Onderzoek & praktijk Trefwoorden •Geriatrie •Ouderenzorg •Ziekenhuiszorg Ouderenzorg | Jita G. Hoogerduijn, Bianca M. Buurman-van Es, Marieke J. Schuurmans Oudere patiënten hebben in het ziekenhuis een verhoogd risico op het ontwikkelen van complicaties. Het gevolg daarvan kan zijn dat zij langer in het ziekenhuis liggen en daar ook meer kans lopen te overlijden. Hun vermogen zelfstandig te functioneren kan blijvend achteruitgaan waardoor zij tijdens en na de opname in het ziekenhuis meer zorg nodig hebben. Samenvatting Opname in het ziekenhuis kan bij ouderen leiden tot complicaties, een langere verblijfsduur, een groter risico te overlijden en blijvende achteruitgang in het functioneren. Kennis van de risico’s die oudere patiënten bij een ziekenhuisop­ name lopen, gericht observeren en herkennen van risicopatiënten zijn een eerste vereiste voor goede zorg. Daarbij worden Kennis van de risico’s van een opname voor oudere patiënten, gericht observeren en herkennen van risicopatiënten zijn de eerste stappen op weg naar goede zorg voor ouderen in het ziekenhuis. Zorg voor oudere patiënten in ziekenhuis patiëntgebonden en omgevingsgebonden voorspellende factoren onderscheiden. Een gericht proactief beleid kan helpen complicaties te voorkomen. Daartoe worden adviezen voor het handelen gegeven. Auteurs Drs. Jita Hoogerduijn is werkzaam bij het lectoraat Verpleegkundige en Paramedische Zorg voor Chronisch Zieken en bij de HBO-V van de Hogeschool Utrecht. Zij doet onderzoek naar het voorkómen van complicaties van een ziekenhuisopname bij oudere patiënten. Bianca Buurman-van Es MScN is als onderzoeker werkzaam bij het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam en docent bij de HBO-V van de Hogeschool van Amsterdam. Zij doet onderzoek naar de risicofactoren van functieverlies bij oudere patiënten in het ziekenhuis. Dr. Marieke Schuurmans is lector bij het lectoraat Verpleegkundige en Paramedische Zorg voor Chronisch Zieken van de Hogeschool Utrecht. Zij promoveerde op het herkennen van delirium bij oudere patiënten en coördineert verschillende onderzoeken naar de effecten van een ziekenhuisopname bij ouderen. Correspondentieadres: Jita Hoogerduijn Hogeschool Utrecht, Kamer 1.022 Postbus 85182, 3508 AD Utrecht e-mail: [email protected] 40 | Voor veel oudere patiënten is een ziekenhuisopname een risicovolle gebeurtenis. Er kunnen gemakkelijk complicaties ontstaan en één bijkomend probleem kan een hele reeks van schadelijke effecten hebben die van kwaad tot erger leiden. Een oudere kan bijvoorbeeld door het ontstaan van een blaasinfectie delirant worden, hierdoor uit bed vallen, iets breken, en vervolgens door de bedrust decubitus ontwikkelen. Een oudere die wordt opgenomen met een slechte voedingstoestand kan in het ziekenhuis ook snel ondervoed raken waardoor de genezing wordt belemmerd, decubitus ontstaat en zich een escalatie van problemen kan voordoen (Graf, 2006; King, 2006). Complicaties kunnen leiden tot blijvend verlies van zelfstandigheid. Uit onderzoek blijkt dat dit bij 30 tot 60 procent van alle ziekenhuispatiënten boven de 65 jaar gebeurt (Hoogerduijn e.a., 2007). In Nederland is op dit moment bijna 14 procent van de bevolking ouder dan 65 jaar en in 2040 zal dat 20 procent zijn. Nu al komt 50 procent van de bedbezetting in ziekenhuizen voor rekening van ouderen (CBS, 2002). Deze cijfers geven aan dat de zorg voor ouderen veel aandacht behoeft en dat dit in de toekomst nog zal toenemen. Om te voorkomen dat patiënten onnodig lijden aan de negatieve gevolgen van een ziekenhuisopname is het allereerst van belang inzicht te hebben in de voorspellende factoren, predictoren genoemd, die daarbij een rol kunnen spelen (Hoogerduijn e.a., 2007). Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen patiëntgebonden predictoren, die voortkomen uit de conditie van de patiënt en uit de opname en behandeling, en omgevingsgebon- den predictoren, die voortkomen uit de ziekenhuisomgeving (Palmer 1995). Inzicht in deze factoren is de basis voor een gericht beleid om complicaties te voorkomen. Patiëntgebonden predictoren Patiëntgebonden factoren die voorspellende waarde hebben voor mogelijke negatieve gevolgen van een ziekenhuisopname zijn gerelateerd aan de conditie van de patiënt en aan de opname en behandeling. De conditie van de patiënt Lichamelijke aspecten Allereerst speelt de biologische leeftijd van de patiënt een belangrijke rol. Ouder worden gaat gepaard met veranderingen in het lichaam. Verschillende organen worden kleiner en dat heeft gevolgen voor het dagelijkse leven; een kleinere blaas maakt bijvoorbeeld dat mensen vaker naar het toilet moeten. De afname van fysiologische functies leidt tot verminderde belastbaarheid; het gaat allemaal niet meer zo gemakkelijk, het tempo kan trager worden. Voor een 85-plusser kan opstaan, zich aankleden en ontbijten al een hele opgave zijn. Bij het ouder worden kunnen ook functionele beperkingen ontstaan zoals een verminderde mobiliteit, een verhoogde kans om te vallen of incontinentie. De functie van de zintuigen gaat langzaam maar zeker achteruit. Veel ouderen hebben visus- of gehoorproblemen. Bij ouderen is nogal eens sprake van comorbiditeit. De helft van de 65-plussers heeft één of meer lichamelijke aandoeningen, van de TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9 Casus Mevrouw Pas is een 78-jarige dame die acuut met koorts en buikklachten wordt opgeno- 75-plussers heeft ongeveer 75 procent een chronische aandoening. Dat maakt deze ouderen kwetsbaar en het verhoogt de kans op het ontwikkelen van complicaties, zeker bij een opname in het ziekenhuis. Psychische aspecten Naast lichamelijke achteruitgang zijn er ook psychische aandoeningen waar in de zorg rekening mee moet worden gehouden. Depressie, soms samenhangend met eenzaamheid, komt bij veel ouderen voor en wordt vaak slecht herkend. We weten uit onderzoek dat 50 procent van alle CVA-patiënten lijdt aan een depressie en dat 1 tot 5 procent van alle ouderen een ernstige depressie heeft en 10 tot 15 procent een mildere vorm. Depressieve ouderen zijn kwetsbaarder dan anderen, ze zijn meer gevoelig voor complicaties, genezen minder snel en hebben meer kans op blijvend functieverlies (Covinsky e.a., 1997). Twee belangrijke cognitieve stoornissen bij ouderen zijn dementie en delier. Deze termen worden vaak onterecht door elkaar gebruikt. Dementie ontwikkelt zich langzaamaan en wordt dan chronisch, terwijl een delier meestal acuut optreedt -niet alleen bij een ziekenhuisopname maar ook in de thuissituatie. Een (dementerende) oudere kan dus ook delirant worden opgenomen. Een delier ontwikkelt zich altijd als gevolg van een lichamelijke aandoening. Uit de literatuur is bekend dat patiënten die lijden aan een psychische aandoening een verhoogde kans lopen op het ontwikkelen van blijvend functieverlies tijdens de opname in het ziekenhuis, vaak langer opgenomen blijven en na ontslag meer zorg thuis nodig hebben (Wu e.a., 2000). Opname en behandeling Bedrust en immobiliteit Voor de meeste mensen geldt dat ze in bed gaan liggen wanneer ze zich ziek voelen. Bedrust nemen is een natuurlijke reactie op ziek zijn. Wie een afdeling van een ziekenhuis oploopt ziet ouderen altijd in bed liggen. Zelden zijn ze op, laat staan aangekleed. Bedrust, en daarmee immobiliteit, lijkt onschuldig maar kan een aanzienlijk negatief effect hebben op de balans in het dagelijkse leven. Alle lichamelijke systemen, waaronder het cardiovasculaire en het respiratoire systeem, worden aangetast, de spierkracht en de botdichtheid TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9 worden negatief beïnvloed. Een dag bedrust kan al leiden tot 5 procent spierkrachtverlies. Voor jongeren is dat niet zo erg, die herstellen snel, maar ouderen hebben veel meer tijd nodig om dit verlies van spierkracht te herstellen en vaak komt het oude niveau niet meer terug. Bekende complicaties van bedrust zijn decubitus, long- en blaasinfecties en contracturen. Naast al deze fysieke veranderingen en bedreigingen kunnen zich door bedrust ook veranderingen voordoen in het geheugen, de gemoedsrust en de waarneming. Dat kan er bij ouderen toe leiden dat zij zich slecht concentreren, het gevoel van tijd verliezen, in de war raken en in hoog tempo delirant worden. Natuurlijk zijn er ook ziekten en aandoeningen die maken dat patiënten aan bed gebonden zijn. Juist dan is het noodzakelijk te beseffen wat de negatieve gevolgen daarvan zijn en tijdig preventieve maatregelen te nemen (Graf 2006; Harper & Lyles, 1988). men op de afdeling interne geneeskunde. Mevrouw heeft verteld dat ze thuis alles nog goed zelf kon doen. In de dagdienst valt op dat zij af en toe slaperig is en dat ze traag reageert op aanspreken. Mevrouw Pas lijkt erg moe te zijn en dat is gezien haar situatie te begrijpen. De volgende dag tijdens de avonddienst wordt ze aangetroffen bij de wastafel waar ze haar onderbroek wil uitspoelen. Tijdens het gesprek springt ze van de hak op de tak en ze vertelt dat ze beestjes ziet in de badkamer. Het valt ook op dat ze erg wankel staat. Als mijnheer Pas die avond op bezoek komt wordt er een heteroanamnese afgenomen. Hij vertelt dat zijn vrouw al langere tijd moeite heeft om dingen te onthouden. Ook heeft zij moeite om het huishouden te doen en te koken, terwijl ze dat altijd wel gedaan heeft. En ze is de laatste maand drie keer gevallen zonder duidelijke oorzaak. Haar man maakt zich ernstige zorgen. De laatste paar dagen is de ver- Polyfarmacie Veel ouderen lijden aan meerdere chronische aandoeningen en gebruiken daarvoor meerdere medicijnen. Ruim 30 procent van de 75plussers gebruikt meer dan vier verschillende geneesmiddelen. Soms is dat heel veel meer: oudere cardiologie- en nefrologiepatiënten gebruiken al gauw meer dan tien verschillende geneesmiddelen per dag. Ongeveer 15 procent van de ziekenhuisopnamen van ouderen in Nederland wordt in verband gebracht met ernstige bijwerkingen van medicijnen. Deze medicijnen worden veelal door meerdere specialisten voorgeschreven waarbij afstemming tussen de voorschrijvende artsen ontbreekt. Door polyfarmacie neemt de kans op het optreden van bijwerkingen toe en de effecten daarvan zijn bij ouderen sterker. Daar komt nog bij dat de bij ouderen vereiste aanpassing van de dosering van medicijnen lang niet altijd plaatsvindt (Jansen, 2003). wardheid van zijn vrouw toegenomen. Mijnheer Pas vertelt ook dat zijn vrouw steeds minder goed voor zichzelf kan zorgen en dat ze de laatste tijd dagelijks ongelukjes heeft met het naar de wc gaan. Toelichting: • De casus laat een gemengd delier zien: het slaperig zijn is waarschijnlijk een symptoom van een hypoactief (stil) delier, de beestjes en het van de hak op de tak springen zijn aanwijzingen voor een hyperactief (onrustig) delier. De klachten zijn acuut ontstaan. Een consult van een geriater is belangrijk om de diagnose te stellen en een goede behandeling te starten. • De bestaande geheugenproblemen maken mevrouw kwetsbaar voor het ontwikkelen van een delier. • Het niet meer uit kunnen voeren van de zogenoemde Instrumental Activities of Daily Living (IADL), zoals het huishouden verzor- Ondervoeding Voor ouderen is het niet altijd gemakkelijk voldoende voeding op te nemen. De smaak, reuk en het gevoel van honger en dorst verminderen. Alleen al daardoor kunnen ouderen bij opname ondervoed zijn. Dit geldt des te sterker voor de meest kwetsbare patiënten: mensen met dementie en/of depressie, mensen die delirant worden, mensen bij wie sprake is van polyfarmacie en mensen met mobiliteitsproblemen. Ondervoeding maakt kwets­baar gen, koken en de boodschappen doen, kan duiden op geheugenproblemen. • De valpartijen thuis en het wankel op de benen staan geven aan dat er een verhoogde kans is op vallen; valpreventie is daarom noodzakelijk. • Er lijkt ook sprake te zijn van incontinentie. Van belang zijn daarom: observatie van de vochtinname, gebruik van incontinentiemateriaal en toepassen van decubituspreventie. | 41 Probleemgebied Aandachtspunten Zintuigen Check gehoor en visus en gebruik van hulpmiddelen. Stimuleer deze ook te gebruiken in het ziekenhuis. Comorbiditeit Wees alert op andere aandoeningen dan de reden van opname, check medicijngebruik. voor complicaties, schaadt de wondgenezing, geeft een verhoogde kans op decubitus en kan leiden tot een verlengde opnameduur en blijvend functieverlies. Incontinentie Observeer dit, wees alert op decubitus en blaasinfecties. Let op vochtinname. Psychische aandoeningen Observeer cognitie en psychische gesteldheid en vraag zo nodig een geriatrieconsult aan. Behandel (en registreer) delier. Invasieve ingrepen Behandelingen die gepaard gaan met invasieve ingrepen, zoals een infuus, een centrale lijn of een blaaskatheter, leveren het gevaar van een infectie op. Juist bij kwetsbare ouderen is de kans op bijkomende infecties groter omdat de opname het hele systeem ontregelt en omdat veel ouderen door verschillende oorzaken al minder weerstand hebben tegen infecties. Mobiliteit Beoordeel het gebruik van een loophulpmiddel. Decubitus Wees alert en blijf observeren, let op goede voeding. Stel tijdig een goed behandelprogramma op en registreer. Vallen Ontwikkel een goed valpreventiebeleid. Meld incidenten, zodat de omvang van het probleem duidelijk wordt en een systematische aanpak kan worden geïmplementeerd. Polyfarmacie Wees alert op mogelijke problemen. Vermijd daar waar het kan overmatig medicijngebruik. Meld dit bij de zaalarts en vraag Omgevingsgebonden predictoren Bij omgevingsgebonden predictoren gaat het om voorspellende factoren die voortkomen uit de ziekenhuisomgeving en die effect hebben op de oudere patiënt. Zo min mogelijk bedrust. Activeer en help met mobiliseren. zo nodig advies aan de ziekenhuisapotheek. Ondervoeding Let op de voedsel- en vochtinname. Gebruik een screeningsinstrument om de voedingstoestand vast te stellen. Help ouderen met eten, schakel zo nodig de voedingsassistente of diëtiste in. Waar mogelijk: aan tafel eten. Controleer of het gebit goed zit en of er slikklachten zijn, schakel zo nodig een logopediste in. Vallen Naarmate mensen ouder worden neemt het risico op een valpartij toe. Van alle 70-plussers valt ten minste 25 procent één keer per jaar (in de thuissituatie). Verschillende factoren dragen hieraan bij: visusbeperkingen, verminderd reactievermogen, verminderde balans en afname van spierkracht. Veel ziekenhuizen zijn niet ingericht op de specifieke behoeften van oudere patiënten. De vloeren zijn bijvoorbeeld vaak glad, de bedden staan standaard hoog, waardoor ouderen eerder en hard kunnen vallen, stoelen zijn meestal laag, wat het opstaan bemoeilijkt (Van der Kruk e.a., 2007). Rust Een veelgehoorde klacht van patiënten is dat zij in het ziekenhuis slecht kunnen slapen. De vreemde geluiden op de gang, het gesnurk van de buurman of buurvrouw, de controles, maar ook de lichtjes, houden patiënten gemakkelijk uit de slaap. Voor jongere patiënten is dat al vervelend, maar voor ouderen kan het betekenen dat zij sneller verward raken, meer behoefte hebben om overdag in bed te blijven liggen en zo van de regen in de drup komen. Voorkomen van infecties Werk veilig, blijf alert en maak gebruik van protocollen. en andere negatieve Meld fouten en leer ervan. effecten van behandeling Multidisciplinaire zorg Werk samen en stel de plannen op elkaar af. Zorg voor goede communicatie tussen hulpverleners (werkoverleg). Zorg ook voor goede verslaglegging. Ontslagbeleid Zorg voor een goed ontslagbeleid en voer dat ook uit. Meld tijdig knelpunten zodat er iets aan gedaan kan worden. Stel iemand aan die daar verantwoordelijk voor is. Tabel 1: Aandachtspunten voor de zorg aan ouderen jongeren om zich te douchen, door een gang te lopen, uit bed te komen om bijvoorbeeld naar de röntgenafdeling te gaan. Wanneer ouderen gemaand worden, of druk voelen, om op te schieten kan dat ertoe leiden dat zij vallen. Wanneer ook geen tijd genomen wordt om rustig uit te leggen waar alle belangrijke oriëntatiepunten zijn, hoe de organisatie van de afdeling is en waar de patiënt met vragen terecht kan, kan een oudere zich geïsoleerd voelen. Dat kan leiden tot depressieve gevoelens en een gevoel van desoriëntatie. Voorkómen van complicaties Bejegening In de ziekenhuizen werken veel jonge mensen. Die kunnen zich moeilijk voorstellen dat ouderen moeite hebben om het mede door de werkdruk ingegeven hoge werktempo bij te houden. Ouderen hebben meer tijd nodig dan 42 | Het proces van ouder worden verloopt voor niemand hetzelfde. Er zijn heel fitte 80-plussers die nog op de tennisbaan te vinden zijn en heel zelfstandig leven, maar er zijn ook mensen van 70 jaar die veel zorg nodig hebben. De eerste stap in het voorkómen van compli- caties is het herkennen van oudere patiënten die een verhoogd risico op complicaties hebben. In een grote multicenter studie bij 640 oudere patiënten die acuut in het ziekenhuis zijn opgenomen wordt momenteel onder andere een risicoscreeningsinstrument ontwikkeld en gevalideerd voor toepassing in Nederlandse ziekenhuizen. Deze studie, de DEFENCE II studie, is gericht op een betere herkenning van factoren die kunnen leiden tot (te voorkomen) functieverlies bij ziekenhuisopname (De Rooij e.a., 2007).1 Belangrijk is om patiënten die lijden aan meerdere aandoeningen en die cognitieve beperkingen en/of mobiliteitsproblemen hebben, goed te blijven observeren en bij hen bedacht te zijn op mogelijke complicaties. Na het identificeren van risicopatiënten is de tweede stap het inventariseren van mogelijke problemen en deze vervolgens adequaat beTvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9 handelen (zie tabel 1). Voor verschillende diagnosen zijn door het CBO en het LEVV richtlijnen ontwikkeld: valpreventie, decubitus, dementie en depressie. Adviezen voor het handelen Met een gericht proactief beleid kan voorkomen worden dat een oudere patiënt van de ene in de andere complicatie rolt. Daarbij wordt allereerst de situatie van de patiënt goed in kaart gebracht, op lichamelijk, psychisch, functioneel en sociaal gebied. Daaruit wordt duidelijk waar speciale aandacht voor nodig is. Het is wat betreft de lichamelijke aspecten bijvoorbeeld van belang om te checken of gehoor en gezichtsvermogen goed functioneren. In vrijwel alle anamneses wordt gevraagd of iemand een bril gebruikt. Of de patiënt daarmee ook goed kan zien komt niet aan de orde. Veel patiënten hebben, ook mét een bril, problemen met goed zien. Vaak wordt niet gedacht aan valpreventie bij patiënten bij wie de bril niet meer optimaal is. Regelmatig komt het voor dat het gehoorapparaat van de patiënt keurig in het laatje van het nachtkastje ligt; een lege batterij is ook geen uitzondering. Wees ook alert op de mobiliteit van patiënten. Is iemand in staat om goed zelfstandig in en uit bed te gaan? Zet het bed laag, wijs goed de weg, adviseer patiënten te lopen op goed zittende pantoffels of schoenen. Maak gebruik van valpreventieprogramma’s (Pel, 2007). Veel ouderen zijn incontinent. Registreer dat niet alleen op het opnameformulier, maar wees ook proactief: neem preventieve maatregelen om decubitus te voorkomen en controleer of de patiënt voldoende drinkt. Veel ouderen gaan juist vanwege de incontinentie minder drinken. Voorkom complicaties van bedrust. Probeer patiënten zo veel mogelijk uit bed te houden. Eten kan vaak heel goed op een stoel naast het bed. Vraag eventueel het bezoek om een stukje met iemand te lopen, denk ook aan inschakelen van fysiotherapie voor gerichte oefeningen en bespreek dan ook het mobiliteitspatroon. Maak gebruik van een screeningslijst om ondervoede patiënten gericht te kunnen behandelen en schakel zo nodig een diëtiste in. Check ook of het gebit van de patiënt goed zit. Wees alert op slikklachten en schakel zo nodig de logopedist in. Observeer wat er gebeurt met het eten. Het gebeurt regelmatig dat een patiënt niet eet en dat niemand dat merkt. Vermeld in het verpleegplan wat er moet gebeuren. TvZ | Tijdschrift voor Verpleegkundigen - 2007 nr. 9 Belangrijk is ook de cognitie en psychische gesteldheid van oudere patiënten te observeren. Een acuut optredend delier moet niet worden verward met een beginnende dementie. In beide situaties is een consult van een geriater nodig. Denk niet ‘de patiënt gaat binnenkort naar huis, laat ze dat daar maar verder uitzoeken’. Delirante patiënten blijven langer in het ziekenhuis, hebben meer kans op complicaties en hebben uiteindelijk meer zorg nodig. Adequate behandeling kan dat (deels) voorkomen. Schakel bij een vermoeden van depressiviteit een geriatrisch verpleegkundige of geriater in. Een depressie kan behandeld worden. Wees alert op het ontstaan van decubitus en ziekenhuisinfecties, vooral bij infusen en andere invasieve lijnen. Een blaaskatheter moet goed verzorgd worden en mag niet langer dan drie dagen blijven zitten. Lever goede integrale zorg, waarbij verschillende professionele werkers worden ingeschakeld en een inbreng hebben in het behandelingsbeleid. Overleg, duidelijke communicatie tussen hulpverleners én goede verslaglegging zijn een noodzaak. Schroom niet andere hulpverleners aan te spreken wanneer dat in het belang is van de patiënt. Een goed opgezet en uitgevoerd ontslagbeleid voorkomt dat patiënten langer dan strikt noodzakelijk in het ziekenhuis opgenomen blijven. Vooral voor ouderen geldt dat het ontslag al moet beginnen bij binnenkomst. (2005). Richtlijn Preventie van valincidenten bij ouderen. Alphen aan de Rijn: Van Zuiden Communications. CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg (2005). Richtlijn Dementie. Alphen aan de Rijn: Van Zuiden Communications. CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg (2005). Richtlijn Delier. Alphen aan de Rijn: Van Zuiden Communications. CBS (2002). Vademecum of health statistics of the Netherlands. Voorburg/Heerlen: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Covinsky, K.E., Fortinsky, R.H., Palmer, R.M., Kresevic, D.M. & Landefeld, C.S. (1997). Relation between symptoms of depression and health status outcomes in acutely ill hospitalized older persons. Ann.Intern. Med. 126 (6), 417-425. Graf, C. (2006). Functional Decline in Hospitalized Older Adults. American Journal of Nursing 106 (1), 58-67. Harper, C.M. & Lyles, Y.M. (1988). Physiology and complications of bed rest. J.Am.Geriatr.Soc. 36, (11), 1047-1054. Hoogerduijn, J.G., Schuurmans, M.J., Duijnstee, M.S., Rooij, S.E. de & Grypdonck, M.F. (2007). A systematic review of predictors and screening instruments to identify older hospitalized patients at risk for functional decline. J.Clin.Nurs. 16 (1), 46-57. Jansen, P.A.F. (2003). Klinisch relevante geneesmiddeleninteracties bij ouderen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 147 (13), 595-599. King, B.D. (2006). Functional decline in hospitalized elders. Medsurg.Nurs. 15 (5), 265-271. Kruk, T. van der, Salentijn, C. & Schuurmans, M. (2007). Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. 2e druk. Utrecht: Lemma. Thema 4 Gezondheidsproblemen bij Ten slotte De zorg aan oudere patiënten in het ziekenhuis is uitdagend en veelomvattend. Het gaat om het herkennen en tijdig (preventief) behandelen van verschillende risicofactoren, het consulteren van en verwijzen naar andere hulpverleners en het bewaken van het totale zorgproces. Verpleegkundigen hebben een groot aandeel in het voorkomen van blijvende schade ten gevolge van een ziekenhuisopname bij oudere patiënten. ■ ouderen. Palmer, R.M. (1995). Acute hospital care of the elderly: minimizing the risk of functional decline. Cleve. Clin.J.Med. 62 (2), 117-128. Pel-Littel, R.E., Krouwel, D.G. & Schuurmans, M.J. (2007). Voorkom een tweede val in het ziekenhuis!. TvZ Tijdschrift voor verpleegkundigen 117 (5), 44-47. Rooij, S.E.J.A. de (2007). Dubbel kwetsbaar. Medisch Contact 68 (31/32), 1299-1301. Wu, A.W., Yasui, Y., Alzola, C., Galanos, A.N., Tsevat, J., Phillips, R.S., Connors, A.F., Jr., Teno, J.M., Wenger, N.S. & Lynn, J. (2000). Predicting functional status Noot outcomes in hospitalized patients aged 80 years and 1 De eerste resultaten van dit onderzoek worden eind older. J.Am.Geriatr.Soc. 48 (5), Suppl, S6-15. 2007 verwacht. Websites: Literatuur www.cbo.nl CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg www.delirant.info (2004). Richtlijn Decubitus. 2e herziening. Alphen aan www.decubitus.be de Rijn: Van Zuiden Communications. www.LEVV.nl/informatiecentrum/richtlijnen CBO Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg www.umcutrecht.nl/subsite/valprevetie | 43