Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Voorwoord De aanleiding voor het beginnen van het project met dit onderwerp was de onduidelijkheid die vaak optreedt bij het begrip “zelfstudie”. Er wordt van de studenten vereist dat zij door middel van zelfstudie veel vaardigheden zich eigen maken. Het begrip zelfstudie heeft natuurlijk zijn positieve en negatieve kanten. Wat wij vooral als negatief beschouwden m.b.t. ons onderwerp waren de volgende punten: - overzicht in een leerproces; - waar begin je? - welke literatuur is geschikt? - wat is belangrijk? - duidelijkheid in terminologie: - overzicht van begrippen - opbouw in het verhaal - aangeven welke begrippen verwarring kunnen veroorzaken Vervolgens was het idee om hier iets mee te gaan doen. Wij wilden dus iets creëren, wat een student helpt een bepaald onderdeel onder de knie te krijgen. We hebben gekozen om reader te maken: door studenten, voor studenten. De keuze voor ons onderwerp is voortgekomen uit de onduidelijkheid die er rond tracties en translaties van het glenohumerale gewricht bestaan en waarvan wij vonden dat we dat we dit tweede studiejaar nog niet geheel onder de knie hadden. Vooral de kennis van de arthrokinematica, wat het beginsel is wat betreft inzicht in het onderwerp, was er onderduidelijkheid wat geschikte literatuur was, en hoe je dit nu in duidelijke taal uitgelegd kon krijgen. Toen wij in thema 5 bezig waren met tracties en translaties, verliep de zelfstudie niet soepel. In de bestaande literatuur worden begrippen door elkaar gebruikt, wat voor veel verwarring zorgt. Zelfs in een boek als Mink (1996), wat op deze opleiding een gerespecteerd boek is en veelvuldig gehanteerd wordt, worden begrippen door elkaar gebruikt. Door deze verwarring ontstond er totaal geen inzicht bij ons wat betreft de arthrokinematica. Voor menig student gaat het onderwerp dan vaak “onder op de stapel”, en gaan ze verder met iets anders. Tijdens de lessen herhaal je de voorbeelden die de docent geeft, of je kopieert de uitvoering vanuit een studieboek. Dit kan misschien genoeg zijn om tot een goede uitvoering van een tractie of translatie op een tentamen te komen. Maar inzicht om later in de praktijk dit als therapie te gebruiken hebben we niet voldoende gekregen, mede veroorzaakt door een matige kennis van arthrokinematica maar bovenal veroorzaakt door de verwarring rond het gebruik van de terminologie. Vandaar dit initiatief om iets te maken waarin de stof overzichtelijk, met duidelijke taal, goede opbouw en verwijzingen beschreven staat. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Inhoudsopgave Inleiding…………………………………………………………………. Blz. 4 Hoofdstuk 1: Wat houdt kinematica in?……………………………… Blz. 5 Hoofdstuk 2: Anatomie van gewrichten……………………………... Blz. 7 Hoofdstuk 3: Anatomie van het glenohumerale gewricht…………. Blz. 10 Hoofdstuk 4: Convex en concaaf…………………………………….. Blz. 11 Hoofdstuk 5: Tracties en translaties…………………………………. Blz. 15 Hoofdstuk 6: De handvattingen van tracties en translaties op het glenohumerale gewricht……………………….. Blz. 17 Hoofdstuk 7: Diagnostiek bewegingsbeperking/ laxiteit in kapsel… Blz. 20 Hoofdstuk 8: Totaal overzicht gebruikte begrippen in de literatuur. Blz. 24 Conclusie……………………………………………………………….. Blz. 27 Samenvatting ………………………………………………………….. Blz. 28 Literatuurlijst……………………………………………………………. Blz. 29 Bijlage: Verklarende woordenlijst…………………………………….. Blz. 30 Bijlage: De bewegingen van convex en concaaf….……………….. Blz. 31 Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 3 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Inleiding In deze reader is geprobeerd begrippen op een concrete, duidelijke en minder verwarrende manier te verwoorden. Met behulp van deze reader is het de bedoeling dat de student inzicht krijgt in het volgende: • • • • • kinematica; arthrokinematica en osteokinematica verwarring die hierbij ontstaat bij het gebruiken van bestaande literatuur anatomie van een gewricht weefsel wat van invloed is op het bewegen van een gewricht functiestoornissen van gewrichten Kinematica is een discipline van de mechanica die zich bezig houdt met het beschrijven van het verloop van bewegingen. Zoals kinematica zich bezig houdt met beschrijven van bewegingen in het algemeen beschrijft de osteokinematica de bewegingen van geledingen (lichaamsdelen, botstukken) van het menselijk bewegingsapparaat. Het beschrijft bewegingen van een botstuk in de ruimte of ten opzichte van assen en vlakken van het lichaam. In deze reader wordt ook de arthrokinematica behandeld, deze is gericht op de beweging van gewrichtsvlakken tegen over elkaar, welke punten van de gewrichtsvlakken met elkaar in contact komen bij een beweging in een gewricht. De arthrokinematica kijkt naar wat er in het gewricht gebeurd, en dit is nodig al wil men inzicht krijgen in gezond bewegende en functiegestoorde gewrichten. In vergelijking met de arthrokinematica is de osteokinematica dus globaal te noemen. Wel voldoet deze plaatsbepaling om de bewegingen van botstukken te kunnen beschrijven en ook om de belangrijkste functies van spieren en kapsel-bandstructuren te beschrijven. Om meer inzicht te krijgen in het onderdeel “tracties en translaties van het gleno-humeraal gewricht” wordt onder andere ook de aandacht gericht op de anatomie van een gewricht. Definities van verschillende soorten gewrichten. Ook wordt er gekeken naar de structuren om het gewricht die van invloed zijn op het functioneren van een gewricht. Bijvoorbeeld banden/ligamenten rondom een gewricht hebben een sturende functie. Als deze sturende structuren verstoord zijn, kan dit leiden tot een verstoring van de harmonie van functies in het gewricht. Hoofdstuk 6 beschrijft de handvattingen van de tracties en translaties, wanneer je geen achtergronden wilt lezen, raden wij aan dit hoofdstuk als eerste te bestuderen. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 4 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 1: Wat houdt kinematica in? De kinematica is een onderdeel van de mechanica, die zich bezig houdt met het beschrijven van het verloop van bewegingen (bewegingsleer). Verwarring: De terminologie uit de arthro- en osteokinematica worden met regelmaat door elkaar gebruikt. Doordat de osteokinematica uitgaat van lichaamsvlakken en de anatomische stand terwijl de arthrokinematica uitgaat van de gewrichtsvlakken ontstaat er onduidelijkheid over het gebruik van de termen. De betekenis van een osteokinematische spin is wat anders dan de betekenis van een arthrokinematische spin. Het is belangrijk om inzicht in de verwarring te krijgen, omdat auteurs verschillende termen gebruiken en de arthro- en osteokinematica door elkaar gebruiken. (zie hoofdstuk 4 en 5) Zo plaatst Mink in een overzichtelijk schema arthrokinematische begrippen onder een osteokinematische kop, hierdoor wordt onduidelijkheid en verwarring gecreëerd, wat voor het onderwijs lastig is (zie bijlage 2). Het Systeem van der Bijl schept een totaal ander beeld van de tracties en translaties en zorgt voor zeer grote onduidelijkheid, dit boek is inhoudelijk niet door ons gebruikt om te voorkomen dat totaal verschillende visies door elkaar gaan lopen, wat de onduidelijkheid en verwarring versterkt. Osteokinematica: (botbewegingsleer) Osteokinematica richt zich op extra articulaire bewegingen. Met andere woorden; er wordt gekeken naar bewegingen die niet in het gewricht plaats vinden maar er wordt gekeken naar bewegingen van botstukken en lichaamsdelen. De osteokinematica beschrijft als aspect van het bewegen de vorm van de perifere bewegingsbaan van geledingen (botstukken) in de ruimte ten opzichte van elkaar (Mink, 1996). Hiermee gaan ze uit van de lichaamsvlakken en de anatomische stand. Een voorbeeld: Een anteflexie beweging van de humerus is een beweging van de arm richting craniaal. Hiermee wordt dus niet duidelijk gemaakt welke bewegingen er in het gewricht plaats vinden. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 5 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Figuur 1; Bewegingsassen uit de anatomische stand. A-A1 = adductie – abductieas B-B2 = flexie-extensieas (uit: Mink, 1996) Arthrokinematica: (gewrichtsbewegingsleer) De Intra-articulaire bewegingen worden beschreven door de arthrokinematica. Met andere woorden alle bewegingen die in het gewricht plaats vinden worden beschreven, er wordt gesproken van convexe- en concave botstukken die tegenover elkaar bewegen. De arthrokinematica gaat uit van de posities van de gewrichtsvlakken, deze komen dus niet overeen met de lichaamsvlakken en de anatomische stand. Een voorbeeld: Bij een abductie beweging van de humerus vindt er intraarticulair een beweging naar caudaal iets lateraal en ventraal plaats (Mink, 1996). Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 6 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 2: Anatomie van gewrichten Omdat tracties en translaties niet alleen op het glenohumeraal gewricht maar ook op andere gewrichten van het bewegingsapparaat kunnen worden uitgevoerd, beschrijven we hier de anatomie en bewegingsrichtingen van alle voorkomende synoviale gewrichten in het bewegingsapparaat. Voor tracties en translaties op het glenohumerale gewricht hoeft echter alleen uitgegaan te worden van een kogelgewricht, ook wel multiaxiaal gewricht genoemd. Verderop in dit hoofdstuk wordt op kogelgewrichten (multiaxiale gewrichten) in gegaan. Een gewricht (articulationes) is de plaats waar twee of meer botten elkaar raken en met elkaar of tegenover elkaar bewegen. Men onderscheidt drie typen articulationes: • De articulatio fibrosa, waarbij de beenderen door bindweefsel met elkaar verbonden zijn; • De articulatio cartilaginea, waarbij de beenderen door kraakbeen met elkaar verbonden zijn; • De articulatio synovialis (synoviaal gewricht) waarin de botten door een gewrichtsholte van elkaar gescheiden worden. (Lohman, 2000) Synoviaal gewricht Een synoviaal gewricht heeft de volgende eigenschappen: Een gewrichtsholte, waarin: Synovia Gerichtsvlakken (bekleed met hyalien kraakbeen) Een gewrichtkapsel, lokaal versterkt met Ligamenten De gewrichtholte is de ruimte tussen de botoppervlakken. De hoeveelheid synovia is gering, vaak is slechts sprake van een vloeistoflaagje ter dikte van enkele moleculen (enkele millimeters). De synoviaalvloeistof is normaliter een heldere, lichtgele vloeistof die met draden doortrokken is (lijkt op bloedplasma). De synovia heeft meerder functies: - vermindering van de wrijving tussen de gewrichtsvlakken (smeerfunctie) - voeding van het gewrichtskraakbeen - schokdemping Het gewrichtskapsel bestaat uit: - Een binnenwand: de membrana synovialis die zowel synovia produceert als de met chemische stoffen (ontstaan door de stofwisseling; metabolieten) ‘vervuilde’ synovia in het lichaam opneemt. - Een buitenwand: de membrana fibrosa, een laag collageen bindweefsel die zich verstevigt met ligamenten op plaatsen waar grote trekkrachten inwerken. Synoviale gewrichten zijn de meest voorkomende gewrichten in de extremiteiten. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 7 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Figuur 2; Een synoviaal gewricht (uit: Lohman, 2000) Aangezien de meeste gewrichten in de extremiteiten synoviaal zijn, beperken wij ons hier tot de uitleg van de gewrichten van alleen het synoviale type. Typen synoviale gewrichten Hierbij zijn de gewrichten ingedeeld op basis van hun beweeglijkheid, dus op het aantal gewrichtsassen, gecombineerd met de vorm en de kop en kom. Nonaxiale gewrichten - Vlakke gewrichten (art. plana): de gewrichtsvlakken zijn vlak; de bewegingsmogelijkheid is beperkt tot voornamelijk translaties. Voorbeelden zijn de intercarpale en intertarsale gewrichten. Uniaxiale gewrichten De rotatie vindt plaats rond één rotatieas. Translatie is in principe wel mogelijk, maar wordt gewoonlijk door ligamenten sterk beperkt. In combinatie met de gewrichtsvorm zijn twee soorten te onderscheiden: - Scharniergewricht (ginglymus): een convex/cilindrisch botstuk (kop) past in een concaaf gewrichtsvlak (kom). De beweging lijkt op die van een scharnier. Voorbeelden zijn de interfalangeale gewrichten van vingers en tenen, en het humero-ulnaire gewricht. De bewegingen die een scharniergewricht maakt zijn flexie en extensie. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 8 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht - Rolgewricht (art. trochoidea): de as van de rotatie valt samen met de lengteas van de deelnemende botstukken. Voorbeelden zijn de art. radioulnare proximale en distale (bewegingen pro- en supinatie) Biaxale gewrichten Rotatie vindt hierbij plaats om twee assen. Er worden weer twee soorten gewrichten onderscheiden: - Ellipsoïde gewricht ( art. ellipsoidea). De vorm van de kop is als die van een ei. Aan twee kanten convex. De vorm van de kom sluit hierop aan. - Zadelgewricht (art. sellaris). Het gewrichtvlak van de kop heeft de vorm van een zadel; in één richting convex, in de andere concaaf. Een voorbeeld is de art. carpometacarpale I. Er zijn twee hoofdbewegingen mogelijk; flexie – extensie en abductie –adductie. Aangezien het gewrichtskapsel hier los (ruim) is, zijn er ook nog andere bewegingen mogelijk: oppositie (een combinatie van abductie-, flexie-, en endorotatie) en repositie. Multiaxiale gewrichten - Kogelgewricht (art. spheroidea). De kop heeft een bol/kogelvorm. Er wordt bewogen rond een ontelbaar aantal assen. In de praktijk (en ook in deze reader) worden de bewegingen benoemd rond drie assen. Voorbeelden zijn schouder- en heupgewricht. (Verhaar, van der Linden, 2001) Beweging in gewrichten: We beperken ons hier weer tot de (beweging) in synoviale gewrichten. De stabiliserende factoren van een gewricht zijn in principe ook bepalend voor de beweging in gewrichten. De belangrijkste factor voor de bewegingsmogelijkheid is echter de benige architectuur. Bij beweging in een gewricht is translatie en rotatie te onderscheiden. Translaties komen voor in gewrichten waarbij twee vlakke botstukken langs elkaar glijden. Bij rotatie (angulaire rotatie) wordt de hoek tussen de twee betrokken botstukken groter en kleiner. Een rotatie vindt plaats rond een (denkbeeldige) as of rond meerdere assen. Uit onderzoek is echter gebleken dat in veel gewrichten, de ligging van de assen tijdens de beweging verandert. Er wordt dan ook gesproken van momentane rotatiesassen. Een momentane rotatieas is dus de rotatieas die voor een beweging op dat moment geldt. Om praktische reden worden de bewegingen rond drie assen die niet van plaats veranderen benoemd. Met deze drie assen zijn alle bewegingen in een gewricht redelijk goed te beschrijven. Bijvoorbeeld het schoudergewricht (glenohumeraal gewricht): Het schoudergewricht is een multiaxiaal (en dus drieassig) gewricht. Het heeft een: - Sagittale as (als het ware als een ‘pijl’ van ventraal in de schouder geschoten); bewegingen: abductie en adductie van de arm - Transversale as (van lateraal in de schouder geschoten); bewegingen: anteflexie en retroflexie (flexie en extensie) Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 9 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht - Longitudinale as (van craniaal in de schouder geschoten); bewegingen: endorotatie en exorotatie Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 10 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 3: Anatomie van het glenohumerale gewricht: Het glenohumerale gewricht wordt ook wel het art. humeri genoemd en wordt gezien als een incongruent kogelgewricht (Mink, 1996). Dit betekent dat de caput humeri en het cavitas glenoidalis geen gelijke vorm hebben of anders gezegd; de vorm van de concaaf en de convex komen niet met elkaar overeen. Het caput humeri is het convexe deel van het gewricht terwijl de cavitas glenoidalis, het gewrichtsvlak, de concave vorm heeft. Het labrum glenoidale van de cavitas zorgt ervoor dat de articulerende oppervlakken ietwat vergroot worden. Het caput humerus is min of meer kogelvormig. Het middelpunt ligt wat mediaal in de lengteas van de humerusschacht. Het caput humeri is ten opzichte van die as ± 45° mediaalwaarts gekanteld en vertoont een torsie naar dorsaal van ± 30° in relatie tot de transversale as van de elleboog. Beide aspecten spelen een rol bij de gebonden rotaties zoals die voorkomen bij het bewegen van het art. humeri (Mink, 1996). De positie van het cavitas glenoidalis heeft ten opzichte van de anatomische stand een laterale, ventrale ietwat craniale positie (Mink, 1996). Deze laterale, ventrale en ietwat craniale positie geeft het gewricht veel meer bewegingsvrijheid. Het vlak van de cavitas glenoidalis staat namelijk zo gericht dat de arm gunstig aan de frontale zijde van het lichaam kan worden bewogen. Hierdoor is de stand van het cavitas glenoidalis functioneel. Door deze stand treden, arthrokinematisch gezien, gecombineerde bewegingen op als de caput humeri ten opzichte van het cavitas glenoidalis beweegt. Inzicht in de positie van het cavitas glenoidalis is van belang omdat dit direct een relatie legt met de tractierichting. In hoofdstuk 5 wordt hier verder op ingegaan. Het gewrichtskapsel is dusdanig ruim dat het een minder belangrijke betekenis heeft bij het waarborgen van de stabiliteit zoals bij andere gewrichten. Het kapsel is dun en vertoont een aantal plooien (Mink, 1996). De ventrale zijde wordt verstevigd door ligg. glenohumeralia pars superius, pars medium en pars inferius. Aan de cranioventrale zijde bevindt zich het lig. coracohumerale (Mink) De functies van de ligamenten zijn het geleiden van de bewegingen en het stabiliseren in eindstanden. De incongruentie van de gewrichtsvlakken en de betrekkelijke stabilisering van het kapsel-bandapparaat houdt in feite in, dat vooral de spieren van de rotatorenmanchet hierin een rol moeten vervullen (Mink, 1996). De spieren (m. infraspinatus, m. supraspinatus, m. subscapularis, m. biceps branchii caput longum) zijn verstrengeld aan de kapselaanhechting. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 11 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 4: Convex en concaaf: Een convex botstuk is een botstuk met een BOL uiteinde. Een concaaf botstuk is een botstuk met een HOL uiteinde. Figuur 3; Convex en concaaf van het glenohumerale gewricht Convex Concaaf Bewegingen van convex t.o.v. concaaf: In het glenohumerale gewricht heeft de caput humeri de convexe vorm en het cavitas glenoidalis de concave vorm. Wij gaan ervan uit dat het caput humeri in de open keten beweegt, dit betekent dat de cavitas glenoidalis het gefixeerde botstuk is. Als je kijkt naar de beweging van convex t.o.v. concaaf of andersom kijk je naar een arthrokinematische beweging én dus naar intra-articulair bewegingsgedrag. Wanneer er een convex botstuk t.o.v. een concaaf botstuk beweegt noem je dit een rol-glij beweging. Beweegt het concave botstuk t.o.v. het convexe botstuk dan is er sprake van een schommel-schuif beweging. Dit wordt zo benoemd, om duidelijk onderscheid te maken tussen bewegingen van convex ten opzichte van concaaf en bewegingen van concaaf ten opzichte van convex. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 12 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Omschrijvingen van begrippen van convex t.o.v. concaaf: Convex: Rollen, glijden, spin Rollen: De rolrichting is gelijk aan de richting van de hoeksverandering. Een zuivere rol beweging is te zien als een beweging van een convex botstuk ten opzichte van een concaaf botstuk of omgekeerd (Mink, 1996). Bij deze beweging schuiven de gewrichtsvlakken van de convex en de concaaf regelmatig over elkaar, een zgn. contactareaalverplaatsing. De beweging van de convex hebben dezelfde contactareaalverplaatsing tot gevolg als dezelfde beweging van de concaviteit. Meestal wordt een van de twee gewrichtspartners stilstaand gedacht (figuur 4). Figuur 4; Een rolbeweging waar een van de twee botstukken in stilstand of gefixeerd wordt aangegeven. In dit geval is de concaaf het gefixeerde botstuk. Je kan hierbij bovenstaand figuur een vergelijking maken met een rollend wiel over een plat vlak, het convexe botstuk is dan het rollende wiel (figuur 5). Figuur 5; Een zuivere rol beweging, waarbij de contactareaalverplaatsing wordt aangegeven. (uit: Mink, 1996) Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 13 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Een zuivere rol beweging komt fysiologisch niet voor (figuur 5), dit zou de bewegingsmogelijkheden namelijk sterk beperken (Mink, 1996). De convexiteit is qua oppervlak altijd groter is dan de concaviteit (schouder = 4:1) dan zou het komoppervlak waarover gerold kan worden, te beperkt zijn om een normale bewegingsuitslag mogelijk te maken (Mink, 1996) Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 14 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Glijden: Het glijden of transleren is te zien als een beweging van een lichaam waarbij alle punten van dat lichaam in dezelfde tijd een zelfde weg afleggen (Mink, 1996). Het lichaam blijft dus steeds evenwijdig of parallel aan zichzelf. De baan, die het botstuk maakt hoeft geen rechtlijnige te zijn. De definitie komt hierin dus tegemoet aan de incongruentie van de gewrichtsvlakken. Bij de toepassing op gewrichten worden twee translatie vormen gedefinieerd. Rol-glij beweging: Een zuivere rol kan worden vergeleken met een wiel dat over een plat vlak rolt (Mink, 1996). Dit komt fysiologisch echter niet voor omdat bij afwezigheid van de glijcomponent de bewegingsvrijheid van een gewricht minimaal is. Een glijbeweging is een beweging van een convex botstuk ten opzichte van een concaaf botstuk, zodanig dat één punt van het convexe botstuk in contact komt met verschillende punten van concaaf. Het gebied dat het contactpunt van convex op concaaf doorloopt wordt het contactareaal op concaaf genoemd. Convex heeft dus geen contactareaal (Loozen, 1995). Bij normaal bewegen is er altijd een combinatie van rollen en glijden. De spin: De spin is wat betreft de beweging van convex t.o.v concaaf en andersom hetzelfde. Er is echter een osteo- en arthrokinematisch verschil. De osteokinematische spin is een rotatie van een botstuk waarbij de as van bewegen overeenkomt met de lengte richting van het bewegend lichaamsdeel. De arthrokinematische spin is een beweging die intra- en extra-articulair gelijk van vorm en richting is. Kenmerkend aan de intra-articulaire spin is dat steeds een punt van het bewegend botstuk in contact blijft met een punt van het gefixeerde botstuk. Dit punt valt samen met het actuele raakpunt. De beweging vindt plaats om een as die overeenstemt met de normaal door het actuele raakpunt. Zuivere intra-articulaire spin bewegingen komen bij fysiologisch bewegen nauwelijks voor. Dit komt door dat het actuele raakpunt niet altijd centraal gelokaliseerd is. Ook wijkt het concave botstuk vaak af van het zuivere x, y of z vlak (uitgaande van de anatomische stand). Figuur 6: De spin (uit: Mink 1996) Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 15 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Bewegingen van de concaaf t.o.v. de convex: Nu is niet het concave botstuk maar het convexe botstuk het gefixeerde deel. Concaaf beweegt tegenover convex. De beweging van de gewrichtsvlakken tegenover elkaar is bij een bewegend concaaf botstuk gelijk aan een bewegend convex botstuk. Zoals eerder vermeld gebruiken wij bij convex t.o.v. de concaaf de rol-glij defenitie en bij bewegingen van concaaf t.o.v. convex schommel-schuif defenitie. Omschrijvingen van begrippen van concaaf t.o.v. convex: Concaaf: Schommel, schuif, spin De schommel: De schommel is een beweging van concaaf t.o.v. convex, waarbij het contactpunt in de richting van de hoekverkleining verplaatst (Loozen, 1995). Het contactpunt licht op het convexe- en het concave botstuk en legt gelijke afstanden af. De contactarealen zijn dus even groot. De ligging van het momentane rotatie centrum verandert voortdurend omdat het contactpunt voortdurend van plaats veranderd. De vorm van het vlak waarover de schommelbeweging plaats vindt bepaalt dan ook de baan die het momentane rotatie centrum beschrijft, dit is de centrode. De schuif: De schuif is een beweging van concaaf t.o.v. convex zodanig dat verschillende punten van concaaf in contact komen met een punt van convex. Het gebied van concaaf dat in aanraking komt met dat ene punt wordt het contactareaal genoemd. Convex heeft hier geen contactareaal. De ligging van de draaipunten wordt bepaald door de vormgeving van het concave botstuk. Het momentane rotatie centrum ligt dan ook op de evolute van concaaf. De bewegingsbeperking die zonder schuifcomponent optreedt is het gevolg van de vorm en structuren van het gewricht. De schuifbeweging zorgt er voor dat de bewegingbeperking veel minder wordt en hierdoor kan het gewricht blijven functioneren. Schommel-schuif beweging: Een zuivere schommel komt fysiologisch niet voor omdat bij afwezigheid van de schuifcomponent de bewegingsvrijheid van een gewricht minimaal is. Een schuifbeweging is een beweging van een concaaf botstuk ten opzichte van een convex botstuk, zodanig dat één punt van het concaaf botstuk in contact komt met verschillende punten van convex. Het gebied dat het contactpunt van concaaf op convex doorloopt wordt het contactareaal op concaaf genoemd. Concaaf heeft dus geen contactareaal (Loozen, 1995). De spin: Zoals eerder vermeld is de spin wat betreft de beweging van convex t.o.v concaaf en andersom hetzelfde. Er is wel een verschil in een osteo- en arthrokinematica. (De uitleg van de spin staat op blz. 13) Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 16 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 5: Tracties en translaties: Tracties Tractie wordt gebruikt ter mobilisering bij patiënten met een gewricht dat een verminderde mobiliteit heeft. Ook bij patiënten met pijn kan tractie goed worden toegepast ter pijnverlichting. Tijdens het uitoefenen van tractie op het gewricht wordt gestreefd naar translatie van de twee gewrichtsdelen ten opzichte van elkaar, in de richting van de normaal door het actuele raakpunt (Mink, 1996). Een tractie is een beweging die loodrecht op het gewrichtsvlak staat (figuur 7). Het uitvoeren van een zuivere tractie op een gewricht is nagenoeg onmogelijk, omdat het gewrichtsprofiel van een gewricht incongruent is. Tevens kan een tractie alleen door een externe invloed plaats vinden. Het menselijk lichaam heeft hiervoor geen functie heeft, er zijn geen structuren van het lichaam die zelfstandig een tractie kunnen bewerkstelligen, hierdoor wordt een tractie ook wel een a-fysiologische beweging genoemd. Doordat het gewrichtsvlak niet uit één punt bestaat maar een vlak is, wordt de tractie vaak in combinatie met een translatie toegepast. Zo wordt een fysiologische beweging zoveel mogelijk nagebootst. Figuur 7; Tractie (uit: Mink, 1996) Tractie voor behandeling worden als volgende ingedeeld (figuur 8): Graad 1: Langzame, kleine amplitude beweging, loodrecht op het concave gewricht, die het gewricht niet tegen de eerste weefselstop aanbrengt. Graad 2: Langzame, grotere amplitude beweging, loodrecht op het concave gewricht, die het gewricht tegen de eerste weefselstop aanbrengt Graad 3: Langzame, nog grotere amplitude beweging, loodrecht op het concave gewricht, die het gewricht licht door de eerste weefselstop brengt. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 17 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Figuur 8; Graden van tractie (uit: Edmond, 1993) Translatie Een translatie is een beweging waarbij de gewrichtsvlakken evenwijdig aan elkaar blijven. De beweging wordt niet loodrecht op het gewrichtvlak toegepast, zoals bij tractie, maar parallel aan het gewrichtsvlak. Wiskundig gezien is tractie is een vorm van translatie, maar wordt in de literatuur altijd apart beschreven / benoemd (figuur 9). Figuur 9a + b; Vormen van translaties in gewrichten (uit: Mink, 1996) Fig. 9a = tractie Fig. 9b = translatie Bij translatie in een gewricht verloopt de beweging loodrecht op de normaal en evenwijdig aan het raakvlak. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 18 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 6: De handvatting van tracties en translaties bij het glenohumerale gewricht: In dit hoofdstuk komt de handvatting aan de orde. Allereerst worden een aantal algemene punten behandeld. De beschrijvingen van de handvattingen zijn overgenomen van de video: Het teweeg brengen van een articulaire beweging (schouderregio) nr. 99018. Deze video beschrijft goed de beweging en is duidelijk. Het is aan te raden de beschrijvende tekst te combineren met de video. Tracties: Kenmerkend voor tractie is dat er een mobilisatie door de fysiotherapeut uitgevoerd wordt, die loodrecht op het cavitas glenohumeralis staat. De stand van de humerus is niet bepalend voor de richting van de tractie. Wel dient de tractie in de richting van de normaal te worden uitgevoerd. (figuur 10) Met ander woorden, de tractie richting moet loodrecht op het gewrichtsvlak zijn. Figuur 10; De normaal staat haaks op het raakvlak (uit: Mink, 1996) Het gewrichtsvlak, de cavitas glenoidalis, zoals beschreven op blz. 10, heeft wat betreft zijn positie ten opzichte van de anatomische stand een laterale, ventrale ietwat craniale positie (Mink, 1996). De tractie beweging die de fysiotherapeut uitvoert is in een lateroventrale en ietwat craniale richting. Een goede uitvoering van de tractie, valt of staat bij het aannemen van de juiste uitgangshouding van de patiënt. Anatomische kennis en inzicht is hierbij van belang. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 19 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht De handvatting van tracties: Om een zuivere tractie goed uit te voeren is het belangrijk dat je elke minimale beweging registreert. Om de minimale bewegingen en om het “joint-play” te waarnemen moet je de positie van de handvatting aanpassen. Als je je handen niet dichtbij het gewricht plaatst kun je bewegingen in het gewricht minder goed registreren. In ons geval dit dat je één hand zo diep mogelijk in de okselplooi plaatst met de duim op de gewrichtsspleet om te palperen, de andere hand fixeert het acromion. Duim en wijsvinger palperen de gewrichtsspleet. (figuur 11) Figuur 11; De handvatting bij tractie, om minimale bewegingen goed te registreren. (uit: Mink, 1996) Translaties: Kenmerkend voor translatie is dat de gewrichtsvlakken van de convex en concaaf parallel aan elkaar blijven. (zie uitleg blz. 16) De handvatting van translaties: Omdat translaties in meerdere richtingen mogelijk zijn, beschrijven we hieronder de handvattingen van de volgende richtingen. Onderstaande teksten zijn overgenomen van de video: Het teweeg brengen van een articulaire beweging (schouderregio) nr. 99018. In deze video wordt echter gesproken over rol/schuif bewegingen. Om onze eigen terminologie aan te houden, hebben wij dit in de onderstaande stukken tekst veranderd in rol/glij bewegingen (glij-beweging is een synoniem voor schuifbewegingen). Exorotatie rol-glij beweging met het schoudergewricht in de 0 stand De palmaire zijde van de ongelijknamige hand wordt vanaf craniaal op het acromion geplaatst met de vingers aan de ventrale zijde, net proximaal van de gewrichtsspleet, de duim wordt net distaal van de gewrichtsspleet en dorsaal op de humeruskop geplaatst. Het distale gedeelte van de onderarm wordt met een ondergreep omvat door de gelijknamige hand. De rol bij de exorotatie Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 20 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht beweging wordt geïnitieerd door een trekkende beweging met de gelijknamige hand. Gelijktijdig wordt de glij naar ventraal en iets mediaal geïnitieerd door een duwende beweging van de duim van de ongelijknamige hand. De elleboog van de pp wordt steunend tegen het bovenbeen van de ft in de uitgangspositie gehouden. Abductie rol-glijbeweging: De humerus wordt vanaf mediaal proximaal bij de elleboog omvat door de gelijknamige hand. De onderarm van de pp rust tussen de onderarm en de romp van de ft. Het gedeelte tussen duim en wijsvinger van de ongelijknamige hand wordt net distaal van de gewrichtsspleet geplaatst op de craniale zijde van de humeruskop. Voor de abductie wordt de rol geïnitieerd door een trekkende beweging met de gelijknamige hand naar craniaal te maken. Met een duwende beweging wordt de glij van de ongelijknamige hand naar caudaal, iets lateraal en ventraal uitgevoerd. De positie van de scapula moet tijdens de beweging van de humerus gehandhaafd blijven. Horizontale abductie rol-glijbeweging: De ontspannen arm van de pp wordt met een ondergreep van de gelijknamige hand en de onderarm ondersteunt. De ongelijknamige hand wordt met het gedeelte tussen duim en wijsvinger net distaal van de gewrichtsspleet op het dorsale gedeelte van de humeruskop geplaatst. De duim wijst daarbij naar craniaal en de vingers wijzen naar caudaal. Met de gelijknamige hand wordt de humerus naar horizontale abductie bewogen. Gelijktijdig wordt de glij geïnitieerd door een duwende beweging van de ongelijknamige hand naar ventraal en iets mediaal. Horizontale adductie rol-glijbeweging: De gelijknamige hand, omvat met de vingers ventraal en de duim dorsaal het proximale gedeelte van de onderarm en brengt de schouder in de beginpositie. De ongelijknamige hand wordt zo proximaal mogelijk op de ventrale zijde van de humeruskop geplaatst. De rol bij adductie wordt geïnitieerd met de gelijknamige hand, tegelijkertijd wordt de schuifbeweging uitgevoerd in dorsale iets laterale richting door de ongelijknamige hand. De beweging wordt vooral ondersteund vanuit de benen van de ft. De neutrale rotatiepositie wordt tijdens het hele traject gehandhaafd. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 21 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 7: Diagnostiek bewegingsbeperking/ laxiteit in kapsel In dit hoofdstuk wordt de invloed van bindweefsel structuren op het bewegende gewricht besproken. Als deze structuren aangedaan zijn, door wat voor pathologie dan ook, zal er een bewegingsbeperking optreden. Sturende bindweefsel structuren: Deze structuren en de gewrichtsprofielen bepalen samen de functie van het gewricht en dus ook de ligging van de momentane rotatie-as. Rotatiecentra in gewrichten worden niet alleen bepaald door de gewrichtsprofielen en de beweging die deze profielen tegenover elkaar uitvoeren, ook andere gewrichtsstructuren hebben invloed op de ligging van de rotatie-assen. De vormgeving van de gewrichtsprofielen is dan ook gekoppeld aan de geometrische vorm en fysische eigenschappen van de overige gewrichtstructuren. De volgende factoren zijn bepalend voor de ligging van de momentane rotatieas: - de vormgeving van de gewrichtsprofielen - de ruimtelijke oriëntatie en vorm van het kapsel-bandapparaat - de fysische eigenschappen van het collageen bindweefsel en van de synovia. In 1988 heeft Oonk een aantal gewrichtsmodellen gemaakt waarin de geometrie van gewrichtsvlakken in verband wordt gebracht met gewrichtsbanden. Als je twee met elkaar kruisende gewrichtsbanden in een gewrichtsmodel plaatst (knie), toont dat aan dat de kruising van deze banden samenvalt met het MRC van het gewricht. Als er vervolgens beweging plaatsvindt dan beweegt de kruising met het MRC over de centrode (verzameling van momentane rotatiecentra). Deze elkaar kruisende banden beperken het gewricht dus niet in zijn bewegingsgedrag, zij bepalen samen met de gewrichtsprofielen de momentane rotatieassen. De banden hebben een sturende functie (Loozen) Ter ondersteuning het volgende plaatje: Figuur 12; gewrichtsmodellen met gekozen geometrie van banden en gewrichtsprofiel (uit: Loozen, 1995) Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 22 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Gewrichtsuiteinden worden door bindweefsel bijeengehouden. Versterkingen in het kapsel geleiden de gewrichtsbewegingen langs routes (tijdens bewegingen) die mede door gewrichtsprofielen worden bepaald. Bij verscheuring van kapsels en ligamenten ontstaat een gestoorde mechanische sturing. Zwelling en vocht leiden direct tot pijn en spierzwakte. Elk gewricht heeft een andere vormgeving en dus ook een andere beweeglijkheid. Gewrichten met grote bewegingsuitslagen bezitten een gewrichtsholte gevuld met synovia, de synoviale gewrichten vindt men vooral in de ledematen. (schouder, heup) Er zijn ook zogenaamde vaste verbindingen (gewrichten), zoals de kraakbenige verbindingen tussen de ribben en het borstbeen of verbindingen met veel vezelig kraakbeen, zoals tussen de wervellichamen in het bekken. Deze vaste verbindingen laten maar een beperkte mate van beweging (verandering van de hoekstand) toe in het gewricht. Deze bewegingen kunnen wel vaak in alle richtingen worden uitgevoerd. (multiaxiale gewrichten) De meeste gewrichtsoppervlakken in synoviale gewrichten hebben een heel specifiek en ingewikkeld profiel, dat ondanks kleine variaties bij verschillende individuen binnen de menselijke soort, een opvallend constant bewegingsgedrag toont. Zulke gewrichten geven door hun speciale vormgeving de mogelijkheid om bepaalde bewegingsuitslagen te maken, maar geven door hun vorm ook de grenzen van het bewegingstraject aan. Al zou je bijvoorbeeld twee “kale” botstukken van een gewricht (denk de bindweefselstructuren weg) willekeurig over elkaar bewegen dan zijn er heel veel bewegingen mogelijk, die normaal in het menselijk lichaam niet optreden. De bewegingen in normaal functionerende gewrichten worden dus beperkt door de gewrichtsbanden of ligamenten die rondom de gewrichten aanwezig zijn. Deze gewrichtsbanden of ligamenten zorgen ervoor dat een door spieren ingezette en onderhoudende beweging volgens een voorspelbaar patroon verloopt. De ligamenten ondersteunen in feite de spieren tijdens het bewegingstraject. Een aantal bewegingsrichtingen worden uitgeschakeld, bewegingsrichtingen die als ze zouden kunnen optreden geremd zouden worden door spieractiviteit. Ligamenten zijn vaak plaatselijke versterkingen in het gewrichtskapsel. Het gewrichtskapsel sluit de gehele gewrichtsholte af van de omgeving. Het kapsel bestaat uit: - een bindweefsel gedeelte Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 23 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht - de membrana fibrosa de synoviale binnenlaag Waar het kapsel mag vervormen tijdens een beweging is het dun, plooibaar en enigszins elastisch. (dit is het fibreuze kapsel) Waar het kapsel echter een sturende rol heeft en sterk is wordt het een ligament genoemd. Ligamenten zoals in anatomische atlassen aangegeven zijn dus heel vaak gedeelten van versterkte membrana fibrosa. Functiestoornissen van gewrichten: In het stuk “Sturende bindweefselstructuren” is er al gesproken over de passieve structuren. Een gewricht heeft potentiële functies, maar heeft zelf geen invloed op de acties van het bewegingsapparaat, die bepaald worden door de wil van de persoon zelf die aan het gewricht vastzit. Dus de potentiële functies zijn niet gelijk aan de acties. Vaak als er een trauma is van het bewegingsapparaat worden er toepassingen gebruikt met behulp van gips, tapes, bandages en dergelijke. De bedoeling hiervan is de beschadigde structuur de kans te geven te herstellen. Dit soort immobilisatie zorgt er wel voor dat de functie van het bewegingsapparaat verhinderd wordt en dit kan schadelijk zijn voor het gewricht. Voorbeelden van stoornissen als gevolg van immobilisatie zijn: - atrofie van de musculatuur - arthrosis deformans - bewegingsbeperkingen Het volgende is een beschrijving van theoretische achtergronden waar een fysiotherapeut vanuit gaat bij het bepalen va zijn therapie. Na een immobilisatie-periode kan een gewricht een bewegingsbeperking vertonen: het gewricht is stijver geworden. Daarentegen is op theoretische gronden het bindweefsel juist slapper geworden. Bij een zelfde belasting als voor de periode van immobilisatie, ondergaat het bindweefsel een grotere verlenging. Je moet ook weten dat als gevolg van een pathologie kan bindweefsel ook juist stugger worden. Dit is van belang bij het toepassen van een therapie, dit zal later nog beschreven worden. Een slap of stug sturend passief apparaat zou kunnen leiden tot een verlies aan sturende en stabiliserende invloed. De sturing in het gewricht is veranderd en er is sprake van een functiestoring van het gewricht. De functiestoring kan gedefinieerd worden als een verandering in de relatie tussen de hoekstandsverandering tussen twee botelementen en de hiermee gepaard gaande contactareaalverplaatsingen op de gewrichtsoppervlakken. In andere woorden: Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 24 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Bij een functiestoring in het gewricht is er sprake van een veranderde verhouding tussen een rol- en glijbeweging Wat betekent dit? Er is een veranderde ligging van het momentane rotatie centrum is in een vlak van beweging, oftewel een veranderde ligging van de momentane rotatie-as. Een slap of stug sturend passief apparaat (het bindweefsel) zal meer of minder vervormd moeten worden dan gezond weefsel om voor een zelfde sturing van het gewricht te zorgen. Een slap of stug kapsel- en bandapparaat is uiteindelijk een verstoring van de harmonie van functies van het gewricht, waarbij de vorming van de gewrichtsprofielen niet meer passen bij dat slappe of stugge passieve apparaat. Een slapper of stugger kapsel- en band-apparaat heeft een bewegingsbeperking tot gevolg Indien na een periode van immobilisatie het gewicht in zijn bewegingsmogelijkheden is beperkt, dient men als therapeut, rekening te houden met de samenhang tussen de veranderingen van: - de fysische eigenschappen van het collagene bindweefsel de ligging van de momentane rotatie-as de contactareaal verhouding de hoekstandsverandering Delen van therapie zou bijvoorbeeld gericht kunnen zijn op het weer stijver maken van delen van het kapsel- band-apparaat. Een fysiotherapeut kan het bindweefsel niet stijver maken, maar kan de vorming van het bindweefsel wel stimuleren. Een passieve mobilisatie geeft gedifferentieerde informatie aan het collagene bindweefsel, waardoor er een ordening geschapen wordt tussen collageen en matrix moleculen. De ordening van ladingen in het collagene bindweefsel heeft een stijver gedrag van dit bindweefsel tot gevolg, waardoor een herstel van rol, glij en spin verhouding wordt bewerkstelligd. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat er een bewegingsbeperking is door een stug kapsel- band-apparaat, dan richt je de therapie op het rekken van bepaalde delen bindweefselstructuren. Bij een rek beweeg je door, en je verlengt het bindweefsel, wat voor een minder stug gedrag zorgt. Bij het rekken van het bindweefsel werk je dus met een hogere intensiteit dan bij het stijver maken van het bindweefsel. Ook dit zorgt voor een herstel van de rol, glij en spin verhouding. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 25 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Hoofdstuk 8: Totaal overzicht gebruikte begrippen in de literatuur: In dit hoofdstuk worden de begrippen in een schema overzichtelijk gemaakt. Hierdoor wordt het gebruik van de verschillende begrippen en welke defenitie bij het begrip hoort duidelijker gemaakt. Elke auteur gebruikt zijn ”eigen” begrippen en definitie ervan, helaas bestaat er géén eenduidigheid. Auteur Blz. Begrip Mink 61 Zwaaislingerbew. 61 61 61 61 70 Definitie Een beweging waarbij een hoekverandering ontstaat tussen de lengteassen van de botstukken die samen het gewricht vormen Pure swing Een beweging om één as waarbij een hoekverandering ontstaat tussen de lengteassen van de botstukken die samen het gewricht vormen Arcuate swing Wanneer er tijdens een zwaai slinger beweging een secundaire beweging plaats vindt om een andere as. Het is dus derhalve een combinatie van bewegen van de lengteas om de lengteas Draai-beweging Een beweging van de geleding om zijn lengte as Draairotatie Indien de mechanische as waaromheen zwaai-, slinger- of draaibeweging samenvalt met de normaal in het gemeenschappelijk contactpunt van de beide gewrichtpartners het botstuk derhalve beweegt om de normaal is de beweging tevens te benoemen als rotatie. Spinrotatie De spinrotatie is de extra articulaire rotatie van een botstuk met de normaal als rotatieas Synoniem O/A Swing Osteo cardinal swing Osteo impure swing Osteo Spinrotatie De spinrotatie is de intra articulaire rotatie van een botstuk met de normaal als rotatieas RolBeweging De beweging tussen van een convex botstuk ten opzichte van een concaaf botstuk of omgekeerd GlijBeweging Een beweging van een lichaam Transleren, waarbij alle punten van dat lichaam schuif in dezelfde tijd een zelfde weg afleggen (het lichaam blijft dus steeds evenwijdig aan zichzelf) Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor Osteo Osteo Arthro 26 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Auteur Blz. Begrip Oonk Definitie 32 Rotatie Een rotatie van het lichaam is een beweging van dat lichaam ten opzichte van een assenstelsel zodanig dat er op elk moment een rotatie-as of momentane rotatie- as aanwijsbaar is met snelheid nul. 32 128 Momentane rotatie-as Rol 134 Schuif 140 Tol 152 Slip 170 Schommel 171 Glij 172 Tol De rotatie as die voor een beweging op dat moment geldt Een rolbeweging is een beweging van een convex botstuk ten opzichte van een concaviteit met een homolaterale kontactareaalverplaasting zodanig: dat op convex en concaaf gelijke afstanden worden afgelegd Een beweging van een convex botstuk ten opzichte van een concaviteit zodanig dat één punt van convex in contact komt met verschillende punten van concaaf. De tol-beweging van een botstuk is een beweging beschreven ten opzichte van het daarmee articulerende botstuk, zodanig dat één punt van convex steeds contact maakt met hetzelfde punt van concaaf. Wanneer de toename van de schuif-component zodanig is dat het contactareaal ten gevolge van de schuif gelijk is aan die van de rol-component. Een beweging van concaaf botstuk ten opzichte van een convex botstuk waarbij verschillende punten van concaaf in contact komen met verschillende punten in contact komen met convex, zodanig dat de contactarealen homolateraal zijn en even groot Een beweging van een concaaf botstuk ten opzichte van een convex botstuk waarbij verschillende punten van concaaf in contact komen met één en hetzelfde punt van convex Een tol-beweging van een concaviteit is een beweging van concaaf botstuk ten opzichte een convex botstuk, waarbij één punt van concaaf steeds contact maakt met hetzelfde punt van convex Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor Synoniem O/A Osteo Rotatie-as Osteo Arthro Arthro Arthro Arthro Rol Arthro Schuif Arthro Spin Arthro 27 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Auteur Loozen Blz. 7 Begrip Swing Definitie Synoniem De bewegingsas staat loodrecht op de lengteas van de humerus O/A Osteo 8 Spin Osteo 9 Arcuate swing 19 Rollen De bewegingsas komt overeen met de lengteas van de humerus De beweging staat niet loodrecht op de lengteas van de humerus Een beweging van de convexiteit ten opzichte van de concaviteit, waarbij het contactpunt zich in de richting van de hoekverkleining verplaatst. Het contactpunt legt op de convexiteit gelijke afstanden af. 22 Glijden Arthro 25 Spin Een beweging van de convexiteit Schuiven ten opzichte van de concaviteit, zodanig dat één van convex in contact komt met verschillende punten van concaaf. Het gebied dat het contactpunt van convex op concaaf doorloopt wordt het contactareaal op concaaf genoemd. Convex heeft dus geen contactareaal. Een beweging van de convexiteit Tol ten opzichte van de concaviteit en wel zodanig dat één punt van convex steeds contact maakt met hetzelfde punt van concaaf. Deze definitie geldt niet alleen voor de beweging van convex ten opzichte van concaaf maar ook voor concaaf ten opzichte van convex. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor Osteo Arthro Arthro 28 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Conclusie: Onze probleemstelling luidde als volgt: Uit onze ervaringen van thema 5 is gebleken, dat het studiemateriaal met betrekking tot het aanleren van tracties en translaties, beperkt én onduidelijk is. De moeilijkheidsgraad van deze beroepsopdracht lag voor ons bij het inschatten van de diepgang van dit onderwerp. We hebben gekozen voor verschillende aspecten die van belang zijn bij dit onderwerp. Op deze manier hebben we getracht de grondbeginselen van tracties en translaties van het glenohumerale gewricht aan te geven. De verschillende hoofdstukken zijn beknopt, maar nagenoeg alle hoofdstukken zijn, inhoudelijk gezien, op basaal niveau. Ons is gebleken dat gerespecteerde auteurs basisbeginselen door elkaar halen. Mink (1996) haalt in zijn schema’s, op o.a. blz. 128 en 129, de osteoen arthrokinematica door elkaar. Zijn boek heeft absoluut kwaliteiten, maar hierdoor wordt naar onze mening verwarring veroorzaakt. Op onze opleiding wordt veelal naar dit boek verwezen maar helaas wordt opheldering rond de verwarring nauwelijks gegeven. De grafische ondersteuning is heel duidelijk. Oonk (1988) geeft daarentegen een beeld van de osteo- en arthrokinematica, maar de beschrijving is van technisch en wiskundig hoog niveau. De reader van Loozen (1995) is zeer geschikt om principes van de osteo- en arthrokinematica duidelijk te maken. We raden dan ook ten zeerste aan deze reader te bestuderen, hoewel niet elk hoofdstuk even relevant is. De visie van De Cock (1996) verschilt dermate van de andere auteurs dat er zeer grote onduidelijkheid en verwarring ontstaat bij het lezen van dit boek. Dit is de reden waarom we dit boek buiten beschouwing hebben gelaten. In onze probleemstelling wordt gesuggereerd dat het studiemateriaal beperkt en onduidelijk is, dit wordt versterkt door het feit dat alle auteurs hun eigen terminologie erop nahouden. Eenduidigheid rond deze terminologie bestaat er nauwelijks, we hebben een keuze gemaakt uit de terminologie en komen hierbij uit bij de reader van Loozen (1995). De reader is duidelijk maar we hebben de terminologie iets aangepast. Tijdens het uitvoeren van deze beroepsopdracht is ons duidelijk geworden dat de investering die wij geleverd hebben een minimale is om totale eenduidigheid te krijgen met betrekking tot dit onderwerp. Er is een begin gemaakt met het oplossen van een probleem wat vele malen groter is dan de omvang van de beroepsopdracht. Wij denken dat we hierin goed geslaagd zijn, maar om totale eenduidigheid te krijgen zijn vervolg projecten noodzakelijk. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 29 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Samenvatting In het verslag dat wij gemaakt hebben naar aanleiding van onze beroepsopdracht, wordt op een zo duidelijk mogelijke manier de beginselen van tracties en translaties van het glenohumerale gewricht behandeld. Er is getracht om een deel van de onduidelijkheid weg te halen en de verwarring, die is ontstaan door het verschil in gebruik van termen, door de diverse auteurs, te verminderen. De anatomie van gewrichten en die van het glenohumerale gewricht staan in deze reader beschreven. De grondbeginselen van de osteo- en arthrokinematica worden besproken en verder wordt er ingegaan op de tracties en translaties en hun toepassing in de praktijk. Tenslotte hebben wij getracht om in een overzichtelijk schema het gebruik van termen aan te geven met daarbij de auteurs, zodat er een overzichtelijk geheel ontstaat. Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 30 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Literatuurlijst Berg, van den, F.; Toegepaste fysiologie: Bindweefsel van het bewegingsapparaat, LEMMA BV, Utrecht, 2000 Cock, de, J.J.; Begrippen van de manuele therapie; Systeem van der Bijl; Een andere visie op gewrichtsdysfunctie en bewegen, De Tijdstroom, Utrecht, 1996 Coëlho, (26e druk, geheel opnieuw bewerkt door A.A.F. Jochems en F.W.M.G. Joosten); Zakwoordenboek der Geneeskunde, Elsevier/Koninklijke PBNA, Arnhem, 2000 Edmond, S.L.; Manipulation and mobilization: extremity and spinal techniques, St. Louis, 1993 Het teweeg brengen van een articulaire beweging (video) schouderregio, Transferpunt vaardigheidsonderwijs, Maastricht, 1998. (plaatscode: 99018) Lohman, A.H.M.; Vorm en beweging, 9de herziene druk , Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Driegem, 2000 Loozen, H.E.M.; Moduleboek; Kinesiologie Moduleperiode II-2, Hogeschool van Amsterdam, Afdeling Fysiotherapie, 1995 Mink, A.F.J., H.J. ter Veer, J.A.C. Th. Vorselaars; Extremiteiten, Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Diegem, 1996 Morree, de J.J; Dynamiek van het menselijk bindweefsel; Functie, beschadiging en herstel, Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Diegem 2001 Oonk, H.H.N.; Osteo- en Arthrokinematica, Henric Graaf van IJssel, 1988 Verhaar, J.A.N., A.J. van der Linden, Orthopedie Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Diegem, 2001 Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 31 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Bijlage 1: Verklarende woordenlijst: Begrippen lijst Caput humeri Betekenis Kop van de humerus Humerus Bovenarm Cavitas glenoidalis Gewrichtsvlak van de art. humeri Contactareaal Torsie Het gebied waar het convexe botstuk contact maakt met het concave botstuk tijdens een beweging Draaiing Rotatie centrum Het gebied waar de rotatie as zich bevindt Momentane rotatie as De rotatie as die voor een beweging op dat moment geldt collageen bindweefsel Bevat in de tussencelstof vele trekvaste (collagene) vezels, komt vooral voor in pezen en banden Synovia 1, Slijmvliesbekleding van gewrichtsholten, peesscheden, en bursae. 2, Gewrichtssmeer afgescheiden door de synovia Incongruentie Niet overeenstemmend, niet gelijk. extra articulair buiten het gewrichtskapsel intra articulair binnen het gewrichtskapsel Osteokinematica Bewegingsleer van botten Arthrokinematica Bewegingsleer van gewrichten Geledingen Botstukken Tractie een beweging die loodrecht op het gewrichtsvlak staat Translatie Beweging waarbij de gewrichtsvlakken evenwijdig aan elkaar blijven Mechanica Onderdeel van de natuurkunde dat zich bezighoudt met het evenwicht en de beweging van lichamen Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor 32 Reader tracties en translaties van het glenohumerale gewricht Bijlage 2: Bewegingen van convex t.o.v. concaaf in schema: In het onderstaande schema staan de osteo- en arthrokinematische bewegingen. In Mink (1996) staan op blz. 128 & 129 de arthrokinematische begrippen onder de osteokinematische bewegingen. Hierdoor wordt verwarring en onduidelijkheid veroorzaakt. Osteokinematische bewegingen Anteflexie Arthrokinematische bewegingen Translatie primair Anteflexie component Abductie component Geen specifieke richting Caudaal iets lateraal en ventraal Ventraal iets mediaal Exorotatie component Retroflexie Retroflexie component Geen specifieke richting Adductie component Craniaal iets mediaal en dorsaal Dorsaal iets lateraal Endorotatie component Adductie Abductie Abductie component Caudaal iets lateraal en ventraal Retroflexie component Geen specifieke richting Dorsaal iets lateraal Geen specifieke richting Dorsaal en lateraal Endorotatie component Exorotatie component Exorotatie Exorotatie component Exorotatie component Retroflexie component Translatie secundair Ventraal iets mediaal Geen specifieke richting Adductie component Endorotatie Craniaal iets mediaal en dorsaal Endorotatie component Dorsaal-lateraal Anteflexie component Abductie component Horizontale flexie Horizontale extensie Horizontale exorotatie Caudaal iets lateraal en ventraal Endorotatie component Dorsaal-mediaal Geen specifieke richting Anteflexie component Exorotatie component Ventraal-mediaal Retroflexie component Anteflexie component Geen specifieke richting Abductie component Horizontale endorotatie Exorotatite component Retroflexie component Geen specifieke richting Geen specifieke richting Caudaal iets lateraal en ventraal Ventraal iets mediaal Geen specifieke richting Adductie component Endorotatie component Beroepsopdracht van Wietske Zetzema, William Scholte & Victor Verschoor Craniaal iets mediaal en dorsaal Dorsolateraal 33