Het effect van progressieve ontspanningstherapie

advertisement
Het effect van progressieve ontspanningstherapie, autogene
ontspanningstherapie en ademtherapie bij verschillende
patiëntengroepen
E.E. Bour, L.C. Hogeterp, R.L. Kok, W.N. Snel
Samenvatting
Achtergrond Adem- en ontspanningstherapie is bij een grote patiëntenpopulatie toe te
passen. Vanuit de particuliere praktijk is er vraag naar een indeling welke vorm van
ontspanningstherapie het meeste effect heeft bij verschillende patiëntengroepen.
Doel Het doel van deze studie is te onderzoeken welke vorm van ontspanningtherapie
het meeste effect heeft bij verschillende patiëntengroepen.
Methode Er is gezocht op de volgende databases: Medline, Cochrane Library, Pubmed,
PiCarta en Scholar Google. Hierbij is voornamelijk gezocht op systematic reviews en
RCT’s. In totaal zijn 29 artikelen gelezen en beoordeeld aan de hand van de criterialijsten
van Cochrane.
Resultaten Van de 29 artikelen zijn er 18 als bruikbaar beoordeeld. Vijf artikelen waren
twijfelachtig. Deze resultaten zijn wel meegenomen maar er wordt rekening gehouden
met de matige kwaliteit van het onderzoek. Zes artikelen zijn afgekeurd omdat deze
onvoldoende valide en toepasbaar waren.
Uit de 23 artikelen die zijn meegenomen zijn 42 conclusies getrokken. 53,3 procent
hiervan was van goede kwaliteit. De overige 46,7 procent was van matige kwaliteit.
Conclusie Gezien de vele discussiepunten tijdens dit literatuuronderzoek, is het moeilijk
om conclusies te trekken. Wel zouden aan de hand van deze literatuurstudie de volgende
uitspraken kunnen worden gedaan:
• Bij spanningsproblemen zou autogene ontspanningstherapie en ademtherapie het
meest effectief zijn.
• Bij psychische problemen kan voor zowel progressieve ontspanningstherapie,
autogene ontspanningstherapie en ademtherapie gekozen worden.
• Bij functionele problemen kan volgens deze studie beter voor een andere
interventie gekozen worden dan progressieve ontspanningstherapie, autogene
ontspanningstherapie en ademtherapie.
• Bij spanningsklachten met een specifieke somatische oorzaak zou progressieve
therapie het meest effectief zijn.
Sleutelwoorden
Progressieve ontspanningstherapie, autogene ontspanningstherapie, ademtherapie.
1
Introductie
De laatste jaren richt de gezondheidszorg zich steeds meer op de patiënt in zijn geheel.
Wat betreft fysiotherapie vindt er een verschuiving plaats van het werken op
voornamelijk stoornis niveau, naar het werken volgens het meerdimensionaal
belastingbelastbaarheids-model (MDBB-model) (Hagenaars e.a , 1996). Het MDBBmodel gaat er vanuit dat klachten van de patiënt niet alleen somatisch te verklaren zijn,
maar hebben ook te maken hebben met cognities, emoties, gedrag en omgevingsfactoren.
De relatie tussen het psychisch functioneren en het hebben of herstellen van lichamelijke
klachten komt meer en meer naar voren. Bij een groot scala van gezondheidsproblemen
speelt deze relatie een belangrijke rol. Je kunt denken aan spanningsklachten die ontstaan
door problemen op participatieniveau. Bijvoorbeeld bij hoge werkdruk,
huwelijksproblemen of bij overlijden van een familielid. Spanningsklachten kunnen ook
ontstaan door problemen op stoornis niveau. Bijvoorbeeld bij status na een hartoperatie.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat adem- en ontspanningstherapie (AOT) bij onder
andere hartpatiënten (Dixhoorn J van, 2005), reuma patiënten (Doemges D, 2005) en
chronische rugpatiënten (Mehling WE, 2005) een gunstig effect kan hebben. Een
duidelijke indeling van welke therapieën het meest effectief zijn bij verschillende
patiëntencategorieën is niet gevonden. Aangezien hier vraag naar is vanuit de particuliere
praktijk is dit een reden om een literatuurstudie te doen, die dient als rode draad voor het
ontwikkelen van een protocol adem- en ontspanningstherapie.
In de onderstaande alinea’s wordt kort toegelicht wat onder de verschillende therapieën
wordt verstaan.
Progressieve ontspanningstherapie
Progressieve ontspanningstherapie is een systematische methode van aan- en ontspannen
van spiergroepen. De grondlegger is Jacobson (1929) en de methode is verder ontwikkeld
door Bernstein en Borkovec in 1973 (Bernstein D, 1973). Tijdens deze interventie
worden 16 spiergroepen aan- en ontspannen waaronder de dominante en niet dominante
hand en onderarm, dominante en niet dominante biceps, voorhoofd, wangen, neus, kaak,
nek en keel, borst met schouders en bovenrug, buikspieren, dominante en niet dominante
bovenbeen, dominante en niet dominante kuit en dominante en niet dominante voet.
De patiënt wordt gevraagd zich te focussen op de spieren. De concentratie moet gericht
worden op de spanning. Deze wordt vijf tot zeven seconden vastgehouden. Vervolgens
moet de spanning worden losgelaten en wordt gevraagd aan de patiënt om zich te
focussen op het gevoel van warmte en ontspanning. De ontspanning duurt ongeveer 30
seconden.
Het doel van progressieve ontspanning is spanning weg te nemen in het lichaam,
psychisch en mentaal.
Autogene ontspanningstherapie
De Duitse psychiater, Johannes Schultz (1932) is de grondlegger van autogene
ontspanningstherapie. Deze methode is verder ontwikkeld door Luthe (1969). Het woord
autogeen betekent hierbij ‘het zelf oefenen te ontspannen’.
De basis van de autogene training bestaat uit zes oefeningen waarbij de patiënt zich in
2
een rustige ruimte bevindt met gedimd licht. De patiënt sluit zijn ogen en focust zich op
het gevoel van zwaarte en warmte in de extremiteiten. De concentratie wordt verplaatst
naar het hartritme. Daarna naar het vertragen van de ademhaling. De patiënt voelt warmte
in de buik en verkoeling in het hoofd.
Aan de hand van deze vorm van ontspanningstherapie kan de patiënt snel stress,
bezorgdheid en/of angst verminderen. (Benson H, 2000)
Ademtherapie
Bij deze therapie is niet één standaard methode zoals bij bovenstaande therapieën staat
beschreven. Bij veel van de therapieën wordt de nadruk gelegd op ritmische ademhaling,
buikademhaling of pursed-lip breathing (Ritz T, Roth WT, 2003).
Het doel van deze literatuurstudie was om te onderbouwen welke westerse adem- en
ontspanningstherapieën, die in de particuliere praktijk toepasbaar zijn, het meest effectief
zijn voor verschillende patiënten groepen, gecategoriseerd volgens de indeling van J. van
Dixhoorn (Dixhoorn J van, 2001). Deze vier patiëntengroepen zijn spanningsgerelateerde
problemen, psychische problemen, functionele problemen van houding, adem, stem en
beweging en spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak. In de methode
staat verder beschreven welke patiënten in deze indeling thuis horen.
De onderzoeksvraag luidt als volgt: welke vorm van ontspanningstherapie (progressieve
ontspanningstherapie, autogene ontspanningstherapie en ademtherapie), is/zijn het meest
effectief voor de vier verschillende patiëntengroepen?
De hypothese is dat bij de vier verschillende patiëntengroepen één of twee
ontspanningstherapieën het meest effectief zullen blijken.
Methode
Voor de literatuurstudie is gebruik gemaakt van gepubliceerde RCT’s en systematic
reviews over westerse adem- en ontspanningstherapieën, die in de particuliere praktijk
toepasbaar zijn, en de hierbij behorende patiëntengroepen gecategoriseerd volgens de
indeling van J. van Dixhoorn (Dixhoorn J van, 2001). De volgende databases zijn
gebruikt: Medline, Cochrane Library, Pubmed, PiCarta, Scholar Google. De artikelen
mochten niet ouder zijn dan tien jaar (bruikbaar tot 1997). De volgende zoektermen zijn
gebruikt: Ilse Middendorf, Jacobson, Schultz, progressive, breathing therapy, autogenic
training, relax(ation) therapy, relaxation techniques, stress management,
physiotherapy/physical therapy, psychosomatic/ psychophysiologic, destressing,
hyperventilation, respiration/inhalation, chronic low back, neck and shoulder, depression,
anxiety, tension, burn-out, fatique, headache, asthma, panic disorder, heart- or coronary
disease, fibromyalgia, sleep disorders, insomnia, osteoarthritis.
Referenties van de gevonden literatuur zijn ook gebruikt om aan bruikbare literatuur te
komen. De vier onderzoekers hebben onafhankelijk van elkaar gezocht op bovenstaande
databases.
3
In- en exclusiecriteria
Artikelen werden geïncludeerd wanneer:
- De patiënten moeten passen binnen de indeling die hieronder vermeld staat.
- De patiënten zijn 18 jaar of ouder.
- De adem- en ontspanningstherapie (AOT) is gericht op individuele behandeling.
- De AOT moet in de particuliere praktijk toepasbaar zijn.
- De AOT mag in combinatie met andere interventies onderzocht zijn. Echter de
AOT moet in de titel of in de conclusie voorkomen.
- De AOT is een vorm van westerse ontspanningstherapie.
- Het artikel is in het Engels of Nederlands gepubliceerd.
- De patiënten hebben geen verstandelijke handicap
- De interventie heeft niet primaire preventie als doel.
Indeling van patiëntencategorieën
De patiënten moesten in de gehanteerde indeling geplaatst kunnen worden. Er is gekozen
voor de indeling van J. van Dixhoorn (Dixhoorn J van, 2001) waarin vier categorieën van
gezondheidsproblemen voorkomen waarbij adem- en ontspanningstherapie (AOT)
geïndiceerd kan zijn:
• Spanningsproblemen zonder somatische oorzaak: zoals
hyperventilatieklachten en gespannenheid, maar ook vermoeidheid, hoofdpijn,
slaapproblemen, burn-out.
• Psychische problemen: vooral bij angst, maar ook depressie, fobieën, paniek,
traumaverwerking.
• Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging: zoals rug- en
nekklachten en ademproblemen, maar ook scoliose, verbetering rompbalans,
chronische pijn, RSI, whiplash, stemproblemen.
• Spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak: klachten bij hart- en
longpatiënten, maar ook bij mensen met neurologische of inwendige orgaan
problemen.
Beoordeling
Wanneer een RCT of systematic review aan de in- en exclusiecriteria voldeed, is deze
beoordeeld aan de hand van de Cochrane criterialijst RCT (beoordeling RCT), systematic
review (beoordeling SR van RCT’s). De onderzoekers hebben de criterialijst aangepast
waardoor deze beter aansluit op de onderzoeksvraag. De aanpassingen worden
beschreven in de discussiepunten.
Een artikel was bruikbaar wanneer er in de criterialijst, een voldoende of twijfelachtig
werd beantwoord op de vraag of de resultaten van het onderzoek valide en toepasbaar
zijn. Bij het beoordelen van de systematic reviews worden acht vragen gesteld voordat
deze vraag gesteld wordt. Wanneer geen of één van vraag met een vraagteken, nee of een
min werd beantwoord was de systematic review voldoende. Wanneer twee tot vijf vragen
met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was het artikel twijfelachtig.
Wanneer vijf of meer vragen met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was
het artikel onvoldoende.
Bij het beoordelen van de RCT’s worden zeven vragen gesteld voordat de vraag wordt
gesteld of de resultaten van het onderzoek valide en toepasbaar zijn. Wanneer geen of één
4
vraag met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was het artikel voldoende.
Wanneer twee tot vier vragen met een vraagteken, nee of een min werd beantwoord was
het artikel twijfelachtig. Wanneer vier of meer vragen met een vraagteken, nee of een min
werd beantwoord was het artikel onvoldoende.
Elk artikel werd door twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar beoordeeld. Bij
verschillende uitkomsten werd een derde onderzoeker ingeschakeld. Deze gaf de
doorslaggevende stem om het artikel wel of niet mee te nemen in het onderzoek.
5
Resultaten
Gelezen artikelen
In totaal zijn er door de werkgroep 29 artikelen gelezen en beoordeeld op bruikbaarheid
(zie hoofdstuk gebruikte literatuur). Hiervan zijn er 12 RCT’s (Arntz, 2003; Dimeo,
2004; Dixhoorn, 1997; Gay, 2002; Han, 1996; Jiang-na, 2004; Kanji, 2006; Molassiotis,
2002; Stapleton, 2006; Viens, 2003; Viljanen, 2003; Yu, 2007), 12 systematic reviews
en/of meta-analyses (Basotti, 1997; Conrad, 2007; Dixhoorn, 2005; Huntley, 2002;
Jacobs, 2001; Kanji, 2002; Kanji, 2006; Kwekkeboom, 2006; Meuret, 2003; Ostelo,
2005; Ritz, 2003; Stetter, 2002), 1 Clinical controlled trial (Scheufele, 2000), 2
Experimenteel onderzoek (Castel, 2007; Tatrow, 2003), 1 Case-control (Juhasz, 2007), en
1 Controlled pilot studie (McGrady, 2003).
Hiervan zijn 18 artikelen voldoende valide en toepasbaar, 5 artikelen twijfelachtig valide
en toepasbaar en 6 artikelen onvoldoende valide en toepasbaar.
In tabel 1 staat de beoordeelde literatuur ingedeeld op interventie en patiëntengroep.
Hierin is aan de hand van de kleuren af te lezen wat de kwaliteit van de artikelen is.
De volgende artikelen zijn niet in de tabel genoemd, omdat zij niet goed in te delen zijn
in de verschillende categorieën (Jacobs, 2001; Juhasz, 2007; Stapleton, 2006; Tatrow,
2003). Deze artikelen zijn dan ook niet valide en toepasbaar.
Tabel 1: bruikbaarheid artikelen
Progressieve OT
4,18, 23, 25, 27
Spanningsproblemen zonder
somatische oorzaak
1, 4, 18, 25, 27
Psychische
problemen
3, 17, 21, 28
Functionele
problemen van
houding, adem, stem
en beweging
Spanningsproblemen 2, 5, 6, 7, 8, 10,
17, 20, 29
met specifieke
somatische oorzaak
Autogene OT
14, 15, 16, 18,
25
Ademtherapie
9, 12, 19
14, 18, 25
9, 12, 19
3, 17, 25, 28
3, 17
7, 10, 17, 25
7, 17, 22
Groen: literatuur voldoende valide en toepasbaar
Oranje: literatuur twijfelachtig valide en toepasbaar
Rood: literatuur onvoldoende valide en toepasbaar
De systematic reviews en/of meta-analyses staan dik gedrukt en onderstreept weergeven
in tabel 1.
De cijfers in de tabel refereren naar de gebruikte literatuurlijst.
6
Samenvattingen artikelen
In de tabellen 2, 3, 4 en 5 zijn de bruikbare artikelen samengevat. De tabellen zijn ingedeeld per patiëntencategorie met de hierbij
behorende artikelen. Hierin is onderscheid gemaakt in ‘systematic reviews en/of meta-analyses’ en ‘RCT’s en overige artikelen’.
Verder is er een onderscheid gemaakt in de effectiviteit van de therapie en de kwaliteit van het onderzoek. Dit is als volgt ingedeeld:
II: therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit
I: therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit
II: therapie matig effectief, onderzoek van goede kwaliteit
I: therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit
II: therapie niet effectief, onderzoek van goede kwaliteit
I: therapie niet effectief, onderzoek van matige kwaliteit
tabel 2: Samenvattingen artikelen over spanningsproblemen zonder somatische oorzaak
systematic review (SR) en/of meta-analyses(MA)
Interventies
Controle interventie
II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit
Autogene training
Progressieve therapie,
Stetter
hypnose, biofeedback,
2002
geen therapie, alleen
medicatie
Patiënten groepen
Aantal
artikelen
Omschrijving onderzoek en
conclusies
Patiënten met
hoofdpijnklachten, met
hartziektes, fibromyalgie,
angst, depressie, alcohol
verslaving, slaaploosheid,
a-specifieke pijnklachten
en met de ziekte van
Renaud
73
Autogene training is effectief tegen
angststoornissen, depressies en
slaapstoornissen. Andere
ontspanningstherapieën zoals
progressieve ontspanningstherapie,
hypnose en biofeedback, zijn even
effectief als autogene training op
onderzochte patiënten.
Matig tot groot effect op a-specifieke
therapeutische effecten vooral
psychologische klachten.
7
Interventies
Controle interventie
Patiënten groepen
Aantal
artikelen
Omschrijving onderzoek en
conclusies
Conrad
2007
Progressieve
ontspanningstherapie
Geen behandeling,
standaard behandeling,
placebo behandeling
Angststoornissen,
gespannenheid, stress en
slapeloosheid
Veel
verschillende reviews
en studies
Meuret
2003
Adem therapie:
buikademhaling en
ademhalingen
verlangzamen
Verschillende controle
interventies: Informeren,
andere therapieën
Patiënten met
paniekstoornis (waardoor
hyperventilatieklachten
ontstaan) of met
straatvrees
9
Progressieve ontspanningstherapie is
effectiever dan de controlegroep (bij 63%
van de studies). Bij 8 vd 10 studies zijn
symptomen van gespannenheid en stress
afgenomen (Grawe, 2001).
Er is ook bewijs dat progressieve OT
effectief is bij stress, gespannenheid en
slapeloosheid (Hyman, 1989).
In zes van de negen studies die er gedaan
zijn is de uitkomst positief. Hierbij zorgt
de ademtherapie ervoor dat de
ademhaling omlaag gaat en mensen meer
controle krijgen over hun angst.
Mensen met stress en
angst
8
Patiënten met chronische
spanningshoofdpijn
7
I: Therapie matige effectief, onderzoek matige kwaliteit
Autogene OT
progressieve ontspanning,
Kanji
elektrostimulatie of
2000
hypnose
Kanji
2006
Autogene OT
Cognitieve copingskills,
een vorm van
biofeedback, hypnose,
wachtlijst
Er is geen consistent bewijs (studies van
lage kwaliteit) dat autogene
ontspanningstherapie in alle studies beter
dan geen therapie. Autogene
ontspanningstherapie blijkt dus effectief
bij het reduceren van angst en stress.
Er is geen consistent bewijs (studies van
lage kwaliteit) om te suggereren dat AT
beter is dan andere interventies voor
preventie van chronische
spanningshoofdpijn of verschillend dan
andere vormen van ontspanningstherapie.
Het blijkt minder goed te helpen dan
biofeedback. Wel is er effect aangetoond
in vergelijking met wachtlijst.
8
RCT’s en andere artikelen
Soort
artikel
Interventies/
controle
interventie
Patiënten
groepen
II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit
RCT
Ademtherapie:
Patiënten met
Jiang-na
buikademhaling
medisch
HAN
en verlangzamen onverklaarbare
(2004)
van de
benauwdheid./
ademhaling/
controle: astma,
zelfde therapie
COPD,
(andere pt groep) longkanker etc.
RCT
Autogene OT/
Studenten
Kanji N
lach
therapie
verpleegkunde
(2006)
tussen de 19 en
49 jaar die te
kampen hebben
met stress
I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit
RCT
Progressieve OT/ Chronische
Viens M
Gedragsmatige
slapeloosheid en
(2003)
therapie
problemen met
inslapen
Aantal
patiënten
interventie
/ controle
interventie
Lengte
behandeling
Follow
-up
duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 360
I: 111
C: 249
19 maanden
niet
Het schijnt dat ademtherapie beter helpt tegen de angst
dan tegen de hyperventilatie, het geeft de patiënt het
gevoel van controle over de aandoening. Of een patiënt
volledig hersteld na ademtherapie is niet zeker.
N: 93
I 1:
I 2:
C:
8 weken
lang, 1 keer
per week
een sessie
van 20
minuten
11 mnd
De resultaten wijzen uit dat angst was vermindert in de
groep die AT kreeg, direct na de behandelingen. Ook was
in deze groep de bloeddruk en hartslagfrequentie meer
vermindert dan in de andere groepen.
AT heeft in ieder geval op korte termijn effect voor het
verminderen van stress bij studenten verpleegkunde.
N: 20
I 1: 10
I 2: 10
C: geen
1e sessie 1
uur,
vervolgens
9 weken, 2
keer per dag
zelf oefenen
11 wkn
Progressieve ontspanningstherapie heeft een gunstig
effect op het sneller in slaap kunnen vallen, verbeteren
van de kwaliteit van het slapen, vermindering van
bezorgdheid/piekeren (=anxiety) en depressie.
9
Soort
artikel
Interventies/
controle
interventie
Patiënten
groepen
EMG, Therminal Patiënten met
een reflex
biofeedback,
syncope
autogene OT,
progressieve OT
en symtoomspecifieke
behandeling/
geen van deze
therapieën
(medicatie)
I: Therapie matig effectief, onderzoek matige kwaliteit
CCT
Progressieve OT/ 67 mannen
Scheufele
Klassieke
werden in een
PM (2000)
muziek, stilte,
stressituatie
aandachtsgebracht
training
(spanningsgerela
-teerd)
McGrady
AV (2003)
Controll
ed pilot
study
Aantal
patiënten
interventie
/ controle
interventie
Lengte
behandeling
Follow
-up
duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 22
I: 12
C: 10
OT: 2x per
dag, 15 min.
Niet
De ontspanningstherapie verminderd depressie,
angststoornis, spierspanning en hoofdpijn.
N: 67
I 1: 15
I 2: 15
I 3: 16
I 4: 15
15-min
progressieve
OT op tape
met 10
spiergroepen
niet
Alle vier de groepen hadden dezelfde uitkomsten bij
aandacht, vermindering van psychologisch arousel en
hartslag. Progressieve ontspanningstherapie, resulteerde
in het grootste effect op gedrag en zelf gerapporteerde
mate van ontspanning, voorgesteld dat gebruikte
cognitieve cues bij stress management technieken
bijdragen aan ontspanning.
10
tabel 3: Samenvattingen artikelen over psychische problemen
systematic review (SR) en/of meta-analysis (MA)
Interventies
Controle interventie
Patiënten groepen
Aantal
artikelen
Omschrijving onderzoek en
conclusies
II: Therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit
Progressieve
Geen behandeling,
Conrad
ontspanningstherapie
standaard behandeling,
2007
placebo behandeling.
patiënten met paniek
aanvallen en met
angststoornissen
Veel
verschillende
reviews en
studies
Recente studies wijzen uit dat
ontspanningstherapie kan werken bij
angststoornissen zoals paniek aanvallen
en gegeneraliseerde angststoornissen. Het
ontspannen van spieren lijdt tot minder
spanning en angst in de psyche van de
patiënt, niet alleen in het ontspannen van
een bepaalde spiergroep.
Autogene training is effectief tegen
angststoornissen, depressies en
slaapstoornissen. Andere
ontspanningstherapieën zoals
progressieve ontspanningstherapie,
hypnose en biofeedback, zijn even
effectief als autogene training op
onderzochte patiënten.
Matig tot groot effect op a-specifieke
therapeutische effecten vooral
psychologische klachten.
Stetter
2002
Autogene training
Progressieve therapie,
hypnose, biofeedback,
geen therapie, alleen
medicatie
Patiënten met
hoofdpijnklachten, met
hartziektes, fibromyalgie,
angst, depressie, alcohol
verslaving, slaaploosheid,
a-specifieke pijnklachten
en met de ziekte van
Renaud
73
Meuret
2003
Adem therapie:
buikademhaling en
ademhalingen
verlangzamen
Verschillende controle
interventies: Informeren,
andere therapieën
Patiënten met
paniekstoornis (waardoor
hyperventilatieklachten
ontstaan) of met
straatvrees
9
In zes van de negen studies die er gedaan
zijn is de uitkomst positief. Hierbij zorgt
de ademtherapie ervoor dat de
ademhaling omlaag gaat en mensen meer
controle krijgen over hun angst.
11
Interventies
Controle interventie
I: Therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit
Autogene OT
progressieve ontspanning,
Kanji
elektrostimulatie of
2000
hypnose
Patiënten groepen
Aantal
artikelen
Omschrijving onderzoek en
conclusies
Mensen met stress en
angst
8
Er is geen consistent bewijs (studies van
lage kwaliteit) dat autogene
ontspanningstherapie in alle studies beter
dan geen therapie. Autogene
ontspanningstherapie blijkt dus effectief
bij het reduceren van angst en stress.
RCT’s en andere artikelen
Soort
artikel
Interventies/
controle
interventie
Patiënten
groepen
II: Therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit
RCT
Ademtherapie:
Patiënten met
Jiang-na
buikademhaling
medisch
HAN
en verlangzamen onverklaarbare
(2004)
van de
benauwdheid./
ademhaling/
controle: astma,
zelfde therapie
COPD,
(andere pt groep) longkanker etc.
Arntz A
(2003)
RCT
Progressieve OT
(applied
relaxation (AR))
/ cognitieve
therapie (CT)
Patiënten met
generalized
anxiety disorders
(GAD)/
algemene
angststoornissen
Aantal
patiënten
interventie
/ controle
interventie
Lengte
behandeling
Follow
-up
duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 360
I: 111
C: 249
19 maanden
niet
Het schijnt dat ademtherapie beter helpt tegen de angst
dan tegen de hyperventilatie, het geeft de patiënt het
gevoel van controle over de aandoening. Of een patiënt
volledig hersteld na ademtherapie is niet zeker.
N: 45
I 1: 20
I 2: 25
C: geen
12 weken, 1
keer per
week,
sessies van 1
uur.
Na 1
mnd &
na 6
mnd
Allebei de therapieën zijn effectief voor GAD. Na 1
maand follow-up, leek AR het beter te doen dan CT,
maar CT liep in na 6 maanden.
12
Soort
artikel
Interventies/
controle
interventie
Patiënten
groepen
I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit
RCT
Progressieve OT/ Chronische
Viens M
Gedragsmatige
slapeloosheid en
(2003)
therapie
problemen met
inslapen
McGrady
AV (2003)
Controll
ed pilot
study
EMG, Therminal
biofeedback,
autogene OT,
progressieve OT
en symtoomspecifieke
behandeling/
geen van deze
therapieën
(medicatie)
Patiënten met
een reflex
syncope
Aantal
patiënten
interventie
/ controle
interventie
Lengte
behandeling
Follow
-up
duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 20
I 1: 10
I 2: 10
C: geen
1e sessie 1
uur,
vervolgens
9 weken, 2
keer per dag
zelf oefenen
11 wkn
Progressieve ontspanningstherapie heeft een gunstig
effect op het sneller in slaap kunnen vallen, verbeteren
van de kwaliteit van het slapen, vermindering van
bezorgdheid/piekeren (=anxiety) en depressie.
N: 22
I: 12
C: 10
OT: 2x per
dag, 15 min.
Niet
De ontspanningstherapie verminderd depressie,
angststoornis, spierspanning en hoofdpijn.
13
tabel 4: Samenvattingen artikelen over functionele problemen van houding, adem, stem en beweging
systematic review (SR) en/of meta-analysis(MA)
Interventies
Controle interventie
I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit
Respondente behandeling: Wachtlijst, cognitieve
Ostelo
Reduceren van musculaire behandeling en operante
2005
behandeling
spanning. EMG
biofeedback, progressieve
training en
toepassingsontspanning
worden frequent gebruikt
I: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit
Autogene training
Progressieve therapie,
Stetter
hypnose, biofeedback,
2002
geen therapie, alleen
medicatie
Patiënten groepen
Aantal
artikelen
Omschrijving onderzoek en
conclusies
Patiënten met chronische
a-specifieke lage
rugklachten
Chronische lage
rugklachten waren
gedefinieerd als
rugklachten die meer dan
12 weken aanwezig
waren. Specifieke lage
rugklachten, als infectie,
metastases, osteoporose,
reumatoïde artritis of
fracturen werden
geëxcludeerd
20
Gecombineerde respondent-cognitieve
therapie en progressieve therapie zijn
effectiever dan de wachtlijst
controlegroep op korte termijn
pijnvermindering. Het bewijs voor
positief effect van progressieve
ontspanning is alleen gebaseerd op 2
studies, waarvan niet 1 van hoge
kwaliteit. Hoewel het bewijs voor
gecombineerde respondent-cognitieve
therapie is gebaseerd op 4 studies, was er
maar 1 van hoge kwaliteit.
Patiënten met
hoofdpijnklachten, met
hartziektes, fibromyalgie,
angst, depressie, alcohol
verslaving, slaaploosheid,
a-specifieke pijnklachten
en met de ziekte van
Renaud
73
Autogene training is effectief tegen
angststoornissen, depressies en
slaapstoornissen. Andere
ontspanningstherapieën zoals
progressieve ontspanningstherapie,
hypnose en biofeedback, zijn even
effectief als autogene training op
onderzochte patiënten.
Matig tot groot effect op a-specifieke
therapeutische effecten vooral
psychologische klachten.
14
RCT’s en andere artikelen
Soort
artikel
Interventies/
controle
interventie
Patiënten
groepen
II: Therapie matig effectief, onderzoek matige kwaliteit
Experi
I 1: Hypnose met Fibromyalgie
Castel A
patiënten
mental
visualisatie(2007)
study
ontspanning
I 2: Hypnose met
inbeelding
pijnlijke plekken
te verzachten
I 3:Ontspannings
therapie.
Progressieve,
autogene en
ademtherapie/
vergelijking met
elkaar
II: Therapie niet effectief, onderzoek goede kwaliteit
RCT
Dynamische
Vrouwen met
Viljanen
spierkrachtoefeni
een kantoorbaan
M (2003)
ngen en OT/
die chronische aGeen interventie specifieke
maar normale
nekklachten
dagelijkse
hebben
activiteiten
blijven uitvoeren
Aantal
patiënten
interventie
/ controle
interventie
Lengte
behandeling
Follow
-up
duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 45
I: 45
C: 45
Alle
interventies
20 min. De
lengte van
de totale
studie staat
niet vermeld
Niet
Hypnose met inbeelding van pijn verzachting heeft meer
effect dan hypnose met visualisatie-ontspanning
Het effect van hypnose met visualisatie-ontspanning is
niet groter dan ontspanningstherapie.
N: 393
I 1: 128
I 2: 135
C: 130
12 weken
lang, 3 keer
per week
sessies van
30 minuten
12 mnd
Er waren geen significante verschillen te vinden tussen de
drie groepen. Het belangrijkste meetinstrument was de
VAS schaal voor pijn in de nek. Verder werden ook
onder andere bewegingsbeperking, beperkingen voor het
werk, spierlengte en depressie gemeten.
Zowel ontspanningstherapie als oefentherapie hebben
geen effect op nekpijn bij vrouwen met een kantoorbaan,
ten opzichte van geen therapie.
15
tabel 5: Samenvattingen artikelen over spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak
systematic review (SR) en/of meta-analysis(MA)
Interventies
Controle interventie
II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit
Progressieve OT,
Voorlichting,
Dixhoorn
autogene
OT,
gezondheidsvoorlichting,
van 2005
ademtherapie, maar ook oefentherapie, standaard
biofeedback,
zorg & combinaties
gecontroleerde cue
hiervan
ontspanning, diepe
ademhaling, hypnose
I: Therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit
Autogene training
Progressieve therapie,
Stetter
hypnose, biofeedback,
2002
geen therapie, alleen
medicatie
Patiënten groepen
Aantal
artikelen
Omschrijving onderzoek en
conclusies
Hartpatiënten, hypertensie
zonder klinische ischemie
werd geëxcludeerd
27
Intensieve ontspanningstherapie verbetert
het herstel van hartpatiënten en heeft een
belangrijke toevoeging aan
hartrevalidatieprogramma’s die bestaan
uit inspanningstraining en psychoeducatie.
Er wordt beschreven in het artikel dat het
beste is dat iedere patiënt er voor zichzelf
achter moet komen welke
ontspanningstherapie bij hem/haar past.
Patiënten met
hoofdpijnklachten, met
hartziektes, fibromyalgie,
angst, depressie, alcohol
verslaving, slaaploosheid,
a-specifieke pijnklachten
en met de ziekte van
Renaud
73
Autogene training is effectief tegen
angststoornissen, depressies en
slaapstoornissen. Andere
ontspanningstherapieën zoals
progressieve ontspanningstherapie,
hypnose en biofeedback, zijn even
effectief als autogene training op
onderzochte patiënten.
Matig tot groot effect op a-specifieke
therapeutische effecten vooral
psychologische klachten.
16
Interventies
Controle interventie
Variërende uitkomsten voor verschillende therapieën
Bij Progressieve
Kwekkebo Progressieve
ontspanningstherapie:
ontspanningstherapie,
om 2006
Geen therapie, stil liggen,
Autogene
ontspanningstherapie en therapeutische aanraking
en (voet)massage
(Ritmische) Adem
Bij Autogene
therapie,
Kaak ontspanning,
ontspanningstherapie:
oefentherapie
passieve ontspanning,
(Ritmische) Bij
Quick relaxation
technique, stretch-based Ademtherapie:
relaxation
informeren
Ademtherapie
-Fysieke training
Ritz 2003
-buikademhaling
-Wachtlijst
-pursed lip breathing
-Ook geen controlegroep
-hulpademhalingsspier
-placebo middel
training
-geen instructie; niet-wijziging van
contingente feedback
adempatroon
-hypoventilatie training
-wijziging van CO2
vs. astma voorlichting,
levels
-ontspanning,
-neus ademhaling
-buikademhaling
-ademtraining
gecombineerd met
andere interventies
Huntley
2002
Progressieve OT,
autogene OT,
gedragsmatige aanpak
met spierontspanning,
hypnose,
biofeedback,
meditatie
In negen van de 15
artikelen was een controle
groep aanwezig. Dit was
geen interventie of een
wachtlijst
Patiënten groepen
Aantal
artikelen
Omschrijving onderzoek en
conclusies
Volwassen patiënten met,
per studie, verschillende
soorten pijn klachten:
Arthritis, reuma,
menstruatie pijn, reflex
sympathetic dystrophy
syndrome, postoperatie
pijn, na operatie van total
hip of total knee of na
buik operatie
15
Door het kleine aantal
opgehaalde referenties,
studies zijn astmatische
patiënten van alle
leeftijden geincludeerd
47
Acute of chronische
astma. Sommige
onderzoeken waren met
kinderen
15
Progressieve ontspanningstherapie is
zinvol bij spanningsproblemen met
specifiek somatische oorzaak (arthritis
pijn).
Voor autogene ontspanningstherapie en
adem therapie is te weinig of geen bewijs
voor het effect op Functionele problemen
van houding, adem, stem en beweging of
voor het effect op
Spanningsproblemen met specifieke
somatische oorzaak.
Er zijn negatieve effecten gevonden voor
COPD. Theoretische analyse en
observaties suggereren positieve effecten
van pursed-lip breathing en neus
ademhaling, maar klinisch bewijs is
gebrekkig. Verandering van
adempatronen alleen heeft geen
significant voordeel. Er is gelimiteerd
bewijs dat hypoventilatie nuttig is bij het
reduceren van het gebruik van medicatie
(vooral B- adrenergic inhaler gebruik).
Ademtraining lijkt geen substantieel
effect te hebben op parameters van de
basale long functie.
Er is (gering) bewijs dat progressieve
training een positief effect kan hebben op
de longfunctie bij patiënten met astma.
Voor de overige therapieën was geen
bewijs.
17
RCT’s en andere artikelen
Soort
artikel
Interventies/
controle
interventie
Patiënten
groepen
II: Therapie effectief, onderzoek goede kwaliteit
RCT
InspanningsPatiënten na
Dixhoorn
hartinfarct
oefeningen
+
J van
Ademtherapie/
(1997)
inspanningsoefeningen
Progressieve OT/ Patiënten die een
Dimeo FC RCT
Aerobe
training
operatie hebben
(2004)
ondergaan
wegens
longkanker of
tumoren in het
maag-darm
systeem
Gay MC
(2002)
RCT
Progressieve OT/
hypnose
Pijnklachten
wegens artrose
aan heup en/of
knie
Aantal
patiënten
interventie
/ controle
interventie
Lengte
behandeling
Follow
-up
duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 156
I: 76
C: 80
6 weken
lang, 1 keer
per week
een sessie
van 1 uur
3 weken
lang, 3 keer
per week,
sessies van
45 minuten.
De aërobe
groep
trainde 5
keer per
week
8 weken
lang, 1 keer
per week
een sessie
van 30
minuten
5 jr
Op lange termijn is het beloop na een hartinfarct naar alle
waarschijnlijkheid gunstiger wanneer AOT wordt
toegevoegd aan de hartrevalidatie. De extra kosten
worden gecompenseerd door afname van het aantal
heropname wegens cardiale problemen.
Progressieve ontspanningstherapie volgens Jacobson
heeft een positief effect op de vermoeidheid bij mensen
met kanker na een operatie.
NC: 72
I 1: 35
I 2: 34
C: geen
N: 36
I 1: 13
I 2: 13
C: 10
Niet
6 mnd
Beide therapieën zijn effectief in het reduceren van
pijnklachten bij patiënten met artrose. In dit onderzoek
komt echter naar voren dat de hypnose sneller effect heeft
en dat het meer effect heeft op lange termijn.
18
Soort
artikel
Interventies/
controle
interventie
Patiënten
groepen
Progressieve OT Patiënten met
borstkanker die
en de
chemotherapie
gebruikelijke
medicijnen tegen ondergaan
misselijkheid/
Gewone
gesprekken en de
gebruikelijke
medicijnen tegen
misselijkheid
I: Therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit
RCT
Progressieve OT/ Oudere Chinese
Yu DSF
aandacht
placebo patiënten met
(2007)
hartklachten (>
60 jaar)
Molassiotis RCT
A (2002)
Aantal
patiënten
interventie
/ controle
interventie
Lengte
behandeling
Follow
-up
duur
Omschrijving onderzoek en conclusies
N: 71
I: 38
C: 33
gedurende 5
dagen
achter
elkaar(6
sessies
totaal) Elke
sessie 25
minuten
Niet
Tot de 4e dag na de chemotherapie is progressieve
ontspanningstherapie zinvol tegen misselijkheid en
overgeven.
N: 121
I 1: 59
I 2: 62
14 weken, 2
keer 1 uur
sessie week
na ontslag
ziekenhuis
en 2 keer
dagelijks
oefenen
m.b.v. tape
14
weken
Progressieve ontspanningstherapie lijkt te helpen bij hart
patiënten als niet farmaceutisch hulpmiddel.
19
Effectiviteit en kwaliteit
In tabel 6 zijn de conclusies uit de beoordeelde artikelen samengevat. Uit de 23 artikelen die
zijn meegenomen zijn 45 conclusies getrokken, die in tabel 6 af te lezen zijn. 53,3 procent
hiervan was van goede kwaliteit. De overige 46,7 procent was van matige kwaliteit. In de
legenda onder de tabel is af te lezen hoe de tabel geïnterpreteerd moet worden.
Tabel 6: conclusies uit artikelen
Progressieve OT
II: gespannenheid,
Spanningsproblemen zonder
stress en
somatische oorzaak slapeloosheid4
II:slaapstoornissen25
I : spierspanning,
hoofdpijn,
vermoeidheid18
I : slaapproblemen27
I: gespannenheid23
II: angststoornissen
Psychische
problemen
en paniekaanvallen4
II: angststoornissen,
depressie25
II: algemene angst
stoornissen1
I : depressie,
angststoornis,
bewustzijn verlies18
I : angst, depressie27
Functionele
I: chronische lage
problemen van
rugklachten21
II: fibromyalgie3
houding, adem,
II: chronische astem en beweging
specifieke
nekklachten28
II: hartpatiënten7
SpanningsII: vermoeidheid
problemen met
(kanker post OK)5
specifieke
somatische oorzaak II: artrose8
II: misselijkheid &
overgeven na
chemotherapie bij
borstkanker20
I: pijn (artrose)17
I: hartklachten29
I : astma10
Autogene OT
II:slaapstoornissen25
II: stress/angst16
I : spierspanning,
hoofdpijn,
vermoeidheid18
I: stress14
I: chronische
spanningshoofdpijn15
II: angststoornissen,
depressie25
I : depressie,
angststoornis,
bewustzijn verlies18
I: angst14
Ademtherapie
II: hyperventilatie19
II: hyperventilatie12
II: fibromyalgie3
I: a-specifieke
pijnklachten25
II: chronische aspecifieke
nekklachten28
II: hartpatiënten7,
I: pijn
postoperatief17
I: ziekte van Renau,
hartziektes25
I: astma10
II: fibromyalgie3
II: paniek- en
angstaanvallen19
II: angst12
II: hartpatiënten7
II: hartinfarct6
I: astma22
I: pijn total
hip/knee17
I: COPD22
20
II: therapie effectief, onderzoek van goede kwaliteit
I: therapie effectief, onderzoek matige kwaliteit
II: therapie matig effectief, onderzoek van goede kwaliteit
I: therapie matig effectief, onderzoek van matige kwaliteit
II: therapie niet effectief, onderzoek van goede kwaliteit
I: therapie niet effectief, onderzoek van matige kwaliteit
De systematic reviews en/of meta-analyses staan dik gedrukt in tabel 6.
De cijfers in de tabel refereren naar de gebruikte literatuurlijst.
In de volgende hoofdstukken wordt dieper ingegaan op de afzonderlijke onderzoeken. In de
onderstaande informatie is te lezen hoe de resultaten uit de tabellen 1, 2, 3, 4, 5 en 6
geïnterpreteerd moeten worden. Dit is per patiëntencategorie beschreven.
Spanningsproblemen zonder somatische oorzaak
Over spanningsgerelateerde problemen zijn vier systematic reviews, zes RCT’s en andere
artikelen beoordeeld. Er is gekeken naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de systematic
reviews en hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s.
Bij spanningsgerelateerde klachten kwam naar voren dat progressieve ontspanningstherapie
effectief is bij gespannenheid, stress en slapeloosheid. De onderzoeken in de systematic
review waren van goede kwaliteit (Conrad, 2006). Hierin kwam naar voren dat progressieve
ontspanningstherapie effectief is (bij 63% van de studies). Bij 8 van de 10 studies zijn
symptomen van gespannenheid en stress afgenomen (Grawe, 2001). Uit ander onderzoek is
bewijs dat progressieve OT effectief is bij stress, gespannenheid en slapeloosheid (Hyman,
1989).
Verder bleek autogene training effectief bij slaapstoornissen (Stetter, 2002). Uit deze review
kwam wel naar voren dat progressieve ontspanningstherapie, hypnose en biofeedback even
effectief waren. In een ander RCT (Viens, 2003) waarvan de effectiviteit hoog was, maar de
kwaliteit matig, kwam naar voren dat progressieve ontspanningstherapie een gunstig effect
heeft op het sneller in slaap kunnen vallen en het verbeteren van de kwaliteit van slapen.
Uit een systematic review (Meuret, 2003) en een RCT (Jiang-na, 2004) blijkt dat
ademtherapie erg effectief is bij hyperventilatieklachten. In zes van de negen studies die er
gedaan zijn in deze review is er een positieve uitkomst, de ademhaling gaat omlaag en men
krijgt meer controle over de klacht (Meuret, 2003). Uit de RCT komt naar voren dat de
ademtherapie beter helpt voor de angst dan voor de hyperventilatie. Het is zo dat als men geen
angst meer heeft ook minder hyperventileert (Jiang-na, 2004).
Voor spierspanning, hoofdpijn en vermoeidheid blijkt zowel progressieve als autogene
ontspanningstherapie erg effectief. Het onderzoek wat hiernaar gedaan is bleek echter van
matige kwaliteit (McGrady, 2003).
Bij chronische spanningshoofdpijn en stress kan autogene training gegeven worden, maar hier
is matige effectiviteit gevonden (Kanji, 2000 en Kanji, 2006). De kwaliteit van deze
onderzoeken was wel goed.
Gespannenheid kan behandeld worden met progressieve ontspanningstherapie. Hier is een
onderzoek naar gedaan van goede kwaliteit, alleen de effectiviteit was matig (Scheufele,
2000).
21
Psychische problemen
Er zijn met betrekking tot psychische problemen vier systematic reviews beoordeeld en vier
andere artikelen. Er is gekeken naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de systematic
reviews en hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s.
Bij angststoornissen en paniekaanvallen is progressieve ontspanningstherapie een erg
effectieve behandeling (Conrad, 2007 en Stetter, 2002). Het ontspannen van de spieren leidt
tot minder spanning en angst in de psyche van de patiënt, niet alleen in het ontspannen van
bepaalde spiergroepen.
Ademtherapie blijkt erg effectief bij paniek- en angstaanvallen (Meuret, 2003). Patiënten
krijgen meer controle over hun angst op het moment dat ze zelf hun ademhaling omlaag
kunnen brengen.
Progressieve ontspanningtherapie en ademtherapie helpt goed bij angststoornissen (Jiang-na,
2004 en Arntz, 2003).
Uit een controlled pilot study bleek dat depressie, angststoornissen en bewustzijnsverlies goed
te behandelen zijn met progressieve en autogene ontspanningstherapie (McGrady, 2003).
Deze pilot study bleek matig van kwaliteit.
Uit onderzoek bleek dat autogene ontspanningstherapie bij deze patiëntengroep niet beter
bewezen dan andere therapieën, maar wel effectief blijkt te zijn (Kanji, 2000).
Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging
Er zijn met betrekking tot functionele problemen twee systematic reviews en twee RCT’s
beoordeeld. Gekeken is naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de systematic reviews en
hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s.
Er is een systematic review waarin word gezegd dat progressieve ontspanningstherapie
effectief is bij chronische lage rugklachten, maar deze onderzoeken zijn van matige kwaliteit
(Ostelo, 2005).Gecombineerde respondent-cognitieve therapie en progressieve therapie zijn
effectiever dan de wachtlijst controlegroep op korte termijn pijnvermindering. Het bewijs
voor positief effect van progressieve ontspanning is alleen gebaseerd op 2 studies (Stuckey,
1986 en Turner, 1982), waarvan niet 1 van hoge kwaliteit. Hoewel het bewijs voor
gecombineerde respondent-cognitieve therapie is gebaseerd op 4 studies (Newton-John, 1995;
Turner, 1982; Turner, 1988; Turner, 1993), was er maar 1 van hoge kwaliteit.
Er is experimental study die onderzoek doet naar fibromyalgie met progressieve-, autogene
ontspanningstherapie en ademtherapie (Castel, 2007). Dit onderzoek is van goede kwaliteit,
maar met matige effectiviteit. Hier komt ook naar voren dat het effect van hypnose met
visualisatie-ontspanning niet groter is dan ontspanningstherapie.
Er is ook een systematic review beoordeeld over a-specifieke pijnklachten met als
behandeling autogene ontspanningstherapie (Stetter, 2002). Het waren onderzoeken van
goede kwaliteit, het effect bleek alleen matig.
In een kwalitatief goede studie, is geen effect gevonden dat pijn in de nek bij de progressieve
ontspanningstherapie en autogene ontspanningstherapie wordt verminderd (Viljanen, 2003).
Zowel ontspanningstherapie als oefentherapie hebben geen effect op nekpijn bij vrouwen met
een kantoorbaan, ten opzichte van geen therapie.
22
Spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak
Bij de spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak zijn vijf systematic reviews
beoordeeld en vijf RCT’s. Er is gekeken naar hoeveel artikelen beoordeeld waren in de
systematic reviews en hoeveel patiënten er meegenomen zijn in de RCT’s.
Hartpatiënten hebben baat bij progressieve ontspanningstherapie, autogene therapie en
ademtherapie( Dixhoorn, 2005). Intensieve ontspanningstherapie bevorderd het herstel van
hartpatiënten en heeft een belangrijke toevoeging aan hartrevalidatieprogramma’s die bestaan
uit inspanningstraining en psycho-educatie. In dit artikel wordt beschreven dat het beste is dat
iedere patiënt er voor zichzelf achter moet komen welke ontspanningstherapie bij hem/haar
past.
Matige effectiviteit werd gevonden voor autogene ontspanningstherapie bij hartziektes en de
ziekte van Renau (Stetter, 2002).
Er is een systematic review beoordeeld waarin heel verschillende resultaten naar voren
kwamen bij verschillende soorten pijn (Kwekkeboom, 2006). Zo komt bij (artrose) pijn naar
voren dat het effect van progressieve ontspanningstherapie goed is, deze onderzoeken zijn van
matige kwaliteit.(Eckers Pack, 1997; Stenström, 1997) Bij postoperatieve pijn komt naar
voren dat autogene ontspanningstherapie effectief is, de onderzoeken zijn van matige
kwaliteit. Er is ook onderzocht in deze review of ademtherapie zin had bij pijn na een operatie
van een totale heup of knie. Dit bleek niet het geval te zijn, het onderzoek is van matige
kwaliteit.
Bij onderzoek naar ademtherapie bij astma en COPD (Ritz, 2003) zijn negatieve effecten
gevonden voor COPD. Theoretische analyse en observaties suggereren positieve effecten van
pursed-lip breathing en neus ademhaling, maar klinisch bewijs is gebrekkig. Verandering van
adempatronen alleen heeft geen significant voordeel. Er is gelimiteerd bewijs dat
hypoventilatie nuttig is bij het reduceren van het gebruik van medicatie (vooral Betaadrenergic inhaler gebruik). Ademtraining lijkt geen substantieel effect te hebben op
parameters van de basale long functie. Bij astma is het matig effectief en bij COPD blijkt het
geen effect te hebben.
Volgens ander onderzoek blijkt autogene ontspanningstherapie geen effect te hebben bij
astma (Huntley, 2002), het onderzoek is matig van kwaliteit.
Volgens Dixhoorn (1997) is op lange termijn het beloop na een hartinfarct naar alle
waarschijnlijkheid gunstiger wanneer AOT wordt toegevoegd aan de hartrevalidatie. De extra
kosten worden gecompenseerd door afname van het aantal heropnames wegens cardiale
problemen. Dit was een RCT van goede kwaliteit (Dixhoorn, 1997).
Progressieve ontspanningstherapie volgens Jacobson heeft een positief effect op de
vermoeidheid bij mensen met kanker na een operatie (Dimeo, 2004).
Progressieve ontspanningstherapie en hypnose zijn beide effectief in het reduceren van
pijnklachten bij patiënten met artrose. In dit onderzoek komt echter naar voren dat hypnose
sneller effect heeft en dat het meer effect heeft op lange termijn. Dit is een RCT van goede
kwaliteit (McGay, 2002).
Tot de 4e dag na de chemotherapie is progressieve ontspanningstherapie zinvol tegen
misselijkheid en overgeven. Dit is onderzocht in een RCT van goede kwaliteit (Molassiotis,
2002).
Progressieve ontspanningstherapie lijkt te helpen bij hart patiënten als niet farmaceutisch
hulpmiddel. De RCT is van matige kwaliteit, maar de therapie blijkt effectief volgens het
onderzoek ( Yu DTF, 2007)
23
Discussie
Bij het zoeken naar literatuur waren een aantal artikelen niet volledig te verkrijgen via de
databases. Ook via de universiteiten van Amsterdam, Nijmegen en Twente was het niet
mogelijk. Alleen Engelse en Nederlandse literatuur is gelezen omdat de onderzoekers niet
over de capaciteiten beschikken om in andere talen te lezen.
Eén van de inclusiecriteria was dat de artikelen niet ouder mochten zijn dan tien jaar. Er zijn
wel artikelen gevonden die ouder dan tien jaar waren, waarvan wordt verwacht dat deze wel
goed bruikbaar zouden zijn. Deze zijn echter niet meegenomen.
Een ander inclusiecriterium was dat de patiënten in het artikel 18 jaar of ouder moesten zijn,
terwijl er juist opvallend veel artikelen werden gevonden waarbij het effect van
ontspanningstherapie bij kinderen werd beschreven. Hier zal een andere literatuurstudie voor
opgezet moeten worden.
Een aantal inclusiecriteria moesten in de loop van de studie worden aangepast, omdat er niet
voldoende artikelen gevonden werden toen er alleen op de namen van de grondleggers van de
therapieën werd gezocht. Zodoende zijn de namen veranderd in de volgende termen:
progressieve therapie, autogene therapie en adem therapie. Om het beste bewijs te krijgen zijn
ook andere westerse ontspanningstherapieën meegenomen.
Wat betreft de ademtherapie zijn er veel artikelen te vinden die niet bruikbaar zijn voor het
beantwoorden van de vraagstelling, aangezien de ademtherapie vaak met een ander doel
wordt gebruikt dan voor ontspanning.
Het was in eerste instantie de bedoeling om enkel systematic reviews of RCT’s te includeren.
Dit is niet gelukt aangezien er ook meta-analyses, een clinical controlled trial, experimenteel
onderzoek, case-control en controlled pilot studies beoordeeld zijn. De reden hiervoor is een
tekort aan bruikbare systematic reviews en RCT’s waardoor deze inclusiecriteria versoepeld
moest worden.
De criterialijst voor het beoordelen van de literatuur moet ook als kanttekening genoemd
worden. Deze lijst is aangepast waardoor deze voor de onderzoeksvraag het beste toepasbaar
is. Een vraag uit de lijst is of de patiënten geblindeerd zijn. Deze vraag is niet van toepassing
omdat blindering bij het ondergaan van een adem- of ontspanningstherapie niet mogelijk is. In
veel van de artikelen werd dit ook als discussiepunt aangegeven. Hetzelfde geldt voor de
vraag of de behandelaars geblindeerd zijn. Deze twee vragen zijn uit de originele criterialijst
gehaald.
Wanneer een vraag uit de criterialijst met een vraagteken of negatief beantwoord werd is geen
contact opgenomen met de auteurs om hier meer informatie over te krijgen.
De overzichtelijke indeling van de patiëntencategorieën had ook nadelen. In de artikelen
wordt deze indeling niet gehanteerd. Daarom was het soms moeilijk te bepalen in welke
categorie een bepaald ziektebeeld past. Bijvoorbeeld kankerpatiënten die werden behandeld
voor misselijkheid en overgeven na chemotherapie (Molassiotis, 2002). Het is niet duidelijk
of die misselijkheid door de chemotherapie of door angst of bezorgdheid ontstaat. Met andere
woorden, valt dit onder psychisch, somatisch of beide? Of patiënten met astma die te kampen
hebben met benauwdheidklachten. Ook hier kun je de vraag stellen of dit te verklaren is door
de somatische oorzaak of dat de benauwdheid verergerd wordt door spanningsklachten.
Bij het trekken van conclusies is de indeling erg breed. Ook is er geen onderzoek over alle
patiëntengroepen die binnen de indeling van J. van Dixhoorn vallen. Er bestaat zo het gevaar
om de patiënten over één kam te scheren. Als dit wel gedaan zou zijn zouden er andere
resultaten gevonden kunnen worden. Daarom is onderaan de discussie per patiënten categorie
dieper ingegaan op de onderzoeken op zich.
Verder kwam het ook voor dat verschillende ontspanningstechnieken gecombineerd werden.
In dat geval is het moeilijk te bepalen welke ontspanningstherapie voor een bepaald effect
24
verantwoordelijk is.
In enkele artikelen werd de ontspanningstherapie samen met een andere interventie gegeven,
bijvoorbeeld gedragstherapie of oefentherapie (Kanji, 2006 en Ostelo, 2005). Ook in dit geval
is het moeilijk te bepalen welke interventie voor welk effect verantwoordelijk is.
Sommige onderzoeken waren uitgevoerd met niet westerse patiënten, bijvoorbeeld met
Chinezen (Jiang-na, 2004 en Yu, 2007). Aangezien er veel cultuurverschillen zijn, staat het
ter discussie of deze resultaten voldoende valide en toepasbaar zijn op de westerse patiënt.
Door de grote verscheidenheid van patiënten groepen verschillen de onderzoeken onderling
sterk, waardoor er sprake is van klinische heterogeniteit. Om deze reden is er een indeling
gemaakt in subgroepen. Hierdoor kon pooling toegepast worden. De subgroepen zijn
hieronder beschreven. Hierin worden de afwegingen beschreven die gemaakt zijn om tot een
eindconclusie te komen. Ook worden de afwegingen beschreven over de afzonderlijke
conclusies, welke therapie het meest effectief is bij kleinere patiëntengroepen binnen de vier
categorieën, die in de resultaten zijn beschreven.
Spanningsproblemen zonder somatische oorzaak
Het is opvallend dat de meeste studies naar spanningsproblemen zonder somatische oorzaak
grotendeels gericht zijn op autogene en progressieve ontspanningstherapie. De verwachting
was dat er meer onderzoek gedaan zou zijn naar ademtherapie. Er zijn twee onderzoeken over
ademtherapie meegenomen, deze gingen over hyperventilatie (Meuret, 2003 en Jiang-na,
2004). Hierdoor kan je niet concluderen dat ademtherapie over het algemeen bij alle
spanningsgerelateerde klachten effectief is. Wel zijn deze resultaten in de uiteindelijke
conclusie meegenomen, omdat deze onderzoeken van goede kwaliteit waren.
In de resultaten komt naar voren dat progressieve en autogene training effectief is bij
gespannenheid en stress. Hoewel voor beide klachten meer en beter bewijs is voor het
positieve effect van progressieve ontspanningstherapie. In een systematic review komt naar
voren dat autogene training effectief is, maar dat progressieve ontspanningstherapie beter is
(Kanji, 2000). Omdat dit een systematic review is, wordt dit resultaat extra zwaar
meegewogen.
Als er naar de conclusies gekeken wordt van slaapstoornissen, zijn er meer onderzoeken
gedaan naar de effectiviteit van progressieve ontspanningstherapie dan naar de effecten van
autogene ontspanningstherapie. Wel zijn allebei de therapieën effectief gebleken. Deze
resultaten wegen zwaar mee, omdat dit uit twee systematic reviews blijkt (Conrad 2007 en
Stetter 2002). En omdat de onderzoeken erin van goede kwaliteit zijn. Over slaapstoornissen
en ademtherapie zijn geen onderzoeken gevonden.
Autogene training blijkt bij chronische spanningshoofdpijn matig effectief te zijn (Kanji,
2006), maar voor gewone hoofdpijn is onderzoek gevonden met bewijs van effectiviteit
(McGrady, 2003). Dit onderzoek was van matige kwaliteit. Hieruit blijkt dat er nog veel
onderzoek gedaan moet worden naar hoofdpijn en adem- en ontspanningstherapie.
Alle drie de therapieën blijken effectief te zijn voor spanningsgerelateerde klachten zonder
somatische oorzaak. Wel is er variatie van effectiviteit te zien binnen de kleinere patiënten
groepen binnen deze patiëntencategorie.
Psychische problemen
Over de behandeling van psychische problemen is er van de ontspanningstherapieën het meest
onderzoek gedaan naar de behandeling met progressieve therapie. Er is minder onderzoek
gedaan naar autogene ontspanningstherapie en naar ademtherapie. Deze onderzoeken waren
wel, net als onderzoeken over progressieve ontspanningstherapie, van goede kwaliteit.
Hierdoor worden al deze onderzoeken meegenomen naar de eindconclusie.
25
Uit alle onderzoeken bleken de drie therapieën effectief bij psychische problemen. Er is één
onderzoek dat bewijs heeft dat autogene ontspanningstherapie maar matig effectief is (Kanji,
2000), maar dit onderzoek is van matige kwaliteit. Omdat er zes conclusies uit andere
onderzoeken, die wel duidelijk positief effect hebben en allen van goede kwaliteit zijn, wordt
er minder waarde aan het onderzoek van Kanji (2000) gehecht.
Als er gekeken wordt naar de effectiviteit van de ontspanningstherapieën bij afzonderlijke
patiëntengroepen binnen de psychische problemen categorie. Worden de volgende
afwegingen gemaakt.
Er is bewijs dat progressieve en autogene therapie effectief is bij depressie (McGrady, 2003;
Stetter, 2002; Viens, 2003). Echter is voor progressieve OT meer bewijs gevonden. Dit wil
niet zeggen dat progressieve ontspanningstherapie dan ook effectiever is. Wel kan
progressieve ontspanningstherapie zwaarder gewogen worden in deze conclusie. Depressie is
niet onderzocht met ademtherapie. Het is dus moeilijk een conclusie te trekken hierover. Want
ook dit zegt niet dat ademtherapie niet effectief is. Hier zou meer onderzoek naar gedaan
moeten worden.
Alledrie de therapieën zijn effectief bij angststoornissen, deze onderzoeken zijn van goede
kwaliteit (Arntz, 2003; Conrad, 2007; Jiang-na, 2004; Meuret, 2003; Stetter, 2002). Maar ook
hier is meer bewijs gevonden voor positieve effectiviteit van progressieve OT. Voor autogene
ontspanningstherapie is tegenstrijdig effect gevonden, er is één onderzoek dat bewijs heeft dat
autogene ontspanningstherapie maar matig effectief is (Kanji 2000). Maar dit onderzoek is
van matige kwaliteit. Deze wordt niet zwaar meegewogen in deze conclusie omdat de
meerderheid van onderzoeken positief effect bewijzen. Ze zijn wel van goede kwaliteit.
Progressieve ontspanningstherapie en ademtherapie blijkt effectief bij paniekaanvallen
(Conrad, 2007; Meuret, 2003). Bij het onderzoek naar ademtherapie wordt vooral het effect
van de therapie op patiënten met hyperventilatie bewezen (Meuret 2003). Hieruit kan worden
geconcludeerd dat de adem therapie ook effectief is voor mensen met paniek aanvallen en
angst, omdat hyperventilatieklachten in dit onderzoek ontstonden uit paniek en angst.
De onderzoeken naar progressieve ontspanningstherapie waren wel éénduidig over
paniekaanvallen. Deze zijn daardoor ook meegenomen. De effectiviteit van autogene
ontspanningstherapie bij paniekaanvallen is nog niet in een onderzoek beschreven. Dit zegt
niet dat autogene ontspanningstherapie niet effectief is voor paniekaanvallen, maar wordt
hierdoor niet met deze conclusie meegenomen.
Alledrie de therapieën effectief zijn voor spanningsgerelateerde klachten zonder somatische
oorzaak. Wel is er variatie van effectiviteit te zien binnen de kleinere patiënten groepen
binnen deze patiëntencategorie.
Functionele problemen van houding, adem, stem en beweging
De onderzoeken over functionele problemen zijn allen van goede kwaliteit. Er is één
onderzoek van matige kwaliteit. Dit onderzoek beschrijft dat progressieve
ontspanningstherapie een positief effect heeft op chronische lage rugklachten (Ostelo 2005).
Deze conclusie wordt niet meegenomen, enerzijds omdat maar één onderzoek dit zegt
anderzijds omdat het onderzoek van matige kwaliteit is. Hierover zou meer onderzoek gedaan
moeten worden.
Bij fibromyalgie is onderzoek gedaan naar alledrie de therapieën. De onderzoeken waren van
goede kwaliteit, waarbij matig effect is gevonden (Castel 2007). Wel moet meegenomen
worden dat dit het enige bewijs is. Ook hier moet dus nog meer onderzoek naar gedaan
worden. Door de goede kwaliteit van het onderzoek, kan deze conclusie wel licht
meegenomen worden.
Er is weinig effect bewezen voor progressieve of autogene therapie bij chronische aspecifieke nekklachten, dit blijkt uit kwalitatief goed onderzoek (Viljanen, 2003). Opvallend
26
is wel dat er bij a-specifieke pijnklachten wel een matig effect gevonden is bij autogene
training, wat in een systematic review naar voren komt en dus zwaarder weegt en
meegenomen moet worden in de conclusie (Stetter, 2002). Ook opvallend is dat bij
chronische lage rugklachten en progressieve therapie wel een goede effectiviteit is gevonden.
Er is veel tegenstrijdig effect gevonden bij de verschillende functionele problemen van
houding, adem, stem en beweging.
Hieruit blijkt dat de beschreven interventies niet voldoende effectief zijn op functionele
problemen.
Wel moet meegenomen worden dat er nog meer functionele problemen zijn, waar geen
onderzoek over is. Dit betekent niet dat bij alle functionele problemen adem- en
ontspanningstherapie niet effectief is.
Voor functionele problemen is geen positief effect gevonden voor de drie verschillende
vormen van adem- en ontspanningstherapie.
Spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak
Bij spanningsproblemen valt op dat er voornamelijk onderzoek gedaan is naar progressieve
therapie (Dimeo, 2004; Dixhoorn, 2005; Gay, 2002; Huntley, 2002; Kwekkeboom, 2006;
Malassiotis, 2002; Yu, 2007). Ook valt op dat voor alle drie de therapieën onderzoeken zijn
gedaan waarvan positief effect is aangetoond. Dit geldt bij autogene ontspanningstherapie en
bij ademtherapie voornamelijk voor hartpatiënten (Dixhoorn 1997 en Dixhoorn 2005).
Omdat deze conclusie onder één patiëntengroep valt, kan niet gezegd worden dat de
therapieën ook bij andere patiënten met spanningsproblemen met specifieke somatische
oorzaak effectief zijn. Daarom worden deze twee therapieën niet meegenomen in de
eindconclusie. Ook omdat er meer bewijs van effectiviteit is voor progressieve
ontspanningstherapie.
Voor de verschillende spanningsproblemen zijn dus tegenstrijdige effecten gevonden.
Hartpatiënten hebben veel baat bij alle drie de vormen van ontspanningstherapieën. Wel
vermelden de onderzoeken hierover dat iedere patiënt er het beste voor zichzelf achter moet
komen welke ontspanningstherapie bij hem/haar past (Dixhoorn 2005). In een andere review
komt naar voren dat autogene ontspanningstherapie bij hartziektes matig effectief is (Stetter,
2002). In deze review komen veel variërende uitspraken hierover naar voren. Autogene
training is wel effectief voor hartpatiënten als het gaat om vermindering van angst, maar niet
het effect heeft van vermindering van bloeddruk (Polácková, 1982). De verschijdenheid van
het gemeten effect maakt dit onderzoek matig effectief. Dit onderzoek is van matige kwaliteit,
daarom zal dit resultaat minder zwaar meewegen. Opvallend in deze patiëntencategorie is dat
pijnklachten bij artrose met als interventie progressieve OT, effectief is. Maar er is geen effect
gevonden voor ademtherapie bij pijnklachten postoperatief na een total hip of total knee. Pijn
postoperatief met als therapie autogene training blijkt wel effectief te zijn, hoewel hier geen
consistent bewijs voor is (Stetter, 2002). Er is lange tijd aangenomen dat ademtherapie bij
astma bruikbaar was, daarom is het verrassend hoe weinig er over de effectiviteit bekend is
(Ritz, 2003). Bij astma en COPD is weinig effect voor ademtherapie. Dit is opvallend
aangezien dit aandoeningen zijn aan de luchtwegen. Er was hier meer resultaat verwacht. Bij
COPD zijn zelfs negatieve effecten gevonden bij ademtherapie (Ritz, 2003). Uit onderzoek
naar progressieve ontspanningstherapie bij astma patiënten blijkt deze therapie matig effectief
te zijn (Huntley, 2002). Voor vermoeidheid bij postoperatieve kankerpatiënten bleek
progressieve ontspanningstherapie effectief (Dimeo, 2004). Het discussie punt is dat dit
onderzoek bij postoperatieve kankerpatiënten was en dat dus niet gesteld kan worden dat dit
bij vermoeidheid over het algemeen een positief effect zal hebben. Ook is goed resultaat
gevonden bij misselijkheid na chemotherapie bij borstkanker en progressieve
ontspanningstherapie. De vraag blijft dan of het bij andere vormen van kanker ook effectief
27
zal zijn. Hier zal verder onderzoek naar gedaan moeten worden.
Het meeste bewijs is voor het positieve effect van progressieve ontspanningstherapie voor
patiënten met spanningsproblemen met specifieke somatische oorzaak.
Uit deze discussie blijkt dat er geen eenduidige conclusie getrokken kan worden over welke
vorm van ontspanningstherapie het meest effect heeft bij patiënten met spanningsgerelateerde
problemen. Daarnaast zal er nog uitgebreider onderzoek gedaan moeten worden naar de
patiëntengroepen binnen de verschillende patiëntencategorieën, zodat er meer bewijs is voor
de effecten van de adem- en ontspanningstherapieën bij spanningsgerelateerde problemen.
28
Referenties
Arntz A. Cognitive therapy versus applied relaxation as treatment of generalized anxiety
disorder. Behaviour Research and Therapy, 2003;41(6):633-646.
Bassoti G, Whitehead WE. Biofeedback, relaxation training, and cognitive behaviour
modification as treatments for lower functional gastrointestinal disorders. Q J Med,
1997;90:545-550.
Benson H, Klipper NZ. The relaxation response: Updated and expanded. New York: Harper
Collins, 2000.
Beoordeling van de kwalteit van een systematische review van RCT’s
http://145.117.214.42/DCC/Downloads/SR-RCT-kort.pdf
Beoordeling van de kwaliteit van een Randomised Controlled Trail (RCT)
http://145.117.214.42/DCC/Downloads/RCT-kort.pdf
Bernstein D, Borkovec T. Progressive relaxation: A manual for the helping professions.
Champaign, IL: Research Press, 1973.
Castel A, Pérez M, Sala J, Padrol A, Rull M. Effect of hypnotic suggestion on fibromyalgic
pain: Comparison between hypnosis and relaxation. European Jounal of Pain,
2007;11(4):463-368.
Conrad A, Roth WT. Muscle relaxation therapy for anxiety disorders: it works but how?
Journal of Anxiety Disorders 2007;21(3):243-264.
Dimeo FC, Thomas F, Raabe-Menssen C, Pröpper F, Mathias M. Effect of aerobic exercise
and relaxtation training on fatigue and physical performance of cancer patients after surgery.
A randomised controlled trail. Supportive Care in Cancer, 2004;12(11) 774-9.
Dixhoorn J van. Gunstige effecten van adem- en ontspanningsinstructie in de hartrevalidatie:
een gerandomiseerd follow-up onderzoek gedurende 5 jaar. Ned. Tijdschrift Geneeskunde,
1997;141(11):530-4.
Dixhoorn J van, Instructies en formulieren, 2e druk, Maarssen : Elsevier gezondheidszorg,
2001.
Dixhoorn J van, White A. Relaxation therapy for rehabilitation and prevention in ischaemic
heart disease: a systematic review and meta-analysis. European Journal of Cardiovascular
Prevention and Rehabilitation, 2005;12(3):193-202.
Doemges D. Groepssessies ontspanning en inspanning bij reuma patiënten. Door deze
oefeningen voel ik mij energieker. In Beweging, maandblad van de reumapatiëntenbond,
2005;2:14-15.
29
Eckes Peck SD. The effectiveness of therapeutic touch for decreasing pain in elders with
degenerative arthritis. Journal of holistic nursing, 1997;15,176-198.
Gay MC, Philippot P, Luminet O. Differential effectiveness of psychological interventions for
reducing osteoarthritis pain: a comparison of Erickson hypnosis and Jacobson relaxation.
European Journal of Pain, 2002;6:1-16.
Grawe K, Donati R, Bernauer F, Psychotherapie im wandel: Von der Konfession zur
Profession (5th ed.), Hogrefe, Göttingen, 2001
Han JN, Stegen K, Valck C de, Clément J, Woestijne KP van de. Influence of breathing
therapy on complaints, anxienty and breathing pattern in patients with hyperventilation
syndrome and anxienty disorders. Journal of Psychosomatic Research, 1996;41(5):481-493.
Hagenaars LHA, Bernards ATM, Oostendorp RAB Over de Kunst van Hulpverlenen, NPI,
Amersfoort, 2003
Huntley A, White AR, Ernst E. Relaxation therapies for asthma: a systematic review. Thorax,
2002;57:127-131.
Hyman RB, Feldman HR, Harris RB, Levin RF, Malloy GB, The effects of relaxation training
on clinical symptoms: a meta-analysis, Nursing Research 1989;38(4):216-220.
Jacobs GD. Clinical Applications of the Relaxation Response and Mind-Body Interventions.
The Journal of Alternative and Complementary Medicine, 2001;7(1):93-101.
Jiang-na HAN, Yuan-jue ZHU, Shun-wei LI, Dong-mei LUO, Zheng HU, Diest I van, Peuter
S de, Woestijne KP van de, Bergh O van den. Medically unexplained dyspnea:
psychophysiological characteristics and role of breathing therapy. Chinese Medical Journal,
2004;117(1):6-13.
Juhasz G, zsombok T, Gonda X, Nagyne N, Modosne E, Bagdy. Effects of autogenic training
on nitroglycerin- induced headaches. Headache, 2007;47(3):371-383.
Kanji N, Ernst E. Autogenic training for stress and anxiety: a systematic review.
Complementary Therapies in Medicine 2000;8:106-110.
Kanji N, White AR, Ernst A. Autogenic training for tension type headaches: a systematic
review of controlled trials. Complementary Therapies in Medicine, 2006;14(2):144-150.
Kanji N, White A, Ernst E. Issues and innovations in nursing education. Autogenic training to
reduce anxiety in nursing students: randomized controlled trail. Journal of advanced Nursing,
2006;53(6):729-735.
Kwekkeboom KL, Gretarsdottir E. Systematic Review of Relaxation Interventions for Pain.
Journal of Nursing Scholarship, 2006;38(3):269-277.
McGrady AV, Kern-Buell C, Bush E, Devonshire R, Claggett AL, Grubb BP. BiofeedbackAssisted Relaxation Therapy in Neurocardiogenic Syncope: A pilot Study. Applied
Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(3):183-192.
30
Mehling WE, Hamel KA, Acree M, Byl N, Hecht FM. Randomized controlled trial of breath
therapy for patients with chronic low-back pain. Alternative Therapies, 2005;2(4):44-52.
Meuret AE, Wilhelm FH, Ritz T, Roth WT. Breathing Training for Treating Panic
Disorders: Useful Intervention or Impediment? Behavior Modification, 2003;27(5):731-754.
Molassiotis A, Yung HP, Yam, BMC, Chan FYS, Mok TSK. The effectiveness of progressive
muscle relaxation training in managing chemotherapy- induced nausea and vomiting in
Chinese breast cancer patients: a randomised controlled trial. Supportive Care in Cancer
2002;10(3):237-46.
Newton-JohnTR, Spence SH, Schotte D. Cognitive behavioural group treatment and an
alternative non-psychological treatment for chronic low back pain. Pain 1992; 48:339-47.
Ostelo RWJG, van Tulder MW, Vlaeyen JWS, Linton SJ, Morley SJ, Assendelft WJJ.
Behavioural treatment for chronic low-back pain. Cochrane Database of Systematic Reviews
2005, Issue 1. Art. No.: CD002014. DOI: 10.1002/14651858.CD002014.pub2.
Polácková J, Bocková E, Sedivec V. Autogenic training: Appliciation in seconary prevention
of myocardial infarction. Activitas nervosa superior, 1982; 24(4),178-180.
Ritz T, Roth WT. Behavioral Interventions in Asthma: Breathing Training. Behavior
Modification, 2003;27:710.
Scheufele PM. Effects of Progressive Relaxation and Classical Music on Measurements of
Attention, Relaxation, and Stress Responses. Journal of Behavioral Medicine,
2000;23(2):207-228.
Stapleton JA, Taylor S, Asmundson GJG. Effects of Three PTSD Treatments on Anger and
Guilt: Exposure Therapy, Eye Movement Desensitization and Reprocessing, and Relaxation
Training. Journal of Traumatic Stress, 2006;19(1):19-28.
Stenström CH, Arge B, Sundbom A. Home exercise and compliance in inflammatory
rheumatic diseases: a prospective clinical trail. The journal of reumatology, 1997;24,470-475
Stetter F, Kupper S. Autogenic training: A meta-analysis of clinical outcome studies. Applied
Psychophysiology and Biofeedback, 2002;27(1):45-98.
Tatrow K, Blachard EB, Silverman DJ. Posttraumatic Headache: An Exploratory Treatment
Study. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(4):267-278.
Turner JA, Chapman CR. Psysiological interventions for chronic pain: a critical review. I.
Relaxation training and biofeedback. Pain 1982;12:1-21. Links
Turner JA, Chapman CR. Psysiological interventions for chronic pain: a critical review. II.
Relaxation training and biofeedback. Pain 1982;12.:23-46. Links
Turner JA. Educational and behavioral interventions for backpain and primary care. Spine
1996; 21: 2851-9. Links
31
Viens M, Koninck J de, Mercier P, St-Onge M, Lorrain D. Trait anxiety and sleep-onset
insomnia. Evaluation of treatment using anxiety management training. Journal of
Psychosomatic Research, 2003;54(1):31-37.
Viljanen M, Malmivaara A, Uitti J, Rinne M, Palmroos P, Laippala P. Effectiveness of
dynamic muscle training, relaxation training, or ordinary activity for chronic neck pain:
randomised controlled trail. BJM 2003;327.
Yu DSF, Lee DTF, Woo J. Effects of relaxation therapy on psychologic distress and symptom
status in older Chinese patients with heart failure. Journal of Psychosomatic Research
2007;62(4):427-437.
32
Gebruikte literatuur
De cijfers corresponderen met de cijfers in de tabellen 1 en 6.
1. Arntz A. Cognitive therapy versus applied relaxation as treatment of generalized
anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 2003;41(6):633-646.
2. Bassoti G, Whitehead WE. Biofeedback, relaxation training, and cognitive behaviour
modification as treatments for lower functional gastrointestinal disorders. Q J Med,
1997;90:545-550.
3. Castel A, Pérez M, Sala J, Padrol A, Rull M. Effect of hypnotic suggestion on
fibromyalgic pain: Comparison between hypnosis and relaxation. European Jounal of
Pain, 2007;11(4):463-368.
4. Conrad A, Roth WT. Muscle relaxation therapy for anxiety disorders: it works but
how? Journal of Anxiety Disorders 2007;21(3):243-264.
5. Dimeo FC, Thomas F, Raabe-Menssen C, Pröpper F, Mathias M. Effect of aerobic
exercise and relaxtation training on fatigue and physical performance of cancer
patients after surgery. A randomised controlled trail. Supportive Care in Cancer,
2004;12(11) 774-9.
6. Dixhoorn J van. Gunstige effecten van adem- en ontspanningsinstructie in de
hartrevalidatie: een gerandomiseerd follow-up onderzoek gedurende 5 jaar. Ned.
Tijdschrift Geneeskunde, 1997;141(11):530-4.
7. Dixhoorn J van, White A. Relaxation therapy for rehabilitation and prevention in
ischaemic heart disease: a systematic review and meta-analysis. European Journal of
Cardiovascular Prevention and Rehabilitation, 2005;12(3):193-202.
8. Gay MC, Philippot P, Luminet O. Differential effectiveness of psychological
interventions for reducing osteoarthritis pain: a comparison of Erickson hypnosis and
Jacobson relaxation. European Journal of Pain, 2002;6:1-16.
9. Han JN, Stegen K, Valck C de, Clément J, Woestijne KP van de. Influence of
breathing therapy on complaints, anxienty and breathing pattern in patients with
hyperventilation syndrome and anxienty disorders. Journal of Psychosomatic
Research, 1996;41(5):481-493.
10. Huntley A, White AR, Ernst E. Relaxation therapies for asthma: a systematic review.
Thorax, 2002;57:127-131.
11. Jacobs GD. Clinical Applications of the Relaxation Response and Mind-Body
Interventions. The Journal of Alternative and Complementary Medicine,
2001;7(1):93-101.
12. Jiang-na HAN, Yuan-jue ZHU, Shun-wei LI, Dong-mei LUO, Zheng HU, Diest I van,
Peuter S de, Woestijne KP van de, Bergh O van den. Medically unexplained dyspnea:
psychophysiological characteristics and role of breathing therapy. Chinese Medical
Journal, 2004;117(1):6-13.
13. Juhasz G, zsombok T, Gonda X, Nagyne N, Modosne E, Bagdy. Effects of autogenic
training on nitroglycerin- induced headaches. Headache, 2007;47(3):371-383.
14. Kanji N, Ernst E. Autogenic training for stress and anxiety: a systematic review.
Complementary Therapies in Medicine 2000;8:106-110.
15. Kanji N, White AR, Ernst A. Autogenic training for tension type headaches: a
systematic review of controlled trials. Complementary Therapies in Medicine,
2006;14(2):144-150.
16. Kanji N, White A, Ernst E. Issues and innovations in nursing education. Autogenic
training to reduce anxiety in nursing students: randomized controlled trail. Journal of
advanced Nursing, 2006;53(6):729-735.
33
17. Kwekkeboom KL, Gretarsdottir E. Systematic Review of Relaxation Interventions for
Pain. Journal of Nursing Scholarship, 2006;38(3):269-277.
18. McGrady AV, Kern-Buell C, Bush E, Devonshire R, Claggett AL, Grubb BP.
Biofeedback-Assisted Relaxation Therapy in Neurocardiogenic Syncope: A pilot
Study. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(3):183-192.
19. Meuret AE, Wilhelm FH, Ritz T, Roth WT. Breathing Training for Treating Panic
Disorders: Useful Intervention or Impediment? Behavior Modification,
2003;27(5):731-754.
20. Molassiotis A, Yung HP, Yam, BMC, Chan FYS, Mok TSK. The effectiveness of
progressive muscle relaxation training in managing chemotherapy- induced nausea
and vomiting in Chinese breast cancer patients: a randomised controlled trial.
Supportive Care in Cancer 2002;10(3):237-46.
21. Ostelo RWJG, van Tulder MW, Vlaeyen JWS, Linton SJ, Morley SJ, Assendelft WJJ.
Behavioural treatment for chronic low-back pain. Cochrane Database of Systematic
Reviews 2005, Issue 1. Art. No.: CD002014. DOI:
10.1002/14651858.CD002014.pub2.
22. Ritz T, Roth WT. Behavioral Interventions in Asthma: Breathing Training. Behavior
Modification, 2003;27:710.
23. Scheufele PM. Effects of Progressive Relaxation and Classical Music on
Measurements of Attention, Relaxation, and Stress Responses. Journal of Behavioral
Medicine, 2000; 23(2):207-228.
24. Stapleton JA, Taylor S, Asmundson GJG. Effects of Three PTSD Treatments on Anger
and Guilt: Exposure Therapy, Eye Movement Desensitization and Reprocessing, and
Relaxation Training. Journal of Traumatic Stress, 2006;19(1):19-28.
25. Stetter F, Kupper S. Autogenic training: A meta-analysis of clinical outcome studies.
Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2002;27(1):45-98.
26. Tatrow K, Blachard EB, Silverman DJ. Posttraumatic Headache: An Exploratory
Treatment Study. Applied Psychophysiology and Biofeedback, 2003;28(4):267-278.
27. Viens M, Koninck J de, Mercier P, St-Onge M, Lorrain D. Trait anxiety and sleeponset insomnia. Evaluation of treatment using anxiety management training. Journal
of Psychosomatic Research, 2003;54(1):31-37.
28. Viljanen M, Malmivaara A, Uitti J, Rinne M, Palmroos P, Laippala P. Effectiveness of
dynamic muscle training, relaxation training, or ordinary activity for chronic neck
pain: randomised controlled trail. BJM 2003;327
29. Yu DSF, Lee DTF, Woo J. Effects of relaxation therapy on psychologic distress and
symptom status in older Chinese patients with heart failure. Journal of Psychosomatic
Research 2007;62(4):427-437.
34
Download