Belastingreglement op tweede verblijven (1.713.192) Gelet op het groot aantal tweede verblijven op het grondgebied van de gemeente; Gelet op de lasten hieruit voortspruitend voor de gemeente; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Gelet op de begrotingsnoodwendigheden; Gelet op de bepalingen van het Gemeentedecreet; Gelet op het decreet 30-05-2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28-05-2010 en 17-02-2012; BESLUIT: Art. 1: Art. 2: Art. 3: Art. 4: Art. 5: Art. 6: Met ingang van 01-01-2013 en voor een termijn eindigend op 31-12-2018 wordt een directe jaarlijkse belasting gevestigd op de tweede verblijven gelegen op het grondgebied van de gemeente, ongeacht het feit of ze al dan niet in de kadastrale legger zijn ingeschreven. Onder tweede verblijf moet worden verstaan elke andere private woongelegenheid dan die welke voor het hoofdverblijf is aangewend, waarvan de gebruikers niet voor hun hoofdverblijf zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters, en waarvoor zij op elk ogenblik hetzij als eigenaar, hetzij als huurder, hetzij als houder van een gebruiksvergunning, kunnen beschikken al dan niet tegen betaling, dit ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuizen, optrekjes en alle andere woongelegenheden hierin begrepen de met chalets gelijkgestelde caravans. Worden niet beschouwd als tweede verblijf: a) Het lokaal waarin een niet in de gemeente gedomicilieerd persoon een beroepsactiviteit uitoefent en tenten, verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens, de leegstaande woongelegenheden waarvan het bewijs voorgelegd wordt dat zij in de loop van het aan het belastingjaar voorafgaand kalenderjaar, niet als tweede verblijf werden aangewend. b) Indien eenzelfde toestand voor eenzelfde periode van het belastingjaar binnen het toepassingsgebied valt van het belastingreglement op de kampeerterreinen en van het belastingreglement op de tweede verblijven is enkel het belastingreglement op de kampeerterreinen van toepassing. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 500,00 EUR per jaar en per tweede verblijf. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het tweede verblijf op 1 januari van het belastingjaar, ongeacht de duur van de eventuele verhuring en ongeacht het feit of de eigenaar al dan niet in de bevolkingsregisters is ingeschreven. De belastbare elementen worden geteld door het gemeentebestuur. Het ontvangt van de betrokkenen een getekende verklaring volgens het model en binnen de termijn vastgesteld door het bestuur. De betrokkenen die geen formulier zouden ontvangen hebben, zijn niettemin verplicht spontaan aan het gemeentebestuur de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting, en dit ten laatste één maand na de aanwending als tweede verblijf, de eigendomsverwerving of de ingebruikneming. Deze aangifte blijft geldig tot de opzegging per aangetekende post wordt betekend aan het gemeentebestuur. Bij ontbreken van de aangifte binnen de gestelde termijn, of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen. Art. 7: De belastingplichtigen ontvangen kosteloos, na de uitvoerbaarverklaring van het kohier, aanslagbiljetten die alle gegevens bevatten zoals vermeld in het kohier vergezeld van een beknopte samenvatting van het reglement krachtens welke de belasting is verschuldigd. Art. 8: De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30-05-2008 betreffende de vestiging en invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Art. 9: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 10: De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na datum van verzending van het aanslagbiljet. Art. 11: De belastingplichtige kan inzake de belasting en de eventueel opgelegde verhoging, alsmede inzake de wettigheid en de regelmatigheid van het aanslagbiljet bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Art. 12: Indien het voorafgaandelijk onderzoek de commodo et incommodo dat aangaande dit besluit werd ingesteld geen bezwaren oplevert of wanneer de desbetreffende bezwaren door de gemeenteraad worden verworpen, zal bovenvermeld besluit als definitief worden beschouwd en aan de toezichthoudende overheid worden overgemaakt.