beeldaspect ruimte © tonihorrevorts 2007 RUIMTE is de GROTE LEEGTE, waarin sterren en planeten zweven. Maar ruimte is ook de KLEINE LEEGTE in de wereld om ons heen. De ruimte, waarin wij ons voort bewegen strekt zich uit in drie DIMENSIES: LENGTE, BREEDTE en HOOGTE. Het BEELDVLAK, de ruimte waarop wordt getekend en geschilderd heeft twee DIMENSIES: LENGTE en BREEDTE. HOOGTE LENGTE LENGTE BREEDTE LENGTE BREEDTE BREEDTE Op het beeldvlak is het mogelijk een ruimtelijke ILLUSIE (gezichtsbedrog) van de driedimensionale werkelijkheid weer te geven. Bij een aantal manieren om de ruimte uit te beelden ontstaat geen of weinig RUIMTESUGGESTIE. ACHTER-, VOOR-, ZIJ-, BOVENAANZICHT In kindertekeningen wordt de herkenbaarste vorm getekend door OMKLAPPING. PLATTEGROND In kindertekeningen worden de vormen boven elkaar geplaatst bij STAPELING. Manieren van ruimtelijke ILLUSIE (gezichtsbedrog) van de drie-dimensionale werkelijkheid op een beeldvlak, waarbij wel RUIMTESUGGESTIE ontstaat zijn: GRONDLIJNEN Door OVERLAPPING van de zwarte handschoen wordt de ruimte versterkt. VERKLEINING Door AFSNIJDING van het gezicht lijkt het beeld buiten het kader door te lopen. VERVAGING Door VERKORTING toe te passen bij het weergeven van het vooraanzicht van de schoenen ontstaat een realistischer beeld. Door LICHT - DONKERCONTRASTEN ontstaat er PLASTICITEIT in de vormen hetgeen de ruimtesuggestie versterkt. Met het WARM KOUDKLEURCONTRAST wordt door de werking van het KLEURPERSPECTIEF de ruimtesuggestie eveneens groter. Het REPOUSSOIR is een grote donkere gekunstelde afgesneden vorm aan een zijde of beide zijden van het beeldvlak, waardoor de ruimtesuggestie versterkt wordt. Bij het realistisch weergeven van de werkelijkheid wordt er uitgegaan van het OOGPUNT of STANDPUNT. De PLAATS WAAR VANUIT je de werkelijkheid bekijkt, is bepalend voor WAT je ziet en HOE je het ziet. De AFSTAND, de HOOGTE en de HOEK ten opzichte van het onderwerp spelen daarbij een grote rol. HOOG horizon TOTAL SHOT MEDIUM SHOT horizon CLOSE UP DETAIL SHOT LAAG horizon AFSTAND HOEK HOOGTE VOGELVLUCHT- en KIKVORSPERSPECTIEF met een respectievelijk HOOG en LAAG OOGPUNT. Bij het realistisch weergeven van de werkelijkheid wordt er uitgegaan van een STATISCH STANDPUNT. Het onderwerp wordt waargenomen vanuit een VAST OOGPUNT, waarvan de afstand, hoogte en de hoek ten opzichte van het onderwerp niet veranderen. Als de waargenomen werkelijkheid vanuit een DYNAMISCH STANDPUNT wordt weergegeven, dan worden er verschillende aanzichten op hetzelfde beeldvlak naast elkaar geplaatst. Op het beeldvlak kan vanuit een statisch standpunt een ruimtesuggestie tot stand worden gebracht met de ISOMETRISCHE PROJECTIE of het PARALLELPERSPECTIEF, waarbij de lijnen die in de werkelijkheid aan elkaar evenwijdig lopen ook in de tekening aan elkaar evenwijdig blijven lopen, waardoor er geen VERKLEINING tot stand komt. Bij het CENTRAAL LIJNPERSPECTIEF treedt wel VERKLEINING op, omdat de wijkende lijnen, die in werkelijkheid aan elkaar evenwijdig lopen in hetzelfde vluchtpunt ( = V ) uit komen. V HORIZON V ISOMETRISCHE PROJECTIE CENTRAAL LIJNPERSPECTIEF De behoefte om op het tweedimensionale beeldvlak de werkelijkheid zo realistisch mogelijk uit te beelden heeft er toe geleid dat er uiteindelijk een waterdichte constructiemethode van het CENTRAAL LIJNPERSPECTIEF is uitgevonden, waarbij het OOGPUNT (= O) van de schilder gelijk is aan de HOOGTE van de HORIZON. Bij het TWEEPUNTSPERSPECTIEF worden meerdere VLUCHTPUNTEN (= V) gebruikt. O V1 O V2 De REGELS van het CENTRAAL LIJNPERSPECTIEF zijn: 1. De ruimte wordt in de tekening geconstrueerd vanuit een STATISCH STANDPUNT. 2. De HORIZONTALE LIJN in de tekening, die in de werkelijkheid op GELIJKE HOOGTE ligt met het OOGPUNT (= O) van de waarnemer, is de HORIZON. 3. De LIJN vanuit het OOGPUNT LOODRECHT op de HORIZON is de KIJKRICHTING. 4. Het SNIJPUNT van de KIJKRICHTING met de HORIZON is het OOGPUNT. 5. Alle WIJKENDE AAN ELKAAR EVENWIJDIGE RECHTE LIJNEN SNIJDEN elkaar in HETZELFDE VLUCHTPUNT op de HORIZON en worden VLUCHTLIJNEN genoemd. 6. Alle WIJKENDE LIJNEN worden in de tekening in het VERKORT weergegeven. 7. Alle RECHTE LIJNEN, die EVENWIJDIG met de HORIZON lopen, worden in de tekening EVENWIJDIG met de HORIZON weergegeven. 8. Alle RECHTE LIJNEN, die VERTICAAL lopen, worden VERTICAAL weergegeven in de tekening. 9. Alle lijnen, die LAGER of HOGER dan de OOGHOOGTE lopen, worden in de tekening respectievelijk ONDER of BOVEN de HORIZON weergegeven. O O Op de prent hierboven is te zien hoe de DRIEO DIMENSIONALE werkelijkheid wordt overgebracht op een TWEEDIMENSIONAAL beeldvlak. Met het GEFIXEERDE OOG (= O) is met behulp van het raster op het raamwerk de plaats van elk deel van het model in een van de vierkanten op het papier te bepalen. Op de prent rechts wordt een andere methode toegepast. Albrecht Durer laat zien hoe je met twee proefopstellingen de regels van het LIJNPERSPECTIEF inzichtelijk kunt maken. O o oogvlak p p v tafereel o = oogpunt v o grondvlak p = projectie horizon v = vluchtpunt grondlijn projectie lijn wijkende schuine lijn o oogvlak o v p horizon v tafereel grondvlak TWEEPUNTSPERSPECTIEF CENTRAAL LIJNPERSPECTIEF Giacomo Balla Emanuel de Witte Juan Gris David Hockney Jan Dibbets