Stamcellen - Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde

advertisement
Stand van zaken
K L I NI SCH E PR AK TI JK
Stamcellen: therapeutische toepassingen en
experimentele technieken
Harald M.M. Mikkers en Rob C. Hoeben
• Er worden steeds vaker stamcellen gebruikt voor onderzoek en experimentele therapieën, maar de klinische
mogelijkheden van stamcellen zijn vooralsnog beperkt.
• Pluripotente stamcellen, met embryonale stamcellen als bekendste voorbeeld, kunnen differentiëren tot elk
type cel; weefselspecifieke stamcellen daarentegen, kunnen nog slechts 1 of een aantal celtypen vormen binnen
1 type weefsel.
• Sinds enige tijd is het mogelijk om verschillende typen somatische cellen te herprogrammeren tot pluripotente
stamcellen. Dergelijke stamcellen worden geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPS-cellen) genoemd.
• Ook uit cellen van patiënten met een genetische aandoening kunnen iPS-cellen gevormd worden. Daarmee kan
tegen een specifieke genetische achtergrond, onderzoek gedaan worden naar ziektemechanismen en nieuwe
medicijnen.
• Klinische toepassing van dergelijke iPS-cellen is op korte termijn nog niet te verwachten.
• In verscheidene Nederlandse academische centra worden faciliteiten opgericht om iPS-cellen te maken voor
wetenschappelijk onderzoek.
Het gebruik van stamcellen voor onderzoek en experimentele therapie neemt momenteel een grote vlucht.
Hoewel het begrip ‘stamcellen’ redelijk bekend is, is de
kennis over de klinische mogelijkheden en onmogelijkheden van stamcellen vaak beperkt. Onrealistische verwachtingen en valse hoop kunnen ertoe leiden dat
patiënten in het buitenland op zoek gaan naar stamceltherapieën, zogenoemd medisch stamceltoerisme. De
therapieën worden aangeboden zonder dat het duidelijk
is of ze bijdragen aan het herstel of het welzijn van de
patiënt. In dit artikel geven we kort een realistisch beeld
van de mogelijkheden van het gebruik van de verschillende typen humane stamcellen, met een focus op de
nieuwste techniek: onderzoek met geïnduceerde pluripotente stamcellen.
Wat zijn stamcellen?
Leids Universitair Medisch Centrum,
afd. Moleculaire Celbiologie, Leiden.
Dr. H.M.M. Mikkers, moleculair stamcelbioloog
(tevens afd. Immunohematologie &
Bloedtransfusie); prof.dr. R.C. Hoeben,
moleculair bioloog.
Contactpersoon: dr. H.M.M. Mikkers
([email protected]).
Stamcellen kenmerken zich door hun vermogen om zichzelf meermalen te vernieuwen zonder daarbij de capaciteit te verliezen om verschillende celtypen te kunnen
vormen. Op basis van hun differentiatiecapaciteit worden
2 typen stamcellen onderscheiden: de weefselspecifieke
stamcellen en de pluripotente stamcellen. Weefselspecifieke stamcellen, ook wel voorlopercellen genoemd,
bevinden zich zowel in foetale als in volwassen weefsels.
Hoewel deze stamcellen kunnen differentiëren, is hun
differentiatiecapaciteit beperkt, bij de unipotente voorlopercel tot 1 celtype en bij de multipotente voorlopercel
tot enkele celtypen. Vaak betreft het celtypen die onderNED TIJDSCHR GENEESKD. 2011;155:A3565
1
K L I NI SCH E PR AK TI JK
deel uitmaken van het weefsel waarin de stamcellen zitten. De differentiatiemogelijkheden liggen vast in de cel.
De mogelijkheden worden beperkt door specifieke modificaties aan het DNA of aan histoneiwitten, de eiwitten
waaromheen het DNA is gewikkeld, bijvoorbeeld door de
binding van methylgroepen aan bepaalde basen of aminozuren van histonen.
Bekende voorbeelden van multipotente weefselspecifieke
stamcellen zijn hersen- en bloedstamcellen. Hersenstamcellen kunnen cellen van het centraal zenuwstelsel genereren, zoals neuronen, astrocyten en oligodendrocyten,
terwijl hematopoëtische (bloedcelvormende) stamcellen
nog alle celtypen van het bloed kunnen maken. Bloedstamcellen kunnen echter geen zenuwcellen vormen. In
tegenstelling tot de multipotente stamcel, kan de pluripotente stamcel alle celtypen van een volwassen lichaam
vormen.
De best bekende pluripotente stamcel is de embryonale
stamcel. Embryonale stamcellen worden geïsoleerd uit
de binnenste celmassa (‘inner cell mass’ (ICM)) van een
embryo in het blastocystestadium. Tijdens de ontwikkeling van het embryo verdwijnt de aanwezige populatie
van pluripotente cellen al in een vroeg stadium door differentiatie tot weefselcellen. Door de ICM-cellen te isoleren en onder specifieke condities in het laboratorium te
houden kunnen deze embryonale stamcellen gekweekt
worden zonder dat zij hun pluripotente eigenschappen
verliezen.
Klinisch gebruik van stamcellen
Doordat stamcellen zichzelf kunnen vernieuwen en
daarnaast verschillende celtypes kunnen vormen, bieden
deze cellen de mogelijkheid om gebruikt te worden voor
het regenereren van weefsels die niet of slecht functioneren. Op papier klinkt dit mooi, maar de praktijk van de
regeneratieve geneeskunde blijkt weerbarstiger. Vooralsnog zijn transplantaties van hematopoëtische stamcellen
afkomstig uit beenmerg of navelstrengbloed de enige op
stamcellen geënte celvervangingstherapieën die met succes in de kliniek worden toegepast. Hiermee kunnen
patiënten met bloedziektes zoals leukemie of immuundeficiëntie genezen worden. Klinische toepassingen van
andere typen stamcellen zijn nog niet zo succesvol, hoewel recentelijk oogstamcellen uit de limbus corneae, de
grens tussen cornea en sclera, effectief bleken voor
hoornvliesreparaties.1 Ondanks de beperkte klinische
successen zijn er diverse hoopgevende resultaten behaald
in verschillende dierlijke ziektemodellen. Hierop voortbouwend zijn in de Verenigde Staten de eerste klinische
fase I-proeven gestart met cellen afkomstig van humane
embryonale stamcellen voor de behandeling van acute
ruggenmergletsels en de ziekte van Stargardt (juveniele
maculadegeneratie). Zonder dat er cellen door stamcel2
len vervangen worden kan ook de kortstondige aanwezigheid van stamcellen al een positief effect sorteren. Een
voorbeeld van dit ‘toeschouwer’-effect is het gebruik van
mesenchymale stamcellen afkomstig uit beenmerg om
omgekeerde afstoting (‘graft-versus-host disease’) tegen
te gaan.2
Het lijkt daarom gerechtvaardigd te veronderstellen dat
ook therapieën met andere stamcellen dan bloedstamcellen in de toekomst succesvol kunnen zijn.
Ander gebruik van stamcellen
Stamcellen mogen dan op termijn voor een beperkte
groep van aandoeningen een therapeutisch perspectief
lijken te bieden, een toepassing die dichter binnen handbereik ligt is het bestuderen van ziektemechanismen met
behulp van stamcellen. Ook lijken stamcellen ideaal voor
het ontwikkelen van celsystemen om bestaande en
nieuwe verbindingen te testen op effectiviteit. Hierbij
kan gedacht worden aan het meten van toxicologische
effecten, maar ook aan screeningssystemen voor de identificatie van nieuwe medicijnen.
Deze toepassingsmogelijkheden gelden hoofdzakelijk
voor stamcellen. Omdat stamcellen relatief eenvoudig en
lang in kweek gehouden kunnen worden zonder hun differentiatie-eigenschappen te verliezen, kunnen met
gedefinieerde differentiatieprotocollen grote aantallen
gedifferentieerde cellen worden verkregen, zoals cardiomyocyten of neuronen. Dergelijke cellen zijn moeilijk op
andere wijze te verkrijgen.
Voor toxicologisch onderzoek zijn primaire cellen van
gezonde donoren vaak goed genoeg, maar voor cellen
met een specifieke genetische samenstelling gelden er
beperkingen. Zo hebben weefselspecifieke stamcellen
een beperkte levensduur waardoor de hoeveelheid weefselspecifieke cellen uit één enkel biopt beperkt is. Het
invasieve karakter van het biopteren beperkt het aantal
afnamen per donor, terwijl sommige weefsels helemaal
niet verkregen kunnen worden. Om voldoende materiaal
te krijgen zijn daarom embryonale stamcellen, die in
principe oneindig gekweekt kunnen worden, beter
geschikt. Het gebruik van humane embryonale stamcellijnen is echter omstreden. Specifieke regelgeving reguleert het gebruik van dit materiaal, en de verschillen in
nationale regelgeving hebben humaan pluripotent stamcelonderzoek bemoeilijkt.
Bovendien zijn de vervaardigde embryonale stamcel­
lijnen niet optimaal voor onderzoek naar mechanismen
die ten grondslag liggen aan bepaalde aandoeningen of
voor de zoektocht naar nieuwe medicijnen. Veelal is de
genetische afwijking die de ziekte veroorzaakt niet aanwezig in de beschikbare embryonale stamcellijnen. Voor
erfelijke aandoeningen waarvan de ziekteveroorzakende
mutatie bekend is, kan dit worden opgelost door de
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2011;155:A3565
Geïnduceerde pluripotente stamcellen
Om somatische cellen om te vormen tot pluripotente
stamcellen moet de cel zijn programma van specialisatie
als het ware ‘vergeten’. Een aantal jaren geleden kwamen
de Japanse onderzoekers Yamanaka en Takahashi op het
idee om door middel van het inbrengen van genen die
betrokken zijn bij het in stand houden van de eigenschap-
pen van embryonale stamcellen, huidfibroblasten om te
zetten in pluripotente stamcellen. Uiteindelijk kwamen
ze tot een cocktail van 4 genen (KLF4, POU5F1 (OCT4),
SOX2 en c-MYC) die de epigenetische opmaak van gedifferentieerde cellen kunnen terugbrengen naar de staat
zoals die voorkomt in pluripotente stamcellen (figuur
1).3,4 Cellen die op deze manier vervaardigd zijn, worden
‘geïnduceerde pluripotente stamcellen’ (iPS-cellen)
genoemd.
Latere studies hebben laten zien dat de combinatie van
POU5F, SOX2, NANOG, en LIN28 ook cellen kan herprogrammeren,5 en dat afhankelijk van het te herprogrammeren celtype één of meerdere factoren achterwege
gelaten kunnen worden zonder de eigenschappen van de
iPS-cellen te veranderen.6,7 Experimenten met iPS-cellen
afkomstig van fibroblasten uit een muizenstaart hebben
aangetoond dat, qua functionaliteit, de beste muizen-
OCT4
KLF4
SOX2
cMYC
virale vectoren
huidfibroblasten
• fundamenteel onderzoek
• testen voor medicijnen/toxiciteit
• in de toekomst wellicht celvervangingstherapie
introductie van
herprogrammeringsfactoren
iPS cellijn
differentiatie
differe
enntiatie
FIGUUR Schematische weergave van de generatie en toepassingen van iPScellen.
Somatische cellen, hier huidfibroblasten uit de okselholte, worden geïsoleerd
uit een individu en in kweek genomen. Nadat voldoende cellen (10.000-50.000)
zijn verkregen, worden er herprogrammeringsfactoren in deze cellen
geïntroduceerd met retrovirale vectoren. Van alle behandelde huidfibroblasten
zal uiteindelijk maar een klein percentage (afhankelijk van celtype en methode
0,001-10%) iPS-kolonies vormen. Aangezien iPS-cellen kunnen differentiëren
naar alle verschillende typen weefselcellen, kunnen ziektespecifieke cellen met
een pathologisch fenotype gemaakt worden, uitgaande van cellen van een
patiënt. Deze cellen kunnen gebruikt worden voor fundamenteel
wetenschappelijk onderzoek, voor toxiciteitstesten en voor de identificatie van
medicijnen. Daarnaast kunnen iPS-cellen van gezonde donoren, of
patiëntspecifieke iPS-cellen waarin het defect is gerepareerd, in de toekomst
misschien gebruikt worden voor de regeneratie van weefsels.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2011;155:A3565
3
K L I NI SCH E PR AK TI JK
onderliggende mutatie in het genoom van embryonale
stamcellen te introduceren. Dit is echter een moeilijke en
bewerkelijke procedure. Een ander alternatief is de isolatie van ziektespecifieke embryonale stamcellijnen uit
gekloonde embryo’s. Ethisch gezien roept dit echter veel
weerstand op. Bovendien is dit nog nooit gelukt met
gekloonde menselijke embryo’s. Een beter alternatief is
de generatie van pluripotente stamcellen uit somatische
cellen van een patiënt.
K L I NI SCH E PR AK TI JK
iPS-cellijnen gelijk zijn aan embryonale stamcellen uit de
muis. Ze zijn pluripotent (in differentiatie-assays in vitro
en in vivo), vormen alle weefsels van een muis (na injectie
van iPS-cellen in een blastocyste), en dragen bij aan de
spermatogenese, waardoor uit een iPS-cel afkomstige
nakomelingen geboren kunnen worden. Sommige lijnen
kunnen zelfs direct zonder hulp van andere cellen een
muis genereren, zoals is aangetoond in zogenaamde
tetraploïde complementatie-experimenten. Hierbij wordt
een iPS-cel geïnjecteerd in een blastocyste die, door fusie
van 2 cellen, 4 stuks van elk chromosoom bevat (tetra­
ploïdie). De diploïde iPS-cel vormt het embryo, de tetra­
ploïde blastocyste het ondersteunende weefsel, zoals de
placenta.8
Humane iPS-cellen lijken niet onder te doen voor die van
muizen, maar het testen van de functionaliteit blijft bij
humane iPS-cellen beperkt tot de meest strenge pluripotentietest voor humane cellen, namelijk de eigenschap
om een teratoom te vormen. Dit is een goedaardig gezwel
waarin structuren van endodermale, ectodermale en
mesodermale afkomst kunnen worden waargenomen.
Inmiddels zijn verschillende somatische cellen, van
bloedcel tot keratinocyt (huidcel) geherprogrammeerd.
Primitieve cellen (stam- of voorlopercellen) lijken echter
beter herprogrammeerbaar dan volledig gedifferentieerde cellen. Ook de methode waarmee de herprogrammeringsgenen in de cel worden gebracht, beïnvloedt de
herprogrammeringsefficiëntie.
De eerste iPS-cellen werden vervaardigd met retrovirale
en lentivirale vectoren. Dit zijn RNA-virussen waarmee
genen efficiënt in zoogdiercellen gebracht kunnen worden. Nadat de virusdeeltjes een cel zijn binnengekomen,
wordt hun enkelstrengs RNA omgezet in dubbelstrengs
DNA, waarna het virale DNA wordt geïntegreerd in het
DNA van de gastheer. Door de integratie van het virale
DNA kunnen echter gastheergenen veranderen en zijn de
herprogrammeringsgenen met tumorigene eigenschappen zoals POU5F1 en c-MYC blijvend aanwezig.9 Met
nieuwe lentivirale herprogrammeringsvectoren zijn deze
nadelen verdwenen. De gebruikte herprogrammeringsgenen zijn induceerbaar, en bovendien uit het gastheergenoom te verwijderen door middel van recombinases.
Daarnaast zijn er andere en soms veiligere alternatieven
ontwikkeld, zoals transposons, niet-integrerende genoverdrachtvectoren, episomale plasmiden, adenovirussen, sendaivirussen, mRNA-transfecties, cel-permeërende eiwitten en kleine moleculaire verbindingen.10
te rechtvaardigen. Studies naar cardiomyocyten gevormd
uit iPS-cellen van patiënten met het lange-QT-syndroom,
het LEOPARD-syndroom en het timothysyndroom hebben aangetoond dat het pathologische fenotype ook in
iPS-afgeleide cellen bestaat.11-13 Screens voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen tegen deze syndromen, en
mogelijk ook andere hartziekten lijken dan ook haalbaar.
Voor progeria, een aandoening waarbij een sterk versnelde veroudering optreedt als gevolg van recessieve
mutaties in het gen voor lamine A en C, is dit versnelde
verouderingsproces ook buiten het lichaam aangetoond
met iPS-cellen van patiënten met progeria.14,15 Successen
zijn ook behaald met iPS-cellen van patiënten met neurologische aandoeningen zoals het rettsyndroom, familiaire dysautonomie en schizofrenie.16-18 Tabel 1 geeft een
overzicht van de pathologische effecten die werden waargenomen in deze ziektespecifieke cellen. Met verschillende chemische verbindingen kon bij deze cellijnen een
positief effect worden waargenomen op enkele van deze
pathologische kenmerken.
Dat de meeste iPS-resultaten tot nu toe zijn bereikt voor
neurologische aandoeningen en hartaandoeningen is te
verklaren Voor zenuwcellen en hartspiercellen zijn de
beste en meest reproduceerbare differentiatieprotocollen
beschreven. Dit illustreert dat de vooruitgang nu niet
meer bepaald wordt door de capaciteit om iPS-cellen te
vormen, maar door de snelheid waarmee goed werkende
differentiatieprotocollen beschikbaar komen. Longcellen
en skeletspiercellen zijn bijvoorbeeld nog nauwelijks te
maken van humane iPS-cellen, waardoor het nog niet
mogelijk is om voor elke aandoening ziektespecifieke cellen te genereren.
Of iPS-cellen in de toekomst ook voor celvervangingstherapiëen gebruikt gaan worden valt nog te bezien. Het
genereren en expanderen van iPS-cellen volgens de regels
van ‘good manufacturing practice’ (GMP) behoort inmiddels tot de mogelijkheden, maar er is nog veel te weinig
bekend over de kwaliteit en de genomische stabiliteit van
iPS-cellen. Recent onderzoek heeft wel aangetoond dat
het herprogrammeringsproces en de expansie van iPScellen gepaard zou kunnen gaan met een verhoogde
mutatiefrequentie van bepaalde genomische gebieden.19-22
Verder onderzoek naar het effect hiervan op de functionaliteit en veiligheid is dan ook nodig. Het is duidelijk dat
iPS-cellen vooralsnog alleen gaan bijdragen aan de
inzichten in de pathogenese van ziekten en de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde medicijnen.
Maken iPS-cellen hun belofte waar?
Kansen voor Nederland
Op het eerste gezicht lijken de mogelijkheden van iPScellen onbegrensd. De eerste resultaten verkregen met
ziektespecifieke iPS-cellen lijken het enthousiasme waarmee onderzoekers de iPS-technologie hebben ontvangen,
Hoewel de herprogrammeringstechniek in Japan is
bedacht en met name in de Verenigde Staten verder is
ontwikkeld, kunnen Nederlandse onderzoekers ook profiteren van de mogelijkheden van de iPS-technologie.
4
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2011;155:A3565
▼ Leerpunten ▼
• Verschillende typen weefselcellen kunnen hergeprogrammeerd
worden tot pluripotente stamcellen; dergelijke stamcellen worden geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPS-cellen) genoemd.
• In verscheidene Nederlandse academische centra worden
faciliteiten opgericht om iPS-cellen te maken voor
wetenschappelijk onderzoek.
• Het is mogelijk om iPS-cellen te maken van patiënten met een
genetische aandoening; weefselcellen die hieruit worden
opgekweekt vertonen vaak dezelfde afwijking als de cellen van de
patiënten.
• Vooralsnog worden iPS-cellen voornamelijk gebruikt in onderzoek
naar ziektemechanismen en naar de werking van nieuwe
medicijnen.
• Klinische toepassingen van iPS-cellen zijn op korte termijn nog
niet te verwachten.
K L I NI SCH E PR AK TI JK
Voor het gebruik van patiëntenmateriaal is in Nederland duidelijke en praktisch werkzame regelgeving.
Daarnaast bestaan van oudsher nauwe samenwerkingsverbanden tussen onderzoekscentra en de kliniek. Ook
heeft Nederland een traditie in het onderzoek naar
genetische aandoeningen, met als gevolg dat patiënt­
cohorten uitgebreid zijn gedocumenteerd en er uniek
patiëntenmateriaal beschikbaar is. Nederlandse onderzoekers hebben een bevoorrechte positie voor het verkrijgen van zeldzaam weefsel.
Met het beschikken over patiëntenmateriaal alleen, is
nog geen iPS-cel gecreëerd, maar ook voor het maken
van iPS-cellen is de juiste expertise aanwezig. Vanaf
2008 hebben enkele Nederlandse onderzoeksgroepen
gepubliceerd over iPS-gerelateerd onderzoek en zijn er
diverse ziektespecifieke iPS-cellijnen gegenereerd.6,9,23,24
Verschillende universitaire centra hebben alert op de
mogelijkheden van de iPS-technologie ingespeeld door
te investeren in iPS-faciliteiten. Het Leids Universitair
Medisch Centrum en Erasmus Medisch Centrum
bezitten al operationele faciliteiten, terwijl andere centra zoals het UMC Groningen en het UMC Utrecht
faciliteiten in ontwikkeling hebben. Om de geproduceerde materialen optimaal te benutten, en de uitwisseling van materialen en iPS-cellijnen te faciliteren is het
nodig dat de instellingen vergelijkbare procedures en
technieken gebruiken. Samenwerking is essentieel om
protocollen te standaardiseren, nieuwe protocollen te
ontwikkelen en deze te implementeren in de diverse
instituten.
Ook internationaal wordt de wens tot standaardisering
onderschreven. Zo is er recent een voorstel voor een uniforme naamgeving van iPS-lijnen gepubliceerd.25 Deze
systematiek is ook al in Leiden geadopteerd. Het ligt in de
lijn der verwachting dat in Nederland de iPS-technologie
een belangrijke plaats gaat innemen om ziektemodellen
van genetische aandoeningen te genereren. In eerste
instantie zal dit zijn voor fundamenteel onderzoek en
geneesmiddelenonderzoek, en misschien in de toekomst,
afhankelijk van de technologische vooruitgang, voor
therapeutische doeleinden.
TABEL Kenmerken van ziektespecifieke neuronale cellen, opgekweekt uit geïnduceerde pluripotente
stamcellen (iPS-cellen) van patiënten met verschillende genetische aandoeningen. Met de iPS-cellen
werd onderzoek gedaan naar het effect van medicijnen.
kenmerk
genetisch defect
iPS-differentiatie
defect in iPS-cellijn, vergeleken
met iPS-cellen van gezonde
donoren
effect op iPS-cellijn van
toevoeging van een
chemische verbinding*
familiaire dysautonomie
het overslaan (‘skipping’)
van exon 20 op IKBKAP
neurale-lijstcellen en
perifere zenuwcellen
verminderd aantal
zenuwcellen
rettsyndroom
prematuur stopcodon
MECP2
glutamaterge neuronen
schizofrenie
onbekend
heterogene populatie
neuronen
kleiner neuronaal
netwerk
verminderd aantal
uitstulpingen
(gemmula’s) op de
dendrieten
toename neuronale
toename aantal
toename neuronen na
connecties na
uitstulpingen na
toevoeging van kinetine,
toevoeging van
toevoeging van
een cytokine dat het
loxapine, een
gentamicine, een
overslaan van exonen
antipsychoticum
antibioticum dat de
remt tijdens RNAbeëindiging van RNAsplitsing
translatie remt
* Voor alle studies geldt dat de gebruikte medicijnen slechts een positief effect lieten zien op sommige
ziektegerelateerde fenomenen, maar niet op alle. Dit duidt op een grotere conplexiteit van deze aandoeningen.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2011;155:A3565
5
Prof.dr. Christine L. Mummery, ontwikkelingsbioloog, gaf commentaar op het
Aanvaard op 6 juli 2011
K L I NI SCH E PR AK TI JK
manuscript.
Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A3565
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
>Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk
●
Literatuur
1
Rama P, Matuska S, Paganoni G, Spinelli A, De Luca M, Pellegrini G.
Limbal stem-cell therapy and long-term corneal regeneration. N Engl J
Le Blanc K, Frassoni F, Ball L, et al. Mesenchymal stem cells for treatment
of steroid-resistant, severe, acute graft-versus-host disease: a phase II
Takahashi K, Tanabe K, Ohnuki M, et al. Induction of pluripotent stem
cells from adult human fibroblasts by defined factors. Cell. 2007;131:861Takahashi K, Yamanaka S. Induction of pluripotent stem cells from
mouse embryonic and adult fibroblast cultures by defined factors. Cell.
Yu J, Vodyanik MA, Smuga-Otto K, et al. Induced pluripotent stem cell
lines derived from human somatic cells. Science. 2007;318:1917-20.
6
Duinsbergen D, Eriksson M. t Hoen PA, Frisen J, Mikkers H. Induced
pluripotency with endogenous and inducible genes. Exp Cell Res.
Kim JB, Sebastiano V, Wu G, et al. Oct4-induced pluripotency in adult
9
Kang L, Wang J, Zhang Y, Kou Z, Gao S. iPS cells can support full-term
treatment of familial dysautonomia using patient-specific iPSCs. Nature.
18 Brennand KJ, Simone A, et al. Modelling schizophrenia using human
induced pluripotent stem cells. Nature. 2011;473:221–5.
19 Lister R, Pelizzola M, Kida YS, et al. Hotspots of aberrant epigenomic
reprogramming in human induced pluripotent stem cells. Nature.
20 Gore A, Li Z, Fung HL, et al. Somatic coding mutations in human
21 Laurent LC, Ulitsky I, Slavin I, et al. Dynamic changes in the copy
development of tetraploid blastocyst-complemented embryos. Cell Stem
number of pluripotency and cell proliferation genes in human ESCs and
Cell. 2009;5:135-8.
iPSCs during reprogramming and time in culture. Cell Stem Cell.
Duinsbergen D, Salvatori D, Eriksson M, Mikkers H. Tumors originating
from induced pluripotent stem cells and methods for their prevention.
2011;8:106-18.
22 Hussein SM, Batada NN, Vuoristo S, et al. Copy number variation and
selection during reprogramming to pluripotency. Nature. 2011;471:58-62.
Ann N Y Acad Sci. 2009;1176:197-204.
10 Rosa A, Brivanlou AH. Synthetic mRNAs: powerful tools for
11
17 Lee G, Papapetrou EP, Kim H, et al. Modelling pathogenesis and
induced pluripotent stem cells. Nature. 2011;471:63-7.
neural stem cells. Cell. 2009;136:411-9.
8
development and treatment of Rett syndrome using human induced
2011;471:68-73.
2008;314:3255-63.
7
16 Marchetto MC, Carromeu C, Acab A, et al. A model for neural
2009;461:402-6.
2006;126:663-76.
5
Gilford Progeria reveals vascular smooth muscle and mesenchymal stem
pluripotent stem cells. Cell. 2010;143:527-39.
72.
4
15 Zhang J, Lian Q, Zhu G, et al. A human iPSC model of Hutchinson
cell defects. Cell Stem Cell. 2011;8:31-45.
study. Lancet. 2008;371:1579-86.
3
premature ageing with iPSCs from Hutchinson-Gilford progeria
syndrome. Nature. Apr 14;472:221-5.
Med. 2010;363:147-55.
2
14 Liu GH, Barkho BZ, Ruiz S, Diep D, Qu J, Yang SL, et al. Recapitulation of
23 Freund C, Davis RP, Gkatzis K, Ward-van Oostwaard D, Mummery CL.
reprogramming and differentiation of human cells. Cell Stem Cell.
The first reported generation of human induced pluripotent stem cells
2010;7:549-50.
(iPS cells) and iPS cell-derived cardiomyocytes in the Netherlands. Neth
Moretti A, Bellin M, Welling A, et al. Patient-specific induced pluripotent
stem-cell models for long-QT syndrome. N Engl J Med. 2010;363:1397-
Heart J. 2010;18:51-4.
24 Czepiel M, Balasubramaniyan V, Schaafsma W, et al. Differentiation of
induced pluripotent stem cells into functional oligodendrocytes. Glia.
409.
12 Carvajal-Vergara X, Sevilla A, D'Souza SL, et al. Patient-specific induced
pluripotent stem-cell-derived models of LEOPARD syndrome. Nature.
2011;59:882-92.
25 Luong MX, Auerbach J, Crook JM, et al. A Call for Standardized Naming
and Reporting of Human ESC and iPSC Lines. Cell Stem Cell. 2011;8:357-
2010;465:808-12.
13 Yazawa M, Hsueh B, Jia X, et al. Using induced pluripotent stem cells to
9.
investigate cardiac phenotypes in Timothy syndrome. Nature.
2011;471:230-4.
6
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2011;155:A3565
Download