Treintjesproject Veertigdagentijd

advertisement
Klik hier voor een impressie!
http://members.home.nl/ghjhonings/2010kwdtrein/
Spoorboekje
van de
KWD-Vastentrein
20 februari
27 februari
6 maart
13 maart
20 maart
27 maart
1 april
2 april
3 april
Eerste zondag van de Vasten
Tweede zondag van de Vasten
Derde zondag van de Vasten
Vierde zondag van de Vasten
Station Woestijn
Station Taborberg
Station Een Betere Wereld
Station Vergeving
Vijfde zondag van de Vasten
Palmzondag
Witte Donderdag
Misdienaars ‘eieren ophalen’
Pasen
Station Een Nieuwe Kans
Station Jeruzalem
Station Bovenzaal
Station Woestijn
Station Taborberg
Station Een Betere Wereld
Station Vergeving
Station Een Nieuwe Kans
Station Jeruzalem
Station Bovenzaal
Station Golgotha
Eindstation: Pasen!
JAAR C
We beginnen aan een lange reis van de
Veertigdagentijd. Samen gaan we op weg
naar het grote feest van Pasen!
Dit Spoorboekje is van:
Naam: ………………………
en ik ga graag mee met de
KWD-Vastentrein.
Samen op weg naar Pasen!
…Jippie…
Goede Vrijdag
15.00u Kinderkruisweg
Eindstation
Station Golgotha
1e Zondag
Veertigdagentijd
Luc. 4, 1-13
Jezus en de duivel in de woestijn
Op een dag ging Jezus naar de woestijn.
Hij bleef daar veertig dagen. Ook de duivel, een slechterik, was in de woestijn
en liet Jezus allemaal vreemde dingen doen. Hij was Jezus echt aan het plagen.
Al die veertig dagen at Jezus niets. Maar toen de veertig dagen voorbij waren,
kreeg Jezus honger.
De duivel zei toen tegen Jezus: “Als U de Zoon van God bent, zeg dan tegen die
steen daar, dat hij in brood verandert.”
Maar Jezus gaf hem als antwoord: “In de Bijbel staat dat een mens niet alleen
brood nodig heeft om te leven.”
Toen nam de duivel Hem mee omhoog, de lucht in.
Hij liet Jezus in één keer alle koninkrijken van de wereld zien.
En de duivel zei tegen Jezus: “Ik zal U de macht geven over deze prachtige
gebieden, want ik heb ze gekregen en ik geef ze aan wie ik wil. Dat alles zal dus
van U zijn, als U in aanbidding voor mij neerknielt.”
Toen zei Jezus tegen hem: “In de Bijbel staat dat je alleen God zult aanbidden
en dienen.”
Daarna bracht de duivel Jezus naar Jeruzalem.
Hij zette Jezus boven op een poort van een tempel en zei tegen hem: “Als U de
Zoon van God bent, laat U zich dan vanaf hier naar beneden vallen, want de
engelen zullen U opvangen, zodat U zich niet zult stoten aan een steen, zo
staat dat geschreven in de Bijbel.”
Maar Jezus zei tot hem: “Er staat in de Bijbel ook geschreven dat je God niet
moet plagen en vervelen.”
Toen vond de duivel het niet meer leuk en gaf het plagen op. Hij ging weg van
Jezus, maar ooit zou hij nog eens terug komen!
Zo spreekt de Heer.
------- Voor in je Spoorboekje ------Opdracht 1:
Schrijf in het vakje bij Station Woestijn:
Zeg NEE tegen wat niet goed is!
Opdracht 2:



Kleur het plaatje
Knip het uit
Plak het in je Spoorboekje bij Station Woestijn
2e Zondag
Veertigdagentijd
Luc. 9, 28b-36
Gedaanteverandering van de Heer op de berg Tabor
Op een dag nam Jezus drie van zijn apostelen (leerlingen) met zich mee.
Het waren Petrus, Johannes en Jakobus.
Jezus ging met hen de berg Tabor op om er te bidden.
Toen Hij aan het bidden was, gebeurde er iets prachtigs met Jezus.
Jezus veranderde helemaal: zijn gezicht scheen net zo helder als de zon en
zijn kleren werden stralend wit.
Mozes en Elia, twee belangrijke mensen uit de tijd vóór dat Jezus geboren
werd, verschenen aan beide kanten van Jezus. Ook zij waren net zo prachtig
als Jezus.
Mozes en Elia praatten met Jezus over de dood van Jezus in de stad
Jeruzalem.
Intussen waren Petrus, Johannes en Jakobus in slaap gevallen.
Maar toen ze wakker werden, zagen ze Jezus en de twee mannen, Mozes en
Elia, die bij Hem stonden. Toen de twee mannen bij Jezus weg wilden gaan, zei
Petrus tegen Jezus: “Meester, het is geweldig om hier te zijn. Laten we hier
drie tenten bouwen; één voor U, één voor Mozes en één voor Elia.”
Maar hij wist niet wat hij zei. Petrus zag alleen maar het mooie, maar hoorde
niet wat er door hen gezegd werd!
Terwijl Petrus dit zei, verscheen er ineens een donkere wolk als een schaduw
over de drie apostelen heen. Uit die wolk klonk een stem die zei: “Dit is mijn
Zoon, van wie ik heel veel houd. Luister naar Hem.”
De drie apostelen werden bang en vielen op hun knieën. Jezus stak zijn handen
naar hen uit en zei dat ze niet bang hoefden te zijn.
“Jullie moeten nu teruggaan”, zei Jezus. “Maar vertel aan niemand over wat
jullie hier gezien hebben.”
De apostelen beloofden wat Jezus zei. Ze stonden op en gingen terug de berg
af.
Vol verwondering lieten ze Jezus achter op de berg Tabor.
Zo spreekt de Heer.
------- Voor in je Spoorboekje ------Opdracht 1:
Schrijf in het vakje bij Station Taborberg:
Luister naar elkaar én naar Jezus!
Opdracht 2:



Kleur het plaatje
Knip het uit
Plak het in je Spoorboekje bij Station Taborberg
3e Zondag
Veertigdagentijd
Luc. 13, 1-9
Werken aan een betere wereld
Het is druk om Jezus heen.
Iedereen praat door elkaar: “Moet U horen, Jezus, moet U horen. Er zijn
mensen doodgemaakt.”
Iemand anders roept: “Ja, Jezus, maar dat was hun eigen schuld. Het waren
slechte mensen.”
“O ja?” vraagt Jezus. “Hoe weet u dat zo zeker? En denken jullie nu dat jullie
zélf goed zijn en dat die mensen slecht waren? Of denken jullie misschien dat
alle mensen die pech hebben, slecht zijn en dat alle mensen die geluk hebben,
goed zijn?”
Even is het stil.
“Nee”, gaat Jezus verder, “zo is het niet. Laten we liever samen doen wat God
vraagt. Dan wordt de wereld een beetje beter.”
------- Voor in je Spoorboekje ------Opdracht 1:
Schrijf in het vakje bij Een Betere Wereld:
Goed zijn voor elkaar!
Zo spreekt de Heer.
Opdracht 2:



Kleur het plaatje
Knip het uit
Plak het in je Spoorboekje bij Station Een Betere Wereld
4e Zondag
Veertigdagentijd
Luc. 15, 1-3; 11-32
De verloren zoon
Op een dag vertelt Jezus aan de mensen het volgende verhaal:
Een vader heeft twee zonen.
Op een dag stopt de jongste zoon al zijn spaargeld in zijn zak en gaat op reis.
Hij doet net alsof het altijd feest is.
Elke dag koopt hij taart en snoep en nog véél meer.
Maar zo raakt op den duur al zijn geld op.
Hij kan geen eten en drinken meer kopen.
Dan loopt hij naar een boerderij. Daar mag hij de varkens voeren, met schillen
en harde pitten.
Dát wil de jongen óók wel eten, want hij gaat bijna dood van de honger.
Maar hij krijgt niets.
Dan denkt hij: “Was ik maar weer thuis bij m’n vader.”
Dan besluit de jongen tóch terug te gaan naar huis.
Thuis aangekomen zegt hij: “Sorry pap, het was echt fout wat ik gedaan heb.
Het spijt me echt heel erg!”
Zijn vader slaat zijn armen om hem heen en geeft hem een dikke kus. Hij is zó
blij dat zijn zoon weer thuis is.
Daarom zegt vader tegen zijn werknemers: “Dek de tafel, we gaan
feestvieren.”
Maar als de oudste zoon thuiskomt, wordt hij kwaad. Hij zegt: “Dat is niet
eerlijk. Het was verkeerd wat hij heeft gedaan. Krijgt hij geen straf?”
“Maar jongen toch”, zegt vader, “doe mee met het feest. Want hij is toch je
broer? Hij had wel dood kunnen zijn! Maar hij leeft! We waren hem kwijt, maar
gelukkig hebben we hem weer terug!”
Zo spreekt de Heer.
------- Voor in je Spoorboekje ------Opdracht 1:
Schrijf in het vakje bij Station Vergeving:
God blijft ALTIJD van je houden!
Opdracht 2:



Kleur het plaatje
Knip het uit
Plak het in je Spoorboekje bij Station Vergeving
5e Zondag
Veertigdagentijd
Joh. 8, 1-11
Een nieuwe kans
Jezus geeft les in de tempel.
Een paar mannen komen naar Jezus toe.
Ze brengen een vrouw mee en zeggen: “Jezus, deze vrouw doet iets wat niet
mag van de wet van Mozes. We hebben het zelf gezien. Ze moet hiervoor een
zware straf krijgen.”
Dan schrijft Jezus op de grond in het zand.
Als de mannen het opnieuw vragen zegt Jezus: “Als iemand van jullie nog nóóit
iets verkeerds heeft gedaan, dan mag die haar straf geven.”
Nu lopen ze allemaal stilletjes weg, behalve de vrouw.
Zij blijft voor Jezus staan.
Jezus zegt dan tegen haar: “Jij mag nu ook gaan, hoor! Je krijgt geen straf.
Maar doe geen verkeerde dingen meer.”
------- Voor in je Spoorboekje ------Opdracht 1:
Schrijf in het vakje bij Station Een Nieuwe Kans:
Kijk ook eens naar je eigen fouten!
Zo spreekt de Heer.
Opdracht 2:


Kleur het plaatje
Knip het uit

Plak het in je Spoorboekje bij Station Een Nieuwe Kans
Palmpasen
Luc. 19, 28-40
De grote optocht
“We gaan naar Jeruzalem”, zei Jezus tegen zijn apostelen. “Ik moet daar belangrijk werk
doen.”
Dus ze gingen op weg.
Toen ze Jeruzalem in de verte konden zien liggen, stopte Jezus en zei: “Laten we een
optocht maken.”
De apostelen keken Hem verbaasd aan.
“Een optocht? Waarom een optocht?”
Maar Jezus zei alleen maar: “Ik heb een ezel nodig voor de optocht. Twee van jullie
moeten hier het dorp in gaan. Bij één van de huizen staat een ezel, vastgebonden aan een
boom. Vertel de man, van wie de ezel is, dat Ik hem even wil lenen. Dan zal de man de
ezel aan jullie meegeven.”
En het duurde niet lang of de twee apostelen kwamen terug, met de ezel.
Jezus aaide het dier eens vriendelijk over zijn kop en ging toen op zijn rug zitten. Zo
reed Hij de heuvel af, op weg naar Jeruzalem. Zijn apostelen volgden Hem.
In Jeruzalem hadden de mensen al gehoord dat Jezus eraan kwam.
Juichend liepen ze hem tegemoet; ze zwaaiden met palmtakken en riepen: “Hosanna voor
Jezus! Jezus is onze Koning!”
Door de stadspoort reed Jezus de stad Jeruzalem binnen. Honderden mensen stonden er
nu langs de kant. De apostelen van Jezus juichten nu ook en riepen: “Hosanna voor onze
Koning. God heeft Hem gezonden!” En iedereen juichte met hen mee. Sommige mensen
trokken hun mantel uit en legden die op de grond, zodat het ezeltje daarover kon lopen.
Het was werkelijk één grote, bonte optocht. Iedereen was vrolijk!
Dat wil zeggen, bijna iedereen, want de leiders van de tempel in Jeruzalem waren niet
blij. Zij mochten Jezus niet. Ze waren jaloers op Hem, omdat zoveel mensen van Hem
hielden. En met de grote optocht waren ze al helemaal niet blij. Ze riepen: “Jezus, zeg
tegen uw apostelen dat ze niet zo’n lawaai moeten maken!” Maar Jezus lachte en wees
naar al die juichende en zingende mensen. “Kijk eens hoe vrolijk en blij iedereen is”,
antwoordde Hij. “Als het Mij zou lukken om al die mensen te laten zwijgen, dan zouden
de straatstenen nog opspringen om te juichen van blijdschap!”
Zo spreekt de Heer.
------- Voor in je Spoorboekje ------Opdracht 1:
Schrijf in het vakje bij Station Jeruzalem:
Blijf elkaar trouw door dik en dun!
Opdracht 2:



Kleur het plaatje
Knip het uit
Plak het in je Spoorboekje bij Station Jeruzalem
Pasen
Joh. 20, 1-9
Jezus is verrezen!
Het is zondag, de eerste dag van de week. Maria Magdalena is al vroeg naar het
graf gegaan. Het is nog donker.
Als ze bij het graf komt, ziet ze dat de steen, die voor de ingang lag, is
weggerold. Snel loopt ze naar Petrus en naar een andere apostel van wie Jezus
hield. Maria Magdalena zegt: “Ze hebben de Jezus uit het graf weggehaald, en
nu weten we niet waar ze Hem hebben neergelegd.”
Meteen gaan Petrus en de andere apostel zo vlug als ze kunnen naar het graf.
De andere apostel holt hard en komt als eerste bij het graf aan.
Hij bukt en ziet in het graf de doeken liggen, maar hij gaat niet naar binnen.
Dan komt Petrus bij het graf.
Hij gaat naar binnen en ziet dat de doeken er liggen, maar dat de speciale doek
die over Jezus’ hoofd had gelegen, was opgevouwen en apart was gelegd.
Nu gaat de apostel, die het eerst was aangekomen, ook naar binnen.
Hij kijkt, en als hij alles ziet, gelooft hij meteen dat Jezus is verrezen.
Zo spreekt de Heer.
------- Voor in je Spoorboekje ------Opdracht 1:
Schrijf in het vakje bij Eindstation:
Jezus was dood, maar is nu weer levend (verrezen)!
Opdracht 2:



Kleur het plaatje
Knip het uit
Plak het in je Spoorboekje bij Eindstation
Download