Lumbale Kanaal Stenose Beroepsopdracht van Sander Perry, Ewoud Jorna en Emile Kool Hogeschool van Amsterdam, opleiding Fysiotherapie juni 2006 © Amsterdam. Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................. 4 Inleiding ................................................................................................................. 5 Methode.................................................................................................................. 6 Wat is LKS?......................................................................................................... 10 Definitie............................................................................................................. 10 Epidemiologie ................................................................................................... 10 Risicofactoren ................................................................................................... 11 Oorzaken/Pathofysiologie van LKS.................................................................. 11 Symptomen ....................................................................................................... 14 Diagnostische middelen .................................................................................... 15 Conservatieve therapie ....................................................................................... 17 Distractie Manipulatie(DM) en Neuro Mobilisatie(NM).................................. 19 Een conservatieve ziekenhuis behandeling bestaande uit verschillende interventies met een follow-up.......................................................................... 20 Een niet operatieve farmaceutische en de fysieke therapie............................... 21 Een conservatieve behandeling bestaande uit verschillende interventies. ........ 23 Non-operative benadering van LKS bij 2 patiënten.......................................... 24 Calcitonin behandeling bij LKS........................................................................ 26 Epidurale Steroïde Injecties door middel van transforaminale of caudaal geleiden fluoroscopie. ....................................................................................... 28 Onderzoek naar de conservatieve behandeling van patiënten met een indicatie voor operatie...................................................................................................... 29 Conclusie........................................................................................................... 30 Operatieve technieken bij LKS.......................................................................... 34 Laminectomy..................................................................................................... 35 Laminarthrectomy............................................................................................. 37 Laminoplasty..................................................................................................... 38 X-stop, interspinous decompression system. .................................................... 40 Retroperiteonale aanpak.................................................................................... 42 Conclusie........................................................................................................... 43 Vergelijkende onderzoeken ................................................................................ 45 Laminectomy versus conservatief..................................................................... 45 X-stop versus conservatief. ............................................................................... 48 Laminoplasty versus conservatief. .................................................................... 49 Conclusie........................................................................................................... 49 Aanbevelingen ..................................................................................................... 51 Behandelproces LKS......................................................................................... 51 Rol van de fysiotherapeut ................................................................................. 54 Onderbouwing................................................................................................... 58 IJs .................................................................................................................. 58 Bracing.......................................................................................................... 58 Afval programma .......................................................................................... 59 Neuro Mobilisatie ......................................................................................... 60 Distractie Manipulatie .................................................................................. 61 Oefentherapie................................................................................................ 62 Houdingsadvies ............................................................................................. 63 JOA................................................................................................................ 64 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 2 Literatuurlijst:..................................................................................................... 65 Verantwoording .................................................................................................. 68 Bijlage……………………………………………………………………………1 Bijlage 1: JOA scorelijst……………………………………………………….2 Bijlage 2: Criterialijst………....………………………………………………..5 Bijlage 3: Protocol……………………………………………………………..13 Bijlage 4: Oefenprogramma…………………………………………………...17 Fase 1..………………………………………………………………………17 Fase 2……………………..…………………………………………………19 Fase 3…………………………………...………………………………….. 26 Bijlage 5:……………………………………………...……………………….33 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 3 Voorwoord Dit product is geschreven door Ewoud Jorna, Emile Kool en Sander Perry. We zijn alledrie derdejaars student fysiotherapie, deze scriptie is onze beroepsopdracht. Als beroepsopdracht hadden we de mogelijkheid ons in te schrijven voor een aantal onderwerpen. Uiteindelijk is onze eerste keus onze opdracht geworden, waarvoor dank aan Claar Hinlopen. Zodoende mochten we voor een extern bedrijf, Fysiomed, uitzoeken wat lumbale kanaal stenose (LKS) inhoudt en op zoek gaan naar de beste behandeling. Na 10 weken voorbereiding en 10 weken full time werk heeft dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de scriptie die nu voor u ligt. Wij willen via deze weg een paar mensen bedanken voor hun hulp tijdens dit proces. Onze dank gaat uit naar Francien van Hoeve van Fysiomed, voor het verstrekken van de opdracht en de tussentijdse sturing. Edwin Bogaard, onze begeleider van de HvA voor zijn begeleiding, feedback en vooral het feit dat hij ons meer bewust heeft laten handelen. Verder alle instanties die ons informatie hebben verleend over hun manier van handelen bij LKS. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 4 Inleiding LKS is in het afgelopen aantal jaren steeds actueler geworden vanwege de toenemende vergrijzing. De Nederlandse fysiotherapeut krijgt straks meer te maken met deze patiëntengroep en daarom moeten we eerst weten wat de aandoening precies inhoud, voordat men iets kan zeggen over hoe we het als fysiotherapeuten het best kunnen aanpakken. Daarom hebben we besloten om onze scriptie te beginnen met een uitleg over de aandoening LKS. Vervolgens hebben we een aantal doelen opgesteld die we willen bereiken met deze scriptie. We willen weten welke conservatieve en operatieve therapieën beschreven worden en welke effectief zijn. Hierin worden ook de resultaten vermeldt van het verschillende onderzoeken die gedaan zijn om aan de hand daarvan tot een conclusie kunnen komen of een discussie kunnen vormen. Verder kijken we in welk opzicht de fysiotherapeut een rol kan spelen bij het behandelen van LKS. Aan de hand van de gevonden literatuur stellen we een rapport op met aanbevelingen voor fysiotherapeutische conservatieve en postoperatieve interventies voor LKS. Interventies uit dit rapport kunnen door fysiotherapeuten gebruikt worden om LKS te behandelen. In de bijlage vindt u de JOA scoringslijst, deze lijst wordt door ons aanbevolen als meetinstrument. Verder onze criterialijst, die we gebruikt hebben bij het screenen van de artikelen. Als laatste een protocol dat op het laatste moment toch nog min of meer geëist werd door de opdrachtgever. We waren van plan ons te beperken tot een stuk met aanbevelingen vanwege het gebrek aan eenduidige evidentie. Uiteindelijk hebben we in de laatste dagen een protocol gemaakt. Helaas kunnen we de volgorde (fasen) waarin de interventies gegeven worden alleen onderbouwen met eigen kennis en niet met wetenschappelijke evidentie. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 5 Methode In de huidige wereld van Fysiotherapie is er geen eenduidige visie over het behandelen van kanaal stenose. Onze opdrachtgever behandelt patiënten met kanaal stenose. Er bestaat op dit moment geen protocol voor deze behandeling. Er is behoefte aan een evidence based protocol waardoor de behandelingen in de fysiotherapie een eenduidig evidence based karakter gaan krijgen. Om grenzen te stellen aan de grote van onze beroepsopdracht hebben we ervoor gekozen om ons niet te richten op lumbale kanaal stenose veroorzaakt door ontwikkelingsstoornissen. Dit hebben we gedaan door in onze vraagstelling de patiënten onder de 50 jaar te excluderen. In hoofdvraag 1 wordt de definitie nauwkeurig omschreven. Daar worden de bronnen genoemd waarin duidelijk wordt waarom we gekozen hebben voor een leeftijd van boven de 50. Het project is een beroepsopdracht, dit wil zeggen dat er een relevant beroepsvraagstuk uit de fysiotherapie wordt aangedragen door een opdrachtgever. In ons geval wordt de beroepsopdracht aangenomen door derdejaars fysiotherapiestudenten die begeleidt worden door een interne begeleider. De beroepsopdracht geeft deze studenten de mogelijkheid zich binnen de beroepsgroep te profileren. De opdracht: Verricht een literatuurstudie naar behandeltechnieken van kanaal stenose (conservatief dan wel operatief) en maak aansluitend een evidence based protocol voor de verschillende behandeltrajecten. Om deze opdracht te maken, moesten we eerst een aantal vragen beantwoorden: Hoofdvraag 1: Wat is kanaal stenose? 1. Wat is de definitie van kanaal stenose? 2. Epidemiologie gegevens. 3. Wat zijn de oorzaken? 4. Wat zijn de symptomen? 5. Wat zijn de risicofactoren? 6. Welke technieken zijn er om de diagnose van kanaal stenose te stellen? Hoofdvraag 2: Hoe zien de huidige behandelmethodes bij lumbale kanaal stenose (conservatief/operatief) eruit en welke klinische meetbare grootheden worden in de literatuur gebruikt om het effect van de behandeling te beschrijven? 1. Welke operatieve behandelingen zijn beschreven? • Geef een samenvatting van de belangrijkste gebeurtenissen tijdens de operatie. • Geef een verwijzing naar de gehele beschrijving. • Beschrijf het voor en na traject. O.a. de rol van fysiotherapeut. (daar waar mogelijk) • Welke criteria zijn er gesteld aan de patiënt voor het opereren. • Welke complicaties kunnen er optreden. 2. Welke conservatieve behandelingen worden beschreven? • Geef een samenvatting van de interventie die beschreven wordt. • Geef een verwijzing naar de gehele beschrijving • Geef aan door wie de interventie uitgevoerd kan worden. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 6 • Welke criteria worden er gesteld aan de patiënten. • Welke complicaties kunnen er optreden tijdens de interventies. 3. Welke klinische meetbare grootheden worden beschreven om het effect van de behandeling weer te geven? 4. Welke meetinstrumenten zijn hiervoor gebruikt? 5. Op welke tijdstippen zijn de klinische grootheden met elkaar vergeleken? Hoofdvraag 3: Welke operatieve methode heeft volgens de hedendaagse literatuur de beste prognose voor patiënten boven de 50 met lumbale kanaal stenose die in aanmerking komen voor een operatie? 1. Wat is het effect van de beschreven operatie op de gemeten klinische grootheden op de momenten dat er een follow-up gedaan werd? • Geef een korte beschrijving van de gemeten klinische grootheden voor de korte en lange termijn • Geef de gemeten klinische grootheden in een tabelvorm weer. 2. Waren de meetinstrumenten beschreven?wel/niet valide/specifiek? 3. Welke beschreven operatie van hoofdvraag 2 komt het beste naar voren uit de resultaten van de gemeten klinische grootheden en rekening houdend met de mogelijke complicaties? Hoofdvraag 4: Welke conservatieve behandelmethode heeft volgens de hedendaagse literatuur de beste prognose voor patiënten boven de 50 met lumbale kanaal stenose? 1. Wat is het effect van de beschreven interventie op de gemeten grootheden op de momenten dat er een follow-up gedaan werd? • Geef een korte beschrijving van de gemeten klinische grootheden voor de korte en lange termijn • Geef de gemeten klinische grootheden in een tabelvorm weer. 2. Waren de meetinstrumenten beschreven?wel/niet valide/specifiek? 3. Wat is de duur van het behandeltraject dat onderzocht is. 4. Welke beschreven interventie van hoofdvraag 2 kom het beste naar voren uit de resultaten van de gemeten klinische grootheden rekening houdend met mogelijke complicaties? Hoofdvraag 5: Is het mogelijk een vergelijking te maken tussen conservatieve en operatieve behandelmethodes van lumbale kanaal stenose bij patiënten boven de 50 jaar? Zo ja welke methode scoort het beste op de vergelijking tussen de gemeten klinische grootheden. 1. Zijn de beschreven patiënten groepen met elkaar te vergelijken? 2. Zijn de gemeten klinische grootheden met elkaar te vergelijken? 3. Vergelijk daar waar mogelijk de gemeten klinische grootheden met elkaar, en geef aan welke methode het beste naar voren komt. Alle informatie voor het opstellen van het protocol zullen we uit de artikelen halen die we gevonden hebben bij de bovenstaande vragen. Als er geen Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 7 eenduidige conclusies voort komen uit ons onderzoek zal het protocol meer naar een richtlijn neigen. Hoofdvraag 6: Stel een Evidence based protocol op waarmee je voor patiënten boven de 50 jaar met lumbale kanaal stenose het behandeltraject kan bepalen dat volgens bovenstaand onderzoek het meest effectief is op de gemeten klinische grootheden. 1. 2. 3. 4. Welke structuur hanteren we bij het protocol? Wie komen er in aanmerking voor het protocol? Welke manier van werken wordt gebruikt binnen de praktijk Fysiomed? Hoe maken we het protocol toegankelijk voor de praktijk? Om deze vragen te beantwoorden zijn wij begonnen met een systematische selectie van de gepubliceerde medisch wetenschappelijke literatuur (Medline, Cochrane, Pubmed, Picarta) om een overzicht te krijgen van gegevens over de epidemiologie, het natuurlijke beloop, de diagnostiek en de interventies van LKS. De gebruikte zoektermen hierbij waren ‘stenose’, ‘Lumbale kanaal stenose’, ‘conservative treatments of lumbar spinal stenosis’, ‘surgical treatment of lumbar spinal stenosis’, ‘lumbar spinal stenosis’, ‘non-surgical management of lumbar spinal stenosis’, ‘spondylolisthesis’, ‘overweight and lumbar instability’, ‘overweight and spondylolisthesis’, ‘overweight and hyperlordosis’, ‘distraction manipulation’, ‘infrared treatment’, ‘effects of infrared treatment’, ‘ultra-sound therapy’, ‘effects of ultra-sound therapy’, ‘brace and stenosis’, ‘JOA’, ‘RolandMorris Disability Scale’, ‘QLBPDS’, ‘Modified Oswestry Low Back Pain Disability Questionair’, ‘Neuromobilisation’, ‘prevalentie van lage rugpijn’, ‘populatie’, ‘pictures of spondylolisthesis’, ‘pictures of stenosis’, ‘pictures of lumber spinal stenosis’, ‘cryotherapie’. Verder kwamen we tijdens het lezen in aanraking met nieuwe artikelen (het ‘sneeuwbal-effect’). Het aantal kwalitatief goede (artikelen met RCT studies) onderzoeken bleek zeer beperkt te zijn. We hebben in totaal meer dan 50 artikelen gevonden en gescreend. Daaruit zijn een aantal afgevallen die niet door onze criterialijst kwamen (zie bijlagen). We hebben gesteld dat een artikel meer dan 65 procent van de totale score moest behalen om in aanmerking te komen voor onze studie. De artikelen werden gelezen en gescreend door de drie groepsleden. De criterialijst diende om de wetenschappelijkheid van de artikelen vast te stellen. De “waarden” die de artikelen hadden binnen onze studie werden bepaald door de opzet van de studie; • • • • • RCT. Dubbelblind. Controlegroep. Patiënten hoeveelheid. Follow-up periode. • • • De inclusie en exclusie criteria. De klinisch gemeten grootheden. Meetinstrumenten. In twijfel gevallen werd hier over gediscussieerd binnen de groep. Daar waar de artikelen worden beschreven wordt de waarden toegelicht. De goedgekeurde literatuur hebben we samengevat en gebruikt voor het maken van onze scriptie. We waren met de bestaande literatuur niet in staat om een protocol te maken. In plaatst daarvan hebben we een rapport gemaakt met Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 8 aanbevelingen. Dit rapport is dan ook uiteindelijk ons advies voor de behandeling van LKS (conservatief zowel postoperatief). We hebben voor iedere interventie een onderbouwing geschreven om te laten zien wat de doelen, relevantie en evidentie zijn van de beschreven interventie. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 9 Wat is LKS? Voordat de fysiotherapeut de patiënt kan behandelen, moet hij eerst een duidelijk beeld hebben van deze aandoening. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat LKS is, hoe vaak het voorkomt, wat voor risicofactoren er zijn, welk klinische symptomen zich presenteren bij dit ziektebeeld en de diagnostische middelen die nodig zijn om de diagnose LKS te stellen. Definitie Lumbale kanaal stenose (LKS) wordt in de literatuur beschreven als een vernauwing van het spinale kanaal, laterale recessus en of intervertebrale foramina, waardoor er compressie ontstaat op de neurale structuren. 3,5,15,17,41,48,50 LKS kan worden verdeeld in 2 verschillende categorieën: 1) congenitale/ontwikkeling stenose 2) verkregen stenose. Verkregen degeneratieve lumbale kanaal stenose is verreweg het meest voorkomende subtype dat er bestaat. 5,15,17,34,41,47,48,50 Uit een onderzoek van Van Akkerman, is gebleken dat congenitale/ontwikkeling stenose maar 9% bedraagt van alle gevallen van stenose14 Fig. 1: lumbale kanaal stenose 67 Epidemiologie LKS is een veel voorkomende oorzaak van het lumbosacrale radiculair syndroom (LRS). Er is nog steeds niet zo veel bekend over wat de beste therapeutische aanpak is voor LKS. Uit een onderzoek van de Gezondheidsraad in Den Haag in 1999, is gebleken dat het jaarlijkse aantal nieuwe gevallen van LRS in Nederland, naar schatting 60 000 - 75 000 is. Het inzicht in risicofactoren is beperkt. De gezamenlijke directe en indirecte kosten bedragen in Nederland naar schatting 1.2 miljard euro per jaar.63 Oorzaken van LRS zijn o.a: polyradiculopathie, radiculitis, hernia nucleo pulposus(HNP), LKS, tumoren en herpes zoster.64 Voor LKS zijn de aantallen en kosten per jaar nog niet bekend, maar als men de getallen zou vergelijken met de epidemiologie van LKS in de VS, dan komt het volgende beeld tot stand: volgens het onderzoek van Long, Ben, Debba, Torgerson et al. (1996) is gebleken dat bij patiënten met lage rugpijn (n=2374), ongeveer 14% LKS hebben (n=383). Uit een meer recente onderzoek van Fanuele, Birkmeyer, Abdu et al. (2000) is gebleken dat bij patiënten met lage rugpijn (n=17774), ongeveer 13,1% van de patiënten LKS hebben (n=2328).65 Volgens het CBS was het Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 10 bevolkingsaantal in 2001 in Nederland 16 miljoen inwoners, waarvan 18% boven de 60 jaar zijn (n=280000). Volgens een ander onderzoek van de CBS uit 2003, heeft ongeveer 13,8% van mensen boven 65 jaar, last van rugpijn (n=386400).66 Als we veronderstellen dat net als in de VS, 13,5% van de patiënten met lage rugpijn, LKS hebben, dan betekent het dat in Nederland ongeveer 52164 mensen LKS zouden moeten hebben. Dit aantal is een schatting als men het zou moeten vergelijken met Amerika. Het hangt allemaal af van cultuur, samenleving, levenswijze en dergelijke factoren. Dat kan natuurlijk dan per land verschillen. Risicofactoren Er is een verscheidenheid van risicofactoren die de kans verhogen op LKS. We hebben hier in een rij van risicofactoren: • Intersegmentale instabiliteit • Spina bifida. in de rug. • Osteoporose. • Ouder is dan 50 jaar. • Rug trauma. • Osteoarthritis. • Hyper lumbale lordose. • Turner’s syndroom. • Scoliose. • Musculaire dystrofie. • Tumoren. • Polio. • Veel en zwaar til werk. • Cerebral palsy. • Overgewicht. • Marfan syndroom. • Zwangerschap. • Reumatoïde artritis. • Roken. Deze factoren kunnen allemaal een rol spelen bij het ontstaan van LKS. 5,34, 41,48,50, 57 – 63 Oorzaken/Pathofysiologie van LKS Zoals eerder genoemd zijn er 2 verschillende oorzaken van LKS: congenitale/ontwikkeling en verkregen oorzaken. Hieronder worden dan ook de verschillende oorzaken per type op een rijtje gezet, om een duidelijke inventarisatie weer te geven van de talloze mogelijkheden bij deze pathologie. We noemen de anatomische en de etiologische classificatie. Anatomische classificatie van LKS: 1) Centrale stenose: vernauwing van het spinale kanaal om de radix of cauda equina, 2) Laterale stenose: vernauwing van de canalis radicularis en/of intervertebrale foramen. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 11 Fig. 2: locaties van LKS 65 Centrale stenose komt voor op intervertebrale niveau’s en is de meest voorkomende oorzaak van neurogene claudicatio. De conus medullaris en/of cauda equina kan centraal worden gecomprimeerd door HNP en/of door hypertrofie of ‘buckling’ van de Ligamentum Flavum. Onder het woord ‘buckling’ verstaan we het opbollen van het ligament door een afname van elasticiteit, waardoor het ligament niet meer korter wordt als de ruimte kleiner wordt. Hierdoor buigt het ligament zich naar links of rechts en kan zo in het spinale kanaal terechtkomen. Ligamentum Flavum hypertrofie of ‘buckling’ wordt geassocieerd met veroudering en mechanische stress als gevolg van spinale instabiliteit.3,15,41,48,50 Laterale stenose is over het algemeen de oorzaak van LRS. Het laterale gedeelte van de wervelkolom kan worden verdeeld in: laterale recessus (zenuwwortel kanaal) en intervertebrale foramina. Deze kan ook nog worden onderverdeeld in subtypes. De laterale recessus bestaat uit de ‘entrance zone’ en een de ‘midzone’ terwijl de intervertebrale foramina uit de ‘exit zone’ bestaat. 3,15,41,48,50 • De entrance zone: De entrance zone bevindt zich mediaal tot distaal van de processus articulatio superior. Algemene oorzaken van stenose in dit gebied zijn: verkorte pedikel, osteofyt vorming, hypertrofie van het zygapophiseale gewricht en HNP.15,34,41,50 • De midzone: De midzone verloopt van de mediale naar de laterale pedikel rand. Algemene oorzaken van stenose in dit gebied zijn: osteofyt vorming onder de pars interarticularis, HNP, pedikel ‘kinking’ oftewel afknikking Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 12 • (L5 - S1), die ontstaat als gevolg van ineenstorting van de discus, of een misvorming van het draaigewricht van het corpus vertebrae. 15,34,41,50 De exitzone: Dit is de area rondom het foramen. Algemene oorzaken van stenose in dit gebied zijn: hypertrofie en subluxatie van het facet gewricht zowel osteofyt vorming aan de bovenste rand van de discus en HNP. 15,34,41,48,50 Fig. 3: Spondylolisthesis 65 Bij de exitzone is er ook nog een vorm van stenose: de ‘Far-out’ stenose. Dit ontstaan net lateraal van de exitzone. Osteofyt vorming op het meest laterale vertebrale eindplaatje is meestal de oorzaak. Een andere oorzaak kan een beknelling tussen de sacrale ala en de L5 processus transversus zijn.15 Etiologische classificatie van LKS:3,5,13,15,34,40,41,47,48, 50 1)Primaire stenose: a) congenitale misvormingen: - niet volledige dichten van het vertebrale arc, falen van vertebrale segmentatie, benige hypertrofie van de vertebrale arc. b) ontwikkelingsfouten: verkorting van de pedikel, Marquio-Ulrich Syndroom, osteofyt vorming. 2) Secundaire stenose: a) facet gewricht degeneratie en hypertrofie, b) Spondylolisthesis, c) hypertrofie van de Ligamentum Flavum, d) posterior intervertebrale discus protrusie (HNP), e) fracturen, f) postoperatieve fibrose, g) tumoren, h) scoliose. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 13 Symptomen De symptomen van LKS worden in tab. 1 weergegeven. Dit zijn de meest algemene symptomen bij deze aandoening. Uit de studie van Khean Jin Goh et. al, is gebleken dat symptomen vaker bilateraal (78%) dan unilateraal (22%) voorkomen.17 Tab. 1: Ontwikkeling van symptomen van mild naar extreem.5,13,14,31,42,44,47 Symptomen: Tintelingen/gevoelloosheid Lage rugpijn Neurogene Claudicatio Krachtsvermindering onderste extremiteiten Evenwichtproblemen Incontinentie: blaas Incontinentie: darmen 15 Klinisch beeld Patiënten met LKS zijn voornamelijk >50j. Patiënten die <50j zijn hebben zeer waarschijnlijk primaire stenose. Deze groep komt minder vaak voor dan secundaire stenose. Het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.15 LKS komt het meest voor op wervel niveau L4 – L5.15,17,55 Uit een onderzoek van Porter and Ward is gebleken dan neurogene claudicatio voornamelijk voorkomt bij patiënten met stenose op meerdere segmenten.14 Bilaterale neurogene claudicatio komt het meest voor bij LKS. Unilaterale symptomen zijn de oorzaak van een laterale stenose.15 Patiënten met centrale stenose hebben vaker last van verminderde spierkracht in de onderste extremiteiten dan bij patiënten met laterale stenose (67% vs. 40%, p=0.04)17 Uit een studie van Jönsson en Strömqvist is gebleken dat patiënten met laterale stenose minder beperkt zijn in het gaan, maar wel veel meer last van pijn hebben in rust.48 Verstoorde reflexen in de knie en enkel komen vaker voor bij patiënten met centrale kanaal stenose, dan bij patiënten met laterale kanaal stenose of HNP.48 Tab. 2: Prevalentie van LKS op segmentaal niveau.15 L5 (75%) L4 (15%) L3 (5.3%) L2 (4%) Vaak wordt er geklaagd over een onaangenaam gevoel in beide benen tijdens lopen. Beide benen zijn over het algemeen evenveel aangedaan, vooral de bovenbenen, kuiten en voeten. De patiënt beschrijft het gevoel als zwaar of moe. Gewoonlijk ontstaan klachten na een bepaalde afstand lopen. Na de dubbele afstand moet de patiënt stoppen. Veel patiënten gaan geleidelijk meer en meer voorover lopen totdat ze moeten stoppen. De patiënt leunt dan voorover of gaat met gekyfoseerde lumbale wervelkolom (LWK) zitten, waarna de klachten gewoonlijk binnen enkele minuten verdwijnen. Berg op of trap op lopen gaat beter dan naar beneden. In staande houding extenderen, kan de klachten in ernstige gevallen provoceren. Fietsen gaan uitstekend en dit is van groot belang in verband met differentiatie van claudicatio intermittens. ’s Nachts heeft de patiënt veel last van ‘restless legs’ en kramp in de benen. Opstaan en rondlopen is vaak de enige oplossing. Pijn in de lage rug komt in combinatie met neurogene claudicatio vaak voor. Gewoonlijk is er een lange geschiedenis van rugklachten en soms al jaren bestaande neurogene claudicatio, voordat medische hulp wordt Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 14 gezocht. Soms als de klachten heel erg zijn, loopt de patiënt in een aaphouding. De heupen en knieën worden hierbij in lichte flexie gehouden en de patiënt kan niet rechtop staan. M. Bechterew en de ziekte van Scheuermann hebben deze aaphouding ook als klinisch beeld en het is dus belangrijk om in het fysiotherapeutische onderzoek, deze aandoening uit te sluiten. Straight Leg Raising (SLR) is normaal mogelijk en er zijn geen sensibiliteit-, reflex-, of motoriek- stoornissen. In ongeveer 50% van alle gevallen wordt door diagnostische apparatuur aangetoond dat de oorzaak komt door degeneratieve spondylolisthesis.5,14,15,48,50,53 Diagnostische middelen De neuroloog kan met een aantal diagnostische hulpmiddelen, vaststellen of er sprake is van LKS bij de patiënt. We hebben de 4 meest gebruikte hulpmiddelen op een rijtje gezet om zo een overzicht te geven over het vaststellen van de diagnose, LKS. Röntgen foto: Bij een röntgen foto kan men de volgende oorzaken herkennen van LKS: discus degeneratie, facet hypertrofie en artrose, spondylose, degeneratieve scoliose en spondylolisthesis (zie figuur 3), osteochondrose, verkorte afstand van de pedikels.15,34,41,48,50 CT-scan: Met een CT-scan kan je heel goed het centrale kanaal, laterale recessus en neuroforaminale ruimtes zien. Als toegevoegde waarde kan de CT-scan ook verschillende contrasten weergeven tussen de intervertebrale discus, ligamentum flavum en durale zak. Net als de MRI heeft de CT-scan helaas een hoog valspositief waarde. 35% van patiënten die volgens de CT-scan LKS hadden, bleek tijdens de operatie daadwerkelijk LKS te hebben.3,15, 17, 34, 48, 50 MRI: MRI is op dit moment de gouden standaard voor het vaststellen van LKS. Het heeft net als de CT-scan, een hoog vals-positief waarde, maar is alsnog meer betrouwbaar dan de CT-scan. Uit onderzoek is gebleken dat de MRI het meest effectief LKS anatomisch kan uitsluiten of vaststellen.15,17,34,41,48,50 Myelografie: Dit onderzoek kan het meest effectief centrale kanaal stenose vaststellen en is ook het beste in het evalueren van lumbale hernia’s. Het geeft het gehele LWK weer en kan stenostische segmenten belichten vanwege de hyperextensie houding tijdens het maken van de beelden. 15,17,48,50 Als bij de patiënt, cauda equina syndroom, stoornissen in de blaas/darm functies geconstateerd worden, wordt gelijk aanbevolen de patiënt operatief te behandelen. Patiënten die ernstige symptomen vertonen van LKS en beperkt zijn in zowel hun loop afstand, en ADL-activiteiten, zijn potentiële kandidaten om operatief behandeld te worden. Indien de patiënt een snelle achteruitgang vertoont, wordt er aanbevolen over te gaan tot een operatieve ingreep.53,63 Mildere symptomen worden eerst conservatief behandeld.53 Na het stellen van de diagnose met behulp van diagnostiek, kan er worden vastgesteld wat voor therapie de patiënt moet ondergaan. In het komende gedeelte wordt er gekeken welke soorten therapieën er Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 15 zijn en welke therapieën men volgens de bestaande wetenschappelijke literatuur het beste zou kunnen gebruiken. Fig. 3: MRI foto van LKS op niveau L4 – L5 15 spondylolisthesis 68 Fig. 4: Röntgen foto van Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 16 Conservatieve therapie Hoewel wereldwijd aangenomen wordt dat niet-operatieve ingreep de eerste aanpak moet zijn bij patiënten met LKS, is er weinig evidentie over de beste conservatieve therapie.33 In dit onderdeel van de scriptie beschrijven we een aantal studies met als onderwerp conservatieve therapie bij LKS. Doelen van verschillende interventies kunnen onder anderen gericht zijn op; • pijn vermindering, • bewegingsbeperking opheffen, • loopafstand vergroten, • ADL verbeteren, • neurologische uitval opheffen • operatie vermijden of uitstellen. Contra indicatie voor conservatieve therapie is het cauda equina syndroom. Er worden in de literatuur verschillende conservatieve interventies beschreven voor LKS o.a.; • bed rust, • Epidurale Steroïde Injectie (ESI), • pijnstillers, orthese en braces, • manipulaties, mobilisaties, • flexie oefening, • tractie, • rugscholing, • inspanningstraining • alternatieve (b.v. acupunctuur). Een deel van de conservatieve interventies moet door een arts of andere specialist uitgevoerd worden (o.a. ESI) en een aantal van deze interventies kan door de fysiotherapeut uitgevoerd worden, hierop gaan we ons voornamelijk richten in onze scriptie om vervolgens eventueel op te nemen in het protocol. In ons onderzoek gebruiken wij zo recent mogelijke literatuur die op onze criterialijst voldoende gescoord heeft. We hebben een aantal artikelen met conservatieve therapieën gevonden die relevant voor onze studie waren en door de scoringslijst kwamen. In de huidige literatuur waren bijna geen Randomized Clinical Trails (RCT’s) te vinden over conservatieve therapie. De hieronder beschreven artikelen, zijn op dit moment de artikelen die de beste wetenschappelijke onderbouwing hebben. Om deze reden nemen wij ze op in onze literatuurstudie. Van elk artikel met conservatief hebben we een samenvatting gegeven dat antwoord geeft op de van te voren opgestelde vragen (zie methode). Ze staan hieronder weergeven; • • Murphy R, et al./A non-surgical approach to the management of lumbar spinal stenosis: A prospective observational cohort study/ Tijdschrift:BMC Musculoskeletal Disorders 23 feb 2006 vol 7:16 Tadokoro, Kou et al./ The prognosis of conservative treatments for lumbar spinal stenosis./ Spine vol.30(21) p 2458-2463 2005 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 17 • Simotas, Alexander C., MD, et al./Nonoperative treatment for lumbar spinal stenosis: Clinical and outcome results and a 3-year survivorship analysis./ Spine, volume 25, number 2, pp 197 – 204, 2000 • Onel D, Sari H, Donnez C. / Lumbar spinal stenosis: clinical/radiologic therapeutic evaluation in 145 patients. Conservative treatment or surgical intervention?/ Spine 1993; 18:291-8 • Fritz, Julie M., et al./ A nonsurgical treatment approach for patients with lumbar spinal stenosis./ Physical Therapy, volume 77, number 9, pp 962973, September 1997 • Eskola, Antti, et al./ Calcitonin treatment in lumbar spinal stenosis: a randomized, placebo-controlled, double-blind, cross-over study with oneyear follow-up./ Calcif Tissue Int, volume 50, pp 400 – 403, 199 • Delport, Elva G et al./ Treatment of Lumbar Spinal Stenosis with Epidural Steriod Injections: A retrospective outcome study./ Arch Physical med Rehabil. Vol 85 March 2004 p 479-484 • Riew, Daniel K., MD, et al./ The effect of Nerve-Root injections on the need for operative treatment of lumbar radicular pain: a prospective, randomized, controlled, double-blind study/ The journal of bone and joint surgery, volume 82-A, number 11, pp 1590 - 1593, November 2000 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 18 Distractie Manipulatie(DM) en Neuro Mobilisatie(NM). Deze behandelmethode wordt onderzocht in een “prospective observational cohort study” door Donald Murfy et al., uit het Rhode Islands Spine Center.37 Er werd behandeld volgens het protocol van het centrum, met als belangrijkste interventies DM, NM en aanvullende oefeningen. Distractie manipulatie is een manipulatieve techniek ontwikkeld door Cox 1999. 37 De patiënt ligt in buik lig op de bank met een lichte flexie in de rug. Door het onderlichaam met een flexie beweging naar onder te bewegen ontstaat er distractie in de LWK. Deze manoeuvre heeft bewezen interdiscale druk te verminderen (Gudavalli 1997) en er wordt aangenomen dat hierdoor vertebrale beweging ontstaat en er vergroting van het intervertebrale foramen optreed (Gudavalli1999).37 Fig. 6: Uitgangshouding bij een DM.37 Neurale Mobilisatie is een manuele oefenmethode om de zenuw wortel te mobiliseren. NM wordt bereikt door de patiënt in rug lig op te bank te leggen. Vervolgens maakt de dokter of therapeut dorsaal flexie in de enkels met flexie in de heup en extensie in de knie. Het been wordt geheven tot het “tension point” (het punt waar je de spanning begint te voelen) beschreven door Lewit 1993. Vanuit deze positie wordt de enkel herhaaldelijk in plantair flexie en dorsaal flexie gebracht in een aantal cycli. Oefeningen die aansluiten op deze therapie zijn de “cat and camel” en de “nerve flossing” (McGill 2002).37 De mate van stoornis werd gemeten door de Roland Morris Low Back Pain and Disability Questionnaire (RM) beschreven door Beurskens 1995.37 Pijn intensiteit werd gemeten door de “Three Level Numercial Rating Scale” Deyo 1988.37 Dit is een meetinstrument bestaand uit drie onderdelen (pijn; nu, gemiddeld en op het ergst) waar gescoord kan worden van 0 tot 10 (volgens de VAS). Er werd normaal gesproken gemeten om de drie/vier weken tot de therapie afgelopen was, na gemiddeld 16 maanden (range 3-48 maande) werd de “lange termijn Follow-up” gehouden. Over het algemeen werden de patiënten 2-3 keer per week behandeld tot de eerste evaluatie, en vervolgens werd dit afgebouwd tot 1 keer per week tot Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 19 sommige volledig hersteld waren. In het Rhode Island Spine Center werd de behandeling uitgevoerd door een chiroprator. Inclusie criteria voor deze behandeling/studie waren; pijn in het been met of zonder pijn in de rug, MRI of CT-scan die een vernauwing toonde in het laterale Kanaal, centrale Kanaal alleen of in combinatie. Ook patiënten met duidelijke neurogene claudicatio symptomen (denk aan tekenen bij lopen, rust en flexie) werden toegelaten. Alle patiënten moesten minstens één heronderzoek (3-4 weken) hebben meegemaakt en volgens het protocol zijn behandeld. Ook moesten ze engels kunnen spreken. Patiënten werden geëxcludeerd als; bij radiografie onderzoek werd geconstateerd dat het om een hernia ging, de claudicatio symptomen beslist vasculaire waren, ziekte, contra-indicaties of als de patiënt in de ziektewet zat. Het gemiddelde patiënten percentage dat verbetering ervaarde, vanaf de baseline meting tot het eind van de behandeling, was 65.1%. Zie tabel 3. De gemiddelde verbetering op “de mate van stoornis”, gemeten met de RM vanaf het begin tot het eind van de behandeling, was 5,1 punten (66.7%) dit werd beschreven als een significant verschil. Op het gebied van pijn intensiteit werd geen significante verbetering gevonden aan het eind van de behandeling. De gemiddelde verbetering na de “lange termijn” follow-up was 75.6%. De gemiddelde verbetering op de mate van stoornis bij de “lange termijn” follow-up was 5.2 punten (73.2%) dit was een significante verbetering. Nog een significante verbetering werd gevonden op gebied van “gemiddelde pijn intensiteit”(3.0 punten), ook de meting van pijn op het ergste moment gaf een significante verbetering bij de lange termijn follow-up (4.2 punten). Het artikel geeft dus een redelijk positieve prognose bij deze conservatieve behandeling. Echter dit onderzoek is niet gerandomiseerd, dubbel blind en er is geen gebruik gemaakt van een controle groep, de gegevens moeten daarom met een kritische blik geïnterpreteerd worden. Tab. 3: uitslagen van de KGG van de korte en lange termijn Follow-up37 Een conservatieve ziekenhuis behandeling bestaande uit verschillende interventies met een follow-up. In het artikel van Kou Tadokoro et al.(n89) werd een conservatieve ziekenhuis behandeling beschreven bestaande uit de volgende interventies; in bed bekken tractie, aanbrengen van een “bodycast” en Epidurale Steroïde Injecties (ESI). 49 Het bekken tractie in bed werd 8 uur per dag toegepast, de patiënt werd in een “jack knife position” neergelegd. Als deze methode ineffectief was kreeg de patiënt een “body cast” gedurende 2 tot 3 drie dagen waardoor de patiënt in een Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 20 licht flexie houding werd gedwongen. Als deze methode ineffectief was werd er een “Williams korset”gebruikt die 2 tot 3 maanden werd gedragen. Vervolgens werd zo nodig nog gebruik gemaakt van ESI, een uitgebreide beschrijving van de ESI behandeling staat in de artikel.49 De uitkomst maten werden gemeten aan de hand van de Japanese Orthopedic Assosiation’s evaluation system (JAO). Dit meetinstrument scoort op een aantal onderdelen; subjectieve symptomen (lage rug pijn, been pijn en loopvaardigheid), klinische tekenen (SLR, sensorisch en motorische verstoringen), ADL en incontinentie. In deze studie worden de klinische symptomen niet meegenomen omdat de evaluatie middels een vragenlijst werd gedaan. De Follow-up werd na minimaal 2 jaar gedaan met een gemiddelde van 57.2 maanden. In deze studie werden patiënten opgenomen die 70 jaar of ouder waren en klinisch en radiologisch gediagnosticeerd waren. Patiënten die met hernia, spondylolysis, spinale deformiteiten die resulteren in spinale fracturen, LKS gecombineerd met osteoarthritis van de knie of heup gewricht, cerebrovasculaire ziekten, dementie of al eerder lumbale spinale operatie hadden ondergaan werden geexcludeerd. Het gemiddelde van de JOA score was toegenomen van 11.1 bij aanvang tot 15.9 bij ontslag, en 14.3 bij de follow-up. Achtenveertig procent van de patiënten met radiculaire symptomen toonde geen obstakels in de ADL na de follow-up tegenover 33% van de groep zonder radiculaire symptomen. Van de patiënten met een complete centrale stenose vertoonde 13.3% geen belemmeringen in de ADL tegenover 47.8% van de andere typen (centrale incomplete stenose, zenuw wortel blokkade).49 Uit dit artikel kan geconcludeerd worden dat het radiculaire type relatieve goed reageert op deze conservatieve behandeling. Echter de patiënten met een centrale complete stenose reageren mogelijk niet op deze therapie. Dit onderzoek is evenmin niet gerandomiseerd, dubbelblind of met een controlegroep uitgevoerd dus zullen de gegevens voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Ook kan uit dit onderzoek niet geconcludeerd worden welke interventie het beste heeft bijgedragen aan de vooruitgang. Fig. 7: De JOA resultaten na elke evaluatie.49 Een niet operatieve farmaceutische en de fysieke therapie. In dit artikel wordt een stapsgewijze opbouw beschreven, door Alexander C. Simotas et al., van zowel de farmaceutische als de fysieke therapie bij LKS(n=49).46 Een aantal patiënten met significante motorische uitval werden geadviseerd om 1 tot 2 weken bedrust te nemen. De meeste patiënten met Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 21 radiculaire symptomen kregen een orale corticosteroïden kuur van 7 dagen, bij patiënten waar geen controle over de symptomen te krijgen was werden ESI toegepast. Er werd gebruik gemaakt van caudale, translaminar of transforaminale benadering. De meerderheid van de patiënten kreeg tussen de een en de drie injecties over een periode van 6 tot 12 maanden.46 Patiënten met mildere symptomen kregen NSIAD’s voorgeschreven voor een periode van 4 tot 6 weken. Alle patiënten werden zo snel mogelijk in een fysiek revalidatie programma geplaatst. Het programma bestond uit: houdingsadvies, voorzichtige lumbale bekken mobilisatie oefeningen gericht op enige mate van pijn controle. De patiënten werden geïnstrueerd om dagelijks op flexie gerichte lumbale stabilisatie oefeningen te doen. Een aantal patiënten kreeg ook TENS, Acupunctuur, een korset of manipulatie bij de behandeling toegevoegd. Er wordt in het artikel niet vermeld hoe lang de therapie wordt aangehouden en er is geen gestandaardiseerd behandelprogramma toegepast. Het artikel onderzoekt het effect van een niet-operatieve behandeltechniek met een Follow-up van 3 jaar. Alle patiënten die werden opgenomen in deze studie ondervonden last van een slecht functionerende rug, bil of been pijn en hadden een centrale spinale stenose op minstens 1 niveau. Patiënten kwamen in aanmerking voor dit onderzoek als ze minimaal 6 weken van conservatieve behandeling hadden ondergaan, bestaande uit oefeningen die minimaal een keer per week door een fysiotherapeut werden gegeven of ESI gekregen hadden of beide. Patiënten werden geëxcludeerd als ze al eerder spinale operatie hadden ondergaan. Uiteindelijk is er een follow-up meting gedaan na gemiddeld 33 maanden (range 16 tot 55 maanden) bij 49 patiënten. De follow-up meting bestond uit een recent ontwikkelde vragenlijst. In de vragenlijst werd op zes vragen/onderdelen met een 4 puntsschaal gescoord. De vragen waren gericht op de ernst van de rug, bil en been pijn over het geheel; de frequentie van deze symptomen; de ernst van rug en bil pijn alleen; de ernst van been pijn; de ernst van de doofheid/tintelingen in de onderste extremiteiten; en de mate van krachtverlies in het been. Verder werden twee vragen gesteld naar functionaliteit van het lopen. Er waren 5 vragen gericht op tevredenheid; over de behandeling in het algemeen; vermindering van de pijn; mogelijkheid tot lopen; kracht in de dij, been en voet. De laatste vraag ging over de algemene vooruitgang. In tabel 4 worden de uitslagen van de follow-up meting duidelijk weergegeven. Bij deze conservatieve behandelde patiënten was er een significante verbetering op het gebied van over het algemeen genomen pijn (P<0.001), frequentie van pijn (P<0.001), hoeveelheid pijn in de rug en billen (P<0.001), en pijn in het been of de voet (P0.012).46 Er was geen significante verbetering voor doofheid/ tintelingen (P=0.466) of krachtvermindering in het been of voeten (P=0.242). Verder was er ook geen significante vooruitgang voor de loopafstand (P<0.229) of de loopfrequentie (P<0.259). In dit onderzoek ontbreekt randomisatie, dubbel blind opzet en een controlegroep. Ook in dit onderzoek is niet duidelijk welke interventie welk effect heeft. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 22 Tab. 4: Pijn en functie resultaten.46 Een conservatieve behandeling bestaande uit verschillende interventies. Patiënten werden een maand opgenomen in het ziekenhuis en kregen 5 dagen lang elke dag een injectie van 100 mg Calcitonin en vervolgens om de dag gedurende drie weken. Calcium zouten werden dagelijks toegediend. Daarbij bestond de therapie uit infrarood warmte voor 30 minuten, ultrasonische diathermy gedurende 10 minuten van 1,5 W/cm2 en Willam’s flexie en McKenzie’s extensie oefeningen elke dag gedurende deze maand. In deze studie deden 145 mensen mee met klinische en radiografische gediagnosticeerde LKS.39 Klinische criteria bestonden uit; pijn in het been en/of in de rug met chronische, exacerbaties, verergert door staande houding en lopen (neurogene claudicatio). Radiografische symptomen bestonden uit abnormaal verkleinde sagitale (anteroposterior) en transverse (interpediculaire) verkleining van de lumbale wervelkolom. CT criteria voor een stenose bestonden uit een anteroposterior beeld van minder dan 11.5 mm of minder en/of een laterale recessus diepte van minder dan 3mm. De Klinisch Gemeten Grootheden(KGG) bestonden uit pijn bij beweging, lumbale “range of motion”, SLR, diepe pees reflexen, huid sensitiviteit, motorische functies en pijn vrije loop afstand (neurogene claudicatio). Deze werden gemeten bij aanvang van de studie en na een maand van conservatieve behandeling. Pijn werd gemeten aan de hand van de VAS. De meetinstrumenten worden verder niet duidelijk beschreven. Deze studie geeft goede resultaten weer, met een substantiële afname van klachten bij 70% van de patiënten en een milde afname bij 23% van de patiënten. Voor aanvang van de studie werd een beperkte extensie gevonden bij 112 (77%) van de patiënten, na de behandeling waren dit er nog 67 (55%) (P<0.001). De pijnvrije loopafstand was ook significant verbeterd na de behandeling. Zeventig patiënten (49%) konden voor aanvang minder dan 200m lopen, na afloop waren dit er nog maar 15 (11%); 42 patiënten (29%) konden oneindig pijnvrij lopen. In totaal geeft dit een verbetering van 89% (P<0.001) op het gebied van pijnvrij lopen. Echter er is geen follow-up gedaan.39 Deze studie is niet gerandomiseerd, dubbel blind of Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 23 met een controle groep uitgevoerd. Wel wordt er in de bestaande literatuur veel verwezen naar dit onderzoek, er wordt wel bij vermeld dat de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. Non-operative benadering van LKS bij 2 patiënten. Het doel van dit artikel is het beschrijven van een fysiotherapeutische benadering voor behandeling, evaluatie en uitkomstmeting bij twee patiënten met LKS. Er werd gemeten op de volgende KGG; neurologische status, de range of motion van de wervel kolom, kracht en flexibiliteit van de onderste extremiteit; de Modified Oswestry Low Back Pain Questionnaire; de Roland Morris Disability Questionnaire; pijn werd gemeten aan de hand van de VAS; inspanningsvermogen op een “2 stadium” loopband test.14 Beide patiënten ontvingen fysiotherapie gedurende periode van zes weken. Patiënt één (vrouw van 58 jaar) heeft acht behandelingen ontvangen en patiënt twee (man van 76 jaar) 11, elke behandeling duurde een uur. De behandeling bestond uit twee delen; een oefenprogramma en een programma van onbelaste loopband training met behulp van een ondersteunt harnas. Het oefenprogramma was ontworpen om de tekortkomingen uit de baseline evaluatie op te heffen. De tekortkomingen die aangepakt werden waren verminderden spierkracht in de onderste extremiteiten, flexibiliteit en perifeer uitstralende pijn bij lumbale extensie. De auteurs nemen aan dat door flexie oefeningen de symptomen af zullen nemen op basis van de bestaande literatuur, de oefeningen uit dit onderzoek staan uitgebreid beschreven in dit artikel. Er valt te denken aan hamstring rek oefeningen, bekken-kantel oefeningen e.d.. In het artikel wordt het behandeltraject duidelijk beschreven per patiënt. Verbeteringen werden, bij beide patiënten, gemeten voor de lumbale range of motion. Patiënt 1 vertoonde verbetering in neurologische status, sensibiliteit en de SLR test. Verbetering in de kracht werd vooral in de gluteale musculatuur gemeten bij patiënt 1 en in de quadriceps femoris bij patiënt 2, er moet in acht genomen worden dat spierkracht testen niet erg betrouwbaar zijn. Er werden substantiële verbeteringen gevonden in de zelf ingevulde uitkomst maten/vragenlijsten (tabel 5) en het “2 stadium” loopband test (tabel 6 en7). Tab. 5: Uitslagen van de meetinstrumenten na 6 weken fysiotherapie, en bij de 4 weken Follow-up.14 Patiënt 1 Initial Measure Evaluation Modified Low Back Pain Oswestry 48 Questionnaire (%) Roland-Morris Disability 17 Questionnaire Visual analog 6/10 pain scale Patiënt 2 After 6 Weeks After 6 Weeks 4-Week Initial 4-Week of of FollowFollow- Evaluatio Physical Physical up up n Therapy Therapy 16 12 53 0 0 2 3 19 1 1 1/10 1/10 5/10 0/10 0/10 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 24 Tab. 6: resultaten van de twee fase loopband test van Patiënt 1, na 6 weken fysiotherapie, en bij de 4 weken Follow-up.14 Inclined Treadmill Measure Initial Evaluation Walking 0.7 speed (mph) Time to increase in 1/4 4 symptoms (min) Maximum 1/6 walking time 7 (min) Symptoms low back pain, at fatigue completion Recovery 1/3 3 time (min) Level Treadmill After 6 After 6 4-Week 4-Week Initial Weeks Weeks Followof Physical Follow-up Evaluation of Physical up Therapy Therapy 0.8 0.8 0.7 0.8 No No increase increase noted noted 2 15 15 4 Fatigue Fatigue low back pain, None noted left calf pain N/A 4 a N/A 0.8 No No increase increase noted noted 1/2 1/2 15 1/6 N/A 15 None noted N/A a N/ A=not assessed. Tab. 7: resultaten van de twee fase loopband test van Patiënt 2, na 6 weken fysiotherapie, en bij de 4 weken Follow-up.14 Inclined Treadmill Measure Initial Evaluation Walking speed 1.5 (mph) Time to increase in 1/4 2 symptoms (min) Maximum 1/6 walking time 5 (min) Symptoms at completion After 6 Weeks of Physical Therapy 4-Week Followup 2.5 2.5 No increase noted No 5/6 increase 1 noted 15 15 5 None noted Left anterior None None noted leg noted pain N/A 4 Left anterior leg None noted pain Recovery time 4 (min) a N/A=not assessed. Level Treadmill After 6 4-Week Initial Weeks FollowEvaluation of Physical up Therapy a N/A 1.5 1/4 1/3 2.5 2.5 No No increase increase noted noted 15 N/A 15 N/A De resultaten wijzen erop dat de verbeteringen na afloop van de behandeling bij de follow-up, 4 weken na afloop van de behandeling, nog steeds aanwezig waren. Beide patiënten melden dat ze hun huiswerk oefeningen hadden doorgezet en geen pijnstillers hadden gebruikt. De onderzoekers stellen wel dat de behandeling afgestemd moet worden op de symptomen van de patiënt en niet alleen op een structurele diagnose.14 Dit onderzoek bestond echter maar uit twee patiënten, dit Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 25 zal meegenomen moeten worden in de beoordeling van de waarden van het artikel. Ondanks de kleine patiëntengroep wordt er in de bestaande literatuur veel verwezen naar dit onderzoek vanwege de uitgebreide beschrijving van het behandelprotocol bestaande uit fysiotherapeutische interventies die anatomisch en fysiologisch onderbouwd kunnen worden. Calcitonin behandeling bij LKS Uit gerandomiseerde, dubbel blinde, placebo gecontroleerde cross-over studie bleek Calcitonin een voordelig effect te hebben op de symptomen van de patiënten.12 In het onderzoek werden 39 patiënten opgenomen met een gemiddelde leeftijd van 56.6 jaar. De patiënten werden geselecteerd op rugpijn en uitstralende pijn naar de onderste extremiteiten en het niet verder kunnen lopen dan 1500 m op de loopband. Aan de hand van radiografisch onderzoek, myelography en CT-scan van de lumbale wervelkolom mocht de sagitale diameter van het spinale kanaal maximaal 10 mm zijn. Patiënten die leden aan vasculaire claudicatio werden geëxcludeerd. De patiënten kregen Calcitonin of een placebo injectie, 1 injectie elke twee dagen. Van het hormoon Calcitonin is laten zien dat het pijn verlichtend werkt en verbetering van prestatie kan leveren bij patiënten met LKS (Porter 1983). Er wordt aangenomen dat Calcitonin het niveau van endogene opioïd metabolieten in het bloed verhoog en hierdoor de pijn doet afnemen (Gennari 1983, Eskola 1989). De eerste week van de behandeling verbleven de patiënten in het ziekenhuis. Medicatie werd om de dag gedurende 4 weken voorgeschreven, het totale behandeltraject kwam dus neer op een maand. Follow-up metingen werden gedaan na 1, 3, 4, 6 en 12 maanden. De metingen werden gedaan met behulp van een vragenlijst gericht op ADL; een loopband test (3 k/m per) tot de benen moe werden en een doofgevoel kregen of pijn optraden. De Borg schaal werd gebruikt om de inspanning te meten en de “Digitest Ergojump Contact test” om kracht en snelheid van het been te meten, ook de VAS werd gebruikt om pijn in rust en pijn tijdens springen te meten. Uit dit onderzoek blijkt dat er een significante verbetering optreedt van pijn in rust, en bij springen en lopen gedurende de behandeling (P<0.001). De behandeling geeft een kleine verbetering in loop afstand en sprongtijd (P-waarde niet vermeld) zie figuur 8. Ook vermelden ze dat patiënten met een VAS onder 34 en patiënten die ernstige claudicatio hebben baat zouden hebben bij deze behandeling. De studie opzet is erg goed, bestaande uit een randomisatie, controle groep en een dubbel blinde opzet. Echter de verbeteringen bij de follow-up waren niet significant. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 26 Fig. 8: uitslag van het onderzoek met Calcitonin.12 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 27 Epidurale Steroïde Injecties door middel van transforaminale of caudaal geleiden fluoroscopie. Deze manier wordt beschreven in een Retrospectieve outcome studie van Delport et al.11 De behandeling bestond uit; minimaal 1 en maximaal 7 injecties van 60 tot 100 mg triamcinolone (ontstekingremmer) in combinatie met en locale verdoving of een normale saline (zout/placebo). De injectie werd toegediend op het niveau met de meest significante lumbale zenuw wortel of thecal zak (durale zak) compressie. Bij een centrale LKS op meerdere niveaus werd de injectie caudaal hiervan gegeven. Keerden de symptomen terug, (gedurende de 3 jarige follow-up) dan werd er nog een injectie gegeven (eventueel op een ander niveau of met een andere techniek). Deze interventie wordt uitgevoerd door een arts. De diagnose voor deze patiënten was gebaseerd op de geschiedenis van de patiënt, en de rug en been pijn voortkomend uit zenuw wortel afknelling of neurogene claudicatio. Radiografie en MRI lieten op minstens 1 niveau een centrale, laterale of neuroforaminale stenose zien. Ook moesten ze ouder dan 55 jaar zijn. Als een patiënt in de afgelopen 10 jaar al een lumbale spinale operaties had ondergaan werd deze niet in de studie opgenomen. In deze studie werd een vragenlijst gebruikt die scoorde op de volgende klinische grootheden; duur en hoeveelheid pijn vermindering, verandering in functionele status, tevredenheid en de hoeveelheid van patiënten die toch een operatie ondergingen. Er is een follow-up gedaan na 6 maanden en na 36 maanden aan de hand van deze vragen lijst (figuur 9). Van de 140 deelnemers, had 32% meer dan twee maanden pijn vermindering, 39% melde minder dan twee maanden pijn vermindering te hebben en 29% melde geen pijn vermindering van de injecties. Twintig procent heeft uiteindelijk een operatie ondergaan en 53% melde vooruitgang in de functionele status. Vierenzeventig procent meldt redelijk tevreden te zijn met de ESI behandeling. Uit dit onderzoek zou geconcludeerd kunnen worden dat ESI een redelijk alternatief is voor operaties, met een derde van de patiënten die pijnvermindering ervaarden en meer dan de helft die functie verbetering ervaarden. In deze studie werd geen gebruik gemaakt van een randomisatie, dubbel blinde opzet of controle groep, dus zou de uitslag ook door een placebo effect bepaald kunnen zijn. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 28 Fig. 9: KGG na ESI: (A) duration of relief, (B) amount of pain relief, (C) current functional status, and (D) satisfaction.11 Onderzoek naar de conservatieve behandeling van patiënten met een indicatie voor operatie. Een prospectieve gerandomiseerd, controlegroep, dubbelblind studie van Riew et al. beschrijft een onderzoek naar de effectiviteit van de zenuw wortel injecties bij patiënten met een indicatie voor operatie. 44 Alle injecties werden geleid met behulp van fluoroscopie. De injecties werd geplaatst in het antero-superiore deel van het geselecteerde foramen. Alle patiënten ontvingen 1 ml van 0,25 procent bupivacaine (pijnstiller), degenen die waren geselecteerd voor de steroïde injecties kregen 1 ml betamethasone (ontstekingremmer) (6 milligram per ml) in beide gevallen werd het toegediend door middel van een spuit. Voor een uitgebreide beschrijving van methode zie het artikel.44 De populatie/inclusie criteria bestonden uit het volgende; patiënten ouder dan 21 jaar met degeneratieve lumbale radiculaire pijn met discus degeneratie of foraminale spinale stenose bevestigd door een MRI of computed tomography-myelography. Ook patiënten die eerder een operatie hadden ondergaan en weer nieuwe neurologische compressie vertoonden werden meegenomen in de studie. Ze moesten wel een conservatief traject afgelegd hebben bestaande uit ontstekingsremmers, fysiotherapie en activiteiten modificatie gedurende zes weken zonder adequate voordelen. De patiënt en de behandelende chirurg moesten het eens zijn dat operatie de volgende stap was, voor aanvang van deze studie zou voor alle deelnemers een operatie gepland zijn. Patiënten werden geëxcludeerd als het ging om een trauma, cauda equina syndroom, progressief neurologische deficiënties, een pathologische of infectieuze ziekten, patiënten die geen indicatie voor operatie hadden, betrokkenheid in een werknemerscompensatie vergoeding, een geschiedenis van slechte reactie op steroïde, te weinig radiografische symptomen, meer dan twee radiografische afknellingen en de afwezigheid van radiculaire pijn. De uitkomst maten werden gemeten aan de hand van de Noord American Spine Society outcome instrument, deze lijst bevat onder anderen vragen over patiënten Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 29 geschiedenis, verwachtingen en uitkomsten. De Follow-up vragenlijst bevatte vragen over of de baseline verwachtingen over de behandeling waren bereikt. Een laatste Follow-up werd gedaan bij 13 tot 28 maanden (gemiddeld, 23 maanden) na de eerste injectie. Achtentwintig van de 55 patiënten, die alle in eerste instantie operatie wilden, besloten geen operatie te ondergaan tijdens de follow-up periode. Van de 27 patiënten die alleen bupivacaine kregen, besloten 9 toch geen operaties te ondergaan. Van de 29 patiënten die bupivicaine en betamethasone kregen, hebben 20 besloten geen operatie te ondergaan. Het verschil in het aantal ondergane operaties tussen de twee groepen is behoorlijk significant (P<0.004). Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat patiënten met radiculaire pijn op een of twee niveau eerst zenuw wortel injecties moeten overwegen alvorens operaties te ondergaan. Dit onderzoek heeft een betere opzet dan het ESI onderzoek hierboven dus is het voor ons betrouwbaarder. Conclusie De bovenstaande artikelen beschrijven verschillende onderzoeken naar de beste conservatieve behandeling. In de meeste artikelen wordt gebruik gemaakt van een combinatie of mix van verschillende interventies. Hierdoor is het lastig te bepalen welke interventie de meeste geschikt is.14,37,39,44,46 Wij hebben geprobeerd de artikelen te vergelijken om zo te kunnen bepalen wat de beste conservatieve interventie voor LKS is. Dit werd bemoeilijkt door een aantal verschillen in factoren bestaande uit; • De KGG • Het meetinstrument • De patiënten populatie en grootte van onderzoeksgroep • Behandel periode • De follow-up periode e.d. Hieronder hebben we van de artikelen de uitslagen van de KGG (pijn, ADL en tevredenheid) en de RM naast elkaar gezet met een korte conclusie waarom ze wel of niet met elkaar vergeleken kunnen worden. In een aantal artikelen wordt er op pijn gescoord; In het artikel van Murphy et al. (n41) wordt een significante verbetering gevonden op gebied van “gemiddelde pijn intensiteit” (3.0 punten) bij de lange termijn follow-up (gemiddeld 16,5 maanden),37 In artikel van Kou Tadokoro et al.(n89) wordt gebruik gemaakt van de JOA, deze vragenlijst bevat ook een onderdeel dat op pijn scoort, hier wordt verbetering bij 34.8% van de patiënt gemeten en 22,5 % van de patiënten geeft geen verschil bij de laatste follow-up van gemiddeld 57 maanden.49 In het artikel van Simotas et al. (n40) wordt geen gebruik gemaakt van de VAS, wel wordt er in de vragenlijst gevraagd naar gemiddelde pijn. Hier wordt een significante verbetering gevonden bij 55% van de patiënten (P<0.001) bij een follow-up van 33.46 Onel et al. (n145) maakt in zijn onderzoek ook gebruik van de VAS score maar beschrijft niet duidelijk het punten verschil, alleen de aanwezigheid van pijn. Er wordt een groot significant verschil beschreven op het gebied Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 30 van pijn “tijdens bewegen”, 91% kan na de behandelperiode pijnvrij bewegen. De lange termijn resultaten zijn echter niet bekend door het ontbreken van een follow-up.39 Fritz et al. (n2) melden een pijn score verbetering van 5 punten (VAS) bij beide patiënten na een follow-up van 4 weken.14 Uit onderzoek van Eskola et al.(n39), over de behandeling met Calcitonin bij LKS, blijkt dat er een significante verbetering optreedt van “pijn in rust” na; springen en lopen gedurende de behandelperiode (P<0.001). Er wordt geen uitspraak gedaan over de lange termijn effecten maar uit de grafieken is af te lijden dat er geen significante verbetering optreedt bij de 1 jarige follow-up.12 Het onderzoek naar ESI van Delport et al. (n140) meldt ook een uitslag over pijn (met een meetinstrument wat vergelijken met anderen artikelen lastig maakt).11 Van de 140 deelnemers, had 32% meer dan twee maanden pijn vermindering, 39% melden minder dan twee maanden pijn vermindering te hebben en 29% meldde geen pijn vermindering van de injecties. Bijna alle artikelen beschrijven een zekere mate van pijn vermindering, deze zijn moeilijk te vergelijken. De artikelen van Murphy et al. en Fritz et al. zouden qua meetinstrument goed vergeleken kunnen worden, echter Fritz heeft in zijn onderzoek slechts 2 patiënten waardoor de vergelijking niet realistisch is. Tadokoro maakt gebruik van de JOA, de score hiervan is ook moeilijk te vergelijken met de VAS omdat er een andere punten schaal wordt gebruikt. Ook Simotas gebruikt weer een ander meetinstrument wat vergelijking met de rest lastig maakt Onel beschrijft in zijn onderzoek geen follow-up waardoor de uitslag voor ons minder waarden heeft. In het artikel van Murphy et al. (n=48) werd op de RM score een gemiddelde verbetering van 5.1 punten gescoord bij de “lange termijn” follow-up (na gemiddeld 16 maanden, range 3-48 maande).37 In het artikel van Fritz et al. (n=2) wordt bij patiënt 1 een verbetering van 14 punten gescoord en bij patiënt 2 een verbetering van 18 punten.14 Er is een behoorlijk verschil tussen beide artikelen, een reden hiervoor kan de grootte van de onderzoeksgroep en opzet van de studie zijn. In een aantal artikelen worden vragen lijsten afgenomen gericht op de ADL veranderingen. Van de JOA score lijst is een onderdeel op ADL gericht, deze lijst wordt gebruikt in het onderzoek van Kou Tadokoro et al. (n89). Achtenveertig procent van de patiënten met radiculaire symptomen toonde geen obstakels in de ADL na de follow-up (2 jaar of meer) tegenover 33% van de groep zonder radiculaire symptomen. Uit dit artikel kan geconcludeerd worden dat de radiculaire types relatief goed reageren op deze conservatieve behandeling. Van de patiënten met een complete centrale stenose vertoonde 13.3% geen belemmeringen in de ADL tegenover 47.8% van de anderen type (centrale incomplete stenose, zenuw wortel blokkade).49 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 31 De Modified Oswestry Low Back Pain (totaal score 100) is grotendeels gericht op de ADL en wordt gebruikt in het artikel van Fritz et al.(n2), hier wordt voor patiënt 1 een verbetering van 36 punten vermeld en bij patiënt 2 een verbetering van 53 punten bij de follow-up.14 Beiden vertoonde een significante verbetering op het gebied van de ADL, echter de punten van de Oswestry zijn moeilijk te vergelijken met de JOA. Er kan niet nagegaan worden op welke onderdelen beter of slechter is gescoord. Loopafstand Simotas et al. melden in hun onderzoek geen significante vooruitgang voor de loopafstand (P<0.229) of de loopfrequentie (P<0.259).46 Onel (n145) beschrijft echter een behoorlijk significant verschil, 70 patiënten (49%) konden voor aanvang minder dan 200m lopen, na afloop waren dit er nog maar 15 (11%); 42 patiënten (29%) konden meer dan 1500m pijn vrij lopen. Dit geeft een totale verbetering van 89% (P<0.001).39 Een Calcitonin behandeling (Eskola et al.) geeft een kleine verbetering in pijn vrije loopafstand gedurende de behandelperiode (P=0.007), in de periode na de behandeling is er geen noemenswaardig verschil meer.12 Onel heeft geen follow-up gedaan wat eventueel het verschil tussen Simotas en kan verklaren. Eskola beschrijft bij de Follow-up van een jaar geen noemenswaardig verschil. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de loop afstand, bij deze interventies, op de lange termijn geen significante verbetering op levert. Fritz beschrijft 2 stadium loop test en vond een verbetering in beide patiënten, patiënt 1 liep 75/6min langer en patiënt 2 liep 101/2min langer.14 Deze gegevens zijn verder moeilijk te vergelijken met de rest omdat er niet op afstand gemeten is en er gebruik is gemaakt van een helling. Tevredenheid Simotas et al. meldde dat 80% van de patiënten tevreden of erg tevreden was met de behandeling. 46 Uit de Figuur 9 D van Delport et al. is af te leiden dat ongeveer 74% van de patiënten tevreden of heel tevreden over de ESI is.11 Er wordt in het artikel echter geen P-waarde vermeld. Tevredenheid is een behoorlijk subjectieve uitkomst maat die door veel factoren beïnvloed kan worden. De uitslagen komen wel redelijk overeen, maar het gaat om twee totaal verschillende interventies. Over de algemeen melde deze onderzoeken pijnvermindering en ADL verbetering op te leveren, en dus een operatie te kunnen uitstellen of vermijden. Van deze onderzoeken zijn het onderzoek van Murphy et al. en Fritz et al. de enige die een specifieke fysiotherapeutische behandeling beschrijven, met redelijke resultaten.14,37 Bij het andere onderzoeken is het erg moeilijk uit te zoeken wat het effect is van de fysiotherapeutisch interventies, omdat dit onderdeel zijn van een “totaal conservatief behandel pakket”. Uit anatomisch en fysiologisch perspectief verwachten wij dat een aantal van deze interventies effectief kunnen zijn. De flexie oefening (gericht op ruimte creëren in het kanaal 3,8 en lumbale stabiliteit46), houdingsadvies46, lumbale bekken mobilisatie46 en de bracing2, 46, 49. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 32 In de literatuur ontbrak het aan dubbel-blinde RCT’s met controle groep van fysiotherapeutische interventies. De Calcitonin (RCT) en ESI behandelingen zijn wel los beschreven maar zijn voor de fysiotherapeut weinig relevant (op advies geven na), ze beschrijven wel positieve resultaten. 12,44 Aan de hand van deze resultaten concluderen wij dat er meer onderzoek moet komen naar specifieke conservatieve interventies voor de fysiotherapeut. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 33 Operatieve technieken bij LKS. Wij zijn als toekomstige fysiotherapeuten geïnteresseerd in alle therapiemogelijkheden naast de fysiotherapeutische interventies. Een aantal hiervan zijn in het conservatieve deel al beschreven. De operatieve interventies worden in het komende stuk beschreven. Door kennis te nemen van de andere therapieën en het effect hiervan krijgen we een beter beeld van de rol van fysiotherapie bij LKS patiënten. We zijn ook erg benieuwd welke van de operatieve technieken het beste scoort volgens de huidige literatuur. Als bij de patiënt, cauda equina syndroom, stoornissen in de blaas/darm functies geconstateerd worden, wordt meteen aanbevolen de patiënt operatief te behandelen. Verder hangt ook af van de symptomen wat er verder voor behandeling wordt gegeven. Patiënten die ernstige symptomen vertonen van LKS en beperkt zijn in zowel hun loop uithoudingsvermogen en ADL-activiteiten, zijn potentiële kandidaten om operatief behandeld te worden. Indien de patiënt een snelle achteruitgang vertoont, wordt er aanbevolen over te gaan tot een operatieve ingreep. 53,63 Wanneer een operatieve ingreep geïndiceerd is bij lumbale kanaal stenose zijn de observeerbare klinische doelen: • Verbeteren van functie. • Verminderen van pijn. • Verminderen of voorkomen van verergering van neurologische uitval.5,41,53 Bovenstaande doelen worden getracht te bereiken door decompressie van de neurale elementen. 5,29,41,53 Of door het verminderen van pathologische extensie op de aangedane niveau`s.55 Het niveau waarop de decompressie plaats vindt, wordt vastgesteld door de klinische symptomen en de bevindingen op de beeldvormende studies (MRI en CT scan) en wordt bevestigd door de bevindingen tijdens de operatie.2,5,29,41,53 Het bepalen van het niveau waarop de extensie beperkt wordt gebeurd op dezelfde manier.2 Mocht het zo zijn dat de beeldvormende technieken en de bevindingen tijdens de operatie een bilaterale stenose doen vermoeden, maar het zich klinisch unilateraal uit, dan wordt ervoor gekozen om de decompressie bilateraal uit te voeren. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat de contralaterale symptomen wanneer er een unilaterale decompressie plaats vindt binnen korte tijd op gaan treden.53 Een ander doel bij een operatieve ingreep is het behouden van de stabiliteit van de wervelkolom. Dit kan gefaciliteerd worden door het handhaven van de pars interarticularis en “undercutting” van het facetgewricht waarbij ten minste de laterale 50% behouden moet blijven. Het is erg belangrijk om te vermijden dat er lateraal te veel bot wordt verwijderd omdat dit tot breuken, pijn, en segmentale instabiliteit kan lijden.53 Ook kan er gekozen worden voor fusion met of zonder instrumentatie. Instrumentatie wordt aanbevolen bij patiënten met degeneratieve spondylolisthesis, multiple level fusions deformiteiten correcties (scoliose) en patiënten waarbij voor de operatie al segmentale instabiliteit wordt vastgesteld.32 Bij het beschrijven van de operatie technieken zullen we ook technieken beschrijven die andere mogelijkheden geven om de stabiliteit te handhaven. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 34 Laminectomy In feite betekent Laminectomy niets anders dan het verwijderen van de wervelboog. Bij een patiënt met kanaal stenose heeft dit als doel decompressie van de neurale structuren. In de huidige literatuur wordt de Laminectomy nog steeds als gouden standaard omschreven bij patiënten met lumbale kanaal stenose. Er zijn dus meerdere bronnen waar de operatie techniek beschreven staat.53 Tijdens de operatie wordt de huid geopenend op het gebied waar de wervelkolom verwijdt moet worden. Dit kan 1 niveau zijn (L4/L5) of meerdere (L2-L5). Door de rugspieren af te schuiven worden de wervels vrij gelegd. De betreffende wervelbogen worden verwijderd (dit noemt men de Laminectomy) vervolgens ook de verdikte ligamenta Flava. Wanneer de durale zak bevrijd is kan men duidelijk waarnemen dat deze, wanneer die van tevoren in de verdrukking verkeerde, ontplooid is. Vervolgens worden de spieren weer teruggeschoven. Deze bescherming is voldoende voor de inhoud van de durale zak. Wanneer er ook nog een hernia geconstateerd wordt, dan wordt deze ook verwijderd. Bij sommige gevallen waar men een instabiliteit verwacht kunnen nog platen en schroeven worden ingebracht om de wervels met elkaar te verbinden. In de literatuur zijn er verschillende artikelen waarin de resultaten van een Laminectomy operatie worden beschreven. In Jolles et al. 2001, wordt bij het verwijderen van de lamina gebruikt gemaakt van een High speed Burr.21 Verder blijven de oppervlaktes van de facetgewrichten behouden doordat men de undercutting techniek toepast waarbij men de Kerisson punches gebruikt.53 De gehele operatie wordt beschreven door Thomas 1997.53 In het artikel wordt een onderzoek beschreven waarin de kwaliteit van leven (Kvl), de loopafstand, de aanwezigheid van pijn (algemeen), de aanwezigheid van beenpijn en de functionele status wordt gemeten voor, 6 weken na en 5 jaar na de operatie. De resultaten zijn weergegeven in tabel 8. Bij 155 patiënten die toestemming gegeven hadden voor decompressie operatie, geen eerdere operatie hadden ondergaan in de lumbale wervelkolom en een goed algemene gezondheid hadden. Wanneer een patiënt een systeem ziekte had of meedeed aan een gelijkwaardig onderzoek werd deze uitgesloten van deelname. In dit artikel wordt beschreven dat in het onderzoek een duidelijke vooruitgang is gemeten op het gebied van kwaliteit van leven, loopafstand, vermindering van pijn en in de functionele status. Na 6 weken was 92% tevreden en na 5 jaar 90%. De complicaties tijdens of na de operatie waren de volgende: • 8% had een verhoogde motorische uitval. • 3% verhoogde sensorische uitval 1% sfincter uitval. • 1% durale tranen. • Rest geen complicaties. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 35 Tab. 8: Resultaten van Jolles et al.21 KGG Meetinstrument Kvl Roland and Morris (0-24) Loopafstand Aantal <0.5 km Aantal >5.0 km Pijn Rolland and Morris, severe(5/6 en 6/6) Pijn Minor pain No pain Functional Prolo score Poor status Fair Good Excellent Tevredenheid Vragenlijst(% tevreden) Pre 14 6 weken 5 5 jaar 6 p-waarde 0.001 85% 2% 84% 2% 38% 0% 5% 66% 4% - 97% 35% 45% 8% 18% 64% 5% - 0% 3% 0% n.v.t. 19% 35% 38% 92% 16% 28% 51% 90% - In het artikel van Katz et al. 1999 wordt onderzoek gedaan naar de factoren die invloed hebben op de uitkomst van de operatie.22 Het onderzoek vond plaats bij 263 patiënten die allen ouder waren dan 50 jaar, pijn hadden in de rug, bil of onderste extremiteit en waarbij stenose was vastgesteld middels CT scan. Wanneer een patiënt een eerdere operatie aan de wervelkolom had ondergaan of geen engels sprak werd deze patiënt geëxcludeerd. De patiënten werden getest op loopafstand pijn en tevredenheid. Dit gebeurde voordat ze Laminectomy ondergingen en achteraf . Deze resultaten staan in tabel 9, de factoren die invloed hebben zullen we kort omschrijven. Tab. 9: Resultaten van Katz et al.22 KGG Preoperatieve(n=2 36) Kan 0.5 km lopen 39(2.4) Kan >1.0 km lopen 13(2.1) Milde of geen pijn 2(0.9) Ernstige pijn 81(2.4) Tevreden met n.v.t. resultaten 6 maanden(n=236) 70(3.0) 41(3.2) 40(3.2) 29(3.0) 73(2.9) 24 maanden(n=199) 67(3.3) 42(3.5) 37(3.4) 31(3.3) 73(3.2) Het artikel van Airaksinen et al. 1997 beschreef een vergelijkbaar onderzoek.38 Het doel is wederom factoren vaststellen die de uitkomst van een Laminectomy operatie bij patiënten met kanaal stenose voorspellen. In dit artikel wordt een onderzoek bij 438 patiënten beschreven. De patiënten met een centrale stenose zijn met een Laminectomy behandeld, bij degenen waar ook sprake was van een laterale stenose is ook een partiële facetectomy uitgevoerd. De patiënten werden met elkaar vergeleken met de Oswestry disability score. De conclusie is dat patiënten die geen eerdere operatie hebben gehad van de lumbale wervelkolom, geen diabetes, heupartrose, pre operatieve fracturen, maar waar wel een heldere stenose te zien is op de myelografie waarschijnlijk in verband kunnen worden Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 36 gebracht met een betere uitkomst na een operatieve ingreep bij lumbale kanaal stenose. In het artikel van Ragab A. Ashraf et al. 2003 wordt een onderzoek beschreven naar de tevredenheid van 118 patiënten na een Laminectomy waarbij er bij 45 patiënten ook een fusie plaats vond.43 De tevredenheid werd 2 jaar later gemeten middels een vragenlijst. In deze vragenlijst werd gelet op de aanwezigheid van rugpijn, pijn en de benen, de activiteit en het gebruik van medicatie. De resultaten staan in tabel 11. Tab. 10: tevredenheid van patiënten in 4 categorieën.43 Back Pain Leg Pain Activity Excellent Occasional None Normal Good Mild Mild Normal Fair Moderate Moderate Restricted Poor Severe Severe Restricted Tab. 11: Resultaten van Ragab et al.43 Pt groep Totaal Excellent Good Alle Pt 118 60 49 Zonder 73 42 26 fusie Met fusie 45 18 23 Medications None Nsaid`s Nsaid`s Narcotics Fair 5 4 Poor 4 1 1 3 Tevreden 109 68 41 Laminarthrectomy Bestaat uit een gedeeltelijke Laminectomy van de vertebrae boven en onder het aangedane niveau en een gedeeltelijke arthrectomy op het niveau. Het voordeel van de gedeeltelijke arthrectomy is dat het een aantal structuren behoudt waardoor de kans op instabiliteit verlaagt. De specifieke omschrijving van dit artikel is te vinden in: Weiner et al. 1999.29 Het is dus een afgeleide van de eerder beschreven Laminectomy. Keller et al. 2003 heeft een onderzoek gedaan bij 40 patiënten naar de ROM, de isometrische kracht en de dynamische kracht van de romp 48 uur voor de operatie en minstens een jaar na de operatie.29 De metingen werden gedaan door een onafhankelijke fysiotherapeut met behulp van de Trunk dynamometer. Bij de tweede meting werd ook gevraagd of de patiënten de operatie nog een keer zouden ondergaan. Het onderzoek vond plaats bij patiënten met klinische en radiologische verschijnselen. Ze hadden zelf toestemming gegeven tot decompressie operatie. Geen van de patiënten had eerdere ervaring met een operatie aan de lumbale wervelkolom en er waren geen patiënten met een degeneratieve spondylolisthesis. In dit onderzoek wordt beschreven dat er een significant verschil is tussen de isometrische kracht bij extensie voor en na de operatie en dat de dynamische kracht bij zowel flexie als extensie is toegenomen na de operatie. De resultaten staan in tabel 12. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 37 Tab. 12: Resultaten van Keller et al.29 N Pre operatief Post operatief P-waarde ROMËšflexie 36 47.9(8.0) 47.6(14.5) 0.91 ROMËš extensie 36 21.4(9.2) 20.7(8.9) 0.63 Iso. kracht (N/m) flexie 36 70.3(51.1) 76.1(54) 0.37 Iso. kracht(N/m) 36 50.3(43.1) 70.1(60.6) 0.03 extensie Dynamisch 25% flexie 36 14.6(17.1) 22.3(27.3) 0.002 Dynamisch 25% 36 14.6(16.2) 22.1(25.9) 0.002 extensie Dynamisch 50% flexie 35 27.4( 29.8) 41.5(52.8) 0.002 Dynamisch 50% 35 29.3(34.8) 42.3(51.7) 0.003 extensie Gemiddelde waarde en () standaarddeviaties. Bij de laatste meting was 1 man niet beschikbaar. Aantal patiënten blij met de operatie 33-34 97% Patiënten die operatie over zouden doen 22-34 65% Laminoplasty Spinal canal enlargement procedure bij restorative laminoplasty, het belangrijkste verschil met de Laminectomy is dat bij deze operatietechniek de verticale bogen, ligamentum supraspinosus en het intraspinale ligament behouden blijven. Dit lukt zelfs wanneer de intervertebrale ruimtes nauw waren of wanneer er een deformiteit aanwezig is. Het verschil in uitvoering zit hem in het feit dat er niets verwijderd wordt. Het gedeelte dat normaal verwijderd wordt, de bogen en het ligament Flava. blijft aan de bovenzijde vastzitten. Vervolgens worden alle structuren die de decompressie veroorzaken verwijderd, in enkele gevallen ook stukken van het ligg. Flava vervolgens wordt alles weer op zijn plaats teruggezet.1 In figuur 10 kun je de manier zien waarop de lamina wordt geopend. Er bestaat ook een andere manier deze wordt later beschreven en getoond. Fig. 10: het openen van de lamina.1 Ko Adachi et al.2003 beschrijft naast de operatie ook een onderzoek waarin de naar de resultaten van de techniek bij 33 patiënten.1 Ze werden preoperatief, 1 jaar na en ten minste 2 jaar na de operatie gescoord middels de vragenlijst van de Japanese Orthopedic Association (JOA). De JOA vragenlijst beoordeelt patiënten op aanwezigheid van lumbago, schiatica, doofheid in de benen, kracht van de benen en het lopen. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 38 Verder waren bij alle patiënten de botdelen binnen 4-6 maanden aan elkaar gegroeid, bij de follow-up MRI uitgevoerd bij 29 van de 33 patiënten was geen rest stenose te zien. Ook is er gekeken of er een verband is tussen leeftijd en de JOA score en de duur van de ziekte en de JOA score. Tussen de leeftijd en de scores op de JOA vragenlijst is geen verband gevonden. Tab. 13: JAO resultaten.1 KGG(meetinstrument) Totale gesteldheid(JOA) % pt met vooruitgang Afwezigheid lumbago(JOA) % pt met vooruitgang Afwezigheid schiatica(JOA) % pt met vooruitgang Afwezigheid doofheid(JOA) % pt met vooruitgang Kracht in de benen(JOA) % pt met vooruitgang Afwezigheid claudicatio % pt met vooruitgang Preoperatief Na 1jaar p-waarde 2.1 26.0 77% 2.8 Na minstens 2j 26.4 80.6% 2.7 70% 2.8 <0.004 1.3 73% 2.7 84.2% 2.1 87.7% 2.0 <0.001 1.0 53.8% 2.6 56.7% 2.9 98.9% 50% 2.7 70% 2.9 98.9% <0.01 15.8 2.1 0.3 <0.001 <0.0001 <0.01 <0.001 Wel is er een significant verschil tussen de uitslag van de JOA bij de groep die na 1-2 jaar geopereerd is en de groep die na 5 jaar geopereerd is in het voordeel van de groep van 1-2 jaar. 1 Yoschiharu Kawaguchi et al. Omschrijven in hun artikel per punt een techniek die zo goed als overeenkomt met de Spinal canal enlargement procedure bij restorative laminoplasty, Expansive Lumbar Laminoplasty (ELL).1,23 Het verschil tussen beide technieken zit hem in het feit dat ELL het openen beschrijft door de lamina naar lateraal open te klappen, zoals een deur, terwijl het bij Ko Adachi et al. meer wegheeft van een dure Lamborgini waarbij de deur naar boven geopend wordt. De gehele beschrijving van Yoschiharu Kawaguchi et al. is te vinden in hun artikel. In figuur 11 zie je de manier van openen zoals beschreven in de artikel.24 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 39 Fig. 11: het openen van de lamina19 Er worden 54 patiënten onderzocht, de gemiddelde vooruitgang na 5.5 jaar was 69.2%. De loopcapaciteit scoorde vooraf 1.0 op de JOA schaal achteraf was deze 2.5. Doofheid ging van 0.9 naar 2.2, aanwezigheid lage rugpijn van 1.4 naar 2.2. Het activiteiten niveau steeg van 5.6 naar 11.4. Alle P-waardes waren <0.05, dus er is sprake van een significant verschil. X-stop, interspinous decompression system. In Zucherman et al. (2005), wordt de X-stop beschreven.55 Het is een implantaat dat tussen de processus spinosi ingeplaatst wordt. Het zorgt ervoor de dat de pathologische extensie op de aangedane niveau`s verminderd. Terwijl flexie, axiale rotatie en lateroflexie wel plaats kan vinden. Biomedische studies hebben bewezen dat de x-stop de druk op de tussenwervelschijf en de druk op het facetgewricht verminderd. Verder voorkomt het vernauwing van het spinale kanaal en de neurale uitgangen.55 Naar aanleiding van deze bevindingen heeft er een onderzoek plaats gevonden bij 191 patiënten boven de 50. Het betrof hier patiënten met neurogene claudicatio intermittens veroorzaakt door lumbale kanaal stenose. De ernstige gevallen die minder dan 50 meter konden lopen werden uitgesloten van deelname. De 191 patiënten werden via randomisatie verdeeld over een X-stop groep(n=100) en een controlegroep(n=91). De controle groep kreeg een conservatieve behandeling. Uiteindelijk werden de ernst van de symtomen, de fysieke gesteldheid en de tevredenheid van de patiënten gemeten met de Zuricht Claudicatio Questionarry(ZCQ), en met elkaar vergeleken. De vergelijking tussen de 2 groepen leverde voor de ernst van de symptomen geen significant verschil. De fysieke gesteldheid was significant (p<0.001) beter bij de x-stop groep, een stijging van 45.4% tegenover 7.4% van de controlegroep. De tevredenheid lag bij de x-stop groep op 73.1% en bij de controlegroep op 35.9%.Tijdens het onderzoek werden 6 patiënten van de X-stop groep en 24 patiënten van de controle groep geopereerd vanwege aanhoudende symptomen. De gegevens zijn van 28 van hen bekend (6 x-stop 22 controle), ze worden in tabel 14 vergeleken met de X-stop. Tab. 14: x-stop versus Laminectomy.55 X-stop Ernst van de 56/93 60.2% symptomen patiënten met vooruitgang Fysieke gesteldheid 53/93 57.0% Tevredenheid van de 68/93 73.1% pt. Algemeen succes 45/93 48.4% Laminectomy 16/28 57.1% P-waarde 0.827 18/28 64.3% 15/28 53.6% 0.520 0.064 12/28 42.9% 0.0669 In het artikel wordt er ook een vergelijking gemaakt met een onderzoek bij Laminectomy operatie van Katz et al.22 Hier werden na 2 jaar bij 197 patiënten die qua ernst vergelijkbaar waren met deze groep ook ernst van de symptomen, de fysieke gesteldheid en de tevredenheid gemeten met de ZCQ. Deze gegevens zijn in figuur 16 terug te vinden. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 40 Fig. 12: De x-stop, A vanaf dorsaal, B lateraal C bovenaanzicht.55 Na de operatie waren er geen complicaties die aan de operatie gerelateerd werden. Gezien bovenstaande resultaten en het feit dat er geen complicaties zijn geeft aan dat de x-stop zeker zo veilig is als Laminectomy. Microendoscopische decompressie Laminectomy.(MEDL) Bij een MEDL wordt de botwoekering verwijderd en daardoor wordt de pijnveroorzakende druk op de in het ruggenmerg gelegen zenuwen opgeheven. De MEDL is een minimaal invasieve ingreep die, bij uitzondering, ook onder plaatselijke verdoving kan worden uitgevoerd en bij patiënten met een goede algemene gezondheid zelfs op poliklinische basis. Dankzij de speciale chirurgische microscoop kunnen de betreffende woekeringen nauwkeurig zichtbaar worden gemaakt en vervolgens verwijderd.30 Richard G. Fessler et al.2002 deden een onderzoek naar de uitkomsten van de MEDL bij 50 patiënten.30 De inclusie criteria waren lage rugpijn, neurogene claudicatio intermittens gedefinieerd als rug en been pijn en verminderde loopafstand en verminderd vermogen tot lang staan en een mislukte conservatieve therapie. De groep van 50 werd opgesplitst in 25 patiënten MEDL en 25 via de standaard open posterior lumbar Laminectomy. Tussen de twee groepen waren op demografisch gebied, anatomische geopereerde niveau en qua symptomen voor de operatie geen significante verschillen. Tijdens de operatie proces werd er gelet op operatie duur(OR), verloren bloed(EBL), duur van verblijf(Stay) in het ziekenhuis en het gebruik van medicatie(Meds) . Na 1 jaar werden de patiënten nogmaals gescoord op symptomen. De MEDL resultaten beschreven een verbetering van de rugklachten bij 84%, 90% verbetering van klachten van de benen en 96% verbetering op het gebied van loopafstand. Daar tegenover staat open Laminectomy met 72% verbetering van de rugklachten, 88% van de beenklachten en 88% verbetering van de loopafstand. Fig.13: resultaten operatie.30 Fig. 14: vergelijking na 1 jaar.30 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 41 Hierbij bedenkend dat er minder bloed verloren gaat, een korter verblijf in het ziekenhuis is en er minder pijnstillers nodig zijn, doet vermoeden dat een MEDL gunstiger is voor de patiënt dan een open Laminectomy. De grootte van dit onderzoek is helaas maar 50 patiënten waardoor de waarde afneemt. H.M. Mayer et al.2003 beschrijven een onderzoek bij 275 patiënten met LKS waarbij de loopafstand en de tijd van het staan voor de operatie vergeleken werd met 2 jaar na.35 Ook zij ondergingen een MEDL. De resultaten waren erg positief. De gemiddelde tijd dat de patiënten klachtenvrij kunnen staan bedroeg vooraf 10 minuten, na de operatie 82 minuten. De gemiddelde loopafstand is van 250 naar 5017 meter gegaan. De neurologische uitval kwam vooraf bij 51 patiënten voor achteraf was deze 24, afname van 51%. Voor het aantal patiënten met rugklachten gold bijna hetzelfde, 60 vooraf en 31 achteraf. Fig. 15: MEDL.30 Retroperiteonale aanpak. Retroperiteonale aanpak voor lumbale fusie van de wervellichamen met behulp van anterolaterale instrumentatie voor de behandeling van spondylolisthesis, degeneratieve foramen stenose en instabiliteit na een Laminectomy.31 Deze operatie techniek wordt voornamelijk gebruikt voor patiënten die eerder geopereerd zijn voor een lumbale kanaal stenose waarbij er problemen zijn opgetreden met betrekking tot instabiliteit. Gezien het feit dat in het onderzoek van Klopfenstein(2006) waarin deze operatie beschreven staat alle patiënten eerst al geopereerd waren zullen we de resultaten niet meenemen bij het vergelijken. De operatie ziet er in het kort als volgt uit: De operatie start links retroperiteonaal, nadat de locatie bepaald is worden er discectomisch uitgevoerd op de aangedane niveau`s. Al het discus materiaal en de kraakbeenplaten worden verwijderd. Ligamentotaxis werd uitgevoerd door de disk ruimtes uit elkaar te trekken zodat het stenotische foramina geopenend worden en de spondylolise segmenten herordend kunnen worden.Vervolgens vindt het interbody grafting plaats en Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 42 daarna werden de schroeven geplaatst. De gehele beschrijving is te vinden in het artikel van Massferrer (1998).31 De postoperatieve zorg bestond onder meer uit het dragen van een thoracolumbale orthesis brace. De patiënten worden allen 1 dag na de operatie al gemobiliseerd. Radiograpfische onderzoeken worden direct na de operatie uitgevoerd evenals 6 weken, 1 jaar en 2 jaar na de operatie om te kijken of alles nog op de juiste plaats zit. Na 6 maanden worden er ook flexie-extensie films gemaakt om de stabiliteit te beoordelen. Bij de onderzochte groep was bij iedereen (n=14) de stabiliteit in orde. Conclusie Bovenstaande worden de belangrijkste operatie technieken voor LKS beschreven. Als we gaan kijken naar welke het beste scoort laten we de retroperiteonale aanpak links liggen. Deze patiënten kwamen in het onderzoeken vaak niet voor de eerste operatie. We hebben het wel beschreven omdat het een goede optie is wanneer er een 2de operatie plaats moet vinden vanwege instabiliteit of recidiverende klachten. Als we bij de overige technieken kijken naar de tevredenheid van de patiënten komt Laminectomy bij Jolles et al.2001 na 6 weken op 92% (n155) en na 5 maanden op 90% (n155), bij Katz et al.1999 na 6 maanden 73% (n236) na 2 jaar nog steeds 73% (n199), Ragab A. Ashraf et al.2003 vond 62% (n118) tevreden na 2 jaar.21,21,43 Totaal komen we dan op 84% (n491) tevreden binnen het jaar. Na een jaar komen we op 69% (n317). Keller et al.2003 beschrijven dat bij laminartectomy 65% (n40) dusdanig tevreden te zijn dat ze de operatie over zouden doen. 29 Fig. 16: vergelijking Laminectomy (Katz) en X-stop(Zucherman).55 Laminoplasty werd onderzocht door Ko Adachi et al.2003 en Yoschiharu Kawaguchi et al.2004.1,23 Ze hebben niet gekeken naar de tevredenheid, wel blijkt Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 43 uit hun onderzoeken dat bij Adachi er een significante vooruitgang (JOA schaal) was bij 77% (n33) van de patiënten na 1 jaar en bij 81% (n33) na 2 jaar, Kawaguchi deed een vergelijkbare operatie maar deed zijn follow-up na 5.5 jaar en vond een vooruitgang bij 69% (n55) van zijn patiënten. Zucherman et al. 2005, beschrijven een tevredenheid na implantatie van de X-stop na jaar van 73.1% (n93).55 De MEDL onderzoeken, Fessler et al. deden een randomised clinical trial naar MEDL (n25) waarbij hij de open Laminectomy (n25) als controlegroep gebruikte.30 Hij beschrijft hierin niets over de tevredenheid van de patiënten. De MEDL resultaten beschreven een verbetering van de rugklachten bij 84% (n25), 90% verbetering van klachten van de benen 96% verbetering op het gebied van loopafstand, hier scoorde de controlegroep 72% op verbetering van de rugklachten, 88% van de beenklachten en 88% verbetering van de loopafstand. Andere resultaten op loopafstand waren vergelijkbaar, laminectomy scoorde tussen 75 en 92%, laminartecomy scoort na 2 jaar 65% en de X-stop 73%. Complicaties kwamen bij de laminectomie bij Jolles bij 11% voor, bij de X-stop waren er geen complicaties die te maken hadden met de operatieve ingreep en bij de MEDL wordt er niet gesproken over complicaties maar is er een duidelijk voordeel met betrekking tot verlies van bloed, duur van verblijf in het ziekenhuis en het wordt er minder gebruik gemaakt van medicatie door de MEDL groep. Een conclusie over de beste operatieve techniek is niet makkelijk te geven, de laatste technieken Laminoplasty, X-stop en MEDL zijn qua ingreep minder destructief dan Laminectomy, de resultaten op korte termijn ontlopen elkaar niet veel. Figuur 16 geeft dit weer met metingen na 2 jaar.55 Op het gebied van complicaties lijkt Laminectomy in het nadeel te zijn. Om een betere uitspraak te doen over de beste operatieve behandeling zouden er meer RCT`s uitgevoerd moeten worden waarin de verschillende operatieve ingrepen met elkaar vergeleken worden. Dit hoofdstuk geeft een duidelijk beeld van de in de huidige literatuur beschreven operatieve interventies waarmee LKS kan worden aangepakt. De rol van de fysiotherapeut zal bij LKS patiënten met ernstige symptomen in eerste instantie niet groot zijn. Bij hen is er een indicatie tot opereren en zal de fysiotherapeut in eerste instantie niets doen. Postoperatief komt hij wel in actie. Patiënten met mildere symptomen worden over het algemeen eerst conservatief behandeld.53 Of de conservatieve aanpak een beter resultaat heeft dan de operatieve zal in hoofdstuk 5 bekeken worden. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 44 Vergelijkende onderzoeken In het volgende stuk worden het onderzoeken beschreven waarin conservatieve therapie wordt vergeleken met operatieve therapie, ons doel is uiteindelijk een vergelijking te maken tussen conservatieve therapie en operatieve therapie. In de vorige stukken hebben we al gezien dat het lastig is om RCT`s te vinden over dit onderwerp. Ook hier zijn we dit probleem tegen gekomen. Verder zien we het probleem dat patiënten met ernstige symptomen direct geopereerd worden. Deze groep komt dus niet in aanmerking voor conservatieve therapie, en kan dus niet met elkaar vergeleken worden. Voor ons is het vooral interessant om erachter te komen of de effecten van operatieve therapie en conservatie therapie elkaar veel ontlopen bij de groep patiënten met milde symptomen. Het onderzoeken die we gevonden hebben maken dit onderscheid niet altijd. Het stuk is zodanig opgebouwd dat we eerst alle vergelijkende onderzoeken beschrijven van Laminectomy versus conservatieve therapie, vervolgens de Xstop en als laatste de MEDL. Een ander probleem is dat de bij de conservatieve aanpak vaak verschillende interventies zijn gebruikt in combinatie met elkaar. Hier ontbreekt het aan een gedetailleerd behandelprotocol, zodoende is het lastig om te bepalen wat er nu eigenlijk onderzocht is. Laminectomy versus conservatief. Amundsen et al. vergelijken in een RCT de operatieve behandeling met de conservatieve behandeling.2 Voor het onderzoek is de operatie gestandaardiseerd. De decompressie gebeurd middels een gehele dan wel gedeeltelijk laminectomy. Daar waar nodig een discectomy (bij stenose gecombineerd met hernia) en facetectomy (vaak bij laterale stenose) of het verwijderen van osteofyten van de wervelranden of facetgewrichten. Het artikel van Amundsen is een van de weinige die het na traject van de behandeling duidelijk omschrijft. Het na traject wordt stap voor stap omschreven om er zeker van zijn dat beide groepen hetzelfde volgen en de resultaten hier dus niet van afhankelijk zijn.2 Binnen 1 a 2 dagen werden de operatieve patiënten gemobiliseerd. Vanaf dat moment dient de patiënt een 3 punts bracete dragen, een hyperextensie thoracolumbale orthosis met ondersteuning van het pelvis. Fig. 17: 3 Point Hyperextension Brace61 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 45 Het doel van deze brace is het stabiliseren van de wervelkolom zonder dat de wondgenezing hierbij gehinderd wordt. Na 1 week in het ziekenhuis gaan de patiënten naar een revalidatieafdeling. Hier mogen de patiënten niet zitten en kregen ze verder geen specifieke fysiotherapie. Hetgeen wat de fysiotherapeut deed was rugscholing. De patiënten werden verder aangemoedigd om zoveel en zo normaal mogelijk rond te lopen. De patiënten die geselecteerd waren voor de conservatieve therapie kregen dezelfde orthese als de operatieve groepen en werden ook door verwezen naar de revalidatie afdeling. Deze groep kreeg dezelfde behandeling als de nabehandeling van de operatieve groep gedurende een maand. Het vervolg behandeling door de fysiotherapeut was eveneens gelijk aan die van de operatieve groep. Na een maand kregen beide groepen ontslag uit de revalidatieafdeling. Ze blijven de brace nog 2 maanden dragen. Ook wordt er na het ontslag een start gemaakt met fysiotherapie voor beide groepen. Dit bestond uit algemene fysieke training, in de vorm van looptraining en stabilisatie oefeningen. Er werd tijdens de fysiotherapie geen poging gedaan tot het vergroten van de mobiliteit. Wel werd de patiënt attent gemaakt op een juiste houding, in dit geval een lichte kyfose stand. De patiëntengroep van het totale onderzoek bestond uit 100 patiënten, 19 daarvan hadden een ernstige stenose, 50 een milde en 31 gevallen hingen hier tussen in. De inclusie criteria waren rugpijn, radiologische tekenen van stenose overeenkomend met de klinische verschijnselen. Patiënten met een bulging discus, hernia, spondylolisthesis, cox en/of gonartrose, arteriële insufficiëntie van de benen, polyneuropathiën en eerdere operaties aan de rug werden geëxcludeerd. De 19 patiënten met ernstige klachten kwamen in de laminectomy groep(S), de 50 milde gevallen in de conservatieve groep(C) en de 31 twijfelgevallen werden gerandomiseerd. Van deze 31 zijn er 13 geopereerd(RS) en 18 conservatief behandelend(RC). In totaal hebben er 20 crossovers plaatsgevonden, 10 bij de gerandomiseerde groep naar de operatieve groep(RC+) en 10 van de conservatieve groep naar de operatieve groep(C+). Tab. 15: Tevredenheid van patiënten Amundsen De p waarde= < 0.05.2 Tijdstip S RS RC C 6 maanden 79% 92% 39% 70% 1 jaar 89% 69% 33% 64% 4 jaar 84% 92% 47% 57% De tevredenheid van de patiënten na uitvoering van laminectomy is hier erg hoog. Atlas et al. vergelijkt in the maine lumbar spine study, operatief (laminectomy) met conservatief.5,22,23 Deze resultaten worden in figuur 18 weergegeven. Tab. 16: Conservatieve interventies bij Atlas et al.22 Therapie Bed rust Rug oefeningen Corset of Brace TENS Tractie Fysiotherapie Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 % Patiënten 28.6 39.3 14.3 14.3 3.6 23.2 46 WK manipulaties Andere alternatieve behandelingen* ESI Pijnstellers gebruikt in de afgelopen weken Bevat alleen patiënten van de 1 jarige Follow-up * omvat, acupunctuur, acupressuur, hypnose en biofeedback. 23.2 5.4 18.2 20.7 De conservatieve therapie bestond uit een aantal verschillende niet-operatieve therapieën (zie tabel 16) waarvan de meest voorkomende rugoefeningen, fysiotherapie en manipulaties van de wervelkolom. Er is echter geen van deze therapieën bij een meerderheid van de patiënten is toegepast. Het grootste deel van de therapieën is ontvangen gedurende de eerste drie maanden van de Followup. In deze studie werden 148 patiënten gevolgd, waarvan in eerste instantie 81 operatief werden behandeld en 67 conservatief, gedurende een periode van 10 jaar. Fig. 18: Resultaten Atlas et al. 22 Op dit gebied komt nogmaals naar voren dat het succes van de laminectomy in het begin ver boven de conservatieve therapie uitstijgt. Na 8-10 jaar is het succes van de laminectomy ten opzichte van conservatieve therapie echter verminderd. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 47 X-stop versus conservatief. Patiënten die gerandomiseerd ingedeeld werden tot de controle groep kregen minstens 1 ESI en werden vervolgens opgenomen. De groep kreeg extra ESI, NSAID’s, pijnstillers en fysiotherapie voorgeschreven zo nodig. Fysiotherapie bestond uit rugscholing, en interventies als cryotherapie, “hotpacks”, massage, stabiliteitsoefeningen en zwembad oefeningen. In het artikel wordt echter geen behandel protocol beschreven voor deze conservatieve behandeling. De operatieve beschrijving van de X-stop is in het operatieve gedeelte al uitgebreid beschreven. In tabel 17 volgen de demografische gegevens van beide groepen, SS staat voor symptom severity en PF voor Physical function. Tab. 17: demograpische gegeven beide groepen49 Bij de vergelijking tussen de ernst van de symptomen, en de fysieke gesteldheid komt de conservatieve behandeling er veel slechter uit dan de X-stop (figuur 19). Ze schrijven de lage uitkomsten van de conservatieve therapie toe aan strengere KGG die ze hebben gebruikt. Ze willen aan de hand van de uitslagen dus niet direct suggereren dat conservatieve therapie over het algemeen slechter scoort. Fig. 19: Resultaten meting symptomen en algehele gesteldheid.49 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 48 Laminoplasty versus conservatief. Er is geen vergelijkend onderzoek gedaan tussen laminoplasty en conservatieve therapie, wel zijn er 3 onderzoeken apart van elkaar verricht waarin de JOA werd gebruikt om de resultaten weer te geven. Bij het 2 operatieve onderzoeken werd laminplasty als operatietechniek gebruikt Ko Adachi et al.2003 beschrijven naast de operatie ook een onderzoek waarin de naar de resultaten van de techniek bij 33 patiënten beschreven worden.1 Ze werden preoperatief, 1 jaar na en ten minste 2 jaar na de operatie gescoord middels de vragenlijst van Japanese Orthopedic Association (JOA). De JOA beoordeelt patiënten op aanwezigheid van lumbago, schiatica, doofheid in de benen, kracht van de benen en het lopen. In Yoschiharu Kawaguchi et al.2004.19 De resultaten zijn terug te vinden in tabel 13. Er worden 54 patiënten onderzocht, de gemiddelde vooruitgang na 5.5 jaar was 69.2%. De loopcapaciteit scoorde vooraf 1.0 op de JOA schaal achteraf was deze 2.5. Doofheid ging van 0.9 naar 2.2, aanwezigheid lage rugpijn van 1.4 naar 2.2. Het activiteiten niveau steeg van 5.6 naar 11.4. Alle P-waardes waren <0.05. Een conservatieve behandeling bestaande uit verschillende interventies werden de uitkomst maten gemeten aan de hand van de JOA.43 Dit meetinstrument scoort op een aantal onderdelen; subjectieve symptomen (lage rug pijn, been pijn en loopvaardigheid), klinische tekenen (SLR, sensorisch en motorische verstoringen), ADL en incontinentie. In deze studie worden de klinische symptomen niet meegenomen omdat de evaluatie middels een vragenlijst werd gedaan. De Follow-up werd na minimaal 2 jaar gedaan met een gemiddelde van 57.2 maanden. In deze studie werden patiënten op genomen die 70 jaar of ouder waren en klinisch en radiologisch gediagnosticeerd waren. Patiënten die met hernia, spondylolysis, spinale deformiteiten die resulteren in spinale fracturen, LKS gecombineerd met osteoarthritis van de knie of gewricht, cerebrovasculaire ziekten, dementie of al eerder lumbale spinale operatie hadden ondergaan werden geëxcludeerd. Dit leverde een verbetering op van 28%. Bij de laminoplasty was die 68% en 69,2%. Tadokoro et al. deden een onderzoek naar conservatieve therapie hier vond men dat van de patiënten met een complete centrale stenose 13.3% geen belemmeringen vertoonde in de ADL tegenover 47.8% van het andere type (centrale incomplete stenose, zenuw wortel blokkade).43 Deze resultaten staan in figuur 7. Uit dit artikel kan geconcludeerd worden dat de radiculaire types relatief goed reageren op deze conservatieve behandeling. Echter de patiënten met een centrale complete stenose reageren mogelijk niet op deze therapie. Dit onderzoek is eveneens niet gerandomiseerd noch met een controlegroep uitgevoerd noch dubbelblind, dus zullen de gegevens voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Conclusie De vergelijking tussen beide groepen is zoals verwacht lastig gebleken, vanwege het tekort aan RCT`s kunnen er geen harde uitspraken gedaan worden. The Maine is een groots onderzoek, maar helaas vond hier geen randomisatie en er niet voor iedere patiënt dezelfde conservatieve behandeling gegeven.22 Voor Amundsen valt meer te zeggen, daar wordt duidelijk het protocol weergegeven en is ook randomisatie gebruikt.2 Helaas gaat het hier maar om 31 patiënten. Deze 31 hadden dusdanige symptomen dat ze zowel voor conservatieve als voor operatieve Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 49 therapie in aanmerking kwamen. In tabel 15 wordt de mate van tevredenheid van deze 31 patiënten gegeven. Daarin is duidelijk te zien dat binnen de eerste 4 jaar de operatieve therapie bij een gelijke patiëntengroep beter scoort op het gebied van tevredenheid. Voor resultaten op de lange termijn kunnen we alleen afgaan op de Maine (figuur 18). Hier komt de operatieve interventie er in de eerste jaren ook als beste naar voren. Na 10 jaar zien we de conservatieve therapie echter goed terugkomen. Als we de X-stop versus conservatieve therapie bekijken zien we dat de resultaten duidelijk zijn, het artikel geeft echter zelf aan dat hun conservatieve resultaten lager zijn dan het gemiddelde, dus we kunnen niet zeggen dat de X-stop beter is dan conservatieve therapie in de algemeen.49 De JOA score`s bij de Laminoplasty vergeleken met conservatief geven duidelijk aan dat Laminoplasty na 2 jaar beter scoort. Dit zijn de resultaten van 3 verschillende onderzoeken, we kunnen dus niet met zekerheid zeggen dat de patiëntengroepen met elkaar te vergelijken zijn in tegenstelling tot het onderzoek van Amundsen. Het conservatieve onderzoek geeft aan dat laterale kanaal stenose bij de conservatieve behandeling duidelijk beter reageert dan de centrale stenose patiënten. MEDL is niet meegenomen zo ook een aantal conservatieve technieken waarin geen KGG voorkwamen die te vergelijken waren met andere gevonden onderzoeken. Gezien het kostenplaatje van operatieve interventies en het geringe verschil in effect op de lange termijn bij patiënten met milde symptomen raden wij aan bij deze groep te starten met een conservatieve behandeling.47,59 In de literatuur wordt bij gebrek aan verbetering als nog een operatieve interventie voorgeschreven. Om een helder beeld te krijgen welke optie het beste is moet er meer onderzoek gedaan worden. Daarbij is het belangrijk de het gerandomiseerd onderzoek is en er eerst gekeken wordt wat de beste operatieve en conservatieve techniek is. Bij de conservatieve techniek moet er goed op worden gelet dat daarbij een gestandaardiseerd protocol wordt gehanteerd. Op deze wijze kan het effect ook aan dit protocol worden toegewezen en hoeft er niet bedacht te worden waar het effect mogelijk mee te maken zou kunnen hebben. Hoofdstuk 6 is een verslag met aanbevelingen waarin verschillende interventies die volgens de evidentie die wij hebben gevonden het beste zijn, door ons worden beschreven en onderbouwd. Deze aanbevelingen moet de basis vormen voor de ‘non-operative therapy’ in het figuur 20. Als in de praktijk blijkt dat met behulp van deze aanbevelingen patiënten met LKS succesvol worden behandeld is het interessant er een onderzoeksprotocol van te maken dat vervolgens kan dienen als protocol in een vergelijkend onderzoek. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 50 Aanbevelingen Dit hoofdstuk begint met de korte uitleg van het gehele behandelproces bij LKS, hiermee kunnen we de rol van de fysiotherapeut in het gehele behandelproces weergeven en een compleet beeld geven van het traject dat de patiënt mogelijk doorloopt. Om het geheel overzichtelijk te maken hebben we figuur 20 toegevoegd. Hierin wordt het verhaal schematisch verduidelijkt. In het 2e gedeelte, de rol van de fysiotherapeut, worden de onderdelen van het proces waarin de fysiotherapeut aan bod komt uitgelicht. Dit gedeelte is grotendeels gebaseerd op de richtlijnen van de KNGF.60 • Eerste intake. • Onderzoek na terugverwijzing huisarts/neuroloog. • Behandeldoelen met interventies conservatief • Behandeldoelen met interventies post/operatief. In het gedeelte onderbouwing verklaren we waarom we gekozen hebben voor de JOA vragenlijst als meetinstrument en alle interventies om tot de doelen te komen. In dit gedeelte hebben we zoveel mogelijk gebruik gemaakt van onze literatuurstudie, daar waar nodig zijn we nog op zoek gegaan naar extra bronnen om zaken te verduidelijken. Behandelproces LKS De patiënt komt bij de fysiotherapeut met een verwijzing van de huisarts, of uit zichzelf (DTF). De fysiotherapeut doet een basis onderzoek om te zien wat er aan de hand is. Als de fysiotherapeut uit zijn onderzoek LKS vermoedt stelt hij een rapportage formulier op en verwijst hij de patiënt naar de huisarts. Dit reportage formulier bevat de resultaten van het onderzoek, de gevonden rode vlaggen en een verzoek de patiënt door te verwijzen naar de neuroloog. De huisarts beslist aan de hand van een eigen onderzoek en het rapportage formulier van de fysiotherapeut wat de verdere gang van zaken is, door naar neuroloog of terug naar fysiotherapeut. Als de patiënt bij de neuroloog terecht komt, wordt er een röntgen foto gemaakt van de LWK om te zien wat er aan de hand is.65 Wordt er LKS vastgesteld, dan beslist de neuroloog op basis van ernst van de symptomen wat voor behandeltraject de patiënt moet ondergaan. Wanneer bij de patiënt, cauda equina syndroom, stoornissen in de blaas/darm functies geconstateerd worden, wordt direct overgegaan tot operatie. Patiënten die ernstige symptomen vertonen van LKS en beperkt zijn in zowel hun loopafstand, en ADL-activiteiten, zijn potentiële kandidaten om operatief behandeld te worden. Indien de patiënt een snelle achteruitgang vertoont, word er aanbevolen over te gaan tot een operatieve ingreep.5,53,63 Mildere symptomen tracht men vaak eerst conservatief te behandelen.5,53 De patiënt komt in het conservatieve traject indien hij door de neuroloog wordt terug verwezen naar de huisarts, met de resultaten van het onderzoek en een verwijzing naar de fysiotherapeut. De fysiotherapeut doet vervolgens een tweede onderzoek om te bekijken op welke manier de patiënt het beste geholpen kan worden. Hiervoor worden doelen opgesteld. Aan de hand van deze doelen, worden interventies gekozen die volgens onze aanbevelingen en de mening van de fysiotherapeut het meest effectief zijn om tot de gevonden doelen te komen. Het onderzoek dient ook als baselinemeting Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 51 zodat de fysiotherapeut bij follow-up onderzoeken kan bekijken of de patiënt voor of achteruit is gegaan. Als tijdens een follow-up blijkt dat de patiënt verbetering vertoont en men niet meer verwacht dat deze nog verder verbeterd, wordt in samenspraak met de patiënt de behandeling beëindigt. Het is essentieel om na ontslag regelmatig een follow-up te doen om vast te stellen of de patiënt niet achteruitgaat.4,17 Indien er achteruitgang wordt geconstateerd, na ontslag of gedurende de behandeling, wordt door de fysiotherapeut in overleg met huisarts beslist of de patiënt conservatief therapie verder gaat of dat hij wordt verwezen naar de neuroloog voor een aanvullend onderzoek. Als de neuroloog de aanwezigheid van tumoren en fracturen uit heeft uitgesloten door middel van een röntgen wordt aan de hand van een verder diagnostisch onderzoek (MRI, CT-scan, Myelografie) bepaalt wat de oorzaak van de LKS is.13,15,34,48,60 Aan de hand van deze gegevens kunnen de chirurgen bepalen wat voor operatie de patiënt zal ondergaan.55 Na afloop van de operatie komt de patiënt in de klinische revalidatie van het ziekenhuis terecht. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis komt hij in de postoperatieve revalidatie (fysiotherapie) traject terecht. Als de patiënt succesvol het traject heeft afgesloten mag hij stoppen met therapie. Hier is het ook belangrijk om met follow-up momenten te werken om te kijken of de patiënt geen achteruitgang vertoond.4,17 Als de patiënt tijdens de revalidatie traject geen vooruitgang toont, komt de patiënt weer in het conservatieve behandeltraject terecht. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 52 Patiënt komt bij de fysiotherapeut met lage rugklachten: Patiënt krijgt standaarrd DTF onderzoek. Indicatie fysiotherapie? Ja?behandelen Nee?niet behandelen Geen rode vlaggen Geen Wel rode vlag gevonden. Fysiotherapeut stuurt patiënt terug naar huisarts met uitkomsten van zijn anamnese onderzoek, en de reden van terugsturen(rode vlaggen). Neuroloog tracht met behulp van röntgen foto`s LKS vast te stellen, op deze manier sluit men de aanwezigheid van infecties, tumoren en fracturen uit. Toestand van patiënt is niet ernstig genoeg om tot operatie over te gaan; milde symptomen of korte duur. Toestand van de patiënt is ernstig of chronisch; neuroloog geeft operatie advies. Diagnose wordt voor de operatie nogmaals bevestigd met behulp van myelography, CT en of MRI. Nieuwe intake door fysiotherapeut: Doelen voor patiënt worden opgesteld op basis van intake. Patiënt ontvangt passende conservatieve therapie. Patiënt ontvangt operatieve behandeling en postoperatieve behandeling. Patiënt verbetert . Toestand van de patiënt is stabiel en patiënt behoeft geen verdere behandeling. Patiënt gaat niet vooruit. Patiënt verbetert Aandoening ontwikkelt zich, symptomen komen terug. Patiënt behoeft geen verdere behandeling. Patiënt gaat niet vooruit. Conservatieve symptoom behandeling Fig. 20: Schematische weergave van het behandelproces dat een patiënt met LKS kan ondergaan.65 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 53 Rol van de fysiotherapeut Eerste intake. De patiënt komt bij de fysiotherapeut terecht met of zonder verwijzing van de huisarts als gevolg van DTF. Als de patiënt zonder verwijzing voor een eerste intake komt met klachten van de LWK, moet er altijd rekening gehouden worden met de volgende rode vlaggen:60 1) eerste episode met LRP <20j of >50j 2) significante trauma 3) recente onverklaard gewichtsverlies 4) maligne aandoening in de voorgeschiedenis 5) koorts 6) deformiteiten (bijv. lumbale kyfose) 7) langdurig gebruik corticosteroïden 8) intraveneuze toediening van medicijnen 9) progressieve niet-mechanische pijn 10) pijn die ’s nachts blijft of erger wordt 11) aanhoudend ernstige lumbale flexie beperking 12) patiënt voelt zich ziek of onwel 13) incontinentie voor urine en/of faeces 14) rijbroekanesthesie 15) bilaterale uitvalsverschijnselen in benen 16) ernstige beperkt gangbeeld Bij het eerste contact wordt er een intake gedaan om er achter te komen wat er precies aan de hand is bij de patiënt. Uit de anamnese probeert de fysiotherapeut een beeld te krijgen van de klachten die de patiënt ervaart. Er wordt ook een neurologisch onderzoek gedaan om vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van LRS. Als de fysiotherapeut LKS verdenkt vanuit het klinische beeld verwijst hij de patiënt terug naar de huisarts met het verzoek een aanvullend onderzoek te doen om te bepalen wat er verder met de patiënt moet gebeuren. Eventuele rode vlaggen worden op deze manier door de huisarts onderzocht. Er wordt naar aanleiding van de anamnese een basis functieonderzoek gedaan om verdere conclusies te trekken. Er wordt gekeken of de reflexen in orde zijn, tintelingen en segmentale uitstralende pijn aanwezig is, motorische en sensibiliteitsstoornissen zijn.60 Zijn die beelden inderdaad aanwezig, dan is het de verantwoordelijkheid van de fysiotherapeut om het klinische beeld vast te leggen op een rapportage formulier. Dit formulier wordt naar de huisarts verstuurd met verzoek de patiënt door te verwijzen naar de neuroloog voor een aanvullende onderzoek.60 Onderzoek na verwijzing neuroloog/huisarts. De patiënt komt weer terug bij de fysiotherapeut na afloop van het aanvullende onderzoek bij de neuroloog. Als er door de neuroloog door middel van een röntgen65 is vastgesteld dat het om een LKS gaat met milde symptomen (niet ernstige) kan hij besluiten de patiënt naar de fysiotherapeut te verwijzen voor een conservatieve behandeling.53 Bij de tweede intake, wordt het basisfunctieniveau van de patiënt bepaald aan de hand van de JOA scoringslijst. De JOA is opgebouwd uit 4 onderdelen: subjectieve symptomen (a.o. pijn), klinische beeld (o.a.) SLR, sensibiliteit, ADL en incontinentie. Dit formulier wordt gebruikt om Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 54 een objectief beeld te krijgen over hoe de klachten van de patiënt zich manifesteren en de significante veranderingen daarvan op zijn ADL-niveau. Aan de hand van de informatie uit het eerste basisfunctieonderzoek, de gegevens van de JOA vragenlijst en het tweede aanvullende onderzoek wordt het basisfunctieniveau vastgelegd. Hierdoor kan de fysiotherapeut goed bepalen wat voor behandelbare grootheden er zijn. Wij hebben hiervoor een aantal lange termijn doelen op gesteld. Over het algemeen zullen de lange termijn doelen het volgende bedragen: Lange termijn doelen: Vermindering van de pijn Subdoelen Acute pijn vermindering Overbelasting voorkomen Neurologische uitval opheffen Verbeteren van de ADL zelfstandigheid Mechanische druk minimaliseren Belastbaarheid vergroten Afvallen Interventies IJs Brace Brace Houdingadvies Brace Distractie manipulatie Neuro mobilisatie Oefentherapie gericht op delordisering Afvalprogramma Oefentherapie gericht op het in stand houden van de afgevlakte lordose. Oefentherapie gericht op de algemene uithoudingsvermogen en vergroten van de spierkracht Afvalprogramma Bij de betreffende subdoelen, staan de interventies die het mogelijk kunnen maken om de hoofddoelen te bereiken. Dit is een advies dat wij geven, onderbouwd uit de literatuur die we hebben gevonden (zie onderbouwing, pag.58). De behandelende fysiotherapeut bepaald zelf welke van de genoemde interventies van toepassing zijn voor het behandeltraject van de betreffende patiënt. Het is voornamelijk het doel om te trachten de klachten op te heffen en verergering te voorkomen. In de Literatuur wordt vermeld dat LKS veroorzaakt wordt door het vernauwen van het spinale kanaal en de laterale recessus.3,5,15,17,41,48,50 Het is de bedoeling de vernauwing tegen te gaan. Dit wordt gedaan door meer ruimte te creëren in het spinale kanaal, laterale reccessus en de foramina afhangend van de vorm van de stenose.2,3,9,14,15,17,48 Hierdoor zal de patiënt waarschijnlijk ook een vermindering van pijn en neurologische uitval ervaren.3,5,15,17,41,48,50 In de onderbouwing wordt toegelicht hoe de brace, DM en NM en oefentherapie hier aandeel in hebben. Een aanvullende hulpmiddel om pijn te bestrijden is ijs.71 Het is verder van belang om een minder belastende houding aan te nemen en te gebruiken in het dagelijkse leven. Er moet advies gegeven worden over tillen, reiken en het postuur dit wordt nader toegelicht in de onderbouwing. Daarom doen we ook een aanbeveling om oefeningen te geven die de belastbaarheid van de spieren, die ervoor zorgen dat de LWK in een afgevlakte houding staan, te vergroten.2,3,9,14,15,17,48 Verder worden ook de beenspieren Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 55 getraind die in kracht zijn afgenomen als gevolg van eerdere neurologische uitval.60 Als de patiënt overgewicht heeft, raden we aan te starten met een afval programma omdat het extra gewicht kan zorgen voor een instabiliteit en het moeilijker zal zijn om de LWK in de afgevlakte flexie houding te houden.6,15 We raden aan om tijdens het behandelen iedere vier weken een evaluatie moment te houden. Hierbij wordt met behulp van het JOA formulier bekeken of de toestand van de patiënt verbetert is, hetzelfde is gebleven of achteruit is gegaan. Als de patiënt vooruitgang vertoont, kan de fysiotherapeut om de intensiteit van de behandelingen te verminderen. Is de situatie stabiel, dan kan de patiënt stoppen met de behandeling met de voorwaarde dat hij iedere 3 maanden voor een evaluatie moet komen om te kijken of zijn situatie nog stabiel is.4,17 Indien dat niet het geval is het gunstig als de patiënt weer terug komt voor behandeling. Als de situatie van de patiënt dusdanig achteruit gaat, dat er sprake is van ernstige symptomen van LKS, moet de fysiotherapeut de patiënt terug sturen naar zijn verwijzer. Deze doet een heronderzoek dat mogelijk kan leiden tot een operatieve ingreep. Postoperatief. Na afloop van de operatie en de klinisch revalidatie periode in het ziekenhuis, komt de patiënt weer bij de fysiotherapeut terecht voor de postoperatieve revalidatie. Er is een klein verschil met de doelen bij de conservatieve behandelingen. De fysiotherapeut begeleidt de patiënt in zijn herstel proces. Tijdens het postoperatieve proces is er vooral aandacht voor de volgende doelen: de kans op verbindweefseling te minimaliseren en stabiliteit van de LWK. 5,6 Een goede stabiliteit zorgt ervoor dat er minder axiale druk op de wervelkolom komt te staan. Dit kan het degeneratieve proces vertragen.2,3,9,14,15,17,48 In de literatuur staat beschreven dat na operatief ingrijpen, de toestand van de patiënt weer langzaam achteruit gaat.22 Het is aan de fysiotherapeut om de verbeteringen als gevolg van de operatie instant te houden. Als de patiënt weer milde symptomen van LKS vertoont wordt er overgestapt op het conservatieve behandeltraject. Hierbij horen ook een aantal interventies bij die gebruikt kunnen worden in de strijd tegen het degeneratieve proces. In tabel 18 worden de verschillende fysiotherapeutische doelen per fase weer gegeven en de daarbij horende interventie mogelijkheden. Deze tabel is gemaakt voor het postoperatieve behandelen van LKS. De patiënt komt bij de fysiotherapeut na afloop van de operatie en de klinische behandelperiode terecht. Er wordt een intake gedaan om de gezondheidstoestand van de patiënt te bepalen. Afhankelijk van de ingreep en de weefselbeschadiging van de operatieve ingreep, worden doelen opgesteld. Er zijn drie fasen: Beginfase, Middenfase, Eindfase. Deze fasen begeleiden de patiënt door de ontstekingsfase t/m de remodellatiefase. Als de wond van de patiënt genezen is en de toestand van de patiënt stabiel is, mag de patiënt stoppen met de therapie. De patiënt krijgt wel advies om bepaalde oefeningen te blijven doen om zo zijn toestand zelfstandig thuis te onderhouden. We raden aan dat er om de 3 maanden een follow-up gedaan wordt met de JOA vragenlijst om te zien of de situatie van de patiënt nog stabiel is en of er achteruitgang is.4,17 Als de toestand van de patiënt achteruit is gegaan en het klinische beeld van LKS komt weer opsteken, wordt de patiënt weer behandeld volgens de conservatieve doelen (mits er geen rode vlaggen of operatie indicaties aanwezig zijn). Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 56 Tab 18: In deze tabel wordt het behandeltraject weer gegeven voor patiënten die operatief zijn behandeld. Dit is dus het postoperatieve behandeltraject waarin de fysiotherapeut weer de patiënt moet begeleiden. Fase: Doelen: Interventies: 1) Beginfase Pijn vermindering IJs Overbelasting voorkomen Brace, houdingsadvies. 2) Middenfase Overbelasting voorkomen Brace, houdingsadvies, Belastbaarheid vergroten oefentherapie gericht op het voorkomen van een hyperlordose. Oefentherapie gericht op Afvallen (indien nodig) de algemene uithoudingsvermogen en vergroten van de spierkracht. Instabiliteit voorkomen Oefentherapie gericht op vermindering van het lichaamsgewicht. Oefentherapie gericht op trainen stabiliteit. 3) Eindfase Afvallen (indien nodig) Oefentherapie gericht op vermindering van het lichaamsgewicht. Belastbaarheid vergroten Fietsen, loopband training, krachttraining. Lange termijn doelen/ einddoelen zijn: 1. vermindering van de pijn 2. een verbetering in de ADL zelfstandigheid (afgestemd op de hulpvraag van de patiënt) 3. proberen de lichamelijke houding in dusdanig conditie te houden om verergeren te voorkomen/uit te stellen Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 57 Onderbouwing IJs Doelen: • Pijnvermindering. Gebaseerd op de beschikbare evidentie blijkt cryotherapie effectief te zijn bij het bestrijden van pijn. Dit kan gebruikt worden als een hulpmiddel bij patiënten met erge vormen van lage rugpijn.71 Bracing Doelen: • Overbelasting voorkomen. • Neurologische uitval opheffen. • Pijnvermindering. Bovenstaande doelen worden bereikt doordat de brace de houding beïnvloed, de ROM van de lumbale wervelkolom van de patiënt bepaald. In het kader van LKS gaat het om een flexiehouding te bevorderen. Anders verwoord; delordisering. Daarnaast heeft het ook een stabiliserend effect, dit zorgt ervoor dat overbelasting voorkomen wordt. In de praktijk kan je brace indelen in 2 groepen; Lumbosacrale korset(zacht) en de Lumbosacrale ortodesis.59 Fig. 21 Brace ontwikkeld door instrumentmaker in overleg met artsen en patiënten.3 Tijdens de conservatieve behandeling wordt de zachte versie het meest gebruikt. De patiënt komt in aanmerking voor de brace wanneer zijn buikspieren verzwakt zijn.6 Het korset zou de verzwakte buikspieren helpen tijdens activiteiten en verminderd de lumbale lordose. De brace heeft een positief effect op de loopafstand en het verminderd de pijn gedurende dagelijkse activiteiten. Wanneer er behoefte is aan nog meer stabiliteit dan wordt de keuze gemaakt voor een meer rigide lumbosacrale orthodesis of een gipskorset. Deze hulpmiddelen helpen middels het beperken van de bewegingen van de wervelkolom om zodanig overbelasting te voorkomen. Door de orthodesis in een lichte flexie stand aan te meten zou je ook een relatieve opening van het spinale kanaal verzorgen. Dit helpt mee bij het opheffen van de neurologische symptomen. De behoefte aan meer stabiliteit is er vaker in het postoperatieve traject. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 58 Wat literatuur betreft is er weinig onderzoek naar de werking van de brace bij LKS. In een onderzoek wordt gesuggereerd dat de brace de loopafstand vergroot en de pijn verminderd.42 In een ander artikel werd de brace als het effect beschreven als stabiliserend en pijnverminderend bij dagelijkse activiteiten.8 Omdat er niet meer literatuur was hebben we een bedrijf dat de brace op de markt heeft gebracht gecontacteerd. Als reactie kregen we een verhaal van een medewerkster die 18 jaar als instrumentmaker in Nederlandse ziekenhuizen gewerkt had. Ze had de brace regelmatig bij patiënten met LKS aangemeten. Het gaat hier dus om het post operatieve gedeelte. In de eerste weken wordt er volgens haar over het algemeen een gips korset gedragen en vervolgens na enkele weken een stoffen korset met versteviging. Ter vervanging van korset van gips hebben zij hun brace ontwikkeld, hij heet de San Felipe. Dit korset is ontwikkeld door artsen, instrumentmakers en patiënten. Resultaten zijn volgens haar goed mits de patiënt zich aan het door de artsen voorgeschreven protocol houdt. Wanneer de resultaten slecht zijn is het lastig aan te geven waar dit aan ligt, heeft het korset niet goed gezeten, verkeerde maat aangemeten of heeft de patiënt hem niet goed gedragen. Wij zien de brace als hulpmiddel dat gebruikt kan worden op het moment dat de spieren nog niet in staat zijn om de juiste houding voor de patiënt te waarborgen. Dit komt over het algemeen post operatief voor. Tijdens deze periode moet de patiënt met behulp van training ervoor zorgen dat de brace slechts tijdelijk gebruikt dient te worden. Afval programma Doelen: • Overbelasting voorkomen. • Neurologische uitval opheffen. • Afvallen ter verbetering ADL zelfstandigheid. Patiënten die te zwaar zijn, hebben een verhoogd risico op een verergering van de symptomen van LKS. Door het verlenging van de abdominale spieren, worden ze zwakker, waardoor het moeilijker is om ze te trainen. Dit kan de lumbale lordose vergroten (hyperlordose) en daardoor gebeurd precies het tegenovergestelde dan wat met tracht te bereiken met de therapie voor LKS, namelijk het verminderen van de lumbale lordose. Verder geeft het extra gewicht van de patiënt meer axiale druk op de wervels, waardoor de foraminale ruimtes kleiner worden en de degeneratieve processen sneller kunnen verlopen.6 Een verhoogde axiale druk en hyperlordose is een grote factor bij het ontstaan van een spondylolisthesis. Spondylolisthesis komt bij meer dan 50% van alle patiënten met degeneratieve LKS voor.15 Door een programma voor afvallen te maken voor LKS patiënten met overgewicht, help je dus axiale overbelasting tegen te gaan. Door de afname van het extra gewicht, komt er minder druk op de gewrichten te staan, waardoor de pijn ook kan afnemen, de houding verbeteren en minder druk op de neurale structuren komen te staan. Uiteindelijk kan je door afvallen, de patiënt helpen weer meer ADL-zelfstandig te worden, omdat de andere therapie doelen ook makkelijker te behalen zijn. Overgewicht belemmert de fysiotherapie om effectief de patiënt te behandelen. De doelen bij het afval programma voor overgewicht patiënten in het postoperatieve traject, komen ongeveer overeen met de doelen bij de Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 59 conservatieve aanpak. Het verschil is dat bij het postoperatieve programma instabiliteit voorkomen het doel is. Bij het conservatieve programma daarin tegen is er al sprake van een instabiliteit en wil de fysiotherapeut de symptomen van LKS verminderen. In het stukje over oefentherapie, wordt later verteld over trainen met een loopband en hometrainer om de belastbaarheid van de patiënt te vergroten. Deze apparaten kunnen ook goed gebruikt worden om een oefen programma te maken voor het afvallen. Het is dus goed te combineren. Fysiomed beschikt over voldoende trainingsapparatuur om de patiënten met overgewicht een afval programma op te stellen. Bij het opstellen van het afvalprogramma moet er wel rekening gehouden worden met de klachten van de patiënt om verergering van de klachten te voorkomen. Neuro Mobilisatie Doelen: • Neurologische uitval opheffen. Het artikel van Murphy et al beschrijft een behandeling van DM en NM in combinatie met verschillende oefeningen. Hieronder wordt de onderbouwing en uitleg van deze behandeling gegeven. Normaal gesproken kan de wortel van je zenuw bewegen door de foramen van de neurale boog van iedere wervel. Dit gebeurd bij flexie van de wervelkolom, heupflexie, knie extensie en dorsaal flexie van de enkel. Volgens Louis (1981), (Vertebroradicular and vertebromedullar dynamics. Anatomica Clinica 3: 1-11)36 kan de zenuw een afstand van 0.5 centimeter verschuiven. Dus wanneer er sprake is van een zenuw die is ingeklemd en dus niet kan schuiven, zal elke van bovenstaande bewegingen de spanning op de zenuw verhogen. In plaats van verschuiven zal de zenuw worden uitgerekt. Bij flexie van de cervicale wervelkolom beweegt het ruggenmerg mee, door dit aan een houding toe te voegen wordt de zenuw dus nog meer uitgerekt. Dit is de basis voor de Slump test. Onlangs hebben onderzoekers gesuggereerd dat zenuwen in staat zijn om hun eigen doorgangen te creëren zolang ze nog kunnen bewegen. Ze schijnen een chemische mogelijkheid te hebben waarmee ze structuren op kunnen lossen die hen beklemmen. Dit neemt wel wat tijd in beslag. Het idee van het “Flossen” is de zenuwen en het ruggenmerg naar een eindstand te bewegen terwijl de andere kant losgelaten wordt, en vervolgens deze richting om te draaien. Op deze manier worden de zenuw wortels door de gehele lengte van de laterale foramen getrokken. Dus door achtereenvolgens de zenuw heen en weer te bewegen wordt gesuggereerd dat het oplossen van de beklemmende structuren wordt gestimuleerd met als gevolg het vrijkomen van de zenuw.36 (Butler, D.S. 1999 Mobilisation of the nervous system. Edingburgh, Scotland: Churchill Livingstone). In het artikel van Murphy et al.37 wordt Neuro Mobilisatie bereikt door de patiënt in ruglig op te bank te leggen. Vervolgens maakt de dokter of therapeut dorsaal flexie in de enkels met flexie in de heup en extensie in de knie. Het been wordt geheven tot het “tension point” (het punt waar je de spanning begint te voelen) beschreven door Lewit K 1993. Vanuit deze positie wordt de enkel herhaaldelijk in plantair flexie en dorsaal flexie gebracht in een aantal cycli.10 Er wordt aan genomen dat bij deze manuele en oefen methode(flossen) de ingeklemde zenuwen, die naar Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 60 verwachting de zenuwwortel pijn veroorzaken, wordt gemobiliseerd (Butler 2000).33 Distractie Manipulatie In de literatuur wordt DM beschreven als een chiropractische behandeling. De techniek is gebaseerd op de hypothese dat vertebrale decompressie verplaatsing voorkomt tijdens de flexie-distractie procedure, en de neurale foraminale elementen ontlast kunnen worden door de toegenomen ruimte in de foramina van de LWK.10 De primaire onderbouwing voor het gebruik van DM gebeurt op basis van biomechanische effecten van axiale spinale distractie. Distractie manipulatie is een manipulatieve techniek ontwikkeld door Cox 1999. 10 Het is een manuele techniek waar karakteristieken van manipulaties, mobilisaties en tractie in terug komen. Het wordt gebruikt voor verschillende lumbale klachten en chronische bekken klachten. De patiënt ligt in buiklig op de bank met een lichte flexie in de rug. Door het onderlichaam met een flexie beweging naar benende te bewegen ontstaat er distractie in de LWK. Deze manoeuvre heeft bewezen interdiscale druk te verminderen (Gudavalli 1997) en er wordt aangenomen dat hierdoor vertebrale beweging ontstaat en er vergroting van het intervertebrale foramen optreed (Gudavalli1999).10 Gay, R. et al.16 trekken in hun systematic review de conclusie dat ondanks het vele gebruik de effectiviteit van deze techniek niet goed vastgelegd is. Er is weinig data die in vivo de effecten van de distractie beschrijven als het gebruikt wordt in combinatie met flexie of beweging.16 In de setting van Fysiomed zou eventueel na gevraagd kunnen worden of de Orthomanueel arts deze interventies kan uitvoeren. De resultaten van de dit onderzoek waarin tijdens de behandeling Distractie Manipulatie en Neuro Mobilisatie wordt gegeven zijn positief, verbetering bij 65% van de patiënten.10 Beschrijving oefening Nerve flossing De patiënt zit zodanig dat hij zijn benen vrij kan bewegen. Als eerste brengt hij zijn kin naar zijn borst. Met deze flexie van zijn cervicale wervelkolom komt er een trekkracht in craniale richting en wordt het caudale einde los gelaten. Dit zou geen ischias klachten mogen veroorzaken. Vervolgens voert de een retroflexie uit in zijn nek en tegelijkertijd strekt hij zijn knie en beweegt zijn tenen naar zich toe. Zo komt er een trek naar caudaal op het ruggenmerg en wordt deze craniaal losgelaten. Wanneer deze bewegingen de patiënt pijn bezorgen moeten de bewegingsuitslagen worden terug gebracht totdat ze geen pijn meer doen.36 Het flossen van de zenuwwortel wordt door Stuart Mcgill36 omschreven als een oefening voor mensen die last hebben van ischias klachten. In het artikel van Murphy et al. wordt het als huiswerk oefeningen gedaan bij LKS patiënten. Cat/Camel oefening. Dit is een stabiliserende oefening voor de onderrug bestaand uit een flexie/extensie beweging om de viscositeit van de wervelkolom te verminderen. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 61 Dit is een oefening gericht op de beweging, en niet op rekken. De auteurs vonden dat 5 of 6 cycli voldoende waren om de meeste reductie van viscositeit te bereiken, extra oefeningen hadden geen meerwaarden. De meeste mensen met LKS zullen in de extensie fase meer pijn ervaren, het is daarom belangrijk deze oefening op geleide van e pijn uit te voeren.36 Oefentherapie Doelen: • Neurologische uitval opheffen. • Belastbaarheid verhogen • Mobiliteit verbeteren. Het primaire doel van een therapeutisch oefenprogramma bij de conservatieve behandeling van LKS is het verminderen van de lumbale lordose. Extensie zorgt voor vernauwing van het centrale en laterale kanaal.3 Sortland et al. vond dat bij gezonde mensen de afmetingen van het kanaal met 7% afnam.6 Bij personen met LKS vond hij een afname van 67%. Dia et al. vond dat de capaciteit van de durale zak in flexie significant groter is dan in extensie. 6 Penning et al. verwijst naar de “rule of progressive narrowing”, grotere vernauwing zorgt voor nog grotere vernauwing tijdens extensie. Axiale druk zorgt ervoor dat de afmetingen van het kanaal verminderen.6 Na het lezen van bovenstaand stukje is het logisch dat houding een belangrijke rol speelt bij het optreden van de symptomen. Kijkend naar de biomechanica rond de lumbale wervelkolom zien we dat een voorover gekanteld bekken zorgt voor een extremere lordorisering, achteroverkantelen zorgt voor meer flexie lumbaal. Verkorte flexoren van de heup (m.ilopsoas, m. rectus femoris) kunnen lijden tot voorover kanteling van het bekken, zo ook verzwakte buikspieren. Aan de achterzijde kunnen sterke gluteale spieren meehelpen tot delordisering middels het achterover laten kantelen van het bekken. Voor patiënten met LKS is het nuttig een programma op te stellen met als doel het laten afnemen van de extensiekrachten door het optrainen van de buikspieren en gluteale musculatuur en het rekken van de heupflexoren en de onderrug. Dit zal resulteren in een verminderde lordose. Zo tracht je door meer ruimte te scheppen de neurologische uitval op te heffen en de pijn te verminderen. Het zal de patiënt duidelijk gemaakt moeten worden dat de oefeningen onderdeel moeten worden van een dagelijks oefen programma om de delordisering in stand te houden. Verder worden ook de beenspieren getraind die in kracht zijn afgenomen als gevolg van eerdere neurologische uitval.60 Bij het opstellen van het programma dien je rekening te houden met mogelijke comorbiditeiten. Voor het vergroten van de belastbaarheid is het belangrijk oefeningen te kiezen waarbij je de symptomen niet oproept. Als je er voor kiest een patiënt te laten lopen, kies er dan voor te lopen op een loopband met een helling. Doordat de patiënt omhoog loopt vergroot je de flexie in zijn lumbale wervelkolom hierdoor kan de patiënt het langer volhouden dan op vlakke ondergrond. Vrije armzwaai moet gestimuleerd worden om de normale gang te simuleren en helpen met het losmalen van de paraspinale musculatuur. Het gebruik van een hometrainer kan op dezelfde manier erg goed werken. Zolang de patiënt goed voorover zit zal hij flexie in zijn lumbale wervelkolom handhaven en het dus langer vol kunnen houden. Wanneer bovenstaande oefeningen niet tolereerbaar zijn voor de patiënt Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 62 kan worden nagedacht over oefeningen zonder axiale druk op de wervelkolom. Zwemmen en aquatraining in de literatuur als voorbeeld genoemd. Als oefeningen worden lopen tegen weerstand en een bruggetje maken in ondiep water. Bij het baantjes zwemmen moet je geen techniek gebruiken waar extensie wordt bevorderd zoals borst crawl en schoolslag. Beter kan gekozen worden voor de “sidestroke”, een techniek waarbij de zwemmer op zijn zij ligt en zijn ene hand zo ver mogelijk van zijn voeten vandaan houdt. De vingers van deze hand zijn gestrekt en de hand beweegt als een haaien vin door het water. De andere arm is op de borst gepositioneerd. Met de benen wordt een schaar beweging gemaakt om zodoende vooruit te komen. Tab. 19: Oefeningen genoemd in Bodack et al.6 Therapeutische oefeningen voor patiënten met LKS Rekoefeningen Heup flexoren Hamstrings Paraspinale spiergroep onderrug. Krachtoefeningen Buikspieren Gluteale musculatuur(bruggetje maken) Beenspieren Uithoudingsvermogen Lopen met helling Fietsen Aqua training In het post operatieve gedeelte is het goed om naast bovenstaande doelen ook aandacht te besteden aan stabiliteit training. Doordat tijdens de operatie een aantal structuren verwijderd worden bestaat er een kans op instabiliteit.32,53 Als blijkt dat er sprake is van instabiliteit, gescandeerd bewegingsverloop. Is het raadzaam hier maatregelen tegen te nemen. Tijdens de eerste zes weken vaak gekozen voor een brace.53 De spieren zijn nog niet instaat het verlies van stabiliteit over te nemen. In het oefenprogramma van de fysiotherapeut zullen dus ook oefeningen ter verbetering van de stabiliteit opgenomen dienen te worden. Om uiteindelijk de brace niet meer nodig te hebben.70 Houdingsadvies Doelen: • Overbelasting voorkomen. • Pijnvermindering Als we onze patiënten alleen oefentherapie zouden geven en verder geen uitleg over houding zou het effect waarschijnlijk minimaal zijn. Vandaar dit stuk. Wij raden aan de patiënten te adviseren hun bekken achterover te kantelen gedurende activiteiten als reiken, tillen en dragen vast te houden. Verder is het raadzaam dat de patiënt bewegingen waarbij lordose wordt bevorderd wordt zoveel mogelijk tracht te vermijden. Om in de keuken deze bewegingen te voorkomen kan er gebruik worden gemaakt van een krukje, verder is het raadzaam spullen die men veel gebruikt niet in kastjes te plaatsen die boven schouderhoogte zijn. Verder dient de patiënt te worden ingelicht over de juiste til technieken en moet de patiënt het tillen van zware voorwerpen vermijden.6 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 63 JOA We hebben een aantal meetinstrumenten met elkaar vergeleken om te bepalen welke het best bij past in onze aanbeveling. We hebben gekeken naar de Oswestry Disability Questionnaire, Quebec Back pain Disability Questionnaire, de SF-36, de Roland Morris Disability Questionnaire en de Japanese Orthopedic Association (JOA) score. We hebben gekeken naar de responsiviteit, validiteit en de koppeling naar onze subdoelen. Hoewel de Oswestry en de Quebec in het onderzoek van Davidson (2002) erg goed scoorden, kwamen niet al de subdoelen aan de orden. De JOA is opgebouwd uit 4 onderdelen; subjectieve symptomen (a.o. pijn), klinische beeld (o.a. SLR, sensibiliteit), ADL en incontinentie. In 2 artikelen beschreven die wij hebben gebruikt in onze literatuurstudie. Hierin wordt de betrouwbaarheid en responsiviteit beschreven.1,49 Ondanks dat de JOA scorelijst ontwikkeld is voor hernia, hebben de artikelen bewezen dat het ook valide is bij LKS. De opbouw van de JOA scorelijst is ook het makkelijkst te koppelen aan onze subdoelen. Op de volgende pagina is de JOA formulier dat men kunt gebruiken bij de evaluatie/follow-up van de patiënt. De volledige JOA scorelijst staat in bijlage 1. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 64 Literatuurlijst: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Adachi, Ko, MD, Futami, Toshiro, et al./ Spinal canal enlargement procedure by restorative laminoplasty for treatmant of lumbar canal stenosis./ Spine 3 (2003) 471-478 Amundsen, Tom, MD et al./ Lumbar spinal stenosis: conservative or surgical management? A prospective 10year study/ Spine, volume 25, number 11, pp 1424– 1436, 2000 Akihiko Inufusa, MD. Et al./ Anatomic changes of the spinal canal and intervertebral foramen associated with flexion-extension movement./ SPINE, Volume 21, November 1 1996 Atlas Steven J., MD, MPH et al./ Surgical and nonsurgical management of lumbar spinal stenosis: four-year outcomes from the Maine Spine Study/ Spine, volume 25, number 5, pp. 556 – 562, 2000 Atlas Steven J., Delitto Anthony./ Spinal Stenosis: Surgical versus nonsurgical treatment/ Clinical orthopaedics and related r esearch vol.443 p 198-207 2006 Bodack Mark P., MD, et al./ Therapeutic exercise in the treatment of patients with lumbar spinal stenosis/ Clinical orthopedics and related research, number 384, pp. 144 – 152, 2001 Chang, Yuchia et al./ The effect of surgical an nonsurgical treatment on longitudinal outcomes of lumbar spinal stenosis over 10 years/ Journal american Geriatrics Society JAGS 2005 vol. 53 785-792 Chen A.L. et al/ Degenerative Lumbar Spinal Stenosis./ The Physician and sportmedecine. 31 august 2003 Cinotti, Gianluca MD, et al./ Stenosis of lumbar inervertabral foramen, Anatomic study on predisposing factors/SPINE, Volume 27, Number 3, pp. 223– 229, July 2 2001 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. Cox, James M. / Low back pain: mechanism, diagnosis, and treatment / 1999 Delport, Elva G et al./ Treatment of Lumbar Spinal Stenosis with Epidural Steriod Injections: A retrospective outcome studie./ Arch Physical med Rehabil. Vol 85 March 2004 p 479-484 Eskola, Antti, et al./ Calcitonin treatment in lumbar spinal stenosis: a randomized, placebo-controlled, double-blind, cross-over study with one-year follow-up./ Calcif Tissue Int, volume 50, pp 400 – 403, 1992 Fritz, Julie M. et al./Lumbar spinal stenosis: A review of current concepts in evaluation management and outcome measurements./ Achive Physical Med Rehabilitatie Fritz, Julie M., et al./ A nonsurgical treatment approach for patients with lumbar spinal stenosis./ Physical Therapy, volume 77, number 9, pp 962-973, September 1997 Furman Michael B, MD. Et al./ Spinal Stenosis and neurogenic claudication/ E-medicine.com, March 23 2006 Gay R., G. Bronfort, R. Evans/ Distraction Manipulation of the Lumbar Spine: A Review of the Literature. Journal of Manipulative and Physiological/ Therapeutics, Volume 28, Issue 4, Pages 266-273 Goh, Khean Jin, Waël Khalifa, Philip Anslow, tom CadouxHudson, Micheal Donagy/ The clinical syndrome associated with lumbar spinal stenosis/ European Neurology, December 1,2004 Haig, Andrew J., MD, et al./ The sensitivity and specificity of electrodiagnostic testing for the clinical syndrome of lumbar spinal stenosis/ SPINE, Volume 30, Number 23, pp 2667 – 2676, August 2 2005 Hioki, Akira, et al./ Two-level posterior lumbar interbody fusion for degenarative disc disease: improved clinical outcome with Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 65 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. restoration of lumbar lordosis./ Spine journal 5 (2005) 600-607 Iversen, Maura D., ScD, et al. Enhancing function in older adults with chronic low back pain: a pilot sutdy of endurance training/ Arch Phys Med Rehabil, volume 84, pp 1324 – 1331, September 2003 Jolles B. M., et al./ Surgical treatment of lumbar spinal stenosis/ The journal of bone& joint surgery (Br) Kawaguchi,Yoshiharu, etal/ Clinical and radiograchic results of expansive lumbar laminoplasty in patients with spinal stenosis./The journal of bone&Joint surgery Katz, Jeffry N, et al./ Predictors of surgical outcome in degenerative lumbar spinal stenosis/ Spine 1999 vol 24, nr 21, pp 2229-2233 Kawaguchi, Yoshiharu , MD. et al./ Clinical and radiological results of expansive lumbar laminoplasty in patients with spinal stenosis./ The journal of bone and joint surgery, volume 86-A, pp. 1698 – 1703, August 2004 Keller Robert B, et al./ Long term outcomes of surgical and nonsurgical managemnt of lumbar spinal stenosis:8 to 10 year results from the Maine Lumbar Spine study./ Spine vol. 30 nr 8 p 936-943 2005 Keller, Robert B, et al./ The Maine lumbar spine study, part 1, Background an concepts/ Tijdschrift: Spine vol.21 (15) 1 august 1996 p 1769-1776 Keller Robert B, et al./ The Maine lumbar spine study, part 2, Year outcomes of surgical en nonsurgical management of sciatica./ Spine vol.21(15) 1 august 1996 p 1777-1786 Keller Robert B, et al./ The Maine lumbar spine study, part 3, Year outcomes of surgical en nonsurgical management of spinal stenosis./ Spine vol.21(15) 1 august 1996 p 1787-1794 Keller,Tony S., Szpalski, Marek et. Al/Assement of trunk function in single and multi-level spinal stenosis: a prospective clinil trail./ Clinical Biomechanics vol. 18 (2003) 173-181 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. Khoo, Larry T., MD, et al./ Microendoscopic decompressive laminotomy for the treatment of lumbar stenosis/ Neurosurgery, volume 51 [suppl 2], pp 146 – 154, 2002 Klopfenstein Jeffry D., et al./ Retroperitoneal approach for lumbar interbody fusion with anterolateral instrumentation for treatment of sponddyloklisthesesis and degenerative forarinal stenosis./ Surgical Neurology 65 (2006) 111116 Knaub, Mark A, et al./ Lumbar spinal stenosis: indication for arthrodesis and spinal instrumnetation./ AAOS instructional Course Lectures, Volume 54, 2005 Larequi-lauber, Tania MD, et al./ Appropriateness of indications for surgery of lumbar disc hernia and spinal stenosis./ Spine vol 22, 15 january 1997, pp 203-209 Lui, Hong, MD. Et al./ Charactiristics of nerve root compression caused by degenertavie lumbar spinal Stenosis with scolioses/ The Spine Journal, July 2 2003 Mayer, H.M, et al./ Mikrochirurgie bei degenerativer lumbaler spinalstenose./ Der Orthopäde, volume 23, pp. 889 – 895, 2003 McGill S; Low Back Disorders. Evidence Based Prevention and Rehabilitation. Champiagn, IL, Human Kinetict; Murphy, Donals R, et al./ A non-surgical approach tot the management of lumbar spinal stenosis: A prospective observational cohort study/ Tijdschrift:BMC Musculoskeletal Disorders 23 feb 2006 vol 7:16 Olavi, Airaksinen, etal./ Surgical outcome of 438 patients treated surgically for lumbar spinal stenosis/Spine vol 22, 1 okt 1997. pp 2278-2282 Onel D, Sari H, Donnez C./ lumbar spinal stenosis: clinical radiologic therapeutic evaluation in 145 patients. Conservative treatment or surgical intervention? Spine 1993; 18:291-8 Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 66 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. Pahl, Michael A., MD. Et al./ The impact of four common lumbar spine diagnoses upon overall health status/ The Spine Journal, April 29 2005 Postacchini Franco./ Management of lumbar spinal stenosis./ Instructional Course Lecture vol 2 1995 Prateepavanich P et al./ The effectiveness of lumbosacral corset in symptomatic degenerative lumbar spinal stenosis./ J Med Assoc Thai. 2001 Apr;84(4):572-6. Ragab Ashraf A., et al./ Surgery of the lumbr spine for spinal stenosis in 118 patients 70 years o age or older/ Spine volume 28, nr 4, pp 348-353 2003 Riew, Daniel K., MD, et al./ The effect of Nerve-Root injections on the need for operative treatment of lumbar radicular pain: a prospective, randomized, controlled, touble-blind study/ The journal of bone and joint surgery, volume 82-A, number 11, pp 1590 - 1593, November 2000 Rydevik, Bjorn L. et al./ Spine Epidural steroids for patients with lumbar spinal stenosis./ Spine vol 22(19) oct 1997 p 2312-2314 Simotas, Alexander C., MD, et al./ Nonoperative treatment for lumbar spinal stenosis: Clinical and outcome results and a 3-year survivorship analysis./ Spine, volume 25, number 2, pp 197 – 204, 2000 Singh Kern, MD. Et al./ Congenital lumbar spinal stenosis: a prospective, control-matched, cohort Radiographic analysis./ The Spine Journal, May 10 2005 Spivak Jeffrey M./ Current conceps review: Degeneratiev lumbar spinal stenosis./ J. Bone Surg. Am. 80:1053-66, 1998 Tadokoro, Kou et al./ The prognosis of conservative treatments for lumbar spinal stenosis./ Spine vol.30(21) p 24582463 2005 Vo, Andrew N.. Et al./ Rehabilitation of Orthopedic and rheumatogic disorders: Lumbar Spinal Stenosis./ Arch. Phys med rehabilitation vol 86 March 2005 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. Willburger, R.E., et al./ Chirurgische anatomie der lendenwirbelsäule/ Der Orthopädie, 26 Juli, 2005 Wunschmann B.W. et al./ Physikalisch-medizinisches behandlungskonzept beim syndrom des engen Spinalkanals/ Ortophäde 2003 vol. 32 p. 865-868. Yuan Philip S. Albert Todd/ Nonsurgical and surgical management of lumbar spinal stenosis/ The journal of bone and joint surgery vol. 86-a nr 10 oct. 2004 Zeifang F., et al./ Moglichkeiten konservativer behandlungsmethoden bei Patienten met Claudicatie spinalis./ Orthopäde 2003 vol.32 p. 906-910 Zucherman, James F. MD, et al./ A multicenter, prospective, randomized trial evaluating the X STOP interspinous process decompression system for the treatment of neurogenic intermittent claudication: two-year follow-up study/ Spine, volume 30 number 12, pp 1351 – 1358, 2005 aurorahealthcare.org healt.allrefer.com orthop.washington.edu nym.org/healthinfo/docs/068/ doc68risk.htm www.KNGF.nl e-neurosurgery.ws/cnsclinicjordan/ spondylolisthesis.htm emedicine.com/radio/topic651.htm www.gr.nl/pdf.php?ID=140&p=1 http://nhg.artsennet.nl/upload/104/ standaarden/M55/std.htm http://www.spinalstenosis.org /AHRQ% 20WEB/mainpage.htm www.cbs.nl https://www.chaneco.co.uk /products. http://www.spineuniverse.com /displayarticle.phparticle1430.html http://www.lasermedico.be/firms/ orthomedico/wervelsnlnl.htm www.mtchuizen.com http://www.ncbi.nlm.nih.gov /entrez/query.fcgi?CMD=search&D B=pubmed www.stomanet.nl www.sport.nl Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 67 Verantwoording Voorwerk: Plan van aanpak maken: gezamenlijk Literatuurzoeken: alle drie afhandelijk van elkaar. Literatuur lezen: alle drie afhankelijk van elkaar. Schrijfwerk; Voorwoord: Inleiding: Methode: Wat is LKS?: Conservatieve therapie: Operatieve therapie: Vergelijkende onderzoeken: Aanbevelingen: Behandelproces: Rol van de Fysiotherapeut: Ijs: Bracing: Afvalprogramma: Neuromobilisatie: Distractie manipulatie: Oefentherapie: Houdingsadvies: JOA: Bijlage Criterialijst: Protocol: Afronding: Product in elkaar zetten: Presentatie maken: Presenteren: gezamenlijk gezamenlijk gezamenlijk. Emile Kool Ewoud Jorna Sander Perry Ewoud Jorna en Sander Perry Emile Kool Emile Kool Emile Kool Sander Perry Emile Kool Ewoud Jorna Ewoud Jorna Sander Perry Sander Perry Ewoud Jorna Ewoud Jorna Emile Kool en Sander Perry Gezamenlijk Gezamenlijk Gezamenlijk Schatting uren: 40% van de 400 in het voorwerk. 50% van de 400 in het schrijfwerk inclusief alle discussies en vergaderingen hierover. 10% van de 400 in de afronding. Beroepsopdracht Lumbale Kanaal Stenose 2006 68