Natech Elektriciteit Ladingen Twee positieve ladingen stoten elkaar af Twee negatieve ladingen stoten elkaar af Een positieve lading en een negatieve lading trekken elkaar aan Opladen van een voorwerp: ''Elektronen'' worden op een voorwerp gebracht of van een voorwerp afgehaald. ''Elektronen hebben een (kleine) negatieve lading en een zeer kleine massa. Neutraal voorwerp: Als het aantal protonen gelijk is aan het aantal elektronen, dan is het voorwerp neutraal geladen. Positief voorwerp: Als er bij een neutraal voorwerp elektronen worden afgehaald, dan wordt de negatieve lading kleiner en is de netto lading POSITIEF. Negatief voorwerp: Als er bij een neutraal voorworp elektronen worden bijgevoegd, dan wordt de negatieve lading groter en is de netto lading NEGATIEF. Stroomsterkte De grootheid ''stroomsterkte'' geeft aan hoe groot deze stroom is. Dit heeft te maken met het aantal elektronen dat in één seconde een willekeurig gekozen punt van de stroomkring passeert. Dit aantal elektronen is groot, daarom tellen we ze per seconde = 624 ∗ 1016 = 1A = 1C/s (De lading/stroomsterkte van één elektron = 1,6 ∗ 10−19) Spanning De spanning tussen twee punten geeft aan hoe groot het verschil is tussen het elektronenoverschot of -tekort in het ene punt in vergelijking met dat andere punt. Er kan alleen een elektrische stroom door een lampje gaan, als er een spanning over het lampje staat. (Spanning is de oorzaak van stroom.) Serieschakeling 1. De stroomsterkte is in elk punt van de schakeling gelijk. 2. De spanning van de spanningsbron (zoals een batterij) is gelijk aan de som van de ‘deelspanningen’ van de kring. Parallelschakeling 1. De hoofdstroom (door de spanningsbron) is gelijk aan de som van de takstromen. 2. De spanning van de spanningsbron is gelijk aan de spanning over elke tak. Thuis De meeste huizen zijn op het elektriciteitsnet aangesloten. De elektriciteitskabel die vanuit de grond je huis binnenkomt, gaat naar de meterkast. Uit de meterkast vertrekken een aantal parallelle takken. Zo’n aftakking wordt een groep genoemd. Binnen een groep worden elektrische apparaten parallel geschakeld. Apparaten moeten immers ieder apart aan- en uitgeschakeld worden. Onder het lichtnet verstaan we alle leidingen in huis die bij de elektriciteitsvoorziening horen. Meterkast De elektriciteitskabel, die je huis binnenkomt, gaat naar de meterkast. De kabel gaat daar eerst door de hoofdzekering. Deze verbreekt de stroomkring als de stroom te groot wordt. Meestal gebeurt dat bij 35 ampère. De kabel gaat daarna door de kWh-meter. Deze meet hoeveel elektrische energie wordt gebruikt. Daarna gaat de kabel door de aardlekschakelaar. Deze controleert of de stroomsterkte in beide elektriciteitsdraden gelijk is. Als dit niet het geval is, verbreekt de aardlekschakelaar de stroom. Daarna wordt de kabel gesplitst in een aantal groepen. Elke groep heeft een eigen zekering, die de stroom verbreekt als de stroomsterkte groter wordt dan 16 ampère. De rest van het huis heeft dan nog gewoon elektriciteit. Weerstand De stroomsterkte door een elektrisch apparaat hangt af van de spanning U die over dat apparaat staat. Spanning is immers de drijvende kracht achter de stroom. Verhoog je de spanning, dan zal ook de stroomsterkte toenemen. De stroomsterkte hangt echter ook van het apparaat zelf af. De elektrische stroom ondervindt namelijk een weerstand in het apparaat. Hoe groter de weerstand is, des te kleiner de stroomsterkte wordt. Formule Definitie van weerstand = Andere formules: Wet van Ohm De stroomsterkte neemt toe als de spanning toeneemt. Bij veel apparaten is de stroomsterkte echter niet evenredig met de spanning. Bij een gloeilamp zal de stroomsterkte minder dan verdubbelen als de spanning verdubbelt. Als de stroomsterkte wél evenredig is met de spanning, dan is de (I,U)-grafiek een rechte lijn die door de oorsprong loopt. De weerstand van het apparaat is dan gelijk voor alle spanningen. We zeggen dan dat de wet van Ohm geldt. Energie en vermogen en tijd De hoeveelheid elektrische energie die door een apparaat is omgezet in andere energievormen, wordt met E aangeduid. Energie uitgedrukt in joule of in kilowattuur Hoeveel elektrische energie wordt omgezet, hangt onder andere af van de tijdsduur waarin het apparaat in werking is. Het symbool voor tijdsduur is t. De tijdsduur kan worden uitgedrukt in seconde (afgekort s) en in uur (afgekort h). Onder het vermogen verstaan we de hoeveelheid elektrische energie die het apparaat per eenheid van tijd omzet. Het symbool van vermogen is P. Het vermogen kan worden uitgedrukt in watt (afgekort W) of in kilowatt (afgekort kW). Definitie van vermogen: Andere formules: Vermogen en spanning en stroomsterkte Het vermogen van een elektrisch apparaat hangt af van de spanning U over en de stroomsterkte I door het apparaat. Definitie van vermogen: Andere formules: Serieschakeling van weerstanden: De totale spanning over de drie weerstanden is Utot (= som van de deelspanningen U1, U2 en U3) en de stroomsterkte door de weerstanden is I. De drie weerstanden R1, R2 en R3 worden nu vervangen door één weerstand. Deze weerstand is de vervangingsweerstand = Parallelschakeling van weerstanden: De spanning over de drie weerstanden is U en de stroomsterkte door de weerstanden is Itot (= som van de deelstromen I1, I2 en I3). De drie weerstanden R1, R2 en R3 worden nu vervangen door één weerstand. Deze weerstand is de vervangingsweerstand =