Door: Kelly Tuin Marlou van der Lee Yvonne Way Klas:303 Opdrachtgever: Gideon Kreytz, namens Pharmeon Aderverkalking (atherosclerose, arteriosclerose) Aderverkalking is de benaming van een aantal processen waarbij slagaders als het ware 'dichtslibben'. Het dichtslibben van de aderen komt niet ineens het is een proces dat al jaren bezig is.Door bv. hoge bloeddruk wordt de binnenbekleding van de bloedvaten het endotheel aangetast.Op de beschadigende plekken kunnen zich vetten afzetten die ook kunnen verkalken waardoor het endotheel naar binnen wordt gedrukt. Hierdoor kunnen de bloedvaten vernauwen en zelfs verstopt raken. Deze combinatie van processen leidt tot een verminderde bloeddoorstroming, wat kan betekenen dat de weefsel en organen die door deze bloedvaten wordt voorzien minder, te weinig of soms zelfs geen bloed meer krijgen. Normale verouderingsprocessen, ongezonde voeding en andere levensgewoonten vooral roken! dragen in belangrijke mate bij aan het proces van atherosclerose. Aderverkalking is eigenlijk een zwelling in de bloedvatwand ten gevolge van ophoping van cholesterol en dode witte bloedcellen. 1. Binnenbekleding bloedvat (endotheel); 2. ophoping van cholesterol, vet, dode witte bloedcellen; 3. verkalkte kern; 4. bindweefsellaag; 5. spierlaag. Er zijn drie stadia’s van aderverkalking: Stadium 1 De binnenste bekleding van de bloedvaten bestaat uit platte cellen de endotheellaag. Het eerste begin van aderverkalking is een beschadiging van deze endotheellaag. Stadium 2 De beschadiging aan de endotheellaag vormt een plek waarop bloedplaatjes vastkleven. De geklonterde bloedplatjes veroorzaken door afscheiding van chemische stoffen een zekere wildgroei van spiercellen. Dit proces gaat gepaard met een neerslag van vetachtige stoffen vooral cholesterol. Stadium 3 In dit stadium vindt er een kalkafzetting plaats. De ophoping van cholesterol, vet, dode witte bloedcellen wordt één verlakte harde massa. Er vindt nu echt vernauwing plaats. Oorzaken Roken tast de binnenste laag van een bloedvat aan waardoor de neerslag van cholesterol wordt bevordert Hoge bloeddruk Suikerziekte Cholesterol hoe meer cholesterol erin het bloed zit, hoe meer er achter blijft in het bloedvat Bestaande hart- en vaatziekten bv. hartfalen en trombose Gevolg Hartinfarct Herseninfarct Etalagebenen Etalagebenen De beenslagaders vervoeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de beenspieren. Bij inspanning van de beenspieren lopen, rennen, traplopen kan de bloedtoevoer en daarmee het aanbod van zuurstof aan de beenspieren wel 5 keer zo groot worden. Slagaderverkalking kan vernauwingen of verstoppingen in de slagaders veroorzaken. Door de vernauwing ontstaat er zuurstoftekort. Door dit zuurstoftekort krijg je pijn in het been. Als er klachten optreden dan ontstaan deze het eerst wanneer er veel gevraagd wordt van de toevoerende bloedvaten, namelijk tijdens inspanning. Na enige tijd lopen wordt er onvoldoende bloed en zuurstof door de slagaders aangevoerd. De spieren gaan dan "schreeuwen" om meer bloed en dit wordt ervaren als een krampende pijn of moeheid, meestal in de voet- en kuitspieren soms ook in de bovenbeen-, heup- en dijspieren. De pijn wordt na enige tijd zo erg dat de patiënt moet stoppen. Als de spieren weer "op adem" gekomen zijn, verdwijnen de klachten en kan U weer doorlopen. Een tijdje later herhaalt deze cyclus zich. Vandaar dat deze klacht ook wel "etalage-benen" wordt genoemd (mensen stoppen met lopen om in de etalage te kijken en lopen vervolgens weer door), of in medische termen claudicatio intermittens" Symptomen Pijn bij het lopen is het belangrijkste verschijnsel van claudicatio intermittens. De plaats waar u de pijn voelt zegt iets over de plaats waar de vernauwing is. Door de pijn bent u minder beweeglijk. Veel patiënten met claudicatio intermittens voelen zich minder energiek, zijn vaak emotioneler en slapen slechter. Zij voelen zich beperkt in hun (dagelijkse) activiteiten, vooral wat betreft werk, huishoudelijke, sociale en vakantie-activiteiten. Andere klachten van een vernauwing kunnen zijn: koude voeten, ontbreken van onderhuidse vetlaag, verlies van haar op voeten en tenen, verdikte teennagels (vaak met schimmel-infectie) en vertraagde nagelgroei. Als gevolg van een slechtere doorbloeding kan uw been bleek worden wanneer u het optilt en kan het rood verkleuren wanneer u het been laat hangen. Behandeling Afhankelijk van de ernst van de situatie en welke slagader het betreft, zijn er verschillende mogelijkheden: een conservatieve behandeling Dotteren een operatieve behandeling De conservatieve behandeling (looptraining) De behandeling van etalagebenen is in de eerste plaats gericht op het beperken van aanwezige risicofactoren van aderverkalking: niet roken, gezond eten en voldoende lichaamsbeweging. Te hoge bloeddruk, suikerziekte en een te hoog cholesterolgehalte zijn met geneesmiddelen te behandelen. Roken is een risicofactor die u zelf in de hand heeft. Door de pijn bent u geneigd minder te bewegen waardoor de klachten alleen maar verergeren. De fysiotherapeut helpt u om in beweging te blijven en de problemen te verminderen in uw dagelijkse leven. Samen streeft u naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid. Doordat lopen pijn gaat doen, gaan veel mensen met etalagebenen op een andere, geforceerde manier lopen. Dit is bedoeld om klachten te vermijden en kost veel energie. Looptraining onder begeleiding van de fysiotherapeut blijkt daarom heel effectief te zijn. Onder deskundige begeleiding leert u de coördinatie verbeteren en u kunt steeds verder lopen zonder pijn. Heeft u problemen met specifieke vaardigheden zoals traplopen? Deze kunt u dan gericht trainen onder begeleiding van een fysiotherapeut. Het geven van de juiste informatie en goede voorlichting is een essentieel onderdeel van de fysiotherapeutische behandeling van etalagebenen. Om blijvend resultaat te boeken, is immers vaak een verandering van uw gedrag nodig. De fysiotherapeut leert u hoe u zelfstandig blijvend uw klachten onder controle kunt houden. Hiervoor heeft de fysiotherapeut, naast de behandeling, een activeringsprogramma. Dit stimuleert u om na afloop van de therapie te blijven bewegen en de gezonde leefgewoonten voort te zetten. En dat gaat makkelijker als u plezier heeft in de activiteiten en (eventueel) als u ze in groepsverband doet. De fysiotherapeut adviseert dan ook bewegingsactiviteiten die bij u passen. De klachten zijn vervelend, maar hoeven geen ernstige gevolgen te hebben. Het is vooral belangrijk om tijdig actie te ondernemen. Een belangrijk deel van de behandeling heeft u in eigen hand. Stoppen met roken, de juiste hoeveelheid beweging en eventueel afvallen zijn de belangrijkste aandachtspunten. Verder is een goede voetverzorging belangrijk om te voorkomen dat de slechte bloedtoevoer leidt tot slecht genezende wondjes of zweren, met name als u suikerziekte heeft. Probeer daarom wondjes, bijvoorbeeld bij het knippen van de nagels, te voorkomen. Het is belangrijk om te blijven bewegen, ook al krijgt u er pijn door. Door elke dag te wandelen verbetert de bloedtoevoer in de benen. Geleidelijk kunt u steeds langer zonder klachten lopen.Als u niet wandelt, zult u sneller klachten krijgen Behandeldoelen Vergroten van de loopafstand Verhogen van de pijntolerantie / leren "door de pijn heen te lopen " Verminderen van angst voor de pijn Verbeteren van het looppatroon Ontwikkelen van een actieve leefstijl Verbeteren van specifieke vaardigheden Geven van informatie en voorlichting Dotteren Soms is de vernauwing van dien aard dat er bekeken moet worden of het met behulp van een ballonnetje mogelijk is het bloedvat ter plaatse van de vernauwing als het ware op te rekken. Hierdoor wordt het bloedvat weer beter doorgankelijk.Het is een weinig belastende ingreep, die soms poliklinisch kan worden verricht. Voordat je een vernauwing kunt dotteren moet het betreffende bloedvat eerst beoordeeld worden door middel van een angiografie.Via hetzelfde onderzoek kan direct de vernauwing gedotterd worden. Angiografie is een röntgenonderzoek van de bloedvaten.(zie plaatje) Bij dit onderzoek wordt een contrastmiddel direct in een slagader gespoten, waarna snel een aantal foto's worden genomen of een film wordt gemaakt. Een angiografie laat toe om de stroomsnelheid van het bloed te meten en vernauwing van slagaders in beeld te brengen. Bij dit onderzoek wordt via een kleine snede in de lies een smal buisje (catheter) in de slagader geschoven tot bij de plaats van de vernauwing. Dit gebeurt onder gehele of gedeeltelijke verdoving. Als de catheter op de goede plek ligt wordt contrastvloeistof ingespoten waardoor de bloedvaten zichtbaar worden op een röntgenfoto. De operatieve behandeling Vanwege de kans op complicaties wordt in de meeste gevallen pas tot een operatieve behandeling besloten als de klachten dermate ernstig zijn dat dit een operatie rechtvaardigt. Dit kan bijvoorbeeld zijn als de klachten ook in rust aanwezig zijn of als er nietgenezende wonden zijn. Voordat er tot een operatie wordt overgegaan moet het betreffende bloedvat eerst beoordeeld worden door middel van een angiografie Er zijn verschillende operaties mogelijk, zoals het schoonmaken van het vat (endarteriëctomie) ter plaatse van de vernauwing of het langs chirurgische weg wijder maken van de vernauwde plek. Meestal zal bij verstopte beenslagaders een omleiding worden gemaakt met een bypass. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een vaatprothese of een ader van uzelf.De keuze van de operatie is uiteraard van vele zaken afhankelijk. De zwaarte van de operatie hangt samen met de plaats in het lichaam waar de afsluiting zit. Uw chirurg kan u hierover gedetailleerd informeren Na de operatie Na de operatie worden een aantal zaken frequent gecontroleerd Het kloppen van de slagaders op de voet Lekkage van de wond De temperatuur van de benen en armen De bloeddruk Complicaties Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Zo zijn ook bij deze operaties de risico's aanwezig zoals wondinfectie, bloeding, trombose en longembolie, longontsteking, blaasontsteking of hartinfarct. Verder kunt u verwachten dat in het gebied van het operatielitteken na de genezing het normale gevoel zal zijn verdwenen. Bij operaties aan een slagader zijn er ook specifieke complicaties mogelijk: - een nabloeding of - een afsluiting van de vaatprothese of de gebruikte ader (trombose). Bij het optreden van een dergelijke complicatie moet vaak opnieuw geopereerd worden. Uiteraard wordt geprobeerd de risico's zo klein mogelijk te houden. Daarom wordt U voor de operatie veelal door de internist, cardioloog of longarts volledig onderzocht en worden vele voorzorgsmaatregelen genomen. Tips 1. Tijdens of na de behandeling is het zinvol u aan te sluiten bij een vereniging of oefengroep, waardoor het voor u gemakkelijker is uw gezondheid op peil te houden of verder te verbeteren. Denk hierbij aan : Sportief Wandelen / Corefit / Hart in Beweging / trainingsgroep bij uw fysiotherapeut / enz. 2. Lopen is niet altijd even leuk, vooral als het erg slecht weer is.Een alternatief voor die dag kan dan zijn om in huis de looptraining uit te voeren door "op de plaats "te lopen.Om te zorgen dat dit niet saai is kunt u dit b.v. uitvoeren voor de televisie.Doe ook mee met b.v. Nederland in Beweging! 3. Pijn tijdens het lopen heeft geen schadelijke gevolgen.Als het mogelijk is probeer dan "door de pijn heen te lopen ". 4. Het is bekend dat er tijdens het lopen een "gloeiend "gevoel in de voeten kan ontstaan.Dit is een teken dat er op dat moment een versterkte doorbloeding in de onderbenen en voeten is en dat is toch het doel dat wordt nagestreefd! 5. Heeft u vragen, dan kunt u daarmee altijd terecht bij uw fysiotherapeut.Blijf nooit zitten met een vraag of probleem!!! Bekkeninstabiliteit Het bekken bestaat uit drie botstukken: de linker en rechter bekkenhelft met daartussenin aan de achterzijde het heiligbeen (sacrum). Deze botstukken worden op drie plaatsen met elkaar verbonden. Er zijn dus drie gewrichten. De verbinding aan de voorkant tussen de twee bekkenhelften is het schaambeen (symfyse). Aan de achterkant komen de beide bekkenhelften samen aan weerszijden van het heiligbeen, de sacro- iliacale gewrichten of wel SIgewrichten. De verbindingen van het bekken worden bij elkaar gehouden door banden. Tijdens de zwangerschap verweken de banden in het hele lichaam; dit gebeurt waarschijnlijk door een zwangerschapshormoon. Deze verweking vindt plaats bij alle gewrichten. Soms kan dit zelf gemerkt worden doordat de persoon beweeglijker wordt in de gewrichten. De knie of elleboog kan meer gestrekt worden dan normaal. De verweking vindt ook plaats bij de bekkenverbindingen. Er ontstaat dus een grotere beweeglijkheid. Voor de bevalling is dit gunstig omdat de baby dan beter het bekken kan passeren. Alleen bij sommige vrouwen is er een overmatige verweking, waardoor het bekken té soepel en té beweeglijk wordt. Het gevolg kan zijn dat de banden overbelast raken en soms beschadigd op momenten dat er grote krachten op het bekken inwerken, zoals bij zwangerschap en bevalling. Deze klachten worden dan bekkeninstabiliteit genoemd. Het bekken is instabieler geworden door verweking van de banden. Rond de twintigste week van de zwangerschap kom je onder invloed van het zwangerschapshormoon en daarom is dat het moment waarop vrouwen klachten kunnen krijgen. Symptomen Door de bekkeninstabiliteit ontstaat vaak pijn ook wel bekkenpijn genoemd. Deze pijn bevindt zich meestal op het schaambeen en aan de achterzijde bij een van de SI- gewrichten. Ook pijn in de heupen en aan de achterzijde van het been komen vaak voor. Wat heel typisch is voor bekkeninstabiliteit is de ‘waggelgang’, je gaat breder lopen. Vrouwen geven zelf vaak aan dat ze anders zijn gaan lopen. De pijn treedt vaak op in bepaalde houdingen, dit is vaak bij het omdraaien in bed, traplopen, lopen, staan, tillen, opstaan uit een stoel of bed, seks of bij het spreiden van de benen. Ook is er vaak sprake van startpijn. Na langere tijd in een bepaalde houding te hebben gezeten is er stijfheid waardoor duidelijk op gang moet worden gekomen. Soms wordt er een krakend geluid ter hoogte van het schaambeen bij het bewegen gehoord. Aan de binnenzijde van de benen treedt ook vaak pijn op doordat de benen krampachtig bij elkaar gehouden worden. Oorzaak De bekkeninstabiliteit ontstaat dus door een verweking van de banden, waardoor men beweeglijker wordt in de gewrichten. Maar het kan ook wezen dat vrouwen voor de zwangerschap al hypermobiel waren, waardoor er dus al een grotere beweeglijkheid aanwezig is. Het is niet wetenschappelijk bewezen maar men denkt er ook aan dat veel sporten op jonge leeftijd, met name turnen en ballet, ermee te maken zou kunnen hebben. Hierdoor zouden de Si- gewrichten geen hobbelige maar vlakken gewrichtsvlakken hebben, waardoor de beweeglijkheid in de gewrichten toeneemt. Ook cultuur zou invloed kunnen hebben op het ontstaan van bekkeninstabiliteit. De klachten komen in Nederland veel voor en ook bijvoorbeeld in de Scandinavische landen, terwijl er ook veel landen zijn waar er niets over bekend is. Er is ook nog een mogelijkheid dat de leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind krijgt van invloed is op het ontstaan van bekkeninstabiliteit. Hoe hoger de leeftijd hoe groter de kans op bekkeninstabiliteit. Behandeling Bekkeninstabiliteit is een specifieke klacht. Om deze te kunnen behandelen moet je er veel van weten. Het is belangrijk je lichaam aan te voelen tijdens de zwangerschap. Wanneer er klachten ontstaan kun je dit het beste even bespreken met de verloskundige of gynaecoloog. Zij weten of jouw klachten met bekkeninstabiliteit te maken hebben. Blijkt dat er bekkeninstabiliteit geconstateerd is volgt er een programma. De volgende punten zouden hierin voor kunnen komen: Goede voorlichting over de manier van bewegen en de beste houdingen. Goede voorlichting over het gebruik van een bekkenband. Een goed oefenprogramma, dat consequent en regelmatig wordt uitgevoerd en dat dit goed begeleidt wordt. Een gespecialiseerde fysiotherapiebehandeling. Een goede begeleiding bij de bevalling. Een adequate behandeling na de bevalling door de fysiotherapeut. Een goede begeleiding bij het uitbouwen naar de normale dagelijkse bewegingen. Een goede begeleiding bij het weer gaan sporten in de vorm van conditietraining. Het accepteren van de klachten is een belangrijk aspect. Wanneer de bekkeninstabiliteit geaccepteerd is kan er wat aan gedaan worden. Dit moet je zelf doen want een ander kan het niet voor jouw doen maar je hier alleen in begeleiden. Als je lichaam aangeeft dat iets niet meer kan moet je hiernaar luisteren. Om de klachten niet te verergeren moet je tijdens de zwangerschap alles even rustiger aan doen. Loop wat langzamer, fiets iets minder, buk langzamer etc. Stop voor de pijngrens. Het gebruik van een bekkenband kan helpen tijdens de zwangerschap. Deze geeft steun op het bekken en houdt het bekken in balans. Binnen enkele dagen moet het effect van de bekkenband merkbaar zijn. Wanneer je een groot stuk moet lopen bijvoorbeeld kun je de bekkenband omdoen. Je moet niet afhankelijk worden van de bekkenband. Doe hem dus alleen om wanneer dit echt nodig is. Verdeel de zware activiteiten over meerdere dagen. Het is echt niet het einde van de wereld als je een dag later gaat stofzuigen. Een goede maat is herstel van de pijn binnen 36 uur. Duurt het langer dan is het te gek wat je gedaan hebt. Vaak voel je na een activiteit pas of het pijn heeft gedaan. Onthoud de activiteiten waarbij je pijn hebt gehad om dit in het vervolg te kunnen vermijden. Bij het uitvoeren van bewegingen is het heel belangrijk om altijd eerst je spieren rond het bekken te spannen voor je de beweging uitvoert, om goed door te ademen tijdens de bewegingen en denk aan de symmetrie tijdens het bewegen. Bij veel bewegingen zijn er tips hoe je deze het beste kunt uitvoeren. Het gaat hierbij voornamelijk om het liggen, het in en uit bed komen, het zitten, het opstaan uit de stoel en gaan zitten, het staan, het lopen, het traplopen, het aan- en uit kleden, keukenwerkzaamheden, het vrijen en het autorijden. Hier volgen enkele tips: Liggen en slapen Als u 's nachts last hebt, kunt u een kussen tussen uw knieën en enkels leggen. Zijligging is vaak een plezierige houding. In en uit bed komen Bij het uit bed komen kunt u het beste proberen op uw zij te rollen met uw knieën tegen elkaar aan. Als u dan uw voeten buiten het bed steekt, kunt u zich daarna met uw armen opduwen tot u zit, en vervolgens opstaan. Zitten Zitten is vaak een probleem. Het lijkt soms alsof er geen stoel te vinden is die lekker zit. Probeer heel bewust eens een aantal stoelen uit: hoge, lage, zachte en harde. Elke vrouw heeft zo haar eigen voorkeur. Sommige zwangere vinden het prettig om op een tuinstoel te zitten. Wat u zelf prettig vindt, is het belangrijkst. Staan Langdurig staan op een plaats is vaak een probleem. Vaak is de beste oplossing het staan te vermijden door te gaan zitten of te gaan lopen. Als dit niet mogelijk is, dan kan het afwisselen van houding plezierig zijn. Trappenlopen Als trappenlopen problemen oplevert, probeer dan eens zittend de trap af te gaan. Ook kunt u iedere keer dezelfde voet bijtrekken per trede. Achter uit de trap op en af is een andere oplossing. Aan- en uitkleden Instapschoenen kunnen veel ongemakkelijke bewegingen besparen, evenals zittend aan- en uitkleden. Vrijen Probeer bij gemeenschap een houding te vinden waarbij u uw benen niet extreem spreidt. Zijligging blijkt vaak een plezierige houding. Keukenwerkzaamheden Zitten op een kruk met wieltjes is minder belastend dan de hele tijd opstaan en gaan zitten. Duw de kruk wel naar achteren met uw voeten, maar probeer niet al zittend op deze manier de kruk naar voren te halen. Autorijden Bij het instappen kunt u een plastic zak op de stoel leggen. U gaat hierop zitten met uw knieën bij elkaar en al draaiend, met het plastic op de stoel, haalt u uw benen naar binnen. Om onder het rijden niet van de stoel te glijden, moet u de plastic zak wel verwijderen. Bij het rijden kunnen snelle bewegingen van de voet (remmen) pijnlijk of onmogelijk zijn. Vraag dit aan de verloskundige of aan je fysiotherapeut. Ook verwijs ik hiervoor naar het boekje van Josée Busnel: Bekkeninstabiliteit. Hierin staan veel handige tips en adviezen. Fysiotherapeutische begeleiding Heel belangrijk is om de spieren in en rondom het bekken te trainen en in conditie te houden. Tegen de verweking van de banden valt niets te doen maar door de spieren te trainen kunnen deze een deel van de stabiliteit over nemen. We praten dan over de bekkenbodemspieren, de dwarse en schuine buikspieren, de bil- en beenspieren en de arm-, borst- en rugspieren. Deze spieren kunnen onder begeleiding van een fysiotherapeut getraind worden en ook thuis kunnen hiervoor oefeningen gedaan worden. Ook kan de fysiotherapeut massage geven ter ontspanning van het bekkengebied. Dit kan pijnverlichting geven. Voor de keuze van de juiste bekkenband die voor jou het meest geschikt is het belangrijk met de fysiotherapeut te overleggen. Als een band te los of te strak zit heb je er niets aan. Deze moet dus aangemeten worden. Door de band om het bekken heb je meer stabiliteit, waardoor je beter kunt bewegen en tegelijkertijd minder pijn hebt. Tijdens de bevalling Een vrouw met bekkeninstabiliteit heeft bij de bevalling meer kans om de banden te beschadigen dan een vrouw die nergens last van heeft. Aan de ander kant zijn deze klachten ontstaan door extra soepelheid van de banden rond het bekken, waardoor je mag aannemen dat de baby makkelijker door het bekken heen gaat en niets een vlotte bevalling in de weg staat. Een nadeel van de snelle bevalling is wel dat door extra druk op de banden de kans op beschadiging toeneemt. Daarom is het belangrijk je goed voor te bereiden op de bevalling. Voorlichting over wat je het beste kunt doen tijdens de bevalling van de verloskundige of gynaecoloog is hierbij van belang. De mensen rondom de bevalling moeten weten dat er bekkenklachten zijn. Een zwangerschapscursus of oudercursus kan een belangrijke rol spelen in de voorbereiding. Ga hier samen met je partner heen om beide voorbereid te zijn op wat komen gaat. Doordat je partner voorbereid is kan hij jou rustiger tegemoet treden en zorgen dat je vertrouwen blijft houden in het hele proces. Informeer bij de verloskundige of gynaecoloog. Na de bevalling In deze periode komt aan het licht of er hormonale of mechanische instabiliteit is. Hormonale instabiliteit is bekkeninstabiliteit die ontstaat door de verweking van banden waarschijnlijk door bepaalde hormonen. Mechanische instabiliteit wil zeggen dat er tijdens de bevalling schade is ontstaan aan het bekken. Meestal zal het gaan om hormonale instabiliteit. Na de bevalling is rust een noodzaak. Maar met rust wordt niet bedoeld de hele dag op bed liggen. Doe je dit wel kun je klachten erbij krijgen zoals trombose en botontkalking. Even staan of zitten is al belangrijk. Ook in bed kun je de dwarse buikspieren en de bekkenbodemspieren blijven trainen. Deze spieren helpen om de bewegingen in het dagelijks leven weer goed en pijnvrij te kunnen uit voeren. Neem niet te snel je oude levenspatroon weer over want dan kunnen de klachten weer terug komen. Volg de voorgeschreven regels op! Ook de periode na de bevalling moet je het kind niet zelf tillen en uit bed halen of in bad stoppen. Deze belasting is op dit moment nog te groot. Laat je partner of de kraamhulp dit doen! De Beroerte Een beroerte heet in vaktaal Cerebro Vasculair Accident CVA. Dat betekent letterlijk: een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Dit ongeluk gaat meestal om een stoornis in de bloedtoevoer door een afgesloten bloedvat in een deel van de hersenen, herseninfarct (80%). In een kleiner aantal gevallen springt een bloedvat in de hersenen, hersenbloeding (20%). De hersenen zijn dag en nacht in bedrijf, daarvoor is veel energie nodig. Om die energie te kunnen produceren hebben de hersenen zuurstof nodig. Zuurstof wordt aangevoerd via het bloed. Het bloed stroomt vanuit het hart via vier slagaders naar de hersenen. Dit is een onophoudelijke stroom die zuurstof en andere belangrijke voedingsstoffen bevat. Van het bloed dat ons hart verlaat is 20% voor de hersenen bestemd. U begrijpt dan ook dat bloedtoevoer van essentieel belang is voor het goed functioneren van de hersenen. Als de bloedvoorziening en daardoor dus ook de zuurstofvoorziening door één of andere reden verstoord raakt, treedt er binnen zeer korte tijd een onherstelbare beschadiging op. Herseninfarct. Bij een herseninfarct wordt een slagader in de hersenen afgesloten, een oorzaak kan zijn bloedklontering (trombose) of verstopping (embolie). Hierdoor ontvangt een gedeelte van de hersenen te weinig zuurstof, waardoor hersencellen afsterven.Vaak wordt het ontstaan van een herseninfarct bevorderd door slagaderverkalking (atherosclerose), waardoor bloedvaten dichtslibben (voor meer info zie Aderverkalking). Een herseninfarct komt vooral voor bij oudere. Fig 1 Atherosclerotische bekleding bij de splitsing van de halsslagader. De doorsneden tonen de vernauwing van het bloedvat. Fig 2 Voorbeeld van een embolie. De bloedstroom vervoert een embolie van de halsslagader naar de hersenen In de kleinere vaten loopt de embolie vast en veroorzaakt één of meerdere verstoppingen Hersenbloeding Wanneer er een bloedvat in de hersenen scheurt noemt men dat een hersenbloeding. Oorzaken kunnen zijn een zwakke plek in een bloedwand, een ongeval, een tumor of een zwelling. Bij een hersenbloeding stroomt er bloed het hersenweefsel binnen, waardoor er beschadigingen optreden. Een hersenbloeding loopt vaker fataal af dan een herseninfarct. Hersenbloedingen worden niet vooraf gegaan door TIA’s en zelden door andere waarschuwingssignalen Fig. 3 Bloeding in de hersenen. 1. Slagader met zwakke plekken 2. Door de bloeddruk rekt de zwakke plek uit. 3. De slagader barst open en het bloed stroomt in de hersenen. Symptomen Herseninfarct is soms te herkennen aan bepaalde voortekenen. Deze zijn het gevolg van een tijdelijk zuurstoftekort in de hersenen, dat later weer herstelt. Ze worden TIA’s genoemd (Transient Ischaemic Attack). Een TIA komt altijd plotseling, duurt vaak minder dan twintig minuten en is meestal binnen enkele uren volledig verdwenen. Uitvalsverschijnselen bij een TIA Wartaal spreken, niet meer uit de woorden komen of moeilijk spreken Dubbelzien of blindheid in één oog Eenzijdig verlies van krachten of verlamming van arm en /of been Een scheeftrekkend gezicht, afhangende mondhoek Hevige draaiduizeligheid, coördinatie- of evenwichtsstoornissen Krachtverlies in arm of been Verschijnselen die niet duiden op en TIA Bewustzijnsstoornis. Stuiptrekkingen, duizelingen of tintelingen zonder andere verschijnselen. Incontinentie. Verschijnselen die horen bij migraine, zoals het zien van knipper lichtjes, kleuren of zigzagrandjes. Geheugenverlies. Tegenwoordig is men voorzichtiger met het gebruik van de term TIA. Als de verschijnselen niet binnen 1 tot 2 uur verdwijnen, is er wellicht toch sprake van een 'echte' beroerte. Het is dan ook zaak om dit soort verschijnselen altijd serieus te nemen. Risicofactoren Een beroerte is een vaatziekte. De risicofactoren komen overeen met die van hart- en vaatziekten. Door de risicofactoren van een nieuwe beroerte te verminderen, wordt ook de kans op hart- en andere vaatziekten verkleind. Risicofactoren versterken elkaar, een combinatie van hoge bloeddruk, overgewicht en roken maakt de kans op een beroerte veel groter dan één afzonderlijke factor. Slagaderverkalking speelt een belangrijke rol bij herseninfarcten. Bij de geboorte zijn de bloedvaten nog mooi glad, maar met de jaren krijgen we allemaal slagaderverkalking. Bij ieder mens stapelen zich de vetachtige stoffen op in de bloedvatwanden, alleen de snelheid waarmee dat gebeurt, verschilt per persoon. Factoren die het risico van een ‘beroerte’vergroten. 1. Bloeddruk. Een verhoogde bloeddruk of hypertensie is de belangrijkste risicofactor voor het krijgen van en hersenbloeding. De wanden van de bloedvaten staan constant onder hoge druk. Hierdoor rekken zwakke plekken eerder uit en scheuren open. Hoge bloeddruk bevordert slagaderverkalking en is ook een risicofactor voor het krijgen van een herseninfarct. 2. Roken. Roken beschadigt de wanden van de bloedvaten en versnelt daardoor het proces van slagaderverkalking, het verhoogd het cholesterolgehalte in het bloed. Roken vernauwd de bloedvaten en verhoogt de bloeddruk. Ook heeft roken tot gevolg dat bloedplaatjes sneller samen klonteren. Het effect op de bloedplaatjes is binnen één dag nadat u gestopt bent verdwenen. Ook is er binnen enkele maanden herstel te zien in de bloedwand, verlaging van het cholesterol en daling van de bloeddruk Alleen de opgelopen slagaderverkalking blijft bestaan. 3. Cholesterol. Cholesterol is een vetachtige stof die in verschillende soorten vetbolletjes vervoerd wordt in het bloed. Afhankelijk van de samenstelling van de vetbolletjes onderscheiden we ‘goed en ‘slechte’ cholesterol. Het ‘goede’cholesterol (High Density Lipoproteins, HDL) gaat naar de lever, het slechte cholesterol ( Low Density Lipoproteins, LDL) dringt door in de bloedvatwand en veroorzaakt slagaderverkalking(atherosclerose). Lichaamsbeweging verhoogt de hoeveelheid goed cholesterol in het bloed. Vet eten, vooral in de vorm van verzadigde vetzuren of dierlijk vet, verhoogd de hoeveelheid slecht cholesterol. 4. Lichaamsbeweging. Lichaamsbeweging verlaagt de bloeddruk, verlaagt het gehalte aan slecht cholesterol (LDL) in het bloed en heeft een gunstige invloed op lichaamsgewicht. Het is dus niet verwonderlijk dat een gebrek aan lichaamsbeweging de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Drie keer tien minuten of twee keer een kwartier is per dag voldoende. Kortere periodes heeft geen zin. 5. Alcohol. Bij een dagelijkse dosis van twee glazen alcohol stijgt het risico op hart- en vaatlijden. 6. Overgewicht. Mensen met ernstig overgewicht lopen een verhoogde kans op chronische ziekte. Ook vergroot het overgewicht de sterfte kans. De genoemde risicofactoren gaan vaak samen met overgewicht bv. hoge bloeddruk. 7. Homocysteine. Homocysteine ontstaat bij de afbraak van eiwitten. Sommige mensen hebben een erfelijke aandoening, waardoor zij een verhoogde homocysteine hebben in het bloed. 8. Diabetes mellitus. Het bloed vervoert suiker in de vorm van glucose in het bloed. Een patiënt met diabetes mellitus, suikerziekten kan de hoeveelheid glucose in zijn bloed niet regelen. 9. Erfelijk. Herseninfarcten zelf zijn zelden erfelijk.Erfelijke aanleg kan de kans op een beroerte wel verhogen. Iemand kan door erfelijke aanleg een hoge bloeddruk hebben, veel LDL- cholesterol, homocysteine in zijn bloed of diabetes krijgen. Hersenbloedingen daar in tegen zijn soms wel erfelijk. Zwakke plekken in de bloedwand kunnen namelijk erfelijk zijn. In sommige families komt een plaatselijke verwijding van en bloedvat veel voor (aneurisma) 10. Hart en vaatlijden. Bij hartritme stoornissen of afwijkingen aan de hartkleppen kan zich een stolsel in het hart vormen. Een embolie (een afgebroken stukje stolsel) uit het hart kan vast lopen in de bloedvaten en daar een TIA of herseninfarct veroorzaken. Bij één op de vijf mensen die een beroerte krijgt, is de oorzaak een embolie uit het hart. Gevolg Wat onze hersenen allemaal kunnen, merken we pas goed als we een functie van de hersenen moeten missen. Simpele dingen zoals een pen op tafel zien liggen, besluiten deze te pakken en dat vervolgens te doen, vergt inzet van veel gebieden van de hersenen.Als na de beroerte één schakel is uitgevallen kan de handeling niet goed meer worden uitgevoerd.Wanneer de motorische schors is aangetast kan iemand zijn arm niet meer bewegen om de pen te pakken. Als iemand niet meer weet waar zijn arm zich bevindt, kan hij de beweging hiervan niet meer sturen.De uitvalsverschijnselen na een beroerte kunnen zijn. Verlamming. Na een beroerte heeft meer dan 80% van de gevallen één of andere verlamming. De verlammingen na een beroerte in de grote hersenen beperken zich altijd tot één kant van het lichaam. We spreken dan van een halfzijdige verlamming oftewel hemiplegie. Verlammingen aan de rechterkant worden veroorzaakt na een beroerte aan de linkerkant, en halfzijdige verlamming links wordt veroorzaakt door een beroerte rechterkant Gevoelsstoornis De gevoelsstoornissen zijn halfzijdig en treden vrijwel altijd op aan de kant van de verlamming. Er kunnen verschillende vormen op treden bijvoorbeeld niet meer voelen van pijn, kou en warmte of aanraken. Of dat iemand helemaal niet meer voelt.Ook kan het zo zijn dat iemand constant prikkelingen of tintelingen voelt (paraesthesiën). Het zogenaamde diepe gevoel kan ook verstoord zijn. Iemand kan niet goed meer voelen hoe de stand van zijn arm of been is. Wanneer iemand niet meer voelt hoe de stand van arm of been is kan hij nauwelijks meer lopen. Verwaarlozing (neglect) Iemand met verwaarlozing of neglect heeft geen aandacht voor één kant van zijn lichaam en voor de omgeving aan deze kant van zijn lichaam. Één kant van het lichaam bestaat niet.Hij is zich er niet van bewust. Zoals geldt voor alle gevolgen van een beroerte pakt een neglect niet voor iedereen hetzelfde uit. De neglect kan sterker zijn als iemand moe is of als er links en rechts veel dingen tegelijk gebeuren. Stoornis in het zien Bij Hemianopsie is een deel van het gezichtsveld wazig. Het wazige gebied wordt niet veroorzaakt door uitval van één oog. In beide ogen is hetzelfde stukje aan de linker- en rechterkant van het gezichtsveld weggevallen. De uitval is het gevolg van een beschadiging in de hersenen. Iemand heeft uitvalsverschijnselen van het oog door beschadiging van de oogzenuw. Afasie Afasie is een spraakstoornis. De medische term voor spraakstoornis is dysartrie. Iemand met een spraakstoornis spreekt moeilijk, omdat hij moeite heeft met het bewegen van de spieren van zijn mond, tong en keel. Bij afasie is de functie van het taalcentrum in de hersenen verstoord. Iemand kan moeite hebben van het vinden van de juiste woorden, terwijl hij precies weet wat hij wil zeggen. Iemand kan de verkeerde woorden gebruiken hij zegt ‘trui’maar bedoeld ‘broek’. Apraxie Iemand kan in woorden uitdrukken hoe hij iets moet doen, maar hij kan het niet uitvoeren. Dit onvermogen is niet het gevolg van verlamming, gevoelsstoornis of verwaarlozing. Hij kan bijvoorbeeld geen koffie meer zetten, omdat hij de koffie op het schoteltje legt het water in het kopje en de koffiefilter in zijn hand houdt. Pijn Pijnklachten kunnen zijn gewrichtpijn, gezwollen of koude benen aan de verlamde of verwaarloosde kant en drukpijn. Pijnklachten die het gevolg zijn van gevoelsstoornis kunnen heel hardnekkig zijn. Iemand heeft het gevoel dat hij zich verbrand heeft of constant met naalden in een arm of been wordt gestoken.De pijn ontstaat soms direct na de beroerte, maar kunnen zich ook ontwikkelen enige weken tot maanden later. Epilepsie Epilepsie ontstaat kort na een beroerte of pas na enige tijd. Het eerste jaar na de beroerte is de kans 5% daarna daalt het risico tot 1 a 2%. Denken emoties en gedrag Psychische gevolgen van en beroerte vallen niet gelijk. Mensen hebben vaak veel problemen bij het verwerken van een beroerte. Dat heeft te maken met het besef dat het lichaam het volkomen onverwacht heeft laten afweten. De vanzelfsprekendheid waarmee je op je lichaam kon vertrouwen is verdwenen.Het kost tijd en energie om die ervaring te verwerken. Tempo Het tempo waarin iemand informatie verwerkt kan vertraagd zijn Vergeten Bij geheugen problemen wordt de informatie sneller vergeten Aandacht Achteruitgang in de concentratie. Concentratieproblemen. Lachen en huilen De stemming kan veranderen. Sommige mensen trekken zich terug en zijn somber. Anderen kunnen hun emoties niet in bedwang houden, ze zijn snel kwaad of lachen en huilen terwijl daar geen aanleiding voor is. Soms lukt het ze niet om te stoppen. Star Alles moet op tijd gebeuren en in vaste volgorde. Moe Na een beroerte klaagt bijna iedereen over vermoeidheid.Alles kost ook veel energie Depressie Het is belangrijk om deze gevoelens bij iemand te herkennen. Bij een depressie is iemand niet gemotiveerd voor revalidatie. Een depressie maakt het leven voor de betrokkenen extra moeilijk. Een depressie kan behandeld worden door medicijnen. Behandeling. Fysiotherapeut Het werk van de fysiotherapeut richt zich vooral op het zo goed mogelijk functioneren van het eigen lichaam.Het belangrijkste doel na een beroerte is dat er weer controle komt over het eigen lichaam, waarbij gezonde en aangedane zijde zoveel mogelijk samenwerken. Verder wordt er geprobeerd ongunstige gevolgen van de verlammingen en bedrust tegen te gaan. Er kunnen dwangstand of contracturen van de armen en benen ontstaan.De fysiotherapeut richt zich vooral op de aangedane zijde. De patiënt is nogal eens gewend deze zijde te verwaarlozen. Door oefeningen probeert men te stimuleren dat de patiënt zich meer bewust wordt van de verlamde zijde.De fysiotherapeut richt zich zowel op de aangedane als op de gezonde zijde, balans-, evenwichtsoefeningen en functioneel trainen als lopen, opstaan, gaan zitten en liggen zijn van groot belang. Ergotherapeut Kijkt in hoeverre iemand zich kan redden, huishoudelijk werk kan verrichten of misschien ook nog ander werk.Hij gaat na wat de beperkingen zijn die iemand heeft door zijn handicap. Vervolgens traint hij met de patiënt de vaardigheden zodat hij een zo zelfstandig mogelijk leven kan leiden. Zonodig adviseert hij extra hulpmiddelen of voorzieningen die in het huis aangepast moeten worden. Logopedist Richt zich op de communicatie en probeert de taal en de spraak te verbeteren. De logopedist adviseert ook slikstoornissen. Als de slikstoornissen leiden tot problemen bij het eten, vraagt hij advies bij diëtist. Diëtist. Adviseert de patiënt op de voeding. Om de kans op herhaling van een beroerte te verkleinen, krijgen de patiënten soms een speciaal dieet. Neuro-psycholoog Helpt de patiënt bij het verwerken van de ziekte. Hij onderzoekt of de patiënt onzichtbare stoornissen heeft en zoekt naar manieren waarop de patiënt met de verloren psychische functies zo goed mogelijk kan leven Maatschappelijk werkster Begeleid de patiënt met maatschappelijke zaken, zoals financiën en de verzekeringen. Daarnaast ondersteunt zij de partner bij de verwerkingsprocessen Revalidatiearts Is verantwoordelijk voor de gehele revalidatie van de patiënt.Hij inventariseert wat haalbaar is Bursitis De schouder bestaat uit drie botstukken, de scapula (schouderblad), de humerus (bovenarm) en de clavicula(sleutelbeen)(fig.1). Er zijn een aantal belangrijke ligamenten rondom het schoudergewricht. Ligamenten zijn bindweefsel structuren welke beenderen verbinden. Het gewrichtskapsel van de schouder wordt gevormd door een groep van ligamenten welke de humerus (bovenarm) verbinden met het glenoid (de kom van het schouder gewricht) van de scapula (sleutelbeen). De volgende laag rondom het gewrichtskapsel bestaat uit spieren en pezen. De pezen van vier spieren vormen de rotator manchet.De spieren zijn de supraspinatus, de infraspinatus, de teres minor en de subscapularis. De pezen zitten vast aan het bot. Spieren zijn in staat om botstukken te bewegen door via de pezen aan de botstukken te trekken. fig.1 In het schoudergewricht bevinden zich enkele slijmbeurzen (bursae). Deze slijmbeurzen (bursae) bevinden zich op plaatsen waar wrijving kan optreden door bewegingen. Bewegingen van pezen of spieren moeten met zo min mogelijk wrijving kunnen plaatsvinden. Een slijmbeurs is gevuld met een dun laagje smeervloeistof. Het functioneert er als een soort rollagertje. Een slijmbeurs is een soort stootkussentje. Op tientallen plaatsen in het lichaam vindt men dergelijke slijmzakjes. Deze slijmbeurzen kunnen ontsteken als zij bijvoorbeeld overbelast raken waardoor een zeer pijnlijke aandoening ontstaat. Een bursitis is een ontsteking van een slijmbeurs dat zich bevindt op de plaats van de aanhechting van een pees op het bot. De structuren die aan weerszijden van de slijmbeurs liggen kunnen daardoor met een minimale wrijving bewegen. Een ontsteking van een slijmbeurs (bursa) kan in enkele dagen ontstaan (acuut) of een zeer langzaam (chronisch) verloop hebben. Symptomen Belangrijkste verschijnselen zijn roodheid, zwelling, pijn, warmte en een gestoorde functie. De pijn kan ontstaan of toenemen o.a: Bij het bewegen van de arm van het lichaam af (abductie) waardoor de slijmbeurs knelt Bij het opzij bewegen van de arm, vanaf ongeveer 60° - 130° Het spannen van de spier die de arm opzij beweegt. Door het bewegen kan de bursa klem komen te zitten. Het liggen op de arm Acute bursitis subdeltoidea (subacromialis): Felle zeer sterke onaangename pijn rond de schouder en pijn in boven en onderarm uitstralend binnen enkele dagen. 1. Het zijwaarts heffen van de arm is praktisch niet mogelijk in verband met een vermoeiende verlammende pijn. 2. De beweging van de arm achter de rug is eindstandig beperkt en pijnlijk 3. De beweging naar buiten van de onderarm met een 90 graden gebogen elleboog met de bovenarm tegen het lichaam is eindstandig pijnlijk en beperkt. De chronische bursitis subdeltoidea(subacromialis): 1. Het meest kenmerkende is wel het langzame steeds in toenemende mate progressieve karakter van de pijn en van de bewegingsbeperkingen in de eindstanden. 2. Pijn wordt meestal gevoeld aan de buitenkant (lateraal),voorkant (ventraal) van de bovenarm en kan gevoeld worden tot halverwege de bovenarm. 3. Vaak is er tijdens het heffen van de arm een middenfase waarin de pijn komt en vervolgens als de arm bijna helemaal gestrekt is weer verdwijnt ("Painful arc"). Pijnlijk moment in een middendeel van de beweging van onder naar boven met de gestrekte arm Bij ongeveer 60° komt de pijn en bij ongeveer 130° zakt het weer af. Oorzaken Elke keer als de arm geheven wordt kan er wrijving ontstaan doordat de pees (van de spier m. supraspinatus) inklemt. Dit inklemmen, wordt impingement genoemd. Impingement treedt, in verschillende gradaties, op in elke schouder. Ze worden veroorzaakt door de alledaagse bewegingen van de arm boven schouderhoogte. Echter continu werken met de arm boven schouderhoogte of zelfs boven het hoofd, zoals repeterende acties als een bal gooien, schilderen etc. kan leiden dat impingement een probleem kan worden. Een overbelasting of een trauma ontstaan bij het trekken en duwen van zware voorwerpen kunnen leiden tot een bursitis. Soms ontstaat bursitis na een gedwongen periode van rust. Bursitis ontstaat voornamelijk door aanhoudende wrijving, stoten of druk. De ontsteking komt regelmatig voor in combinatie met een peesontsteking. Als er een peesontsteking aanwezig is zijn er ontstekingsverschijnselen aanwezig. Één van de verschijnselen is dat er een zwelling optreedt. Door de zwelling kunnen andere structuren ingeklemd raken, hierdoor ontstaat irritatie in de omliggende structuren. Wat u zelf kunt doen U kunt het beste eerste 2 dagen rust houden met de aangedane arm, maar geen absolute rust. Bewegen binnen de pijngrens. U kunt pendelbewegingen maken (op een stoel zitten arm laten hangen tussen beide benen en kleine rondjes draaien met de arm) om ontspanning in de schouder/arm te verkrijgen. De arm niet boven de 90° bewegen en niet op de aangedane zijde slapen. Dit om inklemming te voorkomen. Fysiotherapie De fysiotherapeut kan u helpen de klachten te verminderen. Hierbij kunt u denken aan een stukje voorlichting. De fysiotherapeut kan diverse middelen gebruiken om de pijn te verminderen. De therapeut kan gebruik maken van fysiotechniek (Ultrageluid, stroom en Ultra Korte Golf), maar de tendens ligt veel meer naar de actieve aanpak van het probleem. Door middel van stretchen van de spieren en het kapsel rond het schoudergewricht, alsmede het versterken van, met name de rotator manchet, zal geprobeerd worden weer het volledige bewegingsbereik te herstellen. Naast het herstellen van de kracht zal ook de coördinatie een belangrijke rol spelen. Deze combinatie laat u de kop van de bovenarm weer goed in de kom bewegen zonder dat de pezen of de slijmbeurs (bursa) klem komen te zitten. De fysiotherapeut maakt voor u, indien noodzakelijk, een persoonlijk revalidatieprogramma om de kracht en de mobiliteit rondom de schoudergordel weer optimaal te maken. Zie oefeningen van het ziektebeeld frozen shoulder. Het verwachte herstel bij een acute bursitis is ongeveer 3 tot 8 weken. Mogelijke behandelingen van specialisten Injectie Een lokale injectie in de bursa met een verdovend middel(corticosteroid -ontstekingsremmer). Als u een injectie hebt gekregen dan is het verstandig om niet op de arm te gaan slapen en om niet boven de 90° met de arm te bewegen. fig.2 Operatie Als alle bovenstaande therapieën geen resultaat hebben gegeven, kan de schouder in aanmerking komen voor een operatie. Het doel van de operatie is het vergroten van de ruimte tussen het acromion en de pezen van de rotator manchet. De chirurg moet eerst de botsporen onder het acromion verwijderen, die tegen de pezen en de bursa aanschuren. Normaal gesproken verwijdert de chirurg een klein gedeelte van het acromion om de pezen meer ruimte te geven. Bij patiënten die een naar beneden gericht acromion hebben, zal er meer bot verwijderd moeten worden. Het komt vaak voor dat er een degeneratie door artrose te zien is van het AC-gewricht. Als er een reden is dat er artrose is in het AC-gewricht, kan het uiteinde van sleutelbeen (clavicula) verwijderd worden. Deze operatie wordt de resectie arthroplastiek genoemd. Hierbij wordt de laatste inch van het sleutelbeen verwijderd. Het idee hierachter is om de pijn veroorzaakt door bot op bot wrijving te stoppen. Het littekenweefsel wat hierna gevormd wordt, vormt een stabiele, flexibele verbinding tussen het sleutelbeen en het acromion. Dit wordt ook wel een pseudo-gewricht genoemd. In de meeste gevallen worden de operatie arthroscopisch verricht. Soms is een open schouder operatie noodzakelijk. Revalidatie Revalidatie na een operatie kan een langzaam proces zijn. Er zal enige maanden fysiotherapie moeten worden doorlopen, voordat er volledig herstel optreedt. De schouder zo snel mogelijk weer bewegen is een van de belangrijkste opties. Dit moet echter wel in een uitgebalanceerd revalidatieprogramma gedaan worden om het herstel van de weefsels te waarborgen. De therapie kan na een arthroscopische ingreep snel gaan. Het belangrijkste is om niet te veel te snel te doen. Dit om irritatie van het genezende weefsel te voorkomen. Mocht er sprake zijn van het snijden in spieren c.q. pezen, dan zal de therapie langzamer verlopen. Er zal begonnen worden met passieve oefentherapie (patiënt doet niets) wat daarna overgaat in geassisteerd actief (patiënt werkt mee) tot actief (patiënt doet alles zelf). Na een aantal weken is het weefsel hersteld en kan er begonnen worden met de echte spierkrachttraining. Het accent van de oefeningen ligt op het versterken en verbeteren van de coördinatie (controle) van de schouderspieren. In het laatste stadium zal er werksituatie gericht en sportspecifiek geoefend worden. Het Carpaal Tunnel Syndroom De carpale tunnel is een beperkte ruimte aan de voorkant van de pols die gevormd wordt door de handwortelbeentjes. Door deze ruimte lopen de pezen die de vingers en de pols buigen en een gevoelszenuw, de nervus medianus, die innerveert de duim, de wijsvinger, de middelvinger en de deel van de ringvinger. De ruimte wordt overkoepeld door een taaie gewrichtsband, de flexor retinaculum, die voorkomt dat de pezen van de pols terugtrekken als deze is gebogen. In de carpale tunnel is weinig of geen ruimte om uit te zetten. Enige zwelling op die plek, door welke oorzaak ook, zal de nervus medianus samendrukken en geleiding van zenuwprikkels in de weg staan. Het carpaal tunnel syndroom valt ook wel onder de naam RSI. RSI is een overkoepelende naam voor een aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek en de arm. Het laatste jaar wordt ook wel over de naam CANS gesproken omdat RSI de aandoening niet goed onderscheidt. Maar dit is nog zo nieuw dat RSI nog het meest gebruikte woord is. Symptomen De klachten worden veroorzaakt door beknelling van de zenuw en bestaan uit een tintelend of pijnlijk gevoel in de hand en de vingers en vooral het verzorgingsgebied van de zenuw, dat wil zeggen de duim, wijs- en middelvinger en een deel van de ringvinger. Ook kan een verdoofd gevoel van de vingertoppen ontstaan en een verminderde kracht waardoor gemakkelijk dingen uit de hand kunnen vallen. Soms kan er een gevoel ontstaan alsof de hand gezwollen is. De pijn kan uitstralen via de onderarm en elleboog tot in de schouder. In de nacht nemen de klachten vaak in ernst toe waardoor men er wakker van kan worden. Maar ook overdag kunnen zij optreden, bij b.v. autorijden, het lezen van de krant en fietsen. Ook na stevige handenarbeid kan verergering optreden. Het is te vergelijken met een slaapbeen. Wanneer men lang met de benen over elkaar zit heeft men wel eens een doof en tintelend gevoel in het onderbeen en ook dan wordt een zenuw, die zich in de knieholte bevindt, afgekneld. Een groot verschil met het carpaal tunnel syndroom is dat men zelf niet in staat is om de druk van de zenuw af te halen. Oorzaken Alle structuren die ruimte in de tunnel innemen en de zenuw daardoor beknellen, kunnen klachten veroorzaken. In de meeste gevallen weet men niet wat de oorzaak is. Hieronder worden een aantal oorzaken genoemd die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een carpaal tunnel syndroom: Repeterende bewegingen van de pols met name als daar kracht bij nodig is. Polsbreuk waarbij de middenhandsbeentjes verschuiven, de zenuw wordt dan bekneld door bot of pees. Zwelling van het bindweefsel van de pezen. Bij het zwellen van bindweefsel kunnen hormonale veranderingen een rol spelen zoals voorkomen bij zwangerschap en in de overgang. Ontstekingsverschijnselen Vertraagde functie van de schildklier waardoor vochtophoping ontstaan. Suikerziekte. Water wordt niet goed opgenomen in de bloedbaan, hierdoor kan er veel oedeem ontstaan en zo krijg je vochtophoping. Behandeling Als de diagnose carpaal tunnel syndroom zeker is zal de neurochirurg de behandelingsmogelijkheden met de patiënt bespreken. Soms is geen behandeling nodig of kan men beter afwachten indien de klachten gering zijn of van voorbijgaande aard (bijvoorbeeld in de zwangerschap). Ook kan een spalkje van kunststof worden aangemeten waarmee de pols rust krijgt en de klachten kunnen afnemen. Een injectie in de pols met bijnierschorshormonen (cortison) en een plaatselijk verdovend middel kan lange tijd goed helpen. Over het nut hiervan zijn de meningen verdeeld. Wanneer dit allemaal niet helpt zal er gekozen worden voor een operatie waarbij de spalk ter overbrugging van de eventuele wachttijd verlichting kan geven. Operatie Voor de operatie moeten bloedverdunnende medicijnen worden gestaakt, als de patiënt deze inneemt, dit in overleg met de arts. De hand wordt plaatselijk verdoofd door een meestal als pijnlijk ervaren prik in de handpalm of de pols. Nadien is de ingreep niet pijnlijk meer. Het gevoel in de vingers blijft vaak aanwezig. De verbinding tussen de pink en duimmuis, het dak van de carpale tunnel (flexor retinaculum) wordt doorgesneden, waardoor de inhoud en dan vooral de zenuw van de beknelling wordt verlost. Sommige chirurgen verkiezen de ingreep als een kijkoperatie uit te voeren. De operatie duurt ongeveer een kwartier tot een half uur. Na verbinden van de hand wordt een draagdoek aangemeten. Na de operatie Na enkele uren is de verdoving uitgewerkt en kan napijn met paracetamol (eventueel samen met codeïne) worden bestreden. Het is raadzaam de vingers gewoon te blijven bewegen wel dient de handpalm wat rust te hebben en moet krachtzetten enkele weken worden vermeden. Deze rust is nodig voor een ongestoorde wondgenezing, omdat anders de wond open kan gaan na het verwijderen van de hechtingen. Omdat men gedurende deze tijd (van 2 weken) de geopereerde hand dus minder goed kan gebruiken, wordt bij de aanwezigheid van een carpaal tunnel syndroom aan beide handen de operatie slechts één kant en meestal niet aan beide handen tegelijkertijd verricht. De wond moet droog blijven. Na een week kan het verband er af gehaald worden en na tien tot veertien dagen worden de hechtingen verwijderd. Gevolgen van de operatie De tintelingen in de vingers zijn vaak snel over maar kunnen ook langzamer verdwijnen. Dit geldt zeker reeds voor de operatie bestaande gevoelsvermindering in de vingers, deze kan soms blijven bestaan. Het litteken in de handpalm kan enkele maanden gevoelig blijven en het kan nog langer duren voordat de kracht in de hand weer normaal is. Complicaties Zoals bij alle ingrepen kunnen ook bij een carpaal tunnel syndroom operatie onverwachte complicaties optreden. Deze komen evenwel zelden voor. Zij bestaan uit nabloedingen en infecties. Bij overmatige pijn of uitvloed uit de wond dient contact met de neurochirurg opgenomen te worden. Fysiotherapie Onder leiding van een fysiotherapeut is het mogelijk om te werken aan de revalidatie van de hand. De fysiotherapeut zal eerst met zekerheid de diagnose carpaal tunnel syndroom stellen. Dit kan hij bijvoorbeeld doen met de test van Phalen of met het teken van Tinel. De test van Phalen is als volgt: Buig de polsen, zodat de hand en onderarm een rechte hoek maken, de vingers naar beneden wijzen, en druk dan de rug van beide handen tegen elkaar. Als de mediale zenuw, die door de pols loopt, er niet al te goed aan toe is, zal je mogelijk symptomen als tintelingen krijgen. Het teken van Tinel: De fysiotherapeut zal korte tikken geven op de huid waar de zenuw onderdoor loopt, in het geval van carpaal tunnel syndroom zal dit ter hoogte van het midden van de pols aan de binnenzijde zijn. Wanneer de diagnose carpaal tunnel syndroom aanwezig is zul je waarschijnlijk tintelingen voelen in een deel van de hand. De fysiotherapeut kan als behandeling een frictie massage geven. Frictie massage is een zeer stevige massage dwars op de richting waarin de pezen lopen. Het kan dan ook pijnlijk zijn. De werking berust voor een deel op het stimuleren van de bloedsomloop. Pezen zijn namelijk slecht doorbloed, en genezen daardoor langzaam. Nog belangrijker is dat door de hardheid van de massage zwakke en ontstoken weefsels worden afgebroken, en daarna weer op een gezonde manier kunnen regenereren. De fysiotherapeut gaat nadat de pees is genezen krachttraining geven. De hele arm zal worden getraind. Er zal worden begonnen met bewegingen van de vingers en de hand waarna ook de elleboog en de schouder mee genomen kunnen worden. Ook kan de fysiotherapeut oefeningen doen ter bevordering van de mobiliteit. Dit zijn zullen vooral rekoefeningen zijn van de hand. Het is van belang de hele arm weer pijnloos te kunnen bewegen en de eigen kracht en mobiliteit weer terug te krijgen. Het Cubitaal Tunnel Syndroom Het cubitaal tunnel syndroom is een aandoening van één van de drie armzenuwen, de nervus ulnaris. Deze zenuw kan op meerdere plaatsen gecomprimeerd (samengedrukt) worden. Één van deze plaatsen is ter hoogte van de cubitale tunnel die zich bevindt in de buurt van de elleboog, vandaar ook de naam cubitaal tunnel syndroom. Daar loopt de nervus ulnaris aan de binnenzijde oppervlakkig en langs een benig uitsteeksel. Daar is de zenuw kwetsbaar voor beschadiging. Het cubitaal tunnel syndroom valt onder de naam RSI. RSI is een overkoepelende naam voor een aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek en de arm. Het laatste jaar wordt ook wel over de naam CANS gesproken omdat RSI de aandoening niet goed onderscheidt. Maar dit is nog zo nieuw dat RSI nog het meest gebruikte woord is. Symptomen De klachten worden veroorzaakt door beknelling of voortdurende irritatie van de zenuw en bestaan uit een pijnlijk tintelend gevoel in het verzorgingsgebied van de zenuw. Het verzorgingsgebied van de nervus ulnaris is de pink en een deel van de ringvinger. Een ieder kent deze ervaring tijdelijk bij het ongelukkig stoten van de elleboog waarbij de zenuw geraakt wordt. Er kan gevoelsvermindering in pink en ringvinger optreden. Ook kan er krachtverlies in de hand ontstaan waardoor de hand dunner wordt. Misleidend is daarbij dat de pijnklachten en tintelingen dan vaak afnemen. In het verst gevorderde geval treden standverandering van de vingers op door het krachtverlies van de kleine handspieren. Vaak zijn de tintelingen en de pijn dan reeds verdwenen. De klachten van tintelingen treden voortdurend op en kunnen verergerd worden door bewegen van de elleboog. De tintelingen zijn hinderlijk maar bij gevoelstoornissen en krachtsvermindering, welke soms al vroeg in het ziektebeloop kan optreden, is een bezoek aan de arts zeker aanbevolen. Oorzaken De oorzaken zijn ruwweg in 3 categorieën onder te brengen: Druk op de zenuw. Te veel ruimte, waardoor de zenuw niet op zijn plaats blijft. Te weinig bewegingsvrijheid. De meest voorkomende oorzaken zijn het leunen met de elleboog op de tafel (druk), en het buigen van de elleboog in combinatie met repeterende bewegingen. Door het buigen van de elleboog gaat de band aan de buitenkant van de tunnel strakker staan, en krijgt de zenuw minder ruimte. De zenuw wordt zelf ook uitgerekt door het buigen van de arm. Behandeling Het kan zijn dat er geen behandeling nodig is omdat het mogelijk is dat door het vermijden van te intensieve armbewegingen de klachten verdwijnen. Het belangrijkste is dat je de zenuw rust geeft, en de elleboog niet te vaak en te veel buigt. 's Nachts kun je het beste een brace dragen, of eventueel een kussentje gebruiken om de elleboog enigszins gestrekt te houden. Tijdens het typen probeer je de hoek tussen onder- en bovenarm groter dan normaal te maken (bijv. 110%). Zijn er toch blijvende tintelingen in het verzorgingsgebied van de zenuw dan kan een operatie overwogen worden. Daarbij wordt de zenuw ter hoogte van de elleboog vrij gelegd en iets naar de buigzijde verplaatst waar hij in het weke weefsel (gewrichtkapsels, spieren en pezen) wat vrijer ligt (ulnaristranspositie). Soms wordt ervoor gekozen om de zenuw alleen maar vrij te leggen en niet te verplaatsen (ulnaris neurolyse), waarbij de bindweefselband die van de epicondylus medialis (knobbel aan binnenzijde) naar de elleboogspunt verloopt, wordt doorgesneden. Heel belangrijk is na te vragen wat de risico’s zijn. Want niet alle operaties behalen wat ervan verwacht wordt. Na de operatie Na de operatie zal er napijn ontstaan. De vingers en de hand kunnen normaal worden bewogen. Voor wondgenezing zal de elleboog twee weken moeten rusten. Ter bevordering van de wondgenezing zal krachtzetten moeten worden vermeden. Er mag dus worden bewogen maar er mag hierbij geen kracht worden gezet. Frozen shoulder / Capsulitis adhaesiva Een frozen shoulder ('bevroren schouder') is een schouder, waarbij de bewegingen in de schouder sterk beperkt zijn. Om het schoudergewricht zit een kapsel (fig.1). Dit is weefsel, een soort omhulsel, (rondom het hele gewricht) dat het schouderscharnier volledig afsluit van weefsel buiten het gewricht. fig.1 Tussen de schoudertop (acromion) en het ravenbekuitsteeksel (processus coracoideus) bevindt zich een breed hard en scherp bindweefselband (het ligamentum coracoacromiale)(fig. 2). Dit ligament vormt samen met de schoudertop (acromion) het dak van het schoudergewricht. Tussen dit dak en de kop van de bovenarm kunnen weke delen (kapsel,pezen,slijmbeurs) ingeklemd raken. Het kapsel (fig. 1) neigt soms te ontsteken (capsulitis) en te verkleven (adhaesiva) cq. te schrompelen. Het kapsel kan gaan ontsteken d.m.v overbelasting van de structuren in het gewricht, bijvoorbeeld van pezen, slijmbeurs en spieren. Het kapsel verliest zijn elastisch vermogen, verhard en verdikt. Dit zorgt ervoor dat we met de arm steeds minder bewegingen kunnen uitvoeren. Het kapsel kan hierdoor gaan verkleven cq. verschrompelen Fig. 2 Symptomen Verschijnselen zijn beperkingen in het bewegen van de arm en pijn bij het bewegen. De arm wordt steeds minder gebruikt en met rust gelaten. De arm kan niet meer worden opgetild, gespreid en naar buiten gedraaid worden. Voor iedere persoon is de grote van de beperking verschillend dit hangt af van de ernst van de frozen shoulder. Het testen van de schouder om te beoordelen of er zich een Capsulitis adhaesiva beeld aan het ontwikkelen is kunt u doen met 3 bewegingen. De tests zijn positief als zij voldoen aan een van de beschrijvingen die er onder genoemd worden. Test 1 Ga op de rug liggen en vouw de handen. Strek daarna de armen naar boven zodat de armen naar het plafond wijzen. Beweeg dan de armen bijna gestrekt naar achteren en probeer ze neer te leggen. Zie fig. 3 Fig. 3 * Kunt u de arm niet plat neerleggen? * Doet het pijn aan het eind van de beweging? Bij een beginnende frozen shoulder kan de hele beweging wat pijn doen echter met sterke toename van de pijn als u de arm bijna of helemaal gestrekt naar achteren heeft liggen. Bij een gevorderde frozen shoulder heeft u veel moeite ver naar achteren te komen in verband met de hevig toenemende pijn en sterke bewegingsbeperking. Test 2 Vanuit ruglig met de armen langs het lichaam de ellebogen 90 graden buigen. Vanuit deze positie de onderarmen naar buiten bewegen. Zie fig. 4 In een gezonde situatie zal de onderarm een hoek maken van tussen de 45 en 80 graden met de vertikaal. Zeer beweeglijke mensen kunnen de onderarmen op de tafel leggen. In het algemeen geldt in een gezonde situatie dat de dominante arm (arm waarmee u schrijft en gooit) iets verder komt dan de niet dominante arm. Fig. 4 * Is er een groot verschil tussen links en rechts? * Doet de schouder of bovenarm pijn zodra u aan het eind van de beweging bent? * Bij een gevorderde frozen shoulder blijft de arm naar boven wijzen en komt u praktisch niet naar buiten. Bij een beginnende frozen shoulder kan de hele beweging pijn doen echter met toename van de pijn als u de arm bijna of helemaal naar buiten heeft liggen. Bij een gevorderde frozen shoulder heeft u veel moeite ver naar buiten te komen in verband met de hevig toenemende pijn en beperking van deze beweging. In het linker plaatje is duidelijk zichtbaar gezien van achter het hoofdeinde van een liggend persoon dat de linker onderarm veel minder ver naar buiten komt dan de rechter. Het rechter plaatje is dezelfde positie gezien van boven. Test 3 Vanuit stand of zit de aangedane hand achter de rug met de gezonde hand omhoog proberen te brengen. Normaal gesproken zal u met de hand in het midden van de rug moeten komen. Heel beweeglijke mensen kunnen de hand tussen de schouderbladen brengen. In het algemeen geldt in een gezonde situatie dat de dominante arm (arm waarmee u schrijft en gooit) iets minder hoog zal komen. Zie fig. 5 Fig. 5 * Komt u niet boven het bekken {bil} uit met de aangedane arm, of komt u praktisch niet achter uw lichaam? * Is er eindstandig veel pijn? Bij een beginnende frozen shoulder kan de hele beweging veel pijn doen echter met toename van de pijn als u de arm bijna of helemaal achter de rug heeft. Bij een gevorderde frozen shoulder, heeft u veel moeite en krijgt u de hand nauwelijks hoger dan de bilnaad of praktisch niet achter het lichaam. Als deze 3 test bewegingen positief zijn; dus beperkt en pijnlijk dan kan een beginnend Capsulitis adhaesiva ofwel frozen shoulder beeld aanwezig zijn. Oorzaken De oorzaken van het steeds minder kunnen bewegen van de schouder zijn niet altijd duidelijk. Er kunnen verschillende oorzaken zijn: Vaak is een inklemming van het spierweefsel, pees weefsel of van de slijmbeurzen een oorzaak van een ontsteking reactie, waardoor er een kapselreactie ontstaat bijvoorbeeld pijn bij het bewegen. Pijn door beschadiging van een van de weefsels na een val op de schouder of een verrekking. Na een operatief ingrijpen of fractuur (botbreuk) na een ongeval kan, deze plotselinge ontsteking van het kapsel (capsulitis), de bewegingsvrijheid in korte tijd pijnlijk aan banden leggen. Soms lijkt er of is er geen oorzaak te vinden en lijkt het ontstaan spontaan. De fysiotherapeut De belangrijkste behandeling bestaat uit preventie. U moet er dus voor zorgen dat er een frozen shoulder kan ontstaan. Het ontstaan van een bevroren schouder kunt u voorkomen door, als u een ziekte (kneuzing, ontwrichting, breuk) aan uw schouder heeft, de schouder toch gedoseerd te bewegen, dit moet wel gebeuren op aanwijzingen van de behandelend arts of fysiotherapeut. De fysiotherapeut leert de oefeningen correct uit te voeren en moedigt waar nodig aan. Enkele oefeningen die de fysiotherapeut kan aanbieden: - Pendel bewegingen. Op een stoel zitten , benen iets spreiden de arm er tussen laten hangen en kleine rondjes draaien. Kan ook staand met de gezonde arm steunen op een tafel. Iets voorovergebogen staan. De benen in schrede stand (1 been voor andere been achter plaatsen) en de met de aangedane arm kleine rondjes draaien. - Rek en mobilisatie Zie enkele oefeningen bij symptomen. De fysiotherapeut kan oefeningen hier bij helpen en kan meer druk geven. De fysiotherapeut zal zoveel mogelijk bewegingsrichtingen van de schouder door bewegen om zo de bewegingsbeperkingen proberen op te heffen. - Versterkende oefeningen. Zie frozen shoulder oefeningen Deze oefeningen worden aangepast aan de toestand (de grote van de beperking in het schoudergewricht)van de patiënt. Het verwachte herstel hangt een beetje af van de ernst van de frozen shoulder. In het eerste stadium, dat ongeveer twee tot negen maanden kan duren, is de pijn het hevigst. Beweging van het gewricht is slechts beperkt mogelijk. Het tweede stadium treedt er stijfheid op en is het bewegingsverlies het grootst. De pijn blijft aanwezig, maar is vaak minder hevig. De pijn is niet meer sterk op de voorgrond. Dit stadium kan ongeveer twee tot zes maanden duren. Het laatste stadium kenmerkt zich doordat het verstijvende proces niet meer actief is. Beweging en functie lijken te herstellen mede door het niet meer optreden van spasmen rond het gewricht. Het kapsel is kort en verdikt maar de snijdende pijn is verdwenen. Het kan nu meer en meer loskomen en rekken doordat de bewegingen vanuit de patiënt zelf groter worden. Er wil weer en kan weer bewogen worden. Dit stadium kan ongeveer twee tot negen maanden duren. Dus met andere woorden als we het proces zijn gang laten gaan duurt de aandoening van circa 9 maanden tot 2 jaar echter in de praktijk zie je regelmatig patiënten jaren na een frozen shoulder die stevige restverschijnselen hebben in de beweeglijkheid van hun schouder. Vaak blijkt dat ze onvolledig of kort of niet zijn behandeld. De schouder blijven bewegen om de toenemende stijfheid geen kans te geven en er dan geen of weinig verklevingen (adhaesies) kunnen ontstaan. In de 2e fase wordt dit lastiger omdat er reeds verklevingen (adhaesies) zijn gevormd. Echter ook in deze fase blijkt een goede aanpak gericht op automobilisatie (zelfbeweeglijkheid) wel degelijk in staat een versneld herstel van de joint play (gewrichtsvrijheid of gewrichtsspel cq. lenigheid) en functie te kunnen bewerkstelligen. Met behulp van de fysiotherapeut kunnen de bewegingen correct en zo ver mogelijk uitgevoerd worden. De pijn moet tolereerbaar cq. accepteerbaar zijn voor de patiënt. Het motiveren en coachen van de patiënt zal vruchten afwerpen als er goed wordt meegewerkt. Het blijven sturen en motiveren en aanpassen van de oefeningen op de verbeterde situatie is een zeer belangrijke taak van de begeleidende fysiotherapeut. Als dan toch de pijn niet beheersbaar en controleerbaar wordt om welke reden dan ook zal gekozen worden voor doorverwijzing naar de huisarts voor medicatieve of andere behandeling (injecties). Als echter ook bij deze patiënten na jaren nog restverschijnselen in de vorm van beweging beperkingen aanwezig zijn is mobilisatie van het glenohumerale (en scapulothoracale) gewricht door een manueel therapeut geïndiceerd Mogelijke behandeling van specialisten Operatie of manipulatie Als uiteindelijk conservatieve behandeling niet helpt, is manipulatie onder narcose mogelijk. Er wordt onder narcose voorzichtig een einde gemaakt aan de verklevingen door ze los te scheuren (manipulatie). Ook worden vandaag de dag middels arthroscopische operaties verklevingen inwendig losgemaakt. Na de operatie en manipulatie onder narcose blijven oefenen is heel belangrijk om de verkregen ruimte in de schouder te behouden. Golferselleboog (Mediale epicondylitis) Ontstekingen treden op ten gevolge van lichamelijke overbelasting zoals bij zwaar werk en zware sport, maar soms treden deze ontstekingen ook op bij reumatische ziekte. De uitgang –itis betekent ontsteking. Een ontsteking is een proces in het lichaam met als kenmerken warmte, zwelling, roodheid, pijn en functieverlies. Als er ontstekingen zijn zonder dat infectie een rol speelt, dan hebben ze reumatische klachten als pijn en stijfheid tot gevolg. Iedereen kan dergelijke ontstekingen krijgen als er te veel druk of kracht wordt uitgeoefend op een bepaalde plaats. Vooral als u niet getraind bent. Een plotselinge krachtsinspanning, bijvoorbeeld bij het tillen van iets zwaars, kan een letsel veroorzaken. Deze ontstekingsreacties komen meestal voor bij mensen ouder dan 30 jaar. De meeste volwassenen hebben wel eens te maken gehad met pijnklachten rondom de gewrichten ten gevolge van overbelasting. De pijn kan soms zo erg zijn dat u het aangetaste lichaamsdeel liever niet wilt bewegen. Bovendien kan er ’s nachts pijn optreden, als u op het aangetaste lichaamsdeel ligt. De pijn kan zich ook elders voordoen; men noemt dat wel 'gerefereerde' pijn. De verklaring hiervoor is dat de pijn van een ontsteking vaak wordt gevoeld in een bijbehorend, veel groter gebied van de huid. Een voorbeeld hiervan is de pijn in het midden van de bovenarm ten gevolge van een ontsteking in de schouder. Een ander voorbeeld is uitstralende pijn in de arm soms tot in de hand en vingers Wat is een golferselleboog? Een golferselleboog in een ontsteking aan de binnenzijde (mediale zijde) van de elleboog. In de onderarm lopen veel spieren en vooral pezen waarmee je de pols en vingers kunt strekken en buigen. De strekspieren/pezen zitten vast aan de buitenste elleboogknobbel, de buigspieren (flexor muscles zie fig. 1) aan de binnenste elleboogknobbel. De buitenste elleboogknobbel is betrokken bij tenniselleboog, de binnenste bij de golferselleboog. Belangrijke buigonderarmspieren, die tot aan de vingers lopen, trekken relatief te hard aan de aanhechtingsplaats zodat bij de pees of spierbuik een zeurende chronische klacht ontstaat. Aanleiding hiervoor is meestal een langdurige overbelasting van deze onderarmspieren ten opzichte van de andere groepen spieren in de onderarm. De aandoening heet wel golferselleboog, maar dat wil niet zeggen dat het alleen maar door golfen kan ontstaan. Het is ook regelmatig te zien bij tennissers, pitchers (honk- en softbal) of sportklimmers. Ook in het dagelijks leven kan het optreden (bijvoorbeeld tegelzetters). fig.1 Symptomen. Pijn aan de binnenzijde van de elleboog. De pijn is vaak zeer indringend. Soms uitstralende pijn naar onderarm, pols en hand. Zelden uitstralend naar de bovenarm en schouder. Krachtsverlies en mogelijk coördinatie stoornis. De onderarm kan hard en gezwollen aanvoelen, ook in rustpositie. De klachten worden opgewekt bij het buigen van de vingers en tegelijkertijd de pols bewegen in de richting van de handpalm. Onderhands iets oppakken doet klachten opwekken. Oorzaken. De meest voorkomende oorzaak van een golferselleboog is overbelasting. Iedere activiteit die een herhaalde, langdurige belasting geeft van de onderarmspieren gekoppeld aan een niet adequate rust kan tot overbelasting van deze spieren leiden. Dit kan zijn in de vorm van zwaar tillen of verkeerd bewegen vanuit de pols. Maatregelen die u zelf kunt treffen Het vermijden of te verminderen van de activiteiten die de klacht in eerste instantie hebben veroorzaakt. De beste manier om nieuwe pijnaanvallen te voorkomen, is u te houden aan de adviezen van de arts en fysiotherapeut. Het is de moeite waard om die adviezen op te volgen omdat u hierdoor weer spierkracht en conditie opbouwt waardoor een toenemende belastbaarheid van het bewegingsapparaat ontstaat. Slechts dan kunt u toekomstige problemen voorkomen. Uiteraard is ook hier ''voorkomen beter dan genezen''. Dat betekent dat sporters, die hun onderarmen zeer intensief gebruiken, specifiek dienen te trainen op hun armspieren die symmetrisch en gelijk belast moeten worden. Langdurige en eenzijdige trainingsvormen, moeten goed afgewisseld worden met oefenvormen die de spanning eraf halen. Ook hier gaat het weer om de juiste verhouding tussen maximale inspanning enerzijds en herstel anderzijds. Doe je iedere dag (zowel beroepsmatig als in de vrije tijd) bepaalde handelingen zodanig dat overbelasting om de hoek komt kijken, dan krijgen de betreffende spieren te weinig tijd voor herstel. Herstel is noodzakelijk voor een goed gestel! Behandeling van de fysiotherapeut Qua behandeling staat ontlasting van de betreffende spieren voorop, evenals het verbeteren van de plaatselijke doorbloeding door b.v. ijsmassage . IJs wordt vooral gebruikt bij acute aandoeningen die gepaard gaan met zwellingen. Als men thuis een ijsbehandeling wil toepassen, moet men er rekening mee houden dat dit brandwonden kan veroorzaken. Daarom moet men de ijskompressen altijd in een handdoek wikkelen en nooit rechtstreeks op de huid aanbrengen. Als deze eerste stap van de behandeling geen succes heeft, dan is fysiotherapeutische begeleiding meestal aangewezen. De fysiotherapeutische behandeling zal zich richten op het verminderen van de pijn, het bewegelijk houden van gewrichten en het op lengte houden van spieren. Ook het verbeteren van de spierkracht is erg belangrijk omdat dit het weefsel sterker maakt. De golferselleboog zal dan in de toekomst minder snel ontstaan. Oefentherapie waarbij de zwakkere spieren worden versterkt, de verkorte spieren worden verlengd en de noodzakelijke balans tussen bepaalde spiergroepen wordt verbeterd. Verder kan de fysiotherapeut de locale doorbloeding trachten te verbeteren d.m.v. hardhandige massages (fricties) of m.b.v. fysiotechnische apparaten ultrageluid of interferentie ( fysische therapie) Wat is elektrotherapie in de fysische geneeskunde? Fysische geneeskunde is een methode die wordt toegepast met behulp van natuurkundige middelen. Het is een techniek die al sinds eeuwen in de kuuroorden wordt gebruikt en zelfs ten tijde van de Grieken en de Romeinen werd toegepast. Er bestaan meerdere behandelingsvormen. De belangrijkste therapievormen zijn: De elektro-, de ultrageluids- (of ultrason-), de thermo-, de hydro- en de balneotherapie (of modderbaden). Elke behandeling bij de kinesist zou uit drie delen moeten bestaan en steeds individueel worden aangepast: 1. een pijnstillend gedeelte door toepassing van thermotherapie, massage of elektrotherapie 2. mobilisatie (beweging) die actief of passief kan zijn 3. spierversterkende oefeningen 1. Pijnstillend gedeelte. Daarvoor gebruikt men elektrische of elektromagnetische prikkels. Elke vorm heeft een aparte werking. Het wordt vooral bij zenuwpijnen en spierontstekingen gebruikt. Diadynamische vorm en interferentiële stromen worden het meest gebruikt omdat het vooral ontstekingswerend en pijnstillend werkt. De dosering van de elektrotherapie moet individueel bepaald worden. Gaat men hoger dan het verdraagbare, dan kan het letsels veroorzaken.Elektrotherapie mag niet worden toegepast als er metalen onder de huid zitten zoals vb. een pacemaker. 2. Mobilisatie (bewegen) die actief of passief kan zijn. Na de pijnstillende behandeling zal men overgaan tot de passieve mobilisatie waarbij de kinesist de bewegingen ondersteunt. Bij actieve mobilisatie is het de patiënt die de oefeningen doet. Bij mecano-therapie zal door het gebruik van katrollen of toestellen de mobiliteit verbeterd worden. 3. Spierversterkende oefeningen om de spierkracht te verbeteren Mocht ook dat niet de oplossing bieden, dan zijn plaatselijke injecties mogelijk. In het uiterste geval kan een chirurgische ingreep overwogen worden. Spierscheuring (spierruptuur) Een spierscheuring is een sportblessure waarbij de spiervezels van de spier zijn aangedaan. Dit kan in verschillende spieren voorkomen. De spierscheuring komt veel voor in de kuit en de hamstring. Een spierscheuring is in drie categorieën onder te verdelen: Categorie 1: Verrekking waarbij slechts enkele spiervezels verrekt zijn, met minimale verscheuring van de vezels (minder dan 10 procent) en zonder dat er een merkbaar defect in de spier te voelen is. Categorie 2: Verrekking waarbij de spiervezels gedeeltelijk (tussen 10 en 50 procent) zijn gescheurd. Meestal is deze scheuring in de spier te voelen. Categorie 3: Verrekking waarbij sprake is van een uitgebreide of totale scheuring (50 tot 100 procent) van de spiervezels. Hierbij is een duidelijke, goed palpabele scheur in het spierlichaam aanwezig. De spier kan geheel afgescheurd zijn, normale spierfunctie is dan vrijwel uitgesloten. Symptomen Een spierscheuring kenmerkt zich door de onderstaande symptomen: Plotseling optredende locale pijn, vaak met een kramp gevoel. Passief rekken of aanspannen van de getroffen spier veroorzaakt pijn. Gedeukte en/of abnormaal gezwollen spierbuik boven of onder de aangedane plek. Meestal een blauwe verkleuring onder de aangedane plek (na enkele uren/dagen). Langdurige stijfheid van de getroffen plek. Functie verlies van het lichaamsdeel. Bij een hamstring spierscheuring is het buigen van de knie pijnlijk en bemoeilijkt. Bij een kuit spierscheuring is het op de tenen staan bemoeilijkt. Oorzaken Diverse factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van een spierscheur: Niet (of onvoldoende) uitvoeren van een warming-up. Niet (of niet goed) uitvoeren van de rekoefeningen. Verkorte of stijve spieren. Een te snelle trainingsopbouw, waarbij in een korte tijd te veel, te intensief en te vaak wordt getraind. Eenzijdige trainingsvormen, waarbij met name de sprongkrachttraining berucht is. Ongecoördineerde en explosieve bewegingen. (Over)vermoeidheid, waardoor eerder kramp optreed. Er is een verstoring in het spierkrachtbalans. Koude en natte weersomstandigheden. Een harde of hellende ondergrond. Slecht schoeisel. Na de inspanning geen cooling-down uitgevoerd. Plotselinge belasting van littekenweefsel dat is ontstaan na een blessure en dat tijdens de genezing is samengetrokken, waardoor de normale spierbeweging is beperkt. Door de plotselinge belasting zal het littekenweefsel weer scheuren, met dezelfde verschijnselen als bij de oorspronkelijke blessure. Aanwezigheid van infecties. Vitamine en mineralen gebrek. Maatregelen die je zelf kunt treffen Koel met water, ijs of een cold-pack gedurende 15 tot 20 minuten (leg altijd een doek tussen huid en ijs of cold-pack). Koude vermindert het bloeden van beschadigde bloedvaten omdat ze erdoor samentrekken. Omdat de zwelling gewoonlijk al binnen enkele seconden na het geblesseerd raken komt opzetten moet zo snel mogelijk met koelen worden begonnen. Wacht niet op een arts. Immobiliseren; zorg dat het lichaamsdeel niet beweegt of gebruikt wordt om op te steunen. Rust is noodzakelijk omdat doorgaan met trainen en andere activiteiten de blessure alleen maar erger zouden maken. Gebruik het lichaamsdeel voorlopig niet. Meestal kan na 48 uur weer voorzichtig aan het herstel worden gewerkt, door de spier aan te spannen en te rekken. Ga daarbij voorzichtig te werk en stop zodra u pijn ervaart. Compressie; leg een drukverband aan. Het aanleggen van een drukverband heeft tot doel de gewrichten te ondersteunen en te immobiliseren of de zwelling te beperken. Gebruik een elastische zwachtel en verbind het getroffen lichaamsdeel volledig. Controleer of het drukverband niet te strak zit. Zwelling is soms heel nuttig omdat daardoor afweerstoffen worden aangevoerd die de bacteriën doden, maar als de huid niet beschadigd is, zijn de afweerstoffen niet nodig en vertraagt de zwelling het genezingsproces. Elevatie; houd het lichaamsdeel boven harthoogte. Door het geblesseerde lichaamsdeel hoger te leggen dan het hartniveau zakt het overbodige vocht onder invloed van de zwaartekracht weg. Ga altijd even naar een arts die kan bepalen hoe erg de spierscheuring is en geeft je advies voor het verdere verloop. Preventieve maatregelen Om in het vervolg een spierscheuring te voorkomen kun je preventieve maatregelen nemen. Deze zijn als volgt: Warming-up Doe een goede warming-up van minstens 20 minuten. Begin met 5-10 minuten losjes inlopen en voer daarna de rekoefeningen uit die hieronder vermeld staan. Voer hierna een aantal versnellingsloopjes uit, waarbij de snelheid naar het einde toe steeds meer wordt opgevoerd. Voor een voorbeeld van een warming-up kun je op deze link klikken: voorbeeld warming-up. Goede trainingsopbouw Zorg voor een goede trainingsopbouw. 'Te snel' en 'te veel' is vragen om moeilijkheden. Als je vermoeid bent of stijve spieren hebt, pas je training dan daarop aan en dribbel lekker los. Train niet verder met een spier die 'zomaar' samentrekt of waar de kramp in schiet. Het optreden van kramp is niet normaal! Dit duidt op overbelasting, waarbij er eerder een spierscheur zal optreden. Spierversterkende oefeningen Zorg dat je over een basisniveau aan kracht(-uithoudingsvermogen) beschikt. Vraag je trainer een trainingsschema met spierversterkende oefeningen voor je op te stellen, gericht op de nummers die je beoefent. Goede techniek Het is van groot belang, dat je 'soepel' blijft bewegen. 'Verkrampen' en 'forceren' verhogen de kans op een spierscheur aanzienlijk. Sportkleding Draag bij koud en nat weer een trainingsbroek. Cooling-down Voer altijd een cooling-down uit. Dit voorkomt (zoveel mogelijk) stijve spieren (de dagen) na de training. Een voorbeeld van een cooling-down kun je hier vinden: cooling-down. Behandeling van de fysiotherapeut Als je geblesseerd bent en je wilt weer gaan beginnen is het verstandig om een oefenprogramma af te werken. Met een oefenprogramma kun je de spieren zodanig versterken, dat zij weer volledig te belasten zijn. Bij de globale behandelen van een spierscheuring moet vooral aandacht worden geschonken aan de mogelijkheid van spierzwakte (secundaire spieratrofie) en de noodzakelijkheid van revalidatie en versterking van de gehele spieren. De behandeling is afhankelijk van de ernst van de spierscheuring (ernst van zwelling, kleur, pijn, warmte en functieverlies). Na de 1e week wordt het drukverband en de tape vernieuwd en de hakverhoging gehalveerd. De hakverhoging kan na 14 dagen na het ontstaan van het letsel weggelaten worden. Na 2 weken mag begonnen worden met rekoefeningen van de geblesseerde spier. Over het algemeen kan gesteld worden dat na 4-6 weken weer voorzichtig met sporten begonnen mag worden. Dit zal echter per persoon verschillen. Als er nog steeds pijn aanwezig is en u klaagt over ochtendstijfheid in de kuit dan moet men zeer voorzichtig zijn. Eventueel kan men de spier masseren om het herstel te versnellen. Een verantwoorde functieopbouw van de beschadigde spier vraagt tijd. De invulling van een oefenprogramma verschilt per spierblessure en per persoon. Er zijn meerdere fasen van herstel. Deze zijn: 1. Ontstekingsfase; door de vaatverwijding wordt het gebied rondom de wond warm en rood, terwijl uitredend plasma het weefsel doet zwellen. Ook ontstaat er pijn bij het getroffen lichaamsdeel. Dit alles kan weer leiden tot bewegingsbeperking. Deze eerste fase is het begin van herstel. Duurt ongeveer 4 dagen. 2. Proliferatiefase; binnen ongeveer twee dagen start deze fase, dit terwijl de ontstekingsfase nog in volle gang is. Tijdens deze fase verschijnen in steeds groter wordende aantallen fibroblasten (jonge bindweefselcellen waaruit de bindweefselvezels voortkomen). Uit fibroblasten worden meer collagene vezels gemaakt en er wordt een nieuwe wondbodem gevormd. Tussen de collagene vezels onderling komen verbindingen (crosslinking) en er ontstaan een soort minispiervezeltjes (myofibrillen) om de wond stevigheid en trekvastheid te geven. 3. Organisatiefase; de treksterkte van de wond neemt toe. Lange tijd blijven de fibroblasten in een wond actief doorgaan met reorganiseren waardoor het nieuwgevormde bindweefsel meer en meer gaat lijken op de oorspronkelijke structuur, vooropgesteld dat het weefsel belast wordt. Ondanks alle aanpassingen zal littekenweefsel echter nooit de eigenschappen van het oorspronkelijk weefsel volledig herkrijgen. Deze laatste fase neemt maanden in beslag maar je kunt al lang weer beginnen met belasten. Zo kan na enkele dagen rust begonnen worden met voorzichtig uitgevoerde rekoefeningen. Indien de pijn afneemt kunnen daar spierversterkende oefeningen aan toegevoegd worden, die langzaam intensiever moeten worden. Zo wordt voorkomen dat de gescheurde spier verzwakt en verkort raakt. Bij het uitvoeren van de oefeningen is pijn (anders dan spierpijn) het belangrijkste signaal om gas terug te nemen. Je mag de pijngrens niet overschrijden. Als de oefeningen te zwaar of te pijnlijk zijn wordt het herstel niet bevorderd maar juist vertraagd. Een volledige belasting is weer mogelijk wanneer de pijn en zwelling verdwenen zijn en de oefeningen klachtenvrij kunnen worden uitgevoerd. Voor optimale belasting van de spieren is het goed om de sportspecifieke oefeningen eerst onder begeleiding van een (sport)fysiotherapeut te trainen, voordat men weer zelfstandig gaat sporten/trainen. Na een spierscheuring blijft bijna altijd littekenweefsel aanwezig zodat een zwakkere plek in de kuitspier op de loer blijft liggen. Een optimale kracht en lenigheid van de spier is nodig om de kans op hernieuwde klachten in de toekomst te minimaliseren. Alvorens men weer geheel gaat deelnemen aan de wedstrijdsport moet de algemene lichamelijke conditie worden bekeken. Maar al te vaak is de aandacht te veel gericht op het geblesseerde lichaamsdeel en vergeet men de rest van het lichaam. Globaal kan de trainingsopbouw na een spierscheuring uit de volgende stappen bestaan: onbelast oefenen, wandelen of fietsen rustig lopen voorzichtig versnellingsloopjes en langere tempolopen, submaximaal sprinten, voluit sprinten op de training en uiteindelijk de wedstrijd. Zeker bij deze blessure geldt dus: voorkomen is beter dan genezen Een operatie zal in het uiterste geval noodzakelijk zijn. Zoals bij een totale ruptuur, hier zul je het getroffen lichaamsdeel voldoende steun moeten geven (behandelen als een botbreuk), waarna snel deskundige hulp noodzakelijk is. In het ziekenhuis zullen onderbroken delen moeten worden gehecht. Thoracic Outlet Syndroom Het Thoracic Outlet Syndroom (TOS) is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij de vaatzenuwbundel in het schoudergebied bekneld raakt. Andere namen voor deze aandoeningen zijn schoudergordelsyndroom en neuro vasculair compressie syndroom. Neuro betekent zenuw; vasculair wil zeggen dat het de vaten betreft en compressie betekent verdrukking of beknelling. De vaat zenuwbundel is een geheel van bloedvaten en zenuwen. De beknelling ontstaat meestal ter hoogte van het bovenste halsgedeelte en de borst. Hier ligt de vaat zenuwbundel in een nauwe ruimte tussen de aanwezige spieren, botten en banden. de afknelling kan op drie plaatsen zijn: 1. De ondersleutelbeenslagader en de onderste wortels van de plexus brachialis (armvlecht van takken van de onderste hals- en bovenste borstkaszenuwen) kunnen beklemd raken tussen voorste en middelste scheve halsspier (m. scalenus) bij het kruisen van de eerste rib. 2. De ondersleutelbeen- ader en/ of slagader en/ of de binnenste wortel kunnen beklemd raken achter het sleutelbeen in de ruimte tussen sleutelbeen en eerste rib (costaclaviculaire ruimte). 3. De oksel- ader en/ of slagader en/ of één van de zenuwen van de plexus (armvlecht van takken van de onderste hals- en bovenste borstkaszenuwen) kunnen beklemd raken tussen de pees van de kleine borstspier (m. pectoralis minor) en het ravenbekvormig uitsteeksel van het schouderblad (processus coracoïdeus). De klachten kunnen in de hele arm zijn of duidelijk afgebakend in bepaalde regio's van de arm en hand (afhankelijk van welke zenuw of bloedvat is bekneld). De klachten kunnen zijn: pijn, tintelingen, dof gevoel, zwaar gevoel. Symptomen De meeste klachten worden veroorzaakt door druk op de zenuw. Deze pijn is voelbaar in de schouder en straalt uit naar de arm en de hand. Vaak zijn er ook uitstralende pijnen naar de nek en het achterhoofd. De pijnklachten kunnen samengaan met prikkelingen en een slapend gevoel in de arm of de hand. Bij sommige mensen treedt krachtverlies op wanneer ze de armen boven de schouders houden.Een koud gevoel van de arm en bleekheid van de huid kunnen het gevolg zijn van een beknelling van de slagader. Zwelling en een gespannen gevoel van de arm, blauwe verkleuring van de hand en het opzwellen van oppervlakkig liggende aders wijzen op beknelling van de ader. Kenmerkend voor al deze klachten is dat zij meestal ontstaan bij werkzaamheden waarbij de armen hoger dan de schouders worden gebracht: was ophangen, witten van het plafond, op een schoolbord schrijven, het haar opmaken. Symptomen van bloedvatbeknelling: 1. 2. 3. 4. 5. Zwelling in arm of hand. Blauwachtige verkleuring van de hand. Zwaar gevoel in arm of hand. Een kloppende plek boven het sleutelbeen. Diepe, kiespijnachtige pijn in de nek en schouderregio, die 's nachts erger lijkt te worden. 6. Armen en handen raken snel vermoeid. Neurologische symptomen (zenuwbeknelling): 1. 2. 3. 4. 5. Spierzwakte en atrofie (degeneratie) van o.a. de grijpspieren. Moeite met fijnmotorische taken van de hand. Krampen in de buigspieren van de vingers aan de onderkant van de onderarm. Pijn in arm en hand. Tintelingen en doofheid in nek, schouder, hand en arm. Andere symptomen die schijnen voor te komen zijn: een brandend gevoel, verlies van warmkoud gevoel en een koud gevoel in hand of arm. Oorzaken Het Thoracic Outlet Syndroom kan op verschillende manieren ontstaan. Het syndroom kan spontaan optreden of het gevolg zijn van een ongeval. Ook een verkeerde houding kan de symptomen veroorzaken. Werkomstandigheden zijn soms van invloed op het ontstaan van het syndroom, bijvoorbeeld wanneer u langdurig met de armen boven het hoofd werkt. Werken met neerhangende schouders, zoals typen op een laaggeplaatst toetsenbord, kan de symptomen eveneens opwekken. Dergelijke houdingen vernauwen de ruimte waar de vaatbundel doorheen loopt. Bij sommige mensen is de ruimte tussen de eerste rib en het sleutelbeen altijd wat vernauwd. Dit komt bijvoorbeeld door de aanwezigheid van extra ribben in de hals, misvormingen van de eerste rib of een in slechte stand genezen sleutelbeenbreuk. Deze lichamelijke afwijkingen verhogen de kans op het Thoracic Outlet Syndroom. Bij 90% van de patiënten wordt het syndroom veroorzaakt door beknelling van de armzenuwen. Bij de overige 10% zijn er afwijkingen in het (slag)aderlijke stelsel door directe beschadiging van de onder het sleutelbeen liggende ader en slagader. De bouw van je lichaam kan de gevoeligheid voor TOS vergroten: Er kan een extra rib aanwezig zijn, die bevestigd is aan 1 van de nekwervels. Hierdoor is minder ruimte in de regio van de thoracic outlet. Deze specifieke klacht heet halsribsyndroom (alle normale ribben zitten aan de borstwervels). De aanhechting van de 2 scalenusspieren (scheve halsspieren) aan de 1e rib kan dichter bij elkaar zitten dan normaal. Dit is 1 van de mogelijke oorzaken van scalenussyndroom. Een (slag)ader of zenuw kan door de scalenusspier (scheve halsspier) heen lopen. Afwijkingen leiden niet per definitie tot klachten, maar de kans erop neemt wel toe. Een tweede groep van oorzaken heeft te maken met hoe iemand functioneert. Als je steeds telefoneert met de hoorn geklemd tussen hoofd en nek, worden de scalenusspieren sterker ontwikkeld. Dit kan leiden tot scalenussyndroom. Als je steeds met je armen boven je hoofd werkt, wordt de kleine borstspier uitgerekt (strakgetrokken). Mogelijk gevolg: pectoralis minor syndroom. Als je vaak zware lasten draagt, kan de ruimte tussen 1e rib en sleutelbeen kleiner worden: costoclaviculair syndroom. Mensen die met de computer werken zitten vaak met hun nek naar voren. De bovenkant van de scalenusspieren (aan de nekwervels) wordt daardoor naar voren getrokken, en de ruimte tussen spieren en 1e rib (thoracic outlet) wordt kleiner: scalenussyndroom. Het dragen van zware rugzakken heeft waarschijnlijk vooral effect op de ruimte tussen 1e rib en sleutelbeen (costoclaviculaire ruimte). TOS kan indirect zelfs voortkomen uit astma. Mensen met astma hebben een "hogere" ademhaling, d.w.z. meer met de borstkas dan met de buik. Bij de ademhaling wordt de 1e rib meer omhoog getrokken, en dus is er minder ruimte tussen rib en sleutelbeen: costoclaviculair syndroom. Tenslotte kunnen ook trauma's (ongevallen) TOS veroorzaken. Denk bv. aan whiplash of aan een gebroken sleutelbeen (of rib) dat niet goed geheeld is. Het is een van de weinige plekken waar een onderscheid wordt gemaakt tussen symptomen door vaatbeknelling en door zenuwbeknelling. Aangezien bloedvaten "bestuurd" worden door zenuwen, moet het onderscheid ook weer niet al te rigide gemaakt worden. Diagnostiek De diagnose Thoracic Outlet Syndroom is zeer moeilijk te stellen. Er zijn geen objectieve criteria waarmee de aandoening aangetoond kan worden. Dit betekent dat de diagnose berust op uw persoonlijke verhaal (anamnese) over de voorgeschiedenis en de verschijnselen en op een lichamelijk onderzoek. Het is daarom belangrijk dat u de klachten zo goed mogelijk omschrijft en aangeeft onder welke omstandigheden, bij welke bewegingen en houdingen zij optreden. Er zijn geen laboratoriumtests of vaatfoto's die het syndroom met zekerheid kunnen aantonen. Bij (zeldzame) complicaties van het aderlijke of slagaderlijke stelsel zijn vaatfoto's wel zinvol. Deze laten zien of de wand van de sleutelbeenslagader onregelmatig is. In dat geval wordt meestal aangenomen dat er beschadigingen zijn als gevolg van het Thoracic Outlet Syndroom. De test volgens Roos wordt wel gebruikt om de aandoening aan te tonen, maar het is niet met zekerheid aan te tonen. De armen worden zijwaarts gehouden 70 en de ellebogen zijn 70 gebogen. Er wordt nu langzaam en krachtig met beide handen een vuist gemaakt en je spreidt en strekt daarna de vingers langzaam en krachtig. Deze test moet gedurende drie minuten kunnen worden uitgevoerd zonder dat er klachten optreden. De fysiotherapeut Een fysiotherapeut kan de beweeglijkheid van de schouder bevorderen door middel van oefeningen en het mobiliseren van de schouder. Het mobiliseren kan door middel van rekoefeningen volgens Anderson, Janda en/of Evjenth/Hamberg. Anderson: de patiënt zelf (actief) zoekt de bewegingsgrens op. En daar houdt hij/zij rustig 1030 tellen de spier op lengte. De accenten liggen in eerste instantie op een lichte en later fase in een toenemende rek. Je vergroot hierbij je spierbewustzijn en bevordert de soepelheid. Je leert heel bewust wat rekken is en leert voelen dat spierspanning afneemt bij een juiste mate van rekken. De ademhaling wordt eveneens betrokken bij het rekken: inzet van het rekken combineren met uitademen en verder rustig blijven doorademen, niet persen. Janda: Hierbij vraagt de fysiotherapeut of je eerst weerstand wil geven in de bepaalde beweging dit 8 seconden aan te houden. Dan ontspannen en de fysiotherapeut brengt binnen 3 seconden rustig de spier op lengte en vervolgens daar 10 seconden vastgehouden(afhankelijk van de afweerspanning). Dit wordt ongeveer in een serie van 4-6 herhalingen uitgevoerd. Evjenth/Hamberg: Deze methode is een verdieping van de Janda methode. Bij deze methode begin je in de middenpositie. De fysiotherapeut en patiënt geven gelijke weerstand en schuif dan steeds een aantal fases op naar de rekgrens. Dit gebeurt door aanspannen- ontspannenopschuiven …..enz. Afhankelijk van de mate van bewegingsbeperking, zal de rekmethode langer worden volgehouden (soms tot wel 2 minuten) Het toedienen van elektrische prikkels vermindert soms de pijn. Hierbij wordt eventueel interferentie gegeven. Vaak wordt er niet gekozen voor spierversterkende oefeningen, omdat de ruimte voor de vaatzenuwbundel hierdoor nog nauwer kan worden. Lichte spierversterkende oefeningen kunnen soms in verloop van tijd geleidelijk gegeven worden. Mogelijke behandelingen Behandeling door een ergotherapeut levert soms ook goede resultaten op. Een ergotherapeut bekijkt de werk-, zit- en slaaphouding en geeft adviezen voor verbetering hiervan. Mensendiecktherapeuten geven houdingcorrigerende oefeningen. Wanneer therapieën geen resultaat hebben en er geen afwijkingen in de bouw van het lichaam zijn, dan kan de arts overwegen operatief in te grijpen. De keuze voor een operatie wordt pas gemaakt als de pijn u ernstig beperkt bij uw bewegingen. Hier is van belang dat er met de specialist goed over gesproken wordt, omdat er risico's aan z'n operatie verbonden zijn. Bij de operatie wordt de eerste rib verwijderd, eventueel samen met de spieren die aan de eerste rib zijn vastgehecht. Op deze manier ontstaat voldoende ruimte voor de vaatzenuwbundel. Bij beschadigingen aan het slagaderlijke stelsel is het verwijderen van de eerste rib altijd noodzakelijk Ook de RSI-vereniging kan informatie geven over TOS.Zie hiervoor www.rsi-vereniging.nl. Artrose Wat is Artrose? Symptomen Oorzaken Behandeling Artritis Wat is Artritis? Symptomen Oorzaken Behandeling Reuma Reuma is de verzamelnaam voor een groot aantal aandoeningen aan het bewegingsapparaat: gewrichten, pezen, banden en spieren. Er zijn maar liefst 200 verschillende soorten reuma. De meest voorkomende vormen van reuma zijn artrose en artritis. Artrose (Artrosis deformans) Degeneratie (achteruitgang) van het gewricht bijvoorbeeld door slijtage. Artrose kan ontstaan na een botontsteking aan of in het gewricht. Artrose is een degeneratief proces dat het kraakbeen in het gewricht aantast en op den duur kan laten verdwijnen. Artrose vindt meestal plaats in de knieën, heupen en de lage wervels. We onderscheiden twee vormen van artrose: 1. Primaire vorm: deze ontstaat meestal door ouderdom en vindt dus plaats op hogere leeftijd. 2. Secundaire vorm: deze vorm vindt meestal plaats na een letsel. Dit kan een ruptuur aan de knie inhouden, een fractuur van het bot, een artritis, een bandletsel enz, enz. Waarom is het kraakbeen zo kwetsbaar? Het kraakbeen is een dun laagje bot aan de binnenkant van het gewricht. Het heeft als functie de glijbeweging van de kop en de kom van het gewricht zo soepel mogelijk te laten verlopen. Tussen het kraakbeen van de kop en de kom zit vocht dat het kraakbeen smeert. Het is een soort vettige substantie die door het gewrichtskapsel wordt afgegeven. Het kraakbeen is een zeer kwetsbare structuur. Dit komt omdat het kraakbeen slecht doorbloed is. Door de slechte doorbloeding kan er niet veel bloed door het kraakbeen heen lopen en daardoor kunnen afvalstoffen en voedingsstoffen niet in grote hoeveelheden worden af- en aangevoerd. Als er een beschadiging optreedt in een structuur moeten er grote hoeveelheden voedingsstoffen en bouwstoffen worden aangevoerd om de schade te herstellen. Als dit niet snel genoeg kan, zal het herstelproces van de desbetreffende structuur slecht en zeer langzaam verlopen. Symptomen Pijn ontstaan door: Rek pijn van de omliggende banden en pezen van het gewricht. Ontstekingen ten gevolge van de artritis. Verhoogde botdruk. Startstijfheid Het moeilijk op gang komen na een rustpauze die volgt op een redelijk intensieve belasting. Functie verlies De belastbaarheid van het gewricht neemt af waardoor pijn en stijfheid toenemen. Hierdoor gaat de patiënt het gewricht steeds minder belasten. Het artrotisch gewricht kan bij zowel passief als actief bewegen een krakend gevoel of geluid geven Misvorming In fase drie van de aandoening kan het gewricht vervormingen geven. Dit komt door botvorming op de aangedane gedeeltes van het gewricht. Oorzaken Bij de primaire vorm van artrose is de verhouding tussen de belasting en de belastbaarheid verstoord. Door een verkeerde belasting kan het kraakbeen achteruitgaan. Dit kan zowel overbelasting als onderbelasting betekenen. Bij het ontstaan van de secundaire vorm van artrose gaat er een andere aandoening aan de gewrichtslijtage vooraf. De artrose is in dat geval een gevolg van een andere aandoening. Dit zou bijvoorbeeld een ontsteking aan één van de kniebanden kunnen zijn. Door deze ontsteking komt er ontstekingsvocht in het gewricht. Dit komt in de plaats van de natuurlijke smeer die er behoort te zijn. Door dit vocht kunnen de gewrichtskom en de kop niet goed meer over elkaar heen glijden en is de kans op slijtage van het kraakbeen groter. Als een ontsteking langere tijd aanhoudt kan het kraakbeen te veel aangetast worden. Dit kan zo blijven ook nadat de ontsteking is overgegaan. In dat geval is er sprake van een secundaire vorm van artrose. . Verloop van artrose Artrose verloopt in drie fasen: 1. In de eerste fase zijn de afwijkingen in het botweefsel wel aanwezig echter merkt de patiënt er vrijwel niets van. 2. In de tweede fase heeft de patiënt last van pijn en stramheid in de gewrichten. De achteruitgang van het kraakbeen en het bot zijn duidelijk te zien op een röntgenfoto 3. In de derde fase heeft het gewricht geen goede functie meer en is totaal onbruikbaar. Op een röntgenfoto is goed te zien dat het botweefsel rond het gewricht ernstig is aangetast. In het verder gevorderde stadium van de aandoening is het kraakbeen in het gewricht grotendeels of volledig weg. De twee botuiteinden van het gewricht komen nu direct met elkaar in verbinding. Het gevolg hiervan is dat het bot van structuur gaat veranderen. Als men kijkt naar een gezond stuk bot dan ziet men aan de binnenzijde van het bot een poreuze structuur. Er zijn kleine ruimtes zichtbaar tussen het botweefsel. Hierdoor kan het bot de schokken die het krijgt opvangen. Bij een artrosepatiënt verandert het botweefsel in een veel dichtere structuur en kan het bot veel minder goed schokken absorberen. Hierdoor neemt de belasting op het gewricht weer toe en komt men in een vicieuze cirkel terecht. Behandeling De behandeling bij patiënten met artrose bestaat uit het reguleren van de belasting van het desbetreffende gewricht. Dit kan door de belasting omlaag en of de belasting van het gewricht omhoog te brengen. Dit kan op de volgende manieren: Gewrichtsbescherming: Naast gedoceerde rust kunnen door middel van fysiotherapie bepaalde spiergroepen worden getraind waardoor het gewricht hoger belast kan worden. Daarnaast kunnen spiergroepen met een te hoge spanning worden ontspannen waardoor de druk op het gewricht minder wordt. Pijnbestrijding: Door middel van de oefeningen die men bij de fysiotherapeut krijgt kan de belastbaarheid van de knie verhoogd worden of de belasting naar beneden gebracht worden. Kort gezegd kan de knie daardoor meer verdragen waardoor de pijn bij bepaalde belasting kan afnemen. Ook kan de pijn bestreden worden door medicijnen die de ontsteking doen afnemen en door pijnstillende medicijnen in te nemen. Chirurgie: Door middel van chirurgisch ingrijpen kan: * Een standsverandering van een gewricht worden aangepast en zo de belasting worden genormaliseerd. * Een prothese worden aangebracht. * Een gewricht in een zo gunstig mogelijke stand worden vast gezet. Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de: Artrose en Rema stichting. Naar boven Reumatoïde artritis "Reumatoïde artritis is een chronische auto-immuun ziekte die zich manifesteert door ontstekingen in gewrichten." Artritis: Gewrichtsontsteking Chronisch: Dit betekent dat de klachten minimaal 3 maanden aanwezig zijn. De ziekte gaat niet meer over en zal gedurende een zeer lange periode actief zijn. Auto-immuunziekte: Dit zijn ziekten waarvan het ontstaan in vele gevallen wordt toegeschreven aan het vormen van antistoffen tegen het eigen lichaamsweefsel. Wat is Reumatoïde Artritis Reumatoïde artritis is een ziekte die vanaf het zestiende levensjaar kan ontstaan. Beneden deze leeftijd heet elke artritis per definitie juveniele chronische artritis. Per jaar komen er in Nederland ongeveer tussen de vijfentwintig en vijftig per honderdduizend inwoners nieuwe reumapatiënten bij. De piek in het ontstaan van de ziekte ligt tussen de veertig en de zestig jaar. Onder de patiënten zijn twee keer zoveel vrouwen dan mannen. Genetische aanleg speelt hierbij een grote rol. Ook spelen hormonale factoren een rol bij de aanleg voor het krijgen van reuma. De primaire oorzaak voor het krijgen van reuma is echter onbekend. Mogelijk is hierbij sprake van niet één, maar meerdere factoren die ten grondslag liggen aan de chronische ontstekingen. Gedacht wordt aan een trigger die het hele proces van ontstekingen tot gevolg kan hebben. Dit zijn de T-cellen. Deze T-cellen zijn cellen die tezamen met andere ontstekingscellen een ontsteking in gang houden. Bij reumatoïde artritispatiënten zijn verhoogde hoeveelheden van deze T cellen aangetoond. Symptomen Er bestaat geen eenduidige test om reumatoïde artritis aan te tonen. De typische verschijnselen voor reuma zijn terug te vinden in een classificatielijst voor reumatoïde artritis. In deze lijst is een aantal criteria opgenomen die ARC-criteria worden genoemd. Deze criteria zijn: Ochtendstijfheid Artritis in drie of meer gewrichten Artritis in de handgewrichten Symmetrische artritis Reuma noduli Classificatie van reumatoïde artritis is mogelijk als er wordt voldaan aan vier van de zeven criteria. Deze vier criteria moeten langer dan zes weken aanwezig zijn. Vaak zal de patiënt pas in een later stadium merken dat er echt iets aan de hand is. Dit komt doordat de ziekte zich heel langzaam ontwikkelt. De eerste klachten die de patiënt zal ervaren zijn: Pijn in en rond de gewrichten Stijfheid in en rond de gewrichten Zwellingen in en rond de gewrichten Roodheid en warmte rond deze zwellingen Het ziekteverloop Zoals al eerder vermeld, is reuma een ziekte die zich niet in snel tempo openbaart. De verschijnselen beginnen heel onschuldig. Op den duur kunnen er echter wel degelijk veranderingen in het lichaam optreden. Deze veranderingen spelen zich voornamelijk af in en om de gewrichten. Door de aanhoudende ontstekingen is er gedurende een lange tijd veel vocht in het gewricht aanwezig. Op den duur kan dit het kraakbeen in het gewricht aantasten. Dit kan tot gevolg hebben dat het bewegen van het gewricht minder soepel en met veel pijn verloopt. Op den duur kunnen ook de banden en pezen van het gewricht worden aangetast wat tot gevolg kan hebben dat het gewricht gaat vervormen. Ook ontstekingen in een vroeger stadium kunnen leiden tot pijn in de gewrichten. Dit heeft tot gevolg dat een persoon slecht en soms bijna niet kan bewegen. De ontstekingen komen over het algemeen niet in alle gewrichten voor. Zo worden gewrichten in de wervelkolom bijna nooit aangetast (op de nekwervels na). De gewrichten waarin reumatoïde artritis het meest voorkomt zijn de vingers en de tenen, met daarop volgend de elleboog, de schouder, de knieën en de heupen. Reumatoïde artritis is een ziekte die niet constant maar wel progressief verloopt. Dit houdt in dat de aandoening nooit zal overgaan en dat men op den duur alleen maar achteruit zal gaan. Dit zal echter niet in een keer gebeuren maar geleidelijk. Het verloop van de ziekte gaat gepaard met aanvallen. Deze aanvallen kunnen variëren van een paar weken tot een jaar. Na een dergelijke aanval gaat het weer een tijdje beter met de patiënt, tot de volgende aanval. Het is echter wel zo dat het niveau waarop een patiënt terugkomt na een aanval slechter is dan het niveau tussen de vorige twee aanvallen. Gevolgen voor de patiënt De patiënten krijgen door de ontstekingen veel te maken met ernstige pijnen. Deze kunnen zo erg zijn dat men niet meer in staat is te bewegen of er niet meer door kan slapen. In een later stadium kunnen de ontstekingen leiden tot het vervormen van de gewrichten. Dit heeft uiteindelijk tot gevolg dat de desbetreffende functie van de betrokken gewrichten bij deze persoon uitvallen. Een apart geval is de ontsteking in de nekwervels. Deze kan lijden tot het verschuiven van de wervels. Aangezien dit ernstige gevolgen voor de patiënt kan hebben, zou het kunnen dat deze wervels moeten worden vastgezet. Dit betekent dat alle bewegingen die met de nek worden gemaakt niet meer kunnen worden uitgevoerd. Een bijkomend effect is dat een patiënt die veel pijn heeft veel minder gaat bewegen. Dit heeft tot gevolg dat de spierkracht en de algehele conditie achteruitgaan. Verdere gevolgen kunnen zijn moeheid, evenwichtsstoornissen en algehele malaise. Beperking niveau Door de ontsteking en de pijn aan de ene kant en de vervorming van gewrichten aan de andere kant, kan de patiënt in het dagelijks leven behoorlijk beperkt worden. Beperkingen van de handfunctie en de loopfunctie komen het meest voor. Wanneer de grotere gewrichten bij het proces betrokken worden kunnen de beperkingen in belangrijke mate toenemen. Zo kan bijvoorbeeld na de teengewrichten ook de knie bij het ziekte proces betrokken raken. Hierdoor kan de patiënt niet meer goed voortbewegen. Wat op zijn beurt een behoorlijke beperking kan betekenen voor de patiënt. Doordat de patiënt er behoorlijk op achteruit kan gaan heeft dit niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke en sociale gevolgen. Doordat een patiënt niet goed meer ter been is kan hij of zij niet meer overal heen waar hij of zij heen zou willen gaan. Dit kan tot een sociaal isolement lijden. De persoon kan de contacten niet actief meer goed onderhouden. Ook de baan van de desbetreffende persoon zal op een gegeven moment niet goed meer uitgevoerd kunnen worden. Dit kan bij de patiënt een gevoel van overbodig zijn veroorzaken. Door hun aandoening is de patiënt afhankelijk van andere mensen. Bij bepaalde personen kan dit het gevoel van minderwaardigheid en overbodigheid opleveren. Behandeling De behandeling van reumapatiënten richt zich voornamelijk op het stoornisniveau en het beperkingsniveau. Men kan het ziekteproces op deze manier alleen wat doen afremmen. Aangezien men nog niet precies weet hoe de ziekte ontstaat, is hier ook nog niet een goede behandeling voor. De paramedische behandelingen richten zich voornamelijk op de volgende punten: Mobiliteit Conditie Aanpassen van leefgewoontes. Hulpmiddelen bij het dagelijks leven Afname van de ontstekingsreacties. De paramedische behandelingen worden meestal ondersteund door medicamenteuze behandelingen. Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de behandelingen er op gericht zijn de achteruitgang van de patiënt zo minimaal mogelijk te laten zijn. Daarnaast is de behandeling er op gericht de patiënt zo goed mogelijk te laten functioneren in zijn of haar dagelijks leven. Om dit zo goed mogelijk te doen is het belangrijk om de patiënt met zijn of haar gebreken te leren omgaan. Indien er voor dit gebrek een goed hulpmiddel voor handen is, dan is dat iets waar een patiënt mee moet leren omgaan. Maar ook de achteruitgang kan redelijk worden tegengegaan of afgeremd. Het is voor het functioneren van de patiënt van groot belang dat zijn of haar mobiliteit op een acceptabel niveau is en dat de conditie op een zo hoog mogelijk niveau blijft. Het is vaak zo dat een patiënt minder gaat bewegen door de pijn die er bij de aandoening ontstaat. Hierdoor wordt het desbetreffende deel van het lichaam niet of nauwelijks belast. Hierdoor gaat de mobiliteit achteruit (het lichaamsdeel wordt stijf) en gaat de conditie snel achteruit. Door deze aspecten wordt het ziekteproces allen maar in de hand gewerkt en gaat de achteruitgang veel sneller. Medicijnen Reuma is een aandoening die gepaard gaat met ontstekingsreacties die zeer hevige vormen kunnen aannemen. Er zijn medicijnen die deze ontstekingsreacties grotendeels kunnen remmen. Dit zijn dan ook de medicijnen die bij reumatoïde artritis het meest gebruikt worden. Zij worden vaak gebruikt in combinatie met pijnremmende medicijnen. Voorbeelden van de meest gebruikte medicijnen zijn: Pijnstillers: Paracetamol Codeïne Tramadol Acetylsalicylzuur Carbasalaat calcium Ontstekingsremmers: Ibuproven Ketoprofen Naproxen Diclofanac Piroxicam Meloxicam Nabumetonen Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de: Artrose en Rema stichting. Naar boven COPD Chronische Obstructieve Pulmonairing Deseas COPD is een chronische (niet te genezen) obstructie van de luchtwegen. Het is een verzamelnaam voor een drietal aandoeningen van de luchtwegen. De obstructie bij COPD berust op drie basis mechanisme. Deze kunnen geïsoleerd of gecombineerd voorkomen. De obstructie veroorzakende mechanisme zijn: 1. Spasme van het gladde spierweefsel van de luchtwegen (Astma) 2. Mucushypersecretie. Een grote hoeveelheid slijm ten gevolgen van een ontsteking in de Bronchiën. (Bronchitis) 3. Verlies van de elastische retractiekracht van de longblaasjes (Emfyseem) Astma Mensen met astma hebben last van aanvallen van benauwdheid. Een aanval kan kort maar ook lang aanhouden. In de periode tussen de aanvallen heeft een astmapatiënt meestal geen last. Astma gaat vaak samen met Chronische bronchitis. Bij een aanval trekken de spiertjes van de luchtwegen samen en verkleinen zo de luchtpijp. Dit geeft een zeer benauwd gevoel. Chronische bronchitis Bronchitis is een aandoening (ontsteking) van het slijmvlies in de luchtwegen. Mensen met bronchitis hoesten veel en geven daarbij slijm op. Sommige patiënten hebben naast deze klachten ook last van kortademigheid of een piepende ademhaling. Bronchitis wordt chronisch als de klachten langer dan drie maanden gedurende een jaar aanwezig zijn. Longemfyseem Bij emfyseem zijn de longen minder rekbaar geworden. Daardoor is iemand met emfyseem voortdurend kortademig en bij geringe inspanning kan hij al benauwd worden. Het stevige bindweefsel van de longblaasjes wordt door een bepaald enzym afgebroken en de longblaasjes worden slappe zakjes. Bij hard hoesten is het mogelijk dat de longen dichtklappen omdat ze alle stevigheid zijn verloren. Het is belangrijk dat emfyseem patiënten leren huffen in plaats van hoesten. Roken speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van longemfyseem. Bovenstaande ziektebeelden hebben gemeenschappelijke uitingsvormen. Eén daarvan is belemmering van de expiratie (uitademing) ten gevolge van de obstructie. Een ander belangrijk gemeenschappelijk kenmerk is irritatie van de luchtwegen veroorzaakt door bijvoorbeeld: vochtige koude lucht, stof, rook of specifieke prikkels die een allergische reactie kunnen veroorzaken. Omdat het uitademen belemmerd wordt treedt er verandering op in de ademhalingsbeweging. Bij mensen met COPD is er vaak sprake van een inspiratie stand van de borstkas. Inspiratiestand is een voorovergebogen houding waarbij de schouders verder naar voren staan dan normaal. Verder is de stand van de longen net zoals deze zou zijn wanneer men volledig inademt. Deze stand wordt door de patiënt aangenomen omdat zij het ademen vergemakkelijkt. Door de verandering in de ademhaling krijgen de ademhalingsspieren veel meer te doen. Bij gezonde mensen bedraagt het aandeel van de ademhalingsspieren in de totale zuurstofconsumptie niet meer dan 5%. Bij ernstige COPD patiënten kan dit op lopen tot 40%. Volgende symptomen zijn typisch voor COPD-patiënten: Langzaam maar zekere toenemende kortademigheid Veel mensen met COPD hebben problemen om de trap op te gaan zonder te moeten stoppen om naar adem te happen. Kortademigheid kan het eerst optreden tijdens het werken in de tuin, tijdens het bergopwaarts lopen of zelfs gewoon tijdens het thuis rondlopen. Mensen met COPD lopen meestal trager dan mensen van dezelfde leeftijd. Vaker verkouden. Vaker last van bronchitis. Bent u een ex-roker en ouder dan 40 jaar? Chronische hoest, ook gekend als rokershoest Hoest kan de hele dag aanwezig zijn of alleen ‘s ochtends optreden. Last van piepende ademhaling. Hogere slijmproductie. COPD kan gepaard gaan met emotionele veranderingen Vele COPD-patiënten verminderen hun sociale activiteiten met familie en vrienden en kunnen hierdoor meer en meer geïsoleerd raken. Sommige patiënten voelen zich soms schuldig over hun toestand, voelen zich verantwoordelijk omdat zij roken of rookten. Oorzaken Geschat wordt dat bij 75% van patiënten die lijden aan COPD, de klachten zijn veroorzaakt door roken (vooral emfyseempatiënten). Roken heeft daarnaast ook een negatief effect op het beloop van COPD en kan de klachten verergeren. Ook (beroepsmatige) langdurige blootstelling aan risicostoffen, luchtverontreiniging, genetische factoren en respiratoire infectie kunnen bijdragen aan het ontstaan van de klachten. COPD is een progressieve ziekte, dat wil zeggen dat de ziekte niet te genezen is en langzaam aan steeds erger wordt. Dit leidt tot beperkingen en handicaps. De belangrijkste beperkingen zijn kortademigheid en een verminderde inspanningstolerantie. De conditie van de patiënt gaat achteruit en de verhouding tussen Belasting en Belastbaarheid gaat achteruit. Hierdoor ontstaat dikwijls een neerwaartse spiraal. Uit angst voor kortademigheid gaan mensen bewegen vermijden. Hierdoor verslechtert de conditie nog verder. Door het vermijden van beweging komen mensen in een sociaal isolement wat op zijn beurt weer kan leiden tot neerslachtigheid en een versterking van de inactiviteit. Onderzoek heeft aangetoond dat met name spierzwakte, zowel van de ademhalingsspieren als van de perifere skeletspieren, in belangrijke mate bijdraagt aan beperkingen en handicaps van COPD-patiënten. De lichamelijke inspanning die COPD-patiënten moeten leveren vraagt meer energie. In combinatie met moeizaam eten als gevolg van ademhalingsproblemen raken COPD-patiënten gemakkelijk ondervoedt. Hierdoor kunnen patiënten in een neerwaartse spiraal raken waardoor het steeds slechter met de conditie gaat! Voedingstherapie, in combinatie met bewegingstherapie, helpt de neerwaartse spiraal van energietekort en ondervoeding te doorbreken. Wat doet de fysiotherapeut De fysiotherapeut richt zich op de volgende punten: 1. Luchtwegobstructie 2. Disfunctioneren van het adembewegingsapparaat 3. Verminderde fysieke belastbaarheid De luchtwegobstructie wordt verminderd door het aanleren van huff en hoest technieken die het slijm omhoog brengen. De meeste COPD patiënten hoesten zich bijna letterlijk de longen uit het lijf zonder het juiste effect. Door de mensen efficiënt te leren hoesten en huffen kunnen de luchtwegen beter geklaard worden. Door de verandering in de luchtwegen is de manier van ademhalen nood gedwongen veranderd. Bij de meeste COPD patiënten is het niet meer mogelijk ze op de normale manier te laten ademhalen. Het is van groot belang de patiënt goed te leren ademhalen in deze nieuwe situatie. Hiervoor zijn een aantal technieken. De fysieke belastbaarheid moet op pijl worden gehouden om verdere achteruitgang te vertragen. Dit wordt gedaan door middel van conditie- en krachttraining. Medicijnen Er zijn geen medicijnen die chronische bronchitis of emfyseem genezen. Wel kunnen medicijnen klachten verlichten en helpen de conditie van de luchtwegen op pijl te houden. De medicijnen worden grotendeels via inhalatie toegediend. Er zijn drie groepen medicijnen. Luchtwegverwijders zorgen er voor dat de spiertjes van de luchtwegen zich ontspannen. Astma patiënten maken veel gebruik van de medicatie. Ontstekingsremmers voorkomen infecties van de luchtwegen en bieden bescherming tegen prikkels. Antibiotica, doodt bacteriën of remt deze in hun groei. Bacteriële infecties komen vaak voor bij mensen met COPD. Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van: het Astma Fonds Naar boven Enkelklachten. Symptomen Oorzaken Wat kun je er zelf aan Wat doet de doen? fysiotherapeut? Herstel Patiënten informatie Enkelklachten Het enkelgewricht vormt de verbinding tussen de voet en het onderbeen. Om het gewricht heen zitten banden en een kapsel. Deze zorgen voor stevigheid en geleiden de bewegingen in het gewricht. Bij een verstuiking kunnen de enkelbanden opgerekt worden of scheuren (fig 1). De bloedvaatjes die hier zitten scheuren ook. Dit zorgt voor een flinke zwelling van de enkel. Een verstuikte enkel doet in het begin vaak zo zeer dat je er niet op kunt lopen, dit is normaal fig. 1 Symptomen In ongeveer 90% van de gevallen is er sprake van een verzwikking naar binnen (inversie). Pijn en zwelling aan de buitenkant van de enkel zijn het directe gevolg. Het slachtoffer kan meestal nog wel op de voet staan maar lopen is pijnlijk. Een eventuele bloeduitstorting wordt pas na een aantal dagen zichtbaar. Verschijnselen van verscheuring Naast bovenstaande verschijnselen zijn dit: Pijn aan de voorzijde van het onderste stukje van het kuitbeen(aan de buitenkant van de enkel); Een bloeduitstorting; Het naar voren kunnen schuiven van de voet t.o.v. het onderbeen (voorste schuifladetest). Wanneer het bovenste verschijnsel en ten minste één van beide andere verschijnselen aanwezig zijn, is er sprake van een verscheuring. Verschijnselen die passen bij een botbreuk Het niet kunnen staan of lopen op de enkel, direct na het ongeval; Een afwijkende stand van de voet t.o.v. het onderbeen; Pijn bij drukken op de onderkant van het scheenbeen of kuitbeen aan de achterzijde; De basis van het 5e middenvoetsbeentje (buitenkant voet); Het scheepsbotje aan de binnenzijde van de wreef. Oorzaken De meeste enkelklachten treden op doordat er een vreemde beweging met de enkel wordt gemaakt. Hierbij kunnen de gewrichtsbanden verrekt (verzwikking) of ingescheurd (verstuiking) raken. In ernstige gevallen kan de enkel zelfs gebroken zijn. Bij een verstuiking van de enkel, is de buitenste enkelband beschadigd. Deze loopt van boven naar beneden, en verbindt daarbij het onderste deel van het scheenbeen (de grote knobbel aan de zijkant van uw enkel) met de zijkant van de voet. Ook bij reumatische klachten geven beschadigde enkelbanden onstabiliteit van de enkel. Hierdoor komen er meer krachten op de enkelbanden te staan, wat weer meer pijn veroorzaakt en een grotere slijtage van het enkelgewricht teweeg brengt. Onstabiliteit van het enkelgewricht is een belangrijke oorzaak van extra problemen: het kan tijdens het bewegen bijvoorbeeld resulteren in meer slijtage aan het kraakbeen dat bewegingen in het gewricht soepel moet laten verlopen. fig. 2 Herstel Een enkelverstuiking herstelt over het algemeen vanzelf, als de enkelbanden gescheurd zijn kan er op de eerste hulp van het ziekenhuis een gipsverband aangelegd. De enkel wordt in een zodanige stand gegipst dat de gescheurde banden weer dicht bij elkaar komen. Als het gips er na ongeveer drie weken af gaat is de enkel nog wel gevoelig. Het is noodzakelijk dat tijdens het sporten of een andere hoge inspanning de enkel wordt ondersteund door bijvoorbeeld tape of een enkelbandage. De enkel is zeker de eerste maand nog zeer onstabiel. Dit komt doordat de enkelbanden opgerekt zijn en je niet helemaal goed meer aanvoelt hoe de enkel in de ruimte staat. De kans dat je er de eerste weken doorheen zal gaan is groot. Dit is niet alleen zeer pijnlijk maar vertraagd ook het herstel proces. Wat kunt u er zelf aan doen. Koel de enkel direct na het trauma minstens 30 minuten met bijvoorbeeld een ijspakking. Dit vermindert de zwelling en de pijn. Zorg voor voldoende rust zeker de eerste 2 a 3 weken. Ga langzamerhand steeds meer lopen maar let er op dat je niet te veel door de pijngrens gaat. Het is wel belangrijk dat de enkel na de rust fase van 2 a 3 weken weer belast wordt. Deze belasting zorgt ervoor dat het nieuwe weefsel van de banden in de juiste richting komt te liggen. De nieuwe vezels van de banden moeten in de richting van de trekkracht gaan liggen. Op die manier worden de banden het sterkst. Als er geen belasting is weten de vezels niet in welke richting ze moeten liggen en krijg je een zwakke plek op de plaats van het letsel. Ook na verloop van tijd kan de enkel nog wel eens wat dik worden of warm aanvoelen dit is een teken dat u net iets teveel heeft gedaan. Koel de enkel de eerste 2 a 3 weken dagelijks, het liefst aan het eind van de dag. Hierdoor zal de pijn verminderen. Als de enkel na 3 weken nog steeds dik is, is het raadzaam om een specialist op te zoeken. Wat doet de fysiotherapeut De fysiotherapeut komt pas in actie als het natuurlijke herstelproces niet voldoende is voor een volledig herstel. Bijvoorbeeld: er is na 2 a 3 weken nog steeds sprake van een flinke zwelling of de enkel is na 5 weken nog steeds zeer gevoelig en voelt nog instabiel. De fysiotherapeut zal zich dan richten op het verminderen van de zwelling d.m.v. koudetherapie en bewegingstherapie. Als de banden verzwakt blijven worden er oefeningen gedaan voor het versterken van de spieren en de banden rond het gewricht. Patiënteninformatie bij tape behandeling van enkel(s). Uw enkel is zojuist door uw fysiotherapeut ingetaped. Er zijn echter een aantal zaken die van belang kunnen zijn voor een goed verloop van het genezingsproces. De belangrijkste aanwijzingen vindt u hieronder puntsgewijze. Het is natuurlijk wel zo dat de therapie individueel sterk kan verschillen. Dit heeft te maken met factoren als: de ernst van de blessure, de leeftijd, het beroep, het gewicht, de mate van getraindheid van de patiënt en andere soortgelijke omstandigheden. Dat wil dus zeggen dat niet alle informatie die u hier vindt op u van toepassing behoeft te zijn. 1. In principe is het zo, dat u met de enkel die ingetaped is normaal moet kunnen lopen. Het is van zeer groot belang dat u de voet weer juist afwikkelt. Vermijd "mank" lopen en tracht de voet recht naar voren neer te zetten. 2. Bij het douchen proberen de tape droog te houden. U kunt hiervoor bijvoorbeeld een plastic zak om de voet doen en deze met een elastiekje vastmaken. 3. Indien u het gevoel hebt, dat de tape te strak zit of indien het te veel jeukt, is het verstandig uw behandelend fysiotherapeut te raadplegen. 4. Enige nuttige oefeningen: a. Probeer te staan (los) op het aangedane been. Dit is een evenwichtsoefening. b. In zit, de enkel zo ver mogelijk optrekken en zo ver mogelijk naar beneden bewegen. c. Voet rollen over een fles. Uw fysiotherapeut kan, bijvoorbeeld als er te veel zwelling is of als er te veel pijn bestaat, besluiten naast de tape ook andere therapievormen toe te passen. In het algemeen wordt de tape na tien dagen verwijderd. Dan wordt opnieuw bekeken, of de enkel nogmaals ingetaped moet worden. In sommige gevallen kan dit meerderenmalen nodig zijn. Indien u specifieke vragen hebt, kunt u deze altijd tijdens een bezoek of telefonisch stellen. Belangrijk: Wanneer u veel last van de tape heeft -en uw therapeut is niet bereikbaar -kunt u deze zelf verwijderen. U dient dan wel zo spoedig mogelijk contact met de fysiotherapeut op te nemen. Klik voor meer informatie over enkelklachten op deze link en bezoek de site van het: Nederland Huisarts Genootschap Hartfalen Hoe ziet het hart eruit? Oorzaken Angina Pectoris Wat zijn hartfalen? Behandeling Hartinfarct Symptomen Medicijnen Hartfalen “Het Hart” Het hart is een spier die als pomp werkt. Het hart pompt het bloed met zuurstof en voedingstoffen via de slagader naar alle delen van het lichaam. Afvalstoffen worden via het bloed afgevoerd naar de nieren, de lever en de longen. Het hart is opgebouwd uit een rechter en linker helft. Elke helft bestaat uit een boezem (atrium) en een kamer (ventrikel). De rechter en de linker harthelft zijn gescheiden door een tussenschot (septum). De beide kamers zijn met de slagaders verbonden. Vanuit de rechterkamer gaat een slagader naar de longen. Vandaar de naam longslagader (arteria pulmonalis). Vanuit de linkerkamer gaat een slagader naar het lichaam en heet daarom lichaamsslagader (aorta). Fig. 1 In de rechterboezem(1) van het hart stroomt bloed uit het lichaam binnen. Een klep (3) regelt de bloedstroom naar de rechterkamer(5). Na het passeren van een tweede klep(8) gaat het bloed via de longslagader(10) naar de longen. De longen sturen zuurstofrijk bloed weer terug naar de linkerboezem (2). Ook daar regelt een klep(4) de toevoer naar de linkerkamer(6). Na het passeren van de tweede klep(7) komt het bloed in de aorta(9) terecht en wordt het bloed naar alle delen van het lichaam gepompt. Het bloed is een transportmiddel voor de stoffen die we in het lichaam nodig hebben en voor de afvalstoffen die we weer kwijt moeten. Het bloed haalt voedingstoffen op rond de darmen en geeft afvalstoffen af. ‘Vaste’ stoffen via de lever en vocht via de nieren. In de longen neemt het zuurstof op en geeft het koolzuur af. Zuurstof is erg belangrijk voor het functioneren van al onze organen, zonder zuurstof kunnen we niet leven. Om telkens nieuw zuurstof aan te voeren, moet het bloed blijven stromen. Het hart pompt het bloed door het hele lichaam. Door samen te trekken stuwt de hartspier het bloed weg, de uitstroomvaten in (slagaders). De samentrekking noemt men de hartslag. Gemiddeld slaat het hart 70 maal per minuut. De linkerkamer pompt het bloed het lichaam in, dit bloed bevat zuurstof dat wordt afgegeven aan de organen. Via de aders komt zuurstofarm bloed weer terug in de rechterboezem. Vanuit de rechterboezem gaat het bloed naar de rechterkamer, van daaruit pompt het hart het bloed naar de longen, waar het bloed weer zuurstof opneemt en koolzuur afgeeft. Het zuurstofrijke bloed komt terug naar het hart in de linkerboezem, dan naar de linkerkamer en het hele proces begint opnieuw. (fig. 1) Hartfalen Bij hartfalen is de pompwerking van het hart niet optimaal. Daardoor wordt onvoldoende bloed door het lichaam gepompt en krijgen sommige delen van het lichaam af en toe te weinig bloed en dus zuurstof. Hartfalen komt ongeveer bij 1 op de 1000 Nederlanders voor. Na het 65ste jaar is het één van de meest voorkomende oorzaken van een ziekenhuisopname. Hartfalen kan het gevolg zijn van een eerder doorgemaakt hartinfarct. Het kan ook een aangeboren afwijking zijn of het gevolg van een ongezonde manier van leven, zoals veel roken en weinig bewegen. Door de verminderde pompwerking stroomt het bloed niet goed terug naar het hart. Het gevolg hiervan is dat er onvoldoende bloed door het lichaam wordt gepompt en dat organen soms te weinig bloed en dus zuurstof krijgen. Oorzaak is een zwakke hartspier en daardoor een onvoldoende pompkracht van het hart. Als gevolg hiervan gaat het lichaam via de nieren zout en water vasthouden. Men kan merken dat men minder vaak hoeft te plassen. Het teveel aan vocht, dat eigenlijk uitgeplast had moeten worden, hoopt zich eerst op in de bloedvaten, maar uiteindelijk gaat het in de weefsels zitten. Dit gebeurt het eerst op plaatsen die verder van het hart gelegen zijn zoals de voeten, de enkels en de benen. Er vormt zich oedeem. Oedeem herken je als volgt: druk uw duim enkele seconden op het opgezwollen lichaamsdeel en laat dan los. Als er enige tijd een 'deuk' zichtbaar blijft dan is er sprake van vochtophoping. Ook op onzichtbare plekken blijft vocht 'hangen', bijvoorbeeld in de longen; dit heet "longoedeem". Behalve zien kun je dit soort verschijnselen ook merken. U bent moe, u heeft adem tekort, ook als u ligt. Symptomen. Vermoeidheid doordat het hart steeds minder bloed naar de spieren pompt en deze dus van minder zuurstof en voedingstoffen worden voorzien. Kortademigheid door de ophoping van vocht in de longen. Bij inspanning meer last dan in rust. Een opgeblazen gevoel en minder eetlust door ophoping van vocht in de buik, de lever en de darmen. Dikke benen door vocht in de benen. Gewichtstoename door vasthouden van vocht. Vergeetachtigheid en gebrek aan concentratie als de hersenen minder zuurstof krijgen. Oorzaken De oorzaken van het hartfalen lopen uiteen. Het kan komen door een eerder hartinfarct die het hartspierweefsel zodanig heeft beschadigd dat het hart niet genoeg pompkracht meer kan genereren om het bloed rond te pompen. Het komt ook voor dat een aangeboren afwijking van de hartkleppen er voor zorgt dat het bloed niet alleen de aorta in wordt gepompt maar ook weer terug de hartkamer in. Als laatste kunnen de slagaderen deels verstopt zijn en kunnen de aderen zijn verhard door een te hoog cholesterol gehalte. Dit zorgt er voor dat de bloeddruk stijgt. Als deze te hoog wordt dan is het hart niet meer in staat het bloed met de juiste snelheid rond te pompen. Klik voor meer informatie over dit onderwerp op deze link en bezoek de site van de: Om de oorzaak van hartfalen op te sporen heeft de arts verschillende mogelijkheden. Electrocardiogram (ecg) Laboratorium Bloeddruk controle Beluisteren van hart en longen Röntgenfoto (X-thorax), van hart en longen Echocardiografie, ultrasoon geluidsonderzoek van het hart Ten eerste zal er altijd een elektrocardiogram worden gemaakt van het hart. Vaak is hier al op te zien of het hart beschadigd is (hartinfarct) of dat de hartspier te weinig zuurstof krijgt (angina pectoris). Ook zal de arts bloed laten onderzoeken, vooral de werking van de nieren en de zogenaamde hartenzymen worden onderzocht. Wat ook belangrijk is, is het zogenaamde cholesterol gehalte. Een hoog cholesterolgehalte kan aanleiding zijn tot het zogenaamde atherosclerose, ook wel aderverkalking genoemd. Het bloeddrukmeten behoort tot de standaard onderzoeken evenals het beluisteren van hart en longen, met een stethoscoop. De arts kan dan beoordelen of er vocht in de longen zit (decompensatio) en ook kan de werking van de hartkleppen beoordeeld worden. Het beluisteren van hart en longen is een onderdeel van het lichamelijk onderzoek. Om het plaatje compleet te krijgen zal er ook een foto worden gemaakt van hart en longen, hierop kan de arts kijken of er vocht in de longen zit maar ook kan hij beoordelen of het hart misschien vergroot is, iets wat kan leiden tot hartfalen. Behandeling Als de diagnose hartfalen is gesteld door uw cardioloog dan zal hij proberen eerst de oorzaak van dit hartfalen te behandelen. Bijvoorbeeld als angina pectoris de reden is van een verminderde pompfunctie en dus hartfaalklachten veroorzaken, dan kan behandeling van die angina pectoris de hartfaalklachten belangrijk doen afnemen. Een andere manier om de benauwdheid aan te pakken is het geven van plasmedicatie, de zogenaamde diuretica (plaspillen). De nieren zullen hierdoor meer vocht en zout gaan uitscheiden, dus het overtollige vocht wordt effectief aangepakt. Benauwdheidklachten of oedeem kan belangrijk afnemen. Welk plasmiddel u krijgt is een keuze van de arts. De opmerking dat je goed moet drinken als je plastabletten inneemt wordt vaak opgevat dat je juist extra goed moet drinken. Op deze manier is het effect van het plasmiddel een stuk minder. Een goede indicatie om te kijken of u meer vocht gaat vasthouden is het dagelijks wegen, 's ochtends als u uw bed uitkomt. Uw arts of de verpleegkundige van de poli -hartfalen kan u precies uitleggen waar u op moet letten. De basis van de behandeling van hartfalen bestaat uit: Medicijnen Aanpassing van eet- drinkpatroon Aanpassing van de leefgewoonten Voor deze behandeling zijn drie personen nodig: Uzelf De verpleegkundige De cardioloog of huisarts 1. De belangrijkste steunpilaar van de behandeling bent u zelf: Neem de medicijnen dagelijks in, volgens voorschrift Voorkom overgewicht Houdt u aan het zoutbeperkt dieet Drink niet meer dan 1,5 liter per dag, tenzij anders afgesproken Weeg u dagelijks en meld veranderingen Blijf zoveel mogelijk in beweging, dit afgewisseld met rustperioden Neem in ieder geval een middagrust van anderhalf à twee uur Rook niet Beperk alcoholgebruik tot één glas per dag tenzij de arts anders adviseert 2. De tweede pijler van de behandeling is de verpleegkundige: Zij/hij informeert u over uw ziekte en hoe er mee om te gaan Zij/hij is uw aanspreekpunt wanneer er problemen zijn Zij/hij overlegt met de arts of de medicijnen of richtlijnen veranderd moeten worden Zij/hij doet bloedonderzoek als controle op de werking van de medicijnen 3. De arts is de derde pijler van de behandeling. Hij of zij bepaalt welke combinatie van medicijnen voor u het meest geschikt is. Een enkele keer bestaat de kans de ernst van het hartfalen te verminderen door een operatie of een Dotter-ingreep. Hiervoor is dan verder onderzoek nodig (bijvoorbeeld echocardiogram, hartscan, hartkatheterisatie). Medicijnen. De medicijnen die het meest worden gegeven zijn gericht op: Verbeteren van de pompkracht van het hart. Verwijderen van overtollig vocht in het lichaam (plasmiddel). Verlagen van de bloeddruk, waardoor er minder kracht per hartslag nodig is. Een gunstig effect op een afwijkend hartritme Angina pectoris Angina pectoris ontstaat als de hartspier te weinig zuurstof krijgt. Om goed het bloed door ons lichaam te kunnen pompen heeft de hartspier zelf ook zuurstofrijk bloed nodig. Dit zuurstofrijke bloed krijgt de hartspier via een apart systeem van bloedvaten; via de zogenoemde kransslagaderen. Op momenten dat het hart sneller moet pompen, zoals bij lichamelijke inspanning of bij emotionele opwinding, is er meer zuurstof nodig. Krijgt het hart dit niet op tijd, dan ontstaan er verschijnselen als pijn en/of een drukkend onaangenaam gevoel op de borst, soms uitstralend naar de hals en de armen. De beklemming op de borst geeft een gevoel van benauwdheid. Deze verschijnselen noemen we angina pectoris. Een aanval duurt meestal enige minuten en gaat vaak met rust weer over. Het vermogen van de kransslagaderen om het hart van bloed te voorzien is beperkt bij mensen die een aandoening aan de kransslagaderen hebben, bijvoorbeeld arteriosclerose (= slagaderverkalking). Door arteriosclerose worden de kransslagaderen nauwer en komt de vrije doorstroming van het bloed in de knel. Dit is een proces van jaren en de patiënt heeft er geen last van tot de eerste angina pectoris aanval; dan bestaat er al een flinke vernauwing van de kransslagaderen. Angina pectoris kan de patiënt belemmeren in de dagelijkse bezigheden, zeker als de aanvallen al bij geringe inspanningen optreden. Lang niet iedereen met angina pectoris krijgt op den duur een hartinfarct (zie myocard infarct), maar de kans daarop is wel groter. Het is dan belangrijk de risicofactoren te beperken door te stoppen met roken, af te vallen, gezonder te eten en meer te bewegen. In Nederland hebben enkele honderdduizenden mensen last van angina pectoris. Het komt bij mannen vooral voor boven de veertig; vrouwen krijgen meestal klachten op latere leeftijd, na de overgang. Boven de zestig is het percentage mannen en vrouwen met angina pectoris gelijk. De behandeling bestaat uit geneesmiddelen om de aanvallen te voorkomen (de zogenaamde nitraten, ß-blokkers of Ca-antagonisten) en om deze af te breken (nitraten). In ernstige gevallen zal men proberen middels een operatie of dotterprocedure de vernauwing op te heffen. Naar boven Hartinfarct Het hart is een grote spier die het bloed door het lichaam pompt. Voor deze arbeid heeft het hart voeding en zuurstof nodig. Dit haalt hij uit het bloed. Door het hart lopen twee aders, de linker en rechter kransslagader. Deze twee aders verzorgen de doorbloeding van het hart, ze vertakken zich tot kleine haarvaatjes die het hele hart verzorgen. Bij een hartinfarct raakt een kransslagader op een bepaalde hoogte verstopt en krijgt het spierweefsel van het hart geen zuurstof meer. Als dit te lang duurt, sterft er spierweefsel af. Dit te kort aan zuurstof geeft een brandende drukkende pijn op de borst (Angina Pectoris) met vaak uitstraling naar de linkerarm. Het afgestorven spierweefsel verandert in bindweefsel en kan dus niet meer samentrekken. Het hart verliest hierdoor pompkracht. De plaats waar de kransslagader verstopt is maakt veel uit voor de gevolgen van het infarct. Hoe hoger de ader is afgesloten hoe groter het stuk spierweefsel dat geen zuurstof krijgt. Lager in de kleinste haarvaatjes raakt er minder spierweefsel afgesloten. Niet alleen de plaats, van de afsluiting, in de ader is van belang ook of het de linker- of de rechter kransslagader betreft maakt veel verschil. De rechter kransslagader verzorgt de rechter boezem en de rechter kamer. Het bloed stroomt van uit het lichaam via de vena cava superior de rechter boezem in. De boezem pompt het door naar de rechterkamer. Hier begint de zo genoemde kleine bloedsomloop. Vanuit de rechterkamer wordt het bloed naar de longen gepompt. Hier komt het zuurstofarme bloed in aanraking met de longen en neemt weer nieuw zuurstof op. Vanuit de longen komt het bloed in de linkerboezem. De linkerboezem pompt het bloed naar de linkerkamer. De linkerkamer heeft de sterkste spierbuik van het hele hart, want vanuit deze kamer moet het bloed het hele lichaam door worden gepompt. Het is dus het meest gevaarlijk als de linkerkant wordt getroffen door een infarct. Dit deel van het hart moet het meeste werk verzeten. Risicofactoren Het hartinfarct is een 'welvaartsziekte' die opgang heeft gemaakt na de Tweede Wereldoorlog. We lijden een veel gejaagder bestaan dan onze voorouders en zijn daardoor meer en vooral ongezonder gaan eten. "Even snel een hamburgertje halen!" Aan die welvaart zijn risico's verbonden. Een van die risico's is het hartinfarct. De kans op een hartinfarct wordt beïnvloed door zogenaamde 'risicofactoren'. De bekendste risicofactoren zijn: Roken Arteriosclerose (een vaatziekte die de aderen vernauwt) Verhoogde bloeddruk Overgewicht Een te hoog cholesterolgehalte Weinig lichamelijke beweging Veel stress Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de: GGD Naar boven Wat is Migraine? Migraine Spanningshoofdpijn Wat is Spanningshoofdpijn? Wat is Cluster Cluster hoofdpijn hoofdpijn? Cervicale hoofdpijn Wat is Cervicale hoofdpijn Symptomen Symptomen Oorzaak Oorzaak Behandeling Behandeling Symptomen Oorzaak Behandeling Symptomen Behandeling Hoofd - en aangezichtspijn In het algemeen wordt onder hoofdpijn het volgende verstaan: Pijn in en rondom het hoofd, inclusief pijn achter de ogen en pijn in het gebied tussen de nek en het achterhoofd. Omdat de meeste mensen bij hoofdpijn niet direct naar de huisarts gaan is het onbekend hoeveel mensen er aan hoofdpijn lijden. Veelal is hoofdpijn een niet ernstige aandoening die na een paar uur of na een dag vanzelf weer verdwijnt. Echter zijn er een aantal soorten hoofdpijn die meer aandacht verdienen. Deze staan hieronder beschreven. Migraine Migraine is een veelvoorkomende aandoening. De aandoening geeft echter bij iedereen een ander beeld. Het ziektebeeld is er een met een grote diversiteit aan symptomen. De mate waarin de symptomen voorkomen en de frequentie waarmee de symptomen zich uiten verschilt per persoon. Symptomen De algemene kenmerken van migraine zijn: Een geleidelijk toenemen van de aanval. Men voelt de aanval vaak aankomen. De pijn is over het gehele gezicht te voelen. De patiënt ziet vaak lichtflitsen die er in werkelijkheid niet zijn. De aanval gaat gepaard met braken en misselijkheid. De pijn neemt toe bij fysieke belasting. De pijn is pulserend. (Dat wil zeggen de pijn neemt toe en af gedurende een aanval). Oorzaak Het is het niet bekend waarom de aandoening per persoon zoveel verschilt. De ene persoon heeft om de twee weken een aanval de andere heeft er een paar per jaar. Wel is bekend dat psychologische factoren een grote rol spelen bij de frequentie van de aanvallen. Ook de oorzaak voor het ontstaan van migraine is niet bekend. Er zijn wel een aantal factoren die als provocerend worden verondersteld: stress: bij veel patiënten treedt de migraine op na een rustperiode die volgt op een stressvolle, drukke periode. Voeding kan ook een rol spelen bij het ontstaan van een aanval. Door niet op tijd of onregelmatig te eten wordt een aanval uitgelokt. Voedsel of drank met een hoog tyraminegehalte (koffie, chocolade, oude kaas, zoute haring, kippenlever, rode wijn) is ook van invloed. Ook is bekend dat noten en citrusvruchten een aanval kunnen veroorzaken. En als laatste factor zijn er nog; fel licht, menstruatie, lage luchtdruk (in het vliegtuig of in de bergen) en uitslapen (weekendhoofdpijn) Behandeling van migraine Permanente genezing van migraine is nog niet mogelijk. Hiervoor is er nog te weinig bekend over de manier waarop de aandoening ontstaat. Wel kan men er voor zorgen dat de provocerende factoren die een aanval kunnen veroorzaken zo veel mogelijk verminderen. Dit kan onder andere door medicamenteuze therapieën en door een dieet voor te schrijven zodat de persoon niet te veel in aanraking komt met de provocerende voedingsstoffen. Ook de frequentie en de heftigheid van de aanval kunnen door medicatie worden verminderd. Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de: Patiëntenvereniging voor Migrainepatiënten Spanningshoofdpijn Dit is een van de meest voorkomende soorten hoofdpijn in onze maatschappij. Het is een aandoening die zeer nauw gerelateerd is aan stress. Symptomen De algemene kenmerken van spanningshoofdpijn zijn: Een drukkende en knellende pijn in het hoofd. De pijn is constant en neemt niet toe gedurende de aanval. De pijn manifesteert zich aan beide zijden van het hoofd. De pijn neemt niet toe bij activiteitstoenamen. Geen misselijkheid of braken. Oorzaak Men kan spanningshoofdpijn onderverdelen in drie typen hoofdpijn. 1. Episodische hoofdpijn; het meest voorkomend. 2. Chronische hoofdpijn. 3. Ongeclassificeerde hoofdpijn. Bij Episodische cluster-hoofdpijn kunnen de acute hoofdpijn-aanvallen 15 minuten tot 3 uur duren en zich gedurende een aantal dagen, weken of maanden (= cluster-periode) tot 8 keer per dag voordoen. De cluster-perioden worden afgewisseld met hoofdpijn-vrije perioden. Bij chronische cluster-hoofdpijn is er spake van voortdurende hoofdpijn-aanvallen, die niet worden afgewisseld door klachtenvrije perioden. Bijkomende verschijnselen bij cluster-hoofpijn zijn o.a. éénzijdige tranenvloed, neusverstopping, rood gelaat en pupilvernauwing. De oorzaken voor spanningshoofdpijn zijn te zoeken zowel op het lichamelijke als op het geestelijke vlak. De volgende aspecten kunnen ten grondslag liggen aan de hoofdpijn; abnormale orale functie (niet goed functioneren van de mond), gevoeligheid voor weersveranderingen, plotselinge omslagen in de naaste omgeving van de persoon, trauma aan het hoofd of andere organische afwijkingen. Daarnaast kunnen ook psychologische factoren ten grondslag liggen aan het ontstaan van hoofdpijn. Deze kunnen zijn: angst, depressie, hysterie, relatie problematiek, stress, gebrek aan ontspanningsmogelijkheden, slaapstoornissen en seksuele problematiek. Behandeling De oorzaak van spanningshoofdpijn is complex daarom is de behandeling bij deze patiëntengroep multidisciplinair. De behandeling bestaat uit psychische, fysiotherapeutische behandeling die ondersteund wordt door medicatie. Door middel van houding en bewegingscorrecties, ondersteund door puur symptomatische behandelingen ( het behandelen van symptomen en niet de oorzaak) kunnen er vicieuze cirkels worden doorbroken. Zo kunnen er langdurige processen van ontspanning en herstel plaatsvinden. Tijdens het herstel komt er ruimte om aandacht te geven aan de psychologische factoren die ten grondslag kunnen liggen aan de hoofdpijn. De farmacologische behandeling bestaat uit het toedienen van pijnstillers en anti depressivia. De behandeling zal een zeer lange periode in beslag nemen. Meestal is het eerste resultaat pas te zien na ongeveer zes weken. De gehele behandeling kan soms wel een half jaar in beslag nemen. Clusterhoofdpijn Dit type hoofdpijn komt in Nederland weinig voor. Er zijn twee vormen clusterhoofdpijn: de chronische en de niet chronische vorm. Het is een soort hoofdpijn die zich uitstrekt over een langere periode. En is daarmee een aparte vorm van hoofdpijn aangezien de meeste soorten hoofdpijn vaak in een korte periode hevig aanwezig zijn. Clusterhoofdpijn komt voor in clusters. Dit wil zeggen dat de pijn gedurende een bepaalde periode actief is. Deze periode bestaat uit aanvallen die elkaar in een bepaald ritme opvolgen. De tussentijdse perioden is de patiënt vrij van hoofdpijn. De duur van een cluster is zeer uiteenlopend: van acht dagen tot een half jaar. De aanvallen binnen een cluster kunnen verschillen van een kwartier tot drie uur. De meeste patiënten hebben twee clusters per jaar. De heftigheid van de aanvallen kan binnen een cluster oplopen. De aanvallen vinden bij de meeste patiënten op gezette tijden plaats. Dit kan bijvoorbeeld tijdens de slaap zijn. Het verschil tussen de chronische vorm van clusterhoofdpijn en de niet chronische vorm is dat bij de chronische vorm de clusters elkaar in een sneller tempo opvolgen en dat de tussentijdse periodes worden opgevuld met een zeurende vorm van pijn. Symptomen Clusterhoofdpijn gaat vaak gepaard met: Een steekachtig felle pijn in het hoofd en nek regio. Een tranenvloed. Neusverstopping. Ernstige zweetaanvallen van gezicht en hoofd. Een toenemende druk en opzwelling van het ooglid. De pijn die hiermee gepaard gaat is meestal maar aan één kant van het gezicht duidelijk aanwezig. De pijn kan in de loop van een aanval ook naar de andere zijde van het gezicht uitstralen. Oorzaak De ware oorzaak voor het ontstaan van deze vorm van hoofdpijn is niet bekend. Er zijn vele onderzoeken gedaan naar de invloed van medicijnen, eten, stress en nog vele andere mogelijke oorzaken. Maar geen van de onderzoeken heeft geleid tot een duidelijke oorzaak. Het enige waar wel een kleine oorzaak in is te vinden zijn alcoholhoudende dranken. Deze kunnen een aanleiding geven tot een aanval of een bestaande aanval verergeren Behandeling Omdat er geen oorzaak voor de aandoening is aan te wijzen, is er ook geen goede behandeling op te stellen. Op dit moment wordt bij deze patiëntencategorie alleen een therapie gegeven door middel van medicatie. Deze medicatie bestaat voornamelijk uit pijnbestrijders en slaapmiddelen om de patiënten rust te gunnen. De patiënten slapen vaak slecht door de pijn of door de angst voor een aanval tijdens het slapen. Ook kunnen door middel van de medicijnen de hevigheid en frequentie van de aanvallen en clusters worden teruggebracht. Cervicale hoofdpijn. Cervicale hoofdpijn is een hoofdpijn die zeer veel lijkt op de spanningshoofdpijn. Deze vorm van hoofdpijn heeft dezelfde vorm van pijn en dezelfde kenmerken als spanningshoofdpijn alleen komt de pijn opzetten vanuit de cervicale wervels van de wervelkolom. De cervicale wervels zijn de eerste 7 wervels vanaf het hoofd gezien. Zij vormen samen de nek. Het is een vorm van hoofdpijn die twee keer zo veel bij vrouwen voorkomt als bij mannen. Symptomen De kenmerken van cervicale hoofdpijn zijn: Een drukkende en knellende pijn in het hoofd; De pijn is constant en neemt niet toe gedurende de aanval; De pijn manifesteert zich aan beide zijden van het hoofd; De pijn neemt niet toe bij activiteitstoenamen; Geen misselijkheid of braken Behandeling De behandeling van Cervicale hoofdpijn moet op hetzelfde vlak worden gezocht als die van spanningshoofdpijn. Naar boven Kaakklachten Onder kaakklachten verstaan we alle klachten die te maken hebben met het niet goed functioneren van de kaken of het kaakgewricht. Deze klachten veroorzaken vaak pijn in en rond het gewricht en geven vaak een uitstralende pijn naar de omgeving van het oor en het oor zelf. Het kaakgewricht is een zeer ingewikkeld gewricht dat tussen de kaak en de onderzijde van de schedel is gelegen. Het gewricht bevindt zicht net voor het linker- en het rechteroor. Het kaakgewricht is een van de ingewikkeldste gebouwde gewrichten van het menselijk lichaam. Het is omgeven door een ingewikkeld stelsel van banden en pezen en een groot aantal spieren die de kaak bedienen. Als er ook maar iets met een van de structuren van het gewricht aan de hand is kan dit al grote gevolgen hebben voor het functioneren van de kaak en daarmee een grote belemmering worden voor de patiënt. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat als de discus (een klein botschijfje dat te vergelijken is met de knieschijf) niet goed op de plek zit, de kaak niet ver genoeg open gaat of dat de kaak niet goed gesloten kan worden. Ook kan het zijn dat de spieren in een verhoogde spanning kunnen raken. Wat op zijn beurt een hevige hoofdpijn met zich kan mee brengen. De kaakspieren zijn een van de sterkste spieren van het lichaam. Symptomen Pijn in de kaken, moe van het kauwen, aanhoudende pijn in en om het oor. Dit zijn allemaal klachten die aan het niet goed functioneren van de kaak zijn gerelateerd. Deze klachten kunnen aanleiding geven tot een verder onderzoek naar de functie van het kaakgewricht het gebit of de kauwspieren. In vele gevallen kan de oorzaak gelegen zijn in andere tijdelijke factoren zoals stress. Zijn de klachten echter langere tijd aanwezig dan kan het zo zijn dat de klachten nader onderzocht moeten worden. Oorzaak Een van de grootste veroorzakers voor het ontstaan van kaakklachten is een min of meer continue overbelasting van het kaakgewricht. Deze overbelasting moet langere tijd aanwezig zijn aangezien het gewricht van nature een hoge belasting aan kan. Door de overbelasting kunnen de structuren van het gewricht zelf en de structuren rondom het gewricht beschadigd raken. Dit kan zeer geleidelijk gaan maar ook in een hoog tempo. Dit ligt geheel aan de persoon zelf en de mate van overbelasting. Doordat de klachten pas echt op de voorgrond treden als deze al enige tijd aanwezig zijn is het belangrijk om zo vroeg mogelijk de klachten te signaleren en actie daartoe te ondernemen. Andere oorzaken voor het ontstaan van de kaakklachten zijn het niet goed glijden van de twee helften van het kaakgewricht waardoor het gewricht zo nu en dan op slot kan raken; het ontstaan van beschadigingen door een factor van buitenaf bijvoorbeeld een ongeluk; of door het aanwezig zijn van een te hoge spierspanning door stress of angst en ander lichamelijke aandoeningen. Vaak is het ook een gewoonte van iemand om de kaken gedurende de dag en vaak ook ’s nachts op elkaar te houden. Bij een normale belasting zijn de kaken alleen belast gedurende het eten en zijn ze alleen in beweging (maar niet belast) bij het praten. De rest van de tijd is het gewoonlijk dat de kaken los van elkaar zijn. Bij patiënten met kaakklachten is het vaak zo dat zij de kaken gedurende de gehele dag en ook 's nachts op elkaar gedrukt houden. Dit kan met kracht gepaard gaan, maar ook bij mensen die hierbij niet veel kracht gebruiken kunnen deze klachten voorkomen. Door deze voortdurend aanwezige spanning op het gewricht en op de spieren kan er slijtage gaan ontstaan in het gewricht van de kaak. Door het op elkaar staan van de kaken kunnen er naast beschadigingen van het kaakgewricht en omliggende spieren en pezen ook beschadigingen ontstaan aan de tanden zelf. Deze kunnen op den duur vormen van slijtage gaan vertonen. Denk maar eens aan het tanden knarsen wat mensen onbewust in hun slaap doen. Behandeling De behandeling van kaakklachten is niet een behandeling die door één, maar door meerdere disciplines wordt uitgevoerd. Bij de behandeling zijn voornamelijk kaakchirurgen, tandartsen, fysiotherapeuten en psychologen betrokken. Uiteraard hangt het van de oorzaak van de klacht af welke disciplines het meest bij de behandeling betrokken zijn. De kaakchirurg is eigenlijk alleen bij de behandelingen betrokken wanneer er werkelijke schade aan het gewricht is ontstaan. Omdat het ontstaan van de klachten vaak gebaseerd is op het hebben van een verkeerde gewoonte is het niet gemakkelijk om de patiënten te behandelen. Het afleren van een gewoonte is zeer complex. Er zijn een aantal trucjes om een persoon te helpen bij het afleren van deze gewoontes. Allereerst is er een soort beetplaatje wat op de tanden geklikt kan worden. Hierdoor wordt de hoek van de kaken (als ze op elkaar staan) iets groter en dit is goed voelbaar voor de patiënt. Tevens heeft het plaatje tot functie dat als er geknarst wordt dit zo stabiel mogelijk gebeurd. Hiermee wordt bedoeld dat de kaken recht op elkaar blijven staan en niet langs elkaar heen kunnen schuiven. Daarnaast is er de fysiotherapeutische behandeling. Deze bestaat voornamelijk uit het afleren van de gewoonte om de kaken op elkaar te houden gedurende de gehele dag. Vaak gaat dit in samenwerking met een psycholoog. De fysiotherapeut kan een behandeling geven door het geven van een ontspanningsmassage rond de kaak en schouderregio. Dit is voornamelijk om de directe spanning op de kaak terug te brengen. Daarnaast kan de fysiotherapeut door middel van Biofeedback de patiënt leren de kaken te laten ontspannen. Biofeedback is een therapie waarbij de patiënt door middel van een beeldscherm kan zien hoe hoog de spanning op de kaak is. Hierdoor kan de patiënt heel goed zien en tegelijkertijd aanvoelen hoe het is en wanneer hij of zij de kaken ontspant. Het is hierbij belangrijk dat de patiënt het gevoel leert kennen dat bij het ontspannen van de kaak hoort. Daarnaast kan de fysiotherapeut een patiënt leren zich algeheel te ontspannen. Dit kan gespecificeerd zijn op de kaakregio maar ook op het gehele lichaam. Klik voor meer informatie Sover kaakklachten op deze link en bezoek de site over: Kaakklachten (TMD) Naar boven Knieklachten Door de bouw en functie is het kniegewricht een zeer kwetsbaar gewricht. Door veel factoren kan het evenwicht tussen belasting en belastbaarheid van de knie verstoord worden. Als de belasting hoger wordt dan de belastbaarheid ontstaan er klachten. De belastbaarheid kan tijdelijk verlaagd zijn t.g.v. een trauma. Veel voorkomende traumata zijn: meniscus- en kniebandletsel. Deze twee aandoeningen vielen vroeger onder de naam ‘voetbalknie’ maar door het invoeren van de kijkoperatie is het nu goed mogelijk onderscheid te maken tussen de verschillende letsels Meniscusletsel Het boven en onderbeen scharnieren in de knie op twee gewrichtsvlakken. Deze gewrichtsvlakken worden ieder bedekt met een halvemaanvormige structuur van vezelig kraakbeen. Deze structuren worden de binnen- en buitenmeniscus genoemd. De meniscus heeft drie functies: Het vergroten van de gewrichtsvlakken; Schokdemper; Het versoepelen van de rol- en glij beweging in de knie. De meeste letsels aan de meniscus ontstaan als het lichaam draait en de voet geblokkeerd wordt. Hierdoor komt de knie in een uiterste stand en komen er abnormaal grote krachten op de menisci waardoor deze kunnen scheuren. Als er een klein stukje van de meniscus los komt in de knie dan kan de knie 'OP SLOT' raken. De knie kan dan zowel actief als passief niet meer worden bewogen. Dit wordt veelal als zeer pijnlijk ervaren. Symptomen Bij een gescheurde meniscus zijn de klachten afhankelijk van de grootte en de plaats van de scheur. Een veel voorkomende klacht is dat men het gevoel heeft door de knie te zakken. Bij het buigen en strekken kan er een klikkend geluid aanwezig zijn. De op slot zittende knie komt dan met een klik uit het slot. Meestal moet er een operatie aan te pas komen om een duidelijke diagnose te kunnen stellen. Bij deze operatie wordt er gekeken of de meniscus gelijmd kan worden of zal moeten worden verwijderd. Een meniscusletsel gaat bijna altijd gepaard met bandenletsel. Oorzaak Als de knie beschadigt is kan een normale belasting al pijnklachten veroorzaken. Overbelasting van een gezonde knie zorgt ook voor pijnklachten. De volgende factoren zorgen voor een verkeerde belasting van de knie en kunnen leiden tot een versnelde slijtage van de meniscus: Het dragen van verkeerd schoeisel waardoor er een standsverandering komt in de voet en knie Verminderde spierkracht b.v. na een operatie Toegenomen belasting b.v. door veel traplopen of fietsen Overgewicht kan zorgen voor een te zware belasting Veranderde trainingbelasting Een verkeerde stand van de benen. Varus of Valgus stand (X of O Benen) zorgt voor overbelasting van de knie. Bandenletsel De banden in de knie geleiden de gewrichtsbeweging en zorgen voor stabiliteit. Er zijn in de knie vier hoofdbanden: 1. 2. 3. 4. de mediale banden; (rood) de laterale banden; (roze) de voorste kruisband; (geel) de achterste kruisband. (blauw) Ad 1) Letsel aan de mediale banden (aan binnenzijde van de knie) is naast meniscusletsel de meest voorkomende aandoening aan de knie. Letsel ontstaat door bijvoorbeeld hard in de grond schoppen, tegen een geblokkeerde bal trappen of draaien met het bovenbeen terwijl het onderbeen gefixeerd blijft aan de grond (dit zien we vaak bij skiërs). De mediale banden kunnen verrekt raken of zelfs scheuren. Deze aandoening is heel goed door de fysiotherapeut te behandelen en er is vaak geen operatie noodzakelijk. Ad 2) Letsel aan de laterale banden (aan de buitenzijde van de knie) komt veel minder regelmatig voor en gaat meestal alleen gepaard met meniscus of kruisband letsel. Een grondig onderzoek is bij dit letsel vereist. Ad 3) Voorste kruisbandletsel komt vaak voor bij wintersporters en is een vrij ernstige aandoening. Door het scheuren van de kruisband word de knie zeer instabiel en dit kan de slijtage van de meniscus bevorderen. Bij 10 tot 20 procent van de gevallen is een kruisband plastiek (operatie waarbij een verloren gegaan of misvormde kruisband opnieuw wordt gevormd) direct nodig de rest van de gevallen hoeft niet meteen geopereerd te worden. Om de paar weken moet de stabiliteit getest worden en als er niet genoeg vooruitgang in het herstelproces te zien is, kan er als nog worden besloten om te opereren. Een voorste kruisbandletsel heeft een lange revalidatie tijd en een intensieve begeleiding van de fysiotherapeut nodig om tot een zo goed mogelijk herstel te kunnen komen. Tijdens de revalidatie wordt er vaak een brace gedragen om de knie zo goed mogelijk te ondersteunen. Ad 4) Achterste kruisbandletsel komt zeer weinig voor. Letsel aan de achterste kruisband ontstaat door een harde klap tegen de voorkant van de knie. Net als bij letsel aan de voorste kruisband is hierbij een zeer intensieve revalidatie nodig en soms een operatie. Maatregelen die je zelf kunt treffen na het trauma Kan u na het trauma uw been nog helemaal strekken, en er met uw volle gewicht op staan en kan u dat de volgende dag ook nog dan valt de blessure waarschijnlijk wel mee. Is de pijn direct na het trauma zeer heftig en wordt de knie snel dik (binnen 20/30 min) dan is deskundige diagnose vrijwel altijd noodzakelijk. Is er op dit moment geen arts of fysiotherapeut aanwezig koel de knie zelf dan zo snel mogelijk met een zak ijs of een cold pack. Hou de pakking er minstens 30 minuten op en doe er wel een theedoek tussen! Dit vermindert de zwelling en vergemakkelijkt later de diagnose. De knie blijft als hij niet al te dik is ook beter beweeglijk. Dit is belangrijk voor het herstel. Als je je been niet veel gebruikt verslappen je spieren en met name de mm. quadriceps. Deze groep spieren zit aan de voorkant van het bovenbeen en zorgen voor stabiliteit om het knie gewricht en moet dus sterk blijven. Train deze door zover mogelijk je knie te strekken en te buigen. Dit mag niet té veel pijn doen!. Herhaal dit een paar keer per dag. Behandeling van de fysiotherapeut De fysiotherapeut richt zich op de volgende punten. a. b. c. d. e. Vermindering van de pijn Verminderen van de zwelling Het behouden van de spierkracht Het vergroten van de bewegelijkheid Het verbeteren van de coördinatie Wat kan u zelf doen Het belangrijkste is dat het balans tussen belasting en belastbaarheid weer wordt hersteld. Dit kan op verschillende manieren. Er moet dus worden gekeken naar de aanleiding van het letsel. Om de klachten niet te laten toe nemen moet de belasting in ieder geval omlaag. Dus... Zo weinig mogelijk fietsen Fietsen met een licht verzet, zeker tegen de wind in Probeer uw fietszadel zo hoog mogelijk te zetten zodat de buiging van de knie klein blijft. Zo min mogelijk traplopen Trainingsarbeid en sportactiviteit aanpassen Ga na of uw schoenen nog goed zijn, m.n. bij het hardlopen Als u lang moet zitten buig dan de knieën niet te ver en te veel Probeer niet te lang in een houding te blijven zitten en af en toe de benen te strekken Klik voor meer informatie over knieklachten op deze link en bezoek de site van het: webziekenhuis Naar boven MS (Multiple Sclerose) Multiple Sclerose, afgekort MS, is een ziekte van het centrale zenuwstelsel (Hersenen en Ruggenmerg). Het is een misverstand om te denken dat MS een spierziekte is. MS kan wel verlamming van spieren tot gevolg hebben, maar het blijft een aandoening van het centrale zenuwstelsel. Multipel betekent veelvuldig en sclerose betekent verharding. MS is een chronische ziekte, dat wil zeggen dat de ziekte niet meer overgaat. MS treft voornamelijk jonge mensen. In Nederland lijden ca. 15.000 mensen aan MS. Ieder jaar komen daar zo'n 350 nieuwe patiënten bij. Opvallend is dat MS vaker voorkomt in landen met een gematigd klimaat zoals in de Noord-Europese landen, Noord-Amerika en Canada. Er geldt echter ook een verhoogd risico op het krijgen van MS in landen waar de meerderheid van de bevolking afkomstig is uit Noord-Europa, zoals in het geval van Australië en Nieuw-Zeeland. De leeftijd waarop de eerste ziekteverschijnselen zich voor doen ligt tussen het twintigste en veertigste levensjaar. MS komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en begint bij vrouwen ook op een eerdere leeftijd. MS openbaart zich met vage klachten zoals: vermoeidheid, plotseling slecht zien, krachtsverlies in armen en benen en gevoelsstoornissen. Een van de zaken die het leven met MS onzeker maken is het feit dat het verloop van de ziekte moeilijk voorspelbaar is. Wat voor de één geldt, geldt vaak niet voor de ander. Bij iedere persoon heeft MS zijn eigen kenmerken. Er zijn patiënten die enkele malen problemen met hun gezichtsvermogen hebben gehad, hiervan herstellen en hun verdere leven geen last meer hebben van de aandoening. Daar staat tegenover dat er ook patiënten zijn die binnen enkele jaren gebruik moeten maken van een rolstoel. De meeste MS patiënten hebben een vorm hier tussenin. Naast de angst voor een typische MS aanval, wordt het onvoorspelbare verloop door iedere MS patiënt als dreigend ervaren. Het centrale zenuwstelsel kunt u zien als een telefooncentrale. Hier worden alle verbindingen in het zenuwstelsel geregeld. Hier komen signalen van de buitenwereld aan en wordt er op gereageerd. Als je bijvoorbeeld je hand verbrand dan schiet er een pijnsignaal via je ruggenmerg naar je hersenen en van je hersenen schiet er weer een signaal terug naar je hand waardoor je je hand terugtrekt. Dit gebeurt allemaal razendsnel en u hoeft hier niet bij na te denken. Bij MS patiënten komt het signaal niet goed of helemaal niet over. Dit komt door beschadigingen in de zo genoemde witte stof van het ruggenmerg. Deze witte stof bevat zenuwbanen die de verbinding maken tussen het centrale zenuwstelsel (ruggenmerg en de hersenen) en het perifere zenuwstelsel (de zenuwen in de armen en benen). Deze beschadigingen worden littekens genoemd en ontstaan in de isolatie laag van de zenuwbanen. Om elke zenuw ligt een laag cellen, deze laag zorgt er voor dat het signaal dat de zenuw moet vervoeren niet verstoord wordt. Deze laag heet de myeline schede. Als er een ontsteking is geweest in deze myeline schede ontstaat er een litteken. Dit litteken zorgt voor storing van het signaal. De plaats van het litteken is erg bepalend voor de klachten die er ontstaan. Omdat de littekens overal in de witte stof kunnen ontstaan zijn de klachten nogal verschillend. Ook is de plaats waar de littekens ontstaan niet te voorspellen en dus ook het verloop van de ziekte niet. Symptomen De volgende klachten en verschijnselen kunnen bij MS ontstaan: Motoriek: krachtsverlies, spasticiteit, krampen, stijfheid; Sensibiliteit: tintelingen, prikkelingen, doofheid, pijnaanvallen, gevoelsstoornissen zoals koude voeten, spierpijn; Coördinatie: trémoren, spraakstoornis, duizeligheid, draaiduizeligheid; Hersenstam: zenuwpijn, gevoelsstoornis in het gezicht; Gezichtsvermogen: zenuwontsteking aan een of beide ogen, oogsiddering, dubbelzien; Blaas: toegenomen aandrang, achterblijven van urine, incontinentie; Seksueel: libidoverlies, impotentie, genitale pijn, vermindering van het gevoel; Darmen: obstipatie, incontinentie; Moeheid: moeheid in rust, snelle vermoeibaarheid; Cognitie: geheugenstoornissen, concentratiestoornissen; Oorzaken De oorzaak van deze ontstekingen in de myeline schede is nog niet bekend. Er zijn wel een aantal theorieën. Een daarvan is dat de ontsteking wordt veroorzaakt door een bacterie die alleen in een gematigd klimaat voorkomt. Aangezien de ziekte het meest voorkomt in die delen van de wereld waar er zo'n klimaat heerst, is MS volgens deze theorie absoluut niet erfelijk. (een beetje rare theorie) Ondanks het grillige en onvoorspelbare verloop is MS toch te verdelen in vier vormen. Deze vier vormen zijn: 1. Benige MS; 2. de relapsing-remitting beloopsvorm; 3. de secundaire beloopsvorm en 4. de primaire beloopsvorm. Ad 1) Benige oftewel de milde vorm van MS kent een lange periode zonder aanvallen. Tussen de aanvallen kan soms wel tien jaar of meer zitten. Bij deze vorm van MS komt dan ook geen ernstige invaliditeit voor. Ongeveer 10 % van de MS patiënten heeft deze milde vorm. Ad 2) De relapsing-remitting beloopsvorm kenmerkt zich met aanvallen en een herstelperiode. Dat wil zeggen dat de periode van aanvallen afgewisseld wordt door, een periode van herstel. De beschadigde myeline die ontstaan is door de aanval wordt bijna helemaal hersteld. Aanvallen noemen we ook wel schub of exacerbatie. We spreken van een nieuwe aanval wanneer nieuwe klachten ontstaan of de oude klachten weer toenemen. Tevens moeten de klachten langer dan 24 uur aanwezig zijn en mag er geen sprake zijn van koorts of een infectieziekte. Griep, verkoudheid e.d. kunnen een nadelig effect hebben op MS. Door de verhoogde lichaamstemperatuur kan er een aanval ontstaan. Deze vorm kan overgaan in de ernstigere secundaire progressieve beloopsvorm. Juist voor deze groep MS patiënten is het belangrijk dat ze snel aan de medicatie gaan, dit kan het ziekteproces met 30% vertragen. De komende jaren zullen er voor deze groep patiënten meerdere mogelijkheden ontstaan. Deze vorm komt voor bij 40 % van alle mensen met MS. Ad 3) Secundaire beloopsvorm kenmerkt zich doordat het ziektebeeld geen herstelmomenten meer heeft. De ziekte krijgt langzamerhand steeds zwaardere kenmerken. Deze vorm komt bij 40% van de patiënten met MS voor. Ad 4) De primaire beloopsvorm is de ergste vorm van MS. Hierbij zijn ook geen momenten van herstel en is de ziekte van af de eerste aanval meteen zeer progressief. Mensen die op latere leeftijd de eerste symptomen van MS krijgen lijden vaak aan de primaire progressieve beloopsvorm. Deze vorm komt bij 10% van de mensen met MS voor. Het stellen van de juiste diagnose is een groot probleem bij MS. Omdat de toch al vage begin verschijnselen ook weer grotendeels over kunnen gaan is het voor de huisarts vaak niet voor de hand liggend om meteen aan MS te denken. Ook al word er gedacht aan MS dan is het voor de neuroloog ook moeilijk om met 100% zekerheid de ziekte vast te stellen. Een MRIscan biedt hier voor de nieuwste en beste mogelijkheden. Wat doet de fysiotherapeut Fysiotherapie en lichamelijke oefeningen spelen een belangrijke rol bij het in een zo goed mogelijke staat houden van de soepelheid, kracht, coördinatie en balans van mensen met MS. Met name bij de behandeling van spasticiteit wordt veelvuldig gebruik gemaakt van fysiotherapie. Lichamelijke activiteit van mensen met MS is lange tijd ontmoedigd. De oorzaak hiervan was de bij MS optredende vermoeidheid en de gevoeligheid van veel mensen met MS voor warmte. Geleidelijk is men erachter gekomen dat gebrek aan activiteit ook bij kan dragen aan vermoeidheid en zwakte. Beweging wordt momenteel gestimuleerd voor het verhogen van de fitheid en het gevoel van welbevinden en voor het vertragen van het verlies in spierfunctie. Uiteraard dient de lichamelijke activiteit op de juiste wijze gedoseerd te zijn om uitputting te voorkomen en tevens aangepast te zijn aan de lichamelijke mogelijkheden en beperkingen van de persoon met MS. Begeleiding door een fysiotherapeut speelt hierbij een belangrijke rol. In sommige gevallen wordt gebruik gemaakt van oefeningen in een zwembad om het lichaam koel te houden en een grotere variatie aan oefeningen mogelijk te maken. Er zijn geen aanwijzingen dat gedoseerd bewegen tot Schub( kortdurende wederopleving van een chronisch ziekteproces) leidt. Wel kan het door de verergering van de klachten tijdens een Schub nodig zijn om het fysiotherapieprogramma aan te passen of tijdelijk stop te zetten. Osteoporose De mens heeft in totaal meer dan tweehonderd botten in het lichaam. Deze botten vormen tezamen het skelet waar het gehele lichaam op steunt. De botten in ons lichaam hebben als functie het ondersteunen van het lichaam, het beschermen van bepaalde gedeeltes van het lichaam en dienen als aanhechtingspunt voor spieren. Ook maken zij bloedcellen aan. Het botweefsel bestaat uit organische en anorganische stoffen. Het organische deel heet het osteoïd. Hierin worden anorganische stoffen afgezet zoals calcium en fosfor. Dit proces wordt mineralisatie genoemd. Het botweefsel wordt voortdurend afgebroken en ook weer aangemaakt. De cellen die het botweefsel afbreken noemen we osteoclasten. Deze cellen zijn rijk aan enzymen die een rol spelen bij de afbraak van het botweefsel. De aanmaak van botweefsel wordt weer door andere enzymen geregeld dit zijn de osteoblasten. Deze cellen hebben enzymen die het botweefsel aanmaken door middel van het afzetten van calcium en fosfor. De aanmaak van het botweefsel wordt door de volgende processen bestuurd: 1. De belasting die er op het bot wordt uitgeoefend 2. Hormonen 3. Vitamines (D) De afbraak van het botweefsel wordt gestuurd door: 1. De immobilisatie van het bot (geen tot minimale belasting) 2. Bijschildklier hormoon 3. Corticosteroïden 4. Vitamines (A) Osteoporose is een tekort aan bot deosteoïd. Hierdoor is het bot vele malen brozer en ontstaan er zeer snel breuken in het bot. Ook neemt het volume van het bot af. Hierdoor kunnen er bijvoorbeeld vervormingen van de wervelkolom ontstaan. Eén op de vier vrouwen onder de zestig jaar heeft osteoporose. Op tachtigjarige leeftijd heeft de helft van de vrouwen osteoporose. Bij mannen is deze aandoening vrij zeldzaam. Symptomen Door de structuurverandering van het bot kan deze bijvoorbeeld 'in elkaar gedrukt' worden. Ter hoogte van de wervelkolom kan dit leiden tot een afname van de wervelkolom van wel enkele centimeters. Door deze afname kunnen andere plaatselijke structuren bekneld komen te zitten. Vaak ziet men bij deze patiëntengroep een bolle ineengebogen rug. Deze bolling wordt ook wel een kyfose genoemd. Vaak zijn bijkomende klachten dat de persoon in kwestie snel een botbreuk kan oplopen, voornamelijk in de wervels en in de heupen. Dit kan al gebeuren bij de minste of geringste botsing met een ander voorwerp of een vrij zachte val. Een veelvoorkomende breuk is de heupfractuur. Hierbij ontstaat er een breuk in het bovenste gedeelte van het bovenbeen. Door deze breuk kan de patiënt lange tijd niet meer lopen en worden de benen minimaal belast dit heeft weer als gevolg dat het botweefsel nog meer achteruit gaat. Oorzaken Osteoporose heeft meerdere oorzaken waardoor het kan ontstaan: In de menopauze valt de productie van het hormoon oestrogeen weg. Dit is een essentieel hormoon voor de aanmaak van het bot. Chronische ziekte processen zoals reumatoïde artritis Langdurig toedienen van corticosteroïden Immobilisatie Behandeling Osteoporose is een aandoening aan het lichaam die niet genezen kan worden, het enige dat bij een behandeling gedaan kan worden is de achteruitgang van het botweefsel zo veel mogelijk afremmen. Dit kan op de volgende manieren: Het aanvullen van het calcium in het lichaam. Dit kan door middel van een dieet en door het toedienen van calciumtabletten. Het toedienen van vitamine D Het toedienen van oestrogeen (door middel van de pil) Het toedienen van natriumchloride. Dit stimuleert de enzymen en het calcium aan te maken in het bot. Behandeling van de fysiotherapeut De bovenstaande therapie gaat vaak in combinatie met een behandeling van de fysiotherapeut waarin de belasting van het lichaam zo goed mogelijk wordt uitgemeten. De belasting mag niet te laag zijn maar ook zeker niet te hoog. Dit kan de fysiotherapeut doen door samen met de patiënt bepaalde vormen van sport op een gedoceerde manier te doen en door de patiënt een juiste manier van belasten in het dagelijks leven aan te leren. Dit laatste kan door bijvoorbeeld houdingstherapie. Daarnaast kan er in een verder gevorderd stadium van de aandoening een bepaald gewricht vast gezet worden. Hierdoor heeft de patiënt minder kans om het desbetreffende gedeelte te breken. Reuma Reuma is de verzamelnaam voor een groot aantal aandoeningen aan het bewegingsapparaat: gewrichten, pezen, banden en spieren. Er zijn maar liefst 200 verschillende soorten reuma. De meest voorkomende vormen van reuma zijn artrose en artritis. Artrose (Artrosis deformans) Artrose: Degeneratie (achteruitgang) van het gewricht bijvoorbeeld door slijtage. Artrose kan ontstaan na een botontsteking aan of in het gewricht. Artrose is een degeneratief proces dat het kraakbeen in het gewricht aantast en op den duur kan laten verdwijnen. Artrose vindt meestal plaats in de knieën, heupen en de lage wervels. We onderscheiden twee vormen van artrose: 1. primaire vorm: deze ontstaat meestal door ouderdom en vindt dus plaats op hogere leeftijd. 2. secundaire vorm: deze vorm vindt meestal plaats na een letsel. Dit kan een ruptuur aan de knie inhouden, een fractuur van het bot, een artritis, een bandletsel enz, enz. Waarom is het kraakbeen zo kwetsbaar? Het kraakbeen is een dun laagje bot aan de binnenkant van het gewricht. Het heeft als functie de glij beweging van de kop en de kom van het gewricht zo soepel mogelijk te laten verlopen. Tussen het kraakbeen van de kop en de kom zit vocht dat het kraakbeen smeert. Het is een soort vettige substantie die door het gewrichtskapsel wordt afgegeven. Het kraakbeen is een zeer kwetsbare structuur. Dit komt omdat het kraakbeen slecht doorbloed is. Door de slechte doorbloeding kan er niet veel bloed door het kraakbeen heen lopen en daardoor kunnen afvalstoffen en voedingsstoffen niet in grote hoeveelheden worden af- en aangevoerd. Als er een beschadiging optreedt in een structuur moeten er grote hoeveelheden voedingsstoffen en bouwstoffen worden aangevoerd om de schade te herstellen. Als dit niet snel genoeg kan, zal het herstelproces van de desbetreffende structuur slecht en zeer langzaam verlopen. Verloop van artrose Artrose verloopt in drie fasen: 1. In de eerste fase zijn de afwijkingen in het botweefsel wel aanwezig echter merkt de patiënt er vrijwel niets van. 2. In de tweede fase heeft de patiënt last van pijn en stramheid in de gewrichten. De achteruitgang van het kraakbeen en het bot zijn duidelijk te zien op een röntgenfoto 3. In de derde fase heeft het gewricht geen goede functie meer en is totaal onbruikbaar. Op een röntgenfoto is goed te zien dat het botweefsel rond het gewricht ernstig is aangetast. In het verder gevorderde stadium van de aandoening is het kraakbeen in het gewricht grotendeels of volledig weg. De twee botuiteinden van het gewricht komen nu direct met elkaar in verbinding. Het gevolg hiervan is dat het bot van structuur gaat veranderen. Als men kijkt naar een gezond stuk bot dan ziet men aan de binnenzijde van het bot een poreuze structuur. Er zijn kleine ruimtes zichtbaar tussen het botweefsel. Hierdoor kan het bot de schokken die het krijgt opvangen. Bij een artrosepatiënt verandert het botweefsel in een veel dichtere structuur en kan het bot veel minder goed schokken absorberen. Hierdoor neemt de belasting op het gewricht weer toe en komt men in een vicieuze cirkel terecht. Symptomen Pijn ontstaan door: Rek pijn van de omliggende banden en pezen van het gewricht Ontstekingen ten gevolge van de artritis Verhoogde botdruk Startstijfheid: Het moeilijk op gang komen na een rustpauze die volgt op een redelijk intensieve belasting. Functie verlies: De belastbaarheid van het gewricht neemt af waardoor pijn en stijfheid toenemen. Hierdoor gaat de patiënt het gewricht steeds minder belasten. Het artrotische gewricht kan bij zowel passief als actief bewegen een krakend gevoel of geluid geven Misvorming: In fase drie van de aandoening kan het gewricht vervormingen geven. Dit komt door botvorming op de aangedane gedeeltes van het gewricht. Oorzaken Bij de primaire vorm van artrose is de verhouding tussen de belasting en de belastbaarheid verstoord. Door een verkeerde belasting kan het kraakbeen achteruitgaan. Dit kan zowel overbelasting als onderbelasting betekenen. Bij het ontstaan van de secundaire vorm van artrose gaat er een andere aandoening aan de gewrichtslijtage vooraf. De artrose is in dat geval een gevolg van een andere aandoening. Dit zou bijvoorbeeld een ontsteking aan één van de kniebanden kunnen zijn. Door deze ontsteking komt er ontstekingsvocht in het gewricht. Dit komt in de plaats van de natuurlijke smeer die er behoort te zijn. Door dit vocht kunnen de gewrichtskom en de kop niet goed meer over elkaar heen glijden en is de kans op slijtage van het kraakbeen groter. Als een ontsteking langere tijd aanhoudt kan het kraakbeen te veel aangetast worden. Dit kan zo blijven ook nadat de ontsteking is overgegaan. In dat geval is er sprake van een secundaire vorm van artrose. Behandeling van de fysiotherapeut De behandeling bij patiënten met artrose bestaat uit het reguleren van de belasting van het desbetreffende gewricht. Dit kan door de belasting omlaag en/ of de belasting van het gewricht omhoog te brengen. Dit kan op de volgende manieren: a. Gewrichtsbescherming: Naast gedoceerde rust kunnen door middel van fysiotherapie bepaalde spiergroepen worden getraind waardoor het gewricht hoger belast kan worden. Daarnaast kunnen spiergroepen met een te hoge spanning worden ontspannen waardoor de druk op het gewricht minder wordt. b. Pijnbestrijding: Door middel van de oefeningen die men bij de fysiotherapeut krijgt kan de belastbaarheid van de knie verhoogd worden of de belasting naar beneden gebracht worden. Kort gezegd kan de knie daardoor meer verdragen waardoor de pijn bij bepaalde belasting kan afnemen. Ook kan de pijn bestreden worden door medicijnen die de ontsteking doen afnemen en door pijnstillende medicijnen in te nemen. Mogelijke behandeling van specialisten Chirurgie Door middel van chirurgisch ingrijpen kan: Een standsverandering van een gewricht worden aangepast en zo de belasting worden genormaliseerd Een prothese worden aangebracht Een gewricht in een zo gunstig mogelijke stand worden vast gezet. Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de: Artrose en Reuma stichting. Naar boven Reumatoïde artritis "Reumatoïde artritis is een chronische auto-immuun ziekte die zich manifesteert door ontstekingen in gewrichten." Artritis: Gewrichtsontsteking Chronisch: Dit betekend dat de klachten minimaal 3 maanden aanwezig zijn. De ziekte gaat niet meer over en zal gedurende een zeer lange periode actief zijn. Auto-immuunziekte: Dit zijn ziekten waarvan het ontstaan in vele gevallen wordt toegeschreven aan het vormen van antistoffen tegen het eigen lichaamsweefsel. Reumatoïde artritis is een ziekte die vanaf het zestiende levensjaar kan ontstaan. Beneden deze leeftijd heet elke artritis per definitie juveniele chronische artritis. Per jaar komen er in Nederland ongeveer tussen de vijfentwintig en vijftig per honderdduizend inwoners, nieuwe reumapatiënten bij . De piek in het ontstaan van de ziekte ligt tussen de veertig en de zestig jaar. Onder de patiënten zijn twee keer zoveel vrouwen dan mannen. Genetische aanleg speelt hierbij een grote rol. Ook spelen hormonale factoren een rol bij de aanleg voor het krijgen van reuma. De primaire oorzaak voor het krijgen van reuma is echter onbekend. Mogelijk is hierbij sprake van niet één, maar meerdere factoren die ten grondslag liggen aan de chronische ontstekingen. Gedacht wordt aan een trigger die het hele proces van ontstekingen tot gevolg kan hebben. Dit zijn de T-cellen. Deze T-cellen zijn cellen die tezamen met andere ontstekingscellen een ontsteking in gang houden. Bij reumatoïde artritispatiënten zijn verhoogde hoeveelheden van deze T cellen aangetoond. Symptomen Er bestaat geen eenduidige test om reumatoïde artritis aan te tonen. De typische verschijnselen voor reuma zijn terug te vinden in een classificatielijst voor reumatoïde artritis. In deze lijst zijn een aantal criteria opgenomen die ARC-criteria worden genoemd. Deze criteria zijn: Ochtendstijfheid Artritis in drie of meer gewrichten Artritis in de handgewrichten Symmetrische artritis Reumanoduli Classificatie van reumatoïde artritis is mogelijk als er wordt voldaan aan vier van de zeven criteria. Deze vier criteria moeten langer dan zes weken aanwezig zijn. Vaak zal de patiënt pas in een later stadium merken dat er echt iets aan de hand is. Dit komt doordat de ziekte zich heel langzaam ontwikkelt. De eerste symptomen die de patiënt zal ervaren zijn: Pijn in en rond de gewrichten Stijfheid in en rond de gewrichten Zwellingen in en rond de gewrichten Roodheid en warmte rond deze zwellingen Oorzaken Het ziekteverloop Zoals al eerder vermeld, is reuma een ziekte die zich niet in snel tempo openbaart. De verschijnselen beginnen heel onschuldig. Op den duur kunnen er echter wel degelijk veranderingen in het lichaam optreden. Deze veranderingen spelen zich voornamelijk af in en om de gewrichten. Door de aanhoudende ontstekingen is er gedurende een lange tijd veel vocht in het gewricht aanwezig. Op den duur kan dit het kraakbeen in het gewricht aantasten. Dit kan tot gevolg hebben dat het bewegen van het gewricht minder soepel en met veel pijn verloopt. Op den duur kunnen ook de banden en pezen van het gewricht worden aangetast wat tot gevolg kan hebben dat het gewricht gaat vervormen. Ook ontstekingen in een vroeger stadium kunnen leiden tot pijn in de gewrichten. Dit heeft tot gevolg dat een persoon slecht en soms bijna niet kan bewegen. De ontstekingen komen over het algemeen niet in alle gewrichten voor. Zo worden gewrichten in de wervelkolom bijna nooit aangetast (op de nekwervels na). De gewrichten waarin reumatoïde artritis het meest voorkomt zijn de vingers en de tenen, met daarop volgend de elleboog, de schouder, de knieën en de heupen. Reumatoïde artritis is een ziekte die niet constant maar wel progressief verloopt. Dit houdt in dat de aandoening nooit zal overgaan en dat men op den duur alleen maar achteruit zal gaan. Dit zal echter niet in een keer gebeuren maar geleidelijk. Het verloop van de ziekte gaat gepaard met aanvallen. Deze aanvallen kunnen variëren van een paar weken tot een jaar. Na een dergelijke aanval gaat het weer een tijdje beter met de patiënt, tot de volgende aanval. Het is echter wel zo dat het niveau waarop een patiënt terugkomt na een aanval slechter is dan het niveau tussen de vorige twee aanvallen. Gevolgen voor de patiënt De patiënten krijgen door de ontstekingen veel te maken met ernstige pijnen. Deze kunnen zo erg zijn dat men niet meer in staat is te bewegen of er niet meer door kan slapen. In een later stadium kunnen de ontstekingen leiden tot het vervormen van de gewrichten. Dit heeft uiteindelijk tot gevolg dat de desbetreffende functie van de betrokken gewrichten bij deze persoon uitvallen. Een apart geval is de ontsteking in de nekwervels. Deze kan lijden tot het verschuiven van de wervels. Aangezien dit ernstige gevolgen voor de patiënt kan hebben, zou het kunnen dat deze wervels moeten worden vastgezet. Dit betekent dat alle bewegingen die met de nek worden gemaakt niet meer kunnen worden uitgevoerd. Een bijkomend effect is dat een patiënt die veel pijn heeft veel minder gaat bewegen. Dit heeft tot gevolg dat de spierkracht en de algehele conditie achteruitgaan. Verdere gevolgen kunnen zijn moeheid, evenwichtsstoornissen en algehele malaise. Beperking niveau Door de ontsteking en de pijn aan de ene kant en de vervorming van gewrichten aan de andere kant kan de patiënt in het dagelijks leven behoorlijk beperkt worden. Beperkingen van de handfunctie en de loopfunctie komen het meest voor. Wanneer de grotere gewrichten bij het proces betrokken worden kunnen de beperkingen in belangrijke mate toenemen. Zo kan bijvoorbeeld na de teengewrichten ook de knie bij het ziekte proces betrokken raken. Hierdoor kan de patiënt niet meer goed voortbewegen. Wat op zijn beurt een behoorlijke beperking kan betekenen voor de patiënt. Doordat de patiënt er behoorlijk op achteruit kan gaan heeft dit niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke en sociale gevolgen. Doordat een patiënt niet goed meer ter been is kan hij of zij niet meer overal heen waar hij of zij heen zou willen gaan. Dit kan tot een sociaal isolement lijden. De persoon kan de contacten niet actief meer goed onderhouden. Ook de baan van de desbetreffende persoon zal op een gegeven moment niet goed meer uitgevoerd kunnen worden. Dit kan bij de patiënt een gevoel van overbodig zijn veroorzaken. Door hun aandoening is de patiënt afhankelijk van andere mensen. Bij bepaalde personen kan dit het gevoel van minderwaardigheid en overbodigheid opleveren. Behandeling De behandeling van reumapatiënten richt zich voornamelijk op het stoornisniveau en het beperkingsniveau. Men kan het ziekteproces op deze manier alleen wat doen afremmen. Aangezien men nog niet precies weet hoe de ziekte ontstaat is hier ook nog niet een goede behandeling voor. De paramedische behandelingen richten zich voornamelijk op de volgende punten: Mobiliteit Conditie Aanpassen van leefgewoontes Hulpmiddelen bij het dagelijks leven Afname van de ontstekingsreacties De paramedische behandelingen worden meestal ondersteund door medicamenteuze behandelingen. Samenvattend zou je kunnen zeggen dat de behandelingen er op gericht zijn de achteruitgang van de patiënt zo minimaal mogelijk te laten zijn. Daarnaast is de behandeling er op gericht de patiënt zo goed mogelijk te laten functioneren in zijn of haar dagelijks leven. Om dit zo goed mogelijk te doen is het belangrijk om de patiënt met zijn of haar gebreken te leren omgaan. Indien er voor dit gebrek een goed hulpmiddel voor handen is, dan is dat iets waar een patiënt mee moet leren omgaan. Maar ook de achteruitgang kan redelijk worden tegengegaan of afgeremd. Het is voor het functioneren van de patiënt van groot belang dat zijn of haar mobiliteit op een acceptabel niveau is en dat de conditie op een zo hoog mogelijk niveau blijft. Het is vaak zo dat een patiënt minder gaat bewegen door de pijn die er bij de aandoening ontstaat. Hierdoor wordt het desbetreffende deel van het lichaam niet of nauwelijks belast. Hierdoor gaat de mobiliteit achteruit (het lichaamsdeel wordt stijf) en de conditie gaat snel achteruit. Door deze aspecten wordt het ziekteproces alleen maar in de hand gewerkt en gaat de achteruitgang veel sneller. Medicijnen Reuma is een aandoening die gepaard gaat met ontstekingsreacties die zeer hevige vormen kunnen aannemen. Er zijn medicijnen die deze ontstekingsreacties grotendeels kunnen remmen. Dit zijn dan ook de medicijnen die bij reumatoïde artritis het meest gebruikt worden. Zij worden vaak gebruikt in combinatie met pijnremmende medicijnen. Voorbeelden van de meest gebruikte medicijnen zijn: Pijnstillers: Paracetamol Codeïne Tramadol Acetylsalicylzuur Carbasalaat calcium Ontstekingsremmers: Ibuproven Ketoprofen Naproxen Diclofanac Piroxicam Meloxicam Nabumetonen Klik voor meer informatie over deze onderwerpen op deze link en bezoek de site van de: Artrose en Rema stichting. Naar boven RSI (Repetitive Strain Injury) De laatste jaren is het fenomeen RSI steeds meer op de voorgrond getreden in onze samenleving. Dit heeft als oorzaak dat het ziektebeeld steeds meer voorkomt. Een van de grootste oorzaken hiervoor is het toenemend gebruik van de computer. In Nederland zijn er onderhand 2,6 miljoen mensen die in het dagelijks leven veelvuldig gebruik maken van de computer. Dit is 40% van de beroepsbevolking. Daarnaast zijn er nog een miljoen mensen die geregeld gebruik maken van de computer. De verwachting is dat deze aantallen in de komende jaren nog behoorlijk zullen groeien. RSI:"Door het verrichten van kort cyclisch werk worden dezelfde spieren, banden en pezen voortdurend eenzijdig belast; dit kan op den duur leiden tot klachten aan nek, schouder, arm en hand." (Zakwoordenboek der geneeskunde, Coëlho, Elzevier, 1997) RSI is een overkoepelende naam voor een aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek en de arm. Het laatste jaar wordt ook wel over de naam CANS gesproken omdat RSI de aandoening niet goed onderscheidt. Maar dit is nog zo nieuw dat RSI nog het meest gebruikte woord is. Vandaar gebruiken we hier de naam RSI. Een van de meest bekende voorbeelden is de muisarm. RSI is niet zo´n nieuwe aandoening als vaak wordt gedacht. Zo schreef een Italiaanse arts 300 jaar geleden over de schrijversziekte die hij constateerde bij veel notarissen en kantoorklerken. Hij beschreef dat deze mensen ontstekingen hadden aan pezen in de armen die veroorzaakt werden door het vele schrijven. Symptomen RSI ontwikkelt zich geleidelijk. Het sluipt er langzaam in. Het verloop is grofweg in drie fasen in te delen. De klachten die hierbij ontstaan zijn gelegen in de nek, de schouder, de armen en in de handen. Fase 1 Pijn tijdens het werk, lokale vermoeidheid, kramp, tintelingen en een doof gevoel. De klachten verdwijnen, als men stopt met werken, na enige rust. Klachten worden vaak niet serieus genomen. Fase 2 Ook pijn na het werk, irritatie aan pezen en spieren, prikkelingen, slapeloosheid, krachtsverlies. De klachten verdwijnen na een avond of een weekend rust. Fase 3 Zwelling, drukpijn, chronische pijn, functieverlies, veranderingen van huidskleur en temperatuur, doof en tintelend gevoel, aanhoudende en niet meer verdwijnende klachten. Pijn zowel tijdens het werk als in u vrije tijd Oorzaken Er zijn meerdere theorieën over het ontstaan van RSI. De eerste is dat door een continu aanwezige belasting van een lichaamsdeel of groep spieren de doorbloeding van dit deel verslechterd. Als de doorbloeding verslechterd dan kunnen afvalstoffen minder goed worden afgevoerd. Als afvalstoffen niet goed worden afgevoerd ontstaat er een opeenhoping van deze afvalstoffen in het desbetreffende deel van het lichaam. Door het ophopen van afvalstoffen worden de pijnreceptoren in de spier geprikkeld wat spierpijn oplevert. Door deze spierpijn moet de spier zich meer aanspannen om zijn werk goed te kunnen doen. Door deze hoger wordende spanning neemt de doorbloeding nog meer af en zo belandt een persoon in een vicieuze cirkel. Bij RSI is het zo dat men langdurig, steeds dezelfde, spiervezels belast. Deze kleine groep raakt op den duur al bij een lagere belasting snel vermoeid en wordt dus overbelast. Door deze herhalende overbelasting kan er op den duur weefselschade ontstaan waardoor er littekenweefsel ontstaat. Ook wordt uitgegaan van een combinatie van psychische en lichamelijke oorzaken. Dit model gaat er van uit dat stress en andere psychische klachten de spierspanning kunnen verhogen. Door deze verhoging is er weer hetzelfde effect als hiervoor is beschreven. Waarom overbelasting bij iets dat zo weinig moeite kost? Het klinkt raar dat een pees of spier overbelast kan raken door het bedienen van iets lichts zoals bijvoorbeeld een muis. Dit heeft dan ook niet te maken met de hoeveelheid kracht die men gebruikt bij het bedienen van de muis. De oorzaak ligt in de precisie van de coördinatie die nodig is om de muis te besturen. Om een voorwerp heel precies te bedienen gebruikt een lichaam vele spieren. Deze spieren moeten redelijk veel kracht leveren om een beweging coördinatief goed uit te voeren. Hierdoor ontstaat een behoorlijk hoge spanning in de spieren van de arm. Het is daarom belangrijk dat een persoon ontspannen achter de computer zit. Is dit niet het geval dan kan het zo zijn dat een persoon extra spanning in de spieren ontwikkeld. Omgevingsfactoren De omgeving waarin een persoon werkt heeft ook een grote invloed op het ontstaan van RSI. De werkplek moet geschikt zijn voor het werk dat men doet. Het mag niet zo zijn dat iemand een onnatuurlijke houding moet aannemen om zijn werk goed uit te kunnen voeren. Als dit wel het geval is dan moet de werkplek zodanig worden ingericht dat de persoon zo veel mogelijk wordt ontlast. Om een voorbeeld te geven: het is belangrijk dat de muis op een goede afstand ligt ten opzichte van de arm. Iemand die veel met de muis werkt hoeft dan niet te reiken naar de muis en belast daardoor zijn arm minder. Zo is het ook met het beeldscherm. Als een beeldscherm niet voor u staat maar naast u dan moet er gedurende het werk steeds opzij gekeken worden. Dit is onnatuurlijk voor de nek. Het is veel prettiger om het beeldscherm voor u te hebben. Zo ontlast men de nek, deze hoeft niet meer gedraaid te worden om op het scherm te kunnen kijken. Hoe vermijd ik RSI? Het voorkomen van RSI is niet altijd mogelijk. Je kan echter wel maatregelen treffen waardoor de risico’s voor het ontstaan van RSI minder worden. Hieronder staat hoe u dit zou kunnen doen. 1. Werkorganisatie: Zorg er voor dat het werk dat u doet zo is ingedeeld dat er zo veel mogelijk afwisseling bestaat. Zo is het misschien mogelijk om de typactiviteiten af te wisselen met andere activiteiten. Op deze manier voorkomt u dat u te lang één en dezelfde activiteit uitvoert. Het heeft als bijeffect dat het werk niet te eentonig wordt. 2. Werk en pauzes: zorg er voor dat het werk dat u doet niet te lang achter elkaar door gaat. Is dit niet te voorkomen doe dan geregeld een paar oefeningen tussendoor. Ook is gebleken dat een persoon veel meer en beter kan presteren als deze gedurende het werk zo nu en dan een pauze neemt. 3. Probeer de werkdruk niet te hoog te laten komen. Dit veroorzaakt alleen maar meer stress. Dit valt bijvoorbeeld te doen door goed te plannen waardoor er niet in te klein tijdsvak gewerkt hoeft te worden. Er zijn ook computerprogramma´s die om een ingestelde tijd een aantal oefeningen geven en je waarschuwen wanneer u te lang achtereen aan de computer hebt gezeten. 4. Werkplek: De werkplek moet goed zijn ingericht. Door een verkeerde houding kan er veel sneller RSI en ander klachten ontstaan dan bij een goed ingerichte werkplek. Behandeling Bij de behandeling moet rekening worden gehouden met de fase waar de aandoening zich in bevindt. In de eerste fase kan een patiënt op de werkvloer behandeld worden. In latere fasen zal dit thuis of op de praktijk door de fysiotherapeut moeten gebeuren. Ook moet er bij de behandeling niet alleen gekeken worden naar de klachten die er op dat moment zijn maar ook naar de oorzaak waardoor de klachten zijn ontstaan. Fase 1 Het werk terugdraaien qua intensiteit. Inlassen van korte pauzes op gezette tijden. Zo veel mogelijk repeterend werk voorkomen. Overmatige arm en handbelasting voorkomen. Gedoseerde rust. Aanpassen van de werkplek. Start gedragsveranderingen. Sporten. Fase 2 Werk tijdelijk stoppen (bv. een of twee maanden). Daarna gelijke opbouw van de belasting. Aanpassen van de werkplek. Meer pauzes inlassen tijdens het werk. Sport en fysiofitness. Fase 3 Gedragsveranderingen. Fase drie wordt op de zelfde manier behandeld als fase twee alleen zal de patiënt voor langere tijd niet kunnen werken. Klik voor meer informatie over RSI op deze link en bezoek de site van de: RSIvereniging Ook op de site van het rsi-centrum is veel informatie te vinden. Naar boven Rugklachten Waarom deze pagina Deze pagina is geschreven om u te helpen goed met uw rug om te gaan nu u pijn in de onderrug ervaart. De meeste mensen die lage rugklachten krijgen worden vanzelf weer beter. Recent onderzoek heeft aangetoond dat 90% van alle mensen die rugklachten krijgt binnen 6 weken volledig herstellen. Het is echter belangrijk dat u de juiste adviezen in acht neemt zodat het herstel zo snel en 'comfortabel' mogelijk verloopt. En, als u bent herstelt kunt u het risico op een herhaling van klachten beperken. Lage rugpijn: is een mix aan mogelijke symptomen waarin pijn in de rug (vaak, maar niet altijd) op de voorgrond staat. Deze pijn straalt uit in de heup, het been en zelfs in de voet. Eenvoudige lage rugpijn: wordt gebruikt om de meest voorkomende pijn in de onderrug aan te duiden, afkomstig van de spieren, banden en/of de gewrichten. Klachten als gevolg hiervan zijn qua ernst afhankelijk van de hoeveelheid lichamelijke activiteit. Acute lage rugklachten: pijn die minder dan 7 dagen aanwezig is. Symptomen Pijn onder in de rug. Uitstraling van de pijn naar andere plekken. Verminderd lichamelijk functioneren. Er kan ook stijfheid, kracht- en bewegingsbeperking voorkomen. Pijn bij bukken en tillen. Pijn bij lang zitten en staan Oorzaken Circa 80% van alle mensen in westerse landen krijgt gedurende hun leven te doen met een episode van lage rugpijn. Dit wordt meestal veroorzaakt door lichamelijke overbelasting, irritatie en/of eenvoudige ontstekingsreacties in de banden en gewrichten in de rug. Meestal houdt dit verband met een enkelvoudige verkeerde actie (bijvoorbeeld het tillen van een te zwaar gewicht onder een verkeerde lichaamshouding) of door herhaalde kleine traumata (bijvoorbeeld een verkeerde zithouding bij beeldscherm werkzaamheden). De oorzaak van lage rugpijn zal doorgaans door de huisarts en/of de fysiotherapeut gesteld worden. Zij zijn middels eenvoudig orthopedisch en/of neurologisch onderzoek in staat vast te stellen of het al dan niet gaat om een ernstige aandoening. Bij een goed onderzoek is het niet waarschijnlijk dat de bevindingen door de huisarts of fysiotherapeut door röntgenonderzoek bevestigd moeten worden. Dit is eventueel pas zinvol als pijn langer dan 6 weken duurt en niet minder wordt. Wat moet ik doen met mijn rugpijn? Onderzoek toont aan dat langdurige bedrust meer kwaad dan goed doet. Vermijd derhalve liggen in bed, tenzij op dringend advies van uw dokter of uw fysiotherapeut. Wanneer u bedrust wordt aangeraden dan geldt dit advies voor uiterlijk 3 dagen. Zorg dat u regelmatige kleine stukjes loopt, hiermee onderhoudt u een goede doorbloeding van uw rug en voorkomt u tevens dat u stijf c.q. immobiel wordt. Vermijd voorover bukken! Wanneer u toch iets van de grond moet oprapen probeer dit dan met een holle rug te doen en zo diep mogelijk in de heupen en knieën te buigen. Probeer zo min mogelijk te zitten. Als u moet zitten, kies dan een stevige rechte stoel en gebruik een zogenaamde lumbale rol - gemaakt van een opgevouwen handdoek - in de onderrug. Wanneer u opstaat schuif dan eerst zoveel mogelijk naar voren voordat u iets vooroverbuigt. Vermijd zachte stoelen en lage dikke kussens. Wanneer u voelt dat u rust nodig heeft is het beter dat u op de grond gaat liggen dan gaat zitten. Bij zitten neemt namelijk de druk in uw lendenwervels toe. Probeer een van de onderstaande houdingen: Laat het tillen van gewicht in de acute fase van rugpijn achterwege. Zelfs lichte voorwerpen kunnen te veel druk op de wervels geven. Vraag hulp aan anderen bij het verplaatsen van voorwerpen. Vermijd het rechtop zitten in bed en het zitten in bad. Probeer zo min mogelijk auto te rijden. En, als het moet, zorg dan dat de zetel in een rechte positie staat en maak gebruik van een lumbale rol. Wanneer u moet niezen of hoesten ga dan staan en leun met u rug iets achterover met uw handen in de lenden. Vermijd zitten of voorover bukken bij het hoesten. Het is belangrijk dat u een comfortabele positie vindt waarin u goed kan slapen, zodat uw rug tot rust kan laten komen. Vermoeidheid zal uw pijnervaring namelijk doen toenemen. Gebruik slechts een dun kussen en vermijd slapen in een opgerolde houding. Bij het opstaan uit bed buigt u de benen en rolt u op de zijde. Steek vervolgens de onderbenen over de bedrand en gebruik uw armen om zich overeind te duwen. Als u aan het arbeidsproces deelneemt, keer dan zo snel mogelijk weer terug naar uw werkplek. Hoe langer u thuis blijft hoe moeilijker het wordt om uiteindelijk weer terug te keren naar het werk. Uw huisarts en/ of fysiotherapeut zullen u gezamenlijk helpen om een juist moment voor uw rentree te bepalen. Blijf optimistisch! De meeste lage rugpijnen gaan vanzelf over, zonder de noodzaak voor röntgenfoto' en/ of onderzoek door een specialist. Vermijd overdag liggen in bed, eenmaal op de been is de kans op een voorspoedig herstel veel groter en wordt het risico op een herhaling van klachten minder. MCN Aspecifieke lage rugklachten Aspecifieke rugklachten zijn te definiëren als pijn in het gebied rondom de lumbale wervels, het heiligbeen en het staartbeen (het onderste derde deel van de wervelkolom). De oorzaak van de pijn is niet bekend. Het grootste deel van de patiënten dat te maken heeft met rugklachten heeft een aspecifieke diagnose. Dat wil zeggen dat er geen duidelijk aantoonbare oorzaak is voor de pijn. Aspecifieke lage rugklachten behoren in Nederland tot een van de meest voorkomende klachten. Ongeveer tachtig procent van de Nederlanders heeft wel eens last gehad van lage rugklachten. In de meeste gevallen gaat de pijn binnen drie maanden over. Duren de klachten echter langer dan spreekt men over chronische lage rugklachten. Deze groep patiënten vormt in Nederland een groot maatschappelijk probleem. Dat wil zeggen dat er veel mensen thuis zitten met rugklachten die niet in staat zijn hun werk goed uit te voeren en die daardoor in de ziektewet terecht komen. De klachten zijn voor de patiënt erg vervelend. Men voelt zich ziek, heeft pijn maar er kan niet worden aangetoond wat de oorzaak hiervan is. Omdat er geen duidelijke oorzaak voor het ziektebeeld is aan te tonen kan men de patiënt ook niet gericht behandelen. Oorzaken Gedragsmatige oorzaken Voor de aspecifieke lage rugklachten is geen lichamelijke oorzaak aan te wijzen. Vaak is een verkeerde houding de oorzaak van de lage rugklachten. Deze verkeerde houding gaat vaak samen met een verhoogde spierspanning. Ook kan het zijn dat een persoon een verkeerde manier van bewegen heeft. Zo kan het zijn dat iemand in zijn dagelijks werk een verkeerde til techniek gebruikt en zo zijn rug verkeerd belast. Psychosociale oorzaken Men ziet vaak dat de oorzaken van de lage rugklachten niet alleen op het lichamelijke vlak liggen maar ook in het psychische vlak. Psychische factoren kunnen een klacht in stand houden, verergeren en zelfs laten ontstaan. Als iemand niet lekker in zijn vel zit kan dit invloed hebben op zijn psychische gesteldheid. Hierdoor kan er een te hoge spierspanning optreden in het lichaam waardoor er klachten ontstaan. Stress is er een heel goed voorbeeld van. Stress is een langdurige over activiteit van het lichaam. Dit kan gevolgen hebben voor zowel de geestelijke als de lichamelijke gesteldheid van de persoon. Aangezien de klachten zowel op het lichamelijke vlak als op het geestelijke vlak per patiënt enorm verschillen, kan men niet één soort oorzaak voor de aspecifieke klachten aanwijzen. Daarnaast kunnen de klachten die de aandoening met zich meebrengt ook weer een oorzaak zijn voor verergering van de klachten. Bijvoorbeeld slapeloosheid, depressie en sociale isolatie kunnen ervoor zorgen dat de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de persoon nog verder achteruit gaat. De patiënt komt op een dergelijk moment in een vicieuze cirkel terecht. Behandeling Zoals al eerder vermeld is er geen standaardbehandeling voor aspecifieke lage rugklachten. De behandeling moet per persoon aangepast worden. De behandeling van aspecifieke lage rugklachten is onder te verdelen in verschillende onderdelen: 1. 2. 3. 4. Ontspanningstherapie Spierversterkende oefeningen Stress reductie Ergonomie / houding De behandeling van aspecifieke lage rugklachten is vaak niet alleen fysiotherapeutisch. In de meeste gevallen werkt de fysiotherapeut samen met andere disciplines. Onder andere omdat er in bepaalde gevallen een sterk psychologisch aspect meespeelt bij het ontstaan van de klachten. Ad 1) Ontspanningstherapie: Deze therapie vorm is er om te zorgen dat de patiënt zelf leert om te gaan met de spanning in zijn of haar lichaam. Het is vaak zo dat een patiënt niet weet hoe hij of zij zichzelf goed en effectief kan ontspannen. Ontspanning heeft als gevolg dat de spier gedurende een korte dan wel langere tijd minder aangespannen wordt. Dit heeft als effect dat de doorbloeding in de spier kan toenemen. Dit heeft op zijn beurt weer het effect dat de afvalstoffen in de spier kunnen worden afgevoerd en de voedingsstoffen kunnen worden aangevoerd. Daarnaast heeft ontspanning ook effect op het geestelijke niveau. Ontspanning neemt vaak een soort gevoel van rust met zich mee. Ook dit kan een positief effect op de patiënt hebben. De ontspanningstherapie kan zich toespitsen op het gehele lichaam maar ook op een bepaald gedeelte van het lichaam. Ad 2) Spierversterkende oefeningen: Spierversterkende oefeningen zijn bedoeld om de spieren zodanig te versterken dat zij meer aankunnen tijdens het dagelijks leven. Zo maak je de belastbaarheid van de spieren groter. Hierdoor kan de persoon meer aan zonder last te krijgen van de desbetreffende spier. Ook worden er spieren getraind die bepaalde functies kunnen overnemen of kunnen ondersteunen. Ad 3)Stressreductie: Stress is een van de grootste oorzaken van het ontstaan van hogere spanningen in het lichaam. Stress geeft een verhoogde spanning in de spieren. Deze spanning kan niet veel kwaad als hij maar niet al te lang aanhoudt. In bepaalde beroepen is er echter zodanig veel stress dat men niet echt goed meer tot rust kan komen. In dergelijke gevallen kan stress tot klachten in het lichaam leiden. Niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Overspannen raken of zelfs een burn-out krijgen zijn vergevorderde vormen van stress. Daarom is het belangrijk het onderdeel stress in de behandeling mee te nemen. Voor meer informatie over het onderwerp stress drukt u op deze link Ad 4)Ergonomie /houding: Ook de inrichting van de werkplek is zeer belangrijk. Als men gedurende de uitvoering van het beroep een verkeerde houding aanneemt kan dit vergaande gevolgen hebben. Door bijvoorbeeld het beeldscherm van de computer op een verkeerde plek te laten staan kunnen ernstige nek- en schouderklachten ontstaan. Daarom is de inrichting van de werkplek zeer belangrijk. Voor meer informatie over de inrichting van uw werkplek drukt u op deze link Hernia (Hernia Nuclei Pulposi) Hernia is een rugaandoening die ook bekend is onder de naam hernia nuclei pulposi. Bij deze aandoening is er sprake van een beschadiging van de tussenwervelschijven. Deze beschadigingen treden het meest op in het onderste derde deel van de rug. Dit omdat er vaak op deze plek van de wervelkolom de grootse krachten komen te staan. Hernia is een aandoening die in Nederland veel voorkomt. Het meest komt de klacht voor bij mensen met een niet stabiele rug. Dit houdt in dat de rug niet stevig genoeg is, doordat de omringende musculatuur in een slechte conditie verkeert. In het algemeen is dit het geval bij mensen die passief werk verrichten. De klacht komt ook veel voor bij mensen die de rug verkeerd en/of te zwaar belasten. Dit proces van belasting kan geleidelijk verlopen. Zo kan iemand jaren de rug slecht belasten en hiervan pas op lange termijn de gevolgen van merken. De klachten uiten zich dan in de vorm van een Hernia of bijvoorbeeld 1 A-specifieke lage rugklachten. fig. Wat is een hernia? Om te weten wat een hernia is moet men eerst op de hoogte zijn van de anatomische bouw van de wervelkolom. De wervelkolom is een aaneenschakeling van wervels. Deze wervels staan niet boven op elkaar, er zitten schijven tussen. Dit zijn de tussenwervelschijven.(fig.1) Een tussenwervelschijf is een flexibele schijf die bestaat uit twee ringen. Een buitenste ring en een binnenste ring (nucleus pulposus). Deze binnenste ring wordt ook wel de kern genoemd. De buitenste ring is het sterkst en dient als een soort wand voor de gel- achtige binnenkant. De buitenste ring bestaat uit verschillende banden die tegen elkaar aanliggen. In het midden van deze banden zit de binnenste ring van de tussenwervelschijf. Deze bestaat uit een gelachtige substantie. Bij schokken geven de tussenwervelschijven mee met de beweging. De binnenste ring geeft mee en wordt als het ware ineen geperst. De buitenste wervelschijf geeft ook mee maar in mindere mate. Hierdoor wordt bij belasting de wervelschijf dunner en breder/platter. Op deze manier vangen de tussenwervelschijven de belasting en de schokken op. Bij een hernia is de buitenste ring van de tussenwervelschijf beschadigd of zelfs helemaal kapot. Hierdoor kan de binnenste kern, de nucleus pulposus, van de tussenwervelschijf naar buiten uitpuilen. Dit wordt Hernia Nuclei Pulposi genoemd. Dit kan op twee manieren. De eerste manier is dat de buitenste ring nog niet helemaal kapot is. In dit geval kan de binnenste kern niet naar buiten vloeien en zet de tussenwervelschijf alleen maar aan de beschadigde kant uit. Bij de tweede vorm is de buitenste ring volledig doorgebroken en kan de kern naar buiten vloeien. Door het uitstulpen of het naar buitenvloeien van de kern kan de tussenwervelschijf tegen de uit de wervelkolom lopende zenuwen aanduwen. Fig.2 Symptomen Doordat er een zenuw geprikkeld wordt kan dit tot gevolg hebben dat de persoon tintelingen en pijnen voelt in de gebieden die door deze zenuwen worden geïnnerveerd. In het ergste geval kan het zelfs zo erg zijn dat er uitval van de desbetreffende gebieden plaatsvindt. Onder deze gebieden vallen vaak de benen en gedeeltes van de rug. Oorzaken De oorzaak van een hernia is dat de tussenwervelschijf beschadigd raakt. Dit kan door meerdere factoren veroorzaakt worden. De meest voorkomende factor is dat men de rug op een verkeerde manier belast. Door een verkeerde belasting kan de wervel een te hoge belasting te verduren krijgen en barsten. Deze verkeerde belasting vindt vaak plaats bij het verkeerd tillen of oppakken van zware voorwerpen. Een andere manier is dat iemand zijn rug gedurende het dagelijks leven op een verkeerde manier belast. Dit kan zijn door verkeerd te staan of te zitten tijdens het werk of omdat men een verkeerde houding aanneemt. Hierdoor kan de tussenwervelschijf slijten en op den duur zelfs barsten. Dit gebeurt vaak door een provocerende factor op dat moment. Bijvoorbeeld een flinke niesbui of het tillen van een voorwerp of een andere manier waardoor de druk op de wervels plotseling kan toenemen. Behandeling Voorafgaande aan de behandeling worden vaak eerst röntgen foto's gemaakt om te kijken waar de hernia zit en hoe ernstig deze is. De behandeling van een hernia begint vaak met een periode rust. Gedurende deze periode moet de patiënt op bed rusten. Het is de bedoeling dat de zachte kern van de tussenwervelschijf zich gedurende de rust terug trekt en de tussenwervelschijf weer heelt. Dit proces van helen verloopt zeer langzaam en kan gemakkelijk vier tot vijf maanden duren. Het herstel duurt zo lang omdat de tussenwervelschijf een slecht doorbloede structuur is. Als rust niet de oplossing is en de klachten blijven aanhouden is er nog een tweede optie. Dit is een operatieve verwijdering van de binnenste kern van de tussenwervelschijf. Het voordeel van de tweede manier van behandelen is dat de duur vele malen korter is. De operatie neemt, met voorbereiding, niet meer dan een paar dagen in beslag. Daarbij mag de patiënt direct na de operatie zijn of haar rug weer volledig belasten. De derde manier van behandelen is een injectie in de binnenste kern van de tussenwervelschijf. Door deze injectie lost de kern op en neemt de druk op de zenuwen af. Deze laatste manier van behandelen wordt echter niet vaak gebruikt. Dit omdat er de kans bestaat dat er stukken van de kern kunnen achterblijven die later toch nog klachten kunnen veroorzaken. Ook bij deze manier van behandelen is rust een vereiste. Echter niet zo lang als bij de eerste manier van behandelen. Alle drie de manieren van behandelen worden gevolgd door een intensieve periode van fysiotherapie. De fysiotherapie is er voornamelijk op gericht de rug sterker te maken. Dit kan door middel van spierversterkende oefeningen die de patiënt zelf kan uitvoeren. Met daarnaast ook het beoefenen van fitness op fysiotherapeutische basis. Hierdoor moet de belastbaarheid van de rug toenemen. De therapie gaat tevens gepaard met adviezen over hoe de patiënt in het vervolg het beste met zijn rug om kan gaan. Dit houdt in dat de patiënt advies krijgt over de manier van zitten, staan, tillen en hoe hij of zij zo goed en verantwoord mogelijk zijn werk kan uitvoeren. Klik voor meer informatie over rugklachten op deze link en bezoek de site van de: Nederlandse vereniging van whiplash patiënten Voor meer informatie over Hernia ga naar de site over Hernia Naar boven Stress Stress: "Angststoornis. De patiënt kan last hebben van een verhoogde prikkelbaarheid, slaapstoornissen, concentratiestoornissen, interesse en initiatief verlies en een negatief toekomst beeld." Overspannen:"De patiënt heeft last van een verhoogde prikkelbaarheid, slaapstoornissen, concentratiestoornissen, interesse en initiatief verlies, een negatieve toekomst verklaring en verminderde geestelijke spankracht veroorzaakt door een langdurige wanverhouding tussen geestelijke en lichamelijke draagkracht van een individu enerzijds en de sociale draaglast, door de omgeving anderzijds." Posttraumatisch stress syndroom:"Angststoornis gedurende langer dan een maand als gevolg van blootstelling aan een ernstig traumatische ervaring. De klachten bestaan uit herbeleving van de ervaring in de vorm van niet te onderdrukken herinneringen, nachtmerries en illusies. Daarnaast heeft de patiënt last van een verhoogde prikkelbaarheid, slaapstoornissen, concentratiestoornissen, interesse en initiatief verlies en een negatieve toekomst verklaring. De klachten komen overeen met die van Stress, alleen is er bij het posttraumatische stress syndroom vaak ook sprake van: derealisatie, onthechting en depersonalisatie." Wat is stress? Stress is een van de meest voorkomende ziektebeelden in onze westerse cultuur. Tegelijkertijd is het ook een van de meest onduidelijke ziektebeelden. Stress staat vaak aangeschreven als oorzaak voor verschillende ziektebeelden. Dit is voornamelijk te danken aan het feit dat stress invloed heeft op de algehele gesteldheid van de mens. Dit zowel op geestelijk, emotioneel en lichamelijk niveau. Stress uit zich vaak, in 'lichte' vorm, als een verhoogde spanning ergens in het lichaam. Maar kan zich ook uiten in een zeer ernstige vorm zoals bijvoorbeeld een posttraumatisch stress syndroom (angsten die een individu kan hebben na het meemaken van een zeer aangrijpende gebeurtenis). Stress omvat vele soorten en vormen. De meest bekende vorm van stress in onze samenleving is stress die gekoppeld is aan het 'overwerkt raken', overspannenheid en de burn-out. Deze vorm van stress begint vaak als een onschuldige vorm van spanning. Symptomen Op het moment dat stress langere tijd aanhoudt wordt het steeds meer merkbaar voor de persoon. Men ziet bij deze categorie personen dat de spierspanning verhoogt en dat een persoon prikkelbaarder wordt voor zijn omgeving. Aspecten uit de omgeving die voorheen van weinig betekenis waren gaan een grotere rol spelen voor de desbetreffende persoon. Hij of zij ervaart dat hij te kampen krijgt met concentratie stoornissen, slapeloosheid, interesse en initiatief verlies, rusteloosheid en een negatief toekomst perspectief. Deze factoren beginnen op en zeer laag niveau maar kunnen in de loop der tijd tot een groot probleem voor deze persoon leiden. Op den duur kan het zelf depressiviteit en of een burn-out tot gevolg hebben. Daarom is het zaak er in een beginstadium van de aandoening bij te zijn. Echter is dit niet zo makkelijk. Aangezien het ziektebeeld op een dusdanig langzame manier invloed op de persoon krijgt dat het pas in een later stadium opgemerkt wordt. Bij stress is het vaak ook dat de aandoening periode gebonden is. Het kan zijn dat wanneer een persoon stress heeft, hij dit gedurende een aantal maanden heeft omdat er factoren in zijn werk of privé omgeving zijn die hiertoe leiden. Deze factoren kunnen na een bepaalde tijd verdwijnen en zo ook een gedeelte of de gehele oorzaak voor de stress wegnemen. In een dergelijk geval zullen de symptomen ook afnemen. In dit voorbeeld kan de stress factor weinig tot geen kwaad. Echter als de stress factor langere tijd aanhoudt dan kan stress leiden tot het optreden van ernstigere klachten. Op een dergelijk moment heeft de desbetreffende persoon al een zodanige vorm van stress dat deze niet binnen een korte tijd te behandelen is. Oorzaken Stress kan door vele verschillende aspecten veroorzaakt worden. Bijvoorbeeld een stressvolle baan of een aangrijpende gebeurtenis in de omgeving van de desbetreffende persoon. Behandeling Aangezien stress in vele stadia voorkomt is er niet één behandeling voor het ziektebeeld. Veelal bestaat een behandeling uit de oorzaak van stress weg te nemen of af te zwakken. Hierbij is vaak een grote rol weggelegd voor psychiaters en of psychologen. Het is hun taak er achter te komen waar de werkelijke oorzaak ligt. Dit gaat vaak in combinatie met andere vormen van therapie. Dit kunnen zijn: Ontspanningstherapie. Sport oefeningen. Spierversterkende oefeningen. Medicinale therapie. De medicinale therapie bestaat vaak uit slaaptabletten, ontspannende middelen en antidepressiva. Bij de behandeling zijn vaak maatschappelijk werkers betrokken om samen met de patiënt te kijken naar de inrichting van zijn dagelijks leven. Door het anders indelen van het dagelijks leven kan de patiënt soms veel beter en gestructureerde zijn dag indelen waardoor bepaalde stressfactoren afnemen. Aangezien er aan stress, en voornamelijk bij posttraumatische stress, ernstige problemen ten grondslag kunnen liggen kan de behandeling een lange periode in beslag nemen. Lees voor meer informatie het artikel van Dr. J.L. Freed Naar boven Tenniselleboog (Epicondiylitis lateralis) De tenniselleboog is een veel voorkomende blessure. Deze blessure komt niet alleen zo als de naam doet vermoeden bij tennissers voor. De medische term is epicondylitis laterales. De tenniselleboog is een overbelastingssyndroom. Dit houdt in dat de pees van de onderarm strekspieren is overbelast. Deze spieren lopen over het polsgewricht en hechten aan op de buitenkant van de elleboog (laterale epicondyl). De spieren die het meest betrokken zijn bij deze aandoening zijn de extensor carpi radialis brevis en de extensor carpi ulnaris (rood). Fig. 1 De tenniselleboog valt ook wel onder de naam RSI. RSI is een overkoepelende naam voor een aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek en de arm. Het laatste jaar wordt ook wel over de naam CANS gesproken omdat RSI de aandoening niet goed onderscheidt. Maar dit is nog zo nieuw dat RSI nog het meest gebruikte woord is. Symptomen Bij een tenniselleboog is er pijn ter hoogte van de buitenzijde van de elleboog, soms uitstralend naar de onderarm en pols en zelden uitstraling naar buitenzijde bovenarm en schouder. De pijnklachten treden op wanneer de strekspieren van de pols en de hand worden aangespannen, bijvoorbeeld als we iets met de hand op willen pakken. Je kunt het ook zoals het volgende plaatje proberen (Fig 2.): Fig. 2 De strekspieren van de pols en de hand worden tegen weerstand aangespannen. Bij aanwezigheid van een tenniselleboog is dit pijnlijk. De oorsprong van de strekspieren van de pols en hand zit vast aan de buitenzijde van de elleboog. Wanneer daarop gedrukt wordt, doet die plek ook pijn. Doordat de pijn in het begin nog wel eens wegtrekt blijven mensen de arm belasten waardoor dit tot pijnklachten kan leiden die ook 's nachts aanhouden, ook als de arm niet wordt gebruikt. Een tenniselleboog in een gevorderd stadium kan leiden tot kracht- en coördinatieverlies. Er kan pijn zijn bij het rekken van de pols strekkers (elleboog gestrekt en de hand in de richting van de handpalm bewegen. Oorzaken Het feit dat deze pees overbelast raakt kan twee oorzaken hebben. Ten eerste kan het komen door een te zware belasting voor een korte of lange periode en ten tweede kan de belastbaarheid van de pees verlaagd zijn door bijvoorbeeld een slechte doorbloeding. Deze slechte doorbloeding kan vele oorzaken hebben. Door de verlaagde belastbaarheid kan een gewone belasting al overbelasting zijn en dus klachten geven. Bij overbelasting van een pees komen er kleine scheurtjes in het bindweefsel van de pees. Omdat peesweefsel van nature slecht is doorbloed, duurt het lang voordat de pees weer is hersteld. De pijn van de elleboog gaat in het begin altijd langzaam weer weg, hierdoor blijven mensen de elleboog belasten en komt deze nooit tot volledig herstel. Behandeling van de fysiotherapeut Het is belangrijk zelf overmatige of verkeerde belasting en daarmee pijn te voorkomen. De fysiotherapeut richt zich hoofdzakelijk op twee punten: Het verbeteren van de doorbloeding van de pees zodat er voldoende voedingsstoffen bij komen die nodig zijn voor het herstel. Dit kan gedaan worden door lokale frictie (drukmassage) toe te passen op de pijnlijke plek en fysiotechniek. Het weer op oud niveau laten functioneren van de onderarmspieren. Het terugkrijgen van de kracht en de coördinatie. Door middel van kracht- en coördinatieoefeningen. Behandeling van specialisten Helpt de behandeling van de fysiotherapeut niet, dan kan een injectie met een plaatselijke verdoving en een bijnierschorshormoon (corticosteroïd preparaat) ter hoogte van de aanhechting van de pees op het bot helpen. Deze injectie kan zonodig na drie en zes weken worden herhaald. Wanneer deze niet- operatieve behandelingen niet helpen kan een operatie overwogen worden. Daarbij wordt de aanhechting van de spieren op de buitenzijde van de elleboog voor een deel losgemaakt. Op die wijze wordt de irritatie opgeheven. Voor beide behandelingen geldt dat er pijn zal zijn als de verdovingsvloeistof is uitgewerkt. Na beide behandelingen is het verstandig om een aantal weken geen zwaar tillende werkzaamheden te verrichten. Klik voor meer informatie over de tenniselleboog op deze link en bezoek de site van het: Instituut tenniselleboog Nijmegen Whiplash Wat is een whiplash De term whiplash heeft aanleiding gegeven tot vele omschrijvingen die in vergelijking erg van elkaar verschillen. Omdat er zoveel verschillende definities bestaan heeft de Quebec Task Force on Whiplash-Associated Didorders (QTF-WAD) één universele definitie voorgesteld: "Whiplash is an acceleration-deceleration mechanism of energy transfer to the neck. It may result from rear-end or side-impact motor-vehicle collisions, but can also occur during diving or other mishaps. The impact may result in bony or soft-tissue injuries (whiplash injury), which in turn may lead to a variety of clinical manifestations (whiplash-associated disorders)." (Quebec Task Force on Whiplash - Associated Disorders (QTF-WAD), Spitzer et al, 1995) Wij hebben gekozen deze definitie aan te houden. Vanuit het Engels vertaald, betekent de veel gebruikte verzamelnaam whiplash: zweepslag. De term whiplash wordt in de volksmond vaak gebruikt voor nek-, rug- en schouderklachten, welke ontstaan zijn door auto-ongevallen. Dit is alleen niet terecht, deze kwetsuur ontstaat namelijk ook wanneer een kuit of een ander scharnierend deel van het lichaam verrekt wordt. Ook daarbij kunnen er gewrichten ontzet worden, banden overrekt en/of spiervezels beschadigd raken. In het kort kan dan ook gezegd worden, dat de benaming whiplash er een is die veelal gebruikt wordt voor: de klachten die kunnen ontstaan nadat het hoofd een plotselinge heftige beweging heeft gemaakt. Dit kan een beweging van voren, naar achteren en andersom zijn, maar wat zeker niet vergeten mag worden zijn de bewegingen naar opzij. Oorzaken De belangrijkste oorzaak van het whiplashtrauma is de kop-staartbotsing, waarbij het hoofd, dat meestal toch wel 5 kilo weegt, met grote snelheid heen en weer zwiept. Het whiplashtrauma geldt als een typische aandoening van de twintigste eeuw, omdat het stijgende aantal patiënten voornamelijk een gevolg is van het snelgroeiende gemotoriseerde verkeer. Als je de kop-staartbotsing nader bekijkt gebeurt er het volgende: Er staat een auto te wachten voor het stoplicht. En de bestuurder van de achter op komende auto let even niet op en knalt met grote snelheid achter op de wachtende auto. Als je nu neemt dat de rijdende auto 50 km/u rijd, veroorzaakt dit bij de stilstaande auto een achterwaartse versnelling van het hoofd van 250 km/u. De spieren krijgen niet de kans om zich voor te bereiden op de klap en daardoor slingert het hoofd naar achteren en trekt aan de wervels. Daarna komt er een versnelling naar voren, waarna opnieuw de nekwervels verschuiven met de daaromheen liggende banden. Dit alles geeft het whiplashtrauma. Mogelijke andere oorzaken zijn bijvoorbeeld een val van de keukentrap, een contactsport waarbij het er nogal ruig aan toe gaat of een sport waarbij de kans op botsingen groot is, zoals bij American football. Omdat het whiplashtrauma vaak in verband wordt gebracht met een kop-staartbotsing, wordt de diagnose vaak veel minder snel of niet gesteld bij patiënten met een ander ongeluk. Wat er op dat moment precies wordt beschadigd is nog steeds niet goed aangetoond. Wel zijn er verschillende theorieën over. De meest aannemelijke hiervan is dat er (net als bij een sportblessure) gewrichtsbanden overrekt worden en/ of spiervezels worden beschadigd. De meeste afwijkingen zijn moeilijk zichtbaar te maken met de huidige medische technieken als röntgenfotografie, CT-scan, EEG en MRI waardoor sommige geneigd zijn de klachten als psychisch te zien. Toch twijfelen de medische experts er niet aan dat het sterk psychisch getinte whiplashsyndroom een lichamelijke oorzaak heeft. Symptomen Een van de meest opvallende aspecten van het whiplashsyndroom is de tijd die er in de meeste gevallen zit tussen het ongeluk en het ontstaan van de klachten. Het is niet ongebruikelijk dat een whiplashpatiënt pas na een aantal dagen, weken of zelfs maanden na het (auto)ongeluk last krijgt van zijn klachten. De klachten die optreden zijn over het algemeen: pijn, evenwichtsstoornissen en concentratiestoornissen. Meestal is er direct na het ongeluk wel last van duizeligheid en lichte hoofdpijn, maar de klachten zijn nog niet zo ernstig dat er niet meer normaal gefunctioneerd kan worden. Van belang is te weten dat tussen de ernst van de verwonding en de erbij behorende klachten geen evenredigheid hoeft te bestaan: een (schijnbaar) gering trauma kan soms een zeer heftig en langdurig klachtenpatroon tot gevolg hebben. Vaak stort de patiënt met een whiplashtrauma pas na enkele dagen of weken in. De pijn in hoofd, nek en schouders en de vermoeidheid is dan zo toegenomen dat normaal functioneren niet meer mogelijk is. Er is nog geen verklaring voor dit fenomeen, daarom is een diagnose stellen ook zo moeilijk. Er is een hele lijst met klachten waarmee een whiplashpatiënt te maken kan krijgen, maar dit is toch per patiënt weer verschillend. Ieder heeft zijn eigen scala aan klachten. Grofweg gezegd zijn de klachten ontstaan door een whiplashtrauma die in te delen zijn in de volgende categorieën: Hersenfunctiestoornissen Deze zijn onder te verdelen in 2 categorieën: Neurologische stoornissen, hieronder vallen de pijnklachten zoals hoofd- en nekpijn, maar ook spierzwakte in schouders en nek en vreemde gevoelssensaties, zoals tintelingen in de handen. Cognitieve functiestoornissen, deze hebben vooral betrekking op het verwerken van informatie. Hieronder vallen symptomen als concentratieverlies en vermindering van geheugencapaciteit. Gebrek aan nachtrust (door pijn en nachtmerries) kan ook leiden tot concentratie -en geheugenverlies. Functiestoornissen van het bewegingsapparaat Veel patiënten hebben last van een stijve nek en kunnen de normale bewegingen van het hoofd nog maar ten dele uitvoeren. Soms heeft de patiënt instabiele rug- en nekwervels, waardoor het bewegen van die delen pijn doet en stroef gaat. Sensorische functiestoornissen Whiplashpatiënten hebben vaak last van overgevoeligheid voor licht en geluid of verandering van smaaksensaties. De vestibulaire stoornissen behoren ook tot deze groep omdat het evenwichtsorgaan een zintuig is. Deze vestibulaire stoornissen kunnen leiden tot duizeligheid, oorsuizen, een onzekere balans bij het lopen en wankelen als men langere tijd stil moet staan. Duizeligheid komt bij 1-2 van de 10 patiënten voor. Het wordt veroorzaakt door zeer uiteenlopende factoren, zoals verminderde beweging van de nek (C1,2,3), hypertonus van de nekspieren aan de voorzijde en/ of verminderde coördinatie van de ogen. In 99% van de gevallen is er echter niets ernstigs aan de hand. Hormonale stoornissen Bij veel vrouwelijk whiplashpatiënten is de menstruatiecyclus verstoord. Bovendien vertonen sommige vrouwen symptomen die veel lijken op het premenstrueel syndroom(.verschijnselen die kunnen optreden voorafgaand aan de menstruatie) Ook kunnen bij whiplashpatiënten veranderingen in het libido (aangeboren seksuele gevoelens) worden geconstateerd. Deze stoornissen zijn mogelijk ook gerelateerd aan de hersenfunctiestoornissen. Psychische stoornissen Psychische stoornissen zijn vooral stoornissen op het affectieve vlak. Het komt vaak voor dat er veranderingen in het karakter en het gevoelsleven van de whiplashpatiënt plaatsvindt. Zo kan iemand die voorheen opgewekt en actief was door een whiplashtrauma lusteloos en depressief worden. Er is sprake van een depressie indien voldaan wordt aan ten minste 4 van de volgende punten: Verstoring van de nachtrust (toe of afname) Verlies van interesse in de omgeving Schuldgevoel Moeheid, verminderde energie Verminderde concentratie/ geheugenverlies Eetstoornissen Psychomotorische stoornissen Zelfdoding Emotionele en psychische gevolgen Hoe ernstig de emotionele stoornissen als gevolg van een whiplashtrauma zijn, hangt natuurlijk nauw samen met de lichamelijke beperkingen, de pijn, de stoornissen op cognitief gebied en de persoonlijkheid van de patiënt. De patiënt kan door zijn lichamelijke beperkingen zich gefrustreerd gaan voelen, vinden dat hij niet meer volledig deel kan nemen aan de maatschappij, zijn gevoel voor eigenwaarde verliest en misschien zelfs vereenzaamt. Vaak hebben patiënten weinig interesse in de wereld om hen heen, slapen ze onrustig, is er geheugenverlies, een vermindert concentratievermogen, een laag libido en ondergaan ze extreme stemmingswisselingen. Dit is nog maar een klein deel van alle veranderingen die ze doormaken. De ernst van de whiplash en de manier waarop de aandoening vanaf het begin behandeld is, bepalen voor een groot deel in welke mate de emotionele stoornissen optreden. De omgeving speelt ook een grote rol hierin. Als de omgeving de klacht serieus neemt en de patiënt voelt zich met zorg en begrip omringt, dan zijn de gevolgen van een whiplash veel beter te accepteren en zal de patiënt sneller genezen. Meestal zijn de psychische klachten net zoals de lichamelijke klachten tijdelijk. Ze verdwijnen gelijk met de lichamelijke klachten. Gemiddeld duurt dit anderhalf tot twee jaar vanaf de datum dat dit veroorzaakt werd. De emotionele stoornissen en de psychische klachten van een whiplashpatiënt kunnen zowel een lichamelijk als een psychische oorzaak hebben. Een lichamelijke oorzaak is de stremming van de toevoer van zuurstof. Door de enorme klap die de nek bij het ongeluk heeft gehad, is het mogelijk dat het ruggenmerg beschadigd is. Daardoor kan er een stremming optreden in de slagaders die door het ruggenmerg lopen. Deze slagaders zijn belangrijk voor de bloedtoevoer naar de hersenen. Ze zorgen ervoor dat er zuurstof en voedingsstoffen naar allerlei actieve centra in de hersenen worden gebracht. Wanneer er niet meer voldoende verse aanvoer is vanuit de slagaders, worden de functies van deze hersendelen verstoord. Het betreft dan onder andere het slaapcentrum, het zogenoemde limbische systeem, dat onze emoties regelt en de kwaliteit van het korte termijngeheugen bepaalt, en het deel van de hersenen dat onze zintuigen bestuurt. De patiënt gaat daardoor bijv. slecht zien, overmatig zweten en wordt vergeetachtig. Hij slaapt slecht en heeft last van nachtmerries. Een eerste psychische oorzaak kan zijn de verwerking van het ongeluk hiermee wordt bedoeld dat de patiënt het trauma moet verwerken. De patiënt moet leren accepteren dat hij niet meer geheel mee kan doen (voorlopig) en dat hij daar buiten zijn schuld in is gekomen. Veel patiënten verliezen hun positieve instelling en worden depressief. Een tweede en laatste psychische oorzaak zou kunnen zijn dat de patiënt zijn eigenwaarde verliest. Dit kan ontstaan doordat de patiënt waarschijnlijk de rest van zijn leven minder energie heeft dan voor het ongeval en het minder zien??? zin hebben (van gedrag dan dit weg???) kan door de omgeving niet altijd in dank worden afgenomen. De patiënt kan in een geïsoleerde situatie komen en afhankelijk worden van anderen, dit kan aan zijn/ haar gevoel voor eigenwaarde vreten. Bij een whiplashpatiënt zijn de volgende psychische symptomen te onderscheiden: Depressieve gevoelens Bij meer dan 70% van de whiplashpatiënten komen depressieve gevoelens voor. Er is alleen wel een groot verschil tussen whiplash depressiviteit en een chronische depressie. Een whiplashpatiënt wil wel weer gewone dagelijkse werkzaamheden oppakken, maar is daartoe niet in staat. Een chronische depressieve patiënt is daarentegen apathisch en heeft geen neiging tot het doen van acties. Slaapstoornissen Het merendeel van patiënten heeft last van slaapstoornissen. Er zijn moeilijkheden bij het inen doorslapen, vroeg wakker door hoofdpijn en onrustig slapen en soms slapen met nachtmerries. Angsten Whiplashpatiënten zijn vaak nerveus, angstig of gespannen. Er kan een angst ontstaan om zich weer in het verkeer te begeven, als ze door een auto-ongeluk een whiplash hebben opgelopen. Soms ontwikkelt zich een extreme vrees voor iets. Als ze angstig zijn klagen de patiënten over een benauwd gevoel en de neiging tot hyperventileren. Verlies van interesse Het verlies van interesse uit zich in veel dingen van het dagelijks leven. De whiplashpatiënten voelen zich uitgeput hebben geen interesse voor de buitenwereld, ze zien overal tegenop, hebben nergens zin in en zijn niet vooruit te branden. Patiënten zetten vaak ook seksuele gevoelens op een laag pitje. Overgevoeligheid De patiënten worden over het algemeen ook prikkelbaarder en emotioneler. Bij kinderen met een whiplash is dit vooral problematisch. Persoonlijkheidsverandering Het karakter van een whiplashpatiënt kan veranderen. De patiënt kan zich ineens anders gaan gedragen dan voor het ongeluk en daardoor kunnen relaties onder spanning komen te staan. Gebrek aan concentratievermogen Patiënten kunnen zich maar kort concentreren op een onderwerp. Ook lange autoritten zijn door dit concentratie verlies moeilijk. Isoleren Veel patiënten trekken zich terug uit het sociale leven. Ze kunnen hierdoor vervreemden van vrienden, familie en zelfs hun eigen gezin. Patiënten trekken zich terug vanwege de extreme vermoeidheid, het verlies van interesse en de verminderde eigenwaarde. Minderwaardigheidsgevoel Doordat de patiënt een aantal functies niet meer kan uitvoeren denkt de patiënt dat hij niet meer serieus wordt genomen door de buitenwereld, dit leidt regelmatig bij whiplashpatiënten tot een minderwaardigheidsgevoel. Faalangst Sommige patiënten zijn zo in de war dat hun lichaam het niet meer doet zoals ze gewend waren, waardoor ze geen opdracht durven uit te voeren. Deze patiënten krijgen faalangst en hebben de neiging om helemaal niets meer te doen. Dit heeft tot gevolg dat ze een apathie (lusteloosheid) ontwikkelen, wat een geestelijke achteruitgang geeft. Het is heel belangrijk dat de omgeving met lichte taken de hersenen blijft activeren, dit voor het herstel van de patiënt. Onbeheerst gedrag vertonen Soms hebben patiënten zichzelf niet meer in de hand, dan vergeten ze hun opvoeding en gedragen ze zich zeer onbeheerst. Sommige patiënten neigen naar agressiviteit. Dit komt gelukkig maar zelden voor. Hallucineren Het gebeurt wel eens dat whiplashpatiënten de dingen anders zien dan ze zijn. Deze waanbeelden komen meestal alleen bij de zeer ernstige gevallen voor en zijn meestal tijdelijk van aard. Neiging tot zelfdoding Wanneer een patiënt veel pijn heeft en er zijn ook psychisch problemen kan deze patiënt wel eens aan zelfdoding denken. Het whiplashtrauma is dan niet de aanleiding tot zelfdoding, maar kan wel als er al psychische problemen waren de druppel zijn. Omstandigheden die de gevolgen van een whiplash beïnvloeden Als je een whiplash hebt hoeft dit niet te betekenen dat je er ook daadwerkelijk klachten van krijgt. Er zijn een aantal factoren die dit wel kunnen beïnvloeden, waardoor je de kans op het krijgen van een whiplashsyndroom vergroot. Deze factoren worden hieronder genoemd: Sekse Het blijkt dat circa 60% van de whiplash patiënten vrouw is. Verschillende theorieën hierover zijn bijvoorbeeld dat vrouwen een dunnere nek hebben die door minder spiervezels ondersteund wordt. Ze zouden dus ook minder in staat zijn de schadelijke krachten tijdens een ongeval kunnen weerstaan. Verder is het verkeersgedrag van vrouwen anders dan die van mannen; zij begeven zich meer in het drukke stadsverkeer, en rijden bovendien in minder schokbestendige auto's (de tweede auto). Als laatste rijden vrouwen ook vaker als passagier mee waardoor zij minder bedacht zijn op een ongeluk. Leeftijd Ook de leeftijd speelt een rol bij het verwerken van een whiplash. Oudere mensen krijgen eerder last van de gevolgen van een whiplash dan jongeren. Bovendien gaat het genezingsproces bij oudere mensen langzamer. Kinderen kunnen ook een whiplashtrauma krijgen. Dit uit zich dan in een vertraging van de geestelijke ontwikkeling. Conditie Als het lichaam van het slachtoffer tijdens het ongeval in een te slechte conditie verkeert of als het slachtoffer last heeft van een algemeen pijnsyndroom, bijvoorbeeld reuma, dan is de kans op een whiplashsyndroom aanzienlijk groter. De verkeerssituatie Een aanrijding van achteren, waardoor het hoofd eerst naar achteren en dan naar voren klapt is veel ernstiger dan een aanrijding van voren, waarbij het omgekeerde gebeurt. Het dragen van een gordel verkleind de kans op een hoofdletsel, maar vergroot echter de kans op een whiplashtrauma doordat het lichaam tegen de stoel gedrukt blijft en het hoofd vrij heen en weer slingert. Hierdoor worden de nekwervels extreem belast. (Dit betekend echter niet dat u geen gordel meer moet gaan dragen!) Hoofdsteun Een deel van de nekletsels als gevolg van achter aanrijdingen kan worden voorkomen door een goed afgestelde hoofdsteun. Als de hoofdsteun op oorhoogte staat, dat is ongeveer vijfentachtig centimeter hoogte gerekend vanaf de heup tot het oor, dan kan deze het hoofd en de nek goed opvangen tijdens het ongeval. Het advies van Veilig Verkeer Nederland is echter om de hoofdsteun gelijk te zetten met de bovenkant van het hoofd. Helaas loopt de Europese regelgeving achter bij het langer worden van de gemiddelde Nederlander. Daardoor kan het voorkomen dat de hoofdsteun bij lange mensen niet gelijk gezet KAN worden met de bovenkant van het hoofd. De afstand tussen het hoofd en de hoofdsteun mag maximaal 4 centimeter zijn, wil de hoofdsteun nog enig effect hebben. Het is dus zo dat als je geen goed afgestelde hoofdsteun hebt je meer kans hebt om een whiplash te krijgen. Om een idee te krijgen wat het nut van de hoofdsteun is bij een achter aanrijding, kunt u de twee onderstaande filmpjes van TNO bekijken. Op het eerste filmpje is een achteraanrijding te zien zonder de aanwezigheid van een (goed afgestelde) hoofdsteun. Op het tweede filmpje de functie van een (goed afgestelde) hoofdsteun die de klap opvangt. De invloed van een whiplashtrauma op het dagelijks leven Iedereen heeft een sociale kring. Die bestaat uit je gezin, familie, vrienden, kennissen, medescholieren enz. In elke relatie weet de één wat die van de ander kan verwachten. Als dat door ziekte ineens anders wordt ontstaan er spanningen. De gezonde persoon krijgt minder aandacht van de zieke en de zieke wil juist meer aandacht van de ander. In het begin van een ziekte is het meestal nog wel zo dat de betrokken omstanders nog wel willen helpen en wat extra aandacht geven, maar als de weken naar maanden gaan en nog langer kunnen er irritaties ontstaan. Er moeten hiervoor dan oplossingen gevonden worden waardoor de patiënt en de omgeving meer ontlast worden. Vooral whiplashpatiënten die weten dat de omgeving door hen niet meer zoals normaal functioneert krijgen snel een schuldgevoel en kunnen daardoor niet rustig revalideren. Veel patiënten keren ook te snel terug naar hun werk vanwege de druk van buitenaf. Wat is een chronische whiplash patiënt ? De klachten die na een whiplashongeval optreden noemen we het "postwhiplashsyndroom". Gelukkig hebben de meeste mensen maar een korte tijd last van hun klachten. Helaas geldt dit niet voor alle mensen. Soms verdwijnen de klachten niet. Ze nemen juist toe en verergeren zelfs. Dit kan ingrijpende gevolgen hebben op het dagelijks leven. Houden de klachten langer dan 1 jaar aan, dan is er sprake van het "late post-whiplashsyndroom" Bij een chronische whiplash patiënt is er sprake van een "late post-whiplashsyndroom". ????????????????????????????? 2x hetzelfde Weghalen ,want staat ook bij het volgende punt Men spreekt van een chronische of laat whiplash-syndroom wanneer 6 maanden of langer na het ongeval het klachtenpatroon nog steeds blijft bestaan. Wat is de epidemiologie van whiplash? Nederland Een studie van de SWOV laat zien dat in de periode 1983-1991 het jaarlijks aantal achteraanrijdingen in Nederland met 29% is toegenomen en het aantal nekletsels met 54% . Reeds in 1976/1977 vond de SWOV opmerkelijk veel nekklachten (50%) in de categorie achteraanrijdingen, die slechts 10% besloeg van alle auto-ongevallen. Een TNO onderzoek in opdracht van de Raad voor de Verkeersveiligheid laat zien dat het aantal whiplashslachtoffers in Nederland ten gevolge van verkeersongevallen zoals bekend bij de WA- motorrijtuigen verzekeraars circa 11.000 per jaar bedraagt. De totale omvang van het aantal whiplashslachtoffers in Nederland wordt tussen de 15.000 en 30.000 per jaar geschat. Auto-ongevallen Uit een onderzoek van het TNO blijkt waarbij 2355 formulieren ingevoerd werden in een computerbestand dat van de 1978 auto-ongevallen in dit bestand, de verdeling als volgt was: achteraanrijding 51% vooraanrijding 19% zijaanrijding 14% kettingbotsing 15% onbekend/anders 1% Het totaal van achteraanrijdingen en kettingbotsingen is 66% tegenover 33% andere aanrijdingen. Veel slachtoffers hebben het ongeval niet zien aankomen en dus niet geanticipeerd, door bijvoorbeeld de spieren te spannen. In de categorie achteraanrijdingen is dit percentage zelfs 74%. Opvallend is dat de klachten bij auto-inzittenden die het ongeval niet hebben zien aankomen gemiddeld eerder ontstaan dan bij hen die het ongeval wel hebben zien aankomen: 9 dagen versus 18 dagen (de middelste waarde is gelijk: 0 dagen). Bij voor/zijaanrijdingen treedt vaak contact op met het auto-interieur en hebben de slachtoffers vaker zichtbare verwondingen opgelopen dan bij achter/ketting aanrijdingen. Whiplashletsels ontstaan dus niet alleen ten gevolge van een vrije 'zweepslag' beweging van hoofd en nek, maar ook ten gevolge van andere mechanismen. De helft van de auto-ongevallen vond plaats binnen de bebouwde kom. Whiplash wordt ook wel 'traffic light disease' genoemd, maar slechts 38% van de auto's betrokken bij een achter/ketting aanrijding stond stil voor een verkeerslicht. Bij de overige typen aanrijdingen speelt dit verschijnsel nauwelijks een rol. Constatering van whiplash door de huisarts vindt bij voor/zijaanrijdingen later plaats dan bij achter/ketting aanrijdingen, bij 50% van de slachtoffers later dan 7 dagen na het ongeval. Mogelijk wordt er minder snel aan whiplash gedacht bij dergelijke aanrijdingen, of wordt er eerst aandacht besteed aan andere (zichtbare) letsels. Uit buitenlands onderzoek is bekend dat het risico op whiplash in een kleine auto groter is dan in een grote, zware auto. Het merendeel van de slachtoffers (87%) geeft aan dat er een gordel werd gedragen tijdens het ongeval. In 86% van de auto's/zitplaatsen was een hoofdsteun aanwezig. Hierbij waren relatief weinig passagiers, deze zitten vooral in de categorie 'geen hoofdsteun' en het betreft dan vaak achterpassagiers. Een hoofdsteun kan bescherming bieden bij achteraanrijdingen, mits deze goed is afgesteld. Uit de ingevulde gegevens is een relatie af te leiden tussen de lichaamslengte van het slachtoffer en de ingestelde hoogte van de hoofdsteun, dus blijkbaar is er wel sprake van een bewuste instelling. Teneinde een eventueel aanwezig tijdseffect te bestuderen zijn de auto-ongevallen van vóór 1985 vergeleken met die vanaf 1990. De meeste auto-ongevallen in dit bestand vonden in 1990 of later plaats (81%). Bij de ongevallen die voor 1985 plaatsvonden is minder vaak een gordel aanwezig c.q. gedragen (51%) dan bij de latere ongevallen (90%) en is eveneens minder vaak een hoofdsteun aanwezig (42% versus 91%). Het blijkt dat het aandeel van achteraanrijdingen is toegenomen met 6%, maar het aandeel van kettingbotsingen is afgenomen met eenzelfde percentage. Het gemiddelde aantal dagen tot het ontstaan van klachten bedraagt 77 dagen voor de ongevallen vóór 1985 en 6 dagen voor de ongevallen die in 1990 of later plaatsvonden (de middelste waarde is echter gelijk: 0 dagen). In welke verschillende patiëntencategorieën kun je whiplash delen? De whiplash patiënten zijn onder te verdelen in verschillende categorieën. Deze categorieën worden verdeelt in fasen nl.: eerste fase: tweede fase: vroege fase u klachten langer dan 3 maanden laat eerste fase klachten na 3 maanden maar niet langer dan 6 maanden u klachten langer dan 6 maanden De meeste epidemiologische onderzoeken geven aan dat ongeveer 90% van de patiënten na een 'whiplash-injury' binnen twaalf maanden hun activiteiten hebben opgepakt en weer normaal participeren (Spitzer et al, 1995). De zgn. 'eenjaars cumulatieve terugkeer in activiteiten' geeft onder meer verschillen aan met betrekking tot leeftijd en geslacht. Toch lijkt het verstandig deze gegevens enigszins te nuanceren. De tendens lijkt te zijn dat de algemene en lokale belastbaarheid van de patiënt kwalitatief en kwantitatief in functie van de tijd na het ongeval niet geheel vergelijkbaar herstellen tot de belastbaarheid vóór het ongeval. Bij de meeste patiënten die na Fase 2 vallen in de groep 'participatieproblemen en beperkingen in vaardigheden/activiteiten' is er minimaal sprake van een vertraagd herstel en van een verminderde belastbaarheid op langere termijn. De grenzen van de belastbaarheid zijn eerder bereikt in vergelijking met voorheen. Binnen deze grenzen en met respect voor deze grenzen van belastbaarheid participeren deze mensen optimaal. Naarmate de tijd vordert (Fasen 3, 4, 5) tekenen de grenzen van belastbaarheid zich meer nadrukkelijk af en zijn deze grenzen meer bepalend voor de mate van participatie in onder meer werk en huishouden. Een juiste afstemming tussen activiteit en hersteltijd wordt dwingender naarmate het herstelproces meer en meer wordt vertraagd. Ook mensen die weken en vaak maanden na het ongeval nog klachten hebben, kunnen er niet langer van worden beschuldigd dat zij zich 'aanstellen'. Zij lijden onder de gevolgen van een onzichtbare handicap. Een andere veel gehoorde klacht is vermoeidheid en gebrek aan motivatie. Mensen die werken, kunnen de druk vaak niet meer aan. Huisvrouwen kunnen het niet opbrengen aan hun taken te beginnen en willen het liefst alleen gelaten worden. Omdat specialisten in veel gevallen de oorzaak van de klacht niet kunnen vinden, zijn ze geneigd om ook de vermoeidheid af te doen als een psychisch probleem. Steeds maar weer krijgen de patiënten te horen dat ze niets mankeren. Uiteindelijk kunnen ook familieleden, vrienden, collega's en buren tot de conclusie komen dat het allemaal wel mee zal vallen. De behandeling Een whiplash wordt op verschillende manieren behandeld. We gaan hier verder niet in op de manier van behandelen door de fysiotherapeut. Wel geven we een aantal tips over hoe u zou kunnen handelen na een ongeval: Direct na het ongeval Wanneer u kort na het ongeval bij de (huis)arts komt, zal deze u mogelijk doorverwijzen om röntgenfoto's te laten maken. Dit gebeurt om ander letsel uit te sluiten. Ook kan deze u voor verdere behandeling verwijzen naar een specialist of fysiotherapeut. De dag na het ongeval mag de nek niet te veel worden belast. Vaak wordt strikte bedrust, de eerste tien uur, aangeraden. De eerste 48 uur na het ongeval is het goed om de nek te koelen met ijs. Doe het ijs hiervoor in een plastic zak. Wikkel dit ijspak in een handdoek en houd het elk uur tien tot twintig minuten tegen de nek aan. Vermijd de eerste 48 uur warmte op de nek. Na 48 uur kunt u de behandeling met ijs afwisselen met een in warm water uitgewrongen handdoek. Een paar keer per dag houdt u òf het ijspak òf de warme doek tien tot twintig minuten tegen de nek aan. Het nemen van een warme douche werkt ook pijnstillend. Halskraag Veel mensen met whiplashletsel krijgen een halskraag en/of fysiotherapie voorgeschreven. De halskraag is bedoeld om de nek tijdelijk te ontlasten. Over het gebruik van de halskraag kan uw arts of fysiotherapeut u het beste adviseren. Het dragen van een halskraag, langer dan zes weken wordt afgeraden omdat het voor verzwakking van de schouder- nekmusculatuur zal leiden. Dit zou de klachten alleen maar verergeren. Fysiotherapie Fysiotherapie wordt de eerste week na het ongeval af geraden. Wordt de fysiotherapeut de eerste week wel ingeschakeld, dan zal deze zich meestal beperken tot het geven van houdingsadviezen en ontspannende oefeningen. Na een week kan worden begonnen met oefentherapie. Daarbij wordt gewerkt aan de juiste lichaamshouding en -bewegingen. De meeste mensen met een whiplashletsel herstellen vlot en volledig. Voor een goed herstel is vooral rust van belang. Neem de tijd om te herstellen! Zorg voor een goede balans tussen uw belasting en belastbaarheid. Gebruik uw nek wel maar binnen de grenzen! Voor meer informatie over Whiplash kunt u de volgende sites bezoeken: Whiplash informatie Nederland Whiplash.nl (Rechtshulp, Medische hulp) en Whiplash-reflex.nl Naar boven