Naar een weerbare samenleving Beleidsplan

advertisement
Naar een weerbare samenleving
Beleidsplan aanpak gezondheidsverschillen
op basis van sociaaleconomische
achtergronden
Den Haag, 19 december 2008
Inhoudsopgave
Samenvatting .................................................................................................................. 2
1
Inleiding ................................................................................................................... 4
2
Analyse .................................................................................................................... 6
2.1
Cijfers ............................................................................................................... 6
2.2
Oorzaken ........................................................................................................... 7
2.3
Analyse van gezondheid in krachtwijken ................................................................ 8
2.4
Analyse van gezondheidsverschillen en zorggebruik van allochtonen ......................... 8
3
Visie ...................................................................................................................... 11
3.1
Doelstelling en monitoring.................................................................................. 11
3.2
Integraal beleid: centraal en lokaal ...................................................................... 12
3.3
Verbinding preventie en curatie .......................................................................... 13
3.4
Legitimatie overheidsinterventie.......................................................................... 14
4
Maatregelen............................................................................................................ 15
4.1
Overwegingen t.a.v. instrumenten en maatregelen................................................ 15
4.2
Maatregelen buiten het domein van VWS ............................................................ 16
4.3
Maatregelen op het terrein van VWS ................................................................... 17
4.4
Wijkaanpak ...................................................................................................... 20
4.5
Beleid en –voornemens voor verbeteren gezondheid allochtonen ............................ 21
5
Verdere procedure ................................................................................................... 23
Bijlagen
1)
2)
3)
Globaal overzicht van relevante SEGV beleidsinitiatieven uit de rijksbegroting 2008 en
van het huidige interdepartementale beleid
Analyse van verschillen in gezondheid en zorggebruik van allochtonen
Adviesaanvragen parallelle belangen
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
1
Samenvatting
Bevindingen
• Laagopgeleide mensen (LO + VMBO) leven ruim 2 jaar korter dan de gemiddelde
Nederlander; hun gezonde levensverwachting is ruim 5 jaar korter. De verschillen tussen
laagste (LO) en hoogste (HBO + WO) groep zijn voor mannen bijna 7 jaar in
levensverwachting en bijna 19 jaar in gezond ervaren jaren. Voor vrouwen is dit bijna 6 jaar,
respectievelijk ruim 16 jaar. Verschillen in gezondheid op basis van sociaaleconomische
achtergronden zijn aanzienlijk in Nederland, maar zijn in vergelijking met andere ontwikkelde
landen beperkt.
•
De WHO en veel andere internationale bronnen geven aan dat verschillen in
levensverwachting niet alleen door biologische oorzaken verklaard kunnen worden maar ook
door een complex van sociaaleconomische factoren. Ook in Nederland is dit het geval.
•
Ongezondheid is deels vermijdbaar. Er zijn sterke aanwijzingen dat lager opgeleiden
meedoen met de algemene stijging van de levensverwachting. Hun relatieve ongezondheid
wordt mede veroorzaakt door een trager tempo van aanpassing van gedrag aan nieuwe
gezonde inzichten (zoals stoppen met roken).
•
De gezondheid van allochtonen is over het algemeen genomen minder goed. Een deel is
terug te voeren op sociaaleconomische status, maar etniciteit speelt ook een autonome rol.
De verschillen in zorggebruik tussen allochtonen en autochtonen zijn te herleiden tot
ziektelast en sociaaleconomische status. De toegang tot de zorg is voor iedereen goed. Wel
zijn er aanwijzingen dat de zorg voor allochtonen soms effectiever kan.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
2
Visie
• Het kabinet streeft naar een concrete doelstelling met betrekking tot de gezonde
levensverwachting van laagopgeleiden. Die zal worden geformuleerd op basis van een
nadere analyse van de recent beschikbaar gekomen cijfers en op basis van een aantal
adviezen over effectieve interventies en over gezondheid in bedrijven, scholen en het lokale
bestuur.
•
Legitimaties voor overheidsoptreden zijn het bevorderen van rationele leefstijlkeuzes, het
tegengaan van maatschappelijke schade als gevolg van een ongezonde omgeving of leefstijl
en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid. De vrije leefstijlkeuze wordt niet aangetast.
Maatregelen
• Het kabinet zorgt voor een samenhangende aanpak waarbij verschillende onderdelen van de
beleidsterreinen van onder meer J&G, OCW, SZW, VROM, WWI, LNV en VWS met elkaar
verbonden worden.
•
Het kabinet heeft tal van maatregelen in gang gezet die bijdragen aan het verminderen van
sociaaleconomische achterstanden, o.a. op het gebied van schoolverlaters, participatie,
gezonde leefomgeving en bescherming van lage inkomens. In dit kabinetsbeleid heeft de
aanpak van krachtwijken een bijzondere plaats.
•
Andere maatschappelijke actoren dragen bij aan het oplossen van gezondheidsverschillen op
basis van parallellie van belangen. Volgend jaar verwacht het kabinet advies van de Raad
voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ), de Onderwijsraad en de Raad voor Openbaar
Bestuur (ROB) en de Sociaal Economische Raad (SER) over de stimulansen van gemeenten,
scholen en bedrijven voor het bevorderen van gezondheid.
•
Binnen het domein van VWS nemen de maatregelen die ten doel hebben een aantal
preventieve interventies (stoppen met roken, beweegkuur, zelfmanagement en depressie
preventie) in de basisverzekering te brengen een belangrijke plaats in. Dit zal de gezonde
levensverwachting van laag opgeleiden, waar ongezonde leefgewoonten veel voorkomen,
bevorderen.
•
De plannen en interventies om de oorzaken van gezondheidsverschillen te verkleinen gelden
uiteraard ook voor allochtonen die behoren tot de groep lager opgeleiden (scholing,
inkomen). Het kabinet zal onderzoeken of, en zo ja hoe, de effectiviteit van zorg en
leefstijlinterventies voor allochtonen verbeterd kan worden.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
3
1 Inleiding
Wie kennis neemt van het dagelijkse wereldnieuws weet dat het ontbreken van een dak, voedsel
of toegang tot school en dokter een ongunstige invloed heeft op gezondheid. In ons land is deze
invloed relatief beperkt. Toch zijn ook hier grote verschillen, zowel in gezondheid als ervaren
gezondheid. Laagopgeleide mensen1 leven hier gemiddeld 2,4 jaar korter dan de gemiddelde
Nederlander en 6,3 jaar korter in goede gezondheid. De verschillen tussen laagste en hoogste
opleidingsniveau zijn nog groter: voor mannen is het verschil 6,9 respectievelijk 18,8 jaar.
Voor de wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is de ongelijke verdeling van gezondheid tussen
landen, maar ook binnen landen, al decennialang een prioriteit. In de Alma Ata verklaring van
1978 stellen alle lidstaten van de WHO dat economische, politieke en sociale ontwikkeling aan
de basis ligt van het verkleinen van de gezondheidsverschillen, maar ook dat juist vanuit politiek,
sociaal én economisch opzicht deze verschillen onacceptabel zijn. Sindsdien2 is veel vooruitgang
geboekt op het terrein van kennis en analyse en is het onderwerp op veel nationale agenda’s
terecht gekomen. Zo ook in ons land.
Twee commissies Sociaal Economische Gezondheidsverschillen hebben in de jaren negentig
(Commissies Albeda) een beeld gegeven van de verschillen in ons land. Zij hebben
beargumenteerd dat de aanpak een integrale, meerjarige strategie vereist van enerzijds effectief
gebleken maatregelen en anderzijds onderzoek naar nieuwe maatregelen. Het pleidooi betrof een
integraal beleid, screening van beleidsvoornemens op gezondheidseffecten en het stelselmatig
volgen en analyseren van (oorzaken van) verschillen. Het toenmalige kabinet heeft de
aanbevelingen van de Tweede Commissie onderschreven3, maar is nooit toegekomen aan een
beleidsplan.
In het Coalitieakkoord is opnieuw geformuleerd dat het kabinet met een effectief preventiebeleid
streeft naar minder grote verschillen in levensverwachting op basis van sociaaleconomische
achtergronden. Vermijdbare ongezondheid is immers in veel opzichten een maatschappelijke
schadepost. De Kamer heeft met de moties Van der Veen4 en Arib5 verzocht om een beleidsplan
met aandacht voor wijkaanpak en allochtone verschillen in gezondheid en zorggebruik.
Hierbij presenteert het kabinet zijn plan van aanpak voor het verminderen van
gezondheidsverschillen op basis van sociaaleconomische achtergronden. Het plan is een verdere
uitwerking van de Kaderbrief preventie en gezondheid6 van een jaar geleden. Daarin onderstreept
het kabinet onder meer het belang van de relatie van leefomgeving met gezondheidsbevordering,
zoals ook aangegeven door het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) ‘Gezond Gedrag
Bevorderd’7. Het hebben van een lagere sociaal economische status valt meestal samen met een
ongezonde sociale en fysieke leefomgeving. Eveneens mede op advies van het IBO heeft het
1
2
3
4
5
6
7
Hoogstens VMBO-opleiding (35% van de beroepsbevolking).
De WHO heeft het onderwerp wederom op de agenda geplaatst met het recente eindrapport ‘Closing
the Gap in a generation’ van de Commission on Social Determinants of Health o.l.v. Sir Michael Marmot.
Daarin wordt ook aandacht gevraagd voor de verschillen binnen landen, met name ook voor de ‘social
gradient’ door de hele samenleving heen in rijke landen. Ook de OESO en de EU benadrukken het belang
van het onderwerp, mede in relatie tot obesitas.
TK 28 000 XVI Nr. 18.
TK 31 200 XVI Nr. 49.
TK 31 316 Nr. 15.
TK 22 894 Nr. 134.
Gezond gedrag bevorderd, eindrapport van de IBO-werkgroep onder voorzitterschap van Prof. Dr. W.
Groot; juni 2007. De kabinetsreactie op dit rapport is opgenomen in TK 22 894, Nr. 134.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
4
kabinet zich daarom voorgenomen actief op zoek te gaan naar samenwerking tussen de
gezondheidssector en andere sectoren.
Dit plan is aangekondigd in mijn brief van 9 juli 20088. Met die brief heb ik tevens een globale
analyse van gezondheidsachterstanden en de hoofdlijnen van het beleidsplan aangegeven.
In dit plan kom ik kort terug op die analyse. Zo zijn onlangs nieuwe cijfers beschikbaar gekomen,
die ik hiermee aan de Kamer voorleg. Daarna geef ik de visie van het kabinet op
sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Vervolgens schetst het kabinet de maatregelen voor
het bereiken van minder grote verschillen in levensverwachting op basis van sociaaleconomische
achtergronden. Vanwege de sterke verwevenheid met het algemene sociaaleconomische beleid
betreft dit deels maatregelen waar dit kabinet de voorbereiding reeds ter hand genomen heeft.
Ook presenteert het kabinet nieuwe voornemens.
Op sommige punten is de uitwerking van deze voornemens nog niet definitief. In de komende
maanden verwacht het kabinet adviezen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), de RVZ,
de Onderwijsraad, de ROB en de SER die in dit kader relevant zijn. Indachtig de aanbeveling van
de commissie Albeda op het punt van het stelselmatig volgen en analyseren van de oorzaken
van de verschillen is het voorts van belang de nieuwe cijfers nader door het RIVM te laten
analyseren. Daarnaast hecht het kabinet er aan te melden dat veel punten uit het
Coalitieakkoord feitelijk onderdeel uitmaken van de noodzakelijke integrale aanpak van
verschillen. Deze initiatieven zijn nog in verschillende stadia van uitwerking, waarbij de
onderlinge afstemming continue aandacht krijgt. Werken aan het terugdringen van verschillen is
dan ten zeerste ‘werk in uitvoering’. Ook een realistische doelstelling voor de langere termijn ten
aanzien van de achterblijvende gezondheid van lager opgeleiden, zoals destijds geformuleerd
door de commissie Albeda, is nog afhankelijk van die nadere analyse en van de aanpak die op
basis van genoemde adviezen kan worden ontwikkeld. In de loop van 2009 zal de Kamer
daarom over de verdere voortgang worden geïnformeerd.
8
TK 22 894 Nr. 176.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
5
2 Analyse
In de visie op gezondheid en preventie stelt het kabinet dat ongezondheid als gevolg van leefstijl
en omgevingsfactoren tot immateriële en materiële maatschappelijke schade leidt. Veel van dit
vermijdbare gezondheidsverlies is geconcentreerd in relatief ongezonde groepen met een lage
opleiding.
2.1
Cijfers
Tabel 1 en figuur 1 illustreren het verband tussen opleidingsniveau en gezondheid in Nederland
rond het jaar 2000. De cijfers maken duidelijk dat de totale verschillen substantieel zijn en zelfs
nog groter dan de Commissie Albeda veronderstelde9. Ook wordt duidelijk dat dit verband niet
beperkt is tot het laagste opleidingsniveau, maar op alle niveaus zichtbaar is10.
Tabel 1: Levensverwachting en als gezond ervaren jaren naar opleidingsniveau
HBO/WO
MBO
VMBO
LO
(LO+VMBO
%
21
42
25
11
Totaal
Levensverwachting
Als gezond ervaren jaren
M
79,1
77,1
74,6
72,2
73,9
V
83,8
83,7
81,1
78,1
80,2
M
69,0
63,7
59,6
50,2
56,7
V
69,2
65,6
61,3
52,8
58,7)
76,5
82,3
62,7
63,6
Figuur 1: Extra (gezonde) levensjaren ten opzichte van lager onderwijs
20
15
10
levensverw achting
gezonde jaren
5
0
VMBO
MBO
HBO+
Bron: CBS11
Een onderverdeling in vermijdbare en onvermijdbare ongezondheid is niet te geven, ook niet op
basis van een internationale vergelijking. De weinige cijfers12 die een internationale vergelijking
9
De Commissie Albeda ging uit van ruim 12 jaar verschil in gezonde levensverwachting tussen mensen
met uitsluitend lagere school en mensen met MBO of hoger. Volgens de nieuwste cijfers is dit ongeveer
15 jaar. De groep met uitsluitend lager onderwijs zal naar verwachting verder afnemen.
10
Zie ook het Whitehall-onderzoek van Marmot: onder Britse rijksambtenaren bleek de gezonde
levensverwachting hoger naarmate de hiërarchische positie toenam.
11
CBS, november 2008; de cijfers hebben betrekking op de periode 1997-2005.
12
Er zijn veel gegevens over verschillen in Nederland, maar vaak zijn deze toegespitst op relevante groepen
(wijken en allochtonen) en minder geschikt voor internationale vergelijking. Een veel gebruikte
internationale maatstaf, o.a. in de EU, is de Gini-coëfficiënt voor de ongelijkheid in de
inkomensverdeling. Nederland scoort daarbij een relatief gelijke verdeling, net als de Scandinavische
landen. In de grote Europese landen is de verdeling minder gelijk.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
6
wel mogelijk maken, duiden er op dat de totale verschillen in Nederland eerder kleiner dan groter
zijn dan in de meeste andere ontwikkelde landen13.
2.2
Oorzaken
In mijn brief van 9 juli van dit jaar wees ik op de vele publicaties over de relatie tussen
sociaaleconomische kenmerken en gezondheid. Uiteraard heeft iemand die van nature gezond is,
een grotere kans op welvaart en een goede toekomst. Gezondheid stelt in staat tot presteren en
prestatie wordt beloond. Wie van nature minder gezond is, heeft ook minder kans op succes.
Daar komt bij dat ook gunstige sociaaleconomische omstandigheden de kans op gezondheid
beïnvloeden. Dit gaat over een goede kwaliteit van lucht en huisvesting, hygiëne thuis, op
straat, op werk of school, een positieve houding van de omgeving tegenover gezondheid,
leefstijl en persoonlijke ontwikkeling, vrijwaring van stress en toegang tot effectieve zorg.
In alle gevallen spelen gezondheidsvaardigheden (health-literacy) een rol. De dynamische
moderne samenleving biedt een scala aan kansen en bedreigingen voor de gezondheid. Voedsel
is soms gezond én soms ongezond, afhankelijk van dosering en persoonskenmerken. Hetzelfde
geldt voor alcohol, bewegen en computerspelletjes. Alleen van roken en transvet weten we
zeker dat elke dosis het lichaam beschadigt. Gezondheidsvaardigheid vergt, naast het kunnen
verwerken van informatie, ook motivatie en doorzettingsvermogen.
Een belangrijke oorzaak voor gezondheid zijn leefstijlfactoren. Laag opgeleiden hebben gemiddeld
een ongezondere leefstijl. De klassieke regels voor een lang en gezond leven (rust, reinheid en
regelmaat) hebben gezelschap gekregen van moderne inzichten zoals niet-roken, bewegen,
voeding, bescherming tegen overmatig zonlicht. Gezonde leefstijlen (in ruime zin) worden echter
niet door iedereen op hetzelfde moment ontdekt en nageleefd maar doen min of meer
geleidelijke hun intrede. Bij dergelijke processen zal regelmatig een verband met opleidingsniveau
kunnen worden aangetroffen. Gezien de oorzaken van de relatieve ongezondheid van lager
opgeleiden zou deze ten minste gedeeltelijk vermijdbaar moeten zijn. Deze stelling lijkt te worden
bevestigd door de in figuur 2 weergegeven ontwikkeling in Engeland. De levensverwachting
voor groepen met achterstand is niet statisch maar stijgt met even veel jaren als voor de
gemiddelde bevolking.
Figuur 2: Sociaaleconomische gezondheidsverschillen (Engeland, mannen)
Bron: Ministerie van Volksgezondheid, Engeland, 2008
13
Een recente studie (2008) van CHESS over een aantal ontwikkelde landen (Europa, VS, Japan) geeft
aan dat de spreiding rond de gemiddelde leeftijd van overlijden in Nederland en Zweden kleiner is dan in
de andere onderzochte landen. Dit kan wijzen op relatief weinig vermijdbare sterfte. Dit behoeft niet
samen te gaan met een hoge gemiddelde levensverwachting: in de VS en Japan is de spreiding groter,
maar is de gemiddelde levensverwachting lager respectievelijk hoger dan in Nederland en Zweden.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
7
Het verband tussen leefstijl en opleidingsniveau in Nederland wordt weergegeven in figuur 3.
Figuur 3: Indicaties verband tussen leefstijl en opleidingsniveau
60%
laag opgeleid
40%
m iddelbaar
20%
hoger opgeleid
sp
or
te
n
vr
ou
ov
w
er
en
ge
w
ic
ht
m
an
ov
ne
er
n
ge
w
ic
ht
vr
ou
w
en
ob
es
ita
s
m
an
ne
n
ob
es
ita
s
vr
ou
w
en
ro
ke
n
ro
ke
n
m
an
ne
n
0%
Bron: RIVM/VWS14
2.3
Analyse van gezondheid in krachtwijken
Het verband tussen sociaaleconomische kenmerken en gezondheid komt ook naar voren in een
recente analyse voor het experiment Gezonde wijk. Het RIVM komt daarin tot de conclusie dat
de inwoners van de krachtwijken gemiddeld een slechtere gezondheid hebben dan de rest van
Nederland15:
• 25% van de bewoners in de krachtwijken beoordeelt zijn of haar gezondheid als minder dan
goed. In de rest van Nederland is dat 17%;
• 24% van de bewoners in de krachtwijken heeft een langdurige aandoening. In de rest van
Nederland is dat 21%;
• 20% van de bewoners in de krachtwijken heeft een beperking bij dagelijkse
levensverrichtingen. In de rest van Nederland is dat 13%;
• 52% van de bewoners in de krachtwijken sport gemiddeld nul uur per week. In de rest van
Nederland is dat 37%.
2.4
Analyse van gezondheidsverschillen en zorggebruik van allochtonen
In de Nederlandse samenleving is 10,8% van de bevolking van niet-westerse afkomst. De
grootste groepen zijn Turken, Marokkanen en Surinamers. Etniciteit of herkomst correleert met
mogelijke lichamelijke, mentale, sociale en maatschappelijke eigenschappen die van invloed zijn
op leefwijze, leefomgeving, (perceptie en ervaring van) ziekte en gezondheid en zorgvraag. De
gezondheid van niet-westerse allochtonen is over het algemeen genomen minder goed. De
sterftekans van niet-westerse allochtonen, vooral mannen, ligt gemiddeld hoger dan die van
autochtonen. Dit verschil wordt minder op hogere leeftijd (zie figuur 4).
14
15
Figuur 3 is gebaseerd op de Monitor Gezondheidsachterstanden, waarin leefstijlcijfers uit verschillende
jaren zijn verzameld. De gemiddeldes zijn berekend op basis van opleidingscijfers voor de totale
bevolking van 25 tot 65 uit 2007.
Bron: Rapport RIVM Gezondheid in de 40 krachtwijken, 2008.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
8
Figuur 4: Sterfte van niet-westerse allochtonen en autochtonen (=100) naar leeftijd en
herkomstgroep in 2002-2006
Bron: RIVM
Gezondheidsverschillen doen zich ook voor op het gebied van sterfte rondom de geboorte en
zwangerschap. Recentelijk is de Kamer schriftelijk uitgebreid hierover geïnformeerd16. In een AO
op 9 oktober 2008 zijn de verloskundige keten en de zorgen over de relatief hoge babysterfte
onder migranten aan de orde geweest. In voortgangsrapportages zal de Kamer over de
voortgang van de toezeggingen worden geïnformeerd.
Een deel van de gezondheidsklachten van niet-westerse allochtonen kan worden teruggevoerd
op sociaaleconomische factoren. Echter, etniciteit is ook een autonome factor. Dit blijkt ook uit
de verschillen in gezondheid tussen etnische groepen onderling. Etniciteit speelt een
16
TK 2007-2008 29 323, nr. 49.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
9
onafhankelijke rol, zowel bij ziekte en sterfte als bij gezondheid. Er zijn specifieke ziekten die
vaker voorkomen bij allochtonen zoals diabetes maar ook ziektes die minder vaak voorkomen
zoals kanker. Deze verschillen vinden hun oorsprong in genetische verschillen (bepaalde
bloedziektes), in verschillen in leefstijl (bijv. diabetes) en in cultuurverschillen en de positie in de
samenleving (bijv. depressie).
De vraag of de zorg voor iedereen toegankelijk is, is vanuit rechtvaardigheids- en
doelmatigheidsoverwegingen van belang. Uit de Zorgbalans 2008 blijkt dat de toegankelijkheid
(zorggebruik in relatie tot behoefte) van de huisarts voor allochtonen niet anders is dan voor
autochtonen. Voor ziekenhuiszorg, specialistische zorg, prenatale zorg en kraamzorg lijkt de
toegankelijkheid wat minder goed. Onbekend is of dit lagere zorggebruik tot meer ongezondheid
leidt.
Bij de zorg aan allochtonen is sprake van een aantal problemen die ten koste kunnen gaan van
de kwaliteit en effectiviteit van de zorg. Zo kunnen er in de relatie zorgaanbieder/zorgvrager
communicatieproblemen optreden. Vanuit de zorgaanbieder is dan meer aandacht nodig voor
culturele verschillen en begrip voor de gezondheidsvaardigheden van de zorgvrager. De
zorgvrager weet niet altijd hoe het Nederlandse zorgsysteem werkt, heeft andere opvattingen
over ziekten en behandeling en er zijn taalproblemen. Dit laatste punt onderstreept de noodzaak
tot taalbeheersing. Veel (preventieve) interventies die bij autochtonen werken, kunnen
allochtonen niet of nauwelijks bereiken. Door het aanbieden van zorg en interventies die beter
zijn afgestemd op de zorgvraag en de verwachtingen van de zorgvrager wordt de effectiviteit
van de zorg verhoogd.
Zie voor een uitgewerkte analyse bijlage 2.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
10
3 Visie
Vermijdbaar gezondheidsverlies komt het meest voor onder mensen die door sociaaleconomische
achtergronden meer gezondheidsrisico lopen. Het kabinet wil een bijdrage leveren aan het
verkleinen van deze risico’s en aan een verbetering van het sociaaleconomisch
gezondheidspatroon. De basis hiervoor is effectief preventiebeleid, met minder nazorg door meer
voorzorg. De preventieparadox mag ons daarbij geen parten spelen. Natuurlijk is de snelle,
zichtbare gezondheidswinst van medische ingrijpen voor een relatief kleine groep patiënten
buitengewoon waardevol. Deze zichtbare winst mag echter niet het zicht ontnemen op het
belang van preventieve maatregelen voor de algehele bevolking.
Het kabinet onderscheidt een aantal motieven om te werken aan het verkleinen van verschillen
in gezondheid door sociaaleconomische achtergronden:
• zorg voor kwetsbare mensen (en hun familieleden etc.) en groepen;
• bevorderen van rationele leefstijlkeuze;
• toegankelijkheid van de zorg waarborgen (algemeen belang bij preventie);
• externe effecten; waar gezondheid verweven is met andere gerechtvaardigde belangen
(bijvoorbeeld een goed functionerende arbeidsmarkt).
Bij het inzetten van instrumenten prefereert het kabinet methoden die zoveel mogelijk appelleren
aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen en die een weerbare samenleving versterken.
Met andere woorden: bij voorkeur kiest het kabinet voor die beleidsmethoden die recht doen aan
het feit dat mensen in eerste aanleg zelf hun leefstijl kiezen, maar die wel het nemen van
verantwoordelijkheid voor een gezond leven stimuleren. Hier uit volgt een voorkeur voor de
volgende instrumenten:
• informatievoorziening;
• voorlichting (bijvoorbeeld consultatiebureaus);
• het aanmoedigen van zelfregulering (door werkgevers, scholen, aanbieders van producten);
• fiscale instrumenten;
• verboden.
Omdat het om leefstijlen en om persoonlijke keuzen gaat, is het van belang met name te kiezen
voor een beleid dat mensen bewust maakt van hun keuzen via informatie en voorlichting en
zelfregulering aanmoedigt. Als het om kinderen gaat, kan een meer paternalistisch motief
passend zijn (bijvoorbeeld een reclameverbod voor alcohol tot negen uur in de avond).
3.1
Doelstelling en monitoring
Het toenmalige kabinet heeft, naar aanleiding van het rapport van de Commissie Albeda, in
2001 als doelstelling geformuleerd dat de gezonde levensverwachting van laagst opgeleiden
(uitsluitend lagere school) toeneemt met drie jaar in de periode 2000 tot 2020. Zeker gelet op
de nieuwe cijfers over het verband tussen opleidingsniveau en gezondheid, hecht ook dit kabinet
aan een concrete doelstelling. De formulering hiervan is echter afhankelijk van een nadere
analyse van de onlangs beschikbaar gekomen cijfers en van een aantal hierna te noemen
adviezen. Het te verwachten resultaat is afhankelijk van het gekozen scenario. Zo zou, als in een
extreem scenario iedere roker per direct zou stoppen, volgens een ruwe berekening niet alleen
de levensverwachting van de totale bevolking uiteindelijk met 1,5 à 2 jaar kunnen toenemen,
maar ook zou, vanwege het hoge percentage rokers onder laag opgeleiden, het verschil in
levensverwachting tussen hoog en laag opgeleiden met ongeveer een jaar kunnen dalen.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
11
Bij de formulering van een doelstelling zal het kabinet rekening houden met de mogelijkheid dat
het aandeel laagst opgeleiden in de bevolking (thans circa 10%) verder afneemt. Tot de nog
resterende groep laagst opgeleiden zal vermoedelijk een relatief groot aantal mensen behoren
met een aangeboren (dus niet meer te vermijden) ongezondheid of zwakbegaafdheid en als
gevolg daarvan een lage sociaaleconomische positie. Dit kan het verband tussen
sociaaleconomische omstandigheden en gezondheid vertekenen 17.
Het RIVM heeft een monitor Gezondheidsachterstanden ontwikkeld. Deze monitor geeft
periodiek de omvang van sociaaleconomische verschillen in gezondheid weer. Maar ook
oorzaken van gezondheid, zoals gedrag, omgevingsfactoren en zorggebruik, zijn onderdeel van
de monitor Gezondheidsachterstanden. De trends in de omvang van deze sociaaleconomische
verschillen wordt geschetst tegen de achtergrond van ontwikkelingen in sociaaleconomische
status, zoals opleidingniveau van de bevolking en inkomen. De nieuwe cijfers van het CBS
worden opgenomen in de monitor Gezondheidsachterstanden. Ik zal afspraken maken met het
CBS over een periodieke actualisering.
3.2
Integraal beleid: centraal en lokaal
Zoals in de inleiding al is aangegeven hecht het kabinet aan een integrale aanpak. Dit is in lijn
met de aanbeveling van de IBO-werkgroep Gezond gedrag bevorderd en is in de kaderbrief vorig
jaar met nadruk onderschreven. In figuur 5 wordt dit uitgebeeld.
Figuur 5: Potentiële winst van integraal gezondheidsbeleid
preventie
zorg
effectieve
leefstijl
informatie
inkomen
opvoeding
leefomgeving
arbeid
onderwijs
De essentie van figuur 5 is dat de meeste voorwaarden voor gezondheid buiten het domein van
de zorg worden gecreëerd. In de figuur worden, met de klok mee, de “competenties” van
integraal beleid gepresenteerd. De basis voor gezondheid wordt gelegd met preventie en
opvoeding in een gezonde leefomgeving. In het onderwijs worden de voorwaarden geschapen
voor persoonlijke ontwikkeling en een goede positie op de arbeidsmarkt. Waar nodig wordt
17
In wetenschappelijke termen heeft aangeboren ongezondheid of zwakbegaafdheid in dit kader het
karakter van een confounder, dat wil zeggen een factor die invloed heeft op zowel gezondheid als
sociaaleconomische positie.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
12
ondersteuning gegeven en zorg verleend. Tussen deze schakels bestaat synergie. Effectieve
leefstijlinformatie, bijvoorbeeld, werkt door de hele keten heen. Door versterking van de
competenties wordt steeds meer van de potentiële gezondheidswinst (in de figuur is dit de
ruimte tot de buitenste cirkel) veroverd.
Het belang van samenhang en benutting van mogelijkheden tot synergie, waarop ik reeds wees
in mijn brief van 9 juli van dit jaar, wordt onderstreept door de veelheid aan relevante
beleidsinitiatieven binnen de rijksoverheid. Een analyse van de verschillende hoofdstukken van
de rijksbegroting voor 2008 laat dit zien (zie figuur 6 in paragraaf 4.2). Analytisch valt de
beleidsinspanning in twee fasen uiteen. In eerste instantie is het beleid gericht op een goede
start voor iedereen, waarbij waar nodig rekening wordt gehouden met sociaaleconomische
verschillen. De meeste jonge mensen worden hierdoor goed voorbereid op hun toekomst. Ze zijn
weerbaar en gemotiveerd en hebben, door leefstijleducatie en sport, gezondheidsvaardigheden
opgedaan. Veel beleid is vervolgens gericht op de bescherming van de gezondheid gedurende
het leven.
Ondanks veel beleidsinspanningen, maakt toch niet iedereen die gezonde start. Het lijkt
onvermijdelijk dat een groep mensen met een lage opleiding en een laag inkomen te maken krijgt
met vroege ongezondheid in ongunstige sociaaleconomische omstandigheden. Dit blijkt zich op
alle opleidingsniveaus voor te doen. In tweede instantie is het beleid daarom gericht op het
terugdringen van de invloed van deze omstandigheden op de gezondheid. Vooral de Sociale
Pijler, de preventie, de zorg (cure en care) en het ruimtelijk en milieubeleid sorteren hierbij effect.
Dit beleid is mede gericht op verspreiding van (nieuwe) kennis over leefstijl en
gezondheidsvaardigheden onder alle lagen van de bevolking, en is daarom generiek. Generiek
beleid betekent geen eenheidsworst. Beleid voor iedereen moet ook iedereen kunnen bereiken.
Waar nodig vergt dat een aangepaste benadering voor verschillende groepen. Het kabinet
verwacht, en wil waar nodig bevorderen, dat de in het volgende hoofdstuk te noemen generieke
maatregelen vooral gunstig uitwerken voor lager opgeleiden.
Omdat ongezondheid vaak een fijnmazig probleem is, is de aangewezen aanpak – naast integraal
en zoveel mogelijk preventief – ook decentraal en zeker ook niet een zaak van de (rijks)overheid
alleen! De inzet van partijen die belang bij en zicht en invloed op gezondheid hebben is
onontbeerlijk. Het gaat dan vooral om gemeenten, werkgevers en scholen. Het kabinet heeft
daarom bij de RVZ, de ROB, de Onderwijsraad en de SER advies gevraagd over de vraag hoe
deze inzet op evenwichtige wijze verder kan worden geactiveerd. Naast deze grote spelers
leveren uiteraard ook andere maatschappelijke partijen in de wereld van sport, cultuur en welzijn
een bijdrage. Het is zonder meer wenselijk dat het rijk gecoördineerd optreedt bij contacten en
het maken van afspraken met deze partijen. Hier wordt ook uitdrukkelijk om gevraagd door het
veld. Het bevorderen van die samenhang en het transparant maken van de parallelle belangen is
uitgangspunt voor de te nemen maatregelen. Deze worden in het volgende hoofdstuk
uitgewerkt.
3.3
Verbinding preventie en curatie
Als ergens kennis aanwezig is over zowel individuele gezondheidsrisico’s als over preventieve
interventies, dan is het wel bij de zorgprofessional. Deze kennis wordt momenteel vooral benut
voor mensen met een hoog ziekterisico (geïndiceerde preventie). De kennis van de
zorgprofessionals kan echter ook van groot nut zijn in het kader van de openbare
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
13
gezondheidszorg, gericht op groepen met verhoogd risico (selectieve preventie)18. Gemeenten
zijn op grond van de Wet Publieke Gezondheid verantwoordelijk voor deze openbare
gezondheidszorg. Vooral in de achterstandswijken, waar risicogroepen sterk zijn
vertegenwoordigd, is dit beleid momenteel in ontwikkeling. Het kabinet wil de samenwerking
tussen openbare gezondheidszorg, de curatieve zorg en de thuiszorg versterken en daarmee een
logische en doelmatige keten voor selectieve en geïndiceerde preventie tot stand brengen.
3.4
Legitimatie overheidsinterventie
De overheid dient er voor te zorgen dat de publieke dienstverlening, waaronder de collectieve
zorg en het onderwijs, voor iedereen in gelijke mate toegankelijk is afhankelijk van de behoefte.
Daarnaast wordt in het eerder genoemde IBO-rapport ingegaan op de legitimatie van
overheidsingrijpen bij gezondheidsbevordering met name in relatie tot leefstijl. Daarop gebaseerd
stelt het kabinet dat interventies om gezondheidsverschillen terug te dringen in een aantal
gevallen gelegitimeerd zijn:
• Ongezonde leefstijlkeuzes veroorzaken maatschappelijke schade die bij de individuele
afweging van genot tegen kosten niet wordt mee gewogen. Deze schade kan uiteenlopen
van openbare dronkenschap tot arbeidsongeschiktheid bij morbide obesitas19.
• Ongezondheid wordt veroorzaakt door negatieve (externe) invloeden vanuit de sociale of
fysieke omgeving. Dit betreft bijvoorbeeld luchtkwaliteit, een bedompt schoollokaal of het
ontbreken van een veilige fietsverbinding.
• Er is informatietekort over de effecten van leefstijl op de gezondheid.
• Overwegingen van sociale rechtvaardigheid, bijvoorbeeld zorg voor kwetsbare groepen.
Daadwerkelijke keuze voor interventies zal afhangen van de weging van het probleem en van de
beschikbaarheid van instrumenten die recht doen aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen
(en daaraan appelleren), (kosten-)effectief en proportioneel zijn. In grote lijnen gaat het om
effectieve informatievoorziening, betrokkenheid van partijen met belang, zicht en invloed, het
verbeteren van de sociale en fysieke omgeving en het beschikbaar stellen van interventies. De
vrije leefstijlkeuze wordt daarbij niet aangetast; de afweging van positieve (genots-) en
negatieve (kosten- en gezondheids)aspecten is immers een persoonlijke.
18
Het percentage personen dat aangeeft adviezen over leefstijl van de huisarts te hebben ontvangen in de
afgelopen twee jaar is in Nederland met 25% relatief laag. In de VS is dit 56% (Zorgbalans 2008).
19
Deze schade bestaat bij benadering uit de waarde van de gederfde productie verhoogd met de kosten
van de noodzakelijke collectief gefinancierde zorg en verminderd met het verschil tussen uitkering en
loon.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
14
4 Maatregelen
In dit hoofdstuk zet het kabinet uiteen welke maatregelen het neemt c.q. overweegt om de
doelstelling, het verhogen van de levensverwachting van laagopgeleiden met drie jaar in de
periode 2000-2020, te bereiken. Zoals hiervoor uiteengezet gaat het om maatregelen in de
gezondheidszorg, maar vooral ook in andere sectoren. Wat door dit kabinet recent in gang is
gezet, zetten we hier op een rij. Tevens geeft het kabinet aan welke maatregelen het nog meer
neemt. Het slot van dit hoofdstuk gaat in op de krachtwijken en de zorg voor allochtonen.
4.1
Overwegingen t.a.v. instrumenten en maatregelen
In zijn algemeenheid zijn de volgende soorten instrumenten te onderscheiden:
• informatievoorziening;
• voorlichting (bijvoorbeeld consultatiebureaus);
• het aanmoedigen van zelfregulering (door werkgevers, scholen, aanbieders van producten);
• fiscale instrumenten;
• verboden.
Voor het verminderen van gezondheidsverschillen gelden een aantal overwegingen bij het
inzetten van deze instrumenten:
• De effectiviteit en bereik van nieuw en bestaand beleid is afhankelijk van
sociaaleconomische achtergronden. Op veel beleidsterreinen wordt al rekening gehouden
met de invloed van deze factor. Op gebieden waarop cultuur- en taalverschillen een
belangrijke rol spelen, zoals in het onderwijs en de zorg, vergt dit echter extra aandacht.
• Informatievoorziening over leefstijl is een belangrijk instrument, maar werkt alleen als het
wordt ingezet in combinatie met ander instrumenten. Daarnaast vereist
informatievoorziening aan lager opgeleiden speciale aandacht. Middelbaar en hoger
opgeleiden (twee op de drie Nederlanders) zijn gemiddeld goed in staat om op zichzelf te
letten en oefenen een forse koopkrachtige vraag naar gezondheid uit. Eenzijdige nadruk op
voorlichting in het verleden heeft waarschijnlijk de verschillen vergroot, ook al moet daarbij
worden aangetekend dat mensen in minder bedeelde sociaaleconomische groepen veelal het
algemene patroon volgen, zij het met vertraging. Voor groepen lager opgeleiden is het dan
ook juist zaak de boodschap in te bedden in een gericht aanbod van leefstijl programma’s
bijvoorbeeld op het gebied van onder meer; roken, bewegen, voeding en depressie. Op die
manier kan ook het gezag van de informant, bijv. de huisarts, optimaal gebruikt worden.
• Scholen, werkgevers, gemeenten en andere partijen kunnen gezondheid stimuleren op basis
van hun parallelle belang. Een eerste voorwaarde is dan wel dat zij de schade kunnen
herkennen die zij ondervinden als gevolg van ongezondheid. Zo behoren gemeenten te
kunnen zien waar leefstijl bijdraagt aan ongezondheid die op wijk- of buurtniveau schade
doet aan participatie en veiligheid; werkgevers behoren te kunnen vaststellen waar
ongezondheid van werknemers ten koste gaat van de productiviteit. Het rijk kan dit
ondersteunen met het zichtbaar maken van die effecten, informatie over risico’s,
meetinstrumenten en door ondersteunende maatregelen op het gebied van onder meer
arbeidsomstandigheden.
• Veel vermijdbaar gezondheidsverlies wordt veroorzaakt door ongezond gedrag. Dat gedrag
wordt op diverse wijze beïnvloed door de fysieke en sociale omgeving. Luchtkwaliteit,
beschikbaarheid van groen en ruimte, nabijheid en toegankelijkheid van voorzieningen, maar
ook bijvoorbeeld maatschappelijke en inkomensondersteuning zijn factoren die direct en
indirect een grote invloed hebben op de gezondheid. Het rijk heeft de mogelijkheid om met
de beschikbare instrumenten veranderingen in deze factoren te bewerkstelligen.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
15
•
Het IBO-rapport pleit voor het inzetten van een optimale instrumentenmix waarbij het
rijksbeleid van invloed is op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van andere actoren
en ook op de incentives die deze actoren hebben om gezond gedrag te bevorderen.
Daarnaast moet het integraal beleid zo worden georganiseerd dat er ook een expliciete
afweging wordt gemaakt tussen het bevorderen van gezond gedrag en andere
maatschappelijke doelen.
Op basis van bovenstaande overwegingen kiest het kabinet voor het volgende pakket aan
instrumenten en maatregelen.
4.2
Maatregelen buiten het domein van VWS
In aanvulling op reeds bestaand beleid is bij het coalitieakkoord nieuw beleid ingezet dat direct
of indirect kan bijdragen aan het terugdringen van de negatieve invloed van sociaaleconomische
achtergronden. Het RIVM heeft hiervan een inventarisatie gemaakt waarop figuur 6 is
gebaseerd. De uitwerking van deze figuur vindt u in bijlage 1.
Figuur 6: Beleidsinitiatieven
Aantal beleidsinitiatieven
Aantal SEGV gerelateerde beleidsinitiatieven
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
SEGV
Totaal
WWI
VROM
V&W
OCW
SZW
J& G
VWS
Rijksbegroting van Ministeries
Bron: RIVM
Concrete maatregelen die in dit kader reeds zijn getroffen, zijn gericht op de bevordering van de
effectiviteit en het bereik van beleid in verband met sociaaleconomische achtergronden:
• De landsdekkende convenanten Voortijdig Schoolverlaten met gemeenten en scholen, die er
toe moeten leiden dat de voortijdige schooluitval vermindert van 70.000 naar 42.000
leerlingen per jaar. Daarnaast moeten in de periode 2008-2011 de aantallen leerlingen met
een taalachterstand in het basisonderwijs zijn teruggedrongen met 40 procent. Ook zijn er
prestatieafspraken gemaakt met de grote steden over de voorschoolse educatie (alle 2 tot 4­
jarigen).
• Ondersteuning van lage inkomens met onder andere schuldhulpverlening,
inkomensvoorzieningen en aanvullende beurzen voor studenten van minder draagkrachtige
ouders. Het beroep op aanvullende bijstand bij onvolledige AOW-opbouw wordt
gestimuleerd, zoals van allochtonen die pas op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen.
Met de convenanten “Kinderen doen mee” en de subsidiëring van het Jeugdsportfonds
wordt de sportdeelname van kinderen uit arme gezinnen bevorderd.
• Een aantal participatiebevorderende maatregelen. Mensen moeten de mogelijkheid krijgen
om te presteren naar vermogen. Integratie van minderheden is hierbij belangrijk. Het
wegnemen van de laaggeletterdheid is een speerpunt voor de komende jaren. De
laaggeletterdheid moet afnemen met 60 procent naar 600.000 in 2015. Het koppelen van
de kinderbijslag aan het volgen van onderwijs gericht op een startkwalificatie levert een
financiële prikkel tot onderwijsdeelname.
• Het inrichten van een gezonde leefomgeving in de brede zin van het woord. Het gaat hierbij
om voldoende groen in woonwijken, de aanleg van fietspaden maar ook het binnenmilieu in
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
16
huizen en het beperken van geluids- en stankoverlast. Een veilige omgeving is belangrijk,
veilige wegen, de aanpak van verkeersveiligheid en minder criminaliteit in de wijk zorgen
ervoor dat mensen zich vrij kunnen bewegen in een gezonde omgeving.
De inspanning voor de wijkaanpak van WWI (zie par 4.4).
•
In voorbereiding:
• VWS heeft tezamen met SZW en BZK het meerjarige kennisinvesteringsprogramma
"Participatie en Gezondheid" opgestart. De kerndoelstelling van het programma is de
participatie en de gezondheid van werknemers te verbeteren door ontwikkeling en
ontsluiting van kennis ter zake, alsook de implementatie van deze kennis in bedrijven en
instellingen. Als toepassingsgebied moet bijvoorbeeld worden gedacht aan verzuimbeleid,
preventie, re-integratie en ouderenbeleid. Als eerste fase in dit programma zijn zes
deelstudies opgeleverd, die de kennisleemtes hebben onderzocht op zes terreinen van
participatie en gezondheid, waaronder de invloed van leefstijlfactoren en de invloed van
arbeidsrisico's. Momenteel wordt mede op basis van de genoemde deelstudies gewerkt aan
de formulering van het beoogde kennisinvesteringsprogramma. Het programma zal lopen
van 2009 tot en met 2012 en wordt door SZW en VWS gezamenlijk gefinancierd. BZK lift
als grote werkgever mee.
• Het RIVM inventariseert welke effecten beleidsmaatregelen binnen en buiten de
volksgezondheidssector hebben op het terugdringen van gezondheidsachterstanden. Dit
rapport wordt voor 1 april 2009 verwacht.
• In het kader van het voornemen van het kabinet om de parallelle belangen en stimulansen
van bedrijven, scholen en gemeenten te versterken is advies gevraagd aan de SER, de RVZ
de Onderwijsraad en de ROB20. Deze adviezen worden voor 1 april 2009 verwacht.
4.3
Maatregelen op het terrein van VWS
Op het terrein van VWS wil het kabinet de beschikbaarheid en verspreiding van toegesneden
leefstijlinterventies, gericht op de relevante groepen, blijven bevorderen. Leefstijlinterventies
dragen in beginsel relatief veel bij aan de gezondheid van groepen mensen bij wie een
ongezonde leefstijl veel voorkomt. De beoogde opname van een aantal leefstijlinterventies in het
basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de daarbij flankerende maatregelen (zoals de
hier na te noemen mogelijkheid van kwijtschelding van het eigen risico door zorgverzekeraars)
zijn daarom ook een essentieel onderdeel van het verminderen van gezondheidsverschillen.
Daarnaast neemt VWS maatregelen op het terrein van het verbeteren van de kennis,
informatievoorziening en het bevorderen van een gezonde omgeving. Beleidsvoornemens voor
het verbeteren van de gezondheid van allochtonen komen in par 4.5 aan bod.
Maatregelen die reeds in gang gezet zijn:
•
Opname van leefstijlinterventies in het basispakket. De voorbereidingen hiervan zijn in volle
gang. Voorwaarden zijn geïndiceerde preventie, bewezen kosteneffectiviteit en budgettaire
inpasbaarheid. Het gaat hier om de volgende zaken:
- hulp bij stoppen met roken
Een aantal interventies valt nu al onder te verzekeren prestaties. In beginsel is elke roker
die een arts consulteert en aangeeft te willen stoppen geïndiceerd voor begeleiding en
valt dit onder de Zvw. Over de uitvoerbaarheid van een met nicotinevervangende
middelen gecombineerde interventie vindt thans een proefimplementatie plaats; op basis
van de uitkomsten daarvan zal ik uitbreiding van de aanspraken bezien.
- de beweegkuur
20
Adviesaanvragen: Bijlage 3.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
17
In 2007 is er een start gemaakt met het ontwikkelen van de BeweegKuur. Eerst is een
werkbaar prototype ontwikkeld ten behoeve van een toets in 7 pilotregio’s. Eind 2008
moet dat leiden tot een BeweegKuur die van 2009 tot 2011 wetenschappelijk
onderzocht kan worden op (kosten)effectiviteit. Op basis van die onderzoeksgegevens
zal het CVZ de Minister van VWS adviseren over opname van de BeweegKuur in het
basispakket van de zorgverzekeringen.
-
preventie in de GGZ
Naast de vormen van individuele preventie die door de overheveling vanuit de AWBZ nu
onder de Zvw kunnen worden gedeclareerd, is het Trimbosinstituut subsidie verleend
voor een pilot en effectiviteitsonderzoek voor het programma “Mentaal Vitaal”. Op basis
van de resultaten en een advies van het CVZ zal worden beslist over opname in het
basispakket.
-
•
•
21
22
zelfmanagement voor chronisch zieken
Om mensen in staat te stellen hun chronische ziekte zo goed mogelijk in het leven in te
passen en een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven te behouden is adequaat
'zelfmanagement' essentieel. In de brief aan de Tweede Kamer21 over de
programmatische aanpak van chronische ziekten is zelfmanagement genoemd als één
van de pijlers van het beleid. Activiteiten in dit verband worden uitgevoerd door ZonMW
(Programma Disease management) en het CBO.
Het bevorderen van de beschikbaarheid en verspreiding van toegesneden
leefstijlinterventies, gericht op de relevante groepen. Daartoe:
- bekostigt VWS het Preventieprogramma van ZonMw. Voor de gehele periode 2006­
2009 is hiervoor 45 miljoen beschikbaar (3e Programma). Nieuw is de prioriteitstelling in
het 4e programma (2010-2013) die sterker gericht zal zijn op onderzoek naar
kosteneffectiviteit van bestaande interventies, bevordering van het gebruik en de
implementatie van bewezen kosteneffectieve interventies en onderzoek naar specifieke
interventies om sociaaleconomische gezondheidsverschillen terug te dringen.
- bekostigt VWS een aantal gezondheidsbevorderende instellingen, die zich bezighouden
met ontwikkeling van preventieve interventies. Nieuw is dat hun productie binnenkort zal
worden getest en gecertificeerd door het Centrum Gezond Leven22 van het RIVM. Dit
CGL zal ook het overzicht over de beschikbare effectieve interventies bijhouden en vraag
(gemeenten, GGD’en, scholen, bedrijven, zorginstellingen) en aanbod samenbrengen.
- brengt het RIVM in kaart welke beleidsmaatregelen en interventies er zijn met effect op
de gezondheid van mensen met een lage sociaaleconomische status.
- doet het RIVM epidemiologisch onderzoek, dat onder meer via de VTV wordt verspreid
en op basis waarvan de Minister van VWS een periodieke Volksgezondheidsnota
uitbrengt. Deze is onder andere richtinggevend voor de vierjaarlijkse gemeentelijke
Gezondheidsnota’s. Verder heeft het RIVM voor de het beter volgen van de
gezondheidsverschillen de monitor Gezondheidsachterstanden ontwikkeld.
Stimuleren dat ook decentrale partijen, zoals gemeenten, scholen, bedrijven en
zorgverzekeraars gezond gedrag gaan bevorderen. Daartoe:
- is advies gevraagd aan SER, RVZ, Onderwijsraad en ROB over de mogelijkheden om
gezondheidswinst te boeken in de domeinen bedrijven, scholen en lokaal bestuur en de
stimulansen voor gezondheid voor bedrijven, scholen en gemeenten.
- zal vanaf 2009 het eigen risico van de Zvw kunnen worden ingezet voor de bevordering
van gezond gedrag bij een aantal chronische aandoeningen.
- zullen de stimuli voor zorgverzekeraars voor gezondheidsbevordering en preventie
betrokken worden bij de evaluatie van de Zvw in 2010.
TK 2007-2008, 31 200 XVI, Nr. 155.
Het CGL is gestart in 2007 en wordt op 15 december 2008 formeel operationeel. SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
18
•
•
•
Eerstelijnszorg ondersteunen. In overleg met de zorgverzekeraars, zal worden bevorderd dat
leefstijlinterventies ook daadwerkelijk worden toegepast waar ze het meest nodig zijn. Dit
sluit aan bij de inspanningen om samen met de aanwezige professionals, meer samenhang in
de eerste lijn aan te brengen en activiteiten vooral ook community based te laten zijn. Zie
verder de Doelstellingenbrief eerstelijnszorg23.
Tabaksmaatregelen. In het kader van het Nationaal Programma Tabakstontmoediging
(NPT) 2006-2010 wordt jaarlijks door de partners van dit programma (KWF
Kankerbestrijding, Nederlandse Hartstichting, Astma Fonds en VWS) een actieplan
opgesteld. In dit actieplan worden maatregelen opgenomen die een bijdrage leveren aan het
tabaksontmoedigingsbeleid. Gezien de hoge prevalentie van roken bij laagopgeleiden dragen
tabaksmaatregelen bij aan het verminderen van gezondheidsverschillen.
Aanbod sport en bewegen. De Impuls NASB is gericht op meer bewegen door te weinig
actieve burgers in 100 gemeenten die zijn geselecteerd op basis van een zwakke sociale
structuur. In het Coalitieakkoord zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor breedtesport,
als bindende factor in de samenleving. Deze middelen worden onder andere ingezet om
mensen te laten meedoen aan sportactiviteiten op lokaal niveau (onder meer wijkniveau). In
dit verband zijn ook onderdelen van het Beleidskader Sport, bewegen en onderwijs relevant
Recente of in voorbereiding zijnde maatregelen:
• Uitbrengen van de Nota Overgewicht. De beleidsnota over overgewicht die binnenkort
•
•
23
24
verschijnt, beschrijft maatregelen voor het snelgroeiende volksgezondheidsprobleem van
overgewicht en obesitas. De nota zet in op het informeren en weerbaar maken van
consumenten, het ondersteunen dat de omgeving gezonder wordt gemaakt en het verbinden
van preventie en zorg. Een aantal maatregelen zijn reeds in gang gezet zoals: het
Kenniscentrum Overgewicht (KCO) met een kennis en netwerkfunctie, het Convenant
overgewicht met een twintigtal maatschappelijke partners die elk vanuit hun eigen rol een
bijdrage leveren aan het terugdringen van overgewicht, en het Partnerschap Overgewicht
Nederland (PON), waarin zorgverleners en zorgverzekeraars werken aan een zorgstandaard
voor mensen met overgewicht en obesitas.
Eerder werd de nota Gezonde voeding, van begin tot eind uitgebracht, een nota over
gezondheid en voeding. De maatregelen uit deze nota zijn extra relevant voor groepen met
sociaaleconomische achterstanden, gelet op hun over het algemeen genomen slechtere
voedingsgewoonten24.
In 2010 brengt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) het rapport Staat van de
Volksgezondheid uit met als thema “preventie effectiever maken”. Ditmaal zal de Inspectie
in de toetsing van het lokale gezondheidsbeleid vooral ook kijken naar hoe gemeenten
integraal gezondheidsbeleid voeren op wijkniveau om gezondheidsachterstanden te
verminderen. Op landelijk niveau is nieuw dat de IGZ zich via de Inspectieraad zal inspannen
voor meer samenhang tussen de verschillende Inspecties bij onderwerpen die raakvlak
hebben met de sociale oorzaken van SEGV.
Het ministerie van VWS sluit aan bij het meerjarig innovatietraject - met als werktitel Lokaal
Centraal - dat medewerkers van het ministerie, VNG en GGD Nederland aan het opzetten
zijn. Het traject is bedoeld om de Openbare Gezondheidszorg te versterken en lokale
bestuurders meer te betrekken bij de gezondheid van hun burgers. Hierbij wordt met name
uitgegaan van de regionale en lokale praktijksituatie. Het is onder andere de bedoeling om
bestaande financiële middelen beter op elkaar af te stemmen. Dat geldt met name voor de
afstemming tussen landelijke en lokale activiteiten. Het traject richt zich vooral op
agendasetting, verspreiding van goede voorbeelden, ontwikkelen van praktische
instrumenten en, indien nodig, het ondersteunen van lokale initiatieven.
Doelstellingenbrief Eerstelijn: TK2007-2008, 29 247 Nr. 76.
Voedingsnota: TK2007-2008, 31 532 Nr. 1.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
19
4.4
Wijkaanpak
De gezondheid van inwoners in de krachtwijken is gemiddeld minder goed dan in de rest van
Nederland (zie paragraaf 2.3). Gezien de gezondheidsachterstanden in de krachtwijken25 ligt hier
één van de uitdagingen om de gezondheid van inwoners in deze wijken te verbeteren. Deze
wijken bieden ook kansen want ze zijn tegelijk een belangrijke vindplaats van ongezondheid en
bieden daarmee aangrijpingspunten voor verbetering.
Op 1 juli 2008 heeft Minister Vogelaar van WWI het Actieplan Krachtwijken naar de Tweede
Kamer26 gestuurd. In 40 wijken in 18 Nederlandse gemeenten blijft de kwaliteit van de
leefomgeving door een cumulatie van problemen flink achter bij die van andere wijken.
In deze wijken is er veel werkeloosheid, schooluitval, onveiligheid en eenzijdige woon- en
leefomgeving met weinig mogelijkheden voor sociale contacten. De problemen staan niet op
zichzelf; de hardnekkigheid van de problematiek is vooral gelegen in de cumulatie van al deze
problemen. Veel wijken hebben een oververtegenwoordiging van huishoudens, die in een
maatschappelijke achterstandspositie verkeren.
De centrale doelstelling van het Actieplan Krachtwijken is om samen met alle betrokkenen de 40
wijken om te vormen tot wijken waar mensen kansen hebben en weer graag wonen. Het
resultaat moet zijn dat deze wijken in 8-10 jaar weer vitale woon-, werk-, leer-, en
leefomgevingen zijn. In die wijken is het prettig om te wonen, zijn mensen betrokken bij de
samenleving en hebben zij een perspectief op sociale stijging en participatie op de arbeidsmarkt.
Aandacht voor gezondheid hoort hier onlosmakelijk bij, want gezonde bewoners zijn beter in
staat om van hun wijk een krachtwijk te maken.
In de eerste helft van 2008 zijn met alle gemeenten charters afgesloten, waarin de ambities op
de terreinen wonen, werken, leren en opvoeden, integreren en veiligheid zijn vastgelegd.27
Onderdeel van de charters is dat er zeven experimenten starten op het terrein van
bewonersparticipatie, samenhang in de wijk, slagkracht in de wijk, achter de voordeur,
terugdringen bureaucratie, gezonde wijk en vernieuwend welzijn.
Doel van het experiment Gezonde Wijk is de gezondheid van inwoners in de krachtwijken te
verbeteren via een integrale aanpak gericht op gezonde bewoners, een gezonde leefomgeving en
een samenhangende eerstelijnszorg met preventief aanbod. De gemeenten die hebben
aangegeven te willen meedoen met deze experimenten werken op dit moment aan een plan van
aanpak voor de uitvoering van hun experiment.
Hiertoe gaat het kabinet het volgende doen:
• Afspraken maken met 9 gemeenten over opstellen en uitvoeren van plannen van aanpak per
gemeente voor de experimenten Gezonde wijk. De deelnemende gemeenten zijn Den Haag,
Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Deventer, Heerlen, Leeuwarden en Zaanstad.
Gemeenten zijn hierbij aan zet, maar worden hierbij op diverse manieren ondersteund en
gefaciliteerd vanuit het rijk.
• Zorgen voor een gezamenlijk aanbod vanuit landelijke organisaties (Platform Gezonde
wijk/werkplaats Gezonde wijk bij het CGL) om gemeenten te ondersteunen bij het opzetten
en uitvoeren van de experimenten. Relevant in dit kader is het voornemen van
zorgaanbieders en verzekeraars om te komen tot een samenwerkingsverband op landelijk
niveau dat gemeenten met krachtwijken ondersteunt om projecten/interventies op het
grensvlak preventie/curatie via een programmatische aanpak uit te voeren en structureel in
te bedden op lokaal niveau.
25
26
27
RIVM rapport Gezondheid in veertig krachtwijken, 2008.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 30995, Nr. 50. Voortgangsrapportage wijkenaanpak, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 30995 Nr. 60. SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
20
•
Vormen van een gezamenlijk werkend netwerk op landelijk niveau, dat gemeenten met
krachtwijken adviseert bij het (her)inrichten van de fysieke leefomgeving in de wijk zodat de
bewoners optimaal in staat gesteld worden om zo gezond mogelijk te leven.
Monitoren en evalueren. ZonMw heeft binnen het 3e preventieprogramma een project
goedgekeurd dat de effecten van het actieplan krachtwijken op de gezondheidsproblemen
van de inwoners van deze wijken zal onderzoeken.
•
Deze experimenten Gezonde wijk zien we als proeftuinen waar de betrokken partijen onder regie
van de gemeente via een brede aanpak de gezondheid van de inwoners willen verbeteren. De
experimenten en hun resultaten zullen landelijk worden gevolgd om meer inzicht te krijgen welke
maatregelen daadwerkelijk effect opleveren. Vervolgens zullen deze resultaten worden
uitgedragen naar andere krachtwijken en achterstandswijken in Nederland.
Het stedenbeleid vanaf 201028 zal voortborduren op de resultaten van de krachtwijken aanpak,
inclusief de experimenten Gezonde wijk.
Tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen op 25 september 2008 is een motie ingediend
(motie Hamer PvdA) waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt om de wijkaanpak extra te
verbreden en financieel te ondersteunen door ondermeer in het kader van het Actieplan Beter
(t)huis in de buurt het aantal wijkverpleegkundigen uit te breiden, te beginnen in de
40 krachtwijken. Op dit moment bekijken VWS en VROM/WWI hoe de hiervoor beschikbare
middelen zo direct mogelijk bij wijkverpleegkundigen in de krachtwijken terecht kunnen komen.
We proberen deze motie in samenhang uit te voeren met de experimenten Gezonde wijk, die
erop gericht zijn de gezondheid van mensen in de krachtwijken te verbeteren en het aanwezige
zorgaanbod in de wijken te verbeteren.
De IGZ gaat thematisch toezicht houden op de aanpak van wijken met
gezondheidsachterstanden. Dit betreft een thematisch toezicht bij gemeenten met
achterstandswijken om te bevorderen dat zij interventies op het gebied van de
gezondheidsbevordering toepassen die bewezen effectief zijn voor groepen met de laagste
sociaaleconomische status. De inspectie wil komen tot een norm wat een redelijke inspanning
van gemeenten is in het kader van de WCPV om de gezondheidsachterstanden te verminderen.
De resultaten worden in het rapport Staat van de Volksgezondheid van 2010 gepubliceerd.
4.5
Beleid en –voornemens voor verbeteren gezondheid allochtonen
Verschillende partijen doen al veel om de gezondheid van allochtonen te verbeteren. Ook zijn er
veel nieuwe plannen. De plannen en interventies om de oorzaken van gezondheidsachterstanden
te verkleinen zoals beschreven in de vorige paragraaf, zijn ook van toepassing voor allochtonen
die behoren tot de lage SES. Vooral het opnemen van de interventies beweegkuur en stoppen
met roken in het basispakket zullen veel invloed hebben op de gezondheid van allochtonen.
Waar nodig om de effectiviteit van zorg en interventies te verbeteren worden deze interventies
specifiek gericht op allochtonen.
Bestaande activiteiten:
Integraal beleid
• Meedoen allochtone jeugd aan sport. Actieplan 2006-2010 (VWS). In dit verband zijn ook
onderdelen van het Beleidskader Sport, bewegen en onderwijs relevant.
• Wegnemen van factoren die de arbeidsparticipatie speciale groepen belemmeren (SZW).
• Vergroten maatschappelijke participatie allochtonen (WWI).
28
Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31757, Nr.1.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
21
Communicatie en scholing
• Cursussen over interculturalisatie in de zorg voor zorgaanbieders (o.a. Pharos).
• Inzet van VETC (voorlichters eigen taal en cultuur), allochtone zorgconsulenten en tolken.
• Gemeenten betrekken migrantenorganisaties bij leefstijlinterventies. Bijvoorbeeld in
Rotterdam bij de aanpak van zuigelingensterfte.
• In het kader van de individuele nascholing voor huisartsen heeft het NHG het boekje
“Etnische en culturele diversiteit in de huisartsenpraktijk” uitgebracht. Ook bij andere
uitgaven in deze reeks is er casuïstiek over etnische en culturele diversiteit opgenomen.
• Boekje met tips over gezondheid en wanneer wel en wanneer niet naar de huisarts bij
bepaalde aandoeningen. Dit boekje is gericht op inwoners van achterstandswijken,
uitgebracht in Den Haag (De Thuisdokter) en in Utrecht (Dokteren onder de Dom).
Onderzoek
• Academische werkplaats Migranten en Gezondheid(szorg). Hier worden wetenschappelijke
en praktijkkennis met elkaar verbonden.
• Leefstijl interventies toetsen op effectiviteit voor allochtonen.
• Waar relevant zal aandacht voor etnische en culturele diversiteit in de NHG-producten naar
voren komen.
Nieuwe initiatieven:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De regionale achterstandsfondsen huisartsen van de 4 grote steden starten een aantal
activiteiten voor huisartsen in achterstandswijken. O.a. het verbeteren van de interculturele
competenties van huisartsen, huisartsen trainen om de zelfredzaamheid van patiënten te
vergroten en het uitbrengen van een verwijsfolder.
In de opleiding van zorgaanbieders komt meer aandacht voor (interculturele) communicatie
en het omgaan met diversiteit van patiënten.
Stimuleren van het landelijk uitbrengen van het boekje de Thuisdokter (initiatief van NHG,
LHV en Pharos).
Stimuleren van de ontwikkeling van een website voor huisartsen waarop de beschikbare
informatie over allochtonen en zorg wordt gebundeld.
De IGZ zal thematisch toezicht houden om te bevorderen dat de uitkomsten van zorg voor
cardiovasculaire aandoeningen en wat betreft veiligheid in de zorg voor de verschillende
sociaaleconomische groepen gelijk zijn. Daarbij zal een normenkader worden opgesteld,
waarin staat vermeld welke (extra) zorg nodig is om bij sociaaleconomische
gezondheidsverschillen gelijke uitkomsten te krijgen. De inspectie toetst bij de
desbetreffende instellingen en beroepsgroepen of deze zorg wordt gegeven en handhaaft bij
onvoldoende zorg. De resultaten worden gepubliceerd in het rapport Staat van de
Volksgezondheid 2012 als thema “sociaaleconomische en etnische gezondheidsverschillen”.
In overleg met ZonMw wordt bekeken of er nader onderzoek naar de effectiviteit van zorg
voor allochtonen kan worden uitgevoerd.
Toolkit gezondheidsvaardigheden bevat instrumenten voor professionals om mensen met
lage gezondheidsvaardigheden te kunnen herkennen en de communicatie met deze
doelgroep te kunnen optimaliseren.
In EU-verband worden voorbereidingen getroffen voor een netwerk dat bestuurders,
professionals en andere belanghebbenden kan ondersteunen bij verbetering van de
gezondheid en de integratie van allochtonen met een sociaaleconomische achterstand.
Nederland sluit hierbij aan.
De Kamer zal middels voortgangsrapportages geïnformeerd worden over de relatief hoge
babysterfte van allochtonen in Nederland. Hierin worden de voorlopige uitkomsten
meegenomen van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte. Zij verwerken de
aanbevelingen voor de verbetering van perinatale zorg, met name voor migranten in
Nederland, op basis van het beschikbare wetenschappelijk onderzoek in Nederland.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
22
5 Verdere procedure
Met dit Beleidsplan geeft het kabinet zijn reactie op de moties Van der Veen en Arib. Op een
aantal punten is dit nog een voorlopige reactie.
Na ommekomst van:
•
•
•
de adviezen van SER, RVZ, Onderwijsraad en ROB over parallelle belangen van bedrijven,
scholen en gemeenten en een daarop te baseren aanpak,
een nadere analyse van de recente cijfers over het verband tussen opleidingsniveau en
gezondheid,
rapporten van het RIVM over onder andere kosteneffectiviteit
zal het kabinet in 2009 de Kamer opnieuw informeren. Daarbij zal ook de mogelijkheid van een
concrete doelstelling ten aanzien van de ontwikkeling van de gezondheid van lager opgeleiden
op de langere termijn aan de orde komen.
SEGV plan van aanpak, 16 december 2008
23
Download