De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus.

advertisement
Meditatie
De zeven kruiswoorden.
Het testament van Jezus.
Wies Beckers
De laatste woorden van Jezus, die we kennen als de 7 Kruiswoorden, zijn als een testament.
In zijn diepste pijn en lijden blijft Jezus betrokken op zijn medemensen. Meer dan dat, in de
Kruiswoorden ontdekken we dat Hij hen – en ons - een opdracht meegeeft. In dit artikel wil
ik delen hoe deze woorden van Jezus leven herkenbaar geworden zijn in mijn ervaringen als
verpleegkundige op een palliatieve zorgeenheid en nadien als pastor voor oudere zusters.
In wat volgt wil ik de Kruiswoorden één voor één benaderen. Eerst kijk ik naar de Bijbelse
context: wat is er gebeurd in het leven van Jezus. In een tweede fase kijk ik hoe we vandaag
de woorden van Jezus op ons eigen leven kunnen leggen. En vervolgens probeer ik bij elk
Kruiswoord de zending op het spoor te komen: wat betekenen die woorden van Jezus voor
ons vandaag en voor onze toekomst?1
I. Vader, vergeef het hun, want
ze weten niet wat ze doen.
(Lc 23,33-34)
De eerste woorden die we horen van Jezus
zijn volgens Lucas: “Vader, vergeef het hun,
want ze weten niet wat ze doen.” Op het
moment dat Jezus op het kruis wordt genageld, heeft Hij oog voor wat er gebeurt in
zijn omgeving. De eerste woorden die Jezus
spreekt op het kruis staan centraal in heel de
Blijde Boodschap: vergeven. Als we ons door
Jezus laten inspireren, dan moeten we ook
onze vijanden liefhebben. Dit is heel moeilijk, want het is vaak al moeilijk om onze
geliefden te beminnen. Meer dan het gewone, vraagt Jezus ons dikwijls buitengewone
dingen. En toch maakt Hij het heel concreet:
heb je vijanden lief, doe goed, zegen en bid.
(Lc 6,27-38) Dat zijn dingen die we eigenlijk
altijd kunnen doen, zelfs voor mensen waar
we niet zo goed mee overeenkomen of mensen waarvan we vinden dat ze ons iets in de
weg leggen. We hebben al gauw de neiging
om het de ander eens goed betaald te zetten. Dat is een heel natuurlijke reactie. Maar
dan vraagt Jezus iets anders, Hij vraagt ons
om die natuurlijke reactie te overstijgen:
goed doen, zegenen en bidden. Dikwijls
doen we dat al zonder dat we dat zelf
weten, we zijn er ons niet altijd van bewust.
Er is in elke mens ook de neiging om goed te
doen. Maar de neiging om te vergelden en
de neiging om het goede te doen zijn dikwijls met elkaar in conflict. We zijn dan in
een innerlijke strijd gewikkeld. En dan is er
1 Dit artikel is de neerslag van een lezing op Goede Vrijdag 10 april 2009, in Abdij Bethanië te Loppem
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
59
telkens weer die vraag: “Kunnen we kiezen
voor wat echt leven geeft? Kunnen wij, in
Jezus spoor, kiezen voor vergeving? Kunnen
wij goed doen ook al wordt ons geen goed
gedaan? Kunnen wij zegenen? Benedicere
betekent ‘goede dingen zeggen’. Kunnen wij
goede dingen zeggen? Kunnen wij bidden?
Kunnen wij met ons verdriet en onze
onmacht naar God toe gaan? Kunnen wij
aan God vragen: “Ik versta het niet maar Gij
weet wat er met deze mensen en met mij
gebeurt. Help mij?”
Als ik naar mijn eigen leven kijk vanuit deze
kruiswoorden dan zie ik hoe Jezus een houding aanneemt zoals ouders naar hun kinderen
kijken. Toen onze dochters nog tieners
waren, kwamen ze in een natuurlijk proces
van ‘onafhankelijkheid verwerven’. Maar
tegelijkertijd waren ze ook hard en kwetsend naar ons, als ouders, toe. Zonder dat ze
dat zelf wisten hebben ze ons pijn gedaan.
En wellicht hebben wij onze ouders ook pijn
gedaan. Nu ze zelf kinderen hebben kijken
ze heel anders naar de ouders en kunnen ze
zeggen: “Mama, misschien heb ik jullie vroeger pijn gedaan, maar ik heb dat zo niet
bedoeld.” In een bepaalde manier van leven,
in een normaal proces van keuzes maken
doen mensen elkaar soms pijn, zonder dat
echt te willen.
Pijn doen kan ook te maken hebben met
fouten maken of iets verkeerd doen maar
daar wil ik het in deze context niet over
hebben. Wel over het fenomeen dat we
gekwetst worden omdat mensen iets niet
doen of nalaten om iets te doen: nalaten om
een troostend woord te zeggen, nalaten om
tussen te komen waar ze onrecht zien
60
gebeuren, of nalaten van verantwoordelijkheid op te nemen.
Zo had ik in het ziekenhuis contact met de
zoon en de dochter van een terminale
patiënte en er was onenigheid tussen broer
en zus. Ze kwamen wel bij moeder aan bed,
maar elk apart. Als de een binnen was, ging
de ander buiten en omgekeerd. De dochter
was heel kwaad omdat haar broer zolang
niets van zich had laten horen, haar zoontje
had geen peter gehoord of gezien, geen
cadeautjes gekregen. Haar broer had nagelaten van peter te zijn. Haar kwaadheid was
vooral haar gekwetstheid omwille van het
verdriet van haar zoontje dat elke keer
moest merken ‘mijn peter is afwezig’. Vaak
zijn we kwaad omdat we ons gekwetst voelen, omdat we verdriet hebben, om dat stuk
liefde dat er niet geweest is, omdat de liefde
gekwetst is.
Als we van vergeving spreken heeft het ook
te maken met vergeving naar onszelf toe.
Aanvaarding van wat er is zonder te veroordelen. Zo heb ik ook meermaals kunnen
meemaken dat patiënten in die laatste fase
proberen een levensbalans op te maken, dat
ze gaan terugkijken op hun leven en zich
afvragen: “Wat heb ik er nu van terecht
gebracht?” En stervenden kunnen zich geen
rad meer voor de ogen draaien, de tijd
dringt. De arts op de afdeling was zo fijngevoelig om hen te vragen: “Fouten en mislukkingen maken we allemaal, maar als je
alles in ogenschouw neemt, als je alles
samen legt, wat heb je er dan van gemaakt?
Hoe is je leven dan geweest?” En heel vaak
kunnen mensen dan zeggen: “Eigenlijk is het
goed geweest.” Mensen kunnen hun kwali-
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
teiten en hun beperkingen in de weegschaal
leggen en zeggen: “Kijk, al bij al, met al mijn
mogelijkheden, heb ik toch iets moois
gemaakt van mijn leven.” Mensen kunnen
hun fouten of nalatigheden erkennen en
zich verzoenen met het feit dat ook dat een
deel van hun persoonlijkheid is.
In onze omgang met elkaar is het belangrijk
om alles in een totale context te kunnen
zien, om mensen te aanvaarden met hun
kwaliteiten maar ook met hun beperkingen
en daarbij rekening te houden met hun
familiale en maatschappelijke omgeving.
En wat kunnen we nu in deze Kruiswoorden
van Jezus horen voor onszelf en voor onze
toekomst? Welke zending krijgen wij eigenlijk mee? Ik heb hierboven al aangehaald
dat vergeven tegennatuurlijk is. Een mens
wil het de ander liever betaald zetten, en
liefst dubbel en dik. Dat zijn neigingen die
bij onze menselijke natuur horen, we moeten die neigingen onder ogen durven zien
en als we er ons bewust van worden dan
kunnen we zeggen: “OK, maar dat is niet
mijn keuze. Mijn keuze is: ik wil goeddoen,
zegenen en bidden voor wie mij dwarsboomt, mij kwaad toewenst of zich opstelt
als mijn tegenstander.”
Vergevingsgezindheid heeft ook te maken
met de barmhartigheid van de Vader.
Barmhartigheid is een eigenschap, een kwaliteit van God die wij kunnen imiteren en
waarin wij kunnen groeien. Barmhartigheid
wil zeggen dat we een hart hebben dat zich
kan ontfermen over mensen, over de medemens en over onszelf. Dit wil ook zeggen dat
we een hart hebben dat zichzelf kan aanvaarden met de eigen beperktheden en ook
weten dat we dikwijls, zonder het te willen
of te beseffen, anderen soms kwetsen.
Als we de nederigheid hebben om dat te
erkennen voor onszelf, dan kunnen we
gemakkelijker zeggen tegen God: “Help mij
om goed te doen, om goede dingen te zeggen en om te bidden.” De zending luidt: doe
goed, zegen en bid.
II. Voorwaar ik zeg u:
vandaag nog zult gij met mij
zijn in het paradijs
(Lc 23,43)
Jezus zegt aan de goede moordenaar:
“Voorwaar ik zeg u: vandaag nog zult gij
met mij zijn in het paradijs.” Jezus brengt de
eerste kruiswoorden al meteen in praktijk:
Hij vergeeft al onmiddellijk de goede moordenaar. De persoon wordt niet veroordeeld.
Hij wordt losgekoppeld van de daad die hij
gesteld heeft. De eerste twee kruiswoorden
zijn nauw met elkaar verbonden. Bij de eerste kruiswoorden kijken we naar wat voorbij
is, naar het verleden. Bij de tweede kruiswoorden gaat er voor de goede moordenaar
een toekomst open. Het verleden kan losgelaten worden om een nieuwe toekomst te
openen. Er komt een nieuw perspectief voor
de persoon in kwestie. Jezus kijkt dieper dan
de daden van de ‘goede’ moordenaar. Er is in
de mens een plaats die helemaal gezond is,
heilig en onverminkt. Het is een plaats waar
we beeld zijn van God.2 Maar doorheen de
levensgeschiedenis kunnen we er de verbin-
2 STINISSEN, W., De nacht zal lichten als de dag, de donkere nacht bij Jan van het Kruis, Carmelitana, 1990
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
61
ding mee verliezen. We zijn afgezonderd
geraakt. In het woord afzondering horen we
het woord zonde. De af-zonde-ring veroorzaakt een grote pijn die eigen is aan ons
menselijk bestaan. Maar tegelijkertijd is er
ook elke keer opnieuw de kans - het is vooral
een bewuste keuze – om die verbinding te
herstellen (re-ligare). De goede moordenaar
komt tot inkeer. We mogen veronderstellen
dat hij zijn fouten inziet. Hij spreekt Jezus
aan en vraagt “Vergeet mij niet wanneer u in
uw koninkrijk komt.” Opnieuw heeft Jezus
oog voor zijn medemens en Jezus spreekt
hem troost toe. Het is heel mooi om te zien
hoe een stervende persoon iets goeds tot
iemand zegt en daardoor eigenlijk een zegen
uitspreekt. Dat is een enorme troost.
Als ik Jezus die woorden van troost hoor
zeggen tot de goede moordenaar, dan geeft
Hij hoop en toekomst. Ondanks de dood
kunnen mensen in een terminale fase toch
nog naar de toekomst kijken. Wie oog in oog
staat met de dood, kan soms voorbij die
dood kijken. Niet iedereen kan dat, maar
mensen die tot aanvaarding van hun situatie
zijn gekomen, van hun sterfelijkheid, kunnen
dat vaak wel. Zo heb ik gezien hoe een jonge
oma een klein truitje aan het breien was
voor haar kleinkind dat nog zou geboren
worden. Haar dochter was zwanger en ze
wist niet of ze het kindje ooit zou zien. En
toch breide ze, ze was niet verbitterd. Heel
rustig zat ze in de zetel van de palliatieve
afdeling een truitje te breien. Soms zijn we
bang om over de dood te spreken maar dan
zijn het de stervenden zelf die ons woorden
of beelden aanreiken om erover te praten.
Zo was het ook bij deze mevrouw, ze kon
verder kijken dan haar dood: “Na mij komt
62
er een nieuw leven.” Als je als hulpverlener
met zulke mensen in contact komt, word je
genezen, geheeld.
Een dergelijke ervaring had ik bij het bezoeken van de aalmoezenier van het WZC. Kort
na zijn indiensttreding werd hij zwaar ziek
en toen hij in een terminale fase was ben ik
hem gaan bezoeken. Ik vroeg of ik hem een
kruisje mocht geven. Hij zei: “Ja, en mag ik u
zegenen?” Hij heeft toen zijn handen over
mij uitgestrekt en een zegengebed uitgesproken. Het is een van de mooiste momenten geweest uit mijn beroepsloopbaan om
de zegen van een stervende te krijgen. Het
was ontroerend mooi. Het is trouwens een
Bijbelse ervaring: we lezen hoe de stervende
vaders de kinderen zegenden. Maar hoe
vaak is die zegen van een stervende ook
tastbaar gemaakt in onze samenleving? Ik
ben er heel dankbaar om. Voorbij zijn sterfelijkheid had mijn collega toch nog de helderheid om mij ‘goede dingen’ toe te zeggen
en mijn toekomstige werk te zegenen.
Jezus zegt ook tegen de goede moordenaar:
“Vandaag nog zult ge met mij zijn in het
paradijs.” Het woord paradijs staat er, volgens mij, niet zo maar. Enerzijds verwijst het
naar een paradijservaring, naar iets dat zalig
is. We beleven iets als paradijselijks als het
bijzonder goed is, als we helemaal onszelf
kunnen zijn. Een paradijs dat is de plaats
waar we mogen zijn wie we zijn, met onze
kwaliteiten, onze talenten en onze beperkingen, waar we niet veroordeeld worden
voor dingen die niet zo goed zijn, waar we
echt mogen thuiskomen. Zo mogen thuiskomen is een paradijservaring. Anderzijds
verwijst het woord paradijs ook naar de
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
schepping. In het aards paradijs staat er een
boom van kennis van goed en kwaad. Die
boom van kennis van goed en kwaad heeft
te maken met het kunnen oordelen over
goed en kwaad. Er wordt duidelijk aan de
mens gevraagd om niet te eten van de
vruchten van die boom. Met andere woorden: het oordelen over goed en kwaad komt
niet toe aan de mens maar aan God!3 Dit wil
dus ook zeggen: veroordeel elkaar toch niet.
Spreek geen oordeel uit. We kunnen wel
dingen zien en herkennen of onderscheiden
van wat er gebeurt maar zonder dat we
mensen hoeven te veroordelen. ‘Wat is, dat
is’. Zonder veroordeling. Ik oefen deze houding ook in mijn werksituatie met bejaarden.
Ik weet slechts weinig van hun vroegere rol
of functie en dat is een voordeel want ik
begin met elke bewoner ‘van vooraf aan’,
met een ‘propere lei’. Ik benader hen allemaal gelijk. Ik luister naar hun levensverhaal, en merk dat ze allemaal hun kwetsuren meedragen maar daar anders mee zijn
omgegaan. Ik leer van hen en probeer om
niemand te (ver)oordelen.
De zending die we krijgen bij deze kruiswoorden: veroordeel elkaar niet maar geef
elke keer weer nieuwe kansen.
III.Vrouw zie daar uw zoon.
Zoon zie daar uw moeder.
(Joh 19,26-27)
De woorden die Johannes ons toeschrijft
zijn: “Vrouw zie daar uw zoon. Zoon zie daar
uw moeder.” Johannes is de evangelist van
de eenheidsliefde, de liefde tussen Jezus en
de Vader met het beeld van de wijnstok en
de ranken. En die eenheidsliefde komt sterk
tot uiting in deze woorden. In de maatschappij ten tijde van Jezus had een vrouw
maar bestaansrecht als dochter van haar
vader, echtgenoot van haar man of moeder
van haar zoon. Als Jezus sterft verliest Maria
niet alleen haar zoon maar tegelijkertijd ook
haar identiteit. Daarom geeft Jezus haar
Johannes tot zoon en daardoor is haar
bestaansrecht verzekerd. Niet alleen op het
vlak van het materiële maar ook op het vlak
van verwantschap. Onder het kruis van
Jezus ontstaat een nieuw soort verwantschap in verbondenheid, voorbij de familiebanden omdat we allemaal broers en zussen
zijn, kinderen van één Vader. En zo worden
ook wij aan elkaar gegeven. Dat merken we
ook vaak in ons eigen leven. Als we op weg
gaan met mensen, aanwezig kunnen blijven
bij hun diepste pijn, als we trouw aanwezig
blijven, dan groeien er nieuwe verbindingen
en kunnen we nieuwe relaties opbouwen.
We merken dat gedeeld verdriet mensen aan
elkaar kan smeden.
Er ontstaat ook een nieuw verwantschap als
ik naar mijn vader kijk die 1,5 jaar in een
rusthuis woont of naar de religieuzen die
verhuizen van hun klooster naar het woon- en
zorgcentrum, waar zij opnieuw de mogelijkheid krijgen - en ook die kans nemen - om
nieuwe relaties op te bouwen, om verbondenheid te creëren met de verzorgenden. Zij
mogen zich aan hen toevertrouwen. Het zijn
de verzorgenden zelf die de taak van de
familie overnemen. Ik zelf zie ook een nieuw
3 BASSET, Lytta, Voor altijd geschonden?”Ze weten niet wat ze doen, Averbode, 2001, p 310
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
63
verwantschap groeien in de relatie met mijn
vader die nu een zwaar dementiebeeld
heeft. Ik ben nu niet meer het kind van mijn
vader maar als zorggever ben ik de ouder
geworden voor mijn vader die kind geworden
is. Toch wel een verandering in rolpatronen
en een verlies dat niet zo gemakkelijk te
verwerken is.
Onder het kruis ontstaat er een nieuwe
gemeenschap. Jezus vraagt ons om elkaar
niet los te laten. Hij laat Maria niet los, Hij
laat Johannes niet los maar over de dood
heen wordt er een nieuwe verbondenheid
geschapen. Het is deze verwantschap over
familiebanden heen die inhoud geeft aan de
zending die we van Jezus meekrijgen. Uit de
verbondenheid tussen Maria en Johannes is
er een gemeenschap ontstaan van eerste
christenen die samen kwamen rond ‘brood
en wijn’. Mensen die elkaar ontmoeten in de
dingen van alledag, zorgen voor voedsel en
samen maaltijd houden. Dit wil zeggen dat
ook wij vriendschap kunnen sluiten in dagdagelijkse situaties. Ik zie het trouwens al
gebeuren rondom mij: jonge gezinnen die
elkaar dragen en ondersteunen bijvoorbeeld
voor de kinderopvang, hoe ze een maaltijd
meebrengen of groenten delen uit de tuin.
Ik zie veel mensen uit onze omgeving vrijwilligerswerk doen. Mensen die op hun
eigen manier terug samen komen in groepen
en op die manier een deel van die nieuwe
familiebanden waarmaken. We moeten het
niet te ver gaan zoeken, heel vaak doen we
die dingen al en is het belangrijk om ons
daarvan bewust te worden. We merken dat
we, meer dan we zelf denken, ‘inzitten’ met
elkaar. ‘Met elkaar inzitten’ is een mooie uitdrukking die duidt op de ander die ‘in’ ons
64
zit, als het ware in onze buik. Dan kunnen
we de ander niet loskoppelen van onszelf.
De zending die we in deze kruiswoorden van
Jezus horen is: hou van elkaar, blijf elkaar
nabij in verbondenheid.
IV.Mijn God, waarom hebt gij
mij verlaten?
(Mc 15,34 en psalm 22,2)
Bij de vierde kruiswoorden zegt Jezus: “Mijn
God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Jezus
neemt hier de woorden van psalm 22 in de
mond. We weten dat Jezus een Rabbi was en
dus goed thuis was in de joodse geschriften.
Jezus moet de psalmen heel goed gekend
hebben, Hij bidt ook met verzen uit de psalmen. In het boek der Psalmen zien we een
groot godsvertrouwen: de klacht die de
mens uitdrukt zal gehoord worden. De psalmist, hier David, weet uit ervaring dat de
vraag om hulp niet tevergeefs zal zijn. Hij
herinnert zich de tussenkomst van God in
het verleden, hij vraagt om hulp in deze
benarde situatie en hij is er zeker van dat
God zal tussenkomen om te redden. “Je kunt
het en Je zult het doen.” Hij getuigt van een
diep godsvertrouwen. We zouden kunnen
denken dat Jezus twijfelt aan zijn geloof
maar ik denk dat Hij, juist door deze psalm
in de mond te nemen, blijk geeft van een
diep vertrouwen in God die de jammerklachten van het volk hoort: “Ik heb de
ellende van mijn volk gezien en hun jammerklachten gehoord’ (Ex 3,7)) Als we psalm
22 lezen en herlezen, dan merken we dat
ook de nood van de psalmist telkens herhaald wordt. De schrijver is zo taalvaardig
dat hij telkens met nieuwe beelden uitdruk-
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
king kan geven aan zijn grote nood. Hij
beschrijft al zijn fysieke klachten en
gebruikt beelden van dreigende stieren en
leeuwen, kostbaar water dat is uitgegoten.
In alle toonaarden klaagt de psalmist zijn
nood en Jezus neemt er één vers van over.
Deze Kruiswoorden zeggen ook iets over
Jezus en over de manier waarop Hij bidt met
de psalmen. Ook in zijn diepste pijn en in het
moment dat Hij zich helemaal verlaten
voelt, kan Hij toch nog bidden. We merken
vaak dat mensen in nood terugvallen op
oude formules of gekende gebeden, op
enkele verzen die telkens herhaald worden.
In het Nederlands gebruiken we de uitdrukking ‘godverlaten zijn’ om aan te tonen hoe
eenzaam een mens kan zijn. Niet alleen bij
het sterven maar ook in crisissituaties
komen we in contact met die fundamentele
eenzaamheid. En dan wordt elke vraag om
hulp, elke bede, een gebed. En het gebed
neemt niet meteen het lijden weg, daar
moeten we doorheen, maar het gebed of de
bede die we uitdrukken naar een medemens
of God, behoedt ons voor de wanhoop van
het isolement.4 In de bijbel vinden we heel
veel klaagliederen en smeekbeden. Ook het
gebed van de onvruchtbare Hannah in het
boek Samuel is zo sprekend omdat ze met al
haar verdriet en haar nood voor God gaat
staan. Ze smeekt en huilt om niet de schande
te moeten dragen van kinderloos te blijven.
(1Sam 1) Zoals Jezus heeft geroepen naar
zijn Vader, zo mogen ook wij voor God gaan
staan met al onze twijfels, al ons verdriet en
ons lijden. Zelf heb ik veel geleerd door het
lezen van de dagboeken van Etty Hillesum.
De manier waarop ze de dagdagelijkse ervaringen, haar psychologische gedachten en
haar gevoelens in een innerlijk gesprek voor
God kon brengen, vind ik zo verhelderend.
“Mag ik zo bidden? Kan ik zo bidden?” Ook
van Henri Nouwen leer ik mij in mijn nood
en mijn verwarring tot God te wenden en
biddend te roepen. Zoals de psalmist bidt in
psalm 22 “Je hebt toch mijn voorouders
geholpen, waarom zou Je mij niet helpen?”
De psalmist gaat altijd terug naar de voorouders, naar de voorgeschiedenis van het
volk en van zichzelf.
En zo mogen ook wij terugblikken op ons
eigen leven. Hoe heeft God ons in andere
periodes geholpen of hoe hebben we het
met de hulp van ‘hierboven’ uitgehouden in
de crisis? De psalmist zegt met zekerheid: “U
geeft mij antwoord.” Wie nog verbonden is
met het tuin- en landleven, kan misschien
troost vinden in de seizoenen. De bijbel staat
vol met beelden uit de natuur. Zo kunnen
we de verlatenheid van een winterlandschap
vergelijken met onze eigen ziel. En zoals er
na elke winter weer een lente doorbreekt, zo
kunnen we ook geloven dat we niet in de
steek gelaten worden. En dat is de zending
die we krijgen in deze Kruiswoorden: breng
al je twijfel en je verdriet voor God, geloof
maar dat er een antwoord komt.
V. Ik heb dorst.
(Joh 19,28 en Ps 22,16)
Jezus zegt: “Ik heb dorst.” Die woorden worden
ons aangereikt door de evangelist Johannes,
die we kennen als de schrijver over het
4 DEPOORTERE, Kris, persoonlijke nota’s tijdens de cursus Pastoraaltheologie. Paul Ricoeur. La symbolique du mal. KULeuven 2003-2004
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
65
Levende Water en de ontmoeting tussen
Jezus en de Samaritaanse vrouw aan de put.
Voor hem is water heel belangrijk. En als
Johannes spreekt over water dan gaat het
ook heel dikwijls over de Geest. Water en
Geest horen bij elkaar. Jezus wordt gedoopt
met water, in de Geest (Lc 3,16) en wij
worden opnieuw geboren uit water en
Geest. (Joh 3,4). Als Jezus zegt “Ik heb dorst”
dan zouden we kunnen denken dat het over
de letterlijke dorst gaat, de fysieke dorst.
Laten we opnieuw kijken naar psalm 22
waarin de psalmist zijn nood klaagt en een
opsomming maakt van al zijn fysieke noden.
Als je verpleegkundige bent geweest of stervenden nabij bent dan heb je weet van de
aftakeling die mensen doormaken. Toen ik
nog werkte als verpleegkundige op de palliatieve eenheid kregen de woorden van deze
psalm een bijzondere invulling: ‘als water
ben ik uitgegoten, mijn gebeente valt uiteen, mijn hart is als was, het smelt in mijn
lijf, mijn kracht is droog als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; u legt
mij neer in het stof van de dood.’ Vertaald
naar vandaag, zouden het de symptomen
zijn die een verpleegkundige neerschrijft in
een patiëntendossier. Zo letterlijk kunnen
we deze fysieke klachten herkennen. In
sommige Bijbelvertalingen staat er niet ‘ik
heb dorst’ maar ‘mij dorst’. En daarin lees ik
Dorsten naar gerechtigheid heeft ook te
maken met een visioen. Jezus spreekt over
het Rijk van God en ‘wat je aan de kleinste
hebt gedaan, dat heb je aan mij gedaan.’
Drinken geven, mensen kleden, zieken
bezoeken, stervenden nabij zijn,… allemaal
heel concrete dingen die we kunnen doen.
Als het over de figuurlijke dorst gaat zouden
we ook de vraag kunnen stellen: “Waar komt
onze dorst vandaan?” Waar dorsten mensen
naar? Welk verlangen schuilt er nog in hun
diepste wezen? En als we naar onze maatschappij kijken, dan merken we geen dieper
verlangen meer, althans het is niet zichtbaar. Mensen willen hun dorst laven met de
laatste koopjes, met nieuwe kookprogramma’s, met last-minute-reisjes, met allerlei
externe dingen. We denken onze dorst te
kunnen vullen maar we voelen ons niet
vervuld. Prediker, nog zo’n wijze schrijver
uit het Oude Testament, heeft in één van
zijn verzen gezegd – en daarmee spreekt hij
God aan: “Gij hebt de eeuwigheid in ons
hart geplant.”5 (Pred 3,11) In het menselijke
hart woont een groot verlangen naar
eeuwigheid, en niet de eeuwigheid ver weg
maar de eeuwigheid die je kan vertalen als
een verlangen naar volheid in het nu, een
diep verlangen naar geluk. Het visioen dat in
elk mensenhart leeft, zeker bij gelovigen, is
‘het dorsten naar gerechtigheid, naar vrede
en naar heelheid van de schepping’.
de figuurlijke dorst ‘zoals de hinde die naar
het water smacht, zo dorst mijn ziel naar u,
mijn God’ (psalm 42) Of zoals we bij Matteüs
kunnen lezen: het dorsten naar gerechtigheid. Jezus zegt: “Ik had dorst en je hebt mij
te drinken gegeven.” (Mt 25,35)
Als Jezus zegt “Ik heb dorst” dan kunnen we
daarin ook horen: “Blijf maar dorsten. Dorst
maar naar gerechtigheid en vrede. Hou dat
visioen maar wakker. En al is het niet voor
onze generatie, of voor onze tijd, blijf toch
5 Vrije vertaling naar Bijbel, Willebrordvertaling, voetnota: “Ook heeft Hij de eeuwigheid in het hart van de mensen gelegd.”
66
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
maar dromen. Maar toets je dromen aan de
werkelijkheid zodat je niet je vleugels kapot
vliegt.” Blijf daarin ook maar erkennen dat
we maar mensen zijn en onze beperkingen
hebben maar tegelijkertijd hebben wij een
hunkering naar volheid, naar eeuwigheid.
Het is een dynamiek die onstuitbaar opborrelt als een innerlijke bron. In onze maatschappij, waar er zoveel dingen worden aangeboden, waar het heel gemakkelijk is om
verdeeld en versplinterd te leven, is het
belangrijk om regelmatig tijd te nemen om
tot stilte te komen, om ons ‘bijeen te rapen’,
om terug naar onze kern te gaan. Om ons
opnieuw in verbinding te stellen met die
innerlijke bron. De zending die Jezus ons
met deze woorden meegeeft is: dorst naar
gerechtigheid, vrede en heelheid van de
schepping.
VI. Het is volbracht.
(Joh 19,30 en Ps 22,32)
Als Jezus’ stervensuur nadert, komt Hij tot
de woorden: “Het is volbracht.” Jezus zijn
taak als mens is volbracht. Hij had de
opdracht gekregen van de Vader om ons de
Blijde Boodschap te kunnen brengen, en Hij
heeft dat ook kunnen doen. Zijn taak als
mens is volbracht maar als we de nieuwsberichten horen en de beelden over armoede,
geweld en oorlog zien, dan gaat het lijden
van Jezus nog steeds verder. Jezus is nog
steeds in doodstrijd.6 En zolang als Jezus nog
sterft in de gekwetste mensen van vandaag,
kunnen wij niet lijdzaam toezien.
Soms komt er een einde aan onze draagkracht en moeten we zeggen: “dit is voorlopig genoeg geweest”. De woorden “Het is
volbracht” heb ik ook gehoord van een moeder bij het overlijden vaan haar zoon. Haar
zoon had 11 maanden geleden een ongeval
gehad op een bouwwerf en was sindsdien
niet meer uit zijn coma ontwaakt. Toen hij
op de palliatieve afdeling stierf zei ze: “Het
klinkt misschien vreemd, maar ik ben nu zo
gelukkig.” Soms is de lijdensweg zo groot
dat mensen verlangen naar de dood. Soms
aanvaarden mensen ook dat het einde nabij
is en dat het sterven komen moet, ze zeggen:
“Het is afgerond, alles is gezegd.” Mensen
maken de balans van hun leven en zeggen:
“Het is goed geweest.” Ik denk daarbij ook
aan een oudere dame die stierf op onze
afdeling en ze had nog één dochter. Vanuit
het raam kon ze de kraamafdeling zien en
zei: “Zoveel jaar geleden heeft mijn moeder
mij hier het leven geschonken, en heeft ze
mij verzorgd en in haar armen genomen. Nu
ben ik hier bij haar en kan ik haar verzorgen
en in mijn armen nemen.” Het was alsof de
cirkel rond was. De taak van de moeder was
volbracht, de taak van de dochter was
volbracht. Alles was tot een goed einde
gekomen ondanks het verdriet van het
naderend afscheid.
Als we deze kruiswoorden van Jezus op ons
leven leggen en naar de toekomst kijken,
wat betekent dit dan? Jezus zegt: “Het is
volbracht.” En ik schrijf: “Het is nooit volbracht” omdat we elke keer opnieuw dat
appèl blijven horen. Als er veel lijden in de
wereld is kunnen we niet zeggen “Ik heb
6 BRAS, Kick, Lichtspoor: een jaargang meditatie, Kampen, 1996.
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
67
niets meer te doen.” Maar wel moeten we
zeggen “Ik kan niet alles doen. Ik heb mijn
beperktheden, wat ik kan doen, kan ik doen.
Soms luk ik, soms misluk ik. Soms heb ik
moed, soms ben ik het vertrouwen kwijt.”
Het is belangrijk om al deze ervaringen te
kunnen (h)erkennen in ons leven.
Ik schrijf: “Het is nooit volbracht… maar God
rustte op de zevende dag.” God heeft de
wereld en de mens geschapen, en er is een
moment gekomen dat het goed was. Zo
kunnen ook wij zeggen bij het afronden van
bepaalde taken: “Het is goed geweest”. Toen
onze kinderen afgestudeerd waren en apart
gingen wonen had ik ook het gevoel van
‘het is goed geweest, mijn taak als opvoeder
is voltooid, niet mijn taak als moeder of als
metgezel van mijn dochters maar wel als
opvoeder.’ Als we die oproep om het altijd
weer op te nemen voor de lijdende mens
ernstig nemen, dan moeten we daar eerlijk
in zijn. Als we het willen volhouden dan
moeten we onze beperkingen erkennen en
dan moeten we ook regelmatig tot stilte
komen. Dan moeten we onze actie voortdurend afwisselen met stilte, inkeer en contemplatie. Dorothee Sölle schreef het boek
‘Mystiek en verzet’7 waarin die twee polen
sterk aan bod komen. Mystiek is de contemplatie, verzet is de actie. De ondertitel van
haar boek is ‘Gij stil geschrei.’ Het geschrei
van God in de wereld dat we elke keer
opnieuw horen, mag en moet ons blijven
oproepen en dragen tot het einde van onze
dagen. Het is ook de zending bij deze kruiswoorden: wees niet doof voor het geschrei
van God in de wereld én gun je zelf een tijd
van rust.
VII. Vader in uw handen beveel
ik mijn geest. (Lc 23,46)
Als Jezus tot aanvaarding is gekomen van
zijn opdracht, als Hij zegt “Het is volbracht’,
komt Hij ook tot overgave in de laatste
kruiswoorden waarin Hij zegt: “Vader in uw
handen beveel ik mijn geest”. Ik zou naast
deze woorden van Lucas de woorden van
Johannes willen leggen. Johannes schrijft:
“Daarop boog Hij het hoofd en Hij gaf de
geest.” (Joh 19,30) Op het moment dat Jezus
sterft geeft Hij de Geest, de Geest met een
hoofdletter. In die zin kan het sterven een
nieuwe doorbraak betekenen, het begin van
een nieuw leven. Het is een nieuwe geboorte uit de Geest (Joh 3,4). Jezus geeft niet
alleen de geest, de laatste adem maar Hij
geeft ons de Heilige Geest “Wie Jezus tot het
einde toe gevolgd is, tot onder het kruis, die
krijgt ook de primeur van de Geest.”8 Die is
ook aanwezig als Jezus de Geest geeft. We
zouden zelfs kunnen zeggen, op dat
moment waar we de Geest ontvangen, daar
is het al Pinksteren.
In religieuze gemeenschappen bidt men elke
dag bij de completen: “Vader in uw handen
beveel ik mijn geest.” De dagtaak is afgelopen, het werk is volbracht en we leggen ons
leven in de handen van God, elke dag
opnieuw. Wat eigenlijk een eindpunt betekent of zou lijken, het sterven van iemand,
7 SOLLE, Dorothee, Mystiek en Verzet, Gij stil geschrei, Ten Have,1998
8 CORNETTE, Katrien
68
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
De zeven kruiswoorden. Het testament van Jezus
kan een nieuw begin worden. Uit de nacht
wordt de dageraad geboren. Het is in kloosters een traditie dat de grote feesten beginnen op de vooravond. Uit de duisternis
wordt het licht geboren. Als we naar Jezus
kijken kunnen we zeggen: “Er is een nieuw
begin mogelijk. Uit de nacht wordt de dageraad geboren.” Wie mocht aanwezig zijn bij
het sterven van iemand, heeft dan ‘de laatste adem ontvangen’. Dit wil zeggen dat de
stervende iets doorgeeft en dat de ander iets
ontvangt. Op zulke momenten gebeurt er
iets bijzonders. Je kan het Mysterie ervaren.
Soms horen we mensen zeggen: “Ik wist niet
dat sterven zo mooi kon zijn.” En zelfs al
hebben mensen heel veel pijn omwille van
het heengaan, toch voelen ze dat er een
diepe kracht in hen is wakker geworden.
Een kracht die een troost kan zijn in de volgende dagen en jaren.
Als we deze laatste woorden ook voor onszelf willen meenemen, dan horen wij daarin
de zending: Jezus geeft ons de Geest. We
mogen ons laten begeesteren. Wij mogen de
Geest ook ontvangen. We mogen leven vanuit de Geest en ons bezielen. Jezus heeft ook
gezegd: “Ik laat u niet als wezen achter
maar ik zal U een Helper sturen.” (Joh 14,1618.26) Het lied Veni Creator Spiritus leert
ons: “Gij zijt de gave Gods, Gij zijt de grote
Trooster in de tijd.” Als wij ons laten begeesteren dan kunnen wij met geestkracht in het
leven staan en dan kunnen wij, geholpen
door de Geest, ook anderen tot troost zijn.
En dan kunnen wij ook vurige mensen zijn
van vrede en vol vreugde. De zending die wij
bij deze laatste Kruiswoorden meekrijgen is:
laat je maar begeesteren en bezielen met
Geestkracht.
De zending wordt
een levenshouding.
We hebben gekeken naar het leven van
Jezus. We hebben ingezoomd op de zeven
Kruiswoorden uitgesproken in die enkele
minuten voor zijn kruisdood. We hebben in
die woorden opnieuw een zending gevonden. In de gebrokenheid van het bestaan
komen we op het spoor van een specifieke
levensopdracht. Het is een zending die haar
begin en haar voltooiing vindt in de God van
de kwetsbare liefde: de liefde voor al wat
kwetsbaar is. Als we proberen te leven naar
het ‘testament van Jezus’, als de zeven
opdrachten ons langzaam doordesemen en
in ons mogen groeien tot een levenshouding, dan zullen we ook in kwetsbare
momenten de kracht vinden om opnieuw
rechtop te komen. Dan kunnen we, als
vreugdevolle mensen van ‘Opstanding’, ons
geloof uitstralen. Dat we enthousiaste
Paasmensen mogen worden, bezield door de
Geest. Amen.
Wies Beckers
OVER DE AUTEUR
Wies Beckers is pastor in het WZC Floordam
in Melsbroek. [email protected]
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
69
Download