Aderverkalking (atherosclerose, arteriosclerose)

advertisement
Door:
Kelly Tuin
Marlou van der Lee
Yvonne Way
Klas:303
Opdrachtgever:
Gideon Kreytz, namens Pharmeon
Aderverkalking (atherosclerose, arteriosclerose)
Aderverkalking is de benaming van een aantal processen waarbij slagaders als het ware
'dichtslibben'. Het dichtslibben van de aderen komt niet ineens het is een proces dat al jaren
bezig is.Door bv. hoge bloeddruk wordt de binnenbekleding van de bloedvaten het endotheel
aangetast.Op de beschadigende plekken kunnen zich vetten afzetten die ook kunnen verkalken
waardoor het endotheel naar binnen wordt gedrukt. Hierdoor kunnen de bloedvaten
vernauwen en zelfs verstopt raken. Deze combinatie van processen leidt tot een verminderde
bloeddoorstroming, wat kan betekenen dat de weefsel en organen die door deze bloedvaten
wordt voorzien minder, te weinig of soms zelfs geen bloed meer krijgen.
Normale verouderingsprocessen, ongezonde voeding en andere levensgewoonten vooral
roken! dragen in belangrijke mate bij aan het proces van atherosclerose.
Aderverkalking is eigenlijk een zwelling in de bloedvatwand ten gevolge van ophoping van cholesterol en
dode witte bloedcellen. 1. Binnenbekleding bloedvat (endotheel); 2. ophoping van cholesterol, vet, dode
witte bloedcellen; 3. verkalkte kern; 4. bindweefsellaag; 5. spierlaag.
Er zijn drie stadia’s van aderverkalking:
Stadium 1
De binnenste bekleding van de bloedvaten bestaat uit platte cellen de
endotheellaag. Het eerste begin van aderverkalking is een beschadiging van
deze endotheellaag.
Stadium 2
De beschadiging aan de endotheellaag vormt een plek waarop bloedplaatjes
vastkleven. De geklonterde bloedplatjes veroorzaken door afscheiding van
chemische stoffen een zekere wildgroei van spiercellen. Dit proces gaat
gepaard met een neerslag van vetachtige stoffen vooral cholesterol.
Stadium 3
In dit stadium vindt er een kalkafzetting plaats. De ophoping van cholesterol,
vet, dode witte bloedcellen wordt één verlakte harde massa. Er vindt nu echt
vernauwing plaats.
Oorzaken
 Roken tast de binnenste laag van een bloedvat aan waardoor de neerslag van
cholesterol wordt bevordert
 Hoge bloeddruk
 Suikerziekte
 Cholesterol hoe meer cholesterol erin het bloed zit, hoe meer er achter blijft in het
bloedvat
 Bestaande hart- en vaatziekten bv. hartfalen en trombose
Gevolg
 Hartinfarct
 Herseninfarct
 Etalagebenen
Etalagebenen
De beenslagaders vervoeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de beenspieren. Bij
inspanning van de beenspieren lopen, rennen, traplopen kan de bloedtoevoer en daarmee het
aanbod van zuurstof aan de beenspieren wel 5 keer zo groot worden. Slagaderverkalking kan
vernauwingen of verstoppingen in de slagaders veroorzaken. Door de vernauwing ontstaat er
zuurstoftekort. Door dit zuurstoftekort krijg je pijn in het been.
Als er klachten optreden dan ontstaan deze het eerst wanneer er veel gevraagd wordt van de
toevoerende bloedvaten, namelijk tijdens inspanning. Na enige tijd lopen wordt er
onvoldoende bloed en zuurstof door de slagaders aangevoerd. De spieren gaan dan
"schreeuwen" om meer bloed en dit wordt ervaren als een krampende pijn of moeheid,
meestal in de voet- en kuitspieren soms ook in de bovenbeen-, heup- en dijspieren. De pijn
wordt na enige tijd zo erg dat de patiënt moet stoppen. Als de spieren weer "op adem"
gekomen zijn, verdwijnen de klachten en kan U weer doorlopen. Een tijdje later herhaalt deze
cyclus zich. Vandaar dat deze klacht ook wel "etalage-benen" wordt genoemd (mensen
stoppen met lopen om in de etalage te kijken en lopen vervolgens weer door), of in medische
termen claudicatio intermittens"
Symptomen
Pijn bij het lopen is het belangrijkste verschijnsel van claudicatio intermittens. De plaats waar
u de pijn voelt zegt iets over de plaats waar de vernauwing is. Door de pijn bent u minder
beweeglijk. Veel patiënten met claudicatio intermittens voelen zich minder energiek, zijn
vaak emotioneler en slapen slechter. Zij voelen zich beperkt in hun (dagelijkse) activiteiten,
vooral wat betreft werk, huishoudelijke, sociale en vakantie-activiteiten.
Andere klachten van een vernauwing kunnen zijn:
koude voeten, ontbreken van onderhuidse vetlaag, verlies van haar op voeten en tenen,
verdikte teennagels (vaak met schimmel-infectie) en vertraagde nagelgroei. Als gevolg van
een slechtere doorbloeding kan uw been bleek worden wanneer u het optilt en kan het rood
verkleuren wanneer u het been laat hangen.
Behandeling
Afhankelijk van de ernst van de situatie en welke slagader het betreft, zijn er verschillende
mogelijkheden:



een conservatieve behandeling
Dotteren
een operatieve behandeling
De conservatieve behandeling (looptraining)
De behandeling van etalagebenen is in de eerste plaats gericht op het beperken van aanwezige
risicofactoren van aderverkalking: niet roken, gezond eten en voldoende lichaamsbeweging.
Te hoge bloeddruk, suikerziekte en een te hoog cholesterolgehalte zijn met geneesmiddelen te
behandelen. Roken is een risicofactor die u zelf in de hand heeft.
Door de pijn bent u geneigd minder te bewegen waardoor de klachten alleen maar verergeren.
De fysiotherapeut helpt u om in beweging te blijven en de problemen te verminderen in uw
dagelijkse leven. Samen streeft u naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid.
Doordat lopen pijn gaat doen, gaan veel mensen met etalagebenen op een andere, geforceerde
manier lopen. Dit is bedoeld om klachten te vermijden en kost veel energie. Looptraining
onder begeleiding van de fysiotherapeut blijkt daarom heel effectief te zijn. Onder deskundige
begeleiding leert u de coördinatie verbeteren en u kunt steeds verder lopen zonder pijn.
Heeft u problemen met specifieke vaardigheden zoals traplopen? Deze kunt u dan gericht
trainen onder begeleiding van een fysiotherapeut.
Het geven van de juiste informatie en goede voorlichting is een essentieel onderdeel van de
fysiotherapeutische behandeling van etalagebenen. Om blijvend resultaat te boeken, is immers
vaak een verandering van uw gedrag nodig.
De fysiotherapeut leert u hoe u zelfstandig blijvend uw klachten onder controle kunt houden.
Hiervoor heeft de fysiotherapeut, naast de behandeling, een activeringsprogramma. Dit
stimuleert u om na afloop van de therapie te blijven bewegen en de gezonde leefgewoonten
voort te zetten. En dat gaat makkelijker als u plezier heeft in de activiteiten en (eventueel) als
u ze in groepsverband doet. De fysiotherapeut adviseert dan ook bewegingsactiviteiten die bij
u passen.
De klachten zijn vervelend, maar hoeven geen ernstige gevolgen te hebben. Het is vooral
belangrijk om tijdig actie te ondernemen. Een belangrijk deel van de behandeling heeft u in
eigen hand. Stoppen met roken, de juiste hoeveelheid beweging en eventueel afvallen zijn de
belangrijkste aandachtspunten. Verder is een goede voetverzorging belangrijk om te
voorkomen dat de slechte bloedtoevoer leidt tot slecht genezende wondjes of zweren, met
name als u suikerziekte heeft. Probeer daarom wondjes, bijvoorbeeld bij het knippen van de
nagels, te voorkomen.
Het is belangrijk om te blijven bewegen, ook al krijgt u er pijn door. Door elke dag te
wandelen verbetert de bloedtoevoer in de benen. Geleidelijk kunt u steeds langer zonder
klachten lopen.Als u niet wandelt, zult u sneller klachten krijgen
Behandeldoelen







Vergroten van de loopafstand
Verhogen van de pijntolerantie / leren "door de pijn heen te lopen "
Verminderen van angst voor de pijn
Verbeteren van het looppatroon
Ontwikkelen van een actieve leefstijl
Verbeteren van specifieke vaardigheden
Geven van informatie en voorlichting
Dotteren
Soms is de vernauwing van dien aard dat er bekeken moet worden of het met behulp van een
ballonnetje mogelijk is het bloedvat ter plaatse van de vernauwing als het ware op te rekken.
Hierdoor wordt het bloedvat weer beter doorgankelijk.Het is een weinig belastende ingreep,
die soms poliklinisch kan worden verricht.
Voordat je een vernauwing kunt dotteren moet het betreffende
bloedvat eerst beoordeeld worden door middel van een
angiografie.Via hetzelfde onderzoek kan direct de vernauwing
gedotterd worden.
Angiografie is een röntgenonderzoek van de bloedvaten.(zie
plaatje) Bij dit onderzoek wordt een contrastmiddel direct in een
slagader gespoten, waarna snel een aantal foto's worden genomen
of een film wordt gemaakt. Een angiografie laat toe om de
stroomsnelheid van het bloed te meten en vernauwing van
slagaders in beeld te brengen. Bij dit onderzoek wordt via een
kleine snede in de lies een smal buisje (catheter) in de slagader
geschoven tot bij de plaats van de vernauwing. Dit gebeurt onder
gehele of gedeeltelijke verdoving. Als de catheter op de goede plek
ligt wordt contrastvloeistof ingespoten waardoor de bloedvaten
zichtbaar worden op een röntgenfoto.
De operatieve behandeling
Vanwege de kans op complicaties wordt in de meeste gevallen pas
tot een operatieve behandeling besloten als de klachten dermate
ernstig zijn dat dit een operatie rechtvaardigt. Dit kan bijvoorbeeld
zijn als de klachten ook in rust aanwezig zijn of als er nietgenezende wonden zijn. Voordat er tot een operatie wordt overgegaan moet het betreffende
bloedvat eerst beoordeeld worden door middel van een angiografie
Er zijn verschillende operaties mogelijk, zoals het schoonmaken van het vat
(endarteriëctomie) ter plaatse van de vernauwing of het langs chirurgische weg wijder maken
van de vernauwde plek. Meestal zal bij verstopte beenslagaders een omleiding worden
gemaakt met een bypass. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een vaatprothese of een ader
van uzelf.De keuze van de operatie is uiteraard van vele zaken afhankelijk. De zwaarte van de
operatie hangt samen met de plaats in het lichaam waar de afsluiting zit. Uw chirurg kan u
hierover gedetailleerd informeren
Na de operatie
Na de operatie worden een aantal zaken frequent gecontroleerd




Het kloppen van de slagaders op de voet
Lekkage van de wond
De temperatuur van de benen en armen
De bloeddruk
Complicaties
Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Zo zijn ook bij deze operaties de
risico's aanwezig zoals wondinfectie, bloeding, trombose en longembolie, longontsteking,
blaasontsteking of hartinfarct. Verder kunt u verwachten dat in het gebied van het
operatielitteken na de genezing het normale gevoel zal zijn verdwenen.
Bij operaties aan een slagader zijn er ook specifieke complicaties mogelijk:
- een nabloeding of
- een afsluiting van de vaatprothese of de gebruikte ader (trombose).
Bij het optreden van een dergelijke complicatie moet vaak opnieuw geopereerd worden.
Uiteraard wordt geprobeerd de risico's zo klein mogelijk te houden. Daarom wordt U voor de
operatie veelal door de internist, cardioloog of longarts volledig onderzocht en worden vele
voorzorgsmaatregelen genomen.
Tips
1. Tijdens of na de behandeling is het zinvol u aan te sluiten bij een vereniging of
oefengroep, waardoor het voor u gemakkelijker is uw gezondheid op peil te houden of
verder te verbeteren.
Denk hierbij aan : Sportief Wandelen / Corefit / Hart in Beweging / trainingsgroep bij
uw fysiotherapeut / enz.
2. Lopen is niet altijd even leuk, vooral als het erg slecht weer is.Een alternatief voor die
dag kan dan zijn om in huis de looptraining uit te voeren door "op de plaats "te
lopen.Om te zorgen dat dit niet saai is kunt u dit b.v. uitvoeren voor de televisie.Doe
ook mee met b.v. Nederland in Beweging!
3. Pijn tijdens het lopen heeft geen schadelijke gevolgen.Als het mogelijk is probeer dan
"door de pijn heen te lopen ".
4. Het is bekend dat er tijdens het lopen een "gloeiend "gevoel in de voeten kan
ontstaan.Dit is een teken dat er op dat moment een versterkte doorbloeding in de
onderbenen en voeten is en dat is toch het doel dat wordt nagestreefd!
5. Heeft u vragen, dan kunt u daarmee altijd terecht bij uw fysiotherapeut.Blijf nooit
zitten met een vraag of probleem!!!
Bekkeninstabiliteit
Het bekken bestaat uit drie botstukken: de linker en rechter bekkenhelft met daartussenin aan
de achterzijde het heiligbeen (sacrum). Deze botstukken worden op drie plaatsen met elkaar
verbonden. Er zijn dus drie gewrichten. De verbinding aan de voorkant tussen de twee
bekkenhelften is het schaambeen (symfyse). Aan de achterkant komen de beide bekkenhelften
samen aan weerszijden van het heiligbeen, de sacro- iliacale gewrichten of wel SIgewrichten.
De verbindingen van het bekken worden bij elkaar gehouden door banden. Tijdens de
zwangerschap verweken de banden in het hele lichaam; dit gebeurt waarschijnlijk door een
zwangerschapshormoon. Deze verweking vindt plaats bij alle gewrichten. Soms kan dit zelf
gemerkt worden doordat de persoon beweeglijker wordt in de gewrichten. De knie of elleboog
kan meer gestrekt worden dan normaal. De verweking vindt ook plaats bij de
bekkenverbindingen. Er ontstaat dus een grotere beweeglijkheid. Voor de bevalling is dit
gunstig omdat de baby dan beter het bekken kan passeren. Alleen bij sommige vrouwen is er
een overmatige verweking, waardoor het bekken té soepel en té beweeglijk wordt. Het gevolg
kan zijn dat de banden overbelast raken en soms beschadigd op momenten dat er grote
krachten op het bekken inwerken, zoals bij zwangerschap en bevalling. Deze klachten worden
dan bekkeninstabiliteit genoemd. Het bekken is instabieler geworden door verweking van de
banden. Rond de twintigste week van de zwangerschap kom je onder invloed van het
zwangerschapshormoon en daarom is dat het moment waarop vrouwen klachten kunnen
krijgen.
Symptomen
Door de bekkeninstabiliteit ontstaat vaak pijn ook wel bekkenpijn genoemd. Deze pijn
bevindt zich meestal op het schaambeen en aan de achterzijde bij een van de SI- gewrichten.
Ook pijn in de heupen en aan de achterzijde van het been komen vaak voor. Wat heel typisch
is voor bekkeninstabiliteit is de ‘waggelgang’, je gaat breder lopen. Vrouwen geven zelf vaak
aan dat ze anders zijn gaan lopen. De pijn treedt vaak op in bepaalde houdingen, dit is vaak
bij het omdraaien in bed, traplopen, lopen, staan, tillen, opstaan uit een stoel of bed, seks of
bij het spreiden van de benen. Ook is er vaak sprake van startpijn. Na langere tijd in een
bepaalde houding te hebben gezeten is er stijfheid waardoor duidelijk op gang moet worden
gekomen. Soms wordt er een krakend geluid ter hoogte van het schaambeen bij het bewegen
gehoord. Aan de binnenzijde van de benen treedt ook vaak pijn op doordat de benen
krampachtig bij elkaar gehouden worden.
Oorzaak
De bekkeninstabiliteit ontstaat dus door een verweking van de banden, waardoor men
beweeglijker wordt in de gewrichten. Maar het kan ook wezen dat vrouwen voor de
zwangerschap al hypermobiel waren, waardoor er dus al een grotere beweeglijkheid aanwezig
is. Het is niet wetenschappelijk bewezen maar men denkt er ook aan dat veel sporten op jonge
leeftijd, met name turnen en ballet, ermee te maken zou kunnen hebben. Hierdoor zouden de
Si- gewrichten geen hobbelige maar vlakken gewrichtsvlakken hebben, waardoor de
beweeglijkheid in de gewrichten toeneemt. Ook cultuur zou invloed kunnen hebben op het
ontstaan van bekkeninstabiliteit. De klachten komen in Nederland veel voor en ook
bijvoorbeeld in de Scandinavische landen, terwijl er ook veel landen zijn waar er niets over
bekend is. Er is ook nog een mogelijkheid dat de leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind
krijgt van invloed is op het ontstaan van bekkeninstabiliteit. Hoe hoger de leeftijd hoe groter
de kans op bekkeninstabiliteit.
Behandeling
Bekkeninstabiliteit is een specifieke klacht. Om deze te kunnen behandelen moet je er veel
van weten. Het is belangrijk je lichaam aan te voelen tijdens de zwangerschap. Wanneer er
klachten ontstaan kun je dit het beste even bespreken met de verloskundige of gynaecoloog.
Zij weten of jouw klachten met bekkeninstabiliteit te maken hebben. Blijkt dat er
bekkeninstabiliteit geconstateerd is volgt er een programma. De volgende punten zouden
hierin voor kunnen komen:
 Goede voorlichting over de manier van bewegen en de beste houdingen.
 Goede voorlichting over het gebruik van een bekkenband.
 Een goed oefenprogramma, dat consequent en regelmatig wordt uitgevoerd en dat dit
goed begeleidt wordt.
 Een gespecialiseerde fysiotherapiebehandeling.
 Een goede begeleiding bij de bevalling.
 Een adequate behandeling na de bevalling door de fysiotherapeut.
 Een goede begeleiding bij het uitbouwen naar de normale dagelijkse bewegingen.
 Een goede begeleiding bij het weer gaan sporten in de vorm van conditietraining.
Het accepteren van de klachten is een belangrijk aspect. Wanneer de bekkeninstabiliteit
geaccepteerd is kan er wat aan gedaan worden. Dit moet je zelf doen want een ander kan het
niet voor jouw doen maar je hier alleen in begeleiden.
Als je lichaam aangeeft dat iets niet meer kan moet je hiernaar luisteren. Om de klachten niet
te verergeren moet je tijdens de zwangerschap alles even rustiger aan doen. Loop wat
langzamer, fiets iets minder, buk langzamer etc. Stop voor de pijngrens. Het gebruik van een
bekkenband kan helpen tijdens de zwangerschap. Deze geeft steun op het bekken en houdt het
bekken in balans. Binnen enkele dagen moet het effect van de bekkenband merkbaar zijn.
Wanneer je een groot stuk moet lopen bijvoorbeeld kun je de bekkenband omdoen. Je moet
niet afhankelijk worden van de bekkenband. Doe hem dus alleen om wanneer dit echt nodig
is. Verdeel de zware activiteiten over meerdere dagen. Het is echt niet het einde van de wereld
als je een dag later gaat stofzuigen. Een goede maat is herstel van de pijn binnen 36 uur.
Duurt het langer dan is het te gek wat je gedaan hebt. Vaak voel je na een activiteit pas of het
pijn heeft gedaan. Onthoud de activiteiten waarbij je pijn hebt gehad om dit in het vervolg te
kunnen vermijden.
Bij het uitvoeren van bewegingen is het heel belangrijk om altijd eerst je spieren rond het
bekken te spannen voor je de beweging uitvoert, om goed door te ademen tijdens de
bewegingen en denk aan de symmetrie tijdens het bewegen. Bij veel bewegingen zijn er tips
hoe je deze het beste kunt uitvoeren. Het gaat hierbij voornamelijk om het liggen, het in en uit
bed komen, het zitten, het opstaan uit de stoel en gaan zitten, het staan, het lopen, het
traplopen, het aan- en uit kleden, keukenwerkzaamheden, het vrijen en het autorijden. Hier
volgen enkele tips:
Liggen en slapen
Als u 's nachts last hebt, kunt u een kussen tussen uw knieën en enkels leggen. Zijligging is
vaak een plezierige houding.
In en uit bed komen
Bij het uit bed komen kunt u het beste proberen op uw zij te rollen met uw knieën tegen elkaar
aan. Als u dan uw voeten buiten het bed steekt, kunt u zich daarna met uw armen opduwen tot
u zit, en vervolgens opstaan.
Zitten
Zitten is vaak een probleem. Het lijkt soms alsof er geen stoel te vinden is die lekker zit.
Probeer heel bewust eens een aantal stoelen uit: hoge, lage, zachte en harde. Elke vrouw heeft
zo haar eigen voorkeur. Sommige zwangere vinden het prettig om op een tuinstoel te zitten.
Wat u zelf prettig vindt, is het belangrijkst.
Staan
Langdurig staan op een plaats is vaak een probleem. Vaak is de beste oplossing het staan te
vermijden door te gaan zitten of te gaan lopen. Als dit niet mogelijk is, dan kan het afwisselen
van houding plezierig zijn.
Trappenlopen
Als trappenlopen problemen oplevert, probeer dan eens zittend de trap af te gaan. Ook kunt u
iedere keer dezelfde voet bijtrekken per trede. Achter uit de trap op en af is een andere
oplossing.
Aan- en uitkleden
Instapschoenen kunnen veel ongemakkelijke bewegingen besparen, evenals zittend aan- en
uitkleden.
Vrijen
Probeer bij gemeenschap een houding te vinden waarbij u uw benen niet extreem spreidt.
Zijligging blijkt vaak een plezierige houding.
Keukenwerkzaamheden
Zitten op een kruk met wieltjes is minder belastend dan de hele tijd opstaan en gaan zitten.
Duw de kruk wel naar achteren met uw voeten, maar probeer niet al zittend op deze manier de
kruk naar voren te halen.
Autorijden
Bij het instappen kunt u een plastic zak op de stoel leggen. U gaat hierop zitten met uw knieën
bij elkaar en al draaiend, met het plastic op de stoel, haalt u uw benen naar binnen. Om onder
het rijden niet van de stoel te glijden, moet u de plastic zak wel verwijderen.
Bij het rijden kunnen snelle bewegingen van de voet (remmen) pijnlijk of onmogelijk zijn.
Vraag dit aan de verloskundige of aan je fysiotherapeut. Ook verwijs ik hiervoor naar het
boekje van Josée Busnel: Bekkeninstabiliteit. Hierin staan veel handige tips en adviezen.
Fysiotherapeutische begeleiding
Heel belangrijk is om de spieren in en rondom het bekken te trainen en in conditie te houden.
Tegen de verweking van de banden valt niets te doen maar door de spieren te trainen kunnen
deze een deel van de stabiliteit over nemen. We praten dan over de bekkenbodemspieren, de
dwarse en schuine buikspieren, de bil- en beenspieren en de arm-, borst- en rugspieren. Deze
spieren kunnen onder begeleiding van een fysiotherapeut getraind worden en ook thuis
kunnen hiervoor oefeningen gedaan worden.
Ook kan de fysiotherapeut massage geven ter ontspanning van het bekkengebied. Dit kan
pijnverlichting geven.
Voor de keuze van de juiste bekkenband die voor jou het meest geschikt is het belangrijk met
de fysiotherapeut te overleggen. Als een band te los of te strak zit heb je er niets aan. Deze
moet dus aangemeten worden. Door de band om het bekken heb je meer stabiliteit, waardoor
je beter kunt bewegen en tegelijkertijd minder pijn hebt.
Tijdens de bevalling
Een vrouw met bekkeninstabiliteit heeft bij de bevalling meer kans om de banden te
beschadigen dan een vrouw die nergens last van heeft. Aan de ander kant zijn deze klachten
ontstaan door extra soepelheid van de banden rond het bekken, waardoor je mag aannemen
dat de baby makkelijker door het bekken heen gaat en niets een vlotte bevalling in de weg
staat. Een nadeel van de snelle bevalling is wel dat door extra druk op de banden de kans op
beschadiging toeneemt. Daarom is het belangrijk je goed voor te bereiden op de bevalling.
Voorlichting over wat je het beste kunt doen tijdens de bevalling van de verloskundige of
gynaecoloog is hierbij van belang. De mensen rondom de bevalling moeten weten dat er
bekkenklachten zijn. Een zwangerschapscursus of oudercursus kan een belangrijke rol spelen
in de voorbereiding. Ga hier samen met je partner heen om beide voorbereid te zijn op wat
komen gaat. Doordat je partner voorbereid is kan hij jou rustiger tegemoet treden en zorgen
dat je vertrouwen blijft houden in het hele proces. Informeer bij de verloskundige of
gynaecoloog.
Na de bevalling
In deze periode komt aan het licht of er hormonale of mechanische instabiliteit is. Hormonale
instabiliteit is bekkeninstabiliteit die ontstaat door de verweking van banden waarschijnlijk
door bepaalde hormonen. Mechanische instabiliteit wil zeggen dat er tijdens de bevalling
schade is ontstaan aan het bekken. Meestal zal het gaan om hormonale instabiliteit.
Na de bevalling is rust een noodzaak. Maar met rust wordt niet bedoeld de hele dag op bed
liggen. Doe je dit wel kun je klachten erbij krijgen zoals trombose en botontkalking. Even
staan of zitten is al belangrijk. Ook in bed kun je de dwarse buikspieren en de
bekkenbodemspieren blijven trainen. Deze spieren helpen om de bewegingen in het dagelijks
leven weer goed en pijnvrij te kunnen uit voeren. Neem niet te snel je oude levenspatroon
weer over want dan kunnen de klachten weer terug komen. Volg de voorgeschreven regels
op! Ook de periode na de bevalling moet je het kind niet zelf tillen en uit bed halen of in bad
stoppen. Deze belasting is op dit moment nog te groot. Laat je partner of de kraamhulp dit
doen!
De Beroerte
Een beroerte heet in vaktaal Cerebro Vasculair Accident CVA. Dat betekent letterlijk: een
ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Dit ongeluk gaat meestal om een stoornis in de
bloedtoevoer door een afgesloten bloedvat in een deel van de hersenen, herseninfarct (80%).
In een kleiner aantal gevallen springt een bloedvat in de hersenen, hersenbloeding (20%).
De hersenen zijn dag en nacht in bedrijf, daarvoor is veel energie nodig. Om die energie te
kunnen produceren hebben de hersenen zuurstof nodig. Zuurstof wordt aangevoerd via het
bloed. Het bloed stroomt vanuit het hart via vier slagaders naar de hersenen. Dit is een
onophoudelijke stroom die zuurstof en andere belangrijke voedingsstoffen bevat. Van het
bloed dat ons hart verlaat is 20% voor de hersenen bestemd. U begrijpt dan ook dat
bloedtoevoer van essentieel belang is voor het goed functioneren van de hersenen.
Als de bloedvoorziening en daardoor dus ook de zuurstofvoorziening door één of andere
reden verstoord raakt, treedt er binnen zeer korte tijd een onherstelbare beschadiging op.
Herseninfarct.
Bij een herseninfarct wordt een slagader in de hersenen afgesloten, een oorzaak kan zijn
bloedklontering (trombose) of verstopping (embolie). Hierdoor ontvangt een gedeelte van de
hersenen te weinig zuurstof, waardoor hersencellen afsterven.Vaak wordt het ontstaan van een
herseninfarct bevorderd door slagaderverkalking (atherosclerose), waardoor bloedvaten
dichtslibben (voor meer info zie Aderverkalking). Een herseninfarct komt vooral voor bij
oudere.
Fig 1
Atherosclerotische bekleding bij de
splitsing van de halsslagader.
De doorsneden tonen de vernauwing
van het bloedvat.
Fig 2
Voorbeeld van een embolie.
De bloedstroom vervoert een embolie
van de halsslagader naar de hersenen
In de kleinere vaten loopt de embolie
vast en veroorzaakt één of meerdere
verstoppingen
Hersenbloeding
Wanneer er een bloedvat in de hersenen scheurt noemt men dat een hersenbloeding.
Oorzaken kunnen zijn een zwakke plek in een bloedwand, een ongeval, een tumor of een
zwelling. Bij een hersenbloeding stroomt er bloed het hersenweefsel binnen, waardoor er
beschadigingen optreden. Een hersenbloeding loopt vaker fataal af dan een herseninfarct.
Hersenbloedingen worden niet vooraf gegaan door TIA’s en zelden door andere
waarschuwingssignalen
Fig. 3 Bloeding in de hersenen.
1. Slagader met zwakke plekken 2. Door de bloeddruk rekt de zwakke plek uit.
3. De slagader barst open en het bloed stroomt in de hersenen.
Symptomen
Herseninfarct is soms te herkennen aan bepaalde voortekenen. Deze zijn het gevolg van een
tijdelijk zuurstoftekort in de hersenen, dat later weer herstelt. Ze worden TIA’s genoemd
(Transient Ischaemic Attack). Een TIA komt altijd plotseling, duurt vaak minder dan twintig
minuten en is meestal binnen enkele uren volledig verdwenen.
Uitvalsverschijnselen bij een TIA
 Wartaal spreken, niet meer uit de woorden komen of moeilijk spreken
 Dubbelzien of blindheid in één oog
 Eenzijdig verlies van krachten of verlamming van arm en /of been
 Een scheeftrekkend gezicht, afhangende mondhoek
 Hevige draaiduizeligheid, coördinatie- of evenwichtsstoornissen
 Krachtverlies in arm of been
Verschijnselen die niet duiden op en TIA
 Bewustzijnsstoornis.
 Stuiptrekkingen, duizelingen of tintelingen zonder andere verschijnselen.
 Incontinentie.
 Verschijnselen die horen bij migraine, zoals het zien van knipper lichtjes, kleuren of
zigzagrandjes.
 Geheugenverlies.
Tegenwoordig is men voorzichtiger met het gebruik van de term TIA. Als de verschijnselen
niet binnen 1 tot 2 uur verdwijnen, is er wellicht toch sprake van een 'echte' beroerte. Het is
dan ook zaak om dit soort verschijnselen altijd serieus te nemen.
Risicofactoren
Een beroerte is een vaatziekte. De risicofactoren komen overeen met die van hart- en
vaatziekten. Door de risicofactoren van een nieuwe beroerte te verminderen, wordt ook de
kans op hart- en andere vaatziekten verkleind. Risicofactoren versterken elkaar, een
combinatie van hoge bloeddruk, overgewicht en roken maakt de kans op een beroerte veel
groter dan één afzonderlijke factor.
Slagaderverkalking speelt een belangrijke rol bij herseninfarcten. Bij de geboorte zijn de
bloedvaten nog mooi glad, maar met de jaren krijgen we allemaal slagaderverkalking.
Bij ieder mens stapelen zich de vetachtige stoffen op in de bloedvatwanden, alleen de snelheid
waarmee dat gebeurt, verschilt per persoon.
Factoren die het risico van een ‘beroerte’vergroten.
1. Bloeddruk. Een verhoogde bloeddruk of hypertensie is de belangrijkste risicofactor
voor het krijgen van en hersenbloeding. De wanden van de bloedvaten staan constant
onder hoge druk. Hierdoor rekken zwakke plekken eerder uit en scheuren open. Hoge
bloeddruk bevordert slagaderverkalking en is ook een risicofactor voor het krijgen van
een herseninfarct.
2. Roken. Roken beschadigt de wanden van de bloedvaten en versnelt daardoor het
proces van slagaderverkalking, het verhoogd het cholesterolgehalte in het bloed.
Roken vernauwd de bloedvaten en verhoogt de bloeddruk. Ook heeft roken tot gevolg
dat bloedplaatjes sneller samen klonteren. Het effect op de bloedplaatjes is binnen één
dag nadat u gestopt bent verdwenen. Ook is er binnen enkele maanden herstel te zien
in de bloedwand, verlaging van het cholesterol en daling van de bloeddruk Alleen de
opgelopen slagaderverkalking blijft bestaan.
3. Cholesterol. Cholesterol is een vetachtige stof die in verschillende soorten vetbolletjes
vervoerd wordt in het bloed. Afhankelijk van de samenstelling van de vetbolletjes
onderscheiden we ‘goed en ‘slechte’ cholesterol. Het ‘goede’cholesterol (High
Density Lipoproteins, HDL) gaat naar de lever, het slechte cholesterol ( Low Density
Lipoproteins, LDL) dringt door in de bloedvatwand en veroorzaakt
slagaderverkalking(atherosclerose). Lichaamsbeweging verhoogt de hoeveelheid goed
cholesterol in het bloed. Vet eten, vooral in de vorm van verzadigde vetzuren of
dierlijk vet, verhoogd de hoeveelheid slecht cholesterol.
4. Lichaamsbeweging. Lichaamsbeweging verlaagt de bloeddruk, verlaagt het gehalte
aan slecht cholesterol (LDL) in het bloed en heeft een gunstige invloed op
lichaamsgewicht. Het is dus niet verwonderlijk dat een gebrek aan lichaamsbeweging
de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Drie keer tien minuten of twee keer een
kwartier is per dag voldoende. Kortere periodes heeft geen zin.
5. Alcohol. Bij een dagelijkse dosis van twee glazen alcohol stijgt het risico op hart- en
vaatlijden.
6. Overgewicht. Mensen met ernstig overgewicht lopen een verhoogde kans op
chronische ziekte. Ook vergroot het overgewicht de sterfte kans. De genoemde
risicofactoren gaan vaak samen met overgewicht bv. hoge bloeddruk.
7. Homocysteine. Homocysteine ontstaat bij de afbraak van eiwitten. Sommige mensen
hebben een erfelijke aandoening, waardoor zij een verhoogde homocysteine hebben in
het bloed.
8. Diabetes mellitus. Het bloed vervoert suiker in de vorm van glucose in het bloed. Een
patiënt met diabetes mellitus, suikerziekten kan de hoeveelheid glucose in zijn bloed
niet regelen.
9. Erfelijk. Herseninfarcten zelf zijn zelden erfelijk.Erfelijke aanleg kan de kans op een
beroerte wel verhogen. Iemand kan door erfelijke aanleg een hoge bloeddruk hebben,
veel LDL- cholesterol, homocysteine in zijn bloed of diabetes krijgen.
Hersenbloedingen daar in tegen zijn soms wel erfelijk. Zwakke plekken in de
bloedwand kunnen namelijk erfelijk zijn. In sommige families komt een plaatselijke
verwijding van en bloedvat veel voor (aneurisma)
10. Hart en vaatlijden. Bij hartritme stoornissen of afwijkingen aan de hartkleppen kan
zich een stolsel in het hart vormen. Een embolie (een afgebroken stukje stolsel) uit het
hart kan vast lopen in de bloedvaten en daar een TIA of herseninfarct veroorzaken. Bij
één op de vijf mensen die een beroerte krijgt, is de oorzaak een embolie uit het hart.
Gevolg
Wat onze hersenen allemaal kunnen, merken we pas goed als we een functie van de hersenen
moeten missen. Simpele dingen zoals een pen op tafel zien liggen, besluiten deze te pakken en
dat vervolgens te doen, vergt inzet van veel gebieden van de hersenen.Als na de beroerte één
schakel is uitgevallen kan de handeling niet goed meer worden uitgevoerd.Wanneer de
motorische schors is aangetast kan iemand zijn arm niet meer bewegen om de pen te pakken.
Als iemand niet meer weet waar zijn arm zich bevindt, kan hij de beweging hiervan niet meer
sturen.De uitvalsverschijnselen na een beroerte kunnen zijn.
Verlamming.
Na een beroerte heeft meer dan 80% van de gevallen één of andere verlamming. De
verlammingen na een beroerte in de grote hersenen beperken zich altijd tot één kant van het
lichaam. We spreken dan van een halfzijdige verlamming oftewel hemiplegie. Verlammingen
aan de rechterkant worden veroorzaakt na een beroerte aan de linkerkant, en halfzijdige
verlamming links wordt veroorzaakt door een beroerte rechterkant
Gevoelsstoornis
De gevoelsstoornissen zijn halfzijdig en treden vrijwel altijd op aan de kant van de
verlamming. Er kunnen verschillende vormen op treden bijvoorbeeld niet meer voelen van
pijn, kou en warmte of aanraken. Of dat iemand helemaal niet meer voelt.Ook kan het zo zijn
dat iemand constant prikkelingen of tintelingen voelt (paraesthesiën). Het zogenaamde diepe
gevoel kan ook verstoord zijn. Iemand kan niet goed meer voelen hoe de stand van zijn arm of
been is. Wanneer iemand niet meer voelt hoe de stand van arm of been is kan hij nauwelijks
meer lopen.
Verwaarlozing (neglect)
Iemand met verwaarlozing of neglect heeft geen aandacht voor één kant van zijn lichaam en
voor de omgeving aan deze kant van zijn lichaam. Één kant van het lichaam bestaat niet.Hij is
zich er niet van bewust. Zoals geldt voor alle gevolgen van een beroerte pakt een neglect niet
voor iedereen hetzelfde uit. De neglect kan sterker zijn als iemand moe is of als er links en
rechts veel dingen tegelijk gebeuren.
Stoornis in het zien
Bij Hemianopsie is een deel van het gezichtsveld wazig. Het wazige gebied wordt niet
veroorzaakt door uitval van één oog. In beide ogen is hetzelfde stukje aan de linker- en
rechterkant van het gezichtsveld weggevallen. De uitval is het gevolg van een beschadiging in
de hersenen. Iemand heeft uitvalsverschijnselen van het oog door beschadiging van de
oogzenuw.
Afasie
Afasie is een spraakstoornis. De medische term voor spraakstoornis is dysartrie. Iemand met
een spraakstoornis spreekt moeilijk, omdat hij moeite heeft met het bewegen van de spieren
van zijn mond, tong en keel. Bij afasie is de functie van het taalcentrum in de hersenen
verstoord. Iemand kan moeite hebben van het vinden van de juiste woorden, terwijl hij precies
weet wat hij wil zeggen. Iemand kan de verkeerde woorden gebruiken hij zegt ‘trui’maar
bedoeld ‘broek’.
Apraxie
Iemand kan in woorden uitdrukken hoe hij iets moet doen, maar hij kan het niet uitvoeren.
Dit onvermogen is niet het gevolg van verlamming, gevoelsstoornis of verwaarlozing.
Hij kan bijvoorbeeld geen koffie meer zetten, omdat hij de koffie op het schoteltje legt het
water in het kopje en de koffiefilter in zijn hand houdt.
Pijn
Pijnklachten kunnen zijn gewrichtpijn, gezwollen of koude benen aan de verlamde of
verwaarloosde kant en drukpijn. Pijnklachten die het gevolg zijn van gevoelsstoornis kunnen
heel hardnekkig zijn. Iemand heeft het gevoel dat hij zich verbrand heeft of constant met
naalden in een arm of been wordt gestoken.De pijn ontstaat soms direct na de beroerte, maar
kunnen zich ook ontwikkelen enige weken tot maanden later.
Epilepsie
Epilepsie ontstaat kort na een beroerte of pas na enige tijd. Het eerste jaar na de beroerte is de
kans 5% daarna daalt het risico tot 1 a 2%.
Denken emoties en gedrag
Psychische gevolgen van en beroerte vallen niet gelijk. Mensen hebben vaak veel problemen
bij het verwerken van een beroerte. Dat heeft te maken met het besef dat het lichaam het
volkomen onverwacht heeft laten afweten. De vanzelfsprekendheid waarmee je op je lichaam
kon vertrouwen is verdwenen.Het kost tijd en energie om die ervaring te verwerken.
Tempo
Het tempo waarin iemand informatie verwerkt kan vertraagd zijn
Vergeten
Bij geheugen problemen wordt de informatie sneller vergeten
Aandacht
Achteruitgang in de concentratie. Concentratieproblemen.
Lachen en huilen
De stemming kan veranderen. Sommige mensen trekken zich terug en zijn somber. Anderen
kunnen hun emoties niet in bedwang houden, ze zijn snel kwaad of lachen en huilen terwijl
daar geen aanleiding voor is. Soms lukt het ze niet om te stoppen.
Star
Alles moet op tijd gebeuren en in vaste volgorde.
Moe
Na een beroerte klaagt bijna iedereen over vermoeidheid.Alles kost ook veel energie
Depressie
Het is belangrijk om deze gevoelens bij iemand te herkennen. Bij een depressie is iemand niet
gemotiveerd voor revalidatie. Een depressie maakt het leven voor de betrokkenen extra
moeilijk. Een depressie kan behandeld worden door medicijnen.
Behandeling.
Fysiotherapeut
Het werk van de fysiotherapeut richt zich vooral op het zo goed mogelijk functioneren van het
eigen lichaam.Het belangrijkste doel na een beroerte is dat er weer controle komt over
het eigen lichaam, waarbij gezonde en aangedane zijde zoveel mogelijk samenwerken.
Verder wordt er geprobeerd ongunstige gevolgen van de verlammingen en bedrust tegen te
gaan. Er kunnen dwangstand of contracturen van de armen en benen ontstaan.De
fysiotherapeut richt zich vooral op de aangedane zijde. De patiënt is nogal eens gewend deze
zijde te verwaarlozen. Door oefeningen probeert men te stimuleren dat de patiënt zich meer
bewust wordt van de verlamde zijde.De fysiotherapeut richt zich zowel op de aangedane als
op de gezonde zijde, balans-, evenwichtsoefeningen en functioneel trainen als lopen, opstaan,
gaan zitten en liggen zijn van groot belang.
Ergotherapeut
Kijkt in hoeverre iemand zich kan redden, huishoudelijk werk kan verrichten of misschien
ook nog ander werk.Hij gaat na wat de beperkingen zijn die iemand heeft door zijn handicap.
Vervolgens traint hij met de patiënt de vaardigheden zodat hij een zo zelfstandig mogelijk
leven kan leiden. Zonodig adviseert hij extra hulpmiddelen of voorzieningen die in het huis
aangepast moeten worden.
Logopedist
Richt zich op de communicatie en probeert de taal en de spraak te verbeteren. De logopedist
adviseert ook slikstoornissen. Als de slikstoornissen leiden tot problemen bij het eten, vraagt
hij advies bij diëtist.
Diëtist.
Adviseert de patiënt op de voeding. Om de kans op herhaling van een beroerte te verkleinen,
krijgen de patiënten soms een speciaal dieet.
Neuro-psycholoog
Helpt de patiënt bij het verwerken van de ziekte. Hij onderzoekt of de patiënt onzichtbare
stoornissen heeft en zoekt naar manieren waarop de patiënt met de verloren psychische
functies zo goed mogelijk kan leven
Maatschappelijk werkster
Begeleid de patiënt met maatschappelijke zaken, zoals financiën en de verzekeringen.
Daarnaast ondersteunt zij de partner bij de verwerkingsprocessen
Revalidatiearts
Is verantwoordelijk voor de gehele revalidatie van de patiënt.Hij inventariseert wat haalbaar is
Bursitis
De schouder bestaat uit drie botstukken, de scapula (schouderblad), de humerus (bovenarm)
en de clavicula(sleutelbeen)(fig.1). Er zijn een aantal belangrijke ligamenten rondom het
schoudergewricht. Ligamenten zijn bindweefsel structuren welke beenderen verbinden. Het
gewrichtskapsel van de schouder wordt gevormd door een groep van ligamenten welke de
humerus (bovenarm) verbinden met het glenoid (de kom van het schouder gewricht) van de
scapula (sleutelbeen). De volgende laag rondom het gewrichtskapsel bestaat uit spieren en
pezen. De pezen van vier spieren vormen de rotator manchet.De spieren zijn de supraspinatus,
de infraspinatus, de teres minor en de subscapularis. De pezen zitten vast aan het bot. Spieren
zijn in staat om botstukken te bewegen door via de pezen aan de botstukken te trekken.
fig.1
In het schoudergewricht bevinden zich enkele slijmbeurzen (bursae). Deze slijmbeurzen
(bursae) bevinden zich op plaatsen waar wrijving kan optreden door bewegingen.
Bewegingen van pezen of spieren moeten met zo min mogelijk wrijving kunnen plaatsvinden.
Een slijmbeurs is gevuld met een dun laagje smeervloeistof. Het functioneert er als een soort
rollagertje. Een slijmbeurs is een soort stootkussentje. Op tientallen plaatsen in het lichaam
vindt men dergelijke slijmzakjes. Deze slijmbeurzen kunnen ontsteken als zij bijvoorbeeld
overbelast raken waardoor een zeer pijnlijke aandoening ontstaat. Een bursitis is een
ontsteking van een slijmbeurs dat zich bevindt op de plaats van de aanhechting van een pees
op het bot. De structuren die aan weerszijden van de slijmbeurs liggen kunnen daardoor met
een minimale wrijving bewegen. Een ontsteking van een slijmbeurs (bursa) kan in enkele
dagen ontstaan (acuut) of een zeer langzaam (chronisch) verloop hebben.
Symptomen
Belangrijkste verschijnselen zijn roodheid, zwelling, pijn, warmte en een gestoorde functie.
De pijn kan ontstaan of toenemen o.a:
 Bij het bewegen van de arm van het lichaam af (abductie) waardoor de
slijmbeurs knelt
 Bij het opzij bewegen van de arm, vanaf ongeveer 60° - 130°
 Het spannen van de spier die de arm opzij beweegt. Door het bewegen kan de
bursa klem komen te zitten.
 Het liggen op de arm
Acute bursitis subdeltoidea (subacromialis):
Felle zeer sterke onaangename pijn rond de schouder en pijn in boven en onderarm uitstralend
binnen enkele dagen.
1. Het zijwaarts heffen van de arm is praktisch niet mogelijk in verband met een
vermoeiende verlammende pijn.
2. De beweging van de arm achter de rug is eindstandig beperkt en pijnlijk
3. De beweging naar buiten van de onderarm met een 90 graden gebogen
elleboog met de bovenarm tegen het lichaam is eindstandig pijnlijk en beperkt.
De chronische bursitis subdeltoidea(subacromialis):
1. Het meest kenmerkende is wel het langzame steeds in toenemende mate
progressieve karakter van de pijn en van de bewegingsbeperkingen in de
eindstanden.
2. Pijn wordt meestal gevoeld aan de buitenkant (lateraal),voorkant (ventraal) van
de bovenarm en kan gevoeld worden tot halverwege de bovenarm.
3. Vaak is er tijdens het heffen van de arm een middenfase waarin de pijn komt
en vervolgens als de arm bijna helemaal gestrekt is weer verdwijnt ("Painful
arc"). Pijnlijk moment in een middendeel van de beweging van onder naar
boven met de gestrekte arm Bij ongeveer 60° komt de pijn en bij ongeveer
130° zakt het weer af.
Oorzaken
Elke keer als de arm geheven wordt kan er wrijving ontstaan doordat de pees (van de spier
m. supraspinatus) inklemt. Dit inklemmen, wordt impingement genoemd. Impingement
treedt, in verschillende gradaties, op in elke schouder. Ze worden veroorzaakt door de
alledaagse bewegingen van de arm boven schouderhoogte. Echter continu werken met de arm
boven schouderhoogte of zelfs boven het hoofd, zoals repeterende acties als een bal gooien,
schilderen etc. kan leiden dat impingement een probleem kan worden.
Een overbelasting of een trauma ontstaan bij het trekken en duwen van zware voorwerpen
kunnen leiden tot een bursitis. Soms ontstaat bursitis na een gedwongen periode van rust.
Bursitis ontstaat voornamelijk door aanhoudende wrijving, stoten of druk.
De ontsteking komt regelmatig voor in combinatie met een peesontsteking. Als er een
peesontsteking aanwezig is zijn er ontstekingsverschijnselen aanwezig. Één van de
verschijnselen is dat er een zwelling optreedt. Door de zwelling kunnen andere structuren
ingeklemd raken, hierdoor ontstaat irritatie in de omliggende structuren.
Wat u zelf kunt doen
U kunt het beste eerste 2 dagen rust houden met de aangedane arm, maar geen absolute rust.
Bewegen binnen de pijngrens. U kunt pendelbewegingen maken (op een stoel zitten arm laten
hangen tussen beide benen en kleine rondjes draaien met de arm) om ontspanning in de
schouder/arm te verkrijgen. De arm niet boven de 90° bewegen en niet op de aangedane zijde
slapen. Dit om inklemming te voorkomen.
Fysiotherapie
De fysiotherapeut kan u helpen de klachten te verminderen. Hierbij kunt u denken aan een
stukje voorlichting. De fysiotherapeut kan diverse middelen gebruiken om de pijn te
verminderen. De therapeut kan gebruik maken van fysiotechniek (Ultrageluid, stroom en
Ultra Korte Golf), maar de tendens ligt veel meer naar de actieve aanpak van het probleem.
Door middel van stretchen van de spieren en het kapsel rond het schoudergewricht, alsmede
het versterken van, met name de rotator manchet, zal geprobeerd worden weer het volledige
bewegingsbereik te herstellen. Naast het herstellen van de kracht zal ook de coördinatie een
belangrijke rol spelen. Deze combinatie laat u de kop van de bovenarm weer goed in de kom
bewegen zonder dat de pezen of de slijmbeurs (bursa) klem komen te zitten. De
fysiotherapeut maakt voor u, indien noodzakelijk, een persoonlijk revalidatieprogramma om
de kracht en de mobiliteit rondom de schoudergordel weer optimaal te maken. Zie oefeningen
van het ziektebeeld frozen shoulder. Het verwachte herstel bij een acute bursitis is ongeveer 3
tot 8 weken.
Mogelijke behandelingen van specialisten
Injectie
Een lokale injectie in de bursa met een verdovend middel(corticosteroid -ontstekingsremmer).
Als u een injectie hebt gekregen dan is het verstandig om niet op de arm te gaan slapen en om
niet boven de 90° met de arm te bewegen.
fig.2
Operatie
Als alle bovenstaande therapieën geen resultaat hebben gegeven, kan de schouder in
aanmerking komen voor een operatie. Het doel van de operatie is het vergroten van de ruimte
tussen het acromion en de pezen van de rotator manchet. De chirurg moet eerst de botsporen
onder het acromion verwijderen, die tegen de pezen en de bursa aanschuren. Normaal
gesproken verwijdert de chirurg een klein gedeelte van het acromion om de pezen meer
ruimte te geven. Bij patiënten die een naar beneden gericht acromion hebben, zal er meer bot
verwijderd moeten worden. Het komt vaak voor dat er een degeneratie door artrose te zien is
van het AC-gewricht. Als er een reden is dat er artrose is in het AC-gewricht, kan het uiteinde
van sleutelbeen (clavicula) verwijderd worden. Deze operatie wordt de resectie arthroplastiek
genoemd. Hierbij wordt de laatste inch van het sleutelbeen verwijderd. Het idee hierachter is
om de pijn veroorzaakt door bot op bot wrijving te stoppen. Het littekenweefsel wat hierna
gevormd wordt, vormt een stabiele, flexibele verbinding tussen het sleutelbeen en het
acromion. Dit wordt ook wel een pseudo-gewricht genoemd. In de meeste gevallen worden de
operatie arthroscopisch verricht. Soms is een open schouder operatie noodzakelijk.
Revalidatie
Revalidatie na een operatie kan een langzaam proces zijn. Er zal enige maanden fysiotherapie
moeten worden doorlopen, voordat er volledig herstel optreedt. De schouder zo snel mogelijk
weer bewegen is een van de belangrijkste opties. Dit moet echter wel in een uitgebalanceerd
revalidatieprogramma gedaan worden om het herstel van de weefsels te waarborgen. De
therapie kan na een arthroscopische ingreep snel gaan. Het belangrijkste is om niet te veel te
snel te doen. Dit om irritatie van het genezende weefsel te voorkomen. Mocht er sprake zijn
van het snijden in spieren c.q. pezen, dan zal de therapie langzamer verlopen. Er zal begonnen
worden met passieve oefentherapie (patiënt doet niets) wat daarna overgaat in geassisteerd
actief (patiënt werkt mee) tot actief (patiënt doet alles zelf). Na een aantal weken is het
weefsel hersteld en kan er begonnen worden met de echte spierkrachttraining. Het accent van
de oefeningen ligt op het versterken en verbeteren van de coördinatie (controle) van de
schouderspieren. In het laatste stadium zal er werksituatie gericht en sportspecifiek geoefend
worden.
Het Carpaal Tunnel Syndroom
De carpale tunnel is een beperkte ruimte aan de voorkant van de pols die gevormd wordt door
de handwortelbeentjes. Door deze ruimte lopen de pezen die de vingers en de pols buigen en
een gevoelszenuw, de nervus medianus, die innerveert de duim, de wijsvinger, de
middelvinger en de deel van de ringvinger. De ruimte wordt overkoepeld door een taaie
gewrichtsband, de flexor retinaculum, die voorkomt dat de pezen van de pols terugtrekken als
deze is gebogen. In de carpale tunnel is weinig of geen ruimte om uit te zetten. Enige zwelling
op die plek, door welke oorzaak ook, zal de nervus medianus samendrukken en geleiding van
zenuwprikkels in de weg staan.
Het carpaal tunnel syndroom valt ook wel onder de naam RSI. RSI is een overkoepelende
naam voor een aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek
en de arm. Het laatste jaar wordt ook wel over de naam CANS gesproken omdat RSI de
aandoening niet goed onderscheidt. Maar dit is nog zo nieuw dat RSI nog het meest gebruikte
woord is.
Symptomen
De klachten worden veroorzaakt door beknelling van de zenuw en bestaan uit een tintelend of
pijnlijk gevoel in de hand en de vingers en vooral het verzorgingsgebied van de zenuw, dat
wil zeggen de duim, wijs- en middelvinger en een deel van de ringvinger. Ook kan een
verdoofd gevoel van de vingertoppen ontstaan en een verminderde kracht waardoor
gemakkelijk dingen uit de hand kunnen vallen. Soms kan er een gevoel ontstaan alsof de hand
gezwollen is. De pijn kan uitstralen via de onderarm en elleboog tot in de schouder.
In de nacht nemen de klachten vaak in ernst toe waardoor men er wakker van kan worden.
Maar ook overdag kunnen zij optreden, bij b.v. autorijden, het lezen van de krant en fietsen.
Ook na stevige handenarbeid kan verergering optreden. Het is te vergelijken met een
slaapbeen. Wanneer men lang met de benen over elkaar zit heeft men wel eens een doof en
tintelend gevoel in het onderbeen en ook dan wordt een zenuw, die zich in de knieholte
bevindt, afgekneld. Een groot verschil met het carpaal tunnel syndroom is dat men zelf niet in
staat is om de druk van de zenuw af te halen.
Oorzaken
Alle structuren die ruimte in de tunnel innemen en de zenuw daardoor beknellen, kunnen
klachten veroorzaken. In de meeste gevallen weet men niet wat de oorzaak is. Hieronder
worden een aantal oorzaken genoemd die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een
carpaal tunnel syndroom:
 Repeterende bewegingen van de pols met name als daar kracht bij nodig is.
 Polsbreuk waarbij de middenhandsbeentjes verschuiven, de zenuw wordt dan bekneld
door bot of pees.
 Zwelling van het bindweefsel van de pezen. Bij het zwellen van bindweefsel kunnen
hormonale veranderingen een rol spelen zoals voorkomen bij zwangerschap en in de
overgang.
 Ontstekingsverschijnselen
 Vertraagde functie van de schildklier waardoor vochtophoping ontstaan.
 Suikerziekte. Water wordt niet goed opgenomen in de bloedbaan, hierdoor kan er veel
oedeem ontstaan en zo krijg je vochtophoping.
Behandeling
Als de diagnose carpaal tunnel syndroom zeker is zal de neurochirurg de
behandelingsmogelijkheden met de patiënt bespreken. Soms is geen behandeling nodig of kan
men beter afwachten indien de klachten gering zijn of van voorbijgaande aard (bijvoorbeeld
in de zwangerschap). Ook kan een spalkje van kunststof worden aangemeten waarmee de pols
rust krijgt en de klachten kunnen afnemen. Een injectie in de pols met bijnierschorshormonen
(cortison) en een plaatselijk verdovend middel kan lange tijd goed helpen. Over het nut
hiervan zijn de meningen verdeeld. Wanneer dit allemaal niet helpt zal er gekozen worden
voor een operatie waarbij de spalk ter overbrugging van de eventuele wachttijd verlichting
kan geven.
Operatie
Voor de operatie moeten bloedverdunnende medicijnen worden gestaakt, als de patiënt deze
inneemt, dit in overleg met de arts. De hand wordt plaatselijk verdoofd door een meestal als
pijnlijk ervaren prik in de handpalm of de pols. Nadien is de ingreep niet pijnlijk meer. Het
gevoel in de vingers blijft vaak aanwezig. De verbinding tussen de pink en duimmuis, het dak
van de carpale tunnel (flexor retinaculum) wordt doorgesneden, waardoor de inhoud en dan
vooral de zenuw van de beknelling wordt verlost. Sommige chirurgen verkiezen de ingreep
als een kijkoperatie uit te voeren. De operatie duurt ongeveer een kwartier tot een half uur.
Na verbinden van de hand wordt een draagdoek aangemeten.
Na de operatie
Na enkele uren is de verdoving uitgewerkt en kan napijn met paracetamol (eventueel samen
met codeïne) worden bestreden. Het is raadzaam de vingers gewoon te blijven bewegen wel
dient de handpalm wat rust te hebben en moet krachtzetten enkele weken worden vermeden.
Deze rust is nodig voor een ongestoorde wondgenezing, omdat anders de wond open kan gaan
na het verwijderen van de hechtingen. Omdat men gedurende deze tijd (van 2 weken) de
geopereerde hand dus minder goed kan gebruiken, wordt bij de aanwezigheid van een carpaal
tunnel syndroom aan beide handen de operatie slechts één kant en meestal niet aan beide
handen tegelijkertijd verricht. De wond moet droog blijven. Na een week kan het verband er
af gehaald worden en na tien tot veertien dagen worden de hechtingen verwijderd.
Gevolgen van de operatie
De tintelingen in de vingers zijn vaak snel over maar kunnen ook langzamer verdwijnen. Dit
geldt zeker reeds voor de operatie bestaande gevoelsvermindering in de vingers, deze kan
soms blijven bestaan. Het litteken in de handpalm kan enkele maanden gevoelig blijven en het
kan nog langer duren voordat de kracht in de hand weer normaal is.
Complicaties
Zoals bij alle ingrepen kunnen ook bij een carpaal tunnel syndroom operatie onverwachte
complicaties optreden. Deze komen evenwel zelden voor. Zij bestaan uit nabloedingen en
infecties. Bij overmatige pijn of uitvloed uit de wond dient contact met de neurochirurg
opgenomen te worden.
Fysiotherapie
Onder leiding van een fysiotherapeut is het mogelijk om te werken aan de revalidatie van de
hand. De fysiotherapeut zal eerst met zekerheid de diagnose carpaal tunnel syndroom stellen.
Dit kan hij bijvoorbeeld doen met de test van Phalen of met het teken van Tinel.
De test van Phalen is als volgt: Buig de polsen, zodat de hand en onderarm een rechte hoek
maken, de vingers naar beneden wijzen, en druk dan de rug van beide handen tegen elkaar.
Als de mediale zenuw, die door de pols loopt, er niet al te goed aan toe is, zal je mogelijk
symptomen als tintelingen krijgen.
Het teken van Tinel: De fysiotherapeut zal korte tikken geven op de huid waar de zenuw
onderdoor loopt, in het geval van carpaal tunnel syndroom zal dit ter hoogte van het midden
van de pols aan de binnenzijde zijn. Wanneer de diagnose carpaal tunnel syndroom aanwezig
is zul je waarschijnlijk tintelingen voelen in een deel van de hand.
De fysiotherapeut kan als behandeling een frictie massage geven. Frictie massage is een zeer
stevige massage dwars op de richting waarin de pezen lopen. Het kan dan ook pijnlijk zijn. De
werking berust voor een deel op het stimuleren van de bloedsomloop. Pezen zijn namelijk
slecht doorbloed, en genezen daardoor langzaam. Nog belangrijker is dat door de hardheid
van de massage zwakke en ontstoken weefsels worden afgebroken, en daarna weer op een
gezonde manier kunnen regenereren.
De fysiotherapeut gaat nadat de pees is genezen krachttraining geven. De hele arm zal worden
getraind. Er zal worden begonnen met bewegingen van de vingers en de hand waarna ook de
elleboog en de schouder mee genomen kunnen worden.
Ook kan de fysiotherapeut oefeningen doen ter bevordering van de mobiliteit. Dit zijn zullen
vooral rekoefeningen zijn van de hand.
Het is van belang de hele arm weer pijnloos te kunnen bewegen en de eigen kracht en
mobiliteit weer terug te krijgen.
Het Cubitaal Tunnel Syndroom
Het cubitaal tunnel syndroom is een aandoening van één van de drie armzenuwen, de nervus
ulnaris. Deze zenuw kan op meerdere plaatsen gecomprimeerd (samengedrukt) worden. Één
van deze plaatsen is ter hoogte van de cubitale tunnel die zich bevindt in de buurt van de
elleboog, vandaar ook de naam cubitaal tunnel syndroom. Daar loopt de nervus ulnaris aan de
binnenzijde oppervlakkig en langs een benig uitsteeksel. Daar is de zenuw kwetsbaar voor
beschadiging.
Het cubitaal tunnel syndroom valt onder de naam RSI. RSI is een overkoepelende naam voor
een aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek en de arm.
Het laatste jaar wordt ook wel over de naam CANS gesproken omdat RSI de aandoening niet
goed onderscheidt. Maar dit is nog zo nieuw dat RSI nog het meest gebruikte woord is.
Symptomen
De klachten worden veroorzaakt door beknelling of voortdurende irritatie van de zenuw en
bestaan uit een pijnlijk tintelend gevoel in het verzorgingsgebied van de zenuw. Het
verzorgingsgebied van de nervus ulnaris is de pink en een deel van de ringvinger. Een ieder
kent deze ervaring tijdelijk bij het ongelukkig stoten van de elleboog waarbij de zenuw
geraakt wordt. Er kan gevoelsvermindering in pink en ringvinger optreden. Ook kan er
krachtverlies in de hand ontstaan waardoor de hand dunner wordt. Misleidend is daarbij dat de
pijnklachten en tintelingen dan vaak afnemen. In het verst gevorderde geval treden
standverandering van de vingers op door het krachtverlies van de kleine handspieren. Vaak
zijn de tintelingen en de pijn dan reeds verdwenen. De klachten van tintelingen treden
voortdurend op en kunnen verergerd worden door bewegen van de elleboog. De tintelingen
zijn hinderlijk maar bij gevoelstoornissen en krachtsvermindering, welke soms al vroeg in het
ziektebeloop kan optreden, is een bezoek aan de arts zeker aanbevolen.
Oorzaken
De oorzaken zijn ruwweg in 3 categorieën onder te brengen:



Druk op de zenuw.
Te veel ruimte, waardoor de zenuw niet op zijn plaats blijft.
Te weinig bewegingsvrijheid.
De meest voorkomende oorzaken zijn het leunen met de elleboog op de tafel (druk), en het
buigen van de elleboog in combinatie met repeterende bewegingen. Door het buigen van de
elleboog gaat de band aan de buitenkant van de tunnel strakker staan, en krijgt de zenuw
minder ruimte. De zenuw wordt zelf ook uitgerekt door het buigen van de arm.
Behandeling
Het kan zijn dat er geen behandeling nodig is omdat het mogelijk is dat door het vermijden
van te intensieve armbewegingen de klachten verdwijnen. Het belangrijkste is dat je de zenuw
rust geeft, en de elleboog niet te vaak en te veel buigt. 's Nachts kun je het beste een brace
dragen, of eventueel een kussentje gebruiken om de elleboog enigszins gestrekt te houden.
Tijdens het typen probeer je de hoek tussen onder- en bovenarm groter dan normaal te maken
(bijv. 110%). Zijn er toch blijvende tintelingen in het verzorgingsgebied van de zenuw dan
kan een operatie overwogen worden. Daarbij wordt de zenuw ter hoogte van de elleboog vrij
gelegd en iets naar de buigzijde verplaatst waar hij in het weke weefsel (gewrichtkapsels,
spieren en pezen) wat vrijer ligt (ulnaristranspositie). Soms wordt ervoor gekozen om de
zenuw alleen maar vrij te leggen en niet te verplaatsen (ulnaris neurolyse), waarbij de
bindweefselband die van de epicondylus medialis (knobbel aan binnenzijde) naar de
elleboogspunt verloopt, wordt doorgesneden.
Heel belangrijk is na te vragen wat de risico’s zijn. Want niet alle operaties behalen wat ervan
verwacht wordt.
Na de operatie
Na de operatie zal er napijn ontstaan. De vingers en de hand kunnen normaal worden
bewogen. Voor wondgenezing zal de elleboog twee weken moeten rusten. Ter bevordering
van de wondgenezing zal krachtzetten moeten worden vermeden. Er mag dus worden
bewogen maar er mag hierbij geen kracht worden gezet.
Frozen shoulder / Capsulitis adhaesiva
Een frozen shoulder ('bevroren schouder') is een schouder, waarbij de bewegingen in de
schouder sterk beperkt zijn. Om het schoudergewricht zit een kapsel (fig.1). Dit is weefsel,
een soort omhulsel, (rondom het hele gewricht) dat het schouderscharnier volledig afsluit van
weefsel buiten het gewricht.
fig.1
Tussen de schoudertop (acromion) en het ravenbekuitsteeksel (processus coracoideus) bevindt
zich een breed hard en scherp bindweefselband (het ligamentum coracoacromiale)(fig. 2).
Dit ligament vormt samen met de schoudertop (acromion) het dak van het schoudergewricht.
Tussen dit dak en de kop van de bovenarm kunnen weke delen (kapsel,pezen,slijmbeurs)
ingeklemd raken.
Het kapsel (fig. 1) neigt soms te ontsteken (capsulitis) en te verkleven (adhaesiva) cq. te
schrompelen. Het kapsel kan gaan ontsteken d.m.v overbelasting van de structuren in het
gewricht, bijvoorbeeld van pezen, slijmbeurs en spieren. Het kapsel verliest zijn elastisch
vermogen, verhard en verdikt. Dit zorgt ervoor dat we met de arm steeds minder bewegingen
kunnen uitvoeren. Het kapsel kan hierdoor gaan verkleven cq. verschrompelen
Fig.
2
Symptomen
Verschijnselen zijn beperkingen in het bewegen van de arm en pijn bij het bewegen. De arm
wordt steeds minder gebruikt en met rust gelaten. De arm kan niet meer worden opgetild,
gespreid en naar buiten gedraaid worden. Voor iedere persoon is de grote van de beperking
verschillend dit hangt af van de ernst van de frozen shoulder. Het testen van de schouder om
te beoordelen of er zich een Capsulitis adhaesiva beeld aan het ontwikkelen is kunt u doen
met 3 bewegingen.
De tests zijn positief als zij voldoen aan een van de beschrijvingen die er onder genoemd
worden.
Test 1
Ga op de rug liggen en vouw de handen. Strek daarna de armen naar boven zodat de armen
naar het plafond wijzen. Beweeg dan de armen bijna gestrekt naar achteren en probeer ze neer
te leggen. Zie fig. 3
Fig. 3
* Kunt u de arm niet plat neerleggen?
* Doet het pijn aan het eind van de beweging?
Bij een beginnende frozen shoulder kan de hele beweging wat pijn doen echter met sterke
toename van de pijn als u de arm bijna of helemaal gestrekt naar achteren heeft liggen.
Bij een gevorderde frozen shoulder heeft u veel moeite ver naar achteren te komen in verband
met de hevig toenemende pijn en sterke bewegingsbeperking.
Test 2
Vanuit ruglig met de armen langs het lichaam de ellebogen 90 graden buigen. Vanuit deze
positie de onderarmen naar buiten bewegen. Zie fig. 4
In een gezonde situatie zal de onderarm een hoek maken van tussen de 45 en 80 graden met
de vertikaal.
Zeer beweeglijke mensen kunnen de onderarmen op de tafel leggen. In het algemeen geldt in
een gezonde situatie dat de dominante arm (arm waarmee u schrijft en gooit) iets verder komt
dan de niet dominante arm.
Fig. 4
* Is er een groot verschil tussen links en rechts?
* Doet de schouder of bovenarm pijn zodra u aan het eind van de beweging bent?
* Bij een gevorderde frozen shoulder blijft de arm naar boven wijzen en komt u praktisch niet
naar buiten.
Bij een beginnende frozen shoulder kan de hele beweging pijn doen echter met toename van
de pijn als u de arm bijna of helemaal naar buiten heeft liggen.
Bij een gevorderde frozen shoulder heeft u veel moeite ver naar buiten te komen in verband
met de hevig toenemende pijn en beperking van deze beweging.
In het linker plaatje is duidelijk zichtbaar gezien van achter het hoofdeinde van een liggend
persoon dat de linker onderarm veel minder ver naar buiten komt dan de rechter. Het rechter
plaatje is dezelfde positie gezien van boven.
Test 3
Vanuit stand of zit de aangedane hand achter de rug met de gezonde hand omhoog proberen te
brengen.
Normaal gesproken zal u met de hand in het midden van de rug moeten komen. Heel
beweeglijke mensen kunnen de hand tussen de schouderbladen brengen. In het algemeen geldt
in een gezonde situatie dat de dominante arm (arm waarmee u schrijft en gooit) iets minder
hoog zal komen. Zie fig. 5
Fig. 5
* Komt u niet boven het bekken {bil} uit met de aangedane arm, of komt u praktisch niet
achter uw lichaam?
* Is er eindstandig veel pijn?
Bij een beginnende frozen shoulder kan de hele beweging veel pijn doen echter met toename
van de pijn als u de arm bijna of helemaal achter de rug heeft.
Bij een gevorderde frozen shoulder, heeft u veel moeite en krijgt u de hand nauwelijks hoger
dan de bilnaad of praktisch niet achter het lichaam.
Als deze 3 test bewegingen positief zijn; dus beperkt en pijnlijk dan kan een beginnend
Capsulitis adhaesiva ofwel frozen shoulder beeld aanwezig zijn.
Oorzaken
De oorzaken van het steeds minder kunnen bewegen van de schouder zijn niet altijd duidelijk.
Er kunnen verschillende oorzaken zijn:
 Vaak is een inklemming van het spierweefsel, pees weefsel of van de slijmbeurzen een
oorzaak van een ontsteking reactie, waardoor er een kapselreactie ontstaat
bijvoorbeeld pijn bij het bewegen.
 Pijn door beschadiging van een van de weefsels na een val op de schouder of een
verrekking.
 Na een operatief ingrijpen of fractuur (botbreuk) na een ongeval kan, deze plotselinge
ontsteking van het kapsel (capsulitis), de bewegingsvrijheid in korte tijd pijnlijk aan
banden leggen.
 Soms lijkt er of is er geen oorzaak te vinden en lijkt het ontstaan spontaan.
De fysiotherapeut
De belangrijkste behandeling bestaat uit preventie. U moet er dus voor zorgen dat er een
frozen shoulder kan ontstaan. Het ontstaan van een bevroren schouder kunt u voorkomen
door, als u een ziekte (kneuzing, ontwrichting, breuk) aan uw schouder heeft, de schouder
toch gedoseerd te bewegen, dit moet wel gebeuren op aanwijzingen van de behandelend arts
of fysiotherapeut. De fysiotherapeut leert de oefeningen correct uit te voeren en moedigt waar
nodig aan. Enkele oefeningen die de fysiotherapeut kan aanbieden:
- Pendel bewegingen.  Op een stoel zitten , benen iets spreiden de arm er tussen
laten hangen en kleine rondjes draaien. Kan ook staand met de
gezonde arm steunen op een tafel. Iets voorovergebogen staan.
De benen in schrede stand (1 been voor andere been achter
plaatsen) en de met de aangedane arm kleine rondjes draaien.
- Rek en mobilisatie
 Zie enkele oefeningen bij symptomen. De fysiotherapeut kan
oefeningen
hier bij helpen en kan meer druk geven. De fysiotherapeut zal
zoveel mogelijk bewegingsrichtingen van de schouder door
bewegen om zo de bewegingsbeperkingen proberen op te
heffen.
- Versterkende oefeningen.  Zie frozen shoulder oefeningen
Deze oefeningen worden aangepast aan de toestand (de grote van de beperking in het
schoudergewricht)van de patiënt.
Het verwachte herstel hangt een beetje af van de ernst van de frozen shoulder.
In het eerste stadium, dat ongeveer twee tot negen maanden kan duren, is de pijn het hevigst.
Beweging van het gewricht is slechts beperkt mogelijk.
Het tweede stadium treedt er stijfheid op en is het bewegingsverlies het grootst. De pijn blijft
aanwezig, maar is vaak minder hevig. De pijn is niet meer sterk op de voorgrond. Dit stadium
kan ongeveer twee tot zes maanden duren.
Het laatste stadium kenmerkt zich doordat het verstijvende proces niet meer actief is.
Beweging en functie lijken te herstellen mede door het niet meer optreden van spasmen rond
het gewricht. Het kapsel is kort en verdikt maar de snijdende pijn is verdwenen. Het kan nu
meer en meer loskomen en rekken doordat de bewegingen vanuit de patiënt zelf groter
worden. Er wil weer en kan weer bewogen worden. Dit stadium kan ongeveer twee tot negen
maanden duren.
Dus met andere woorden als we het proces zijn gang laten gaan duurt de aandoening van circa
9 maanden tot 2 jaar echter in de praktijk zie je regelmatig patiënten jaren na een frozen
shoulder die stevige restverschijnselen hebben in de beweeglijkheid van hun schouder. Vaak
blijkt dat ze onvolledig of kort of niet zijn behandeld.
De schouder blijven bewegen om de toenemende stijfheid geen kans te geven en er dan geen
of weinig verklevingen (adhaesies) kunnen ontstaan. In de 2e fase wordt dit lastiger omdat er
reeds verklevingen (adhaesies) zijn gevormd. Echter ook in deze fase blijkt een goede aanpak
gericht op automobilisatie (zelfbeweeglijkheid) wel degelijk in staat een versneld herstel van
de joint play (gewrichtsvrijheid of gewrichtsspel cq. lenigheid) en functie te kunnen
bewerkstelligen. Met behulp van de fysiotherapeut kunnen de bewegingen correct en zo ver
mogelijk uitgevoerd worden.
De pijn moet tolereerbaar cq. accepteerbaar zijn voor de patiënt. Het motiveren en coachen
van de patiënt zal vruchten afwerpen als er goed wordt meegewerkt. Het blijven sturen en
motiveren en aanpassen van de oefeningen op de verbeterde situatie is een zeer belangrijke
taak van de begeleidende fysiotherapeut.
Als dan toch de pijn niet beheersbaar en controleerbaar wordt om welke reden dan ook zal
gekozen worden voor doorverwijzing naar de huisarts voor medicatieve of andere
behandeling (injecties). Als echter ook bij deze patiënten na jaren nog restverschijnselen in de
vorm van beweging beperkingen aanwezig zijn is mobilisatie van het glenohumerale (en
scapulothoracale) gewricht door een manueel therapeut geïndiceerd
Mogelijke behandeling van specialisten
Operatie of manipulatie
Als uiteindelijk conservatieve behandeling niet helpt, is manipulatie onder narcose mogelijk.
Er wordt onder narcose voorzichtig een einde gemaakt aan de verklevingen door ze los te
scheuren (manipulatie).
Ook worden vandaag de dag middels arthroscopische operaties verklevingen inwendig
losgemaakt.
Na de operatie en manipulatie onder narcose blijven oefenen is heel belangrijk om de
verkregen ruimte in de schouder te behouden.
Golferselleboog (Mediale epicondylitis)
Ontstekingen treden op ten gevolge van lichamelijke overbelasting zoals bij zwaar werk en
zware sport, maar soms treden deze ontstekingen ook op bij reumatische ziekte.
De uitgang –itis betekent ontsteking. Een ontsteking is een proces in het lichaam met als
kenmerken warmte, zwelling, roodheid, pijn en functieverlies.
Als er ontstekingen zijn zonder dat infectie een rol speelt, dan hebben ze reumatische klachten
als pijn en stijfheid tot gevolg.
Iedereen kan dergelijke ontstekingen krijgen als er te veel druk of kracht wordt uitgeoefend
op een bepaalde plaats. Vooral als u niet getraind bent. Een plotselinge krachtsinspanning,
bijvoorbeeld bij het tillen van iets zwaars, kan een letsel veroorzaken. Deze
ontstekingsreacties komen meestal voor bij mensen ouder dan 30 jaar.
De meeste volwassenen hebben wel eens te maken gehad met pijnklachten rondom de
gewrichten ten gevolge van overbelasting.
De pijn kan soms zo erg zijn dat u het aangetaste lichaamsdeel liever niet wilt bewegen.
Bovendien kan er ’s nachts pijn optreden, als u op het aangetaste lichaamsdeel ligt.
De pijn kan zich ook elders voordoen; men noemt dat wel 'gerefereerde' pijn.
De verklaring hiervoor is dat de pijn van een ontsteking vaak wordt gevoeld in een
bijbehorend, veel groter gebied van de huid. Een voorbeeld hiervan is de pijn in het midden
van de bovenarm ten gevolge van een ontsteking in de schouder. Een ander voorbeeld is
uitstralende pijn in de arm soms tot in de hand en vingers
Wat is een golferselleboog?
Een golferselleboog in een ontsteking aan de binnenzijde (mediale zijde) van de elleboog. In
de onderarm lopen veel spieren en vooral pezen waarmee je de pols en vingers kunt strekken
en buigen. De strekspieren/pezen zitten vast aan de buitenste elleboogknobbel, de buigspieren
(flexor muscles zie fig. 1) aan de binnenste elleboogknobbel. De buitenste elleboogknobbel is
betrokken bij tenniselleboog, de binnenste bij de golferselleboog. Belangrijke buigonderarmspieren, die tot aan de vingers lopen, trekken relatief te hard aan de
aanhechtingsplaats zodat bij de pees of spierbuik een zeurende chronische klacht ontstaat.
Aanleiding hiervoor is meestal een langdurige overbelasting van deze onderarmspieren ten
opzichte van de andere groepen spieren in de onderarm. De aandoening heet wel
golferselleboog, maar dat wil niet zeggen dat het alleen maar door golfen kan ontstaan. Het is
ook regelmatig te zien bij tennissers, pitchers (honk- en softbal) of sportklimmers. Ook in het
dagelijks leven kan het optreden (bijvoorbeeld tegelzetters).
fig.1
Symptomen.






Pijn aan de binnenzijde van de elleboog.
De pijn is vaak zeer indringend.
Soms uitstralende pijn naar onderarm, pols en hand.
Zelden uitstralend naar de bovenarm en schouder.
Krachtsverlies en mogelijk coördinatie stoornis.
De onderarm kan hard en gezwollen aanvoelen, ook in
rustpositie.
 De klachten worden opgewekt bij het buigen van de vingers en
tegelijkertijd de pols bewegen in de richting van de handpalm.
Onderhands iets oppakken doet klachten opwekken.
Oorzaken.
De meest voorkomende oorzaak van een golferselleboog is overbelasting. Iedere activiteit die
een herhaalde, langdurige belasting geeft van de onderarmspieren gekoppeld aan een niet
adequate rust kan tot overbelasting van deze spieren leiden. Dit kan zijn in de vorm van zwaar
tillen of verkeerd bewegen vanuit de pols.
Maatregelen die u zelf kunt treffen
Het vermijden of te verminderen van de activiteiten die de klacht in eerste instantie hebben
veroorzaakt. De beste manier om nieuwe pijnaanvallen te voorkomen, is u te houden aan de
adviezen van de arts en fysiotherapeut. Het is de moeite waard om die adviezen op te volgen
omdat u hierdoor weer spierkracht en conditie opbouwt waardoor een toenemende
belastbaarheid van het bewegingsapparaat ontstaat. Slechts dan kunt u toekomstige problemen
voorkomen. Uiteraard is ook hier ''voorkomen beter dan genezen''. Dat betekent dat sporters,
die hun onderarmen zeer intensief gebruiken, specifiek dienen te trainen op hun armspieren
die symmetrisch en gelijk belast moeten worden. Langdurige en eenzijdige trainingsvormen,
moeten goed afgewisseld worden met oefenvormen die de spanning eraf halen. Ook hier gaat
het weer om de juiste verhouding tussen maximale inspanning enerzijds en herstel anderzijds.
Doe je iedere dag (zowel beroepsmatig als in de vrije tijd) bepaalde handelingen zodanig dat
overbelasting om de hoek komt kijken, dan krijgen de betreffende spieren te weinig tijd voor
herstel. Herstel is noodzakelijk voor een goed gestel!
Behandeling van de fysiotherapeut
Qua behandeling staat ontlasting van de betreffende spieren voorop, evenals het verbeteren
van de plaatselijke doorbloeding door b.v. ijsmassage .
IJs wordt vooral gebruikt bij acute aandoeningen die gepaard gaan met zwellingen. Als men
thuis een ijsbehandeling wil toepassen, moet men er rekening mee houden dat dit
brandwonden kan veroorzaken. Daarom moet men de ijskompressen altijd in een handdoek
wikkelen en nooit rechtstreeks op de huid aanbrengen.
Als deze eerste stap van de behandeling geen succes heeft, dan is fysiotherapeutische
begeleiding meestal aangewezen. De fysiotherapeutische behandeling zal zich richten op het
verminderen van de pijn, het bewegelijk houden van gewrichten en het op lengte houden van
spieren. Ook het verbeteren van de spierkracht is erg belangrijk omdat dit het weefsel sterker
maakt. De golferselleboog zal dan in de toekomst minder snel ontstaan.
Oefentherapie waarbij de zwakkere spieren worden versterkt, de verkorte spieren worden
verlengd en de noodzakelijke balans tussen bepaalde spiergroepen wordt verbeterd. Verder
kan de fysiotherapeut de locale doorbloeding trachten te verbeteren d.m.v. hardhandige
massages (fricties) of m.b.v. fysiotechnische apparaten ultrageluid of interferentie ( fysische
therapie)
Wat is elektrotherapie in de fysische geneeskunde?
Fysische geneeskunde is een methode die wordt toegepast met behulp van natuurkundige
middelen. Het is een techniek die al sinds eeuwen in de kuuroorden wordt gebruikt en zelfs
ten tijde van de Grieken en de Romeinen werd toegepast. Er bestaan meerdere
behandelingsvormen.
De belangrijkste therapievormen zijn:
De elektro-, de ultrageluids- (of ultrason-), de thermo-, de hydro- en de balneotherapie (of
modderbaden).
Elke behandeling bij de kinesist zou uit drie delen moeten bestaan en steeds individueel
worden aangepast:
1. een pijnstillend gedeelte door toepassing van thermotherapie, massage of
elektrotherapie
2. mobilisatie (beweging) die actief of passief kan zijn
3. spierversterkende oefeningen
1. Pijnstillend gedeelte.
Daarvoor gebruikt men elektrische of elektromagnetische prikkels.
Elke vorm heeft een aparte werking. Het wordt vooral bij zenuwpijnen en spierontstekingen
gebruikt. Diadynamische vorm en interferentiële stromen worden het meest gebruikt omdat
het vooral ontstekingswerend en pijnstillend werkt. De dosering van de elektrotherapie moet
individueel bepaald worden. Gaat men hoger dan het verdraagbare, dan kan het letsels
veroorzaken.Elektrotherapie mag niet worden toegepast als er metalen onder de huid zitten
zoals vb. een pacemaker.
2. Mobilisatie (bewegen) die actief of passief kan zijn.
Na de pijnstillende behandeling zal men overgaan tot de passieve mobilisatie waarbij de
kinesist de bewegingen ondersteunt. Bij actieve mobilisatie is het de patiënt die de oefeningen
doet. Bij mecano-therapie zal door het gebruik van katrollen of toestellen de mobiliteit
verbeterd worden.
3. Spierversterkende oefeningen om de spierkracht te verbeteren
Mocht ook dat niet de oplossing bieden, dan zijn plaatselijke injecties mogelijk. In het uiterste
geval kan een chirurgische ingreep overwogen worden.
Spierscheuring (spierruptuur)
Een spierscheuring is een sportblessure waarbij de spiervezels van de spier zijn aangedaan.
Dit kan in verschillende spieren voorkomen. De spierscheuring komt veel voor in de kuit en
de hamstring. Een spierscheuring is in drie categorieën onder te verdelen:
Categorie 1: Verrekking waarbij slechts enkele spiervezels verrekt zijn, met minimale
verscheuring van de vezels (minder dan 10 procent) en zonder dat er een merkbaar defect in
de spier te voelen is.
Categorie 2: Verrekking waarbij de spiervezels gedeeltelijk (tussen 10 en 50 procent) zijn
gescheurd. Meestal is deze scheuring in de spier te voelen.
Categorie 3: Verrekking waarbij sprake is van een uitgebreide of totale scheuring (50 tot 100
procent) van de spiervezels. Hierbij is een duidelijke, goed palpabele scheur in het
spierlichaam aanwezig. De spier kan geheel afgescheurd zijn, normale spierfunctie is dan
vrijwel uitgesloten.
Symptomen
Een spierscheuring kenmerkt zich door de onderstaande symptomen:
 Plotseling optredende locale pijn, vaak met een kramp gevoel.
 Passief rekken of aanspannen van de getroffen spier veroorzaakt pijn.
 Gedeukte en/of abnormaal gezwollen spierbuik boven of onder de aangedane plek.
 Meestal een blauwe verkleuring onder de aangedane plek (na enkele uren/dagen).
 Langdurige stijfheid van de getroffen plek.
 Functie verlies van het lichaamsdeel.
Bij een hamstring spierscheuring is het buigen van de knie pijnlijk en bemoeilijkt.
Bij een kuit spierscheuring is het op de tenen staan bemoeilijkt.
Oorzaken
Diverse factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van een spierscheur:
 Niet (of onvoldoende) uitvoeren van een warming-up.
 Niet (of niet goed) uitvoeren van de rekoefeningen.
 Verkorte of stijve spieren.
 Een te snelle trainingsopbouw, waarbij in een korte tijd te veel, te intensief en te vaak
wordt getraind.
 Eenzijdige trainingsvormen, waarbij met name de sprongkrachttraining berucht is.
 Ongecoördineerde en explosieve bewegingen.
 (Over)vermoeidheid, waardoor eerder kramp optreed.
 Er is een verstoring in het spierkrachtbalans.
 Koude en natte weersomstandigheden.
 Een harde of hellende ondergrond.
 Slecht schoeisel.
 Na de inspanning geen cooling-down uitgevoerd.
 Plotselinge belasting van littekenweefsel dat is ontstaan na een blessure en dat tijdens
de genezing is samengetrokken, waardoor de normale spierbeweging is beperkt. Door
de plotselinge belasting zal het littekenweefsel weer scheuren, met dezelfde
verschijnselen als bij de oorspronkelijke blessure.
 Aanwezigheid van infecties.
 Vitamine en mineralen gebrek.
Maatregelen die je zelf kunt treffen
Koel met water, ijs of een cold-pack gedurende 15 tot 20 minuten (leg altijd een doek tussen
huid en ijs of cold-pack). Koude vermindert het bloeden van beschadigde bloedvaten omdat
ze erdoor samentrekken. Omdat de zwelling gewoonlijk al binnen enkele seconden na het
geblesseerd raken komt opzetten moet zo snel mogelijk met koelen worden begonnen. Wacht
niet op een arts.
Immobiliseren; zorg dat het lichaamsdeel niet beweegt of gebruikt wordt om op te steunen.
Rust is noodzakelijk omdat doorgaan met trainen en andere activiteiten de blessure alleen
maar erger zouden maken. Gebruik het lichaamsdeel voorlopig niet. Meestal kan na 48 uur
weer voorzichtig aan het herstel worden gewerkt, door de spier aan te spannen en te rekken.
Ga daarbij voorzichtig te werk en stop zodra u pijn ervaart.
Compressie; leg een drukverband aan. Het aanleggen van een drukverband heeft tot doel de
gewrichten te ondersteunen en te immobiliseren of de zwelling te beperken. Gebruik een
elastische zwachtel en verbind het getroffen lichaamsdeel volledig. Controleer of het
drukverband niet te strak zit. Zwelling is soms heel nuttig omdat daardoor afweerstoffen
worden aangevoerd die de bacteriën doden, maar als de huid niet beschadigd is, zijn de
afweerstoffen niet nodig en vertraagt de zwelling het genezingsproces.
Elevatie; houd het lichaamsdeel boven harthoogte. Door het geblesseerde lichaamsdeel hoger
te leggen dan het hartniveau zakt het overbodige vocht onder invloed van de zwaartekracht
weg.
Ga altijd even naar een arts die kan bepalen hoe erg de spierscheuring is en geeft je advies
voor het verdere verloop.
Preventieve maatregelen
Om in het vervolg een spierscheuring te voorkomen kun je preventieve maatregelen nemen.
Deze zijn als volgt:
 Warming-up
Doe een goede warming-up van minstens 20 minuten. Begin met 5-10 minuten losjes
inlopen en voer daarna de rekoefeningen uit die hieronder vermeld staan. Voer hierna
een aantal versnellingsloopjes uit, waarbij de snelheid naar het einde toe steeds meer
wordt opgevoerd. Voor een voorbeeld van een warming-up kun je op deze link
klikken: voorbeeld warming-up.
 Goede trainingsopbouw
Zorg voor een goede trainingsopbouw. 'Te snel' en 'te veel' is vragen om
moeilijkheden. Als je vermoeid bent of stijve spieren hebt, pas je training dan daarop
aan en dribbel lekker los. Train niet verder met een spier die 'zomaar' samentrekt of
waar de kramp in schiet. Het optreden van kramp is niet normaal! Dit duidt op
overbelasting, waarbij er eerder een spierscheur zal optreden.
 Spierversterkende oefeningen
Zorg dat je over een basisniveau aan kracht(-uithoudingsvermogen) beschikt. Vraag je
trainer een trainingsschema met spierversterkende oefeningen voor je op te stellen,
gericht op de nummers die je beoefent.
 Goede techniek
Het is van groot belang, dat je 'soepel' blijft bewegen. 'Verkrampen' en 'forceren'
verhogen de kans op een spierscheur aanzienlijk.
 Sportkleding
Draag bij koud en nat weer een trainingsbroek.
 Cooling-down
Voer altijd een cooling-down uit. Dit voorkomt (zoveel mogelijk) stijve spieren (de
dagen) na de training. Een voorbeeld van een cooling-down kun je hier vinden:
cooling-down.
Behandeling van de fysiotherapeut
Als je geblesseerd bent en je wilt weer gaan beginnen is het verstandig om een
oefenprogramma af te werken. Met een oefenprogramma kun je de spieren zodanig
versterken, dat zij weer volledig te belasten zijn.
Bij de globale behandelen van een spierscheuring moet vooral aandacht worden geschonken
aan de mogelijkheid van spierzwakte (secundaire spieratrofie) en de noodzakelijkheid van
revalidatie en versterking van de gehele spieren. De behandeling is afhankelijk van de ernst
van de spierscheuring (ernst van zwelling, kleur, pijn, warmte en functieverlies).
Na de 1e week wordt het drukverband en de tape vernieuwd en de hakverhoging gehalveerd.
De hakverhoging kan na 14 dagen na het ontstaan van het letsel weggelaten worden.
Na 2 weken mag begonnen worden met rekoefeningen van de geblesseerde spier. Over het
algemeen kan gesteld worden dat na 4-6 weken weer voorzichtig met sporten begonnen mag
worden. Dit zal echter per persoon verschillen. Als er nog steeds pijn aanwezig is en u klaagt
over ochtendstijfheid in de kuit dan moet men zeer voorzichtig zijn. Eventueel kan men de
spier masseren om het herstel te versnellen.
Een verantwoorde functieopbouw van de beschadigde spier vraagt tijd. De invulling van een
oefenprogramma verschilt per spierblessure en per persoon.
Er zijn meerdere fasen van herstel. Deze zijn:
1. Ontstekingsfase; door de vaatverwijding wordt het gebied rondom de wond warm en
rood, terwijl uitredend plasma het weefsel doet zwellen. Ook ontstaat er pijn bij het
getroffen lichaamsdeel. Dit alles kan weer leiden tot bewegingsbeperking. Deze eerste
fase is het begin van herstel. Duurt ongeveer 4 dagen.
2. Proliferatiefase; binnen ongeveer twee dagen start deze fase, dit terwijl de
ontstekingsfase nog in volle gang is. Tijdens deze fase verschijnen in steeds groter
wordende aantallen fibroblasten (jonge bindweefselcellen waaruit de
bindweefselvezels voortkomen). Uit fibroblasten worden meer collagene vezels
gemaakt en er wordt een nieuwe wondbodem gevormd. Tussen de collagene vezels
onderling komen verbindingen (crosslinking) en er ontstaan een soort
minispiervezeltjes (myofibrillen) om de wond stevigheid en trekvastheid te geven.
3. Organisatiefase; de treksterkte van de wond neemt toe. Lange tijd blijven de
fibroblasten in een wond actief doorgaan met reorganiseren waardoor het
nieuwgevormde bindweefsel meer en meer gaat lijken op de oorspronkelijke structuur,
vooropgesteld dat het weefsel belast wordt. Ondanks alle aanpassingen zal
littekenweefsel echter nooit de eigenschappen van het oorspronkelijk weefsel volledig
herkrijgen. Deze laatste fase neemt maanden in beslag maar je kunt al lang weer
beginnen met belasten.
Zo kan na enkele dagen rust begonnen worden met voorzichtig uitgevoerde rekoefeningen.
Indien de pijn afneemt kunnen daar spierversterkende oefeningen aan toegevoegd worden, die
langzaam intensiever moeten worden. Zo wordt voorkomen dat de gescheurde spier verzwakt
en verkort raakt. Bij het uitvoeren van de oefeningen is pijn (anders dan spierpijn) het
belangrijkste signaal om gas terug te nemen. Je mag de pijngrens niet overschrijden. Als de
oefeningen te zwaar of te pijnlijk zijn wordt het herstel niet bevorderd maar juist vertraagd.
Een volledige belasting is weer mogelijk wanneer de pijn en zwelling verdwenen zijn en de
oefeningen klachtenvrij kunnen worden uitgevoerd. Voor optimale belasting van de spieren is
het goed om de sportspecifieke oefeningen eerst onder begeleiding van een
(sport)fysiotherapeut te trainen, voordat men weer zelfstandig gaat sporten/trainen.
Na een spierscheuring blijft bijna altijd littekenweefsel aanwezig zodat een zwakkere plek in
de kuitspier op de loer blijft liggen. Een optimale kracht en lenigheid van de spier is nodig om
de kans op hernieuwde klachten in de toekomst te minimaliseren.
Alvorens men weer geheel gaat deelnemen aan de wedstrijdsport moet de algemene
lichamelijke conditie worden bekeken. Maar al te vaak is de aandacht te veel gericht op het
geblesseerde lichaamsdeel en vergeet men de rest van het lichaam.
Globaal kan de trainingsopbouw na een spierscheuring uit de volgende stappen bestaan:
onbelast oefenen, wandelen of fietsen rustig lopen voorzichtig versnellingsloopjes en langere
tempolopen, submaximaal sprinten, voluit sprinten op de training en uiteindelijk de wedstrijd.
Zeker bij deze blessure geldt dus: voorkomen is beter dan genezen
Een operatie zal in het uiterste geval noodzakelijk zijn.
Zoals bij een totale ruptuur, hier zul je het getroffen lichaamsdeel voldoende steun moeten
geven (behandelen als een botbreuk), waarna snel deskundige hulp noodzakelijk is. In het
ziekenhuis zullen onderbroken delen moeten worden gehecht.
Thoracic Outlet Syndroom
Het Thoracic Outlet Syndroom (TOS) is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij de
vaatzenuwbundel in het schoudergebied bekneld raakt.
Andere namen voor deze aandoeningen zijn schoudergordelsyndroom en neuro vasculair
compressie syndroom. Neuro betekent zenuw; vasculair wil zeggen dat het de vaten betreft en
compressie betekent verdrukking of beknelling. De vaat zenuwbundel is een geheel van
bloedvaten en zenuwen. De beknelling ontstaat meestal ter hoogte van het bovenste
halsgedeelte en de borst. Hier ligt de vaat zenuwbundel in een nauwe ruimte tussen de
aanwezige spieren, botten en banden. de afknelling kan op drie plaatsen zijn:
1. De ondersleutelbeenslagader en de onderste wortels van de plexus brachialis
(armvlecht van takken van de onderste hals- en bovenste borstkaszenuwen) kunnen
beklemd raken tussen voorste en middelste scheve halsspier (m. scalenus) bij het
kruisen van de eerste rib.
2. De ondersleutelbeen- ader en/ of slagader en/ of de binnenste wortel kunnen beklemd
raken achter het sleutelbeen in de ruimte tussen sleutelbeen en eerste rib
(costaclaviculaire ruimte).
3. De oksel- ader en/ of slagader en/ of één van de zenuwen van de plexus (armvlecht
van takken van de onderste hals- en bovenste borstkaszenuwen) kunnen beklemd
raken tussen de pees van de kleine borstspier (m. pectoralis minor) en het
ravenbekvormig uitsteeksel van het schouderblad (processus coracoïdeus).
De klachten kunnen in de hele arm zijn of duidelijk afgebakend in bepaalde regio's
van de arm en hand (afhankelijk van welke zenuw of bloedvat is bekneld). De klachten
kunnen zijn: pijn, tintelingen, dof gevoel, zwaar gevoel.
Symptomen
De meeste klachten worden veroorzaakt door druk op de zenuw. Deze pijn is voelbaar in de
schouder en straalt uit naar de arm en de hand. Vaak zijn er ook uitstralende pijnen naar de
nek en het achterhoofd. De pijnklachten kunnen samengaan met prikkelingen en een slapend
gevoel in de arm of de hand. Bij sommige mensen treedt krachtverlies op wanneer ze de
armen boven de schouders houden.Een koud gevoel van de arm en bleekheid van de huid
kunnen het gevolg zijn van een beknelling van de slagader.
Zwelling en een gespannen gevoel van de arm, blauwe verkleuring van de hand en het
opzwellen van oppervlakkig liggende aders wijzen op beknelling van de ader.
Kenmerkend voor al deze klachten is dat zij meestal ontstaan bij werkzaamheden waarbij de
armen hoger dan de schouders worden gebracht: was ophangen, witten van het plafond, op
een schoolbord schrijven, het haar opmaken.
Symptomen van bloedvatbeknelling:
1.
2.
3.
4.
5.
Zwelling in arm of hand.
Blauwachtige verkleuring van de hand.
Zwaar gevoel in arm of hand.
Een kloppende plek boven het sleutelbeen.
Diepe, kiespijnachtige pijn in de nek en schouderregio, die 's nachts erger lijkt te
worden.
6. Armen en handen raken snel vermoeid.
Neurologische symptomen (zenuwbeknelling):
1.
2.
3.
4.
5.
Spierzwakte en atrofie (degeneratie) van o.a. de grijpspieren.
Moeite met fijnmotorische taken van de hand.
Krampen in de buigspieren van de vingers aan de onderkant van de onderarm.
Pijn in arm en hand.
Tintelingen en doofheid in nek, schouder, hand en arm.
Andere symptomen die schijnen voor te komen zijn: een brandend gevoel, verlies van warmkoud gevoel en een koud gevoel in hand of arm.
Oorzaken
Het Thoracic Outlet Syndroom kan op verschillende manieren ontstaan. Het syndroom kan
spontaan optreden of het gevolg zijn van een ongeval. Ook een verkeerde houding kan de
symptomen veroorzaken. Werkomstandigheden zijn soms van invloed op het ontstaan van het
syndroom, bijvoorbeeld wanneer u langdurig met de armen boven het hoofd werkt. Werken
met neerhangende schouders, zoals typen op een laaggeplaatst toetsenbord, kan de
symptomen eveneens opwekken. Dergelijke houdingen vernauwen de ruimte waar de
vaatbundel doorheen loopt.
Bij sommige mensen is de ruimte tussen de eerste rib en het sleutelbeen altijd wat vernauwd.
Dit komt bijvoorbeeld door de aanwezigheid van extra ribben in de hals, misvormingen van
de eerste rib of een in slechte stand genezen sleutelbeenbreuk. Deze lichamelijke afwijkingen
verhogen de kans op het Thoracic Outlet Syndroom.
Bij 90% van de patiënten wordt het syndroom veroorzaakt door beknelling van de
armzenuwen. Bij de overige 10% zijn er afwijkingen in het (slag)aderlijke stelsel door directe
beschadiging van de onder het sleutelbeen liggende ader en slagader.
De bouw van je lichaam kan de gevoeligheid voor TOS vergroten:

Er kan een extra rib aanwezig zijn, die bevestigd is aan 1 van de nekwervels. Hierdoor
is minder ruimte in de regio van de thoracic outlet. Deze specifieke klacht heet
halsribsyndroom (alle normale ribben zitten aan de borstwervels).
 De aanhechting van de 2 scalenusspieren (scheve halsspieren) aan de 1e rib kan
dichter bij elkaar zitten dan normaal. Dit is 1 van de mogelijke oorzaken van
scalenussyndroom.
 Een (slag)ader of zenuw kan door de scalenusspier (scheve halsspier) heen lopen.
Afwijkingen leiden niet per definitie tot klachten, maar de kans erop neemt wel toe.
Een tweede groep van oorzaken heeft te maken met hoe iemand functioneert.






Als je steeds telefoneert met de hoorn geklemd tussen hoofd en nek, worden de
scalenusspieren sterker ontwikkeld. Dit kan leiden tot scalenussyndroom.
Als je steeds met je armen boven je hoofd werkt, wordt de kleine borstspier uitgerekt
(strakgetrokken). Mogelijk gevolg: pectoralis minor syndroom.
Als je vaak zware lasten draagt, kan de ruimte tussen 1e rib en sleutelbeen kleiner
worden: costoclaviculair syndroom.
Mensen die met de computer werken zitten vaak met hun nek naar voren. De
bovenkant van de scalenusspieren (aan de nekwervels) wordt daardoor naar voren
getrokken, en de ruimte tussen spieren en 1e rib (thoracic outlet) wordt kleiner:
scalenussyndroom.
Het dragen van zware rugzakken heeft waarschijnlijk vooral effect op de ruimte tussen
1e rib en sleutelbeen (costoclaviculaire ruimte).
TOS kan indirect zelfs voortkomen uit astma. Mensen met astma hebben een "hogere"
ademhaling, d.w.z. meer met de borstkas dan met de buik. Bij de ademhaling wordt de
1e rib meer omhoog getrokken, en dus is er minder ruimte tussen rib en sleutelbeen:
costoclaviculair syndroom.
Tenslotte kunnen ook trauma's (ongevallen) TOS veroorzaken. Denk bv. aan whiplash of aan
een gebroken sleutelbeen (of rib) dat niet goed geheeld is.
Het is een van de weinige plekken waar een onderscheid wordt gemaakt tussen symptomen
door vaatbeknelling en door zenuwbeknelling. Aangezien bloedvaten "bestuurd" worden door
zenuwen, moet het onderscheid ook weer niet al te rigide gemaakt worden.
Diagnostiek
De diagnose Thoracic Outlet Syndroom is zeer moeilijk te stellen. Er zijn geen objectieve
criteria waarmee de aandoening aangetoond kan worden. Dit betekent dat de diagnose berust
op uw persoonlijke verhaal (anamnese) over de voorgeschiedenis en de verschijnselen en op
een lichamelijk onderzoek.
Het is daarom belangrijk dat u de klachten zo goed mogelijk omschrijft en aangeeft onder
welke omstandigheden, bij welke bewegingen en houdingen zij optreden. Er zijn geen
laboratoriumtests of vaatfoto's die het syndroom met zekerheid kunnen aantonen.
Bij (zeldzame) complicaties van het aderlijke of slagaderlijke stelsel zijn vaatfoto's wel
zinvol. Deze laten zien of de wand van de sleutelbeenslagader onregelmatig is. In dat geval
wordt meestal aangenomen dat er beschadigingen zijn als gevolg van het Thoracic Outlet
Syndroom.
De test volgens Roos wordt wel gebruikt om de aandoening aan te tonen, maar het is niet met
zekerheid aan te tonen.
De armen worden zijwaarts gehouden 70 en de ellebogen zijn 70 gebogen. Er wordt nu
langzaam en krachtig met beide handen een vuist gemaakt en je spreidt en strekt daarna de
vingers langzaam en krachtig. Deze test moet gedurende drie minuten kunnen worden
uitgevoerd zonder dat er klachten optreden.
De fysiotherapeut
Een fysiotherapeut kan de beweeglijkheid van de schouder bevorderen door middel van
oefeningen en het mobiliseren van de schouder. Het mobiliseren kan door middel van
rekoefeningen volgens Anderson, Janda en/of Evjenth/Hamberg.
Anderson: de patiënt zelf (actief) zoekt de bewegingsgrens op. En daar houdt hij/zij rustig 1030 tellen de spier op lengte. De accenten liggen in eerste instantie op een lichte en later fase in
een toenemende rek. Je vergroot hierbij je spierbewustzijn en bevordert de soepelheid. Je leert
heel bewust wat rekken is en leert voelen dat spierspanning afneemt bij een juiste mate van
rekken. De ademhaling wordt eveneens betrokken bij het rekken: inzet van het rekken
combineren met uitademen en verder rustig blijven doorademen, niet persen.
Janda: Hierbij vraagt de fysiotherapeut of je eerst weerstand wil geven in de bepaalde
beweging dit 8 seconden aan te houden. Dan ontspannen en de fysiotherapeut brengt binnen 3
seconden rustig de spier op lengte en vervolgens daar 10 seconden vastgehouden(afhankelijk
van de afweerspanning). Dit wordt ongeveer in een serie van 4-6 herhalingen uitgevoerd.
Evjenth/Hamberg: Deze methode is een verdieping van de Janda methode. Bij deze methode
begin je in de middenpositie. De fysiotherapeut en patiënt geven gelijke weerstand en schuif
dan steeds een aantal fases op naar de rekgrens. Dit gebeurt door aanspannen- ontspannenopschuiven …..enz. Afhankelijk van de mate van bewegingsbeperking, zal de rekmethode
langer worden volgehouden (soms tot wel 2 minuten)
Het toedienen van elektrische prikkels vermindert soms de pijn. Hierbij wordt eventueel
interferentie gegeven. Vaak wordt er niet gekozen voor spierversterkende oefeningen, omdat
de ruimte voor de vaatzenuwbundel hierdoor nog nauwer kan worden. Lichte
spierversterkende oefeningen kunnen soms in verloop van tijd geleidelijk gegeven worden.
Mogelijke behandelingen
Behandeling door een ergotherapeut levert soms ook goede resultaten op. Een ergotherapeut
bekijkt de werk-, zit- en slaaphouding en geeft adviezen voor verbetering hiervan.
Mensendiecktherapeuten geven houdingcorrigerende oefeningen.
Wanneer therapieën geen resultaat hebben en er geen afwijkingen in de bouw van het lichaam
zijn, dan kan de arts overwegen operatief in te grijpen. De keuze voor een operatie wordt pas
gemaakt als de pijn u ernstig beperkt bij uw bewegingen. Hier is van belang dat er met de
specialist goed over gesproken wordt, omdat er risico's aan z'n operatie verbonden zijn.
Bij de operatie wordt de eerste rib verwijderd, eventueel samen met de spieren die aan de
eerste rib zijn vastgehecht. Op deze manier ontstaat voldoende ruimte voor de
vaatzenuwbundel. Bij beschadigingen aan het slagaderlijke stelsel is het verwijderen van de
eerste rib altijd noodzakelijk
Ook de RSI-vereniging kan informatie geven over TOS.Zie hiervoor www.rsi-vereniging.nl.
Artrose
Wat is Artrose?
Symptomen
Oorzaken
Behandeling
Artritis
Wat is Artritis?
Symptomen
Oorzaken
Behandeling
Reuma
Reuma is de verzamelnaam voor een groot aantal aandoeningen aan het bewegingsapparaat:
gewrichten, pezen, banden en spieren. Er zijn maar liefst 200 verschillende soorten reuma. De
meest voorkomende vormen van reuma zijn artrose en artritis.
Artrose (Artrosis deformans)
Degeneratie (achteruitgang) van het gewricht bijvoorbeeld door slijtage.
Artrose kan ontstaan na een botontsteking aan of in het gewricht. Artrose is een degeneratief
proces dat het kraakbeen in het gewricht aantast en op den duur kan laten verdwijnen.
Artrose vindt meestal plaats in de knieën, heupen en de lage wervels.
We onderscheiden twee vormen van artrose:
1. Primaire vorm: deze ontstaat meestal door ouderdom en vindt dus plaats op hogere
leeftijd.
2. Secundaire vorm: deze vorm vindt meestal plaats na een letsel. Dit kan een ruptuur
aan de knie inhouden, een fractuur van het bot, een artritis, een bandletsel enz, enz.
Waarom is het kraakbeen zo kwetsbaar?
Het kraakbeen is een dun laagje bot aan de binnenkant van het gewricht. Het heeft als functie
de glijbeweging van de kop en de kom van het gewricht zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Tussen het kraakbeen van de kop en de kom zit vocht dat het kraakbeen smeert. Het is een
soort vettige substantie die door het gewrichtskapsel wordt afgegeven.
Het kraakbeen is een zeer kwetsbare structuur. Dit komt omdat het kraakbeen slecht
doorbloed is. Door de slechte doorbloeding kan er niet veel bloed door het kraakbeen heen
lopen en daardoor kunnen afvalstoffen en voedingsstoffen niet in grote hoeveelheden worden
af- en aangevoerd. Als er een beschadiging optreedt in een structuur moeten er grote
hoeveelheden voedingsstoffen en bouwstoffen worden aangevoerd om de schade te herstellen.
Als dit niet snel genoeg kan, zal het herstelproces van de desbetreffende structuur slecht en
zeer langzaam verlopen.
Symptomen
Pijn ontstaan door:
 Rek pijn van de omliggende banden en pezen van het gewricht.
 Ontstekingen ten gevolge van de artritis.
 Verhoogde botdruk.
Startstijfheid
Het moeilijk op gang komen na een rustpauze die volgt op een redelijk intensieve belasting.
Functie verlies
De belastbaarheid van het gewricht neemt af waardoor pijn en stijfheid toenemen. Hierdoor
gaat de patiënt het gewricht steeds minder belasten. Het artrotisch gewricht kan bij zowel
passief als actief bewegen een krakend gevoel of geluid geven
Misvorming
In fase drie van de aandoening kan het gewricht vervormingen geven. Dit komt door
botvorming op de aangedane gedeeltes van het gewricht.
Oorzaken
Bij de primaire vorm van artrose is de verhouding tussen de belasting en de belastbaarheid
verstoord. Door een verkeerde belasting kan het kraakbeen achteruitgaan. Dit kan zowel
overbelasting als onderbelasting betekenen.
Bij het ontstaan van de secundaire vorm van artrose gaat er een andere aandoening aan de
gewrichtslijtage vooraf. De artrose is in dat geval een gevolg van een andere aandoening. Dit
zou bijvoorbeeld een ontsteking aan één van de kniebanden kunnen zijn. Door deze
ontsteking komt er ontstekingsvocht in het gewricht. Dit komt in de plaats van de natuurlijke
smeer die er behoort te zijn. Door dit vocht kunnen de gewrichtskom en de kop niet goed
meer over elkaar heen glijden en is de kans op slijtage van het kraakbeen groter.
Als een ontsteking langere tijd aanhoudt kan het kraakbeen te veel aangetast worden. Dit kan
zo blijven ook nadat de ontsteking is overgegaan.
In dat geval is er sprake van een secundaire vorm van artrose.
.
Verloop van artrose
Artrose verloopt in drie fasen:
1. In de eerste fase zijn de afwijkingen in het botweefsel wel aanwezig echter merkt de
patiënt er vrijwel niets van.
2. In de tweede fase heeft de patiënt last van pijn en stramheid in de gewrichten. De
achteruitgang van het kraakbeen en het bot zijn duidelijk te zien op een röntgenfoto
3. In de derde fase heeft het gewricht geen goede functie meer en is totaal onbruikbaar.
Op een röntgenfoto is goed te zien dat het botweefsel rond het gewricht ernstig is
aangetast.
In het verder gevorderde stadium van de aandoening is het kraakbeen in het gewricht
grotendeels of volledig weg. De twee botuiteinden van het gewricht komen nu direct met
elkaar in verbinding. Het gevolg hiervan is dat het bot van structuur gaat veranderen.
Als men kijkt naar een gezond stuk bot dan ziet men aan de binnenzijde van het bot een
poreuze structuur. Er zijn kleine ruimtes zichtbaar tussen het botweefsel. Hierdoor kan het bot
de schokken die het krijgt opvangen. Bij een artrosepatiënt verandert het botweefsel in een
veel dichtere structuur en kan het bot veel minder goed schokken absorberen. Hierdoor neemt
de belasting op het gewricht weer toe en komt men in een vicieuze cirkel terecht.
Behandeling
De behandeling bij patiënten met artrose bestaat uit het reguleren van de belasting van het
desbetreffende gewricht. Dit kan door de belasting omlaag en of de belasting van het gewricht
omhoog te brengen. Dit kan op de volgende manieren:
 Gewrichtsbescherming: Naast gedoceerde rust kunnen door middel van fysiotherapie
bepaalde spiergroepen worden getraind waardoor het gewricht hoger belast kan
worden. Daarnaast kunnen spiergroepen met een te hoge spanning worden ontspannen
waardoor de druk op het gewricht minder wordt.
 Pijnbestrijding: Door middel van de oefeningen die men bij de fysiotherapeut krijgt
kan de belastbaarheid van de knie verhoogd worden of de belasting naar beneden
gebracht worden. Kort gezegd kan de knie daardoor meer verdragen waardoor de pijn
bij bepaalde belasting kan afnemen. Ook kan de pijn bestreden worden door
medicijnen die de ontsteking doen afnemen en door pijnstillende medicijnen in te
nemen.
 Chirurgie: Door middel van chirurgisch ingrijpen kan:
* Een standsverandering van een gewricht worden aangepast en zo de belasting
worden genormaliseerd.
* Een prothese worden aangebracht.
* Een gewricht in een zo gunstig mogelijke stand worden vast gezet.
Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de:
Artrose en Rema stichting.
Naar boven
Reumatoïde artritis
"Reumatoïde artritis is een chronische auto-immuun ziekte die zich manifesteert door
ontstekingen in gewrichten."
Artritis: Gewrichtsontsteking
Chronisch: Dit betekent dat de klachten minimaal 3 maanden aanwezig zijn. De ziekte gaat
niet meer over en zal gedurende een zeer lange periode actief zijn.
Auto-immuunziekte: Dit zijn ziekten waarvan het ontstaan in vele gevallen wordt
toegeschreven aan het vormen van antistoffen tegen het eigen lichaamsweefsel.
Wat is Reumatoïde Artritis
Reumatoïde artritis is een ziekte die vanaf het zestiende levensjaar kan ontstaan. Beneden
deze leeftijd heet elke artritis per definitie juveniele chronische artritis. Per jaar komen er in
Nederland ongeveer tussen de vijfentwintig en vijftig per honderdduizend inwoners nieuwe
reumapatiënten bij. De piek in het ontstaan van de ziekte ligt tussen de veertig en de zestig
jaar. Onder de patiënten zijn twee keer zoveel vrouwen dan mannen. Genetische aanleg speelt
hierbij een grote rol. Ook spelen hormonale factoren een rol bij de aanleg voor het krijgen van
reuma. De primaire oorzaak voor het krijgen van reuma is echter onbekend. Mogelijk is
hierbij sprake van niet één, maar meerdere factoren die ten grondslag liggen aan de
chronische ontstekingen. Gedacht wordt aan een trigger die het hele proces van ontstekingen
tot gevolg kan hebben. Dit zijn de T-cellen. Deze T-cellen zijn cellen die tezamen met andere
ontstekingscellen een ontsteking in gang houden. Bij reumatoïde artritispatiënten zijn
verhoogde hoeveelheden van deze T cellen aangetoond.
Symptomen
Er bestaat geen eenduidige test om reumatoïde artritis aan te tonen. De typische
verschijnselen voor reuma zijn terug te vinden in een classificatielijst voor reumatoïde artritis.
In deze lijst is een aantal criteria opgenomen die ARC-criteria worden genoemd. Deze criteria
zijn:
 Ochtendstijfheid
 Artritis in drie of meer gewrichten
 Artritis in de handgewrichten
 Symmetrische artritis
 Reuma noduli
Classificatie van reumatoïde artritis is mogelijk als er wordt voldaan aan vier van de zeven
criteria. Deze vier criteria moeten langer dan zes weken aanwezig zijn. Vaak zal de patiënt
pas in een later stadium merken dat er echt iets aan de hand is. Dit komt doordat de ziekte
zich heel langzaam ontwikkelt.
De eerste klachten die de patiënt zal ervaren zijn:
 Pijn in en rond de gewrichten
 Stijfheid in en rond de gewrichten
 Zwellingen in en rond de gewrichten
 Roodheid en warmte rond deze zwellingen
Het ziekteverloop
Zoals al eerder vermeld, is reuma een ziekte die zich niet in snel tempo openbaart. De
verschijnselen beginnen heel onschuldig. Op den duur kunnen er echter wel degelijk
veranderingen in het lichaam optreden. Deze veranderingen spelen zich voornamelijk af in en
om de gewrichten. Door de aanhoudende ontstekingen is er gedurende een lange tijd veel
vocht in het gewricht aanwezig. Op den duur kan dit het kraakbeen in het gewricht aantasten.
Dit kan tot gevolg hebben dat het bewegen van het gewricht minder soepel en met veel pijn
verloopt. Op den duur kunnen ook de banden en pezen van het gewricht worden aangetast wat
tot gevolg kan hebben dat het gewricht gaat vervormen.
Ook ontstekingen in een vroeger stadium kunnen leiden tot pijn in de gewrichten. Dit heeft tot
gevolg dat een persoon slecht en soms bijna niet kan bewegen. De ontstekingen komen over
het algemeen niet in alle gewrichten voor. Zo worden gewrichten in de wervelkolom bijna
nooit aangetast (op de nekwervels na). De gewrichten waarin reumatoïde artritis het meest
voorkomt zijn de vingers en de tenen, met daarop volgend de elleboog, de schouder, de
knieën en de heupen.
Reumatoïde artritis is een ziekte die niet constant maar wel progressief verloopt. Dit houdt in
dat de aandoening nooit zal overgaan en dat men op den duur alleen maar achteruit zal gaan.
Dit zal echter niet in een keer gebeuren maar geleidelijk. Het verloop van de ziekte gaat
gepaard met aanvallen. Deze aanvallen kunnen variëren van een paar weken tot een jaar. Na
een dergelijke aanval gaat het weer een tijdje beter met de patiënt, tot de volgende aanval. Het
is echter wel zo dat het niveau waarop een patiënt terugkomt na een aanval slechter is dan het
niveau tussen de vorige twee aanvallen.
Gevolgen voor de patiënt
De patiënten krijgen door de ontstekingen veel te maken met ernstige pijnen. Deze kunnen zo
erg zijn dat men niet meer in staat is te bewegen of er niet meer door kan slapen. In een later
stadium kunnen de ontstekingen leiden tot het vervormen van de gewrichten. Dit heeft
uiteindelijk tot gevolg dat de desbetreffende functie van de betrokken gewrichten bij deze
persoon uitvallen.
Een apart geval is de ontsteking in de nekwervels. Deze kan lijden tot het verschuiven van de
wervels. Aangezien dit ernstige gevolgen voor de patiënt kan hebben, zou het kunnen dat deze
wervels moeten worden vastgezet. Dit betekent dat alle bewegingen die met de nek worden
gemaakt niet meer kunnen worden uitgevoerd.
Een bijkomend effect is dat een patiënt die veel pijn heeft veel minder gaat bewegen. Dit heeft
tot gevolg dat de spierkracht en de algehele conditie achteruitgaan. Verdere gevolgen kunnen
zijn moeheid, evenwichtsstoornissen en algehele malaise.
Beperking niveau
Door de ontsteking en de pijn aan de ene kant en de vervorming van gewrichten aan de andere
kant, kan de patiënt in het dagelijks leven behoorlijk beperkt worden. Beperkingen van de
handfunctie en de loopfunctie komen het meest voor. Wanneer de grotere gewrichten bij het
proces betrokken worden kunnen de beperkingen in belangrijke mate toenemen. Zo kan
bijvoorbeeld na de teengewrichten ook de knie bij het ziekte proces betrokken raken.
Hierdoor kan de patiënt niet meer goed voortbewegen. Wat op zijn beurt een behoorlijke
beperking kan betekenen voor de patiënt. Doordat de patiënt er behoorlijk op achteruit kan
gaan heeft dit niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke en sociale gevolgen.
Doordat een patiënt niet goed meer ter been is kan hij of zij niet meer overal heen waar hij of
zij heen zou willen gaan. Dit kan tot een sociaal isolement lijden. De persoon kan de
contacten niet actief meer goed onderhouden. Ook de baan van de desbetreffende persoon zal
op een gegeven moment niet goed meer uitgevoerd kunnen worden. Dit kan bij de patiënt een
gevoel van overbodig zijn veroorzaken. Door hun aandoening is de patiënt afhankelijk van
andere mensen. Bij bepaalde personen kan dit het gevoel van minderwaardigheid en
overbodigheid opleveren.
Behandeling
De behandeling van reumapatiënten richt zich voornamelijk op het stoornisniveau en het
beperkingsniveau. Men kan het ziekteproces op deze manier alleen wat doen afremmen.
Aangezien men nog niet precies weet hoe de ziekte ontstaat, is hier ook nog niet een goede
behandeling voor.
De paramedische behandelingen richten zich voornamelijk op de volgende punten:
 Mobiliteit
 Conditie
 Aanpassen van leefgewoontes.
 Hulpmiddelen bij het dagelijks leven
 Afname van de ontstekingsreacties.
De paramedische behandelingen worden meestal ondersteund door medicamenteuze
behandelingen.
Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de behandelingen er op gericht zijn de achteruitgang
van de patiënt zo minimaal mogelijk te laten zijn. Daarnaast is de behandeling er op gericht de
patiënt zo goed mogelijk te laten functioneren in zijn of haar dagelijks leven. Om dit zo goed
mogelijk te doen is het belangrijk om de patiënt met zijn of haar gebreken te leren omgaan.
Indien er voor dit gebrek een goed hulpmiddel voor handen is, dan is dat iets waar een patiënt
mee moet leren omgaan. Maar ook de achteruitgang kan redelijk worden tegengegaan of
afgeremd. Het is voor het functioneren van de patiënt van groot belang dat zijn of haar
mobiliteit op een acceptabel niveau is en dat de conditie op een zo hoog mogelijk niveau
blijft.
Het is vaak zo dat een patiënt minder gaat bewegen door de pijn die er bij de aandoening
ontstaat. Hierdoor wordt het desbetreffende deel van het lichaam niet of nauwelijks belast.
Hierdoor gaat de mobiliteit achteruit (het lichaamsdeel wordt stijf) en gaat de conditie snel
achteruit. Door deze aspecten wordt het ziekteproces allen maar in de hand gewerkt en gaat de
achteruitgang veel sneller.
Medicijnen
Reuma is een aandoening die gepaard gaat met ontstekingsreacties die zeer hevige vormen
kunnen aannemen. Er zijn medicijnen die deze ontstekingsreacties grotendeels kunnen
remmen. Dit zijn dan ook de medicijnen die bij reumatoïde artritis het meest gebruikt worden.
Zij worden vaak gebruikt in combinatie met pijnremmende medicijnen. Voorbeelden van de
meest gebruikte medicijnen zijn:
Pijnstillers:
 Paracetamol
 Codeïne
 Tramadol
 Acetylsalicylzuur
 Carbasalaat calcium
Ontstekingsremmers:
 Ibuproven
 Ketoprofen
 Naproxen
 Diclofanac
 Piroxicam
 Meloxicam
 Nabumetonen
Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de:
Artrose en Rema stichting.
Naar boven
COPD
Chronische Obstructieve Pulmonairing Deseas
COPD is een chronische (niet te genezen) obstructie van de luchtwegen. Het is een
verzamelnaam voor een drietal aandoeningen van de luchtwegen. De obstructie bij COPD
berust op drie basis mechanisme. Deze kunnen geïsoleerd of gecombineerd voorkomen. De
obstructie veroorzakende mechanisme zijn:
1. Spasme van het gladde spierweefsel van de luchtwegen (Astma)
2. Mucushypersecretie. Een grote hoeveelheid slijm ten gevolgen van een ontsteking in
de Bronchiën. (Bronchitis)
3. Verlies van de elastische retractiekracht van de longblaasjes (Emfyseem)
Astma
Mensen met astma hebben last van aanvallen van benauwdheid. Een aanval kan kort maar ook
lang aanhouden. In de periode tussen de aanvallen heeft een astmapatiënt meestal geen last.
Astma gaat vaak samen met Chronische bronchitis. Bij een aanval trekken de spiertjes van de
luchtwegen samen en verkleinen zo de luchtpijp. Dit geeft een zeer benauwd gevoel.
Chronische bronchitis
Bronchitis is een aandoening (ontsteking) van het slijmvlies in de luchtwegen. Mensen met
bronchitis hoesten veel en geven daarbij slijm op. Sommige patiënten hebben naast deze
klachten ook last van kortademigheid of een piepende ademhaling. Bronchitis wordt
chronisch als de klachten langer dan drie maanden gedurende een jaar aanwezig zijn.
Longemfyseem
Bij emfyseem zijn de longen minder rekbaar geworden. Daardoor is iemand met emfyseem
voortdurend kortademig en bij geringe inspanning kan hij al benauwd worden. Het stevige
bindweefsel van de longblaasjes wordt door een bepaald enzym afgebroken en de
longblaasjes worden slappe zakjes. Bij hard hoesten is het mogelijk dat de longen
dichtklappen omdat ze alle stevigheid zijn verloren. Het is belangrijk dat emfyseem patiënten
leren huffen in plaats van hoesten. Roken speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van
longemfyseem.
Bovenstaande ziektebeelden hebben gemeenschappelijke uitingsvormen. Eén daarvan is
belemmering van de expiratie (uitademing) ten gevolge van de obstructie. Een ander
belangrijk gemeenschappelijk kenmerk is irritatie van de luchtwegen veroorzaakt door
bijvoorbeeld: vochtige koude lucht, stof, rook of specifieke prikkels die een allergische reactie
kunnen veroorzaken.
Omdat het uitademen belemmerd wordt treedt er verandering op in de ademhalingsbeweging.
Bij mensen met COPD is er vaak sprake van een inspiratie stand van de borstkas.
Inspiratiestand is een voorovergebogen houding waarbij de schouders verder naar voren staan
dan normaal. Verder is de stand van de longen net zoals deze zou zijn wanneer men volledig
inademt. Deze stand wordt door de patiënt aangenomen omdat zij het ademen
vergemakkelijkt.
Door de verandering in de ademhaling krijgen de ademhalingsspieren veel meer te doen. Bij
gezonde mensen bedraagt het aandeel van de ademhalingsspieren in de totale
zuurstofconsumptie niet meer dan 5%. Bij ernstige COPD patiënten kan dit op lopen tot 40%.
Volgende symptomen zijn typisch voor COPD-patiënten:
Langzaam maar zekere toenemende kortademigheid
 Veel mensen met COPD hebben problemen om de trap op te gaan zonder te moeten
stoppen om naar adem te happen.
 Kortademigheid kan het eerst optreden tijdens het werken in de tuin, tijdens het
bergopwaarts lopen of zelfs gewoon tijdens het thuis rondlopen.
 Mensen met COPD lopen meestal trager dan mensen van dezelfde leeftijd.
 Vaker verkouden.
 Vaker last van bronchitis.
 Bent u een ex-roker en ouder dan 40 jaar?
Chronische hoest, ook gekend als rokershoest
 Hoest kan de hele dag aanwezig zijn of alleen ‘s ochtends optreden.
 Last van piepende ademhaling.
 Hogere slijmproductie.
COPD kan gepaard gaan met emotionele veranderingen
 Vele COPD-patiënten verminderen hun sociale activiteiten met familie en vrienden en
kunnen hierdoor meer en meer geïsoleerd raken.
 Sommige patiënten voelen zich soms schuldig over hun toestand, voelen zich
verantwoordelijk omdat zij roken of rookten.
Oorzaken
Geschat wordt dat bij 75% van patiënten die lijden aan COPD, de klachten zijn veroorzaakt
door roken (vooral emfyseempatiënten). Roken heeft daarnaast ook een negatief effect op het
beloop van COPD en kan de klachten verergeren. Ook (beroepsmatige) langdurige
blootstelling aan risicostoffen, luchtverontreiniging, genetische factoren en respiratoire
infectie kunnen bijdragen aan het ontstaan van de klachten.
COPD is een progressieve ziekte, dat wil zeggen dat de ziekte niet te genezen is en langzaam
aan steeds erger wordt. Dit leidt tot beperkingen en handicaps. De belangrijkste beperkingen
zijn kortademigheid en een verminderde inspanningstolerantie. De conditie van de patiënt
gaat achteruit en de verhouding tussen Belasting en Belastbaarheid gaat achteruit.
Hierdoor ontstaat dikwijls een neerwaartse spiraal. Uit angst voor kortademigheid gaan
mensen bewegen vermijden. Hierdoor verslechtert de conditie nog verder.
Door het vermijden van beweging komen mensen in een sociaal isolement wat op zijn beurt
weer kan leiden tot neerslachtigheid en een versterking van de inactiviteit.
Onderzoek heeft aangetoond dat met name spierzwakte, zowel van de ademhalingsspieren als
van de perifere skeletspieren, in belangrijke mate bijdraagt aan beperkingen en handicaps van
COPD-patiënten. De lichamelijke inspanning die COPD-patiënten moeten leveren vraagt
meer energie. In combinatie met moeizaam eten als gevolg van ademhalingsproblemen raken
COPD-patiënten gemakkelijk ondervoedt. Hierdoor kunnen patiënten in een neerwaartse
spiraal raken waardoor het steeds slechter met de conditie gaat!
Voedingstherapie, in combinatie met bewegingstherapie, helpt de neerwaartse spiraal van
energietekort en ondervoeding te doorbreken.
Wat doet de fysiotherapeut
De fysiotherapeut richt zich op de volgende punten:
1. Luchtwegobstructie
2. Disfunctioneren van het adembewegingsapparaat
3. Verminderde fysieke belastbaarheid
De luchtwegobstructie wordt verminderd door het aanleren van huff en hoest technieken die
het slijm omhoog brengen. De meeste COPD patiënten hoesten zich bijna letterlijk de longen
uit het lijf zonder het juiste effect. Door de mensen efficiënt te leren hoesten en huffen kunnen
de luchtwegen beter geklaard worden. Door de verandering in de luchtwegen is de manier van
ademhalen nood gedwongen veranderd. Bij de meeste COPD patiënten is het niet meer
mogelijk ze op de normale manier te laten ademhalen. Het is van groot belang de patiënt goed
te leren ademhalen in deze nieuwe situatie. Hiervoor zijn een aantal technieken. De fysieke
belastbaarheid moet op pijl worden gehouden om verdere achteruitgang te vertragen. Dit
wordt gedaan door middel van conditie- en krachttraining.
Medicijnen
Er zijn geen medicijnen die chronische bronchitis of emfyseem genezen. Wel kunnen
medicijnen klachten verlichten en helpen de conditie van de luchtwegen op pijl te houden. De
medicijnen worden grotendeels via inhalatie toegediend. Er zijn drie groepen medicijnen.
Luchtwegverwijders zorgen er voor dat de spiertjes van de luchtwegen zich ontspannen.
Astma patiënten maken veel gebruik van de medicatie. Ontstekingsremmers voorkomen
infecties van de luchtwegen en bieden bescherming tegen prikkels. Antibiotica, doodt
bacteriën of remt deze in hun groei. Bacteriële infecties komen vaak voor bij mensen met
COPD.
Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van: het
Astma Fonds
Naar boven
Enkelklachten.
Symptomen
Oorzaken
Wat kun je er zelf aan Wat doet de
doen?
fysiotherapeut?
Herstel
Patiënten informatie
Enkelklachten
Het enkelgewricht vormt de verbinding tussen de voet en het onderbeen. Om het gewricht
heen zitten banden en een kapsel. Deze zorgen voor stevigheid en geleiden de bewegingen in
het gewricht.
Bij een verstuiking kunnen de enkelbanden opgerekt worden of scheuren (fig 1). De
bloedvaatjes die hier zitten scheuren ook. Dit zorgt voor een flinke zwelling van de enkel. Een
verstuikte enkel doet in het begin vaak zo zeer dat je er niet op kunt lopen, dit is normaal
fig. 1
Symptomen
In ongeveer 90% van de gevallen is er sprake van een verzwikking naar binnen (inversie).
Pijn en zwelling aan de buitenkant van de enkel zijn het directe gevolg. Het slachtoffer kan
meestal nog wel op de voet staan maar lopen is pijnlijk. Een eventuele bloeduitstorting wordt
pas na een aantal dagen zichtbaar.
Verschijnselen van verscheuring
Naast bovenstaande verschijnselen zijn dit:
 Pijn aan de voorzijde van het onderste stukje van het kuitbeen(aan de buitenkant van
de enkel);
 Een bloeduitstorting;
 Het naar voren kunnen schuiven van de voet t.o.v. het onderbeen (voorste
schuifladetest). Wanneer het bovenste verschijnsel en ten minste één van beide andere
verschijnselen aanwezig zijn, is er sprake van een verscheuring.
Verschijnselen die passen bij een botbreuk
 Het niet kunnen staan of lopen op de enkel, direct na het ongeval;
 Een afwijkende stand van de voet t.o.v. het onderbeen;
 Pijn bij drukken op de onderkant van het scheenbeen of kuitbeen aan de achterzijde;
 De basis van het 5e middenvoetsbeentje (buitenkant voet);
 Het scheepsbotje aan de binnenzijde van de wreef.
Oorzaken
De meeste enkelklachten treden op doordat er een vreemde beweging met de enkel wordt
gemaakt. Hierbij kunnen de gewrichtsbanden verrekt (verzwikking) of ingescheurd
(verstuiking) raken. In ernstige gevallen kan de enkel zelfs gebroken zijn.
Bij een verstuiking van de enkel, is de buitenste enkelband beschadigd. Deze loopt van boven
naar beneden, en verbindt daarbij het onderste deel van het scheenbeen (de grote knobbel aan
de zijkant van uw enkel) met de zijkant van de voet.
Ook bij reumatische klachten geven beschadigde enkelbanden onstabiliteit van de enkel.
Hierdoor komen er meer krachten op de enkelbanden te staan, wat weer meer pijn veroorzaakt
en een grotere slijtage van het enkelgewricht teweeg brengt.
Onstabiliteit van het enkelgewricht is een belangrijke oorzaak van extra problemen: het kan
tijdens het bewegen bijvoorbeeld resulteren in meer slijtage aan het kraakbeen dat
bewegingen in het gewricht soepel moet laten verlopen.
fig. 2
Herstel
Een enkelverstuiking herstelt over het algemeen vanzelf, als de enkelbanden
gescheurd zijn kan er op de eerste hulp van het ziekenhuis een gipsverband
aangelegd. De enkel wordt in een zodanige stand gegipst dat de gescheurde
banden weer dicht bij elkaar komen. Als het gips er na ongeveer drie weken
af gaat is de enkel nog wel gevoelig. Het is noodzakelijk dat tijdens het
sporten of een andere hoge inspanning de enkel wordt ondersteund door
bijvoorbeeld tape of een enkelbandage. De enkel is zeker de eerste maand
nog zeer onstabiel. Dit komt doordat de enkelbanden opgerekt zijn en je niet
helemaal goed meer aanvoelt hoe de enkel in de ruimte staat. De kans dat je
er de eerste weken doorheen zal gaan is groot. Dit is niet alleen zeer pijnlijk
maar vertraagd ook het herstel proces.
Wat kunt u er zelf aan doen.
Koel de enkel direct na het trauma minstens 30 minuten met bijvoorbeeld
een ijspakking. Dit vermindert de zwelling en de pijn. Zorg voor voldoende
rust zeker de eerste 2 a 3 weken. Ga langzamerhand steeds meer lopen maar
let er op dat je niet te veel door de pijngrens gaat. Het is wel belangrijk dat
de enkel na de rust fase van 2 a 3 weken weer belast wordt. Deze belasting
zorgt ervoor dat het nieuwe weefsel van de banden in de juiste richting
komt te liggen. De nieuwe vezels van de banden moeten in de richting van
de trekkracht gaan liggen. Op die manier worden de banden het sterkst. Als
er geen belasting is weten de vezels niet in welke richting ze moeten liggen
en krijg je een zwakke plek op de plaats van het letsel. Ook na verloop van
tijd kan de enkel nog wel eens wat dik worden of warm aanvoelen dit is een
teken dat u net iets teveel heeft gedaan. Koel de enkel de eerste 2 a 3 weken
dagelijks, het liefst aan het eind van de dag. Hierdoor zal de pijn
verminderen. Als de enkel na 3 weken nog steeds dik is, is het raadzaam om een specialist op
te zoeken.
Wat doet de fysiotherapeut
De fysiotherapeut komt pas in actie als het natuurlijke herstelproces niet voldoende is voor
een volledig herstel. Bijvoorbeeld: er is na 2 a 3 weken nog steeds sprake van een flinke
zwelling of de enkel is na 5 weken nog steeds zeer gevoelig en voelt nog instabiel. De
fysiotherapeut zal zich dan richten op het verminderen van de zwelling d.m.v. koudetherapie
en bewegingstherapie. Als de banden verzwakt blijven worden er oefeningen gedaan voor het
versterken van de spieren en de banden rond het gewricht.
Patiënteninformatie bij tape behandeling van enkel(s).
Uw enkel is zojuist door uw fysiotherapeut ingetaped. Er zijn echter een aantal zaken die van
belang kunnen zijn voor een goed verloop van het genezingsproces.
De belangrijkste aanwijzingen vindt u hieronder puntsgewijze.
Het is natuurlijk wel zo dat de therapie individueel sterk kan verschillen. Dit heeft te maken
met factoren als: de ernst van de blessure, de leeftijd, het beroep, het gewicht, de mate van
getraindheid van de patiënt en andere soortgelijke omstandigheden. Dat wil dus zeggen dat
niet alle informatie die u hier vindt op u van toepassing behoeft te zijn.
1. In principe is het zo, dat u met de enkel die ingetaped is normaal moet kunnen lopen.
Het is van zeer groot belang dat u de voet weer juist afwikkelt. Vermijd "mank" lopen
en tracht de voet recht naar voren neer te zetten.
2. Bij het douchen proberen de tape droog te houden. U kunt hiervoor bijvoorbeeld een
plastic zak om de voet doen en deze met een elastiekje vastmaken.
3. Indien u het gevoel hebt, dat de tape te strak zit of indien het te veel jeukt,
is het verstandig uw behandelend fysiotherapeut te raadplegen.
4. Enige nuttige oefeningen:
a. Probeer te staan (los) op het aangedane been. Dit is een evenwichtsoefening.
b. In zit, de enkel zo ver mogelijk optrekken en zo ver mogelijk naar beneden
bewegen.
c. Voet rollen over een fles.
Uw fysiotherapeut kan, bijvoorbeeld als er te veel zwelling is of als er te veel pijn bestaat,
besluiten naast de tape ook andere therapievormen toe te passen.
In het algemeen wordt de tape na tien dagen verwijderd. Dan wordt opnieuw bekeken, of de
enkel nogmaals ingetaped moet worden. In sommige gevallen kan dit meerderenmalen nodig
zijn.
Indien u specifieke vragen hebt, kunt u deze altijd tijdens een bezoek of telefonisch stellen.
Belangrijk: Wanneer u veel last van de tape heeft -en uw therapeut is niet bereikbaar -kunt u
deze zelf verwijderen. U dient dan wel zo spoedig mogelijk contact met de fysiotherapeut op
te nemen. Klik voor meer informatie over enkelklachten op deze link en bezoek de site van
het: Nederland Huisarts Genootschap
Hartfalen
Hoe ziet het hart eruit?
Oorzaken
Angina Pectoris
Wat zijn hartfalen?
Behandeling
Hartinfarct
Symptomen
Medicijnen
Hartfalen
“Het Hart”
Het hart is een spier die als pomp werkt. Het hart pompt het bloed met zuurstof en
voedingstoffen via de slagader naar alle delen van het lichaam. Afvalstoffen worden via het
bloed afgevoerd naar de nieren, de lever en de longen. Het hart is opgebouwd uit een rechter
en linker helft. Elke helft bestaat uit een boezem (atrium) en een kamer (ventrikel).
De rechter en de linker harthelft zijn gescheiden door een tussenschot (septum).
De beide kamers zijn met de slagaders verbonden. Vanuit de rechterkamer gaat een slagader
naar de longen. Vandaar de naam longslagader (arteria pulmonalis). Vanuit de linkerkamer
gaat een slagader naar het lichaam en heet daarom lichaamsslagader (aorta).
Fig. 1
In de rechterboezem(1) van het hart stroomt
bloed uit het lichaam binnen. Een klep (3)
regelt de bloedstroom naar de
rechterkamer(5). Na het passeren van een
tweede klep(8) gaat het bloed via de
longslagader(10) naar de longen.
De longen sturen zuurstofrijk bloed weer
terug naar de linkerboezem (2). Ook daar
regelt een klep(4) de toevoer naar de
linkerkamer(6). Na het passeren van de
tweede klep(7) komt het bloed in de aorta(9)
terecht en wordt het bloed naar alle delen van
het lichaam gepompt.
Het bloed is een transportmiddel voor de stoffen die we in het lichaam nodig hebben en voor
de afvalstoffen die we weer kwijt moeten. Het bloed haalt voedingstoffen op rond de darmen
en geeft afvalstoffen af. ‘Vaste’ stoffen via de lever en vocht via de nieren. In de longen
neemt het zuurstof op en geeft het koolzuur af. Zuurstof is erg belangrijk voor het
functioneren van al onze organen, zonder zuurstof kunnen we niet leven. Om telkens nieuw
zuurstof aan te voeren, moet het bloed blijven stromen. Het hart pompt het bloed door het hele
lichaam.
Door samen te trekken stuwt de hartspier het bloed weg, de uitstroomvaten in (slagaders).
De samentrekking noemt men de hartslag. Gemiddeld slaat het hart 70 maal per minuut.
De linkerkamer pompt het bloed het lichaam in, dit bloed bevat zuurstof dat wordt afgegeven
aan de organen. Via de aders komt zuurstofarm bloed weer terug in de rechterboezem. Vanuit
de rechterboezem gaat het bloed naar de rechterkamer, van daaruit pompt het hart het bloed
naar de longen, waar het bloed weer zuurstof opneemt en koolzuur afgeeft. Het zuurstofrijke
bloed komt terug naar het hart in de linkerboezem, dan naar de linkerkamer en het hele proces
begint opnieuw. (fig. 1)
Hartfalen
Bij hartfalen is de pompwerking van het hart niet optimaal. Daardoor
wordt onvoldoende bloed door het lichaam gepompt en krijgen
sommige delen van het lichaam af en toe te weinig bloed en dus
zuurstof. Hartfalen komt ongeveer bij 1 op de 1000 Nederlanders voor.
Na het 65ste jaar is het één van de meest voorkomende oorzaken van een
ziekenhuisopname. Hartfalen kan het gevolg zijn van een eerder
doorgemaakt hartinfarct. Het kan ook een aangeboren afwijking zijn of het gevolg van een
ongezonde manier van leven, zoals veel roken en weinig bewegen.
Door de verminderde pompwerking stroomt het bloed niet goed terug naar het hart. Het
gevolg hiervan is dat er onvoldoende bloed door het lichaam wordt gepompt en dat organen
soms te weinig bloed en dus zuurstof krijgen. Oorzaak is een zwakke hartspier en daardoor
een onvoldoende pompkracht van het hart. Als gevolg hiervan gaat het lichaam via de nieren
zout en water vasthouden. Men kan merken dat men minder vaak hoeft te plassen. Het teveel
aan vocht, dat eigenlijk uitgeplast had moeten worden, hoopt zich eerst op in de bloedvaten,
maar uiteindelijk gaat het in de weefsels zitten. Dit gebeurt het eerst op plaatsen die verder
van het hart gelegen zijn zoals de voeten, de enkels en de benen. Er vormt zich oedeem.
Oedeem herken je als volgt: druk uw duim enkele seconden op het opgezwollen lichaamsdeel
en laat dan los. Als er enige tijd een 'deuk' zichtbaar blijft dan is er sprake van vochtophoping.
Ook op onzichtbare plekken blijft vocht 'hangen', bijvoorbeeld in de longen; dit heet
"longoedeem". Behalve zien kun je dit soort verschijnselen ook merken. U bent moe, u heeft
adem tekort, ook als u ligt.
Symptomen.
 Vermoeidheid doordat het hart steeds minder bloed naar de spieren pompt en deze dus
van minder zuurstof en voedingstoffen worden voorzien.
 Kortademigheid door de ophoping van vocht in de longen. Bij inspanning meer last
dan in rust.
 Een opgeblazen gevoel en minder eetlust door ophoping van vocht in de buik, de lever
en de darmen.
 Dikke benen door vocht in de benen.
 Gewichtstoename door vasthouden van vocht.
 Vergeetachtigheid en gebrek aan concentratie als de hersenen minder zuurstof krijgen.
Oorzaken
De oorzaken van het hartfalen lopen uiteen. Het kan komen door een eerder hartinfarct die het
hartspierweefsel zodanig heeft beschadigd dat het hart niet genoeg pompkracht meer kan
genereren om het bloed rond te pompen.
Het komt ook voor dat een aangeboren afwijking van de hartkleppen er voor zorgt dat het
bloed niet alleen de aorta in wordt gepompt maar ook weer terug de hartkamer in.
Als laatste kunnen de slagaderen deels verstopt zijn en kunnen de aderen zijn verhard door
een te hoog cholesterol gehalte. Dit zorgt er voor dat de bloeddruk stijgt. Als deze te hoog
wordt dan is het hart niet meer in staat het bloed met de juiste snelheid rond te pompen.
Klik voor meer informatie over dit onderwerp op deze link en bezoek de site van de:
Om de oorzaak van hartfalen op te sporen heeft de arts verschillende mogelijkheden.






Electrocardiogram (ecg)
Laboratorium
Bloeddruk controle
Beluisteren van hart en longen
Röntgenfoto (X-thorax), van hart en longen
Echocardiografie, ultrasoon geluidsonderzoek van het hart
Ten eerste zal er altijd een elektrocardiogram worden gemaakt van het hart. Vaak is hier al op
te zien of het hart beschadigd is (hartinfarct) of dat de hartspier te weinig zuurstof krijgt
(angina pectoris). Ook zal de arts bloed laten onderzoeken, vooral de werking van de nieren
en de zogenaamde hartenzymen worden onderzocht. Wat ook belangrijk is, is het zogenaamde
cholesterol gehalte. Een hoog cholesterolgehalte kan aanleiding zijn tot het zogenaamde
atherosclerose, ook wel aderverkalking genoemd. Het bloeddrukmeten behoort tot de
standaard onderzoeken evenals het beluisteren van hart en longen, met een stethoscoop. De
arts kan dan beoordelen of er vocht in de longen zit (decompensatio) en ook kan de werking
van de hartkleppen beoordeeld worden. Het beluisteren van hart en longen is een onderdeel
van het lichamelijk onderzoek. Om het plaatje compleet te krijgen zal er ook een foto worden
gemaakt van hart en longen, hierop kan de arts kijken of er vocht in de longen zit maar ook
kan hij beoordelen of het hart misschien vergroot is, iets wat kan leiden tot hartfalen.
Behandeling
Als de diagnose hartfalen is gesteld door uw cardioloog dan zal hij proberen eerst de oorzaak
van dit hartfalen te behandelen. Bijvoorbeeld als angina pectoris de reden is van een
verminderde pompfunctie en dus hartfaalklachten veroorzaken, dan kan behandeling van die
angina pectoris de hartfaalklachten belangrijk doen afnemen.
Een andere manier om de benauwdheid aan te pakken is het geven van plasmedicatie, de
zogenaamde diuretica (plaspillen). De nieren zullen hierdoor meer vocht en zout gaan
uitscheiden, dus het overtollige vocht wordt effectief aangepakt. Benauwdheidklachten of
oedeem kan belangrijk afnemen. Welk plasmiddel u krijgt is een keuze van de arts. De
opmerking dat je goed moet drinken als je plastabletten inneemt wordt vaak opgevat dat je
juist extra goed moet drinken. Op deze manier is het effect van het plasmiddel een stuk
minder. Een goede indicatie om te kijken of u meer vocht gaat vasthouden is het dagelijks
wegen, 's ochtends als u uw bed uitkomt. Uw arts of de verpleegkundige van de poli -hartfalen
kan u precies uitleggen waar u op moet letten.
De basis van de behandeling van hartfalen bestaat uit:
 Medicijnen
 Aanpassing van eet- drinkpatroon
 Aanpassing van de leefgewoonten
Voor deze behandeling zijn drie personen nodig:
 Uzelf
 De verpleegkundige
 De cardioloog of huisarts
1. De belangrijkste steunpilaar van de behandeling bent u zelf:
 Neem de medicijnen dagelijks in, volgens voorschrift
 Voorkom overgewicht
 Houdt u aan het zoutbeperkt dieet
 Drink niet meer dan 1,5 liter per dag, tenzij anders afgesproken
 Weeg u dagelijks en meld veranderingen
 Blijf zoveel mogelijk in beweging, dit afgewisseld met rustperioden
 Neem in ieder geval een middagrust van anderhalf à twee uur
 Rook niet
 Beperk alcoholgebruik tot één glas per dag tenzij de arts anders adviseert
2. De tweede pijler van de behandeling is de verpleegkundige:
 Zij/hij informeert u over uw ziekte en hoe er mee om te gaan
 Zij/hij is uw aanspreekpunt wanneer er problemen zijn
 Zij/hij overlegt met de arts of de medicijnen of richtlijnen veranderd moeten worden
 Zij/hij doet bloedonderzoek als controle op de werking van de medicijnen
3. De arts is de derde pijler van de behandeling. Hij of zij bepaalt welke combinatie van
medicijnen voor u het meest geschikt is.
Een enkele keer bestaat de kans de ernst van het hartfalen te verminderen door een operatie
of een Dotter-ingreep. Hiervoor is dan verder onderzoek nodig (bijvoorbeeld
echocardiogram, hartscan, hartkatheterisatie).
Medicijnen.
De medicijnen die het meest worden gegeven zijn gericht op:
 Verbeteren van de pompkracht van het hart.
 Verwijderen van overtollig vocht in het lichaam (plasmiddel).
 Verlagen van de bloeddruk, waardoor er minder kracht per hartslag nodig is.
 Een gunstig effect op een afwijkend hartritme
Angina pectoris
Angina pectoris ontstaat als de hartspier te weinig zuurstof krijgt. Om goed het bloed door ons
lichaam te kunnen pompen heeft de hartspier zelf ook zuurstofrijk bloed nodig. Dit
zuurstofrijke bloed krijgt de hartspier via een apart systeem van bloedvaten; via de
zogenoemde kransslagaderen. Op momenten dat het hart sneller moet pompen, zoals bij
lichamelijke inspanning of bij emotionele opwinding, is er meer zuurstof nodig. Krijgt het
hart dit niet op tijd, dan ontstaan er verschijnselen als pijn en/of een drukkend onaangenaam
gevoel op de borst, soms uitstralend naar de hals en de armen. De beklemming op de borst
geeft een gevoel van benauwdheid. Deze verschijnselen noemen we angina pectoris. Een
aanval duurt meestal enige minuten en gaat vaak met rust weer over.
Het vermogen van de kransslagaderen om het hart van bloed te voorzien is beperkt bij mensen
die een aandoening aan de kransslagaderen hebben, bijvoorbeeld arteriosclerose (=
slagaderverkalking). Door arteriosclerose worden de kransslagaderen nauwer en komt de vrije
doorstroming van het bloed in de knel. Dit is een proces van jaren en de patiënt heeft er geen
last van tot de eerste angina pectoris aanval; dan bestaat er al een flinke vernauwing van de
kransslagaderen.
Angina pectoris kan de patiënt belemmeren in de dagelijkse bezigheden, zeker als de
aanvallen al bij geringe inspanningen optreden. Lang niet iedereen met angina pectoris krijgt
op den duur een hartinfarct (zie myocard infarct), maar de kans daarop is wel groter. Het is
dan belangrijk de risicofactoren te beperken door te stoppen met roken, af te vallen, gezonder
te eten en meer te bewegen. In Nederland hebben enkele honderdduizenden mensen last van
angina pectoris. Het komt bij mannen vooral voor boven de veertig; vrouwen krijgen meestal
klachten op latere leeftijd, na de overgang. Boven de zestig is het percentage mannen en
vrouwen met angina pectoris gelijk.
De behandeling bestaat uit geneesmiddelen om de aanvallen te voorkomen (de zogenaamde
nitraten, ß-blokkers of Ca-antagonisten) en om deze af te breken (nitraten). In ernstige
gevallen zal men proberen middels een operatie of dotterprocedure de vernauwing op te
heffen.
Naar boven
Hartinfarct
Het hart is een grote spier die het bloed door het lichaam pompt. Voor deze arbeid heeft het
hart voeding en zuurstof nodig. Dit haalt hij uit het bloed. Door het hart lopen twee aders, de
linker en rechter kransslagader. Deze twee aders verzorgen de doorbloeding van het hart, ze
vertakken zich tot kleine haarvaatjes die het hele hart verzorgen. Bij een hartinfarct raakt een
kransslagader op een bepaalde hoogte verstopt en krijgt het spierweefsel van het hart geen
zuurstof meer. Als dit te lang duurt, sterft er spierweefsel af. Dit te kort aan zuurstof geeft een
brandende drukkende pijn op de borst (Angina Pectoris) met vaak uitstraling naar de
linkerarm. Het afgestorven spierweefsel verandert in bindweefsel en kan dus niet meer
samentrekken. Het hart verliest hierdoor pompkracht.
De plaats waar de kransslagader verstopt is maakt veel uit voor de gevolgen van het infarct.
Hoe hoger de ader is afgesloten hoe groter het stuk spierweefsel dat geen zuurstof krijgt.
Lager in de kleinste haarvaatjes raakt er minder spierweefsel afgesloten. Niet alleen de plaats,
van de afsluiting, in de ader is van belang ook of het de linker- of de rechter kransslagader
betreft maakt veel verschil. De rechter kransslagader verzorgt de rechter boezem en de rechter
kamer. Het bloed stroomt van uit het lichaam via de vena cava superior de rechter boezem in.
De boezem pompt het door naar de rechterkamer. Hier begint de zo genoemde kleine
bloedsomloop. Vanuit de rechterkamer wordt het bloed naar de longen gepompt. Hier komt
het zuurstofarme bloed in aanraking met de longen en neemt weer nieuw zuurstof op. Vanuit
de longen komt het bloed in de linkerboezem. De linkerboezem pompt het bloed naar de
linkerkamer. De linkerkamer heeft de sterkste spierbuik van het hele hart, want vanuit deze
kamer moet het bloed het hele lichaam door worden gepompt. Het is dus het meest gevaarlijk
als de linkerkant wordt getroffen door een infarct. Dit deel van het hart moet het meeste werk
verzeten.
Risicofactoren
Het hartinfarct is een 'welvaartsziekte' die opgang heeft gemaakt na de Tweede Wereldoorlog.
We lijden een veel gejaagder bestaan dan onze voorouders en zijn daardoor meer en vooral
ongezonder gaan eten. "Even snel een hamburgertje halen!"
Aan die welvaart zijn risico's verbonden. Een van die risico's is het hartinfarct. De kans op een
hartinfarct wordt beïnvloed door zogenaamde 'risicofactoren'. De bekendste risicofactoren
zijn:
 Roken
 Arteriosclerose (een vaatziekte die de aderen vernauwt)
 Verhoogde bloeddruk
 Overgewicht
 Een te hoog cholesterolgehalte
 Weinig lichamelijke beweging
 Veel stress
Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de:
GGD
Naar boven
Wat is Migraine?
Migraine
Spanningshoofdpijn Wat is
Spanningshoofdpijn?
Wat is Cluster
Cluster hoofdpijn
hoofdpijn?
Cervicale hoofdpijn Wat is Cervicale
hoofdpijn
Symptomen
Symptomen
Oorzaak
Oorzaak
Behandeling
Behandeling
Symptomen
Oorzaak
Behandeling
Symptomen
Behandeling
Hoofd - en aangezichtspijn
In het algemeen wordt onder hoofdpijn het volgende verstaan: Pijn in en rondom het hoofd,
inclusief pijn achter de ogen en pijn in het gebied tussen de nek en het achterhoofd. Omdat de
meeste mensen bij hoofdpijn niet direct naar de huisarts gaan is het onbekend hoeveel mensen
er aan hoofdpijn lijden.
Veelal is hoofdpijn een niet ernstige aandoening die na een paar uur of na een dag vanzelf
weer verdwijnt. Echter zijn er een aantal soorten hoofdpijn die meer aandacht verdienen. Deze
staan hieronder beschreven.
Migraine
Migraine is een veelvoorkomende aandoening. De aandoening geeft echter bij iedereen een
ander beeld. Het ziektebeeld is er een met een grote diversiteit aan symptomen. De mate
waarin de symptomen voorkomen en de frequentie waarmee de symptomen zich uiten
verschilt per persoon.
Symptomen
De algemene kenmerken van migraine zijn:






Een geleidelijk toenemen van de aanval. Men voelt de aanval vaak aankomen.
De pijn is over het gehele gezicht te voelen.
De patiënt ziet vaak lichtflitsen die er in werkelijkheid niet zijn.
De aanval gaat gepaard met braken en misselijkheid.
De pijn neemt toe bij fysieke belasting.
De pijn is pulserend. (Dat wil zeggen de pijn neemt toe en af gedurende een aanval).
Oorzaak
Het is het niet bekend waarom de aandoening per persoon zoveel verschilt. De ene persoon
heeft om de twee weken een aanval de andere heeft er een paar per jaar. Wel is bekend dat
psychologische factoren een grote rol spelen bij de frequentie van de aanvallen.
Ook de oorzaak voor het ontstaan van migraine is niet bekend. Er zijn wel een aantal factoren
die als provocerend worden verondersteld: stress: bij veel patiënten treedt de migraine op na
een rustperiode die volgt op een stressvolle, drukke periode.
Voeding kan ook een rol spelen bij het ontstaan van een aanval. Door niet op tijd of
onregelmatig te eten wordt een aanval uitgelokt. Voedsel of drank met een hoog
tyraminegehalte (koffie, chocolade, oude kaas, zoute haring, kippenlever, rode wijn) is ook
van invloed. Ook is bekend dat noten en citrusvruchten een aanval kunnen veroorzaken.
En als laatste factor zijn er nog; fel licht, menstruatie, lage luchtdruk (in het vliegtuig of in de
bergen) en uitslapen (weekendhoofdpijn)
Behandeling van migraine
Permanente genezing van migraine is nog niet mogelijk. Hiervoor is er nog te weinig bekend
over de manier waarop de aandoening ontstaat. Wel kan men er voor zorgen dat de
provocerende factoren die een aanval kunnen veroorzaken zo veel mogelijk verminderen. Dit
kan onder andere door medicamenteuze therapieën en door een dieet voor te schrijven zodat
de persoon niet te veel in aanraking komt met de provocerende voedingsstoffen. Ook de
frequentie en de heftigheid van de aanval kunnen door medicatie worden verminderd.
Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de:
Patiëntenvereniging voor Migrainepatiënten
Spanningshoofdpijn
Dit is een van de meest voorkomende soorten hoofdpijn in onze maatschappij. Het is een
aandoening die zeer nauw gerelateerd is aan stress.
Symptomen
De algemene kenmerken van spanningshoofdpijn zijn:





Een drukkende en knellende pijn in het hoofd.
De pijn is constant en neemt niet toe gedurende de aanval.
De pijn manifesteert zich aan beide zijden van het hoofd.
De pijn neemt niet toe bij activiteitstoenamen.
Geen misselijkheid of braken.
Oorzaak
Men kan spanningshoofdpijn onderverdelen in drie typen hoofdpijn.
1. Episodische hoofdpijn; het meest voorkomend.
2. Chronische hoofdpijn.
3. Ongeclassificeerde hoofdpijn.
Bij Episodische cluster-hoofdpijn kunnen de acute hoofdpijn-aanvallen 15 minuten tot 3 uur
duren en zich gedurende een aantal dagen, weken of maanden (= cluster-periode) tot 8 keer
per dag voordoen. De cluster-perioden worden afgewisseld met hoofdpijn-vrije perioden.
Bij chronische cluster-hoofdpijn is er spake van voortdurende hoofdpijn-aanvallen, die niet
worden afgewisseld door klachtenvrije perioden.
Bijkomende verschijnselen bij cluster-hoofpijn zijn o.a. éénzijdige tranenvloed,
neusverstopping, rood gelaat en pupilvernauwing.
De oorzaken voor spanningshoofdpijn zijn te zoeken zowel op het lichamelijke als op het
geestelijke vlak. De volgende aspecten kunnen ten grondslag liggen aan de hoofdpijn;
abnormale orale functie (niet goed functioneren van de mond), gevoeligheid voor
weersveranderingen, plotselinge omslagen in de naaste omgeving van de persoon, trauma aan
het hoofd of andere organische afwijkingen.
Daarnaast kunnen ook psychologische factoren ten grondslag liggen aan het ontstaan van
hoofdpijn. Deze kunnen zijn: angst, depressie, hysterie, relatie problematiek, stress, gebrek
aan ontspanningsmogelijkheden, slaapstoornissen en seksuele problematiek.
Behandeling
De oorzaak van spanningshoofdpijn is complex daarom is de behandeling bij deze
patiëntengroep multidisciplinair. De behandeling bestaat uit psychische, fysiotherapeutische
behandeling die ondersteund wordt door medicatie. Door middel van houding en
bewegingscorrecties, ondersteund door puur symptomatische behandelingen ( het behandelen
van symptomen en niet de oorzaak) kunnen er vicieuze cirkels worden doorbroken.
Zo kunnen er langdurige processen van ontspanning en herstel plaatsvinden. Tijdens het
herstel komt er ruimte om aandacht te geven aan de psychologische factoren die ten grondslag
kunnen liggen aan de hoofdpijn.
De farmacologische behandeling bestaat uit het toedienen van pijnstillers en anti depressivia.
De behandeling zal een zeer lange periode in beslag nemen. Meestal is het eerste resultaat pas
te zien na ongeveer zes weken. De gehele behandeling kan soms wel een half jaar in beslag
nemen.
Clusterhoofdpijn
Dit type hoofdpijn komt in Nederland weinig voor. Er zijn twee vormen clusterhoofdpijn: de
chronische en de niet chronische vorm. Het is een soort hoofdpijn die zich uitstrekt over een
langere periode. En is daarmee een aparte vorm van hoofdpijn aangezien de meeste soorten
hoofdpijn vaak in een korte periode hevig aanwezig zijn.
Clusterhoofdpijn komt voor in clusters. Dit wil zeggen dat de pijn gedurende een bepaalde
periode actief is. Deze periode bestaat uit aanvallen die elkaar in een bepaald ritme opvolgen.
De tussentijdse perioden is de patiënt vrij van hoofdpijn. De duur van een cluster is zeer
uiteenlopend: van acht dagen tot een half jaar. De aanvallen binnen een cluster kunnen
verschillen van een kwartier tot drie uur. De meeste patiënten hebben twee clusters per jaar.
De heftigheid van de aanvallen kan binnen een cluster oplopen. De aanvallen vinden bij de
meeste patiënten op gezette tijden plaats. Dit kan bijvoorbeeld tijdens de slaap zijn.
Het verschil tussen de chronische vorm van clusterhoofdpijn en de niet chronische vorm is dat
bij de chronische vorm de clusters elkaar in een sneller tempo opvolgen en dat de tussentijdse
periodes worden opgevuld met een zeurende vorm van pijn.
Symptomen
Clusterhoofdpijn gaat vaak gepaard met:
 Een steekachtig felle pijn in het hoofd en nek regio.
 Een tranenvloed.
 Neusverstopping.
 Ernstige zweetaanvallen van gezicht en hoofd.
 Een toenemende druk en opzwelling van het ooglid.
De pijn die hiermee gepaard gaat is meestal maar aan één kant van het gezicht duidelijk
aanwezig. De pijn kan in de loop van een aanval ook naar de andere zijde van het gezicht
uitstralen.
Oorzaak
De ware oorzaak voor het ontstaan van deze vorm van hoofdpijn is niet bekend. Er zijn vele
onderzoeken gedaan naar de invloed van medicijnen, eten, stress en nog vele andere
mogelijke oorzaken. Maar geen van de onderzoeken heeft geleid tot een duidelijke oorzaak.
Het enige waar wel een kleine oorzaak in is te vinden zijn alcoholhoudende dranken. Deze
kunnen een aanleiding geven tot een aanval of een bestaande aanval verergeren
Behandeling
Omdat er geen oorzaak voor de aandoening is aan te wijzen, is er ook geen goede behandeling
op te stellen. Op dit moment wordt bij deze patiëntencategorie alleen een therapie gegeven
door middel van medicatie. Deze medicatie bestaat voornamelijk uit pijnbestrijders en
slaapmiddelen om de patiënten rust te gunnen. De patiënten slapen vaak slecht door de pijn of
door de angst voor een aanval tijdens het slapen. Ook kunnen door middel van de medicijnen
de hevigheid en frequentie van de aanvallen en clusters worden teruggebracht.
Cervicale hoofdpijn.
Cervicale hoofdpijn is een hoofdpijn die zeer veel lijkt op de spanningshoofdpijn. Deze vorm
van hoofdpijn heeft dezelfde vorm van pijn en dezelfde kenmerken als spanningshoofdpijn
alleen komt de pijn opzetten vanuit de cervicale wervels van de wervelkolom. De cervicale
wervels zijn de eerste 7 wervels vanaf het hoofd gezien. Zij vormen samen de nek.
Het is een vorm van hoofdpijn die twee keer zo veel bij vrouwen voorkomt als bij mannen.
Symptomen
De kenmerken van cervicale hoofdpijn zijn:





Een drukkende en knellende pijn in het hoofd;
De pijn is constant en neemt niet toe gedurende de aanval;
De pijn manifesteert zich aan beide zijden van het hoofd;
De pijn neemt niet toe bij activiteitstoenamen;
Geen misselijkheid of braken
Behandeling
De behandeling van Cervicale hoofdpijn moet op hetzelfde vlak worden gezocht als die van
spanningshoofdpijn.
Naar boven
Kaakklachten
Onder kaakklachten verstaan we alle klachten die te maken hebben met het niet goed
functioneren van de kaken of het kaakgewricht. Deze klachten veroorzaken vaak pijn in en
rond het gewricht en geven vaak een uitstralende pijn naar de omgeving van het oor en het oor
zelf.
Het kaakgewricht is een zeer ingewikkeld gewricht dat tussen de kaak en de onderzijde van de
schedel is gelegen. Het gewricht bevindt zicht net voor het linker- en het rechteroor. Het
kaakgewricht is een van de ingewikkeldste gebouwde gewrichten van het menselijk lichaam.
Het is omgeven door een ingewikkeld stelsel van banden en pezen en een groot aantal spieren
die de kaak bedienen. Als er ook maar iets met een van de structuren van het gewricht aan de
hand is kan dit al grote gevolgen hebben voor het functioneren van de kaak en daarmee een
grote belemmering worden voor de patiënt. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat als de discus (een
klein botschijfje dat te vergelijken is met de knieschijf) niet goed op de plek zit, de kaak niet
ver genoeg open gaat of dat de kaak niet goed gesloten kan worden. Ook kan het zijn dat de
spieren in een verhoogde spanning kunnen raken. Wat op zijn beurt een hevige hoofdpijn met
zich kan mee brengen. De kaakspieren zijn een van de sterkste spieren van het lichaam.
Symptomen
Pijn in de kaken, moe van het kauwen, aanhoudende pijn in en om het oor. Dit zijn allemaal
klachten die aan het niet goed functioneren van de kaak zijn gerelateerd. Deze klachten
kunnen aanleiding geven tot een verder onderzoek naar de functie van het kaakgewricht het
gebit of de kauwspieren. In vele gevallen kan de oorzaak gelegen zijn in andere tijdelijke
factoren zoals stress. Zijn de klachten echter langere tijd aanwezig dan kan het zo zijn dat de
klachten nader onderzocht moeten worden.
Oorzaak
Een van de grootste veroorzakers voor het ontstaan van kaakklachten is een min of meer
continue overbelasting van het kaakgewricht. Deze overbelasting moet langere tijd aanwezig
zijn aangezien het gewricht van nature een hoge belasting aan kan. Door de overbelasting
kunnen de structuren van het gewricht zelf en de structuren rondom het gewricht beschadigd
raken. Dit kan zeer geleidelijk gaan maar ook in een hoog tempo. Dit ligt geheel aan de
persoon zelf en de mate van overbelasting. Doordat de klachten pas echt op de voorgrond
treden als deze al enige tijd aanwezig zijn is het belangrijk om zo vroeg mogelijk de klachten
te signaleren en actie daartoe te ondernemen.
Andere oorzaken voor het ontstaan van de kaakklachten zijn het niet goed glijden van de twee
helften van het kaakgewricht waardoor het gewricht zo nu en dan op slot kan raken; het
ontstaan van beschadigingen door een factor van buitenaf bijvoorbeeld een ongeluk; of door
het aanwezig zijn van een te hoge spierspanning door stress of angst en ander lichamelijke
aandoeningen. Vaak is het ook een gewoonte van iemand om de kaken gedurende de dag en
vaak ook ’s nachts op elkaar te houden.
Bij een normale belasting zijn de kaken alleen belast gedurende het eten en zijn ze alleen in
beweging (maar niet belast) bij het praten. De rest van de tijd is het gewoonlijk dat de kaken
los van elkaar zijn. Bij patiënten met kaakklachten is het vaak zo dat zij de kaken gedurende
de gehele dag en ook 's nachts op elkaar gedrukt houden. Dit kan met kracht gepaard gaan,
maar ook bij mensen die hierbij niet veel kracht gebruiken kunnen deze klachten voorkomen.
Door deze voortdurend aanwezige spanning op het gewricht en op de spieren kan er slijtage
gaan ontstaan in het gewricht van de kaak. Door het op elkaar staan van de kaken kunnen er
naast beschadigingen van het kaakgewricht en omliggende spieren en pezen ook
beschadigingen ontstaan aan de tanden zelf. Deze kunnen op den duur vormen van slijtage
gaan vertonen. Denk maar eens aan het tanden knarsen wat mensen onbewust in hun slaap
doen.
Behandeling
De behandeling van kaakklachten is niet een behandeling die door één, maar door meerdere
disciplines wordt uitgevoerd. Bij de behandeling zijn voornamelijk kaakchirurgen, tandartsen,
fysiotherapeuten en psychologen betrokken. Uiteraard hangt het van de oorzaak van de klacht
af welke disciplines het meest bij de behandeling betrokken zijn. De kaakchirurg is eigenlijk
alleen bij de behandelingen betrokken wanneer er werkelijke schade aan het gewricht is
ontstaan.
Omdat het ontstaan van de klachten vaak gebaseerd is op het hebben van een verkeerde
gewoonte is het niet gemakkelijk om de patiënten te behandelen. Het afleren van een
gewoonte is zeer complex. Er zijn een aantal trucjes om een persoon te helpen bij het afleren
van deze gewoontes. Allereerst is er een soort beetplaatje wat op de tanden geklikt kan
worden. Hierdoor wordt de hoek van de kaken (als ze op elkaar staan) iets groter en dit is
goed voelbaar voor de patiënt. Tevens heeft het plaatje tot functie dat als er geknarst wordt dit
zo stabiel mogelijk gebeurd. Hiermee wordt bedoeld dat de kaken recht op elkaar blijven
staan en niet langs elkaar heen kunnen schuiven.
Daarnaast is er de fysiotherapeutische behandeling. Deze bestaat voornamelijk uit het afleren
van de gewoonte om de kaken op elkaar te houden gedurende de gehele dag. Vaak gaat dit in
samenwerking met een psycholoog. De fysiotherapeut kan een behandeling geven door het
geven van een ontspanningsmassage rond de kaak en schouderregio. Dit is voornamelijk om
de directe spanning op de kaak terug te brengen.
Daarnaast kan de fysiotherapeut door middel van Biofeedback de patiënt leren de kaken te
laten ontspannen. Biofeedback is een therapie waarbij de patiënt door middel van een
beeldscherm kan zien hoe hoog de spanning op de kaak is. Hierdoor kan de patiënt heel goed
zien en tegelijkertijd aanvoelen hoe het is en wanneer hij of zij de kaken ontspant. Het is
hierbij belangrijk dat de patiënt het gevoel leert kennen dat bij het ontspannen van de kaak
hoort.
Daarnaast kan de fysiotherapeut een patiënt leren zich algeheel te ontspannen. Dit kan
gespecificeerd zijn op de kaakregio maar ook op het gehele lichaam.
Klik voor meer informatie Sover kaakklachten op deze link en bezoek de site over:
Kaakklachten (TMD) Naar boven
Knieklachten
Door de bouw en functie is het kniegewricht een zeer kwetsbaar gewricht. Door veel factoren
kan het evenwicht tussen belasting en belastbaarheid van de knie verstoord worden. Als de
belasting hoger wordt dan de belastbaarheid ontstaan er klachten. De belastbaarheid kan
tijdelijk verlaagd zijn t.g.v. een trauma. Veel voorkomende traumata zijn: meniscus- en
kniebandletsel. Deze twee aandoeningen vielen vroeger onder de naam ‘voetbalknie’ maar
door het invoeren van de kijkoperatie is het nu goed mogelijk onderscheid te maken tussen de
verschillende letsels
Meniscusletsel
Het boven en onderbeen scharnieren in de knie op twee gewrichtsvlakken.
Deze gewrichtsvlakken worden ieder bedekt met een halvemaanvormige
structuur van vezelig kraakbeen. Deze structuren worden de binnen- en
buitenmeniscus genoemd. De meniscus heeft drie functies:
 Het vergroten van de gewrichtsvlakken;
 Schokdemper;
 Het versoepelen van de rol- en glij beweging in de knie.
De meeste letsels aan de meniscus ontstaan als het lichaam draait en de voet
geblokkeerd wordt. Hierdoor komt de knie in een uiterste stand en komen er
abnormaal grote krachten op de menisci waardoor deze kunnen scheuren. Als er een klein
stukje van de meniscus los komt in de knie dan kan de knie 'OP SLOT' raken. De knie kan
dan zowel actief als passief niet meer worden bewogen. Dit wordt veelal als zeer pijnlijk
ervaren.
Symptomen
Bij een gescheurde meniscus zijn de klachten afhankelijk van de grootte en de plaats van de
scheur. Een veel voorkomende klacht is dat men het gevoel heeft door de knie te zakken. Bij
het buigen en strekken kan er een klikkend geluid aanwezig zijn. De op slot zittende knie
komt dan met een klik uit het slot. Meestal moet er een operatie aan te pas komen om een
duidelijke diagnose te kunnen stellen. Bij deze operatie wordt er gekeken of de meniscus
gelijmd kan worden of zal moeten worden verwijderd. Een meniscusletsel gaat bijna altijd
gepaard met bandenletsel.
Oorzaak
Als de knie beschadigt is kan een normale belasting al pijnklachten veroorzaken.
Overbelasting van een gezonde knie zorgt ook voor pijnklachten. De volgende factoren
zorgen voor een verkeerde belasting van de knie en kunnen leiden tot een versnelde slijtage
van de meniscus:
 Het dragen van verkeerd schoeisel waardoor er een standsverandering komt in de voet
en knie
 Verminderde spierkracht b.v. na een operatie
 Toegenomen belasting b.v. door veel traplopen of fietsen
 Overgewicht kan zorgen voor een te zware belasting
 Veranderde trainingbelasting
 Een verkeerde stand van de benen. Varus of Valgus stand (X of O Benen) zorgt voor
overbelasting van de knie.
Bandenletsel
De banden in de knie geleiden de gewrichtsbeweging en zorgen voor stabiliteit. Er zijn in de
knie vier hoofdbanden:
1.
2.
3.
4.
de mediale banden; (rood)
de laterale banden; (roze)
de voorste kruisband; (geel)
de achterste kruisband. (blauw)
Ad 1) Letsel aan de mediale banden (aan binnenzijde van de knie) is naast meniscusletsel de
meest voorkomende aandoening aan de knie. Letsel ontstaat door bijvoorbeeld hard in de
grond schoppen, tegen een geblokkeerde bal trappen of draaien met het bovenbeen terwijl het
onderbeen gefixeerd blijft aan de grond (dit zien we vaak bij skiërs). De
mediale banden kunnen verrekt raken of zelfs scheuren. Deze aandoening
is heel goed door de fysiotherapeut te behandelen en er is vaak geen
operatie noodzakelijk.
Ad 2) Letsel aan de laterale banden (aan de buitenzijde van de knie) komt
veel minder regelmatig voor en gaat meestal alleen gepaard met meniscus
of kruisband letsel. Een grondig onderzoek is bij dit letsel vereist.
Ad 3) Voorste kruisbandletsel komt vaak voor bij wintersporters en is een
vrij ernstige aandoening. Door het scheuren van de kruisband word de
knie zeer instabiel en dit kan de slijtage van de meniscus bevorderen. Bij
10 tot 20 procent van de gevallen is een kruisband plastiek (operatie
waarbij een verloren gegaan of misvormde kruisband opnieuw wordt
gevormd) direct nodig de rest van de gevallen hoeft niet meteen geopereerd te worden. Om de
paar weken moet de stabiliteit getest worden en als er niet genoeg vooruitgang in het
herstelproces te zien is, kan er als nog worden besloten om te opereren. Een voorste
kruisbandletsel heeft een lange revalidatie tijd en een intensieve begeleiding van de
fysiotherapeut nodig om tot een zo goed mogelijk herstel te kunnen komen. Tijdens de
revalidatie wordt er vaak een brace gedragen om de knie zo goed mogelijk te ondersteunen.
Ad 4) Achterste kruisbandletsel komt zeer weinig voor. Letsel aan de achterste kruisband
ontstaat door een harde klap tegen de voorkant van de knie.
Net als bij letsel aan de voorste kruisband is hierbij een zeer intensieve revalidatie nodig en
soms een operatie.
Maatregelen die je zelf kunt treffen na het trauma
Kan u na het trauma uw been nog helemaal strekken, en er met uw volle gewicht op staan en
kan u dat de volgende dag ook nog dan valt de blessure waarschijnlijk wel mee. Is de pijn
direct na het trauma zeer heftig en wordt de knie snel dik (binnen 20/30 min) dan is
deskundige diagnose vrijwel altijd noodzakelijk. Is er op dit moment geen arts of
fysiotherapeut aanwezig koel de knie zelf dan zo snel mogelijk met een zak ijs of een cold
pack. Hou de pakking er minstens 30 minuten op en doe er wel een theedoek tussen! Dit
vermindert de zwelling en vergemakkelijkt later de diagnose. De knie blijft als hij niet al te
dik is ook beter beweeglijk. Dit is belangrijk voor het herstel. Als je je been niet veel gebruikt
verslappen je spieren en met name de mm. quadriceps. Deze groep spieren zit aan de voorkant
van het bovenbeen en zorgen voor stabiliteit om het knie gewricht en moet dus sterk blijven.
Train deze door zover mogelijk je knie te strekken en te buigen. Dit mag niet té veel pijn
doen!. Herhaal dit een paar keer per dag.
Behandeling van de fysiotherapeut
De fysiotherapeut richt zich op de volgende punten.
a.
b.
c.
d.
e.
Vermindering van de pijn
Verminderen van de zwelling
Het behouden van de spierkracht
Het vergroten van de bewegelijkheid
Het verbeteren van de coördinatie
Wat kan u zelf doen
Het belangrijkste is dat het balans tussen belasting en belastbaarheid weer wordt hersteld. Dit
kan op verschillende manieren. Er moet dus worden gekeken naar de aanleiding van het letsel.
Om de klachten niet te laten toe nemen moet de belasting in ieder geval omlaag. Dus...
 Zo weinig mogelijk fietsen
 Fietsen met een licht verzet, zeker tegen de wind in
 Probeer uw fietszadel zo hoog mogelijk te zetten zodat de buiging van de knie klein
blijft.
 Zo min mogelijk traplopen
 Trainingsarbeid en sportactiviteit aanpassen
 Ga na of uw schoenen nog goed zijn, m.n. bij het hardlopen
 Als u lang moet zitten buig dan de knieën niet te ver en te veel
 Probeer niet te lang in een houding te blijven zitten en af en toe de benen te strekken
Klik voor meer informatie over knieklachten op deze link en bezoek de site van het:
webziekenhuis
Naar boven
MS (Multiple Sclerose)
Multiple Sclerose, afgekort MS, is een ziekte van het centrale zenuwstelsel (Hersenen en
Ruggenmerg). Het is een misverstand om te denken dat MS een spierziekte is. MS kan wel
verlamming van spieren tot gevolg hebben, maar het blijft een aandoening van het centrale
zenuwstelsel. Multipel betekent veelvuldig en sclerose betekent verharding. MS is een
chronische ziekte, dat wil zeggen dat de ziekte niet meer overgaat. MS treft voornamelijk
jonge mensen.
In Nederland lijden ca. 15.000 mensen aan MS. Ieder jaar komen daar zo'n 350 nieuwe
patiënten bij. Opvallend is dat MS vaker voorkomt in landen met een gematigd klimaat zoals
in de Noord-Europese landen, Noord-Amerika en Canada. Er geldt echter ook een verhoogd
risico op het krijgen van MS in landen waar de meerderheid van de bevolking afkomstig is uit
Noord-Europa, zoals in het geval van Australië en Nieuw-Zeeland.
De leeftijd waarop de eerste ziekteverschijnselen zich voor doen ligt tussen het twintigste en
veertigste levensjaar. MS komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en begint bij vrouwen
ook op een eerdere leeftijd. MS openbaart zich met vage klachten zoals: vermoeidheid,
plotseling slecht zien, krachtsverlies in armen en benen en gevoelsstoornissen.
Een van de zaken die het leven met MS onzeker maken is het feit dat het verloop van de
ziekte moeilijk voorspelbaar is. Wat voor de één geldt, geldt vaak niet voor de ander. Bij
iedere persoon heeft MS zijn eigen kenmerken.
Er zijn patiënten die enkele malen problemen met hun gezichtsvermogen hebben gehad,
hiervan herstellen en hun verdere leven geen last meer hebben van de aandoening. Daar staat
tegenover dat er ook patiënten zijn die binnen enkele jaren gebruik moeten maken van een
rolstoel. De meeste MS patiënten hebben een vorm hier tussenin. Naast de angst voor een
typische MS aanval, wordt het onvoorspelbare verloop door iedere MS patiënt als dreigend
ervaren.
Het centrale zenuwstelsel kunt u zien als een telefooncentrale. Hier worden alle verbindingen
in het zenuwstelsel geregeld. Hier komen signalen van de buitenwereld aan en wordt er op
gereageerd. Als je bijvoorbeeld je hand verbrand dan schiet er een pijnsignaal via je
ruggenmerg naar je hersenen en van je hersenen schiet er weer een signaal terug naar je hand
waardoor je je hand terugtrekt. Dit gebeurt allemaal razendsnel en u hoeft hier niet bij na te
denken.
Bij MS patiënten komt het signaal niet goed of helemaal niet over. Dit komt door
beschadigingen in de zo genoemde witte stof van het ruggenmerg. Deze witte stof bevat
zenuwbanen die de verbinding maken tussen het centrale zenuwstelsel (ruggenmerg en de
hersenen) en het perifere zenuwstelsel (de zenuwen in de armen en benen). Deze
beschadigingen worden littekens genoemd en ontstaan in de isolatie laag van de zenuwbanen.
Om elke zenuw ligt een laag cellen, deze laag zorgt er voor dat het signaal dat de zenuw moet
vervoeren niet verstoord wordt. Deze laag heet de myeline schede. Als er een ontsteking is
geweest in deze myeline schede ontstaat er een litteken. Dit litteken zorgt voor storing van het
signaal. De plaats van het litteken is erg bepalend voor de klachten die er ontstaan. Omdat de
littekens overal in de witte stof kunnen ontstaan zijn de klachten nogal verschillend. Ook is de
plaats waar de littekens ontstaan niet te voorspellen en dus ook het verloop van de ziekte niet.
Symptomen
De volgende klachten en verschijnselen kunnen bij MS ontstaan:
Motoriek: krachtsverlies, spasticiteit, krampen, stijfheid;
Sensibiliteit: tintelingen, prikkelingen, doofheid, pijnaanvallen, gevoelsstoornissen zoals
koude voeten, spierpijn;
Coördinatie: trémoren, spraakstoornis, duizeligheid, draaiduizeligheid;
Hersenstam: zenuwpijn, gevoelsstoornis in het gezicht;
Gezichtsvermogen: zenuwontsteking aan een of beide ogen, oogsiddering, dubbelzien;
Blaas: toegenomen aandrang, achterblijven van urine, incontinentie;
Seksueel: libidoverlies, impotentie, genitale pijn, vermindering van het gevoel;
Darmen: obstipatie, incontinentie;
Moeheid: moeheid in rust, snelle vermoeibaarheid;
Cognitie: geheugenstoornissen, concentratiestoornissen;
Oorzaken
De oorzaak van deze ontstekingen in de myeline schede is nog niet bekend. Er zijn wel een
aantal theorieën. Een daarvan is dat de ontsteking wordt veroorzaakt door een bacterie die
alleen in een gematigd klimaat voorkomt. Aangezien de ziekte het meest voorkomt in die
delen van de wereld waar er zo'n klimaat heerst, is MS volgens deze theorie absoluut niet
erfelijk. (een beetje rare theorie)
Ondanks het grillige en onvoorspelbare verloop is MS toch te verdelen in vier vormen. Deze
vier vormen zijn:
1. Benige MS;
2. de relapsing-remitting beloopsvorm;
3. de secundaire beloopsvorm en
4. de primaire beloopsvorm.
Ad 1) Benige oftewel de milde vorm van MS kent een lange periode zonder aanvallen. Tussen
de aanvallen kan soms wel tien jaar of meer zitten. Bij deze vorm van MS komt dan ook geen
ernstige invaliditeit voor. Ongeveer 10 % van de MS patiënten heeft deze milde vorm.
Ad 2) De relapsing-remitting beloopsvorm kenmerkt zich met aanvallen en een
herstelperiode. Dat wil zeggen dat de periode van aanvallen afgewisseld wordt door, een
periode van herstel. De beschadigde myeline die ontstaan is door de aanval wordt bijna
helemaal hersteld.
Aanvallen noemen we ook wel schub of exacerbatie. We spreken van een nieuwe aanval
wanneer nieuwe klachten ontstaan of de oude klachten weer toenemen. Tevens moeten de
klachten langer dan 24 uur aanwezig zijn en mag er geen sprake zijn van koorts of een
infectieziekte. Griep, verkoudheid e.d. kunnen een nadelig effect hebben op MS.
Door de verhoogde lichaamstemperatuur kan er een aanval ontstaan. Deze vorm kan overgaan
in de ernstigere secundaire progressieve beloopsvorm. Juist voor deze groep MS patiënten is
het belangrijk dat ze snel aan de medicatie gaan, dit kan het ziekteproces met 30% vertragen.
De komende jaren zullen er voor deze groep patiënten meerdere mogelijkheden ontstaan.
Deze vorm komt voor bij 40 % van alle mensen met MS.
Ad 3) Secundaire beloopsvorm kenmerkt zich doordat het ziektebeeld geen herstelmomenten
meer heeft. De ziekte krijgt langzamerhand steeds zwaardere kenmerken. Deze vorm komt bij
40% van de patiënten met MS voor.
Ad 4) De primaire beloopsvorm is de ergste vorm van MS. Hierbij zijn ook geen momenten
van herstel en is de ziekte van af de eerste aanval meteen zeer progressief. Mensen die op
latere leeftijd de eerste symptomen van MS krijgen lijden vaak aan de primaire progressieve
beloopsvorm. Deze vorm komt bij 10% van de mensen met MS voor.
Het stellen van de juiste diagnose is een groot probleem bij MS. Omdat de toch al vage begin
verschijnselen ook weer grotendeels over kunnen gaan is het voor de huisarts vaak niet voor
de hand liggend om meteen aan MS te denken. Ook al word er gedacht aan MS dan is het
voor de neuroloog ook moeilijk om met 100% zekerheid de ziekte vast te stellen. Een MRIscan biedt hier voor de nieuwste en beste mogelijkheden.
Wat doet de fysiotherapeut
Fysiotherapie en lichamelijke oefeningen spelen een belangrijke rol bij het in een zo goed
mogelijke staat houden van de soepelheid, kracht, coördinatie en balans van mensen met MS.
Met name bij de behandeling van spasticiteit wordt veelvuldig gebruik gemaakt van
fysiotherapie.
Lichamelijke activiteit van mensen met MS is lange tijd ontmoedigd. De oorzaak hiervan was
de bij MS optredende vermoeidheid en de gevoeligheid van veel mensen met MS voor
warmte. Geleidelijk is men erachter gekomen dat gebrek aan activiteit ook bij kan dragen aan
vermoeidheid en zwakte. Beweging wordt momenteel gestimuleerd voor het verhogen van de
fitheid en het gevoel van welbevinden en voor het vertragen van het verlies in spierfunctie.
Uiteraard dient de lichamelijke activiteit op de juiste wijze gedoseerd te zijn om uitputting te
voorkomen en tevens aangepast te zijn aan de lichamelijke mogelijkheden en beperkingen van
de persoon met MS. Begeleiding door een fysiotherapeut speelt hierbij een belangrijke rol. In
sommige gevallen wordt gebruik gemaakt van oefeningen in een zwembad om het lichaam
koel te houden en een grotere variatie aan oefeningen mogelijk te maken. Er zijn geen
aanwijzingen dat gedoseerd bewegen tot Schub( kortdurende wederopleving van een
chronisch ziekteproces) leidt. Wel kan het door de verergering van de klachten tijdens een
Schub nodig zijn om het fysiotherapieprogramma aan te passen of tijdelijk stop te zetten.
Osteoporose
De mens heeft in totaal meer dan tweehonderd botten in het lichaam. Deze botten vormen
tezamen het skelet waar het gehele lichaam op steunt. De botten in ons lichaam hebben als
functie het ondersteunen van het lichaam, het beschermen van bepaalde gedeeltes van het
lichaam en dienen als aanhechtingspunt voor spieren. Ook maken zij bloedcellen aan. Het
botweefsel bestaat uit organische en anorganische stoffen. Het organische deel heet het
osteoïd. Hierin worden anorganische stoffen afgezet zoals calcium en fosfor. Dit proces wordt
mineralisatie genoemd.
Het botweefsel wordt voortdurend afgebroken en ook weer aangemaakt. De cellen die het
botweefsel afbreken noemen we osteoclasten. Deze cellen zijn rijk aan enzymen die een rol
spelen bij de afbraak van het botweefsel. De aanmaak van botweefsel wordt weer door andere
enzymen geregeld dit zijn de osteoblasten. Deze cellen hebben enzymen die het botweefsel
aanmaken door middel van het afzetten van calcium en fosfor.
De aanmaak van het botweefsel wordt door de volgende processen bestuurd:
1. De belasting die er op het bot wordt uitgeoefend
2. Hormonen
3. Vitamines (D)
De afbraak van het botweefsel wordt gestuurd door:
1. De immobilisatie van het bot (geen tot minimale belasting)
2. Bijschildklier hormoon
3. Corticosteroïden
4. Vitamines (A)
Osteoporose is een tekort aan bot deosteoïd. Hierdoor is het bot vele malen brozer en ontstaan
er zeer snel breuken in het bot. Ook neemt het volume van het bot af. Hierdoor kunnen er
bijvoorbeeld vervormingen van de wervelkolom ontstaan.
Eén op de vier vrouwen onder de zestig jaar heeft osteoporose. Op tachtigjarige leeftijd heeft
de helft van de vrouwen osteoporose. Bij mannen is deze aandoening vrij zeldzaam.
Symptomen
Door de structuurverandering van het bot kan deze bijvoorbeeld 'in elkaar gedrukt' worden.
Ter hoogte van de wervelkolom kan dit leiden tot een afname van de wervelkolom van wel
enkele centimeters. Door deze afname kunnen andere plaatselijke structuren bekneld komen
te zitten. Vaak ziet men bij deze patiëntengroep een bolle ineengebogen rug. Deze bolling
wordt ook wel een kyfose genoemd.
Vaak zijn bijkomende klachten dat de persoon in kwestie snel een botbreuk kan oplopen,
voornamelijk in de wervels en in de heupen. Dit kan al gebeuren bij de minste of geringste
botsing met een ander voorwerp of een vrij zachte val.
Een veelvoorkomende breuk is de heupfractuur. Hierbij ontstaat er een breuk in het bovenste
gedeelte van het bovenbeen. Door deze breuk kan de patiënt lange tijd niet meer lopen en
worden de benen minimaal belast dit heeft weer als gevolg dat het botweefsel nog meer
achteruit gaat.
Oorzaken
Osteoporose heeft meerdere oorzaken waardoor het kan ontstaan:
 In de menopauze valt de productie van het hormoon oestrogeen weg. Dit is een
essentieel hormoon voor de aanmaak van het bot.
 Chronische ziekte processen zoals reumatoïde artritis
 Langdurig toedienen van corticosteroïden
 Immobilisatie
Behandeling
Osteoporose is een aandoening aan het lichaam die niet genezen kan worden, het enige dat bij
een behandeling gedaan kan worden is de achteruitgang van het botweefsel zo veel mogelijk
afremmen.
Dit kan op de volgende manieren:
 Het aanvullen van het calcium in het lichaam. Dit kan door middel van een dieet en
door het toedienen van calciumtabletten.
 Het toedienen van vitamine D
 Het toedienen van oestrogeen (door middel van de pil)
 Het toedienen van natriumchloride. Dit stimuleert de enzymen en het calcium aan te
maken in het bot.
Behandeling van de fysiotherapeut
De bovenstaande therapie gaat vaak in combinatie met een behandeling van de fysiotherapeut
waarin de belasting van het lichaam zo goed mogelijk wordt uitgemeten.
De belasting mag niet te laag zijn maar ook zeker niet te hoog. Dit kan de fysiotherapeut doen
door samen met de patiënt bepaalde vormen van sport op een gedoceerde manier te doen en
door de patiënt een juiste manier van belasten in het dagelijks leven aan te leren. Dit laatste
kan door bijvoorbeeld houdingstherapie.
Daarnaast kan er in een verder gevorderd stadium van de aandoening een bepaald gewricht
vast gezet worden. Hierdoor heeft de patiënt minder kans om het desbetreffende gedeelte te
breken.
Reuma
Reuma is de verzamelnaam voor een groot aantal aandoeningen aan het bewegingsapparaat:
gewrichten, pezen, banden en spieren. Er zijn maar liefst 200 verschillende soorten reuma. De
meest voorkomende vormen van reuma zijn artrose en artritis.
Artrose
(Artrosis deformans)
Artrose: Degeneratie (achteruitgang) van het gewricht bijvoorbeeld door slijtage.
Artrose kan ontstaan na een botontsteking aan of in het gewricht. Artrose is een degeneratief
proces dat het kraakbeen in het gewricht aantast en op den duur kan laten verdwijnen.
Artrose vindt meestal plaats in de knieën, heupen en de lage wervels.
We onderscheiden twee vormen van artrose:
1. primaire vorm: deze ontstaat meestal door ouderdom en vindt dus plaats op hogere
leeftijd.
2. secundaire vorm: deze vorm vindt meestal plaats na een letsel. Dit kan een ruptuur aan
de knie inhouden, een fractuur van het bot, een artritis, een bandletsel enz, enz.
Waarom is het kraakbeen zo kwetsbaar?
Het kraakbeen is een dun laagje bot aan de binnenkant van het gewricht. Het heeft als functie
de glij beweging van de kop en de kom van het gewricht zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Tussen het kraakbeen van de kop en de kom zit vocht dat het kraakbeen smeert. Het is een
soort vettige substantie die door het gewrichtskapsel wordt afgegeven.
Het kraakbeen is een zeer kwetsbare structuur. Dit komt omdat het kraakbeen slecht
doorbloed is. Door de slechte doorbloeding kan er niet veel bloed door het kraakbeen heen
lopen en daardoor kunnen afvalstoffen en voedingsstoffen niet in grote hoeveelheden worden
af- en aangevoerd. Als er een beschadiging optreedt in een structuur moeten er grote
hoeveelheden voedingsstoffen en bouwstoffen worden aangevoerd om de schade te herstellen.
Als dit niet snel genoeg kan, zal het herstelproces van de desbetreffende structuur slecht en
zeer langzaam verlopen.
Verloop van artrose
Artrose verloopt in drie fasen:
1. In de eerste fase zijn de afwijkingen in het botweefsel wel aanwezig echter merkt de
patiënt er vrijwel niets van.
2. In de tweede fase heeft de patiënt last van pijn en stramheid in de gewrichten. De
achteruitgang van het kraakbeen en het bot zijn duidelijk te zien op een röntgenfoto
3. In de derde fase heeft het gewricht geen goede functie meer en is totaal onbruikbaar.
Op een röntgenfoto is goed te zien dat het botweefsel rond het gewricht ernstig is
aangetast.
In het verder gevorderde stadium van de aandoening is het kraakbeen in het gewricht
grotendeels of volledig weg. De twee botuiteinden van het gewricht komen nu direct met
elkaar in verbinding. Het gevolg hiervan is dat het bot van structuur gaat veranderen.
Als men kijkt naar een gezond stuk bot dan ziet men aan de binnenzijde van het bot een
poreuze structuur. Er zijn kleine ruimtes zichtbaar tussen het botweefsel. Hierdoor kan het bot
de schokken die het krijgt opvangen. Bij een artrosepatiënt verandert het botweefsel in een
veel dichtere structuur en kan het bot veel minder goed schokken absorberen. Hierdoor neemt
de belasting op het gewricht weer toe en komt men in een vicieuze cirkel terecht.
Symptomen
Pijn ontstaan door:
 Rek pijn van de omliggende banden en pezen van het gewricht
 Ontstekingen ten gevolge van de artritis
 Verhoogde botdruk
Startstijfheid:
Het moeilijk op gang komen na een rustpauze die volgt op een redelijk intensieve belasting.
Functie verlies:
De belastbaarheid van het gewricht neemt af waardoor pijn en stijfheid toenemen. Hierdoor
gaat de patiënt het gewricht steeds minder belasten. Het artrotische gewricht kan bij zowel
passief als actief bewegen een krakend gevoel of geluid geven
Misvorming:
In fase drie van de aandoening kan het gewricht vervormingen geven. Dit komt door
botvorming op de aangedane gedeeltes van het gewricht.
Oorzaken
Bij de primaire vorm van artrose is de verhouding tussen de belasting en de belastbaarheid
verstoord. Door een verkeerde belasting kan het kraakbeen achteruitgaan. Dit kan zowel
overbelasting als onderbelasting betekenen.
Bij het ontstaan van de secundaire vorm van artrose gaat er een andere aandoening aan de
gewrichtslijtage vooraf. De artrose is in dat geval een gevolg van een andere aandoening. Dit
zou bijvoorbeeld een ontsteking aan één van de kniebanden kunnen zijn. Door deze
ontsteking komt er ontstekingsvocht in het gewricht. Dit komt in de plaats van de natuurlijke
smeer die er behoort te zijn. Door dit vocht kunnen de gewrichtskom en de kop niet goed
meer over elkaar heen glijden en is de kans op slijtage van het kraakbeen groter.
Als een ontsteking langere tijd aanhoudt kan het kraakbeen te veel aangetast worden. Dit kan
zo blijven ook nadat de ontsteking is overgegaan.
In dat geval is er sprake van een secundaire vorm van artrose.
Behandeling van de fysiotherapeut
De behandeling bij patiënten met artrose bestaat uit het reguleren van de belasting van het
desbetreffende gewricht. Dit kan door de belasting omlaag en/ of de belasting van het
gewricht omhoog te brengen. Dit kan op de volgende manieren:
a. Gewrichtsbescherming: Naast gedoceerde rust kunnen door middel van fysiotherapie
bepaalde spiergroepen worden getraind waardoor het gewricht hoger belast kan
worden. Daarnaast kunnen spiergroepen met een te hoge spanning worden ontspannen
waardoor de druk op het gewricht minder wordt.
b. Pijnbestrijding: Door middel van de oefeningen die men bij de fysiotherapeut krijgt
kan de belastbaarheid van de knie verhoogd worden of de belasting naar beneden
gebracht worden. Kort gezegd kan de knie daardoor meer verdragen waardoor de pijn
bij bepaalde belasting kan afnemen. Ook kan de pijn bestreden worden door
medicijnen die de ontsteking doen afnemen en door pijnstillende medicijnen in te
nemen.
Mogelijke behandeling van specialisten
Chirurgie
Door middel van chirurgisch ingrijpen kan:
 Een standsverandering van een gewricht worden aangepast en zo de belasting worden
genormaliseerd
 Een prothese worden aangebracht
 Een gewricht in een zo gunstig mogelijke stand worden vast gezet.
Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de:
Artrose en Reuma stichting.
Naar boven
Reumatoïde artritis
"Reumatoïde artritis is een chronische auto-immuun ziekte die zich manifesteert door
ontstekingen in gewrichten."
Artritis: Gewrichtsontsteking
Chronisch: Dit betekend dat de klachten minimaal 3 maanden aanwezig zijn. De ziekte gaat
niet meer over en zal gedurende een zeer lange periode actief zijn.
Auto-immuunziekte: Dit zijn ziekten waarvan het ontstaan in vele gevallen wordt
toegeschreven aan het vormen van antistoffen tegen het eigen lichaamsweefsel.
Reumatoïde artritis is een ziekte die vanaf het zestiende levensjaar kan ontstaan. Beneden
deze leeftijd heet elke artritis per definitie juveniele chronische artritis. Per jaar komen er in
Nederland ongeveer tussen de vijfentwintig en vijftig per honderdduizend inwoners, nieuwe
reumapatiënten bij . De piek in het ontstaan van de ziekte ligt tussen de veertig en de zestig
jaar.
Onder de patiënten zijn twee keer zoveel vrouwen dan mannen. Genetische aanleg speelt
hierbij een grote rol. Ook spelen hormonale factoren een rol bij de aanleg voor het krijgen van
reuma.
De primaire oorzaak voor het krijgen van reuma is echter onbekend. Mogelijk is hierbij
sprake van niet één, maar meerdere factoren die ten grondslag liggen aan de chronische
ontstekingen. Gedacht wordt aan een trigger die het hele proces van ontstekingen tot gevolg
kan hebben. Dit zijn de T-cellen. Deze T-cellen zijn cellen die tezamen met andere
ontstekingscellen een ontsteking in gang houden. Bij reumatoïde artritispatiënten zijn
verhoogde hoeveelheden van deze T cellen aangetoond.
Symptomen
Er bestaat geen eenduidige test om reumatoïde artritis aan te tonen. De typische
verschijnselen voor reuma zijn terug te vinden in een classificatielijst voor reumatoïde artritis.
In deze lijst zijn een aantal criteria opgenomen die ARC-criteria worden genoemd. Deze
criteria zijn:
 Ochtendstijfheid




Artritis in drie of meer gewrichten
Artritis in de handgewrichten
Symmetrische artritis
Reumanoduli
Classificatie van reumatoïde artritis is mogelijk als er wordt voldaan aan vier van de zeven
criteria. Deze vier criteria moeten langer dan zes weken aanwezig zijn. Vaak zal de patiënt
pas in een later stadium merken dat er echt iets aan de hand is. Dit komt doordat de ziekte
zich heel langzaam ontwikkelt.
De eerste symptomen die de patiënt zal ervaren zijn:
 Pijn in en rond de gewrichten
 Stijfheid in en rond de gewrichten
 Zwellingen in en rond de gewrichten
 Roodheid en warmte rond deze zwellingen
Oorzaken
Het ziekteverloop
Zoals al eerder vermeld, is reuma een ziekte die zich niet in snel tempo openbaart. De
verschijnselen beginnen heel onschuldig. Op den duur kunnen er echter wel degelijk
veranderingen in het lichaam optreden. Deze veranderingen spelen zich voornamelijk af in en
om de gewrichten.
Door de aanhoudende ontstekingen is er gedurende een lange tijd veel vocht in het gewricht
aanwezig. Op den duur kan dit het kraakbeen in het gewricht aantasten. Dit kan tot gevolg
hebben dat het bewegen van het gewricht minder soepel en met veel pijn verloopt. Op den
duur kunnen ook de banden en pezen van het gewricht worden aangetast wat tot gevolg kan
hebben dat het gewricht gaat vervormen.
Ook ontstekingen in een vroeger stadium kunnen leiden tot pijn in de gewrichten. Dit heeft tot
gevolg dat een persoon slecht en soms bijna niet kan bewegen. De ontstekingen komen over
het algemeen niet in alle gewrichten voor. Zo worden gewrichten in de wervelkolom bijna
nooit aangetast (op de nekwervels na). De gewrichten waarin reumatoïde artritis het meest
voorkomt zijn de vingers en de tenen, met daarop volgend de elleboog, de schouder, de
knieën en de heupen.
Reumatoïde artritis is een ziekte die niet constant maar wel progressief verloopt. Dit houdt in
dat de aandoening nooit zal overgaan en dat men op den duur alleen maar achteruit zal gaan.
Dit zal echter niet in een keer gebeuren maar geleidelijk. Het verloop van de ziekte gaat
gepaard met aanvallen. Deze aanvallen kunnen variëren van een paar weken tot een jaar. Na
een dergelijke aanval gaat het weer een tijdje beter met de patiënt, tot de volgende aanval. Het
is echter wel zo dat het niveau waarop een patiënt terugkomt na een aanval slechter is dan het
niveau tussen de vorige twee aanvallen.
Gevolgen voor de patiënt
De patiënten krijgen door de ontstekingen veel te maken met ernstige pijnen. Deze kunnen zo
erg zijn dat men niet meer in staat is te bewegen of er niet meer door kan slapen. In een later
stadium kunnen de ontstekingen leiden tot het vervormen van de gewrichten. Dit heeft
uiteindelijk tot gevolg dat de desbetreffende functie van de betrokken gewrichten bij deze
persoon uitvallen.
Een apart geval is de ontsteking in de nekwervels. Deze kan lijden tot het verschuiven van de
wervels. Aangezien dit ernstige gevolgen voor de patiënt kan hebben, zou het kunnen dat deze
wervels moeten worden vastgezet. Dit betekent dat alle bewegingen die met de nek worden
gemaakt niet meer kunnen worden uitgevoerd.
Een bijkomend effect is dat een patiënt die veel pijn heeft veel minder gaat bewegen. Dit heeft
tot gevolg dat de spierkracht en de algehele conditie achteruitgaan. Verdere gevolgen kunnen
zijn moeheid, evenwichtsstoornissen en algehele malaise.
Beperking niveau
Door de ontsteking en de pijn aan de ene kant en de vervorming van gewrichten aan de andere
kant kan de patiënt in het dagelijks leven behoorlijk beperkt worden. Beperkingen van de
handfunctie en de loopfunctie komen het meest voor. Wanneer de grotere gewrichten bij het
proces betrokken worden kunnen de beperkingen in belangrijke mate toenemen. Zo kan
bijvoorbeeld na de teengewrichten ook de knie bij het ziekte proces betrokken raken.
Hierdoor kan de patiënt niet meer goed voortbewegen. Wat op zijn beurt een behoorlijke
beperking kan betekenen voor de patiënt. Doordat de patiënt er behoorlijk op achteruit kan
gaan heeft dit niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke en sociale gevolgen.
Doordat een patiënt niet goed meer ter been is kan hij of zij niet meer overal heen waar hij of
zij heen zou willen gaan. Dit kan tot een sociaal isolement lijden. De persoon kan de
contacten niet actief meer goed onderhouden. Ook de baan van de desbetreffende persoon zal
op een gegeven moment niet goed meer uitgevoerd kunnen worden. Dit kan bij de patiënt een
gevoel van overbodig zijn veroorzaken. Door hun aandoening is de patiënt afhankelijk van
andere mensen. Bij bepaalde personen kan dit het gevoel van minderwaardigheid en
overbodigheid opleveren.
Behandeling
De behandeling van reumapatiënten richt zich voornamelijk op het stoornisniveau en het
beperkingsniveau. Men kan het ziekteproces op deze manier alleen wat doen afremmen.
Aangezien men nog niet precies weet hoe de ziekte ontstaat is hier ook nog niet een goede
behandeling voor.
De paramedische behandelingen richten zich voornamelijk op de volgende punten:
 Mobiliteit
 Conditie
 Aanpassen van leefgewoontes
 Hulpmiddelen bij het dagelijks leven
 Afname van de ontstekingsreacties
De paramedische behandelingen worden meestal ondersteund door medicamenteuze
behandelingen.
Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de behandelingen er op gericht zijn de achteruitgang
van de patiënt zo minimaal mogelijk te laten zijn. Daarnaast is de behandeling er op gericht de
patiënt zo goed mogelijk te laten functioneren in zijn of haar dagelijks leven. Om dit zo goed
mogelijk te doen is het belangrijk om de patiënt met zijn of haar gebreken te leren omgaan.
Indien er voor dit gebrek een goed hulpmiddel voor handen is, dan is dat iets waar een patiënt
mee moet leren omgaan. Maar ook de achteruitgang kan redelijk worden tegengegaan of
afgeremd. Het is voor het functioneren van de patiënt van groot belang dat zijn of haar
mobiliteit op een acceptabel niveau is en dat de conditie op een zo hoog mogelijk niveau
blijft.
Het is vaak zo dat een patiënt minder gaat bewegen door de pijn die er bij de aandoening
ontstaat. Hierdoor wordt het desbetreffende deel van het lichaam niet of nauwelijks belast.
Hierdoor gaat de mobiliteit achteruit (het lichaamsdeel wordt stijf) en de conditie gaat snel
achteruit. Door deze aspecten wordt het ziekteproces alleen maar in de hand gewerkt en gaat
de achteruitgang veel sneller.
Medicijnen
Reuma is een aandoening die gepaard gaat met ontstekingsreacties die zeer hevige vormen
kunnen aannemen. Er zijn medicijnen die deze ontstekingsreacties grotendeels kunnen
remmen. Dit zijn dan ook de medicijnen die bij reumatoïde artritis het meest gebruikt worden.
Zij worden vaak gebruikt in combinatie met pijnremmende medicijnen. Voorbeelden van de
meest gebruikte medicijnen zijn:
Pijnstillers:
 Paracetamol
 Codeïne
 Tramadol
 Acetylsalicylzuur
 Carbasalaat calcium
Ontstekingsremmers:
 Ibuproven
 Ketoprofen
 Naproxen
 Diclofanac
 Piroxicam
 Meloxicam
 Nabumetonen
Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de:
Artrose en Rema stichting.
Naar boven
RSI (Repetitive Strain Injury)
De laatste jaren is het fenomeen RSI steeds meer op de voorgrond getreden in onze
samenleving. Dit heeft als oorzaak dat het ziektebeeld steeds meer voorkomt. Een van de
grootste oorzaken hiervoor is het toenemend gebruik van de computer. In Nederland zijn er
onderhand 2,6 miljoen mensen die in het dagelijks leven veelvuldig gebruik maken van de
computer. Dit is 40% van de beroepsbevolking. Daarnaast zijn er nog een miljoen mensen die
geregeld gebruik maken van de computer. De verwachting is dat deze aantallen in de
komende jaren nog behoorlijk zullen groeien.
RSI:"Door het verrichten van kort cyclisch werk worden dezelfde spieren, banden en pezen
voortdurend eenzijdig belast; dit kan op den duur leiden tot klachten aan nek, schouder, arm
en hand."
(Zakwoordenboek der geneeskunde, Coëlho, Elzevier, 1997)
RSI is een overkoepelende naam voor een aantal specifieke pees-, zenuw- en
spiergerelateerde aandoeningen van de nek en de arm. Het laatste jaar wordt ook wel over de
naam CANS gesproken omdat RSI de aandoening niet goed onderscheidt. Maar dit is nog zo
nieuw dat RSI nog het meest gebruikte woord is. Vandaar gebruiken we hier de naam RSI.
Een van de meest bekende voorbeelden is de muisarm. RSI is niet zo´n nieuwe aandoening als
vaak wordt gedacht. Zo schreef een Italiaanse arts 300 jaar geleden over de schrijversziekte
die hij constateerde bij veel notarissen en kantoorklerken. Hij beschreef dat deze mensen
ontstekingen hadden aan pezen in de armen die veroorzaakt werden door het vele schrijven.
Symptomen
RSI ontwikkelt zich geleidelijk. Het sluipt er langzaam in.
Het verloop is grofweg in drie fasen in te delen. De klachten die hierbij ontstaan zijn gelegen
in de nek, de schouder, de armen en in de handen.
Fase 1
Pijn tijdens het werk, lokale vermoeidheid, kramp, tintelingen en een doof gevoel. De
klachten verdwijnen, als men stopt met werken, na enige rust. Klachten worden vaak niet
serieus genomen.
Fase 2
Ook pijn na het werk, irritatie aan pezen en spieren, prikkelingen, slapeloosheid,
krachtsverlies. De klachten verdwijnen na een avond of een weekend rust.
Fase 3
Zwelling, drukpijn, chronische pijn, functieverlies, veranderingen van huidskleur en
temperatuur, doof en tintelend gevoel, aanhoudende en niet meer verdwijnende klachten.
Pijn zowel tijdens het werk als in u vrije tijd
Oorzaken
Er zijn meerdere theorieën over het ontstaan van RSI. De eerste is dat door een continu
aanwezige belasting van een lichaamsdeel of groep spieren de doorbloeding van dit deel
verslechterd. Als de doorbloeding verslechterd dan kunnen afvalstoffen minder goed worden
afgevoerd. Als afvalstoffen niet goed worden afgevoerd ontstaat er een opeenhoping van deze
afvalstoffen in het desbetreffende deel van het lichaam. Door het ophopen van afvalstoffen
worden de pijnreceptoren in de spier geprikkeld wat spierpijn oplevert. Door deze spierpijn
moet de spier zich meer aanspannen om zijn werk goed te kunnen doen. Door deze hoger
wordende spanning neemt de doorbloeding nog meer af en zo belandt een persoon in een
vicieuze cirkel.
Bij RSI is het zo dat men langdurig, steeds dezelfde, spiervezels belast. Deze kleine groep
raakt op den duur al bij een lagere belasting snel vermoeid en wordt dus overbelast. Door deze
herhalende overbelasting kan er op den duur weefselschade ontstaan waardoor er
littekenweefsel ontstaat.
Ook wordt uitgegaan van een combinatie van psychische en lichamelijke oorzaken. Dit model
gaat er van uit dat stress en andere psychische klachten de spierspanning kunnen verhogen.
Door deze verhoging is er weer hetzelfde effect als hiervoor is beschreven.
Waarom overbelasting bij iets dat zo weinig moeite kost?
Het klinkt raar dat een pees of spier overbelast kan raken door het bedienen van iets lichts
zoals bijvoorbeeld een muis. Dit heeft dan ook niet te maken met de hoeveelheid kracht die
men gebruikt bij het bedienen van de muis. De oorzaak ligt in de precisie van de coördinatie
die nodig is om de muis te besturen. Om een voorwerp heel precies te bedienen gebruikt een
lichaam vele spieren. Deze spieren moeten redelijk veel kracht leveren om een beweging
coördinatief goed uit te voeren. Hierdoor ontstaat een behoorlijk hoge spanning in de spieren
van de arm. Het is daarom belangrijk dat een persoon ontspannen achter de computer zit. Is
dit niet het geval dan kan het zo zijn dat een persoon extra spanning in de spieren ontwikkeld.
Omgevingsfactoren
De omgeving waarin een persoon werkt heeft ook een grote invloed op het ontstaan van RSI.
De werkplek moet geschikt zijn voor het werk dat men doet. Het mag niet zo zijn dat iemand
een onnatuurlijke houding moet aannemen om zijn werk goed uit te kunnen voeren. Als dit
wel het geval is dan moet de werkplek zodanig worden ingericht dat de persoon zo veel
mogelijk wordt ontlast. Om een voorbeeld te geven: het is belangrijk dat de muis op een
goede afstand ligt ten opzichte van de arm. Iemand die veel met de muis werkt hoeft dan niet
te reiken naar de muis en belast daardoor zijn arm minder. Zo is het ook met het beeldscherm.
Als een beeldscherm niet voor u staat maar naast u dan moet er gedurende het werk steeds
opzij gekeken worden. Dit is onnatuurlijk voor de nek. Het is veel prettiger om het
beeldscherm voor u te hebben. Zo ontlast men de nek, deze hoeft niet meer gedraaid te
worden om op het scherm te kunnen kijken.
Hoe vermijd ik RSI?
Het voorkomen van RSI is niet altijd mogelijk. Je kan echter wel maatregelen treffen
waardoor de risico’s voor het ontstaan van RSI minder worden. Hieronder staat hoe u dit zou
kunnen doen.
1. Werkorganisatie: Zorg er voor dat het werk dat u doet zo is ingedeeld dat er zo veel
mogelijk afwisseling bestaat. Zo is het misschien mogelijk om de typactiviteiten af te
wisselen met andere activiteiten. Op deze manier voorkomt u dat u te lang één en dezelfde
activiteit uitvoert. Het heeft als bijeffect dat het werk niet te eentonig wordt.
2. Werk en pauzes: zorg er voor dat het werk dat u doet niet te lang achter elkaar door gaat. Is
dit niet te voorkomen doe dan geregeld een paar oefeningen tussendoor. Ook is gebleken dat
een persoon veel meer en beter kan presteren als deze gedurende het werk zo nu en dan een
pauze neemt.
3. Probeer de werkdruk niet te hoog te laten komen. Dit veroorzaakt alleen maar meer stress.
Dit valt bijvoorbeeld te doen door goed te plannen waardoor er niet in te klein tijdsvak
gewerkt hoeft te worden. Er zijn ook computerprogramma´s die om een ingestelde tijd een
aantal oefeningen geven en je waarschuwen wanneer u te lang achtereen aan de computer
hebt gezeten.
4. Werkplek: De werkplek moet goed zijn ingericht. Door een verkeerde houding kan er veel
sneller RSI en ander klachten ontstaan dan bij een goed ingerichte werkplek.
Behandeling
Bij de behandeling moet rekening worden gehouden met de fase waar de aandoening zich in
bevindt. In de eerste fase kan een patiënt op de werkvloer behandeld worden. In latere fasen
zal dit thuis of op de praktijk door de fysiotherapeut moeten gebeuren. Ook moet er bij de
behandeling niet alleen gekeken worden naar de klachten die er op dat moment zijn maar ook
naar de oorzaak waardoor de klachten zijn ontstaan.
Fase 1








Het werk terugdraaien qua intensiteit.
Inlassen van korte pauzes op gezette tijden.
Zo veel mogelijk repeterend werk voorkomen.
Overmatige arm en handbelasting voorkomen.
Gedoseerde rust.
Aanpassen van de werkplek.
Start gedragsveranderingen.
Sporten.
Fase 2





Werk tijdelijk stoppen (bv. een of twee maanden).
Daarna gelijke opbouw van de belasting.
Aanpassen van de werkplek.
Meer pauzes inlassen tijdens het werk.
Sport en fysiofitness.
Fase 3
 Gedragsveranderingen. Fase drie wordt op de zelfde manier behandeld als fase twee
alleen zal de patiënt voor langere tijd niet kunnen werken.
Klik voor meer informatie over RSI op deze link en bezoek de site van de: RSIvereniging
Ook op de site van het rsi-centrum is veel informatie te vinden.
Naar boven
Rugklachten
Waarom deze pagina Deze pagina is geschreven om u te helpen goed met uw rug om te gaan
nu u pijn in de onderrug ervaart.
De meeste mensen die lage rugklachten krijgen worden vanzelf weer beter. Recent onderzoek
heeft aangetoond dat 90% van alle mensen die rugklachten krijgt binnen 6 weken volledig
herstellen. Het is echter belangrijk dat u de juiste adviezen in acht neemt zodat het herstel zo
snel en 'comfortabel' mogelijk verloopt. En, als u bent herstelt kunt u het risico op een
herhaling van klachten beperken.
Lage rugpijn: is een mix aan mogelijke symptomen waarin pijn in de rug (vaak, maar niet
altijd) op de voorgrond staat. Deze pijn straalt uit in de heup, het been en zelfs in de voet.
Eenvoudige lage rugpijn: wordt gebruikt om de meest voorkomende pijn in de onderrug aan
te duiden, afkomstig van de spieren, banden en/of de gewrichten. Klachten als gevolg hiervan
zijn qua ernst afhankelijk van de hoeveelheid lichamelijke activiteit.
Acute lage rugklachten: pijn die minder dan 7 dagen aanwezig is.
Symptomen






Pijn onder in de rug.
Uitstraling van de pijn naar andere plekken.
Verminderd lichamelijk functioneren.
Er kan ook stijfheid, kracht- en bewegingsbeperking voorkomen.
Pijn bij bukken en tillen.
Pijn bij lang zitten en staan
Oorzaken
Circa 80% van alle mensen in westerse landen krijgt gedurende hun leven te doen met een
episode van lage rugpijn. Dit wordt meestal veroorzaakt door lichamelijke overbelasting,
irritatie en/of eenvoudige ontstekingsreacties in de banden en gewrichten in de rug. Meestal
houdt dit verband met een enkelvoudige verkeerde actie (bijvoorbeeld het tillen van een te
zwaar gewicht onder een verkeerde lichaamshouding) of door herhaalde kleine traumata
(bijvoorbeeld een verkeerde zithouding bij beeldscherm werkzaamheden).
De oorzaak van lage rugpijn zal doorgaans door de huisarts en/of de fysiotherapeut gesteld
worden. Zij zijn middels eenvoudig orthopedisch en/of neurologisch onderzoek in staat vast te
stellen of het al dan niet gaat om een ernstige aandoening. Bij een goed onderzoek is het niet
waarschijnlijk dat de bevindingen door de huisarts of fysiotherapeut door röntgenonderzoek
bevestigd moeten worden. Dit is eventueel pas zinvol als pijn langer dan 6 weken duurt en
niet minder wordt.
Wat moet ik doen met mijn rugpijn?
 Onderzoek toont aan dat langdurige bedrust meer kwaad dan goed doet. Vermijd
derhalve liggen in bed, tenzij op dringend advies van uw dokter of uw fysiotherapeut.
Wanneer u bedrust wordt aangeraden dan geldt dit advies voor uiterlijk 3 dagen.
 Zorg dat u regelmatige kleine stukjes loopt, hiermee onderhoudt u een goede
doorbloeding van uw rug en voorkomt u tevens dat u stijf c.q. immobiel wordt.
 Vermijd voorover bukken! Wanneer u toch iets van de grond moet oprapen probeer dit
dan met een holle rug te doen en zo diep mogelijk in de heupen en knieën te buigen.
 Probeer zo min mogelijk te zitten. Als u moet zitten, kies dan een stevige rechte stoel
en gebruik een zogenaamde lumbale rol - gemaakt van een opgevouwen handdoek - in
de onderrug. Wanneer u opstaat schuif dan eerst zoveel mogelijk naar voren voordat u
iets vooroverbuigt. Vermijd zachte stoelen en lage dikke kussens.
 Wanneer u voelt dat u rust nodig heeft is het beter dat u op de grond gaat liggen dan
gaat zitten. Bij zitten neemt namelijk de druk in uw lendenwervels toe. Probeer een
van de onderstaande houdingen:
 Laat het tillen van gewicht in de acute fase van rugpijn achterwege. Zelfs lichte
voorwerpen kunnen te veel druk op de wervels geven. Vraag hulp aan anderen bij het
verplaatsen van voorwerpen.
 Vermijd het rechtop zitten in bed en het zitten in bad.
 Probeer zo min mogelijk auto te rijden. En, als het moet, zorg dan dat de zetel in een
rechte positie staat en maak gebruik van een lumbale rol.
 Wanneer u moet niezen of hoesten ga dan staan en leun met u rug iets achterover met
uw handen in de lenden. Vermijd zitten of voorover bukken bij het hoesten.
 Het is belangrijk dat u een comfortabele positie vindt waarin u goed kan slapen, zodat
uw rug tot rust kan laten komen. Vermoeidheid zal uw pijnervaring namelijk doen
toenemen. Gebruik slechts een dun kussen en vermijd slapen in een opgerolde
houding. Bij het opstaan uit bed buigt u de benen en rolt u op de zijde. Steek
vervolgens de onderbenen over de bedrand en gebruik uw armen om zich overeind te
duwen.
 Als u aan het arbeidsproces deelneemt, keer dan zo snel mogelijk weer terug naar uw
werkplek. Hoe langer u thuis blijft hoe moeilijker het wordt om uiteindelijk weer terug
te keren naar het werk. Uw huisarts en/ of fysiotherapeut zullen u gezamenlijk helpen
om een juist moment voor uw rentree te bepalen.
Blijf optimistisch!
De meeste lage rugpijnen gaan vanzelf over, zonder de noodzaak voor
röntgenfoto' en/ of onderzoek door een specialist. Vermijd overdag liggen
in bed, eenmaal op de been is de kans op een voorspoedig herstel veel
groter en wordt het risico op een herhaling van klachten minder.
MCN
Aspecifieke lage rugklachten
Aspecifieke rugklachten zijn te definiëren als pijn in het gebied rondom de lumbale wervels,
het heiligbeen en het staartbeen (het onderste derde deel van de wervelkolom). De oorzaak
van de pijn is niet bekend. Het grootste deel van de patiënten dat te maken heeft met
rugklachten heeft een aspecifieke diagnose. Dat wil zeggen dat er geen duidelijk aantoonbare
oorzaak is voor de pijn.
Aspecifieke lage rugklachten behoren in Nederland tot een van de meest voorkomende
klachten. Ongeveer tachtig procent van de Nederlanders heeft wel eens last gehad van lage
rugklachten. In de meeste gevallen gaat de pijn binnen drie maanden over. Duren de klachten
echter langer dan spreekt men over chronische lage rugklachten. Deze groep patiënten vormt
in Nederland een groot maatschappelijk probleem. Dat wil zeggen dat er veel mensen thuis
zitten met rugklachten die niet in staat zijn hun werk goed uit te voeren en die daardoor in de
ziektewet terecht komen. De klachten zijn voor de patiënt erg vervelend. Men voelt zich ziek,
heeft pijn maar er kan niet worden aangetoond wat de oorzaak hiervan is. Omdat er geen
duidelijke oorzaak voor het ziektebeeld is aan te tonen kan men de patiënt ook niet gericht
behandelen.
Oorzaken
Gedragsmatige oorzaken
Voor de aspecifieke lage rugklachten is geen lichamelijke oorzaak aan te wijzen. Vaak is een
verkeerde houding de oorzaak van de lage rugklachten. Deze verkeerde houding gaat vaak
samen met een verhoogde spierspanning. Ook kan het zijn dat een persoon een verkeerde
manier van bewegen heeft. Zo kan het zijn dat iemand in zijn dagelijks werk een verkeerde til
techniek gebruikt en zo zijn rug verkeerd belast.
Psychosociale oorzaken
Men ziet vaak dat de oorzaken van de lage rugklachten niet alleen op het lichamelijke vlak
liggen maar ook in het psychische vlak. Psychische factoren kunnen een klacht in stand
houden, verergeren en zelfs laten ontstaan. Als iemand niet lekker in zijn vel zit kan dit
invloed hebben op zijn psychische gesteldheid. Hierdoor kan er een te hoge spierspanning
optreden in het lichaam waardoor er klachten ontstaan. Stress is er een heel goed voorbeeld
van. Stress is een langdurige over activiteit van het lichaam. Dit kan gevolgen hebben voor
zowel de geestelijke als de lichamelijke gesteldheid van de persoon.
Aangezien de klachten zowel op het lichamelijke vlak als op het geestelijke vlak per patiënt
enorm verschillen, kan men niet één soort oorzaak voor de aspecifieke klachten aanwijzen.
Daarnaast kunnen de klachten die de aandoening met zich meebrengt ook weer een oorzaak
zijn voor verergering van de klachten. Bijvoorbeeld slapeloosheid, depressie en sociale
isolatie kunnen ervoor zorgen dat de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de persoon
nog verder achteruit gaat. De patiënt komt op een dergelijk moment in een vicieuze cirkel
terecht.
Behandeling
Zoals al eerder vermeld is er geen standaardbehandeling voor aspecifieke lage rugklachten.
De behandeling moet per persoon aangepast worden.
De behandeling van aspecifieke lage rugklachten is onder te verdelen in verschillende
onderdelen:
1.
2.
3.
4.
Ontspanningstherapie
Spierversterkende oefeningen
Stress reductie
Ergonomie / houding
De behandeling van aspecifieke lage rugklachten is vaak niet alleen fysiotherapeutisch. In de
meeste gevallen werkt de fysiotherapeut samen met andere disciplines. Onder andere omdat er
in bepaalde gevallen een sterk psychologisch aspect meespeelt bij het ontstaan van de
klachten.
Ad 1) Ontspanningstherapie:
Deze therapie vorm is er om te zorgen dat de patiënt zelf leert om te gaan met de spanning in
zijn of haar lichaam. Het is vaak zo dat een patiënt niet weet hoe hij of zij zichzelf goed en
effectief kan ontspannen.
Ontspanning heeft als gevolg dat de spier gedurende een korte dan wel langere tijd minder
aangespannen wordt. Dit heeft als effect dat de doorbloeding in de spier kan toenemen. Dit
heeft op zijn beurt weer het effect dat de afvalstoffen in de spier kunnen worden afgevoerd en
de voedingsstoffen kunnen worden aangevoerd. Daarnaast heeft ontspanning ook effect op het
geestelijke niveau. Ontspanning neemt vaak een soort gevoel van rust met zich mee. Ook dit
kan een positief effect op de patiënt hebben.
De ontspanningstherapie kan zich toespitsen op het gehele lichaam maar ook op een bepaald
gedeelte van het lichaam.
Ad 2) Spierversterkende oefeningen:
Spierversterkende oefeningen zijn bedoeld om de spieren zodanig te versterken dat zij meer
aankunnen tijdens het dagelijks leven. Zo maak je de belastbaarheid van de spieren groter.
Hierdoor kan de persoon meer aan zonder last te krijgen van de desbetreffende spier. Ook
worden er spieren getraind die bepaalde functies kunnen overnemen of kunnen ondersteunen.
Ad 3)Stressreductie:
Stress is een van de grootste oorzaken van het ontstaan van hogere spanningen in het lichaam.
Stress geeft een verhoogde spanning in de spieren. Deze spanning kan niet veel kwaad als hij
maar niet al te lang aanhoudt. In bepaalde beroepen is er echter zodanig veel stress dat men
niet echt goed meer tot rust kan komen. In dergelijke gevallen kan stress tot klachten in het
lichaam leiden. Niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Overspannen raken of zelfs een
burn-out krijgen zijn vergevorderde vormen van stress. Daarom is het belangrijk het
onderdeel stress in de behandeling mee te nemen.
Voor meer informatie over het onderwerp stress drukt u op deze link
Ad 4)Ergonomie /houding:
Ook de inrichting van de werkplek is zeer belangrijk. Als men gedurende de uitvoering van
het beroep een verkeerde houding aanneemt kan dit vergaande gevolgen hebben. Door
bijvoorbeeld het beeldscherm van de computer op een verkeerde plek te laten staan kunnen
ernstige nek- en schouderklachten ontstaan. Daarom is de inrichting van de werkplek zeer
belangrijk.
Voor meer informatie over de inrichting van uw werkplek drukt u op deze link
Hernia (Hernia Nuclei Pulposi)
Hernia is een rugaandoening die ook bekend is onder de naam hernia
nuclei pulposi.
Bij deze aandoening is er sprake van een beschadiging van de
tussenwervelschijven. Deze beschadigingen treden het meest op in het
onderste derde deel van de rug. Dit omdat er vaak op deze plek van de
wervelkolom de grootse krachten komen te staan.
Hernia is een aandoening die in Nederland veel voorkomt. Het meest
komt de klacht voor bij mensen met een niet stabiele rug. Dit houdt in
dat de rug niet stevig genoeg is, doordat de omringende musculatuur in
een slechte conditie verkeert. In het algemeen is dit het geval bij
mensen die passief werk verrichten. De klacht komt ook veel voor bij
mensen die de rug verkeerd en/of te zwaar belasten. Dit proces van
belasting kan geleidelijk verlopen. Zo kan iemand jaren de rug slecht
belasten en hiervan pas op lange termijn de gevolgen van merken.
De klachten uiten zich dan in de vorm van een Hernia of bijvoorbeeld
1
A-specifieke lage rugklachten.
fig.
Wat is een hernia?
Om te weten wat een hernia is moet men eerst op de hoogte zijn van de anatomische bouw
van de wervelkolom. De wervelkolom is een aaneenschakeling van wervels. Deze wervels
staan niet boven op elkaar, er zitten schijven tussen. Dit zijn de tussenwervelschijven.(fig.1)
Een tussenwervelschijf is een flexibele schijf die bestaat uit twee ringen. Een buitenste ring en
een binnenste ring (nucleus pulposus). Deze binnenste ring wordt ook wel de kern genoemd.
De buitenste ring is het sterkst en dient als een soort wand voor de gel- achtige binnenkant.
De buitenste ring bestaat uit verschillende banden die tegen elkaar aanliggen. In het midden
van deze banden zit de binnenste ring van de tussenwervelschijf. Deze bestaat uit een gelachtige substantie. Bij schokken geven de tussenwervelschijven mee met de beweging. De
binnenste ring geeft mee en wordt als het ware ineen geperst. De buitenste wervelschijf geeft
ook mee maar in mindere mate. Hierdoor wordt bij belasting de wervelschijf dunner en
breder/platter. Op deze manier vangen de tussenwervelschijven de belasting en de schokken
op.
Bij een hernia is de buitenste ring van de tussenwervelschijf beschadigd of zelfs helemaal
kapot. Hierdoor kan de binnenste kern, de nucleus pulposus, van de tussenwervelschijf naar
buiten uitpuilen. Dit wordt Hernia Nuclei Pulposi genoemd.
Dit kan op twee manieren. De eerste manier is dat de buitenste ring nog niet helemaal kapot
is. In dit geval kan de binnenste kern niet naar buiten vloeien en zet de tussenwervelschijf
alleen maar aan de beschadigde kant uit. Bij de tweede vorm is de buitenste ring volledig
doorgebroken en kan de kern naar buiten vloeien.
Door het uitstulpen of het naar buitenvloeien van de kern kan de
tussenwervelschijf tegen de uit de wervelkolom lopende zenuwen
aanduwen.
Fig.2
Symptomen
Doordat er een zenuw geprikkeld wordt kan dit tot gevolg hebben dat de persoon tintelingen
en pijnen voelt in de gebieden die door deze zenuwen worden geïnnerveerd. In het ergste
geval kan het zelfs zo erg zijn dat er uitval van de desbetreffende gebieden plaatsvindt. Onder
deze gebieden vallen vaak de benen en gedeeltes van de rug.
Oorzaken
De oorzaak van een hernia is dat de tussenwervelschijf beschadigd raakt. Dit kan door
meerdere factoren veroorzaakt worden. De meest voorkomende factor is dat men de rug op
een verkeerde manier belast. Door een verkeerde belasting kan de wervel een te hoge
belasting te verduren krijgen en barsten. Deze verkeerde belasting vindt vaak plaats bij het
verkeerd tillen of oppakken van zware voorwerpen.
Een andere manier is dat iemand zijn rug gedurende het dagelijks leven op een verkeerde
manier belast. Dit kan zijn door verkeerd te staan of te zitten tijdens het werk of omdat men
een verkeerde houding aanneemt. Hierdoor kan de tussenwervelschijf slijten en op den duur
zelfs barsten. Dit gebeurt vaak door een provocerende factor op dat moment. Bijvoorbeeld een
flinke niesbui of het tillen van een voorwerp of een andere manier waardoor de druk op de
wervels plotseling kan toenemen.
Behandeling
Voorafgaande aan de behandeling worden vaak eerst röntgen foto's gemaakt om te kijken
waar de hernia zit en hoe ernstig deze is.
De behandeling van een hernia begint vaak met een periode rust. Gedurende deze periode
moet de patiënt op bed rusten. Het is de bedoeling dat de zachte kern van de
tussenwervelschijf zich gedurende de rust terug trekt en de tussenwervelschijf weer heelt. Dit
proces van helen verloopt zeer langzaam en kan gemakkelijk vier tot vijf maanden duren. Het
herstel duurt zo lang omdat de tussenwervelschijf een slecht doorbloede structuur is.
Als rust niet de oplossing is en de klachten blijven aanhouden is er nog een tweede optie. Dit
is een operatieve verwijdering van de binnenste kern van de tussenwervelschijf. Het voordeel
van de tweede manier van behandelen is dat de duur vele malen korter is. De operatie neemt,
met voorbereiding, niet meer dan een paar dagen in beslag. Daarbij mag de patiënt direct na
de operatie zijn of haar rug weer volledig belasten.
De derde manier van behandelen is een injectie in de binnenste kern van de
tussenwervelschijf. Door deze injectie lost de kern op en neemt de druk op de zenuwen af.
Deze laatste manier van behandelen wordt echter niet vaak gebruikt. Dit omdat er de kans
bestaat dat er stukken van de kern kunnen achterblijven die later toch nog klachten kunnen
veroorzaken. Ook bij deze manier van behandelen is rust een vereiste. Echter niet zo lang als
bij de eerste manier van behandelen.
Alle drie de manieren van behandelen worden gevolgd door een intensieve periode van
fysiotherapie. De fysiotherapie is er voornamelijk op gericht de rug sterker te maken. Dit kan
door middel van spierversterkende oefeningen die de patiënt zelf kan uitvoeren. Met daarnaast
ook het beoefenen van fitness op fysiotherapeutische basis. Hierdoor moet de belastbaarheid
van de rug toenemen. De therapie gaat tevens gepaard met adviezen over hoe de patiënt in het
vervolg het beste met zijn rug om kan gaan. Dit houdt in dat de patiënt advies krijgt over de
manier van zitten, staan, tillen en hoe hij of zij zo goed en verantwoord mogelijk zijn werk
kan uitvoeren.
Klik voor meer informatie over rugklachten op deze link en bezoek de site van de:
Nederlandse vereniging van whiplash patiënten
Voor meer informatie over Hernia ga naar de site over Hernia
Naar boven
Stress
Stress: "Angststoornis. De patiënt kan last hebben van een verhoogde prikkelbaarheid,
slaapstoornissen, concentratiestoornissen, interesse en initiatief verlies en een negatief
toekomst beeld."
Overspannen:"De patiënt heeft last van een verhoogde prikkelbaarheid, slaapstoornissen,
concentratiestoornissen, interesse en initiatief verlies, een negatieve toekomst verklaring en
verminderde geestelijke spankracht veroorzaakt door een langdurige wanverhouding tussen
geestelijke en lichamelijke draagkracht van een individu enerzijds en de sociale draaglast,
door de omgeving anderzijds."
Posttraumatisch stress syndroom:"Angststoornis gedurende langer dan een maand als
gevolg van blootstelling aan een ernstig traumatische ervaring. De klachten bestaan uit
herbeleving van de ervaring in de vorm van niet te onderdrukken herinneringen, nachtmerries
en illusies. Daarnaast heeft de patiënt last van een verhoogde prikkelbaarheid,
slaapstoornissen, concentratiestoornissen, interesse en initiatief verlies en een negatieve
toekomst verklaring. De klachten komen overeen met die van Stress, alleen is er bij het
posttraumatische stress syndroom vaak ook sprake van:
derealisatie, onthechting en depersonalisatie."
Wat is stress?
Stress is een van de meest voorkomende ziektebeelden in onze westerse cultuur. Tegelijkertijd
is het ook een van de meest onduidelijke ziektebeelden. Stress staat vaak aangeschreven als
oorzaak voor verschillende ziektebeelden. Dit is voornamelijk te danken aan het feit dat stress
invloed heeft op de algehele gesteldheid van de mens. Dit zowel op geestelijk, emotioneel en
lichamelijk niveau. Stress uit zich vaak, in 'lichte' vorm, als een verhoogde spanning ergens in
het lichaam. Maar kan zich ook uiten in een zeer ernstige vorm zoals bijvoorbeeld een
posttraumatisch stress syndroom (angsten die een individu kan hebben na het meemaken van
een zeer aangrijpende gebeurtenis). Stress omvat vele soorten en vormen. De meest bekende
vorm van stress in onze samenleving is stress die gekoppeld is aan het 'overwerkt raken',
overspannenheid en de burn-out. Deze vorm van stress begint vaak als een onschuldige vorm
van spanning.
Symptomen
Op het moment dat stress langere tijd aanhoudt wordt het steeds meer merkbaar voor de
persoon. Men ziet bij deze categorie personen dat de spierspanning verhoogt en dat een
persoon prikkelbaarder wordt voor zijn omgeving. Aspecten uit de omgeving die voorheen
van weinig betekenis waren gaan een grotere rol spelen voor de desbetreffende persoon. Hij
of zij ervaart dat hij te kampen krijgt met concentratie stoornissen, slapeloosheid, interesse en
initiatief verlies, rusteloosheid en een negatief toekomst perspectief.
Deze factoren beginnen op en zeer laag niveau maar kunnen in de loop der tijd tot een groot
probleem voor deze persoon leiden. Op den duur kan het zelf depressiviteit en of een burn-out
tot gevolg hebben. Daarom is het zaak er in een beginstadium van de aandoening bij te zijn.
Echter is dit niet zo makkelijk. Aangezien het ziektebeeld op een dusdanig langzame manier
invloed op de persoon krijgt dat het pas in een later stadium opgemerkt wordt. Bij stress is het
vaak ook dat de aandoening periode gebonden is. Het kan zijn dat wanneer een persoon stress
heeft, hij dit gedurende een aantal maanden heeft omdat er factoren in zijn werk of privé
omgeving zijn die hiertoe leiden. Deze factoren kunnen na een bepaalde tijd verdwijnen en zo
ook een gedeelte of de gehele oorzaak voor de stress wegnemen. In een dergelijk geval zullen
de symptomen ook afnemen. In dit voorbeeld kan de stress factor weinig tot geen kwaad.
Echter als de stress factor langere tijd aanhoudt dan kan stress leiden tot het optreden van
ernstigere klachten. Op een dergelijk moment heeft de desbetreffende persoon al een zodanige
vorm van stress dat deze niet binnen een korte tijd te behandelen is.
Oorzaken
Stress kan door vele verschillende aspecten veroorzaakt worden. Bijvoorbeeld een stressvolle
baan of een aangrijpende gebeurtenis in de omgeving van de desbetreffende persoon.
Behandeling
Aangezien stress in vele stadia voorkomt is er niet één behandeling voor het ziektebeeld.
Veelal bestaat een behandeling uit de oorzaak van stress weg te nemen of af te zwakken.
Hierbij is vaak een grote rol weggelegd voor psychiaters en of psychologen. Het is hun taak er
achter te komen waar de werkelijke oorzaak ligt. Dit gaat vaak in combinatie met andere
vormen van therapie. Dit kunnen zijn:
 Ontspanningstherapie.
 Sport oefeningen.
 Spierversterkende oefeningen.
 Medicinale therapie.
De medicinale therapie bestaat vaak uit slaaptabletten, ontspannende middelen en
antidepressiva. Bij de behandeling zijn vaak maatschappelijk werkers betrokken om samen
met de patiënt te kijken naar de inrichting van zijn dagelijks leven. Door het anders indelen
van het dagelijks leven kan de patiënt soms veel beter en gestructureerde zijn dag indelen
waardoor bepaalde stressfactoren afnemen. Aangezien er aan stress, en voornamelijk bij
posttraumatische stress, ernstige problemen ten grondslag kunnen liggen kan de behandeling
een lange periode in beslag nemen.
Lees voor meer informatie het artikel van Dr. J.L. Freed
Naar boven
Tenniselleboog (Epicondiylitis lateralis)
De tenniselleboog is een veel voorkomende blessure. Deze blessure komt niet alleen zo als de
naam doet vermoeden bij tennissers voor. De medische term is epicondylitis laterales.
De tenniselleboog is een overbelastingssyndroom. Dit houdt in dat de pees van de onderarm
strekspieren is overbelast. Deze spieren lopen over het polsgewricht en hechten aan op de
buitenkant van de elleboog (laterale epicondyl). De
spieren die het meest betrokken zijn bij deze
aandoening zijn de extensor carpi radialis brevis en
de extensor carpi ulnaris (rood).
Fig. 1
De tenniselleboog valt ook wel onder de naam RSI. RSI is een overkoepelende naam voor een
aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek en de arm. Het
laatste jaar wordt ook wel over de naam CANS gesproken omdat RSI de aandoening niet goed
onderscheidt. Maar dit is nog zo nieuw dat RSI nog het meest gebruikte woord is.
Symptomen
Bij een tenniselleboog is er pijn ter hoogte van de buitenzijde van de elleboog, soms
uitstralend naar de onderarm en pols en zelden uitstraling naar buitenzijde bovenarm en
schouder. De pijnklachten treden op wanneer de strekspieren van de pols en de hand worden
aangespannen, bijvoorbeeld als we iets met de hand op willen pakken. Je kunt het ook zoals
het volgende plaatje proberen (Fig 2.):
Fig. 2
De strekspieren van de pols en de hand worden tegen weerstand aangespannen. Bij
aanwezigheid van een tenniselleboog is dit pijnlijk.
De oorsprong van de strekspieren van de pols en hand zit vast aan de buitenzijde van de
elleboog. Wanneer daarop gedrukt wordt, doet die plek ook pijn. Doordat de pijn in het begin
nog wel eens wegtrekt blijven mensen de arm belasten waardoor dit tot pijnklachten kan
leiden die ook 's nachts aanhouden, ook als de arm niet wordt gebruikt.
Een tenniselleboog in een gevorderd stadium kan leiden tot kracht- en coördinatieverlies.
Er kan pijn zijn bij het rekken van de pols strekkers (elleboog gestrekt en de hand in de
richting van de handpalm bewegen.
Oorzaken
Het feit dat deze pees overbelast raakt kan twee oorzaken hebben. Ten eerste kan het komen
door een te zware belasting voor een korte of lange periode en ten tweede kan de
belastbaarheid van de pees verlaagd zijn door bijvoorbeeld een slechte doorbloeding. Deze
slechte doorbloeding kan vele oorzaken hebben. Door de verlaagde belastbaarheid kan een
gewone belasting al overbelasting zijn en dus klachten geven. Bij overbelasting van een pees
komen er kleine scheurtjes in het bindweefsel van de pees. Omdat peesweefsel van nature
slecht is doorbloed, duurt het lang voordat de pees weer is hersteld. De pijn van de elleboog
gaat in het begin altijd langzaam weer weg, hierdoor blijven mensen de elleboog belasten en
komt deze nooit tot volledig herstel.
Behandeling van de fysiotherapeut
Het is belangrijk zelf overmatige of verkeerde belasting en daarmee pijn te voorkomen.
De fysiotherapeut richt zich hoofdzakelijk op twee punten:
 Het verbeteren van de doorbloeding van de pees zodat er voldoende voedingsstoffen
bij komen die nodig zijn voor het herstel. Dit kan gedaan worden door lokale frictie
(drukmassage) toe te passen op de pijnlijke plek en fysiotechniek.
 Het weer op oud niveau laten functioneren van de onderarmspieren. Het terugkrijgen
van de kracht en de coördinatie. Door middel van kracht- en coördinatieoefeningen.
Behandeling van specialisten
Helpt de behandeling van de fysiotherapeut niet, dan kan een injectie met een plaatselijke
verdoving en een bijnierschorshormoon (corticosteroïd preparaat) ter hoogte van de
aanhechting van de pees op het bot helpen. Deze injectie kan zonodig na drie en zes weken
worden herhaald.
Wanneer deze niet- operatieve behandelingen niet helpen kan een operatie overwogen
worden. Daarbij wordt de aanhechting van de spieren op de buitenzijde van de elleboog voor
een deel losgemaakt. Op die wijze wordt de irritatie opgeheven.
Voor beide behandelingen geldt dat er pijn zal zijn als de verdovingsvloeistof is uitgewerkt.
Na beide behandelingen is het verstandig om een aantal weken geen zwaar tillende
werkzaamheden te verrichten.
Klik voor meer informatie over de tenniselleboog op deze link en bezoek de site van het:
Instituut tenniselleboog Nijmegen
Whiplash
Wat is een whiplash
De term whiplash heeft aanleiding gegeven tot vele omschrijvingen die in vergelijking erg
van elkaar verschillen. Omdat er zoveel verschillende definities bestaan heeft de Quebec Task
Force on Whiplash-Associated Didorders (QTF-WAD) één universele definitie voorgesteld:
"Whiplash is an acceleration-deceleration mechanism of energy transfer to the neck. It may
result from rear-end or side-impact motor-vehicle collisions, but can also occur during diving
or other mishaps. The impact may result in bony or soft-tissue injuries (whiplash injury),
which in turn may lead to a variety of clinical manifestations (whiplash-associated
disorders)."
(Quebec Task Force on Whiplash - Associated Disorders (QTF-WAD), Spitzer et al, 1995)
Wij hebben gekozen deze definitie aan te houden.
Vanuit het Engels vertaald, betekent de veel gebruikte verzamelnaam whiplash: zweepslag.
De term whiplash wordt in de volksmond vaak gebruikt voor nek-, rug- en schouderklachten,
welke ontstaan zijn door auto-ongevallen. Dit is alleen niet terecht, deze kwetsuur ontstaat
namelijk ook wanneer een kuit of een ander scharnierend deel van het lichaam verrekt wordt.
Ook daarbij kunnen er gewrichten ontzet worden, banden overrekt en/of spiervezels
beschadigd raken.
In het kort kan dan ook gezegd worden, dat de benaming whiplash er een is die veelal
gebruikt wordt voor: de klachten die kunnen ontstaan nadat het hoofd een plotselinge heftige
beweging heeft gemaakt. Dit kan een beweging van voren, naar achteren en andersom zijn,
maar wat zeker niet vergeten mag worden zijn de bewegingen naar opzij.
Oorzaken
De belangrijkste oorzaak van het whiplashtrauma is de kop-staartbotsing, waarbij het hoofd,
dat meestal toch wel 5 kilo weegt, met grote snelheid heen en weer zwiept. Het
whiplashtrauma geldt als een typische aandoening van de twintigste eeuw, omdat het
stijgende aantal patiënten voornamelijk een gevolg is van het snelgroeiende gemotoriseerde
verkeer. Als je de kop-staartbotsing nader bekijkt gebeurt er het volgende: Er staat een auto te
wachten voor het stoplicht. En de bestuurder van de achter op komende auto let even niet op
en knalt met grote snelheid achter op de wachtende auto. Als je nu neemt dat de rijdende auto
50 km/u rijd, veroorzaakt dit bij de stilstaande auto een achterwaartse versnelling van het
hoofd van 250 km/u. De spieren krijgen niet de kans om zich voor te bereiden op de klap en
daardoor slingert het hoofd naar achteren en trekt aan de wervels. Daarna komt er een
versnelling naar voren, waarna opnieuw de nekwervels verschuiven met de daaromheen
liggende banden. Dit alles geeft het whiplashtrauma. Mogelijke andere oorzaken zijn
bijvoorbeeld een val van de keukentrap, een contactsport waarbij het er nogal ruig aan toe
gaat of een sport waarbij de kans op botsingen groot is, zoals bij American football.
Omdat het whiplashtrauma vaak in verband wordt gebracht met een kop-staartbotsing, wordt
de diagnose vaak veel minder snel of niet gesteld bij patiënten met een ander ongeluk. Wat er
op dat moment precies wordt beschadigd is nog steeds niet goed aangetoond. Wel zijn er
verschillende theorieën over. De meest aannemelijke hiervan is dat er (net als bij een
sportblessure) gewrichtsbanden overrekt worden en/ of spiervezels worden beschadigd. De
meeste afwijkingen zijn moeilijk zichtbaar te maken met de huidige medische technieken als
röntgenfotografie, CT-scan, EEG en MRI waardoor sommige geneigd zijn de klachten als
psychisch te zien. Toch twijfelen de medische experts er niet aan dat het sterk psychisch
getinte whiplashsyndroom een lichamelijke oorzaak heeft.
Symptomen
Een van de meest opvallende aspecten van het whiplashsyndroom is de tijd die er in de
meeste gevallen zit tussen het ongeluk en het ontstaan van de klachten. Het is niet
ongebruikelijk dat een whiplashpatiënt pas na een aantal dagen, weken of zelfs maanden na
het (auto)ongeluk last krijgt van zijn klachten.
De klachten die optreden zijn over het algemeen: pijn, evenwichtsstoornissen en
concentratiestoornissen. Meestal is er direct na het ongeluk wel last van duizeligheid en lichte
hoofdpijn, maar de klachten zijn nog niet zo ernstig dat er niet meer normaal gefunctioneerd
kan worden.
Van belang is te weten dat tussen de ernst van de verwonding en de erbij behorende klachten
geen evenredigheid hoeft te bestaan: een (schijnbaar) gering trauma kan soms een zeer heftig
en langdurig klachtenpatroon tot gevolg hebben.
Vaak stort de patiënt met een whiplashtrauma pas na enkele dagen of weken in. De pijn in
hoofd, nek en schouders en de vermoeidheid is dan zo toegenomen dat normaal functioneren
niet meer mogelijk is. Er is nog geen verklaring voor dit fenomeen, daarom is een diagnose
stellen ook zo moeilijk. Er is een hele lijst met klachten waarmee een whiplashpatiënt te
maken kan krijgen, maar dit is toch per patiënt weer verschillend. Ieder heeft zijn eigen scala
aan klachten.
Grofweg gezegd zijn de klachten ontstaan door een whiplashtrauma die in te delen zijn in de
volgende categorieën:
Hersenfunctiestoornissen
Deze zijn onder te verdelen in 2 categorieën:
 Neurologische stoornissen, hieronder vallen de pijnklachten zoals hoofd- en nekpijn,
maar ook spierzwakte in schouders en nek en vreemde gevoelssensaties, zoals
tintelingen in de handen.
 Cognitieve functiestoornissen, deze hebben vooral betrekking op het verwerken van
informatie. Hieronder vallen symptomen als concentratieverlies en vermindering van
geheugencapaciteit. Gebrek aan nachtrust (door pijn en nachtmerries) kan ook leiden
tot concentratie -en geheugenverlies.
Functiestoornissen van het bewegingsapparaat
Veel patiënten hebben last van een stijve nek en kunnen de normale bewegingen van het
hoofd nog maar ten dele uitvoeren. Soms heeft de patiënt instabiele rug- en nekwervels,
waardoor het bewegen van die delen pijn doet en stroef gaat.
Sensorische functiestoornissen
Whiplashpatiënten hebben vaak last van overgevoeligheid voor licht en geluid of verandering
van smaaksensaties. De vestibulaire stoornissen behoren ook tot deze groep omdat het
evenwichtsorgaan een zintuig is. Deze vestibulaire stoornissen kunnen leiden tot duizeligheid,
oorsuizen, een onzekere balans bij het lopen en wankelen als men langere tijd stil moet staan.
Duizeligheid komt bij 1-2 van de 10 patiënten voor. Het wordt veroorzaakt door zeer
uiteenlopende factoren, zoals verminderde beweging van de nek (C1,2,3), hypertonus van de
nekspieren aan de voorzijde en/ of verminderde coördinatie van de ogen. In 99% van de
gevallen is er echter niets ernstigs aan de hand.
Hormonale stoornissen
Bij veel vrouwelijk whiplashpatiënten is de menstruatiecyclus verstoord. Bovendien vertonen
sommige vrouwen symptomen die veel lijken op het premenstrueel syndroom(.verschijnselen
die kunnen optreden voorafgaand aan de menstruatie)
Ook kunnen bij whiplashpatiënten veranderingen in het libido (aangeboren seksuele
gevoelens) worden geconstateerd. Deze stoornissen zijn mogelijk ook gerelateerd aan de
hersenfunctiestoornissen.
Psychische stoornissen
Psychische stoornissen zijn vooral stoornissen op het affectieve vlak. Het komt vaak voor dat
er veranderingen in het karakter en het gevoelsleven van de whiplashpatiënt plaatsvindt. Zo
kan iemand die voorheen opgewekt en actief was door een whiplashtrauma lusteloos en
depressief worden. Er is sprake van een depressie indien voldaan wordt aan ten minste 4 van
de volgende punten:
 Verstoring van de nachtrust (toe of afname)
 Verlies van interesse in de omgeving
 Schuldgevoel
 Moeheid, verminderde energie
 Verminderde concentratie/ geheugenverlies
 Eetstoornissen
 Psychomotorische stoornissen
 Zelfdoding
Emotionele en psychische gevolgen
Hoe ernstig de emotionele stoornissen als gevolg van een whiplashtrauma zijn, hangt
natuurlijk nauw samen met de lichamelijke beperkingen, de pijn, de stoornissen op cognitief
gebied en de persoonlijkheid van de patiënt. De patiënt kan door zijn lichamelijke
beperkingen zich gefrustreerd gaan voelen, vinden dat hij niet meer volledig deel kan nemen
aan de maatschappij, zijn gevoel voor eigenwaarde verliest en misschien zelfs vereenzaamt.
Vaak hebben patiënten weinig interesse in de wereld om hen heen, slapen ze onrustig, is er
geheugenverlies, een vermindert concentratievermogen, een laag libido en ondergaan ze
extreme stemmingswisselingen. Dit is nog maar een klein deel van alle veranderingen die ze
doormaken.
De ernst van de whiplash en de manier waarop de aandoening vanaf het begin behandeld is,
bepalen voor een groot deel in welke mate de emotionele stoornissen optreden. De omgeving
speelt ook een grote rol hierin. Als de omgeving de klacht serieus neemt en de patiënt voelt
zich met zorg en begrip omringt, dan zijn de gevolgen van een whiplash veel beter te
accepteren en zal de patiënt sneller genezen.
Meestal zijn de psychische klachten net zoals de lichamelijke klachten tijdelijk. Ze
verdwijnen gelijk met de lichamelijke klachten. Gemiddeld duurt dit anderhalf tot twee jaar
vanaf de datum dat dit veroorzaakt werd.
De emotionele stoornissen en de psychische klachten van een whiplashpatiënt kunnen zowel
een lichamelijk als een psychische oorzaak hebben. Een lichamelijke oorzaak is de stremming
van de toevoer van zuurstof. Door de enorme klap die de nek bij het ongeluk heeft gehad, is
het mogelijk dat het ruggenmerg beschadigd is. Daardoor kan er een stremming optreden in
de slagaders die door het ruggenmerg lopen. Deze slagaders zijn belangrijk voor de
bloedtoevoer naar de hersenen. Ze zorgen ervoor dat er zuurstof en voedingsstoffen naar
allerlei actieve centra in de hersenen worden gebracht. Wanneer er niet meer voldoende verse
aanvoer is vanuit de slagaders, worden de functies van deze hersendelen verstoord. Het betreft
dan onder andere het slaapcentrum, het zogenoemde limbische systeem, dat onze emoties
regelt en de kwaliteit van het korte termijngeheugen bepaalt, en het deel van de hersenen dat
onze zintuigen bestuurt. De patiënt gaat daardoor bijv. slecht zien, overmatig zweten en wordt
vergeetachtig. Hij slaapt slecht en heeft last van nachtmerries.
Een eerste psychische oorzaak kan zijn de verwerking van het ongeluk hiermee wordt bedoeld
dat de patiënt het trauma moet verwerken. De patiënt moet leren accepteren dat hij niet meer
geheel mee kan doen (voorlopig) en dat hij daar buiten zijn schuld in is gekomen. Veel
patiënten verliezen hun positieve instelling en worden depressief.
Een tweede en laatste psychische oorzaak zou kunnen zijn dat de patiënt zijn eigenwaarde
verliest. Dit kan ontstaan doordat de patiënt waarschijnlijk de rest van zijn leven minder
energie heeft dan voor het ongeval en het minder zien??? zin hebben (van gedrag dan dit
weg???) kan door de omgeving niet altijd in dank worden afgenomen. De patiënt kan in een
geïsoleerde situatie komen en afhankelijk worden van anderen, dit kan aan zijn/ haar gevoel
voor eigenwaarde vreten.
Bij een whiplashpatiënt zijn de volgende psychische symptomen te onderscheiden:
Depressieve gevoelens
Bij meer dan 70% van de whiplashpatiënten komen depressieve gevoelens voor. Er is alleen
wel een groot verschil tussen whiplash depressiviteit en een chronische depressie. Een
whiplashpatiënt wil wel weer gewone dagelijkse werkzaamheden oppakken, maar is daartoe
niet in staat. Een chronische depressieve patiënt is daarentegen apathisch en heeft geen
neiging tot het doen van acties.
Slaapstoornissen
Het merendeel van patiënten heeft last van slaapstoornissen. Er zijn moeilijkheden bij het inen doorslapen, vroeg wakker door hoofdpijn en onrustig slapen en soms slapen met
nachtmerries.
Angsten
Whiplashpatiënten zijn vaak nerveus, angstig of gespannen. Er kan een angst ontstaan om
zich weer in het verkeer te begeven, als ze door een auto-ongeluk een whiplash hebben
opgelopen. Soms ontwikkelt zich een extreme vrees voor iets.
Als ze angstig zijn klagen de patiënten over een benauwd gevoel en de neiging tot
hyperventileren.
Verlies van interesse
Het verlies van interesse uit zich in veel dingen van het dagelijks leven. De whiplashpatiënten
voelen zich uitgeput hebben geen interesse voor de buitenwereld, ze zien overal tegenop,
hebben nergens zin in en zijn niet vooruit te branden. Patiënten zetten vaak ook seksuele
gevoelens op een laag pitje.
Overgevoeligheid
De patiënten worden over het algemeen ook prikkelbaarder en emotioneler. Bij kinderen met
een whiplash is dit vooral problematisch.
Persoonlijkheidsverandering
Het karakter van een whiplashpatiënt kan veranderen. De patiënt kan zich ineens anders gaan
gedragen dan voor het ongeluk en daardoor kunnen relaties onder spanning komen te staan.
Gebrek aan concentratievermogen
Patiënten kunnen zich maar kort concentreren op een onderwerp. Ook lange autoritten zijn
door dit concentratie verlies moeilijk.
Isoleren
Veel patiënten trekken zich terug uit het sociale leven. Ze kunnen hierdoor vervreemden van
vrienden, familie en zelfs hun eigen gezin. Patiënten trekken zich terug vanwege de extreme
vermoeidheid, het verlies van interesse en de verminderde eigenwaarde.
Minderwaardigheidsgevoel
Doordat de patiënt een aantal functies niet meer kan uitvoeren denkt de patiënt dat hij niet
meer serieus wordt genomen door de buitenwereld, dit leidt regelmatig bij whiplashpatiënten
tot een minderwaardigheidsgevoel.
Faalangst
Sommige patiënten zijn zo in de war dat hun lichaam het niet meer doet zoals ze gewend
waren, waardoor ze geen opdracht durven uit te voeren. Deze patiënten krijgen faalangst en
hebben de neiging om helemaal niets meer te doen. Dit heeft tot gevolg dat ze een apathie
(lusteloosheid) ontwikkelen, wat een geestelijke achteruitgang geeft. Het is heel belangrijk dat
de omgeving met lichte taken de hersenen blijft activeren, dit voor het herstel van de patiënt.
Onbeheerst gedrag vertonen
Soms hebben patiënten zichzelf niet meer in de hand, dan vergeten ze hun opvoeding en
gedragen ze zich zeer onbeheerst. Sommige patiënten neigen naar agressiviteit. Dit komt
gelukkig maar zelden voor.
Hallucineren
Het gebeurt wel eens dat whiplashpatiënten de dingen anders zien dan ze zijn. Deze
waanbeelden komen meestal alleen bij de zeer ernstige gevallen voor en zijn meestal tijdelijk
van aard.
Neiging tot zelfdoding
Wanneer een patiënt veel pijn heeft en er zijn ook psychisch problemen kan deze patiënt wel
eens aan zelfdoding denken. Het whiplashtrauma is dan niet de aanleiding tot zelfdoding,
maar kan wel als er al psychische problemen waren de druppel zijn.
Omstandigheden die de gevolgen van een whiplash beïnvloeden
Als je een whiplash hebt hoeft dit niet te betekenen dat je er ook daadwerkelijk klachten van
krijgt. Er zijn een aantal factoren die dit wel kunnen beïnvloeden, waardoor je de kans op het
krijgen van een whiplashsyndroom vergroot. Deze factoren worden hieronder genoemd:
Sekse
Het blijkt dat circa 60% van de whiplash patiënten vrouw is. Verschillende theorieën hierover
zijn bijvoorbeeld dat vrouwen een dunnere nek hebben die door minder spiervezels
ondersteund wordt. Ze zouden dus ook minder in staat zijn de schadelijke krachten tijdens een
ongeval kunnen weerstaan. Verder is het verkeersgedrag van vrouwen anders dan die van
mannen; zij begeven zich meer in het drukke stadsverkeer, en rijden bovendien in minder
schokbestendige auto's (de tweede auto). Als laatste rijden vrouwen ook vaker als passagier
mee waardoor zij minder bedacht zijn op een ongeluk.
Leeftijd
Ook de leeftijd speelt een rol bij het verwerken van een whiplash. Oudere mensen krijgen
eerder last van de gevolgen van een whiplash dan jongeren. Bovendien gaat het
genezingsproces bij oudere mensen langzamer. Kinderen kunnen ook een whiplashtrauma
krijgen. Dit uit zich dan in een vertraging van de geestelijke ontwikkeling.
Conditie
Als het lichaam van het slachtoffer tijdens het ongeval in een te slechte conditie verkeert of
als het slachtoffer last heeft van een algemeen pijnsyndroom, bijvoorbeeld reuma, dan is de
kans op een whiplashsyndroom aanzienlijk groter.
De verkeerssituatie
Een aanrijding van achteren, waardoor het hoofd eerst naar achteren en dan naar voren klapt
is veel ernstiger dan een aanrijding van voren, waarbij het omgekeerde gebeurt. Het dragen
van een gordel verkleind de kans op een hoofdletsel, maar vergroot echter de kans op een
whiplashtrauma doordat het lichaam tegen de stoel gedrukt blijft en het hoofd vrij heen en
weer slingert. Hierdoor worden de nekwervels extreem belast. (Dit betekend echter niet dat u
geen gordel meer moet gaan dragen!)
Hoofdsteun
Een deel van de nekletsels als gevolg van achter aanrijdingen kan worden voorkomen door
een goed afgestelde hoofdsteun. Als de hoofdsteun op oorhoogte staat, dat is ongeveer
vijfentachtig centimeter hoogte gerekend vanaf de heup tot het oor, dan kan deze het hoofd en
de nek goed opvangen tijdens het ongeval. Het advies van Veilig Verkeer Nederland is echter
om de hoofdsteun gelijk te zetten met de bovenkant van het hoofd. Helaas loopt de Europese
regelgeving achter bij het langer worden van de gemiddelde Nederlander. Daardoor kan het
voorkomen dat de hoofdsteun bij lange mensen niet gelijk gezet KAN worden met de
bovenkant van het hoofd. De afstand tussen het hoofd en de hoofdsteun mag maximaal 4
centimeter zijn, wil de hoofdsteun nog enig effect hebben.
Het is dus zo dat als je geen goed afgestelde hoofdsteun hebt je meer kans hebt om een
whiplash te krijgen.
Om een idee te krijgen wat het nut van de hoofdsteun is bij een achter aanrijding, kunt u de
twee onderstaande filmpjes van TNO bekijken.
Op het eerste filmpje is een achteraanrijding te zien zonder de aanwezigheid van een (goed
afgestelde) hoofdsteun.
Op het tweede filmpje de functie van een (goed afgestelde) hoofdsteun die de klap opvangt.
De invloed van een whiplashtrauma op het dagelijks leven
Iedereen heeft een sociale kring. Die bestaat uit je gezin, familie, vrienden, kennissen,
medescholieren enz. In elke relatie weet de één wat die van de ander kan verwachten. Als dat
door ziekte ineens anders wordt ontstaan er spanningen. De gezonde persoon krijgt minder
aandacht van de zieke en de zieke wil juist meer aandacht van de ander.
In het begin van een ziekte is het meestal nog wel zo dat de betrokken omstanders nog wel
willen helpen en wat extra aandacht geven, maar als de weken naar maanden gaan en nog
langer kunnen er irritaties ontstaan. Er moeten hiervoor dan oplossingen gevonden worden
waardoor de patiënt en de omgeving meer ontlast worden. Vooral whiplashpatiënten die
weten dat de omgeving door hen niet meer zoals normaal functioneert krijgen snel een
schuldgevoel en kunnen daardoor niet rustig revalideren. Veel patiënten keren ook te snel
terug naar hun werk vanwege de druk van buitenaf.
Wat is een chronische whiplash patiënt ?
 De klachten die na een whiplashongeval optreden noemen we het "postwhiplashsyndroom". Gelukkig hebben de meeste mensen maar een korte tijd last van
hun klachten. Helaas geldt dit niet voor alle mensen. Soms verdwijnen de klachten
niet. Ze nemen juist toe en verergeren zelfs. Dit kan ingrijpende gevolgen hebben op
het dagelijks leven. Houden de klachten langer dan 1 jaar aan, dan is er sprake van het
"late post-whiplashsyndroom" Bij een chronische whiplash patiënt is er sprake van een
"late post-whiplashsyndroom". ????????????????????????????? 2x hetzelfde
Weghalen ,want staat ook bij het volgende punt
 Men spreekt van een chronische of laat whiplash-syndroom wanneer 6 maanden of
langer na het ongeval het klachtenpatroon nog steeds blijft bestaan.
Wat is de epidemiologie van whiplash?
Nederland
Een studie van de SWOV laat zien dat in de periode 1983-1991 het jaarlijks aantal
achteraanrijdingen in Nederland met 29% is toegenomen en het aantal nekletsels met 54% .
Reeds in 1976/1977 vond de SWOV opmerkelijk veel nekklachten (50%) in de categorie
achteraanrijdingen, die slechts 10% besloeg van alle auto-ongevallen.
Een TNO onderzoek in opdracht van de Raad voor de Verkeersveiligheid laat zien dat het
aantal whiplashslachtoffers in Nederland ten gevolge van verkeersongevallen zoals bekend bij
de WA- motorrijtuigen verzekeraars circa 11.000 per jaar bedraagt. De totale omvang van het
aantal whiplashslachtoffers in Nederland wordt tussen de 15.000 en 30.000 per jaar geschat.
Auto-ongevallen
Uit een onderzoek van het TNO blijkt waarbij 2355 formulieren ingevoerd werden in een
computerbestand dat van de 1978 auto-ongevallen in dit bestand, de verdeling als volgt was:
 achteraanrijding 51%
 vooraanrijding 19%
 zijaanrijding 14%
 kettingbotsing 15%
 onbekend/anders 1%
Het totaal van achteraanrijdingen en kettingbotsingen is 66% tegenover 33% andere
aanrijdingen. Veel slachtoffers hebben het ongeval niet zien aankomen en dus niet
geanticipeerd, door bijvoorbeeld de spieren te spannen. In de categorie achteraanrijdingen is
dit percentage zelfs 74%. Opvallend is dat de klachten bij auto-inzittenden die het ongeval
niet hebben zien aankomen gemiddeld eerder ontstaan dan bij hen die het ongeval wel hebben
zien aankomen: 9 dagen versus 18 dagen (de middelste waarde is gelijk: 0 dagen). Bij
voor/zijaanrijdingen treedt vaak contact op met het auto-interieur en hebben de slachtoffers
vaker zichtbare verwondingen opgelopen dan bij achter/ketting aanrijdingen. Whiplashletsels
ontstaan dus niet alleen ten gevolge van een vrije 'zweepslag' beweging van hoofd en nek,
maar ook ten gevolge van andere mechanismen. De helft van de auto-ongevallen vond plaats
binnen de bebouwde kom. Whiplash wordt ook wel 'traffic light disease' genoemd, maar
slechts 38% van de auto's betrokken bij een achter/ketting aanrijding stond stil voor een
verkeerslicht. Bij de overige typen aanrijdingen speelt dit verschijnsel nauwelijks een rol.
Constatering van whiplash door de huisarts vindt bij voor/zijaanrijdingen later plaats dan bij
achter/ketting aanrijdingen, bij 50% van de slachtoffers later dan 7 dagen na het ongeval.
Mogelijk wordt er minder snel aan whiplash gedacht bij dergelijke aanrijdingen, of wordt er
eerst aandacht besteed aan andere (zichtbare) letsels.
Uit buitenlands onderzoek is bekend dat het risico op whiplash in een kleine auto groter is dan
in een grote, zware auto. Het merendeel van de slachtoffers (87%) geeft aan dat er een gordel
werd gedragen tijdens het ongeval. In 86% van de auto's/zitplaatsen was een hoofdsteun
aanwezig. Hierbij waren relatief weinig passagiers, deze zitten vooral in de categorie 'geen
hoofdsteun' en het betreft dan vaak achterpassagiers. Een hoofdsteun kan bescherming bieden
bij achteraanrijdingen, mits deze goed is afgesteld. Uit de ingevulde gegevens is een relatie af
te leiden tussen de lichaamslengte van het slachtoffer en de ingestelde hoogte van de
hoofdsteun, dus blijkbaar is er wel sprake van een bewuste instelling.
Teneinde een eventueel aanwezig tijdseffect te bestuderen zijn de auto-ongevallen van vóór
1985 vergeleken met die vanaf 1990. De meeste auto-ongevallen in dit bestand vonden in
1990 of later plaats (81%). Bij de ongevallen die voor 1985 plaatsvonden is minder vaak een
gordel aanwezig c.q. gedragen (51%) dan bij de latere ongevallen (90%) en is eveneens
minder vaak een hoofdsteun aanwezig (42% versus 91%). Het blijkt dat het aandeel van
achteraanrijdingen is toegenomen met 6%, maar het aandeel van kettingbotsingen is
afgenomen met eenzelfde percentage. Het gemiddelde aantal dagen tot het ontstaan van
klachten bedraagt 77 dagen voor de ongevallen vóór 1985 en 6 dagen voor de ongevallen die
in 1990 of later plaatsvonden (de middelste waarde is echter gelijk: 0 dagen).
In welke verschillende patiëntencategorieën kun je whiplash delen?
De whiplash patiënten zijn onder te verdelen in verschillende categorieën. Deze categorieën
worden verdeelt in fasen nl.:
eerste fase:
tweede fase:
vroege fase
u klachten langer dan 3
maanden
laat eerste fase
klachten na 3 maanden maar
niet langer dan 6 maanden
u klachten langer dan 6
maanden
De meeste epidemiologische onderzoeken geven aan dat ongeveer 90% van de patiënten na
een 'whiplash-injury' binnen twaalf maanden hun activiteiten hebben opgepakt en weer
normaal participeren (Spitzer et al, 1995). De zgn. 'eenjaars cumulatieve terugkeer in
activiteiten' geeft onder meer verschillen aan met betrekking tot leeftijd en geslacht. Toch lijkt
het verstandig deze gegevens enigszins te nuanceren. De tendens lijkt te zijn dat de algemene
en lokale belastbaarheid van de patiënt kwalitatief en kwantitatief in functie van de tijd na het
ongeval niet geheel vergelijkbaar herstellen tot de belastbaarheid vóór het ongeval. Bij de
meeste patiënten die na Fase 2 vallen in de groep 'participatieproblemen en beperkingen in
vaardigheden/activiteiten' is er minimaal sprake van een vertraagd herstel en van een
verminderde belastbaarheid op langere termijn. De grenzen van de belastbaarheid zijn eerder
bereikt in vergelijking met voorheen. Binnen deze grenzen en met respect voor deze grenzen
van belastbaarheid participeren deze mensen optimaal. Naarmate de tijd vordert (Fasen 3, 4,
5) tekenen de grenzen van belastbaarheid zich meer nadrukkelijk af en zijn deze grenzen meer
bepalend voor de mate van participatie in onder meer werk en huishouden. Een juiste
afstemming tussen activiteit en hersteltijd wordt dwingender naarmate het herstelproces meer
en meer wordt vertraagd.
Ook mensen die weken en vaak maanden na het ongeval nog klachten hebben, kunnen er niet
langer van worden beschuldigd dat zij zich 'aanstellen'. Zij lijden onder de gevolgen van een
onzichtbare handicap. Een andere veel gehoorde klacht is vermoeidheid en gebrek aan
motivatie. Mensen die werken, kunnen de druk vaak niet meer aan. Huisvrouwen kunnen het
niet opbrengen aan hun taken te beginnen en willen het liefst alleen gelaten worden. Omdat
specialisten in veel gevallen de oorzaak van de klacht niet kunnen vinden, zijn ze geneigd om
ook de vermoeidheid af te doen als een psychisch probleem. Steeds maar weer krijgen de
patiënten te horen dat ze niets mankeren. Uiteindelijk kunnen ook familieleden, vrienden,
collega's en buren tot de conclusie komen dat het allemaal wel mee zal vallen.
De behandeling
Een whiplash wordt op verschillende manieren behandeld. We gaan hier verder niet in op de
manier van behandelen door de fysiotherapeut. Wel geven we een aantal tips over hoe u zou
kunnen handelen na een ongeval:
Direct na het ongeval
Wanneer u kort na het ongeval bij de (huis)arts komt, zal deze u mogelijk doorverwijzen om
röntgenfoto's te laten maken. Dit gebeurt om ander letsel uit te sluiten. Ook kan deze u voor
verdere behandeling verwijzen naar een specialist of fysiotherapeut.
De dag na het ongeval mag de nek niet te veel worden belast. Vaak wordt strikte bedrust, de
eerste tien uur, aangeraden.
De eerste 48 uur na het ongeval is het goed om de nek te koelen met ijs. Doe het ijs hiervoor
in een plastic zak. Wikkel dit ijspak in een handdoek en houd het elk uur tien tot twintig
minuten tegen de nek aan. Vermijd de eerste 48 uur warmte op de nek.
Na 48 uur kunt u de behandeling met ijs afwisselen met een in warm water uitgewrongen
handdoek. Een paar keer per dag houdt u òf het ijspak òf de warme doek tien tot twintig
minuten tegen de nek aan. Het nemen van een warme douche werkt ook pijnstillend.
Halskraag
Veel mensen met whiplashletsel krijgen een halskraag en/of fysiotherapie voorgeschreven. De
halskraag is bedoeld om de nek tijdelijk te ontlasten. Over het gebruik van de halskraag kan
uw arts of fysiotherapeut u het beste adviseren. Het dragen van een halskraag, langer dan zes
weken wordt afgeraden omdat het voor verzwakking van de schouder- nekmusculatuur zal
leiden. Dit zou de klachten alleen maar verergeren.
Fysiotherapie
Fysiotherapie wordt de eerste week na het ongeval af geraden. Wordt de fysiotherapeut de
eerste week wel ingeschakeld, dan zal deze zich meestal beperken tot het geven van
houdingsadviezen en ontspannende oefeningen. Na een week kan worden begonnen met
oefentherapie. Daarbij wordt gewerkt aan de juiste lichaamshouding en -bewegingen.
De meeste mensen met een whiplashletsel herstellen vlot en volledig. Voor een goed herstel is
vooral rust van belang. Neem de tijd om te herstellen! Zorg voor een goede balans tussen uw
belasting en belastbaarheid. Gebruik uw nek wel maar binnen de grenzen!
Voor meer informatie over Whiplash kunt u de volgende sites bezoeken:
Whiplash informatie Nederland
Whiplash.nl (Rechtshulp, Medische hulp)
en Whiplash-reflex.nl
Naar boven
Download