelf een ongeoorloofde werkelijke oorzaak dekt, is de nietigheid absoluut. - Bij ongeoorloofdheid wegens strijdigheid met een dwingende wetsbepaling die louter private belangen beschermt, is de sanctie relatieve nietigheid. - Bij strijdigheid met de openbare orde of de goede zeden, is de sanctie absolute nietigheid. Alexander Tanguy 2010-2011 26 Hfdstk V. De gevolgen van het contract – A. De gevolgen tussen partijen I. Interpretatie van het contract A. Draagwijdte van de artt. 1156 ev BW - Cass. 22 maart 1979: In geval van twijfel over de zin of over de draagwijdte van een ov, dwz als uit de gegevens uit of buiten de akte niet kan worden opgemaakt wat de zin of de draagwijdte van die overeenkomst is, moet het contract, krachtens art. 1162 BW, door de rechter worden uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft. - Cass. 27 april 1979: De rechter is verplicht krachtens art. 1156 BW de gemeenschappelijke bedoeling vd contracterende partijen na te gaan. - Conclusie: Artt. 1156 tnm 1164 BW zijn suppletieve rechtsregels waarvan de schending door de rechter tot cassatie kan leiden. • Want het merendeel vd overige interpretatieregels kunnen worden beschouwd als toepassingen v art. 1156 BW en art. 1160 BW ligt in het verlengde van art. 1135 BW. B. Gemeenschappelijke bedoeling van de partijen 1. Beginsel - Art. 1156 BW: Men moet in overeenkomsten nagaan welke de gemeenschappelijke bedoeling vd contracterende partijen is geweest, veeleer dan zich te houden aan de letterlijke betekenis vd woorden. (werkelijke wil primeert in beginsel op de wilsverklaring) 2. Toepassingen - Kwalificatie vd overeenkomst: Ogv deze regel kan de rechter de juridische kwalificatie verbeteren die partijen aan hun ov hebben gegeven, indien deze hun gemeenschappelijke bedoeling niet juist of niet volledig weergeeft. - Extrinsieke omstandigheden: Naast de bewoordingen vh contract zelf mag de rechter een beroep doen op extrinsieke omstandigheden om de werkelijke draagwijdte te bepalen die partijen aan de ov hebben willen geven. - Materiële vergissingen: Het bestaan van een materiële vergissing kan door de feitenrechter aanvaard worden en hem toelaten deze te verbeteren, wnnr partijen in hun geschreven akkoord gebrekkige, dubbelzinnige of onvoldoende bewoordingen gebruiken om hun wilsverklaring uit te drukken en dit het gevolg is van bv een zekere onvervarenheid of onoplettendheid, gebrek aan kennis of doorzicht... - Gemeenschappelijke interpretatie door partijen: Wnnr de partijen zelf een gemeenschappelijke interpretatie van een onduidelijk beding geven dat impl art. 1156 BW dat de rechter zich bij deze zienswijze moet neerleggen. - Geschreven en gedrukte bedingen: Wnnr tegenstrijdige gedrukte en geschreven clausules op hetzelfde stuk staan, geeft de rechter de voorkeur aan de bijzondere bedingen, daar deze de speciale aandacht vd partijen hebben genoten en dus hun gemeenschappelijke wil beter weergeven. • Indien de tegenstrijdige bedingen op verschillende stukken voorkomen, acht men vaak de clausules op het laatste stuk bindend, ongeacht of ze geschreven of gedrukt zijn. 3 Beperkingen - Art. 149 Gw.: De feitenrechter moet zijn interpretatie vd overeenkomst motiveren. - Art. 1134 BW: De feitenrechter moet bij de interpretatie het beginsel vd overeenkomst-wet eerbiedigen. • Hij mag dus onder het mom v interpretatie geen bedingen wijzigen of aan de ov toevoegen. - Art. 1156 BW: Wnnr de door de partijen in de ov gebruikte bewoordingen klaar en duidelijk zijn en slechts vatbaar voor 1 uitlegging, mag de rechter daar niet van afwijken. - Artt. 1319, 1320 en 1322 BW: Cass.: de feitenrechter miskent de bewijskracht vd geschreven akte, indien hij de daarin vervatte bedingen op een vd gebruikelijke betekenis afwijkende wijze interpreteert en indien hij deze beslissing niet voldoende motiveert. C. Vermoedelijke gemeenschappelijke bedoeling - Regels voor wnnr de rechter er niet in slaagt de werkelijke gemeenschappelijke wil vd partijen te achterhalen. 1. Geldigheid en effect hebbend - Art. 1157 BW: Wnnr een beding voor tweeërlei zin vatbaar is, moet men het veeleer opvatten in de zin waarin het enig gevolg kan hebben, dan in die waarin het geen gevolg kan teweegbrengen. - Dus eerder in een zin waarin het contract geldig is dan in een zin waarin het nietig zou zijn. - Het gaat niet alleen om de geldigheid van een beding, maar ook om de uitwerking ervan. Alexander Tanguy 2010-2011 27 2. Globale inhoud van de overeenkomst - Art. 1158 BW: Bewoordingen die voor tweeërlei zin vatbaar zijn, moeten worden opgevat in de zin die met de inhoud vh contract het best overeenstemt. - Art. 1161 BW: Alle bedingen van een ov worden uitgelegd het ene door het andere, zodat elk beding wordt opgevat in de zin die uit de gehele akte voortvloeit. (dus het beding bij interpretatie niet uit context halen) 3. Exemplatief, niet limitatief - Art. 1164 BW: Indien in een contract, ter verduidelijking, een voorbeeld of een toepassing wordt gegeven, dan mag de inhoud vh contract niet beperkt worden tot dit voorbeeld of tot deze toepassing. (Er wordt vermoed dat opsommingen niet limitatief bedoeld zijn door partijen.) 4. Gebruiken - Art. 1159 BW: Hetgeen dubbelzinnig is, wordt uitgelegd volgens hetgeen gebruikelijk is in het gewest, waar het contract is aangegaan. - Vaak wordt aangenomen dat de rechter naast de rechtsgebruiken ook een beroep mag doen op feitelijke gebruiken of gebruikelijke bedingen. D. Andere interpretatieregels 1. Interpretatie ten nadele van degene die bedongen heeft - Art. 1162 BW: In geval van twijfel wordt overeenkomst uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft. - Cass.: art. 1162 BW kan slechts worden toegepast door de rechter wnnr de andere in de art. 1156 ev BW vermelde interpretatieregels geen uitkomst bieden. - Degene die in een ov het voordeel van een beding tot vrijstelling van aansprakelijkheid geniet, is mbt dat exoneratiebeding, in het raam van art. 1162 BW, de partij die bedongen heeft, terwijl de andere partij zich verbonden heeft. (dus niet altijd noodzakelijk ten voordele vd SA) 2. Restrictieve interpretatie van bedingen die van het gemene recht afwijken - Vaak wordt op deze interpretatieregel een beroep gedaan, soms wordt daarbij verwezen naar art. 1162 BW, soms naar de vermoedelijke wil vd partijen, of de overweging dat een afstand van recht niet vermoed wordt. - Bv exoneratiebedingen: • Cass.: Stelt dat de vh gemene recht afwijkende bedingen een restrictieve draagwijdte hebben., dat het beding van niet-aansprakelijkheid voor zware fout ofwel uitdrukkelijk moet zijn bedongen ofwel noodzakelijk uit het – algemener geformuleerde – contractueel beding moet voortvloeien. II. Aanvulling van het contract - Hierbij vertoont het contract een leemte en moet dus vervolledigd of vervolmaakt worden. (verschil met interpretatie, want hierbij is er al een contractuele regeling, maar conflict over zin of draagwijdte) - Art. 1135 BW biedt voor dit probleem een oplossing. A. Gevolgen door de wet aan de overeenkomst toegevoegd - De belangrijkste aanvullende bron van contractuele verbintenissen is de wet. (aanvullende wetsbepalingen) B. Gevolgen door de gebruiken aan de overeenkomst toegevoegd - Gebruiken of rechtsgebruiken: • In de artt. 1135 en 1160 BW wordt verwezen naar de gebruiken als autonome, aanvullende rechtsbron. • Die wetteksten zijn gebaseerd op het postulaat dat partijen aangaande de gebruiken niet onwetend konden zijn en leiden daaruit af dat partijen, door die gebruiken niet uit hun overeenkomst uit te sluiten, de wil hebben gehad er zich in hun contract naar te schikken. (dus ook zonder uitdr of stilzw verwijzing geldig) • Enkel de gebruiken die in een bepaalde streek het karakter vertonen van een regel die door allen erkend wordt als zijnde toepasselijk op dergelijke overeenkomsten komen in aanmerking, behoudens strijdig beding. - Gebruikelijke bedingen of feitelijke gebruiken: • Deze ontlenen hun bindende kracht uitsluitend aan art. 1134, lid 1 BW, maw louter en alleen aan de wil vd partijen. • Opdat een gebruikelijk beding deel uitmaakt vh contract, moet derhalve het bewijs worden geleverd dat partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend deze clausule werkelijk hebben aanvaard. Alexander Tanguy 2010-2011 28 C. Gevolgen door de billijkheid aan de overeenkomst toegevoegd III. Uitvoering te goeder trouw A. Interpretatieve werking - Het beginsel vd uitvoering te goeder trouw houdt vooreerst in dat de contractpartijen hun verbintenissen veeleer naar de geest vh contract, dus overeenkomstig de gemeenschappelijke bedoeling vd partijen, dan naar de letter moeten uitvoeren. - Gaat niet om de interpretatie vh contract (zoals bij art. 1156 BW) maar wel om de uitvoering vh contract. B. Aanvullende werking - Vrij algemeen wordt thans erkend dat art. 1134, lid 3 BW vooral een gedragsregel formuleert: de SE en de SA van een contractuele prestatie dienen zich bij de uitvoering van hun contract, behoorlijk, correct te gedragen. - De aanvullende werking vd goede trouw impliceert dat, naast de overeengekomen verbintenissen, de SE en de SA gehouden zijn tot een aantal bijkomende verplichtingen. (samenwerkingsplicht) - Deze aanvullende verplichtingen formuleert de rechter via het referentiegedrag vd zorgvuldige contractant, geplaatst in dezelfde externe omstandigheden. C. Beperkende werking - Gaat om de vraag of de rechter in bepaalde omstandigheden de bevoegdheid heeft om het contractueel bepaalde te beperken of opzij te zetten. - Cass. 1983 (arrest 29, p 249 cursus): • Stelt perken aan de uitoefening van contractuele rechten door een sanctie te verbinden aan het misbruik maken van contractuele rechten. In die zin wordt door Cass de beperkende werking vh goede trouw-beginsel erkend. • Sinds dit arrest is het vaststaande rechtspraak v Cass dat de uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten moet worden beoordeeld met toepassing vh criterium vh verbod vh misbruik van contractuele rechten. - Cass. 2001 (arrest 30): • De sanctie bestaat in het opleggen vd normale uitoefening vh desbetreffende contractuele recht of in het herstel vd schade die is veroorzaakt door het misbruik dat van dat recht is gemaakt. • Wnnr het misbruik bij de uitoefening van een contractueel recht betrekking heeft op de toepassing van een contractueel beding, kan het herstel vd daardoor veroorzaakte schade erin bestaan dat aan de SE het recht wordt ontzegd om op dat beding een beroep te doen. Rechtsverwerking: - Begrip: • Hierbij gaat een subjectief recht teniet of het kan althans niet meer worden aangevoerd wnnr de houder van dat recht, zonder vrijwillig uitdrukkelijk of stilzwijgend ervan afstand te doen, een houding aanneemt die objectief onverenigbaar is met de uitoefening van dat recht, waardoor hij aldus het gewettigd vertrouwen van de SA en van derden misleidt. - Voorbeeld: • Een aannemer had zijn recht op schadeloosstelling wegens het foutief verbreken vd aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever verloren, daar hij 3m had laten voorbijgaan alvorens te reageren en hij zich al die tijd niet meer op de bouwwerf had vertoond, zodat hij zichzelf vd mogelijkheid had beroofd om tot gehele of gedeeltelijke uitvoering vh werk over te gaan. - Visie in België: - Cass. 17 mei 1990 (arrest 31, p 253 cursus) sprak zich uit over de gelding vd rechtsverwerking in het Belgische privaatrecht. - Uit dit arrest kan men 3 conclusies trekken: • Cass ontkent enkel het bestaan van een algemeen rechtsbeginsel betreffende rechtsverwerking. Om de miskenning vh in de figuur vd rechtsverwerking verwoorde principe aan te voeren, zal de schending moeten worden ingeroepen van hetzij het in art. 1134, lid 3 BW neergelegde beginsel dat overeenkomsten te goeder trouw moeten worden uitgevoerd, hetzij het algemeen rechtsbeginsel dat rechtsmisbruik verbiedt. Cass heeft dus het bestaan zelf van rechtsverwerking niet ontkend en evenmin dit begrip uit onze rechtsorde geweerd. • Het Hof laat de mogelijkheid open zich op rechtsverwerking te beroepen indien men aanvoert dat rechtsmisbruik gepleegd werd door de contractpartij die een haar toekomend recht uitoefent terwijl die bij de wederpartij het gewettigd vertrouwen had doen ontstaan dat recht niet te zullen uitoefenen, en zo een Alexander Tanguy 2010-2011 29 houding aanneemt die objectief onverenigbaar is met de houding die voordien bij de (niet-) uitoefening van dit recht werd ingenomen. • In deze zin en vastgekoppeld aan het misbruik van een contractueel recht is de rechtsverwerking niet onverenigbaar met de wettelijke regeling van de bevrijdende verjaring. → Een partij heeft inderdaad de mogelijkheid een haar toekomend recht niet direct uit te oefenen maar dit moet dan wel gebeuren binnen de perken van de uitvoering te goeder trouw. De niet-onmiddellijke uitoefening van een contractueel recht mag dus geen rechtsmisbruik inhouden. Alexander Tanguy 2010-2011 30 IV. De contractuele aansprakelijkheid A. De gemeenrechtelijke regeling van de contractuele aansprakelijkheid 1. Aansprakelijkheid voor eigen daad - Rechtspraak en rechtsleer hebben een stelsel uitgewerkt dat in hoofdzaak is gebaseerd op de artt. 1137, 1147 en 1148 BW. De artt. 1245 en 1302 BW worden daar soms ook bij betrokken. 1) Inspanningsverbintenissen - Enkel het foutcriterium geldt: Begaat een fout, de SA die niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen waaraan een goede SA van dezelfde categorie geplaatst in dezelfde externe omstandigheden zich zou gehouden hebben. - Cass.: Besliste dat art. 1137, lid 1 BW inderdaad de algemene regel vastlegt dat de contractuele fout in abstracto moet worden beoordeeld, maar dat het 2e lid van deze wetsbepaling uitzonderingen voor bepaalde contracten mogelijk maakt. 2) Resultaatsverbintenissen a. De gemeenrechtelijke overmachtsregeling → Begrip: - Uit de artt. 1147 en 1148 BW volgt dat, als de niet-nakoming, de niet-tijdige of de niet-behoorlijke nakoming van een contractuele verbintenis het gevolg is van een vreemde oorzaak, zoals toeval of overmacht, die aan de SA niet kan worden toegerekend, hij niet contractueel aansprakelijk kan worden gesteld. - Overmacht: duidt op gebeurtenissen die zich voordoen buiten elk aanwijsbaar menselijk handelen om. - Vreemde oorzaak: gaat om handelingen van individuele derden voor wier optreden de SA niet moet instaan. - Bij overmacht wordt de theorie vd ontoerekenbare onmogelijkheid gehuldigd: • Er is pas sprake van overmacht, als de omstandigheid die als vreemde oorzaak ter bevrijding vd SA wordt ingeroepen, de nakoming van diens verbintenis – volgens sommigen 'volstrekt' en volgens anderen 'redelijkerwijze' – onmogelijk maakt en de SA geen fout heeft begaan bij het zich voordoen van deze gebeurtenis. - Hiermee wordt de schuldleer verworpen: • Volgens deze theorie is de niet-nakoming van een verbintenis aan overmacht te wijten wnnr de SA, om het beloofde resultaat te bereiken, alles heeft gedaan wat van een normaal zorgvuldig en bedachtzame SA van dezelfde beroepscategorie en geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden van plaats en tijd, gevergd kan worden. • In deze visie levert de SA het bewijs van overmacht door aan te tonen dat hij gn fout heeft begaan. - Cass.: De schuldleer wordt wel aanvaard op het stuk vh bewijs van overmacht doordat wordt aangenomen dat de SA het bewijs van overmacht op onrechtstreekse of negatieve wijze mag leveren door aan te tonen dat de niet-nakoming, de niet-tijdige nakoming of de niet-behoorlijke nakoming van zijn verbintenis niet aan zijn fout is te wijten. → Toepassingsvoorwaarden: - Volgens de traditioneel gehuldigde theorie vd ontoerekenbare onmogelijkheid dient aan 2 voorwaarden te zijn voldaan om van overmacht te kunnen spreken: • de als overmacht of vreemde oorzaak ingeroepen gebeurtenis moet de nakoming vd verbintenis voor de SA onmogelijk maken • de gebeurtenis of de omstandigheid die de nakoming vd verbintenis voor de SA onmogelijk maakt, mag niet te wijten zijn aan en evenmin gepaard gaan met een fout vd SA - De onmogelijkheid moet worden beoordeeld volgens het criterium vd normaal zorgvuldige en omzichtige contractant van dezelfde beroepscategorie en geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden. - De 2e voorwaarde wordt meestal uitgedrukt in de regel dat de als overmacht of vreemde oorzaak ingeroepen gebeurtenis onvoorzienbaar moet zijn geweest. - Het vereiste van ontoerekenbaarheid aan de SA houdt ten slotte in dat de SA nog niet in gebreke mag zijn gesteld om zijn verbintenis na te komen. (zie art. 1302 BW) → Bewijs: - De SA moet het bewijs van overmacht leveren. (art. 1315, lid 2 BW) - Overmacht is een rechtsfeit en bewijs mag dus met alle middelen van recht worden geleverd. - Hij kan de werkelijke oorzaak aantonen (positief bewijs) of aantonen dat hij of de personen voor wie hij instaat Alexander Tanguy 2010-2011 31 geen fout heeft begaan (negatief bewijs). → Gevolgen: - Bij bewijs van overmacht moet de SA de beloofde prestatie niet nakomen en is hij ook niet gehouden tot betaling van een plaatsvervangende SV (art. 1147-1148 BW). - Indien de vreemde oorzaak een blijvende hinderpaal vormt voor de nakoming vd verbintenis, gaat die verb teniet. - Indien de vreemde oorzaak enkel een tijdelijke hinderpaal vormt voor de nakoming vd verbintenis, wordt de uitvoering ervan opgeschort tijdens de duur vd als vreemde oorzaak geldende gebeurtenis, behoudens wnnr de overeenkomst waaruit die verbintenis voortvloeit, door die vertraging iedere betekenis of nut heeft verloren. - Bij een eenzijdige overeenkomst heeft de blijvende onmogelijkheid vd SA om zijn verbintenis na te komen tot gevolg dat de overeenkomst voor de toekomst teniet gaat. (SE draagt economisch verlies) • niet indien partijen overeenkwamen dat de SA het risico voor overmacht draagt • niet indien de SA nog voor de overmachtssituatie al in gebreke was gesteld (art. 1302, lid 1 BW) • niet een bijzonder wetsvoorschrift anders bepaalt - Bij een wederkerige, niet-eigendomsoverdragende overeenkomst wordt aanvaard dat wegens de onderlinge afhankelijkheid vd wederkerige verbintenissen in een dergelijke overeenkomst ook de wederpartij bevrijd is van haar verbintenis(sen) omdat deze haar bestaansreden verliest. De overeenkomst wordt voor de toekomst ontbonden. (= Risicoleer) • Vereist is wel dat de verbintenis die door overmacht niet kan worden nagekomen, een hoofdverbintenis is die onlosmakelijk verbonden is met de andere verbintenissen vd overeenkomst. • niet indien de SA nog voor de overmachtssituatie al in gebreke was gesteld (art. 1302, lid 1 BW) • niet indien partijen anders zijn overeengekomen - Bij een wederkerige overeenkomst die de eigendomsoverdracht van een welbepaalde zaak tot voorwerp heeft wordt de risicoleer niet toegepast, omdat in dat geval van bij de contractsluiting, door de enkele wilsovereenstemming vd partijen, het eigendomsrecht van die zaak op de wederpartij is overgegaan, ook al is die zaak op dat ogenblik nog niet geleverd. (art. 1138 BW) (SE draagt economisch verlies) • niet indien de SA nog voor de overmachtssituatie al in gebreke was gesteld (zie art. 1138, lid 2 en 1302 BW) • niet indien partijen anders zijn overeengekomen • niet een bijzonder wetsvoorschrift anders bepaalt b. Overmachtsbedingen → Verschijningsvormen, interpretatie en kwalificatie - Vele overmachtsbedingen bevatten ofwel een (meestal exemplatieve) opsomming vd gebeurtenissen en omstandigheden die door de partijen als overmacht in aanmerking worden genomen. • Aanbevolen om overeenkomstig art. 1164 BW te preciseren dat het om een niet-exhaustieve opsomming gaat. - Ofwel een verduidelijkende omschrijving vd gebeurtenissen en omstandigheden die door de partijen als overmacht worden beschouwd. - In een overmachtbeding kunnen de partijen overeenkomen dat de SA voor de gevolgen van overmacht dient in te staan. (= een contractuele aansprakelijkheidsuitbreiding) • Dergelijke clausule wijkt af vh gemene recht, dus moet restrictief worden uitgelegd. • Bij aanhoudende twijfel dient zo'n clausule overeenkomstig art. 1162 BW te worden uitgelegd ten voordele van degene die zich verbonden heeft, zijnde in dit geval de SA. → Geoorloofdheid - In het algemene contractenrecht • De gemeenrechtelijke overmachtregeling is niet van openbare orde of van dwingend recht sensu stricto. • Partijen kunnen dus bij ov de gemeenrechtelijke overmachtregeling uitbreiden, beperken of preciseren. • Overmachtbedingen die een aansprakelijkheidsbeperking inhouden, zijn in werkelijkheid exoneratieclausules, waarvan de geoorloofdheid moet worden beoordeeld met inachtneming vd regelen die gelden voor de geoorloofdheid van exoneratieclausules. - In overeenkomsten met consumenten • Art. 74, 12° Wet Consumentenbescherming: in de aan deze bepaling onderworpen overeenkomsten kan het recht vd consument om zich als SA op overmacht te beroepen niet contractueel worden beperkt of uitgesloten. 2. Aansprakelijkheid voor andermans daad - Zie vraag 41 3. Contractuele aansprakelijkheid voor zaken - Kan een contractuele SA aansprakelijk worden gesteld als hij voor de nakoming van zijn verbintenis gebruik Alexander Tanguy 2010-2011 32 maakt van gebrekkig materieel (=instrumenten die worden gebruikt) of gebrekkig materiaal (= zaken die worden verbruikt, zoals smeerolie in een garage)? - Geen algemene wettelijke regeling. Rechtsleer en rechtspraak geven verschillende oplossingen: • Meerderheid past de gemeenrechtelijke regeling inzake de contractuele aansprakelijkheid toe. • In zoverre het om gebrekkig materiaal gaat, wordt soms toepassing gemaakt vd regelen die de aansprakelijkheid vd verkoper beheersen voor de schade veroorzaakt door de verborgen gebreken vd verkochte zaak (art. 1641 ev BW). • Deel vd rechtsleer stelt dat er een risico-aansprakelijkheid (dus een aanspr zonder bewezen fout) rust op de contractuele SA die gebruik maakt van ondeugdelijke zaken. • Als aan de toepassingsvoorwaarden voldaan is, zou evt toepassing kunnen worden gemaakt vd bepalingen vd wet op de productenaansprakelijkheid. Alexander Tanguy 2010-2011 33 B. Contractuele regeling – Exoneratieclausules 1. Begripsomschrijving en onderscheid met aanverwante begrippen - Exoneratieclausule: kan worden omschreven als een contractueel beding waarbij een partij zich geheel of gedeeltelijk vrijstelt vd contractuele of de buitencontractuele aansprakelijkheid die op haar rust. - Bedingen die de inhoud vd opgenomen verbintenis bepalen: • Hierbij gaan de partijen ogv het beginsel vd wilsautonomie en de contractvrijheid de verbintenis(sen) die door 1 van hen of door beiden worden aangegaan, nader omschrijven in een beperkende zin. • Dit beding ziet op de primaire verbintenis vd SA, terwijl een exoneratiebeding betrekking heeft op het beperken of uitsluiten vd secundaire verbintenis tot schadeloosstelling die voortvloeit uit het niet of niet behoorlijk nakomen van die primaire verbintenis. • Bv. Exploitant van parkeergarage die bedingt dat hij zich enkel verbindt tot het verhuren van een standplaats en gn verbintenis als bewaarnemer aangaat. Als hij zou bedingen niet aansprakelijk te zijn voor beschadigingen aan het in bewaring gegeven voertuig dan is die clausule wss een exoneratieclausule. • 2 beperkingen: • De modulering vd opgenomen verbintenis mag niet leiden tot interne contradicties binnen de overeenkomst. • De modulering vd opgenomen verbintenis mag de door 1 vd partijen aangegane verbintenissen niet in zo'n verregaande mate beperken dat iedere betekenis aan het door de partijen beoogde contract wordt ontnomen. - Vrijwaringsbedingen: • Hierbij verbindt 1 vd partijen zich ertoe om in te staan voor de financiële gevolgen vd aansprakelijkheid die de wederpartij tov derden zou kunnen oplopen. • Bij een exoneratiebeding wordt de schadelast vd SA naar de SE verschoven, terwijl bij een vrijwaringsbeding niet wordt geraakt aan de aansprakelijkheid vd SA jegens de SE, maar het financiële risico ervan op een derde wordt afgewenteld. 2. Verschijningsvormen - Indeling naargelang de aard vd aansprakelijkheid • Onderscheid tss exoneratieclausules die de contractuele en die welke de buitencontractuele aanspr betreffen. - Indeling naargelang de omvang vd exoneratie • Volledige uitsluiting vd aansprakelijkheid of beperkte, enkel voor bepaalde schade,... - Indeling naargelang de oorzaak vd schade • Exoneratieclausules voor de eigen contractuele wanprestatie of voor fouten van aangestelden,.... 3. De aanvaarding van exoneratieclausules - De uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming vd partijen is vereist. (art. 1108 BW) - Overeenkomstig gemene recht wordt aangenomen dat de wederpartij zich akkoord heeft verklaard met het exoneratiebeding indien ze uiterlijk op het ogenblik vh sluiten vh contract heeft kennis genomen van dat beding of er redelijkerwijze kennis van heeft kunnen nemen en indien ze dat beding nadien uitdr of stilzw heeft aanvaard. - Dit onderstelt dat het beding zich op een opvallende plaats bevindt, dat het is geschreven of gedrukt in een duidelijk leesbaar lettertype en dat het is geformuleerd in begrijpelijke bewoordingen en in een taal die de wederpartij geacht mag worden te verstaan. - Het vereiste dat de kennisname of mogelijkheid tot kennisname aan de contractsluiting dient vooraf te gaan, brengt mee dat een exoneratiebeding dat na de contractsluiting voor het eerst opduikt in een factuur of een leveringsbon en de oorspronkelijke overeenkomst aanvult of wijzigt, voor de wederpartij maar verbindend is als deze van die wijziging of aanvulling kennis heeft genomen en er uitdrukkelijk of stilzwijgend mee heeft ingestemd. • + bij ov tss onderneming en consumenten: art. 4 Wet Consumentenbescherming • + bij ov tss handelaren: art. 25, lid 2 W.Kh. - Wnnr de wederpartij pas na het sluiten vh contract kennis heeft kunnen nemen vh exoneratiebeding wordt meestal aangenomen dat het beding gn deel uitmaakt vh contract, omdat het door de wederpartij niet werd aanvaard op het ogenblik vh sluiten vh contract. 4. De interpretatie van exoneratieclausules - Exoneratieclausules moeten restrictief worden uitgelegd. (want afstand van recht wordt niet vermoed) - Cass.: Als zo'n beding in algemene bewoordingen is geformuleerd, houdt het geen vrijstelling van aansprakelijkheid voor de zware fout in, behoudens wnnr die vrijstelling uitdrukkelijk is bedongen of noodzakelijkerwijze uit dat beding voortvloeit. - Rekening houden met de regel van art. 1162 BW. Deze leidt ertoe dat een exoneratiebeding in geval van twijfel Alexander Tanguy 2010-2011 34 moet worden uitgelegd ten nadele vd SA en ten voordele vd SE. - Bij ov tss onderneming en consument, voorkeur aan de voor de consument gunstige interpretatie (art. 40, §2, lid 1 Wet Consumentenbescherming) 5. De geoorloofdheid van exoneratieclausules - Zie vraag 43 Alexander Tanguy 2010-2011 35 Hfdstk V. De gevolgen van het contract – B. De gevolgen voor derden I. Het beginsel van de relatieve werking van overeenkomsten - Algemene regel dat overeenkomsten derden geen voor- of nadeel kunnen brengen. - Art. 1119 BW: In het algemeen kan niemand zich verbinden of iets bedingen in zijn eigen naam, dan voor zichzelf. - Art. 1165 BW: Overeenkomsten brengen alleen gevolgen teweeg tss de contracterende partijen; zij brengen aan derden geen nadeel toe en strekken hun slechts tot voordeel in het geval voorzien bij art. 1121 BW. - Met cass. 27 mei 1909 kwam het onderscheid tot stand tss de innerlijke uitwerkselen en het louter bestaan vh contract. - De innerlijke uitwerkselen: • Zijn de rechten en verbintenissen die uit het contract voortspruiten, ze binden uitsluitend de contracterende partijen. • Derden kunnen dus niet verplicht worden andermans contractuele verbintenissen na te komen. • Derden kunnen evenmin, behalve bij beding ten behoeve van een derde, de uitvoering van een contractuele verbintenis vorderen. - Het bestaan zelf vd overeenkomst: • Dit bestaan is een louter feit dat zich aan derden, in hun betrekkingen met de contractanten, opdringt met alle daaraan verbonden gevolgen, zowel de gunstige als de ongunstige. A. Partijen - De personen die zelf, in eigen naam, bij een rechtshandeling zijn tussengekomen. (partijen strictu sensu) - De personen die regelmatig vertegenwoordigd werden ogv een wettelijke (bv voogdij) of een contractuele (bv lastgeving) vertegenwoordiging. In dit geval zijn de vertegenwoordigden en niet de vertegenwoordigers verbonden. - De rechtverkrijgenden onder algemene titel (art. 1122 BW). • Gaat om de opvolgers mbt het hele vermogen of een evenredig deel ervan, zonder onderscheid tss actief en passief. (bv erfgenamen, algemene legatarissen) B. Derden - Alle andere personen zijn derden in de zin van art. 1165 BW. II. uitzonderingen op de regel dat het bestaan van een contract aan derden tegenwerpelijk is A. Veinzing of simulatie - Art. 1321 BW stelt dat tegenbrieven niet werken tov derdend. - Derden mogen dus kiezen of ze zich beroepen op de schijnhandeling of de werkelijke handeling. - Art. 1321 BW verleent derden dus in geval van simulatie het recht om het bestaan te miskennen vd werkelijke overeenkomst, en in dat geval kunnen de partijen derden niet dwingen het bestaan vd werkelijke overeenkomst als feit te erkennen. B. Bijzondere beschermingsmaatregelen ten behoeve van derden - Het beginsel vd erkenning vh louter bestaan vd overeenkomst vervalt volledig, wnnr de wet ten behoeve vd derde een bijzondere bescherming heeft ingevoerd. - Zo zullen bepaalde rechtshandelingen pas tegenwerpelijk zijn aan derden, nadat aan een publiciteitsvoorwaarde werd voldoen. (bv art. 1 Hypotheekwet: overschrijving in het hypotheekkantoor) C. De pauliaanse vordering - Zie vraag 46 III. Uitzonderingen op de regel dat de obligatoire gevolgen van het contract enkel tussen partijen gelden A. Uitzonderingen ten gunste van derden 1. Het beding ten behoeve van derden - Zie vraag 47 2. De rechtstreekse vordering Zie vraag 48 Alexander Tanguy 2010-2011 36 3. De zijdelingse vordering - Zie vraag 49 4. Algemeen verbindendverklaring van overeenkomsten - Begrip: In enkele sectoren maakt een wet het mogelijk dat de in bepaalde overeenkomsten gestipuleerde rechten en verplichtingen niet alleen de contracterende partijen verbinden, maar ook opgelegd worden aan bepaalde derden. - Bv Algemeen verbindendverklaring van een CAO (art. 28 CAO-wet) en Economische reglementeringen B. Uitzonderingen ten nadele van derden 1. Sterkmaking - Zie vraag 50 - Sterkmaking is eigenlijk geen uitzondering op de regel dat de obligatoire gevolgen van een contract slechts tussen partijen gelden. 2. Derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk - Zie vraag 51 3. Andere uitzonderingen - De Algemeen verbindendverklaring van bepaalde overeenkomsten: CAO's en economische reglementeringen - Huurovereenkomsten met vaste datum: artt. 1328 en 1743 BW Alexander Tanguy 2010-2011 37 Hfdstk VI. Het tenietgaan van de overeenkomst A. De wijzen van tenietgaan 1. De beëindiging door onderling akkoord - Het gaat eigenlijk om een nieuwe overeenkomst, waarbij de partijen zich akkoord verklaren om het bestaande contract ongedaan te maken. (art. 1134, lid 2 BW) 2. De opzegging - De opzegging van een overeenkomst is een eenzijdige rechtshandeling waarbij de ene partij aan de andere haar wil te kennen geeft om aan de overeenkomst een einde te maken. - Enkel mogelijk in 2 categorieën van gevallen: • Wnnr er een uitdrukkelijke wetsbepaling bestaat (bv. Art. 2004 BW inzake lastgeving) • Wnnr het gaat om contracten zonder tijdsbepaling (dit stoelt op het beginsel vd individuele vrijheid) - De opzegging mag niet ontijdig of te kwader trouw geschieden. 3. De ontbinding - De ontbinding is de wijze van tenietgaan die zich voordoet inzake wederkerige contracten bij foutieve wanuitvoering van 1 der partijen. (bv stilzwijgend ontbindend beding van art. 1184 BW) 4. De herroeping - De herroeping is een wijze van tenietgaan die eigen is aan de contracten ten kosteloze titel. - Er is herroeping wnnr een partij het kosteloos voordeel verlies dat uit een contract voortvloeit. - Bv bij schenkingen: artt. 953, 955, 1096 BW 5. De rescisie of vernietiging - Hieronder verstaat men het tenietgaan vd overeenkomst wegens de niet-naleving vd economische verhoudingen. - Bv bij benadeling - Verschil met nietigheid is dat bij vernietiging het contract kan blijven bestaan, indien die uit de economische wanverhouding voordeel haalde een aanpassing vd contractvoorwaarden voorstelt. 6. De theorie van het risico - Zie vraag 53 7. De nietigheid - Zie vraag 52 B. De gevolgen van het tenietgaan - Met terugwerkende kracht (ex tunc): het contract verdwijnt ook voor het verleden (o.a. art. 1183 BW). - Werken principieel ex tunc: • de nietigheid en de vernietiging • de herroeping (andere dan wegens ondankbaarheid) • de ontbinding - Zonder terugwerkende kracht (ex nunc): het contract verdwijnt alleen voor de toekomst en blijft van kracht voor hetgeen uitgevoerd werd voor het tenietgaan. - Werken principieel ex nunc: • de beëindiging bij onderling akkoord • de opzegging • de herroeping wegens ondankbaarheid • de theorie van het risico 1. De gevolgen van de nietigheid en de vernietiging a) Beginsel - Het contract wordt geacht nooit bestaan te hebben. - De partijen dienen integraal te worden hersteld in hun vroegere toestand. - De terugwerkende kracht vh tenietgaan doet voor de partijen vanaf het ogenblik vd nietigverklaring of de vernietiging nieuwe verbintenissen ontstaan. Alexander Tanguy 2010-2011 38 • Partijen zullen wederkerig tot teruggave moeten overgaan, hetzij in natura, hetzij bij equivalent, naargelang de herstelling in natura al dan niet mogelijk is. - Bij de beoordeling vd herstelling bij equivalent zijn de beginselen vd onrechtmatige verrijking van toepassing: • Men zal rekening moeten houden enerzijds met de verarming vd persoon die de door hem verrichte prestatie wegens de omstandigheden vd zaak niet kan terugkrijgen en het voordeel dat de wederpartij eruit haalde. - Niets belet dat de partij ten gunste van wie een contract ontbonden werd, evt tot de betaling van SV zou veroordeeld worden. - De regels vh gemene recht zijn van toepassing op de uit het tenietgaan voortvloeiende verbintenissen: • Zo zal degene die tot teruggave gehouden is, ogv art. 1302 BW bevrijd zij, indien de zaak bij overmacht of toeval tenietging. Zijn wederpartij zal evenmin de prijs moeten terugbetalen met toepassing vd theorie vh risico. • Bij wanuitvoering van 1 vd partijen, zal de wederpartij evt de exceptio non adimpleti contractus kunnen inroepen. b) Uitzonderingen - Op de strenge regel vd terugwerkende kracht en vd wederzijdse teruggave bestaan een reeks temperingen. - Het putatieve huwelijk (art. 201 BW) - Wnnr een contract op vraag van een onbekwame vernietigd wordt, kan van hem gn teruggave gevorderd worden, tenzij bewezen is dat het betaalde tot zijn voordeel gestrekt heeft. (art 1312 BW) - “In pari causa turpitudinis...”: Indien de nietigheid het gevolg is van een miskenning van een regel van openbare orde of vd goede zeden, zal de rechter vrij oordelen of het in casu geboden is de teruggave te bevelen. - De wederkerige prestaties in het raam van opeenvolgende of voortdurende contracten kunnen vaak geen aanleiding geven tot teruggave. (bv huurovereenkomst) • Cass.: de rechter kan beslissen dat de ontbinding pas gevolgen heeft vanaf de datum van zijn uitspraak (normaal vanaf de datum vh instellen vd vordering), als hij vaststelt dat de prestaties die in uitvoering v deze overeenkomst werden verricht na het instellen vd vord tot ontbinding, niet voor teruggave vatbaar zijn. - Het recht vd verkrijger verdwijnt noodzakelijk samen met het recht vd verkoper, hieruit volgt dat de aan derden toegekende rechten tenietgaan. Maar: • Indien bij onroerende goederen aan de publiciteit vd Hypotheekwet niet voldaan werd, zal een gebeurlijke nietigverklaring aan de derde niet tegenwerpelijk zijn. • Inzake lichamelijke roerende goederen zal de derde praktisch altijd een beroep kunnen doen op de bescherming van art. 2279 BW. - Conversie van nietige rechtshandelingen: Dit is het omzetten van een door de partijen gewilde, maar nietige rechtshandeling, in een andere geldige rechtshandeling die het doel dat de partijen bij het aangaan vd nietige rechtshandeling beoogde, zij het gedeeltelijk, toch zo goed mogelijk verwezenlijkt. Alexander Tanguy 2010-2011 39 2. De gevolgen van de ontbinding - Zoals de nietigheid, heeft de ontbinding principieel tot gevolg, dat de zaken moeten worden hersteld in de toestand alsof er nooit een contract totstandgekomen was. a) De uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde (art. 1183 BW) - Is die welke de partijen wetens en willens bedingen en waaraan zij vrijwillig het tenietgaan vh contract onderwerpen, ongeacht elk probleem van uitvoering of wanuitvoering. - Bv de verkoop met beding van wederinkoop - Beperkte nietigheid ex tunc: men beperkt nl de retroactiviteit tot de verrichtingen die de rechten vd voorwaardelijke SE op onherroepelijke wijze zouden aantasten. - Dus volgende temperingen op het beginsel vd terugwerkende kracht: • De vruchten blijven de eigendom van degene wiens recht ontbonden wordt. • In het raam van opeenvolgende contracten is men van oordeel dat de wederkerige prestaties tegen elkaar opwegen en derhalve geen aanleiding geven tot restitutie. • Tegenover derden blijven de normale daden van beheer behouden. (zie art. 1673 BW) • Tov het risico past men bij wijze van analogie art. 1182 BW toe (Res perit debitori) b) Het stilzwijgend ontbindend beding (art. 1184 BW) - Is het beding dat in alle wederkerige contracten automatisch verondersteld wordt voor het geval 1 van beide partijen haar verbintenis niet nakomt. - Art. 1184 BW vormt een sanctie voor de foutieve contractbreuk. Dus dezelfde gevolgen als in het geval vd nietigheid ex tunc. Alexander Tanguy 2010-2011 40 Hfdstk VII. Enige specifieke regels betreffende wederkerige overeenkomsten A. De regels betreffende de eigendomsoverdracht van een bepaalde zaak 1. Principes - Krachtens art. 1138 BW worden 2 fasen tot 1 enkele fase samengetrokken en beschouwt men dat het ontstaan vd verbintenis tot overdracht vh eigendomsrecht en de feitelijke overdracht op hetzelfde ogenblik gebeuren, nl op het tijdstip vd wilsovereenstemming tss de contracterende partijen. (bv art. 1583 BW bij koop) - Het belang van art. 1138 BW is dat de eigendomsoverdracht wordt gekoppeld aan de overdracht vh risico wegens het door toeval tenietgaan vd zaak die het voorwerp uitmaakt vd overeenkomst. - De koper is eigenaar geworden vanaf de wilsovereenstemming en in onze maatschappij draagt de eigenaar het financiële risico vh door toeval tenietgaan van zijn zaak. 2. Het toepassingsgebied van art. 1138 BW - Het staat vast dat het beginsel van art. 1138 BW van toepassing is op alle contracten waarbij het eigendomsrecht op een bepaalde zaak wordt overgedragen zoals bij een koop (art. 1583 BW) en bij een schenking (art. 938 BW). - De regel van art. 1138 BW geldt alleen in de rechtsverhoudingen tss de partijen. Om de overdracht vh eigendomsrecht aan derden tegenwerpelijk te maken, moeten soms bepaalde vormvereisten (publiciteitsvoorwaarden) in acht worden genomen. 3. Uitzonderingen op art. 1138 BW Eigendomsoverdracht van een soortzaak heeft pas plaats op het ogenblik vd individualisering of de specificatie. Eigendomsoverdracht van een toekomstige zaak wordt verdaagd tot op het ogenblik vh ontstaan vd zaak. Overeenkomsten die alternatieve verbintenissen tot voorwerp hebben (zie art. 1192 BW) Overeenkomsten met een verbintenis tot eigendomsoverdracht onder een opschortende voorwaarde: het risico blijft voor rekening vd SA tot aan het in vervulling gaan vd voorwaarde (art. 1182, lid 1 BW) - Andersluidende overeenkomsten van partijen: art. 1138 BW is van aanvullend recht zodat de partijen er in hun overeenkomst van mogen afwijken. - B. Specifieke regels betreffende de sancties bij niet-nakoming van verbintenissen uit wederkerige overeenkomsten 1. De exceptio non adimpleti contractus of de excepie van niet-uitvoering - Zie vraag 54 2. De gerechtelijke ontbinding a) Het stilzwijgend ontbindend beding - Zie vraag 55 a b) Het uitdrukkelijk ontbindend beding - Zie vraag 55 b Alexander Tanguy 2010-2011 41 Titel IV. De feiten - Naast de juridische en de materiële daden, kunnen ook loutere feiten een bron van verbintenissen uitmaken. - Feiten zijn de gebeurtenissen die tot stand komen buiten toedoen van degene die de verbintenis oploopt. - De verbintenissen vd SA vloeien dus voort uit een louter feit. Hfdstk I. De onverschuldigde betaling - Zie vraag 56 Hfdstk II. De vermogensverschuiving zonder oorzaak - Zie vraag 57 Hfdstk III. De zaakwaarneming - Zie vraag 58 Alexander Tanguy 2010-2011 42 Deel IV. De gevolgen van verbintenissen Hfdstk I. Inleiding - Een verbintenis heeft normaal slechts 1 gevolg: zij verleent aan de SE het recht om de uitvoering te eisen. - Als de SA weigert zijn verbintenissen vrijwillig uit te voeren, is de SE verplicht zijn toevlucht te nemen tot de gedwongen uitvoering. Hfdstk II. De gedwongen uitvoering van verbintenissen 1. De gedwongen uitvoering in natura / bij equivalent - Zie vraag 59 2. Het schadebeding - Zie vraag 60 3. Bijzondere rechtsregels betreffende verbintenissen tot betaling van een geldsom A. Het toepassingsgebied vd artikelen 1153, 1154 en 1155 BW - In verband met verbintenissen tot betaling van een geldsom bestaan er een aantal specifieke regels. Zo heb je art. 1153 BW (moratoire interest) enerzijds, en de artt. 1154 en 1155 BW anderzijds. Deze laatste twee artikels betreffen de regeling van het anatocisme. - Deze drie artikelen zijn uitsluitend van toepassing op verbintenissen die vanaf hun oorsprong bestonden in de betaling van een geldsom. - Het enige dat bij de niet-nakoming van deze verbintenissen verschuldigd kan zijn, is moratoire schadevergoeding, dwz een vergoeding wegens vertraging in de nakoming vd verbintenis. - Deze artikel zijn dus ook niet van toepassing op verbintenissen die ontstaan uit een onrechtmatige daad. Want de vergoeding die door de rechter wordt toegekend om de benadeelde te herstellen in zijn oorspronkelijke toestand is van compensatoire aard. B. Draagwijdte van art. 1153 BW - Dit mechanisme is, anders dan bij een schadebeding, niet gebaseerd op de wil vd partijen, maar op die vd wetgever. - In art. 1153, lid 1-2 BW gaat de wetgever ervan uit dat de schade bestaat zodra de SA in gebreke is de door hem verschuldigde geldsom te betalen. - Voor de eisbaarheid vd SV is echter vereist dat: • de vertraging in de betaling te wijten is aan de fout vd SA • De SA, in principe, in gebreke moet zijn gesteld / soms is dit reeds het geval v rechtswege - Op de forfaitaire raming vd moratoire SV bestaan 3 uitzonderingen: • De wetgever kan zelf in bepaalde gevallen de schade op een andere wijze begroten. • Art. 1153, lid 4 BW • Het contractueel beding v partijen waarin zij een andere rentevoet dan de wettelijke rentevoet bepalen. C. Draagwijdte van art. 1154-1155 BW – de regeling van het anatocisme - Zie vraag 61 4. Enkele bijzondere regelen betreffende de schadeloosstelling bij niet-nakoming van contractuele verbintenisssen A. De problematiek van de muntontwaarding - Zie vraag 63 B. De verschillende soorten interesten - Zie vraag 64 Alexander Tanguy 2010-2011 43 Hfdstk III.. De voorwaarden voor de gedwongen uitvoering - Om tot de gedwongen uitvoering van een verbintenis te kunnen overgaan moet aan 2 voorwaarden zijn voldaan: • de SA moet in gebreke zijn gesteld (zie vraag 64) • de SE moet over een uitvoerbare titel beschikken (zie vraag 65) Alexander Tanguy 2010-2011 44 Deel V. De overdracht van verbintenissen - Zie vraag 66 Deel VI. Het tenietgaan van verbintenissen Titel I. Algemeen overzicht - Op het vlak vh tenietgaan van verbintenissen is het van belang een onderscheid te maken tss enerzijds het tenietgaan vd verbintenis en anderzijds het tenietgaan vd overeenkomst als bron van verbintenissen. - Er is wel een zekere wisselwerking tss het tenietgaan van een overeenkomst en het tenietgaan vd daaruit voortvloeiende verbintenissen. - Het lot van een verbintenis kan een weerslag hebben op het voortbestaan van een overeenkomst en omgekeerd. - Zo kan een overeenkomst tenietgaan bij wijze van gevolg, als de daaruit voortvloeiende verbintenissen om specifieke redenen uitdoven. - De theorie vh risico is een voorbeeld vd mogelijke weerslag vh tenietgaan van een overeenkomst op het voortbestaan van een verbintenis. • Als bv bij een huurov het gehuurde pand door toeval volledig wordt vernield, gaat de huurovereenkomst teniet. Als gevolg daarvan gaat ook de verbintenis vd huurder tot betaling vd huurprijs teniet, hoewel de uitvoering daarvan theoretisch nog mogelijk blijft. - In het BW wordt er geen duidelijk onderscheid gemaakt tss het tenietgaan van een overeenkomst en het tenietgaan vd daaruit voortvloeiende verbintenissen. (zie art. 1234 BW) - Hierna worden de gronden van tenietgaan v verbintenissen besproken (behalve: 'verlies vd zaak' zie hfdstk overmachtsleer / en de verjaring) Titel II. De gewone uitdoving - In nrmle omstandigheden wordt de verbintenis uitgedoofd door de betaling (= uitkering in geldsom / overhandigen van een zaak / uitvoering van een bedongen prestatie). Hfdstk I. De eenvoudige betaling 1. Nopens de persoon vd solvens of betaler – Wie kan betalen? A. Beginsel - De schuldenaar - Art. 1236 BW: Een derde die daarbij geen belang heeft • indien die derde in naam en voor rekening vd SA handelt • of indien hij handelend in eigen naam niet in de recht vd SE gesteld wordt (De SE kan niet verplicht worden tot subrogatie) B. Uitzondering - Art. 1237 BW - De verzetsmogelijkheid vd SE betreft ook verbintenissen om iets te geven, en niet enkel bij intuitu personae verbintenissen, om het even welk belang kan in aanmerking komen. C. Bekwaamheid vd betaler - Opdat een betaling rechtsgeldig zou zijn, moet de solvens de nodige bekwaamheid hebben. - Art. 1238 BW 2. Nopens de persoon vd accipiens of de ontvanger – Aan wie kan men bevrijdend betalen? A. Beginsel - Art. 1239 BW - De SA mag vd lasthebber eisen dat die hem het bewijs levert dat hij over die bevoegdheid beschikt. - Sommige personen hebben uit hoofde va hun ambt een stilzwijgende macht om betalingen voor rekening van anderen te ontvangen (bv gerechtsdeurwaarder bij gedwongen tenuitvoerlegging van een vonnis) - Sanctie: • Een betaling die niet werd gedaan aan de SE of aan een persoon die de macht had om in naam vd SE een betaling te ontvangen, zal de SA niet bevrijden. De SE kan de SA dan dwingen tot een 2e betaling. Alexander Tanguy 2010-2011 45 • De SA beschikt dan wel over een recht tot terugvordering vh onverschuldigd betaalde. • Uitz: als de SA zich te goeder trouw vergist over de omvang vh door de SE aan de lasthebber gegeven mandaat en de SE door zijn handelwijze deze vergissing heeft veroorzaakt (theorie vh schijnmandaat) • Uitz: de SA die herhaalde betalingen doet aan eenzelfde lasthebber, heeft niet de verplichting om telkens na te gaan of het mandaat intussen niet werd ingetrokken door de SE. B. Uitzonderingen op het beginsel - Gevallen waarin een betaling rechtsgeldig is, hoewel ze niet verricht werd aan een daartoe gemachtigde persoon: • Art. 1239, lid 2 BW: bekrachtiging door of voordeel voor SE • Art. 1240 BW: De betaling gedaan te goeder trouw aan iemand die schijnbaar in het bezit is vd schuldvordering - Gevallen waarin de betaling aan de SE niet bevrijdend is • Art. 1241 BW • Een SA kan zich niet rechtsgeldig in handen vd SE bevrijden, wnnr in zijn handen beslag onder derden is gelegd of verzet is aangetekend. Betaalt hij toch, dan zal hij opnieuw moeten betalen, onverminderd zijn verhaal tegenover zijn SE. • Er kan tegen de betaling verzet aangetekend worden in geval van ongewilde buitenbezitstelling van titels aan toonder. 3. Nopens het voorwerp van de betaling – Wat moet men betalen? A. Beginsel - De SA is gehouden te betalen datgene wat hij verschuldigd is en meot de betaling daarenboven ineens verrichten. B. Omvang van de betaling 1) Betaling van een bepaalde zaak (species) - Art. 1245 BW - Deze regel is een toepassing van art. 1138 BW en vh principe “Res perit domino”. 2) Betaling van een soortzaak (genus) - Art. 1246 BW 3) Betaling van geldsommen - Zie p. 51 voor wat er gebeurt bij muntontwaarding en hoe men zich tegen devaluatie kan beveiligen. - In principe staat het de partijen vrij overeen te komen in welke munt de schuld moet worden betaald, kan dus ook een vreemde munt zijn. - In openbare en administratieve akten, zoals een notariële akte, moeten de verschuldigde bedragen echter worden uitgedrukt in euro of in een munteenheid van een lidstaat vd OESO. 4) Inbetalinggeving (dation en paiement) - Art. 1243 BW: De SE kan niet genoodzaakt worden een andere zaak aan te nemen dan die welke hem verschuldigd is, al heeft ook de aangeboden zaak een gelijke of zelfs een grotere waarde. - Inbetalinggeving: De SE heeft echter het recht vrijwillig te aanvaarden dat men hem iets anders overhandigt. a. Kenmerken - De zaak die de SA aanbiedt, moet werkelijk in betaling worden gegeven. De overhandigen ervan moet dus de bevrijding vd SA meebrengen. - Het moet gaan om een andere zaak dan die welke oorspronkelijk verschuldigd was. - De SE moet aanvaarden dat de door hem in ontvangst genomen zaak de bevrijding vd SA teweegbrengt. b. Juridische grondslag - Aanvankelijk was men van oordeel dat de inbetalinggeving niets anders was dan een schuldvernieuwing door verandering vh voorwerp vd verbintenis. Nrml zou dit tot gevolg hebben dat voortaan de regels moeten toegepast worden die aan de nieuwe verbintenis eigen zijn. - Voor velen is de inbetalinggeving echter een gewone overeenkomst over de manier van betalen, die aan de oorspronkelijke overeenkomst wordt toegevoegd. De SE behoudt al zijn rechten, indien de inbetalinggeving hem niet de verwachtte voldoening schenkt. C. Ondeelbaarheid van de betaling - Art. 1244 BW: De SA kan de SE niet verplichten betaling te ontvangen van een gedeelte van een schuld, ook al Alexander Tanguy 2010-2011 46 is die schuld deelbaar. - Uitzonderingen: • Art. 1244, lid 2 BW: de rechter kan een genadetermijn verlenen • De partijen kunnen uitdrukkelijk een betaling bij schijven bedingen • Behoudens strijdig beding, wordt de schuld in geval van een pluraliteit van schuldenaars verdeeld • Wnnr verschillende personen zich borg hebben gesteld voor dezelfde SA en voor dezelfde schuld, kan ieder van hen, behoudens strijdig beding, zich beroepen op het voorrecht van schuldsplitsing (art. 2026 BW) • Bij schuldvergelijking is het mogelijk dat de schuldvordering tot beloop van een bepaald bedrag uitgedoofd wordt, zodat er slechts een saldo te vereffenen valt (art. 1290 BW) 4. Nopens de betalingsmodaliteiten A. Plaats, tijdstip, wijze en kosten van betaling 1) Plaats - Art. 1247 BW - De betaling moet gedaan op de plaats die door de overeenkomst is aangewezen. - Indien de overeenkomst niets bepaalt, maakt men een onderscheid naargelang het voorwerp vd verbintenis een bepaalde zaak (species) of een soortzaak (genus) betreft. • Bij een bepaalde zaak geschiedt de betaling op de plaats waar de zaak die het het voorwerp ervan is, zich bevond ten tijde vh aangaan vd verbintenis. • Bij een soortzaak wordt de betaling gedaan in de woonplaats vd SA. De schuld is dus in de regel haalbaar en niet draagbaar.” 2) Tijdstip - De betaling moet in de regel gedaan worden wnnr de schuldvordering eisbaar wordt. Het tijdstip vd eisbaarheid wordt bepaald door de overeenkomst, de wet of de gebruiken. Indien hier niets over bepaald is, zal de rechter, in geval van betwisting beslissen (zie art. 1900-1901 BW) Bij gedwongen uitvoering moet de SA echter vooraf aangemaand worden. 3) Betaalmiddelen en kosten - Strikt genomen kan een SE, behoudens andersluidende ov of gebruiken, niet verplicht worden bv een cheque te aanvaarden (want art. 1243 BW) - Cass.: Wnnr de SE een waardepapier in ontvangst neemt, zal die aanvaarding geen inbetalinggeving uitmaken en op zichzelf geen bevrijdende werking hebben. De aanvaarding van waardepapier geschiedt steeds onder voorbehoud van goede afloop. - De betaling zal geacht worden verwezenlijkt te zijn op het ogenblik waarop de gelden ter beschikking gesteld worden vd SE. - Art. 1248 BW: De kosten van betaling komen ten laste vd SA. B. Toerekening van de betalingen - De vraag vd toerekening rijst wnnr de SA tot verschillende betalingen is gehouden. - Dit kan het geval zijn wnnr de SA verschillende schulden heeft tegenover dezelfde SE of wnnr een schuld interest opbrengt. 1) Het bestaan van een pluraliteit van schulden - De toerekening vd betaling geschiedt hetzij op initiatief vd SA, hetzij op initiatief vd SE. a. Toerekening door de schuldenaar - Art. 1253 BW: “De SA van verscheidene schulden heeft het recht om, wnnr hij betaalt, te verklaren welke schuld hij wil voldoen.” - Lang werd aangenomen dat bij 2 ongelijke schulden, de SA een bedrag betaalt dat overeenstemt met de mindere schuld, hij deze betaling niet mag toerekenen op de grotere schuld, omdat de SE niet gedwongen kan worden een gedeeltelijke betaling te aanvaarden. - Cass. heeft echter beslist dat: Het door art. 1243 BW aan de SA van verschillende schulden toegekende recht om, als hij betaalt, te verklaren welke schuld hij wil voldoen, behalve in geval van misbruik van dat recht, wordt alleen beperkt door het in andere wetsbepalingen aan de SE toegekende recht om zich te verzetten tegen de door de SA gedane toerekening. Alexander Tanguy 2010-2011 47 b. Toerekening door de schuldeiser - Art. 1255 BW c. Toerekening volgens de wettelijke voorschriften - Bij ontstentenis van enige wilsuiting vd partijen, zal de toerekening plaatsgrijpen volgens de wettelijke voorschriften van art. 1256 BW: • De vervallen schulden moeten aangezuiverd worden vóór de niet-vervallen schulden. • Indien alle schulden vervallen zijn, moet eerst de meest bezwarende schuld afgelost worden. • Indien alle schulden vervallen en even bezwarend zijn moet eerst de oudste schuld aangezuiverd worden. • Indien alle schulden ook op dit gebied gelijk zijn, gebeurt de toerekening op alle schulden naar evenredigheid. 2) Het bestaan van een interest opbrengende schuld - Art. 1254 BW Hfdstk II. De betaling met indeplaatsstelling of subrogatie - Zie vraag 69 Titel III. De onrechtstreekse uitdovingsgronden Hfdstk I. De schuldvernieuwing of novatie - Zie vraag 71 Hfdstk II. De schuldvergelijking of compensatie - Zie vraag 72 Hfdstk III. De schuldvermenging - Zie vraag 73 Titel IV. De uitzonderlijke uitdovingsgronden Hfdstk. I. De kwijtschelding van schuld - Zie vraag 74 Hfdstk II. De toevallige onmogelijkheid tot uitvoering - Werd reeds behandeld bij de bespreking vd overmachtsleer, de theorie vh risico, en de gevolgen vd ingebrekestelling. Alexander Tanguy 2010-2011 48