Cel en leven

advertisement
Cel en leven
Hoofdstuk 4
4.1 Levende cellen
• Organisatieniveaus
– De schaal waarop biologisch onderzoek
plaatsvindt
• Levenskenmerken
•
•
•
•
•
•
Opgebouwd uit één of meer cellen
Groei
Voortplanting
Stofwisseling
Waarnemen en reageren
Organisatie van erfelijk materiaal
• Levend
• Dood
• Levenloos
Eencellig meercellig
• Cel
– Kleinste eenheid van leven
– 10- 100 µm
– Grootte beperkt door oppervlakte/volumeratio
• Eencellig: groot o/v-ratio: voldoende opname van O2
• Meercellig: klein o/v-ratio: niet voldoende opname O2;
ontwikkeling speciale organen met groot oppervlak
• Zie ook animatie digitaal leermateriaal (theorie en
bronnen)
Verschillende cellen, weefsels en
organen
• Celdifferentiatie
– De vorming van cellen die verschillen in vorm en
functie
– Ontstaan na bevruchting d.m.v. specifieke
verdeling cytoplasma
Stamcellen
• Embryo’s
– Blijven over na ivf
– Totipotent
• Navelstreng
– Bij geboorte
– Multipotent
• Volwassen organen
– In organen
– Multipotent
Opdracht
• Maak een samenvatting van paragraaf 4.1 en
lever deze in, voorzien van naam
• Opdrachten 1 t/m 7
4.2 Industrie op miniformaat
• In elke cel bevinden zich organellen
– Functionele eenheden van de cel
– Organen van de cel
– Nectar online: organellen
• Lees §4.2
• Maak opdracht 1-7
• Extra informatie
– Nectar interactief
– http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/na
tuurdatabase.nl/i004630.html
4.3 Transport bij cellen
• Celmembraan
– Vorm
– Barrière
1.
2.
3.
4.
5.
Eiwitpoort
Eiwit
Koolhydraatketen
Fosfolipide
Eiwit
Celmembraan passeren
Passief transport Gefaciliteerd
transport
Actief transport
Endocytose
Exocytose
Geen extra energie
Geen extra energie
Extra energie
Extra energie
Extra energie
Door membraan
heen
Eiwitpoort
Transportenzym
Afsnoering
membraan
Afsnoering
membraan
Kleine moleculen
Grote moleculen
Grote delen
Grote delen
In vet oplosbare
moleculen
Niet in vet
oplosbare
moleculen (oa
water
Concentratieverval
mee
Concentratieverval
mee
Tegen
Cel in
concentratieverval
in
Cel uit
• Diffusie
– Verplaatsing van een stof van een plaats met een
hoge concentratie naar een plaats met een lage
concentratie
• Osmose
– Verplaatsing van water van een plaats met een
hoge concentratie water naar een plaats met een
lage concentratie water over een semi-permeabel
membraan
• Diffusie en osmose
– De BiologieLeraar
Osmose
• Selectief permeabel
– Bepaalde stoffen worden wel en andere worden
niet doorgelaten
• Osmotische waarde
– Concentratie opgeloste stoffen
• Een bepaalde cel wordt achtereenvolgens in drie
verschillende keukenzoutoplossingen gelegd en
bij dezelfde vergroting getekend (zie de
afbeelding). Hierbij blijft de cel levend.
In welke figuur heeft de getekende cel de
grootste stevigheid?
– Cel 2
• Noteer in welke oplossing de verschillende cellen
hebben gelegen
– 1: isotoon 2: hypotoon 3:hypertoon
• Lees §4.3
• Opdracht 1-9
Samenvatten
• Per paragraaf uit het hoofdstuk
– Begrippen met toelichting
– Paragraafkopjes met samenvatting nieuwe
informatie
– Bronnen in het boek met toelichting leerdoelen
• Per hoofdstuk
– Verband tussen de paragrafen
– Koppelen aan andere hoofdstukken
• Maak de samenvatting direct na het afronden
van de paragraaf
• Stel de vraag: ‘Wat heb ik nu eigenlijk
geleerd?’
– Geef zelf een toelichting van de begrippen
– Noteer paragraafkopjes
– Benoem de bronnen die belangrijk zijn voor jou
begrip
– Controleer mbv samenvatting op nectaronline
4.4 DNA: het besturingssysteem van
de cel
• DNA-molecuul (desoxyribonucleïnezuur)
• Dubbele spiraal
• Gekoppelde nucleotiden
– Fosfaatgroep
– Desoxyribose
– Stikstofbase
• Adenine (A), thymine (T), cytosine (C), guanine (G)
– Altijd in vaste paren (=basenparing)
» A-T en C-G
• Codeert voor eiwitten
• Bioplek
Celcyclus
• Celcyclus
– De periode waarin een cel ontstaat, groeit, actief
is en opnieuw deelt
– Vier fasen
•
•
•
•
G1-fase: groei
S-fase: DNA duplicatie
G2-fase: controle op kopieerfouten
M-fase: kerndeling
Interfase
• G1-fase
– Toename cel omvang
• cytoplasma
– Aanmaak enzymen DNA duplicatie
– Controle DNA
• S-fase
– DNA duplicatie
• Verbinding tussen baseparen verbroken
– Blijft op een plek nog vast zitten= centromeer
• Vrije nucleotiden uit kernplasma binden aan base
– Chromosoom bestaat nu uit 2 chromatiden
• G2-fase
– Aanmaak enzymen mitose
– Controle DNA
– Groei
• Organellen
Mitose
– Kerndeling
• Profase
– Spiraliseren van de chromatiden
• Metafase
– Chromosomen bewegen midden cel
– Trekdraden aan centromeer vanuit spoelfiguur
• Anafase
– Trekdraden trekken chromatiden van elkaar
– Chromatiden bewegen elk naar een pool
• Telofase
– Spiralisatie chromosomen verdwijnt
– http://www.bioplek.org/animaties/cel/mitose.html
Worteltop ui
Embryo vis
De celcyclus, waarvan de interfase (A en 1) en de mitose onderdeel zijn, is een continu
proces. Desalniettemin kunnen een aantal mitotische stadia onderscheiden worden,
nl profase (B en 2), metafase (C en 3), anafase (midden 4 en late D en 5), telofase (E)
en cytokinese (F en 6).
DNA: code voor eiwitten
• Eiwit bestaat uit vele aminozuren
– Polypeptideketen
• Lengte wordt bepaald door DNA-tripletten
• Twintig aminozuren
• DNA-triplet
– Drie op één volgende stikstofbasen
– Codeert voor één aminozuur
• Meerdere codes
• Gen (boek: codezin)
– Geeft het ‘recept’ voor het eiwit weer
– Startcodon
• DNA-triplet dat het begin van de codezin aangeeft
• TAC
– Codons
• Code voor het eiwit
– Stopcodon
• DNA-triplet dat het einde van de codezin aangeeft
• Drie DNA-tripletten (ATT, ATC, ACT)
• RNA
– Ribonucleïnezuur
• Zorgt voor de aanmaak van eiwitten in cytoplasma.
– Genetische code
• RNA-triplet
– Drie opeenvolgende RNA basen
DNA vs. RNA
DNA
Suiker desoxyribose
Base thymine
Dubbele streng nucleotiden
Een DNA-molecuul bestaat uit
duizenden nucleotiden.
Kan kern niet uit
RNA
Suiker ribose
Base Uracil
Enkele streng nucleotiden
Een RNA-molecuul bestaat uit enkele
honderden nucleotiden.
Kan kern uit
Download