Meditatie De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus. Wies Beckers De laatste woorden van Jezus, die we kennen als de 7 Kruiswoorden, zijn als een testament. In zijn diepste pijn en lijden blijft Jezus betrokken op zijn medemensen. Meer dan dat, in de Kruiswoorden ontdekken we dat Hij hen – en ons - een opdracht meegeeft. In dit artikel wil ik delen hoe deze woorden van Jezus leven herkenbaar geworden zijn in mijn ervaringen als verpleegkundige op een palliatieve zorgeenheid en nadien als pastor voor oudere zusters. In wat volgt wil ik de Kruiswoorden één voor één benaderen. Eerst kijk ik naar de Bijbelse context: wat is er gebeurd in het leven van Jezus. In een tweede fase kijk ik hoe we vandaag de woorden van Jezus op ons eigen leven kunnen leggen. En vervolgens probeer ik bij elk Kruiswoord de zending op het spoor te komen: wat betekenen die woorden van Jezus voor ons vandaag en voor onze toekomst?1 I. Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen. (Lc 23,33-34) De eerste woorden die we horen van Jezus zijn volgens Lucas: “Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.” Op het moment dat Jezus op het kruis wordt genageld, heeft Hij oog voor wat er gebeurt in zijn omgeving. De eerste woorden die Jezus spreekt op het kruis staan centraal in heel de Blijde Boodschap: vergeven. Als we ons door Jezus laten inspireren, dan moeten we ook onze vijanden liefhebben. Dit is heel moeilijk, want het is vaak al moeilijk om onze geliefden te beminnen. Meer dan het gewone, vraagt Jezus ons dikwijls buitengewone dingen. En toch maakt Hij het heel concreet: heb je vijanden lief, doe goed, zegen en bid. (Lc 6,27-38) Dat zijn dingen die we eigenlijk altijd kunnen doen, zelfs voor mensen waar we niet zo goed mee overeenkomen of mensen waarvan we vinden dat ze ons iets in de weg leggen. We hebben al gauw de neiging om het de ander eens goed betaald te zetten. Dat is een heel natuurlijke reactie. Maar dan vraagt Jezus iets anders, Hij vraagt ons om die natuurlijke reactie te overstijgen: goed doen, zegenen en bidden. Dikwijls doen we dat al zonder dat we dat zelf weten, we zijn er ons niet altijd van bewust. Er is in elke mens ook de neiging om goed te doen. Maar de neiging om te vergelden en de neiging om het goede te doen zijn dikwijls met elkaar in conflict. We zijn dan in een innerlijke strijd gewikkeld. En dan is er 1 Dit artikel is de neerslag van een lezing op Goede Vrijdag 10 april 2009, in Abdij Bethanië te Loppem Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1 59 telkens weer die vraag: “Kunnen we kiezen voor wat echt leven geeft? Kunnen wij, in Jezus spoor, kiezen voor vergeving? Kunnen wij goed doen ook al wordt ons geen goed gedaan? Kunnen wij zegenen? Benedicere betekent ‘goede dingen zeggen’. Kunnen wij goede dingen zeggen? Kunnen wij bidden? Kunnen wij met ons verdriet en onze onmacht naar God toe gaan? Kunnen wij aan God vragen: “Ik versta het niet maar Gij weet wat er met deze mensen en met mij gebeurt. Help mij?” Als ik naar mijn eigen leven kijk vanuit deze kruiswoorden dan zie ik hoe Jezus een houding aanneemt zoals ouders naar hun kinderen kijken. Toen onze dochters nog tieners waren, kwamen ze in een natuurlijk proces van ‘onafhankelijkheid verwerven’. Maar tegelijkertijd waren ze ook hard en kwetsend naar ons, als ouders, toe. Zonder dat ze dat zelf wisten hebben ze ons pijn gedaan. En wellicht hebben wij onze ouders ook pijn gedaan. Nu ze zelf kinderen hebben kijken ze heel anders naar de ouders en kunnen ze zeggen: “Mama, misschien heb ik jullie vroeger pijn gedaan, maar ik heb dat zo niet bedoeld.” In een bepaalde manier van leven, in een normaal proces van keuzes maken doen mensen elkaar soms pijn, zonder dat echt te willen. Pijn doen kan ook te maken hebben met fouten maken of iets verkeerd doen maar daar wil ik het in deze context niet over hebben. Wel over het fenomeen dat we gekwetst worden omdat mensen iets niet doen of nalaten om iets te doen: nalaten om een troostend woord te zeggen, nalaten om tussen te komen waar ze onrecht zien 60 gebeuren, of nalaten van verantwoordelijkheid op te nemen. Zo had ik in het ziekenhuis contact met de zoon en de dochter van een terminale patiënte en er was onenigheid tussen broer en zus. Ze kwamen wel bij moeder aan bed, maar elk apart. Als de een binnen was, ging de ander buiten en omgekeerd. De dochter was heel kwaad omdat haar broer zolang niets van zich had laten horen, haar zoontje had geen peter gehoord of gezien, geen cadeautjes gekregen. Haar broer had nagelaten van peter te zijn. Haar kwaadheid was vooral haar gekwetstheid omwille van het verdriet van haar zoontje dat elke keer moest merken ‘mijn peter is afwezig’. Vaak zijn we kwaad omdat we ons gekwetst voelen, omdat we verdriet hebben, om dat stuk liefde dat er niet geweest is, omdat de liefde gekwetst is. Als we van vergeving spreken heeft het ook te maken met vergeving naar onszelf toe. Aanvaarding van wat er is zonder te veroordelen. Zo heb ik ook meermaals kunnen meemaken dat patiënten in die laatste fase proberen een levensbalans op te maken, dat ze gaan terugkijken op hun leven en zich afvragen: “Wat heb ik er nu van terecht gebracht?” En stervenden kunnen zich geen rad meer voor de ogen draaien, de tijd dringt. De arts op de afdeling was zo fijngevoelig om hen te vragen: “Fouten en mislukkingen maken we allemaal, maar als je alles in ogenschouw neemt, als je alles samen legt, wat heb je er dan van gemaakt? Hoe is je leven dan geweest?” En heel vaak kunnen mensen dan zeggen: “Eigenlijk is het goed geweest.” Mensen kunnen hun kwali- De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus teiten en hun beperkingen in de weegschaal leggen en zeggen: “Kijk, al bij al, met al mijn mogelijkheden, heb ik toch iets moois gemaakt van mijn leven.” Mensen kunnen hun fouten of nalatigheden erkennen en zich verzoenen met het feit dat ook dat een deel van hun persoonlijkheid is. In onze omgang met elkaar is het belangrijk om alles in een totale context te kunnen zien, om mensen te aanvaarden met hun kwaliteiten maar ook met hun beperkingen en daarbij rekening te houden met hun familiale en maatschappelijke omgeving. En wat kunnen we nu in deze Kruiswoorden van Jezus horen voor onszelf en voor onze toekomst? Welke zending krijgen wij eigenlijk mee? Ik heb hierboven al aangehaald dat vergeven tegennatuurlijk is. Een mens wil het de ander liever betaald zetten, en liefst dubbel en dik. Dat zijn neigingen die bij onze menselijke natuur horen, we moeten die neigingen onder ogen durven zien en als we er ons bewust van worden dan kunnen we zeggen: “OK, maar dat is niet mijn keuze. Mijn keuze is: ik wil goeddoen, zegenen en bidden voor wie mij dwarsboomt, mij kwaad toewenst of zich opstelt als mijn tegenstander.” Vergevingsgezindheid heeft ook te maken met de barmhartigheid van de Vader. Barmhartigheid is een eigenschap, een kwaliteit van God die wij kunnen imiteren en waarin wij kunnen groeien. Barmhartigheid wil zeggen dat we een hart hebben dat zich kan ontfermen over mensen, over de medemens en over onszelf. Dit wil ook zeggen dat we een hart hebben dat zichzelf kan aanvaarden met de eigen beperktheden en ook weten dat we dikwijls, zonder het te willen of te beseffen, anderen soms kwetsen. Als we de nederigheid hebben om dat te erkennen voor onszelf, dan kunnen we gemakkelijker zeggen tegen God: “Help mij om goed te doen, om goede dingen te zeggen en om te bidden.” De zending luidt: doe goed, zegen en bid. II. Voorwaar ik zeg u: vandaag nog zult gij met mij zijn in het paradijs (Lc 23,43) Jezus zegt aan de goede moordenaar: “Voorwaar ik zeg u: vandaag nog zult gij met mij zijn in het paradijs.” Jezus brengt de eerste kruiswoorden al meteen in praktijk: Hij vergeeft al onmiddellijk de goede moordenaar. De persoon wordt niet veroordeeld. Hij wordt losgekoppeld van de daad die hij gesteld heeft. De eerste twee kruiswoorden zijn nauw met elkaar verbonden. Bij de eerste kruiswoorden kijken we naar wat voorbij is, naar het verleden. Bij de tweede kruiswoorden gaat er voor de goede moordenaar een toekomst open. Het verleden kan losgelaten worden om een nieuwe toekomst te openen. Er komt een nieuw perspectief voor de persoon in kwestie. Jezus kijkt dieper dan de daden van de ‘goede’ moordenaar. Er is in de mens een plaats die helemaal gezond is, heilig en onverminkt. Het is een plaats waar we beeld zijn van God.2 Maar doorheen de levensgeschiedenis kunnen we er de verbin- 2 STINISSEN, W., De nacht zal lichten als de dag, de donkere nacht bij Jan van het Kruis, Carmelitana, 1990 Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1 61 ding mee verliezen. We zijn afgezonderd geraakt. In het woord afzondering horen we het woord zonde. De af-zonde-ring veroorzaakt een grote pijn die eigen is aan ons menselijk bestaan. Maar tegelijkertijd is er ook elke keer opnieuw de kans - het is vooral een bewuste keuze – om die verbinding te herstellen (re-ligare). De goede moordenaar komt tot inkeer. We mogen veronderstellen dat hij zijn fouten inziet. Hij spreekt Jezus aan en vraagt “Vergeet mij niet wanneer u in uw koninkrijk komt.” Opnieuw heeft Jezus oog voor zijn medemens en Jezus spreekt hem troost toe. Het is heel mooi om te zien hoe een stervende persoon iets goeds tot iemand zegt en daardoor eigenlijk een zegen uitspreekt. Dat is een enorme troost. Als ik Jezus die woorden van troost hoor zeggen tot de goede moordenaar, dan geeft Hij hoop en toekomst. Ondanks de dood kunnen mensen in een terminale fase toch nog naar de toekomst kijken. Wie oog in oog staat met de dood, kan soms voorbij die dood kijken. Niet iedereen kan dat, maar mensen die tot aanvaarding van hun situatie zijn gekomen, van hun sterfelijkheid, kunnen dat vaak wel. Zo heb ik gezien hoe een jonge oma een klein truitje aan het breien was voor haar kleinkind dat nog zou geboren worden. Haar dochter was zwanger en ze wist niet of ze het kindje ooit zou zien. En toch breide ze, ze was niet verbitterd. Heel rustig zat ze in de zetel van de palliatieve afdeling een truitje te breien. Soms zijn we bang om over de dood te spreken maar dan zijn het de stervenden zelf die ons woorden of beelden aanreiken om erover te praten. Zo was het ook bij deze mevrouw, ze kon verder kijken dan haar dood: “Na mij komt 62 er een nieuw leven.” Als je als hulpverlener met zulke mensen in contact komt, word je genezen, geheeld. Een dergelijke ervaring had ik bij het bezoeken van de aalmoezenier van het WZC. Kort na zijn indiensttreding werd hij zwaar ziek en toen hij in een terminale fase was ben ik hem gaan bezoeken. Ik vroeg of ik hem een kruisje mocht geven. Hij zei: “Ja, en mag ik u zegenen?” Hij heeft toen zijn handen over mij uitgestrekt en een zegengebed uitgesproken. Het is een van de mooiste momenten geweest uit mijn beroepsloopbaan om de zegen van een stervende te krijgen. Het was ontroerend mooi. Het is trouwens een Bijbelse ervaring: we lezen hoe de stervende vaders de kinderen zegenden. Maar hoe vaak is die zegen van een stervende ook tastbaar gemaakt in onze samenleving? Ik ben er heel dankbaar om. Voorbij zijn sterfelijkheid had mijn collega toch nog de helderheid om mij ‘goede dingen’ toe te zeggen en mijn toekomstige werk te zegenen. Jezus zegt ook tegen de goede moordenaar: “Vandaag nog zult ge met mij zijn in het paradijs.” Het woord paradijs staat er, volgens mij, niet zo maar. Enerzijds verwijst het naar een paradijservaring, naar iets dat zalig is. We beleven iets als paradijselijks als het bijzonder goed is, als we helemaal onszelf kunnen zijn. Een paradijs dat is de plaats waar we mogen zijn wie we zijn, met onze kwaliteiten, onze talenten en onze beperkingen, waar we niet veroordeeld worden voor dingen die niet zo goed zijn, waar we echt mogen thuiskomen. Zo mogen thuiskomen is een paradijservaring. Anderzijds verwijst het woord paradijs ook naar de De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus schepping. In het aards paradijs staat er een boom van kennis van goed en kwaad. Die boom van kennis van goed en kwaad heeft te maken met het kunnen oordelen over goed en kwaad. Er wordt duidelijk aan de mens gevraagd om niet te eten van de vruchten van die boom. Met andere woorden: het oordelen over goed en kwaad komt niet toe aan de mens maar aan God!3 Dit wil dus ook zeggen: veroordeel elkaar toch niet. Spreek geen oordeel uit. We kunnen wel dingen zien en herkennen of onderscheiden van wat er gebeurt maar zonder dat we mensen hoeven te veroordelen. ‘Wat is, dat is’. Zonder veroordeling. Ik oefen deze houding ook in mijn werksituatie met bejaarden. Ik weet slechts weinig van hun vroegere rol of functie en dat is een voordeel want ik begin met elke bewoner ‘van vooraf aan’, met een ‘propere lei’. Ik benader hen allemaal gelijk. Ik luister naar hun levensverhaal, en merk dat ze allemaal hun kwetsuren meedragen maar daar anders mee zijn omgegaan. Ik leer van hen en probeer om niemand te (ver)oordelen. De zending die we krijgen bij deze kruiswoorden: veroordeel elkaar niet maar geef elke keer weer nieuwe kansen. III.Vrouw zie daar uw zoon. Zoon zie daar uw moeder. (Joh 19,26-27) De woorden die Johannes ons toeschrijft zijn: “Vrouw zie daar uw zoon. Zoon zie daar uw moeder.” Johannes is de evangelist van de eenheidsliefde, de liefde tussen Jezus en de Vader met het beeld van de wijnstok en de ranken. En die eenheidsliefde komt sterk tot uiting in deze woorden. In de maatschappij ten tijde van Jezus had een vrouw maar bestaansrecht als dochter van haar vader, echtgenoot van haar man of moeder van haar zoon. Als Jezus sterft verliest Maria niet alleen haar zoon maar tegelijkertijd ook haar identiteit. Daarom geeft Jezus haar Johannes tot zoon en daardoor is haar bestaansrecht verzekerd. Niet alleen op het vlak van het materiële maar ook op het vlak van verwantschap. Onder het kruis van Jezus ontstaat een nieuw soort verwantschap in verbondenheid, voorbij de familiebanden omdat we allemaal broers en zussen zijn, kinderen van één Vader. En zo worden ook wij aan elkaar gegeven. Dat merken we ook vaak in ons eigen leven. Als we op weg gaan met mensen, aanwezig kunnen blijven bij hun diepste pijn, als we trouw aanwezig blijven, dan groeien er nieuwe verbindingen en kunnen we nieuwe relaties opbouwen. We merken dat gedeeld verdriet mensen aan elkaar kan smeden. Er ontstaat ook een nieuw verwantschap als ik naar mijn vader kijk die 1,5 jaar in een rusthuis woont of naar de religieuzen die verhuizen van hun klooster naar het woon- en zorgcentrum, waar zij opnieuw de mogelijkheid krijgen - en ook die kans nemen - om nieuwe relaties op te bouwen, om verbondenheid te creëren met de verzorgenden. Zij mogen zich aan hen toevertrouwen. Het zijn de verzorgenden zelf die de taak van de familie overnemen. Ik zelf zie ook een nieuw 3 BASSET, Lytta, Voor altijd geschonden?”Ze weten niet wat ze doen, Averbode, 2001, p 310 Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1 63 verwantschap groeien in de relatie met mijn vader die nu een zwaar dementiebeeld heeft. Ik ben nu niet meer het kind van mijn vader maar als zorggever ben ik de ouder geworden voor mijn vader die kind geworden is. Toch wel een verandering in rolpatronen en een verlies dat niet zo gemakkelijk te verwerken is. Onder het kruis ontstaat er een nieuwe gemeenschap. Jezus vraagt ons om elkaar niet los te laten. Hij laat Maria niet los, Hij laat Johannes niet los maar over de dood heen wordt er een nieuwe verbondenheid geschapen. Het is deze verwantschap over familiebanden heen die inhoud geeft aan de zending die we van Jezus meekrijgen. Uit de verbondenheid tussen Maria en Johannes is er een gemeenschap ontstaan van eerste christenen die samen kwamen rond ‘brood en wijn’. Mensen die elkaar ontmoeten in de dingen van alledag, zorgen voor voedsel en samen maaltijd houden. Dit wil zeggen dat ook wij vriendschap kunnen sluiten in dagdagelijkse situaties. Ik zie het trouwens al gebeuren rondom mij: jonge gezinnen die elkaar dragen en ondersteunen bijvoorbeeld voor de kinderopvang, hoe ze een maaltijd meebrengen of groenten delen uit de tuin. Ik zie veel mensen uit onze omgeving vrijwilligerswerk doen. Mensen die op hun eigen manier terug samen komen in groepen en op die manier een deel van die nieuwe familiebanden waarmaken. We moeten het niet te ver gaan zoeken, heel vaak doen we die dingen al en is het belangrijk om ons daarvan bewust te worden. We merken dat we, meer dan we zelf denken, ‘inzitten’ met elkaar. ‘Met elkaar inzitten’ is een mooie uitdrukking die duidt op de ander die ‘in’ ons 64 zit, als het ware in onze buik. Dan kunnen we de ander niet loskoppelen van onszelf. De zending die we in deze kruiswoorden van Jezus horen is: hou van elkaar, blijf elkaar nabij in verbondenheid. IV.Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten? (Mc 15,34 en psalm 22,2) Bij de vierde kruiswoorden zegt Jezus: “Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Jezus neemt hier de woorden van psalm 22 in de mond. We weten dat Jezus een Rabbi was en dus goed thuis was in de joodse geschriften. Jezus moet de psalmen heel goed gekend hebben, Hij bidt ook met verzen uit de psalmen. In het boek der Psalmen zien we een groot godsvertrouwen: de klacht die de mens uitdrukt zal gehoord worden. De psalmist, hier David, weet uit ervaring dat de vraag om hulp niet tevergeefs zal zijn. Hij herinnert zich de tussenkomst van God in het verleden, hij vraagt om hulp in deze benarde situatie en hij is er zeker van dat God zal tussenkomen om te redden. “Je kunt het en Je zult het doen.” Hij getuigt van een diep godsvertrouwen. We zouden kunnen denken dat Jezus twijfelt aan zijn geloof maar ik denk dat Hij, juist door deze psalm in de mond te nemen, blijk geeft van een diep vertrouwen in God die de jammerklachten van het volk hoort: “Ik heb de ellende van mijn volk gezien en hun jammerklachten gehoord’ (Ex 3,7)) Als we psalm 22 lezen en herlezen, dan merken we dat ook de nood van de psalmist telkens herhaald wordt. De schrijver is zo taalvaardig dat hij telkens met nieuwe beelden uitdruk- De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus king kan geven aan zijn grote nood. Hij beschrijft al zijn fysieke klachten en gebruikt beelden van dreigende stieren en leeuwen, kostbaar water dat is uitgegoten. In alle toonaarden klaagt de psalmist zijn nood en Jezus neemt er één vers van over. Deze Kruiswoorden zeggen ook iets over Jezus en over de manier waarop Hij bidt met de psalmen. Ook in zijn diepste pijn en in het moment dat Hij zich helemaal verlaten voelt, kan Hij toch nog bidden. We merken vaak dat mensen in nood terugvallen op oude formules of gekende gebeden, op enkele verzen die telkens herhaald worden. In het Nederlands gebruiken we de uitdrukking ‘godverlaten zijn’ om aan te tonen hoe eenzaam een mens kan zijn. Niet alleen bij het sterven maar ook in crisissituaties komen we in contact met die fundamentele eenzaamheid. En dan wordt elke vraag om hulp, elke bede, een gebed. En het gebed neemt niet meteen het lijden weg, daar moeten we doorheen, maar het gebed of de bede die we uitdrukken naar een medemens of God, behoedt ons voor de wanhoop van het isolement.4 In de bijbel vinden we heel veel klaagliederen en smeekbeden. Ook het gebed van de onvruchtbare Hannah in het boek Samuel is zo sprekend omdat ze met al haar verdriet en haar nood voor God gaat staan. Ze smeekt en huilt om niet de schande te moeten dragen van kinderloos te blijven. (1Sam 1) Zoals Jezus heeft geroepen naar zijn Vader, zo mogen ook wij voor God gaan staan met al onze twijfels, al ons verdriet en ons lijden. Zelf heb ik veel geleerd door het lezen van de dagboeken van Etty Hillesum. De manier waarop ze de dagdagelijkse ervaringen, haar psychologische gedachten en haar gevoelens in een innerlijk gesprek voor God kon brengen, vind ik zo verhelderend. “Mag ik zo bidden? Kan ik zo bidden?” Ook van Henri Nouwen leer ik mij in mijn nood en mijn verwarring tot God te wenden en biddend te roepen. Zoals de psalmist bidt in psalm 22 “Je hebt toch mijn voorouders geholpen, waarom zou Je mij niet helpen?” De psalmist gaat altijd terug naar de voorouders, naar de voorgeschiedenis van het volk en van zichzelf. En zo mogen ook wij terugblikken op ons eigen leven. Hoe heeft God ons in andere periodes geholpen of hoe hebben we het met de hulp van ‘hierboven’ uitgehouden in de crisis? De psalmist zegt met zekerheid: “U geeft mij antwoord.” Wie nog verbonden is met het tuin- en landleven, kan misschien troost vinden in de seizoenen. De bijbel staat vol met beelden uit de natuur. Zo kunnen we de verlatenheid van een winterlandschap vergelijken met onze eigen ziel. En zoals er na elke winter weer een lente doorbreekt, zo kunnen we ook geloven dat we niet in de steek gelaten worden. En dat is de zending die we krijgen in deze Kruiswoorden: breng al je twijfel en je verdriet voor God, geloof maar dat er een antwoord komt. V. Ik heb dorst. (Joh 19,28 en Ps 22,16) Jezus zegt: “Ik heb dorst.” Die woorden worden ons aangereikt door de evangelist Johannes, die we kennen als de schrijver over het 4 DEPOORTERE, Kris, persoonlijke nota’s tijdens de cursus Pastoraaltheologie. Paul Ricoeur. La symbolique du mal. KULeuven 2003-2004 Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1 65 Levende Water en de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw aan de put. Voor hem is water heel belangrijk. En als Johannes spreekt over water dan gaat het ook heel dikwijls over de Geest. Water en Geest horen bij elkaar. Jezus wordt gedoopt met water, in de Geest (Lc 3,16) en wij worden opnieuw geboren uit water en Geest. (Joh 3,4). Als Jezus zegt “Ik heb dorst” dan zouden we kunnen denken dat het over de letterlijke dorst gaat, de fysieke dorst. Laten we opnieuw kijken naar psalm 22 waarin de psalmist zijn nood klaagt en een opsomming maakt van al zijn fysieke noden. Als je verpleegkundige bent geweest of stervenden nabij bent dan heb je weet van de aftakeling die mensen doormaken. Toen ik nog werkte als verpleegkundige op de palliatieve eenheid kregen de woorden van deze psalm een bijzondere invulling: ‘als water ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen, mijn hart is als was, het smelt in mijn lijf, mijn kracht is droog als een potscherf, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; u legt mij neer in het stof van de dood.’ Vertaald naar vandaag, zouden het de symptomen zijn die een verpleegkundige neerschrijft in een patiëntendossier. Zo letterlijk kunnen we deze fysieke klachten herkennen. In sommige Bijbelvertalingen staat er niet ‘ik heb dorst’ maar ‘mij dorst’. En daarin lees ik Dorsten naar gerechtigheid heeft ook te maken met een visioen. Jezus spreekt over het Rijk van God en ‘wat je aan de kleinste hebt gedaan, dat heb je aan mij gedaan.’ Drinken geven, mensen kleden, zieken bezoeken, stervenden nabij zijn,… allemaal heel concrete dingen die we kunnen doen. Als het over de figuurlijke dorst gaat zouden we ook de vraag kunnen stellen: “Waar komt onze dorst vandaan?” Waar dorsten mensen naar? Welk verlangen schuilt er nog in hun diepste wezen? En als we naar onze maatschappij kijken, dan merken we geen dieper verlangen meer, althans het is niet zichtbaar. Mensen willen hun dorst laven met de laatste koopjes, met nieuwe kookprogramma’s, met last-minute-reisjes, met allerlei externe dingen. We denken onze dorst te kunnen vullen maar we voelen ons niet vervuld. Prediker, nog zo’n wijze schrijver uit het Oude Testament, heeft in één van zijn verzen gezegd – en daarmee spreekt hij God aan: “Gij hebt de eeuwigheid in ons hart geplant.”5 (Pred 3,11) In het menselijke hart woont een groot verlangen naar eeuwigheid, en niet de eeuwigheid ver weg maar de eeuwigheid die je kan vertalen als een verlangen naar volheid in het nu, een diep verlangen naar geluk. Het visioen dat in elk mensenhart leeft, zeker bij gelovigen, is ‘het dorsten naar gerechtigheid, naar vrede en naar heelheid van de schepping’. de figuurlijke dorst ‘zoals de hinde die naar het water smacht, zo dorst mijn ziel naar u, mijn God’ (psalm 42) Of zoals we bij Matteüs kunnen lezen: het dorsten naar gerechtigheid. Jezus zegt: “Ik had dorst en je hebt mij te drinken gegeven.” (Mt 25,35) Als Jezus zegt “Ik heb dorst” dan kunnen we daarin ook horen: “Blijf maar dorsten. Dorst maar naar gerechtigheid en vrede. Hou dat visioen maar wakker. En al is het niet voor onze generatie, of voor onze tijd, blijf toch 5 Vrije vertaling naar Bijbel, Willebrordvertaling, voetnota: “Ook heeft Hij de eeuwigheid in het hart van de mensen gelegd.” 66 De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus maar dromen. Maar toets je dromen aan de werkelijkheid zodat je niet je vleugels kapot vliegt.” Blijf daarin ook maar erkennen dat we maar mensen zijn en onze beperkingen hebben maar tegelijkertijd hebben wij een hunkering naar volheid, naar eeuwigheid. Het is een dynamiek die onstuitbaar opborrelt als een innerlijke bron. In onze maatschappij, waar er zoveel dingen worden aangeboden, waar het heel gemakkelijk is om verdeeld en versplinterd te leven, is het belangrijk om regelmatig tijd te nemen om tot stilte te komen, om ons ‘bijeen te rapen’, om terug naar onze kern te gaan. Om ons opnieuw in verbinding te stellen met die innerlijke bron. De zending die Jezus ons met deze woorden meegeeft is: dorst naar gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping. VI. Het is volbracht. (Joh 19,30 en Ps 22,32) Als Jezus’ stervensuur nadert, komt Hij tot de woorden: “Het is volbracht.” Jezus zijn taak als mens is volbracht. Hij had de opdracht gekregen van de Vader om ons de Blijde Boodschap te kunnen brengen, en Hij heeft dat ook kunnen doen. Zijn taak als mens is volbracht maar als we de nieuwsberichten horen en de beelden over armoede, geweld en oorlog zien, dan gaat het lijden van Jezus nog steeds verder. Jezus is nog steeds in doodstrijd.6 En zolang als Jezus nog sterft in de gekwetste mensen van vandaag, kunnen wij niet lijdzaam toezien. Soms komt er een einde aan onze draagkracht en moeten we zeggen: “dit is voorlopig genoeg geweest”. De woorden “Het is volbracht” heb ik ook gehoord van een moeder bij het overlijden vaan haar zoon. Haar zoon had 11 maanden geleden een ongeval gehad op een bouwwerf en was sindsdien niet meer uit zijn coma ontwaakt. Toen hij op de palliatieve afdeling stierf zei ze: “Het klinkt misschien vreemd, maar ik ben nu zo gelukkig.” Soms is de lijdensweg zo groot dat mensen verlangen naar de dood. Soms aanvaarden mensen ook dat het einde nabij is en dat het sterven komen moet, ze zeggen: “Het is afgerond, alles is gezegd.” Mensen maken de balans van hun leven en zeggen: “Het is goed geweest.” Ik denk daarbij ook aan een oudere dame die stierf op onze afdeling en ze had nog één dochter. Vanuit het raam kon ze de kraamafdeling zien en zei: “Zoveel jaar geleden heeft mijn moeder mij hier het leven geschonken, en heeft ze mij verzorgd en in haar armen genomen. Nu ben ik hier bij haar en kan ik haar verzorgen en in mijn armen nemen.” Het was alsof de cirkel rond was. De taak van de moeder was volbracht, de taak van de dochter was volbracht. Alles was tot een goed einde gekomen ondanks het verdriet van het naderend afscheid. Als we deze kruiswoorden van Jezus op ons leven leggen en naar de toekomst kijken, wat betekent dit dan? Jezus zegt: “Het is volbracht.” En ik schrijf: “Het is nooit volbracht” omdat we elke keer opnieuw dat appèl blijven horen. Als er veel lijden in de wereld is kunnen we niet zeggen “Ik heb 6 BRAS, Kick, Lichtspoor: een jaargang meditatie, Kampen, 1996. Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1 67 niets meer te doen.” Maar wel moeten we zeggen “Ik kan niet alles doen. Ik heb mijn beperktheden, wat ik kan doen, kan ik doen. Soms luk ik, soms misluk ik. Soms heb ik moed, soms ben ik het vertrouwen kwijt.” Het is belangrijk om al deze ervaringen te kunnen (h)erkennen in ons leven. Ik schrijf: “Het is nooit volbracht… maar God rustte op de zevende dag.” God heeft de wereld en de mens geschapen, en er is een moment gekomen dat het goed was. Zo kunnen ook wij zeggen bij het afronden van bepaalde taken: “Het is goed geweest”. Toen onze kinderen afgestudeerd waren en apart gingen wonen had ik ook het gevoel van ‘het is goed geweest, mijn taak als opvoeder is voltooid, niet mijn taak als moeder of als metgezel van mijn dochters maar wel als opvoeder.’ Als we die oproep om het altijd weer op te nemen voor de lijdende mens ernstig nemen, dan moeten we daar eerlijk in zijn. Als we het willen volhouden dan moeten we onze beperkingen erkennen en dan moeten we ook regelmatig tot stilte komen. Dan moeten we onze actie voortdurend afwisselen met stilte, inkeer en contemplatie. Dorothee Sölle schreef het boek ‘Mystiek en verzet’7 waarin die twee polen sterk aan bod komen. Mystiek is de contemplatie, verzet is de actie. De ondertitel van haar boek is ‘Gij stil geschrei.’ Het geschrei van God in de wereld dat we elke keer opnieuw horen, mag en moet ons blijven oproepen en dragen tot het einde van onze dagen. Het is ook de zending bij deze kruiswoorden: wees niet doof voor het geschrei van God in de wereld én gun je zelf een tijd van rust. VII. Vader in uw handen beveel ik mijn geest. (Lc 23,46) Als Jezus tot aanvaarding is gekomen van zijn opdracht, als Hij zegt “Het is volbracht’, komt Hij ook tot overgave in de laatste kruiswoorden waarin Hij zegt: “Vader in uw handen beveel ik mijn geest”. Ik zou naast deze woorden van Lucas de woorden van Johannes willen leggen. Johannes schrijft: “Daarop boog Hij het hoofd en Hij gaf de geest.” (Joh 19,30) Op het moment dat Jezus sterft geeft Hij de Geest, de Geest met een hoofdletter. In die zin kan het sterven een nieuwe doorbraak betekenen, het begin van een nieuw leven. Het is een nieuwe geboorte uit de Geest (Joh 3,4). Jezus geeft niet alleen de geest, de laatste adem maar Hij geeft ons de Heilige Geest “Wie Jezus tot het einde toe gevolgd is, tot onder het kruis, die krijgt ook de primeur van de Geest.”8 Die is ook aanwezig als Jezus de Geest geeft. We zouden zelfs kunnen zeggen, op dat moment waar we de Geest ontvangen, daar is het al Pinksteren. In religieuze gemeenschappen bidt men elke dag bij de completen: “Vader in uw handen beveel ik mijn geest.” De dagtaak is afgelopen, het werk is volbracht en we leggen ons leven in de handen van God, elke dag opnieuw. Wat eigenlijk een eindpunt betekent of zou lijken, het sterven van iemand, 7 SOLLE, Dorothee, Mystiek en Verzet, Gij stil geschrei, Ten Have,1998 8 CORNETTE, Katrien 68 De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus kan een nieuw begin worden. Uit de nacht wordt de dageraad geboren. Het is in kloosters een traditie dat de grote feesten beginnen op de vooravond. Uit de duisternis wordt het licht geboren. Als we naar Jezus kijken kunnen we zeggen: “Er is een nieuw begin mogelijk. Uit de nacht wordt de dageraad geboren.” Wie mocht aanwezig zijn bij het sterven van iemand, heeft dan ‘de laatste adem ontvangen’. Dit wil zeggen dat de stervende iets doorgeeft en dat de ander iets ontvangt. Op zulke momenten gebeurt er iets bijzonders. Je kan het Mysterie ervaren. Soms horen we mensen zeggen: “Ik wist niet dat sterven zo mooi kon zijn.” En zelfs al hebben mensen heel veel pijn omwille van het heengaan, toch voelen ze dat er een diepe kracht in hen is wakker geworden. Een kracht die een troost kan zijn in de volgende dagen en jaren. Als we deze laatste woorden ook voor onszelf willen meenemen, dan horen wij daarin de zending: Jezus geeft ons de Geest. We mogen ons laten begeesteren. Wij mogen de Geest ook ontvangen. We mogen leven vanuit de Geest en ons bezielen. Jezus heeft ook gezegd: “Ik laat u niet als wezen achter maar ik zal U een Helper sturen.” (Joh 14,1618.26) Het lied Veni Creator Spiritus leert ons: “Gij zijt de gave Gods, Gij zijt de grote Trooster in de tijd.” Als wij ons laten begeesteren dan kunnen wij met geestkracht in het leven staan en dan kunnen wij, geholpen door de Geest, ook anderen tot troost zijn. En dan kunnen wij ook vurige mensen zijn van vrede en vol vreugde. De zending die wij bij deze laatste Kruiswoorden meekrijgen is: laat je maar begeesteren en bezielen met Geestkracht. De zending wordt een levenshouding. We hebben gekeken naar het leven van Jezus. We hebben ingezoomd op de zeven Kruiswoorden uitgesproken in die enkele minuten voor zijn kruisdood. We hebben in die woorden opnieuw een zending gevonden. In de gebrokenheid van het bestaan komen we op het spoor van een specifieke levensopdracht. Het is een zending die haar begin en haar voltooiing vindt in de God van de kwetsbare liefde: de liefde voor al wat kwetsbaar is. Als we proberen te leven naar het ‘testament van Jezus’, als de zeven opdrachten ons langzaam doordesemen en in ons mogen groeien tot een levenshouding, dan zullen we ook in kwetsbare momenten de kracht vinden om opnieuw rechtop te komen. Dan kunnen we, als vreugdevolle mensen van ‘Opstanding’, ons geloof uitstralen. Dat we enthousiaste Paasmensen mogen worden, bezield door de Geest. Amen. Wies Beckers OVER DE AUTEUR Wies Beckers is pastor in het WZC Floordam in Melsbroek. [email protected] Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1 69