30 OPINIE Patiënt Verpleegkundige centraal Veel ziekenhuizen stellen ‘de patiënt centraal’. Maar wat mérken patiënten daarvan? Mark de Jong werd zelf patiënt en beschrijft hier zijn ervaringen. Om weer eens stil staan bij wat we doen en hoe we overkomen. tekst: Mark de Jong, trainer/adviseur in de gezondheidszorg, verpleegkundige I Praat mee! Verpleegkundige en trainer Mark de Jong gooit met deze bijdrage de knuppel in het hoenderhok. Herken jij jezelf of collega’s in wat hij beschrijft? Ben je het met hem eens, of juist niet? Geef je mening op Nursing. nl > Connect. Op basis van de reacties diepen we dit onderwerp verder uit. Want wat betekent dat eigenlijk: de patiënt centraal? nursing | januari 2015 n april 2014 werd bij mij slokdarmkanker vastgesteld en ik belandde in de medische molen van een Amsterdams ziekenhuis. Naast alle narigheid bood mij dit als verpleegkundige een kans om ook eens patiënt te zijn. En het heeft me verbaasd hoe er met mij - en dus ook met andere patiënten - werd omgesprongen. Ik belandde in een efficiënt zorgpad zoals dat binnen dit ziekenhuis voor mijn type kanker was opgesteld: als patiënt weet je snel wat je qua diagnostiek en behandeling kunt verwachten. Mijn behandeling zou bestaan uit vijf weken ‘chemoradiatie’ (gelijktijdige chemo- en radiotherapie) en zes tot tien weken later een operatie om de tumor te verwijderen. De wekelijkse chemokuren vielen me zwaar, maar ik bewaar prettige herinneringen aan de Dagbehandeling Oncologie, waar ik als patiënt op een weldadige manier centraal stond. Mijn eerstverantwoordelijke verpleegkundige loodste mij formidabel door deze weken heen. Haar uitleg en oprechte belangstelling waren geweldig en ze kwam af en toe even bij me zitten, hoe druk ze het ook had. Ook over de afdeling Radiotherapie ben ik tevreden: zonder uitzondering namen de medewerkers daar de tijd voor mij en al mijn vragen. Veel vragen Ik was een onzekere patiënt, ook omdat ik als verpleegkundige ‘veel’ weet. Ik vroeg veel en had een onbedwingbare behoefte om mee te denken, vragen te stellen en dingen te checken. Klopt die dosering wel? Hoe weet ik dat dat bestralingsapparaat echt bestraalt? Wil je dat bodempje chemo alsjeblieft ook laten inlopen voordat je gaat spoelen? Staat mijn naam wel op dat etiket? Waarom controleer je die chemokuur niet met mij aan bed? Enzovoort. Op de Dagbehandeling en Radiotherapie werden zulke vragen geduldig beantwoord, op de verpleegafdeling waar ik rond mijn operatie lag niet altijd. Nooit heb ik ‘Zo’n zucht is traumatisch; wie wil in deze positie ‘lastig’ gevonden worden?’ OPINIE daar het gevoel gehad gezien te worden als een patiënt die net een ingrijpende operatie heeft ondergaan met een enorme impact op zijn verdere leven. En sowieso met een onzekere toekomst. Niemand heeft daar ooit iets over gezegd, wat ik echt verbijsterend vind. Af en toe werd me wel gevraagd hoe het met me ging, maar als die verpleegkundige dan op haar hurken mijn katheterzak en thoraxdrain zat te controleren, af en toe ‘hm’ en ‘ja’ mompelend, vroeg ik me af of ze wel naar mijn antwoord luisterde. Informatie die ik kreeg kon wisselen per verpleegkundige, werd soms door de arts volledig tegengesproken en verried nogal eens een pijnlijk gebrek aan kennis over mijn ziekte of operatie. Van een eerstverantwoordelijke verpleegkundige was alleen sprake in de welkomstbrief die ik vooraf kreeg thuisgestuurd. Op de afdeling zelf had ik geen idee wie dat was en had ik vrijwel iedere dag iemand anders. Angst Volgens mij horen wij verpleegkundigen te weten wat er achter vragend en controlerend gedrag kan zitten. Ik heb zelden het gevoel gehad dat dat hier het geval was. Op deze afdeling werd vaak, een enkeling uitgezonderd, met vermoeid rollende ogen en een zucht op mijn gedrag gereageerd. En vooral zo’n zucht is traumatisch, want wie wil in deze kwetsbare, afhankelijke positie ‘lastig’ gevonden worden? Ik werd hier onzeker van. Nu ben ik redelijk ‘mondig’, weet ik mijn onzekerheid te benoemen, mijn vragen wel te stellen en bij haast toch dóór te vragen. Maar dat zal voor veel patiënten anders zijn. Routine Terugkijkend denk ik dat mijn gedrag een inbreuk was op de werkzaamheden van de verpleegkundigen. Niet ik stond centraal, maar ieders ingesleten manier van werken: de automatische piloot. Ik heb verbaasd ondergaan hoe mensen onverstoorbaar hun todo-lijstje afwerkten zonder mij iets te vragen of soms zelfs maar aan te kijken. Een mondige patiënt doorbreekt deze ‘automatische piloot’, zeker als deze patiënt daarnaast ook nog een collega-verpleegkundige is. Zo’n patiënt dwingt je opnieuw te kijken naar wat je doet en waarom. Maar waarom ervaren veel collega’s dit toch als een inbreuk op hun werk? Wat zegt deze manier van werken over hen? Werken ‘zoals je gewend bent’ en een focus op je ‘to do’-lijst in plaats van op de patiënt geeft aan dat je taak- en dus niet patiëntgericht werkt. De patiënt verkeerd en niet in overeenstemming met je collega’s voorlichten verraadt een gebrek aan kennis. Waarom voelen sommigen zich aangevallen bij kritische feedback of als ze gecorrigeerd worden? Waarom niet gewoon ‘sorry’ zeggen? Uiteindelijk duidt het gedrag van deze collega’s op een gebrek aan verpleegkundig leiderschap, in de zin van ‘eigenaar zijn van je werk’. Zelfstandig en mét de patiënt bepalen wat wel en niet nodig is. Zónder bang te zijn door leiding of collega’s te worden aangesproken omdat je iets wel of niet hebt gedaan. Vanuit up-to-date kennis handelen, zonder klakkeloos protocollen na te leven. En vanuit betrokkenheid: werkelijke aandacht voor de patiënt én voor jezelf als professional. Dan pas staat de patiënt centraal. Als patiënt op deze afdeling heb ik dit gemist. En nee, we hebben het hier niet ‘te druk’ voor, zoals zo vaak klinkt. Betrokkenheid tonen en juiste voorlichting geven kosten geen extra tijd. Integendeel: dit bespaart tijd. Want een goed geïnformeerde patiënt die zich gezien voelt, ontspant zich en zal minder willen checken, en minder vaak bellen. Er zijn beslist dagen dat je minder toekomt aan deze wezenlijke aandacht voor een patiënt en de meeste patiënten begrijpen dat best. Maar er zijn ook dagen - en nachten! - dat je wél even bij iemand kunt gaan VOORBEELDEN > Na om 8 uur ’s ochtends 20 minuten met een piepende infuuspomp langs alle kamertjes gelopen te hebben waar mijn verpleegkundige mogelijk zou kunnen zitten - op mijn bel wordt niet gereageerd - vind ik haar. ‘Klopt’, zegt ze, ‘ik heb nog geen pieper’. ‘Goh’, zeg ik, ‘en als ik gevallen zou zijn en onder mijn bed zou liggen?’ Hier gaat ze niet op in, maar ik zie haar met haar ogen rollen. Later hoor ik dat ze het vooral erg vervelend heeft gevonden dat dit ‘nou net weer meneer De Jong moest overkomen’. Geen woord erover dat dit niet had mogen gebeuren. > Ik moet een klysma krijgen en de leerling-verpleegkundige instrueert mij om op mijn linkerzij te gaan liggen. Ik zeg dat ik dat vanwege mijn pijnlijke geopereerde buik niet kan. ‘Dat moet wel’, zegt ze. ‘Nee hoor’, zeg ik, ‘een klysma kan ook op het toilet’. Haar begeleidster: ‘Dat doen we hier nooit’. ‘Vandaag wel’, zeg ik, ‘want het kan niet anders. En zelf geef ik mensen zo mogelijk altijd hun klysma op het toilet. Wat zou je zelf willen als je patiënt was? Op zaal, met alle geluiden en geur van dien, of op het toilet als je daar kunt komen?’ Geïrriteerd dient de verpleegkundige mij het klysma op het toilet toe. > Ik vraag ’s nachts om een warme kruik, vanwege een stijve rug en pijnlijke ribben. ‘We hebben geen kruik’, zegt de verpleegkundige en draait zich weer naar de televisie. ‘Nee’, zeg ik, ‘maar jullie hebben wel ‘coldpacks’ in de vriezer, die je in de magnetron tot ‘hotpacks’ kunt verwarmen’. Zuchtend en geïrriteerd (‘wat een gedoe zeg!’) sloft de verpleegkundige achter me aan en ik doe haar voor hoe je een hotpack maakt. zitten, luisteren naar zijn verhaal, hem even aanraken, aankijken, vragen beantwoorden, de tijd geven. Gewoon, omdat het bij ons werk hoort en omdat het ons werk waardevol maakt. januari 2015 | nursing 31