Late bronstijd Dark Ages Archaïsche periode Mondelinge verteltraditie Aoidoi Homerische kwestie Rapsoden Behandelde stof in de epische cyclus Homerische epen Epische kunsttaal Dactylische hexameter Stijlkenmerken uit Mykeense of Achaïsche beschaving 1450-1200 v.C. Tabletten beschreven met lineair B Bureaucratische samenleving en piramidale structuur Expedities naar en contacten met Klein Azië 1200-750 v.C. Start met de inval van de Doriërs Duister: - Niet veel informatie erover - Culturele achteruitgang Overgang naar stadsstaten Invoering van het nieuwe schrift Kolonisaties (rond 7e E) Opkomst van de middenklasse Aristocratische oligarchie of tirannie Ilias en Odyssee gaan terug op een eeuwenlange mondelinge traditie Professionele zangers, barden in de prehomerische tijd; vroeg narratieve zangen gezongen over helden en goden, half improviserend: de bard is niet gebonden aan een vaste tekst, hij kan terugvallen op een aantal zaken, er is zo ongeveer een vast thema, motief (topos) en vormelijk is er een bepaald metrum (mnemotechnisch) Men weet eigenlijk niet of Homeros echt bestaan heeft, misschien is hij een synthese van een verschillend aantal personen, er is eveneens onzekerheid over wie al dan niet zowel Ilias als Odyssee heeft geschreven, ze kunnen wel niet los van elkaar worden gezien. Men stelt ook de vraag wanneer, hoe en wie. Wanneer de zangers niet meer improviseren maar reciteren, bv de zogenaamde homeriden, zij die Homeros reciteren Er werden verschillende stoffen behandeld: - Thebaanse cyclus: onder andere Oidipous - Trojaanse cyclus: Kleine Ilias, inname van Troje - Titanomachie - Sagen rond Herakles Veel tragici baseren zich op de stof uit de epen Epen die qua stof gaan over de Trojaanse cyclus, over een oorlog in de Achaïsche periode (13e E v.C.). Qua structuur en thematiek is het toch origineel. Er wordt een korte episode beschreven met een centraal thema en narratieve procedés als flashbacks, anticipaties, herhalingen en recapitulaties. Ze zijn geschreven in een soort epische kunsttaal. De taal die Homeros gebruikt in zijn epen, gebaseerd op Ionisch, maar met tal van eolismen en atticismen. Metrum dat bestaat uit een opeenvolging van korte en lange elementen Epitheta, patroniemen, wederkerende formules, homerische Ilias en Odyssee Inhoudelijke kenmerken Hymnen Argonautika Kikkermuizenoorlog Hesiodos Leerdicht Theogonie Erga kai hemera vergelijkingen Versmelting van het goddelijke en het menselijke plan: de homerische godenwereld is zeer antropomorf en bovendien zeer ironiserend in zekere mate. Het godenapparaat dient vaak om het gezwoeg van de mensen te relativeren. Er is wel geen duidelijke theologie, want de relatie tussen Zeus en de Moira is bijvoorbeeld niet duidelijk Homeros heeft ook een collectie van hymnen geschreven, opgesteld in hexameters en in een ionisch-episch accent, maar qua thematiek zoals Hesiodos. De hymnen zijn zeer divers qua lengte. De oorspronkelijke functie was dubbel: rol in de cultus van de bezongen goden en ook als pro-oimia, voorzangen voor de rapsoden. Er is ook een vast standaardschema: - Aanroeping van de godheid met epitheta - Vermelding van de afkomst , genos - Weldaden van de godheid , praxeis met eventueel uitgebreide mythologische vertelling - Afsluitend gebed Apollonius van Rhodos 3e E v.C. Belangrijk epos uit de hellenistische tijd Verhaal over Jasoon en de argonauten + gulden vlies Batracho muo machia : Iliasparodie; verhaal in naam van kikkers Late hellenistische tijd Eigenlijk de eerste echte auteur Begin 7e E v.C. Andere wereld dan bij Homeros, ander geografisch milieu en ander sociaal milieu - formeel: hexameters, ionisch epische taal + eveneens elegisch distichon - inhoud: compleet anders dan epos - doel: didactisch, met enkele subsoorten: * theologisch (theogonie) * praktisch didactisch * filosofisch en wetenschappelijk = didactisch epos of didactische elegie Ordening aanbrengen in de godenwereld en in de kosmos Genesis: kosmische elementen komen voort uit Gaia, Chaos en Eroos, vermengd met Ouranous, Kronos, Zeus, de hele theogonie is een soort eerbetoon aan Zeus Hesiodos baseert zich op verschillende heterogene bronnen, maar eveneens op zijn eigen creativiteit Werken en dagen Werk van Hesiodos Behoort tot de wijsheidsliteratuur Opbouw: - Aanroeping van de goden - Orfische gedichten Orale voorgeschiedenis van de Archaïsche lyrische poëzie Lyriek Iambografie Iambische trimeter Hinkiambe Trocheïsche tetrameter Psogos Archilogos van Paros Elegie Twee centrale motieven o Aansporingen tot zijn broer Perses om het conflict goed te maken omtrent de erfenis o Raadgevingen aan zijn broer - Geconfronteerd met het harde leven van de lagere klassen - Hoofdtoon is zwaarmoedig en pessimistisch: Prometheus, Pandora, 5 degenererende geslachten Hymnen, epos, wetenschappelijk leerdicht en theologisch leerdicht, aan Orfeus toegeschreven (keizertijd) Vanaf de 7e E werd die levende mondelinge traditie omgezet tot een literaire kunstvorm en schriftelijk geconcipieerd, voor mondelinge voordracht bedoeld Verzamelnaam voor alle niet hexametrische of niet dramatische poëzie, veel heterogener dan de epos en de leerdicht: - Taal: ionisch, eolisch, dorisch - Metrum: stichische of strofische verzen - Inhoud: van zeer persoonlijk tot algemeen filosofisch, van erotisch tot moraliserend/didactisch - Wijze van voordracht: gereciteerd of gezongen, evt. met begeleiding van lyra en aulos - Aantal uitvoerders: solo of koor - Functie: uitvoeringsomstandigheden en publiek Term: lyriek: gezongen poëzie Subgenres: gesproken en gezongen lyriek Overlevering: weinig over, Pindaros en Theognis het meest Genre van gesproken lyriek, met als metrum de iambische trimeter of de trocheïsche tetrameter; belangrijk persoon is Archilogos van Paros x-v-/x-v-/x-v-: x= lang of kort -= lang v= kort Een iambe is zo opgebouwd Idem als iambe maar op einde een trochee: hinkjambe, choliambe -v-v/-v-v/-v-v/-v-; laatste voet is onvolledig Scheldtirade, berisping: mensen publiekelijk belachelijk maken, direct,agressief, scherp en persoonlijke spot, deze lijn wordt verdergezet in de komedie 7e E v.C. Grondlegger van de iambografie Schreef ars poetica Schreef Keulse Epode, maar weinig bewaard Genre van gesproken lyriek, met elegisch distichon, (dit is een dactylische hexameter en een dactylische pentameter) als versmetrum; het is geschreven in een ionisch episch dialect; Mimnermos van Kolofoon Theognis van Megara Xenofanes van Kolofoon Epigram Monodische lyriek Sapfo van Lesbos Er bestaan verschillende soorten: - Krijgselegie - Sentimentele elegie o Mimnermos van Kolofoon - Politieke elegie o Soloon - Moraliserende elegie o Theognis van Megara - Wijsgerige elegie o Xenofanes van Kolofoon e Late 7 E v.C. Bekendste archaïsche vertegenwoordiger 7e of 6e E Schreef veel van zijn gedichten in moraliserende of didactische inslag Corpus Theognideum= verzameling overgeleverd met 1400 verzen met elegieën van zeer diverse inhoud en omvang, met zeker pessimisme Als filosofisch leerdicht in elegische verzen 6e – begin 5e E Schreef in disticha en hexameters Kritiek op de antropomorfe goden Sitz im Leben Nauw verbonden met elegisch distichon Aanvankelijk letterlijk een opschrift/inscriptie + niet voor performance bedoeld Oorspronkelijk in hexameters maar vanaf de 6e E werd het elegisch distichon de standaard Vanaf klassieke tijd schreef men ook fictieve epigrammen, waardoor het een literair karakter kreeg Grote bloei vanaf de hellenistische tijd Genre van gezongen lyriek, aangelegenheid voor een besloten sfeer De zanger begeleidde zich met een lier, het instrument speelde gewoon de melodie mee Gebruik van eigen metrum en eigen dialect Inhoud: niet uiterst persoonlijk, want IK= persoon, poëtische ik en verwoording van de opvattingen van de groep waartoe men hoort Belangrijk voorbeeld: - Sapfo van Lesbos - Anakreoon van Teos 7e-6e E v.C. Eerste vrouwelijke dichter Weinig overgeleverd Sapfische strofe: 3 lange verzen en 1 kort Dialect: Lesbisch + eolisch Thema: liefde en passionele gevoelens, vooral voor meisjes Sapfo wordt de 10e muze genoemd Anakreoon van Teos Koorlyriek Pindaros Klassieke periode Het theater Tragedie 6e E v.C. Thema: Wein, Weib und Gesang Vorm: iamben en elegieën Veel navolging in Anacreontea: verzameling van 60 gedichten, bewaard in de Anthologica Palatina De muziek en choreografie hiervan is volledig verdwenen, het moet een totaalspektakel geweest zijn met woord dans en muziek, met de aulos (luide instrumenten) - Waar: Oorspronkelijk in Dorische gebieden - Metrum: correspondeerde met de choreografie, was erg ingewikkeld, en uniek voor iedere koorzang - Triade: Vaak vast stramien: o Strofe o Antistrofe o Epode - Wanneer: Uitgevoerd tijdens religieuze festivals, politieke evenementen en na sportieve overwinningen - Soorten: hymne, paian, dithyrambe, enkomion, epinikion, threnos, hymenaios - Vertegenwoordigers: Pindaros van Thebe Wanneer: 6e E – 5e E v.C. Wat: 4 boeken epinikia bewaard: zangen voor de overwinnaars op de 4 heilige spelen Taal: moeilijk maar zeer uitdagend, beeldspraak, gnomen, … Inhoud: duister met talrijke mythologische en historische allusies Begint met de Perzische oorlogen (490-479), Grieken versloegen de Perzen De daaropvolgende periode = pentekontaetie: interbellum waarin de basis wordt gelegd voor een enorme politieke en culturele bloei Democratie van Athene is gebaseerd op de principes van de isonomia (iedereen gelijk voor de wet) en de isegorie (iedereen recht van spreken in de volksvergadering) Peloponnesische oorlog (431-400) afwisseling van oorlog en wapenstilstand, reeds in het begin stierf Perikles => 404: Sparta wint, democratie wordt oligarchie Athene culturele omwenteling, sofisten, Socrates, … Tragedie en komedie: bedoeld voor opvoering 3 soorten: - Thorikos: oosten van Attika; vorm aangepast aan het terrein en de speelruimte niet rond; centraal wel een orchestra - Dionusostheater van Athene: zuidflank van de Akropolis, stenen theater pas vanaf de 4e E v.C. - Epidauros (Argolis): uit de 4e E, best bewaard, canonieke klassieke vorm Origineelst en meest aangrijpende genre van de Griekse literatuur. Het is een uniek concept zonder parallellen in andere oude of moderne orale culturen, en het kan nog steeds zijn originele functie Dithyramben Citaat van Aristoteles vervullen, met gelijkaardige effecten - Oorsprong: cultus voor Dionusos; dithyramben - Koorleider wordt een eerste acteur: hypokrites: antwoorder ~ Thespis - Naam: trag-odia: bokkenzang, link met Dionusos - Begin van de 5e E v.C. evolutie van ritueel naar individueel drama: Aischulos: tragedie krijgt haar definitieve vorm - Geen literatuur voor lezers, maar performance voor de polis o Open lucht: grote Dionuusia o Tragediewedstrijden o Onderdeel van een ruimer mts politiek religieus geheel, een polisgebeuren o Kosten werden gedekt door choregie, speciale belasting + speciale theaterkas: theorikon o Groot publiek - Verschillen met theater nu: o Open lucht, overdag o 3 sprekende acteurs: Aischulos heeft de tweede ingevoerd en Sofokles de derde o Koor: belangrijke rol maar moeilijk interpreteerbaar + dramatische functie o Mannen alleen met maskers o Deus ex machina, goddelijke interventie om een situatie recht te zetten o Tragici: auteur, dichter, regisseur, choreograaf en componist, soms acteur - De werking van de tragedie komt tot stand zonder opvoering en acteurs? Citaat van Aristoteles zie verder - De drie grote tragici - De rest Koorzangen voor Dionusos 1. Alle literatuur is mimesis, uitbeelding van een mogelijke wereld (niets te maken met performance) 2. Door mensen die handelen en niet door een soort vertellling: ‘droontoon’ waarvan drama is afgeleid; het feit dat de handeling wordt uitgebeeld; niet zozeer de performance; geen expliciete sturing door de verteller 3. De inhoud is een ernstige handeling die vrees (fobos) en medelijden (eleos) oproept: conflictsituatie waarbij de mens met de goden, zijn noodlot, zichzelf of de andere mensen in conflict komt en waarbij hij botst op zijn eigen grenzen a. Hamartia: fout/vergissing/schuld b. Pathos: lijden/pijn -> medelijden/angst -> genot, hedone c. Anagnorismos: herkenning d. Peripeteia: ommekeer; van geluk naar ongeluk 4. Katharsis wordt bewerkstelligd: reiniging, loutering, Drie grote tragici Aischulos Sofokles Euripides De overige tragedies Komedie zuivering; term wordt niet verder uitgelegd, maakt alles nog twijfelachtig 5. Verfraaide taal in onderscheiden delen: gaat over formele kenmerken van de tragedie: standaardstructuur: a. Prologos: proloog b. Parodos: opkomst van het koor en eerste koorzang c. Epeisodia: acten, bedrijven, acteursgedeelten d. Stasima: koorzangen soms in beurt zang met de acteurs: kommos e. Exodos: slotgedeelte 6. Inhoud: traditionele mythologische stof; o Het publiek kent meestal al de afloop van het verhaal o Origineel zijn in het plot o Oorspronkelijk trilogieën bv Oresteia van Aischulos o Eropvolgend was een saterspel, burleske, tragedie met happy end bv Kukloop van Euripides o Samen = tetralogie Aischulos, Sofokles en Euripides 6e E v.C. Streed mee in Salamis en Marathoon 7 tragedies over: Agamemnoon uit de Oresteia trilogie, enz Taal is plechtig en beeldrijk; vooral moeilijk in de koorgedeelten 5e E v.C. Erg actief in Athene + belangrijke administratieve en militaire functies 7 tragedies over: Antigone, Elektra, Oidipous, … 5e E v.C. 17 tragedies en 1 saterspel over: Medeia, Ifigeneia in Aulis, … + Kukloop Mens en intermenselijk conflict staat centraal Werken beïnvloed door de retoriek en het sofistisch denken Tragici minores: fragmenten bewaard Vanaf 4e E begon men de oudere stukken te hernemen, waren toen al klassiek Uit hellenisme 1 tragedie bewaard: Alexandra Keerzijde van de tragedie Opvoeringwijze en formele kenmerken = die van tragedie Inhoud en toon = compleet anders - Oorsprong en ontwikkeling: o Voorloper = fallische gezangen o Komedie komt van komos: wilde feeststoet o Centrale rol van het koor, met kostuums o Inhoudelijke en metrische voorloper = archaïsche iambografie o Politieke overheid: belangrijke rol o Dorisch gebied: traditie van komisch toneel, zonder koor, met fluaken (brutale kluchten) of mime, Aristofanes Historiografie Historiografie in de klassieke periode straattoneel - Vorm en opvoeringpraktijk o Opvoeringen in wedstrijdverband, onderdeel van de festivals o Aantal acteurs beperkt maar zonder de regel van 3, koor uit 24 leden o Taal: Attisch dat sterk aanleunde bij de Atheense spreektaal o Variërend metrum: iambische trimeters of trocheïsche tetrameters o Structuur is +/- gelijk aan die van tragedie behalve PARABASIS: koor zet zich af tegen het publiek, ze zetten de maskers af - Al lachend zegt de zot de waarheid o Moraliserende didactische functie van de komedie o Er is een boodschap: rechtstreeks of onrechtstreeks o Middelen: Fantasierijke plot Rechtstreekse persoonlijke aanvallen Scabreuze en scatologische grappen Groteske ensceneringen Woordspelingen Parodie van mythen en tragedies - Aristofanes - Van de oude naar de nieuwe komedie o Oude komedie: 5e E v.C. openlijke politieke en maatschappijkritiek o Midden komedie: 4e E v.C.: psychologische aspect duikt op, parabasis verdwijnt, politiek en actualiteit nauwelijks een rol o Nieuwe komedie: 4e en 3e E v.C. tendens naar de realistische situation comedy (sitcom) bv Menandros; burgerlijk moraliserend, happy end, liefde als centraal thema De enige comicus van wie we stukken bewaard hebben 5e E v.C. Kleine generatie jonger dan Euripides Was satirisch t.o.v. zijn tijd 11 komedies bewaard: bv wolken, wespen, kikkers, … Geschiedschrijving: drie periodes: klassieke periode, hellenisme, keizertijd 1. Epos: functie was herinnering aan de grote helden en gebeurtenissen van uit het verleden 2. 6e E v.C. logografen: in ionische gebied, proza om feiten, gebeurtenissen en data vast te leggen, eerder als soort archivarissen 3. Klassieke tijd: niet alleen beschrijven maar ook verklaren van de gebeurtenissen uit het verleden 4. Herodotos en Thoukudides zijn de grondleggers e Herodotos van 5 E v.C. Halikarnassos Klein Azië, ionisch Verbleef een tijdje in Athene Schreef ‘Historiën’(later gegevn titel) en wil een onderzoek doen naar het verleden, informatie eruit, hij baseerde zich op eigen waarnemingen en ook op bronnen ( niet vermelde mondelinge bronnen) Het centraal onderwerp is het conflict tussen West en Oost, Grieken en Barbaren, Perzen: hij probeert objectief te blijven Stijl: die van de verteller, losse structuur + spreektalige zinsbouw Tragische geschiedenisopvatting: hij beschouwt en interpreteert de gebeurtenissen vanuit een religieus moreel standpunt, bestraffing van de hubris is één van de centrale motieven, hij maakt ook nog gebruik van de mythologische verhalen Thoukudides van 5e E v.C. Athene Athene Grootste historicus van de Oudheid voor velen Militaire carrière in de Peloponnesische oorlog Historiai (later gegeven titel) over de Peloponnesische oorlog, hij kon zijn plan wel niet voltooien, zijn werk is gedeeltelijk geschreven tijdens de oorlog maar ook een deel erna Stilistisch en inhoudelijk grensverleggend: eerste wetenschappelijke kritische historicus die objectief te werk gaat, systematisch en chronologisch, zijn stijl is zeer bestudeerd en vaak moeilijk Hij wil niet doen zoals zijn voorgangers (logografen, …) en wil een degelijk onderzoek doen over de feiten, geen fabels e.d. vertellen en een duidelijk beeld geven van het verleden Xenofoon van Athene 5e – 4e E v.C. Sequel schrijver Hij begint met: “en daarna” Historiografie in het Geen volledige werken bewaard hellenisme Twee soorten: - Echte geschiedschrijvers: relaas over gebeurtenissen uit het verleden: wetenschappelijk à la Thoukudides of ontspannend gerichte productie à la Herodotos - Verwante genres zoals biografieën, etnografieën, reisliteratuur en utopieën Echte Lokale geschiedenis, kronieken, stichtingsverhalen geschiedschrijving in Geschiedenis van de Alexanders veroveringen => Alexanderroman het hellenisme Geschiedenis van de diadochentijd: periode na Alexandros’ dood Universele geschiedenis: Polubios van Megalopolis: politieke en militaire geschiedenis Het belang van het lot wordt steeds belangrijker in de hellenistische geschiedschrijving Geschiedschrijving en retoriek staan nauw bijeen Polubios van Megalopolis Verwante genres in het hellenisme Historiografie in de keizertijd Echte geschiedschrijving in de keizertijd Flavius Iosefos Cassius Dio Cocceianus Verwante genres in de keizertijd Ploutarchos van Chaironeia Pausanias de periëgeet Retoriek Welsprekendheid Logograaf 3e – 2e E v.C. Krijgsgevangene in Rome, beschouwde Rome als eindpunt van de wereldgeschiedenis Geografie en reisverhalen Etnografie Utopieën: vermengen met eigen fantasie De historiografie richt zich meer en meer op de universele geschiedenis, die uitmondt in het Romeinse Rijk Inhoud en stijl zijn sterk retorisch geladen Twee soorten: - Echte geschiedschrijving - Verwante genres Flavius Iosefos Cassius Dio Cocceianus Griekse jood die schrijft in Rome 1e E n.C. Belangrijke historicus voor de joodse literatuur: diachroon en synchroon + apologetische werken 2e – 3e E n .C. Hoge politieke functionaris in het keizerrijk Belangrijke Griekse historiograaf Schreef ‘Romeinse geschiedenis’ Geografie, reisgidsen, … 1e – 2e E n.C. Zeer productief en goed bewaard Filosoof en historicus Moraalfilosofische en literairtheoretische, retorische en andere geschriften + PARALLELLE LEVENS: 23 dubbelbiografieën waarbij een Griek wordt vergeleken met een Romein: bv Alexander met Caesar 2e E n.C. Schreef een zeer betrouwbare reisgids met tal van historische, folkloristische en mythologische wetenswaardigheden Van belang voor archeologen De kunst van het overtuigen, ze wordt fundament van de intellectuele cultuur en literatuur Oorspronkelijk: Welsprekendheid is zeker even oud als de Griekse literatuur zelf: het was een kwestie van talent, aanleg, natuurlijke kunst en imitatie van goede sprekers. Vanaf de 5e E v.C.: theoretisch reflecteren over de kunst van het spreken, bestuderen, beschrijven en systematiseren => retoriek wordt een te leren discipline; de spontaniteit verdween zo Oorspronkelijk voornamelijk gericht op de voordracht van de gememoriseerde redevoering Retor die een tekst schrijft in opdracht van anderen; functie was Welschrijvendheid Argumentatieleer Stilistiek Radicale polisdemocratie Gorgias Protagoras Sofisten Isokrates Aristoteles Retoriek in het hellenisme Retoriek in de keizertijd (Ps) Longinos Tweede sofistiek nog steeds gedeclameerd worden Al snel ging de welsprekendheid hierin over; hetzij in pamfletten, hetzij in leesteksten: de literarisering van de retoriek Retoriek wordt kunst van het zich overtuigend uitdrukken zowel geschreven als gesproken woord Dit was een van de eerste doorwikkelingen van de retoriek, de overtuigingsleer Geleidelijk verschuift de aandacht hiernaar, stijlfiguren, retorische figuren: schoon kunnen zeggen, mooipraterij: negatieve betekenis In de 5e E v.C. was deze tendens zeer belangrijk en daarom moest men zich goed kunnen uitdrukken, het woord kunnen nemen, zijn standpunt verdedigen over isonomie en isegorie. Retoriek was dus een machtsmiddel Was een belangrijke sofist (rondtrekkende leraren die de burgers mondiger maakten) Zeer gekunstelde, bloemrijke stijl van Gorgias: zaken kunnen fraai spreken… Eveneens een gekende sofist “de mens is maat van alle dingen” Rondtrekkende leraren die tegen betaling de burgers mondiger maakten, ze werden als negatief bestempeld door Plato en zijn volgelingen; in Aristofanes’ Wolken is er een dialoog tussen de sofisten en Socrates, en de sofisten moeten het onderspit delven! De sofisten gingen namelijk niet op zoek naar de absolute waarheid. (als strijd tussen de filosofie en de retorica) 5e – 4e E v.C. Wilde de kloof overbruggen tussen de filosofie en de retorica Richtte een school op in Athene: midden tussen relativisme van de sofisten en het absolutisme van Plato Noemt zichzelf filosofos, maar eigenlijk is hij moreel integere en intellectuele retor: filosofische retoriek Grondlegger voor de paideia Leerling van Plato Retorica op een wetenschappelijke manier benaderen Schreef “retorica”: zeer invloedrijk en belangrijk Zeer sterke classificatie drang Afstand doen van de morele criteria bij de beoordeling van de retoriek Retoriek gaat over onzekerheden en waarschijnlijkheden! Retorische handboeken worden en masse geproduceerd; didactisch en prescriptieve functie Retorica en poëzie zijn verwante genres; steeds meer interferenties met literaire kritiek bv Ps Longinos 1e E n.C. Schreef een invloedrijk traktaat over het sublieme: citeert Sapfo Brede literaire stroming in de eerste eeuwen na christus, opbloei van het atticisme, terugkeer naar de klassieke periode, nostalgie Quintilianus Retorische genres Taken van de redenaar Overtuigingsmiddelen Onderdelen van een redevoering Exordium Narratio Argumentatio Refutatio Peroratio Attische redenaars Lusias Atticisten Isokrates naar de taal en de literaire en retorische traditie; Een sofist = professor retoriek aan de hogescholen van het RR = concertredenaar: beoefenaar van de epideiktische welsprekendheid Welsprekendheid is een show geworden, de democratie waarmee alles begon is dood Belangstelling voor de oude helleense traditie, voor de pracht van het woord, voor de taal van Lusias, Plato, tijdgenoten 2e – 3e E n.C. Maakte een indrukwekkende synthese van de antieke retoriek Genus iudicale= gerechtelijke redevoering Genus deliberativum= politieke redevoering Genus demonstrativum= pronkrede 1. Inventio=vinding 2. Dispositio=ordening 3. Elocutio=formulering 4. Memoria=memorisering 5. Actio=voordracht 1 technische overtuigingsmiddelen = artificiële; - Ethos : karakter, geloofwaardigheid van de spreker - Pathos: emotie, appel op de toehoorder - Logos: eigenlijke, logische of redelijke argumenten 2 Niet technische overtuigingsmiddelen; - Topoi: vindplaatsen, aanvankelijk zeer abstract, later zeer concreet besproken Bestaat uit een aantal elementen Inleiding Feitenrelaas Bewijsvoering Weerlegging Afsluiting - Lusias - Isokrates - Demosthenes e 5 – 4e E v.C. Inwoner van Athene maar zonder burgerricht Maakte naam als logograaf Werd stijlvoorbeeld voor de atticisten Personen die het Attisch Grieks als basis willen nemen 5e – 4e E v.C. Leerling van Protagoras, Gorgias en kende Sokrates Oorspronkelijk als logograaf Nadien richtte hij een school op Schreef redevoeringen: lofredes op Athene Politiek was hij panhellenistisch 4e E v.C. De grootste van de Griekse redenaars Oorspronkelijk logograaf, ook politicus en redenaar Zeer sterk anti-makedonisch Hellenisme: asianisme Twee retorische stromingen in het hellenisme en atticisme Asianisme Klein Aziatische streken worden belangrijk in deze periode: gezwollen gemaniëreerde barokke stijl Atticisme Soberder taal Reactie op het asianisme, van betekenis voor de Latijnse retoriek (stijlrichting) (is niet gelijk aan taalnorm) Loukianos 2e E n.C. Uit Samosate Behoort tot de absolute top van de Griekse literatuur Rondreizende sofist aanvankelijk, daarna meer aandacht aan de literaire proza Schrijft briljant Grieks (niet als moedertaal) Vaak satirische inslag + cynisch Bespotten en parodiëren van filosofie, religie, … Ook de sofistieke beweging wordt bij hem van binnenuit ondergraven Filosofisch proza Geen overzicht van de wijsbegeerte Maar overzicht van de belangrijkste filosofen Voorlopers - Presocratici: tussen wetenschap en filosofie - Sofistiek: toegepaste filosofie - Sokrates Presocratici Ontologie (zijnsleer) Epistemologie (kennisleer) Logica Metafysica Bv Thales, Puthagoras, Herakleitos, Aisopos, Hippokrates van Kos Thales Natuurfilosoof Puthagoras 6e – 5e E v.C. Puthagorisme: leer omtrent reïncarnatie en vegetarisme Herakleitos van Efese 6e – 5e E v.C. Duistere filosoof, intrigerende aforismen Aisopos Geassocieerd met de fabel 6e E v.C. Populairfilosofisch: simpele moraal die onlosmakelijk vasthangt aan dit genre Hippokrates van Kos 5e- 4e E v.C. Bijna puur medische wetenschap Patroon van de geneesheren, tijdgenoot van Sokrates Sofistiek Een sofestes bemoeit zich met de sofia, de wijsheid, niet om natuurwetenschappelijke problemen Bv Gorgias, Protagoras, … uit perifere gebieden Grote invloed op het intellectuele klimaat, als katalysator voor de Demosthenes Sokrates Plato Andere leerlingen van Sokrates Aristoteles Filosofie in het hellenisme Griekse verlichting Mens staat centraal voor hem, niet de natuur Ethiek als wetenschappelijke discipline Zeer uiteenlopend portret van hem: is eerder een literair personage Ter dood veroordeeld: gifbeker Maakte gebruik van de maieutische of sokratische methode 4e E v.C. Leerling van Sokrates Geboren in aristocratische familie Stichting van de Akademie Mens staat centraal Literaire vorm= dialoog Dramatische actie Filosofisch statement Fundamentele interpretatieproblemen Werken van Plato Stilistisch smulwerk 3 perioden: Sokratische periode Middenperiode/bloeiperiode: basis van de ideeënleer Late dialogen: dramatische gehalte vermindert, monologen worden langer en technischer Xenofoon => historiografie Antisthenes (5e – 4e E v.C.) =>grondlegger van de Kunikoi, Cynische school, voorloper van de Stoa (streven naar autarkeia via ascese), latere gekende Kunikoi: Diogenes (4e E v.C.) Aristippos van Kurene (5e – 4e E v.C.) => grondlegger van hedonisme: streven naar hedone, genot 4e E v.C. De homo universalis van de Oudheid Naar Athene, leerling van Plato, aan de Akademie Athene verlaten, leermeester van Alexandros aan het Makedonisch hof Terug naar Athene => school LUKEION stichten = Peripatos (wandelgalerij) Werken van Aristoteles Bewaarde lesnotities, niet voor publicatie bestemd Traktaten met encyclopedische geest en alomvattende wetenschappelijke belangstelling Bv Poetica, Rhetorica, … Vooral in Athene, belangrijkste scholen: - Akademie - Peripatos - Kunikoi - Stoa - Epicurisme - Skepsis Akademie Peripatos Kunikoi Stoa Epicurisme Skepsis Filosofie in de keizertijd Hellenistische poëzie Nieuw cultureel, intellectueel, artistiek en literair klimaat Individuen : / School van Plato evolueert naar een wiskundige instelling Aristoteles’ school wordt school voor wetenschappelijk onderzoek Niet geïnstitualiseerde school bv Menippos: onconventioneel Zenoon volgde zelf les in de Stoa en gaf er dan les in de Stoa Poikile Epikouros (4e -3e E v.C.) stichtte in Athene de tuin: kepos Het hoogste doel was ataraxia, onverstoorbaarheid + latere epicuristen: epigrammen, erotische in de anthologia palatina “men kan niets weten” = purrhonisme Scholen: - Middenplatonisme: bv Ploutarchos (zie historiografie) - Neoputhagorisme: vermenging van de filosofie met de mystieke religie - Aristotelisme: Peripatos begint commentaren te schrijven op Aristoteles - Late Stoa: onderscheid Stoa en Kunikoi wordt moeilijker: bv Marcus Aurelius Antoninus (2e E n.C.) Romeinse keizer - Neoplatonisme= invloed van Puthagoras, Peripatos en Stoa; grote en blijvende invloed op de christelijke filosofie o Grondlegger was Plotinos (3e E) afkomstig uit Egypte o Ioulianos (4e E) Romeinse keizer; tegen Christenen en Kunikoi Individuen: FILOON van Alexandrië of Philo Judaeus, Filoon de Jood, 1e E 1 Overgang van de klassieke periode naar het hellenisme betekent een aardverschuiving. 2 Na de dood van Alexandros: periode van twisten en oorlogen (diadochentijd) 3 Daarna een labiel evenwicht tussen 4 dynastieën waaronder de PTOLEMEEËN (machtsgebied Egypte) 4 Grieken wonen dus niet meer in poleis maar in een imperium +multiculturele samenleving + ontstaan van grootsteden met kosmopolitische allure => nieuwe stadsfenomenen A. Patronaat= mecenaat avant la lettre B. Mouseion (museum) = permanent centrum voor onderzoek en ontwikkeling C. Bibliotheek had als bedoeling alles te verzamelen wat in het Griekse was geschreven Verzamelen Inventariseren en catalogeren Verifiëren en controleren Bestuderen en becommentariëren Evalueren en klasseren Propageren en doceren (encyclopedische vorming) Imiteren en transformeren Alexandrijnse poëzie D. Meer streven naar realisme dan naar idealisme NIEUW TYPE DICHTER Poeta doctus Literarisering van de literatuur Oorspronkelijke functie gaat verloren + l’art pour l’art Alles verdwijnt precies; u verkrijgt een Leescultuur Koine taal en geen zuiver Attisch geen beperking tot 1 genre Alexandrijnse poëzie is Experimenteel Poëticaal/zelfreflecterend Intellectualistisch en subtiel Intertextueel en gelaagd Ironisch en dwars OUDE GENRES, NIEUWE GENRES 1) Epos a. Apollonius van Rhodos: Argonautika 2) Leerdicht 3) Drama a. Menandros en Nieuwe Komedie 4) Hymnen: anders van toon maar in de homerische traditie 5) Elegieën: zeer populair 6) Epigram a. Elegisch distichon b. Ionisch episch accent c. Kort en niet altijd pointe d. Ondergaat een literarisering e. Soorten i. Votiefepigrammen of wij-epigrammen ii. Grafepigrammen iii. Ekfrastische epigrammen iv. Erotische epigrammen v. Spotepigrammen f. Bundelen in bloemlezingen bv Anthologia Palatina (10e E) (Meleagros van Gadara begon in 2e E) 7) Epyllion: klein eposje bv Kallimachos 8) Eidyllion: genretafereeltje; schetsen uit dagelijkse leven in dialoog of monoloog, subgenre van de idylle 9) Bukolische of pastorale poëzie: Theokritos; romantiserende en idealiserende kijk op het landleven, typisch voor stedelingen 10) Mimiambe: mime in iamben; hinkiamben! Korte pseudo realistische scenes uit het dagelijkse leven van de lagere klassen, waarschijnlijk bestemd voor solo voordracht, verbonden met Herodas (3e E) GROOTSTE GELEERDE DICHTERS Kallimachos van Kurene Theokritus Apollonius van Rhodos Figuur en Bewaard in de Anthologia Palatina omtrekgedichten Korte gedichten, later worden ze technopaignia genoemd Kallimachos van 4e – 3e E v.C. Kurene Prototype van de poeta docta 5 hymnen 63 epigrammen Aitia: oorzaken is zijn hoofdwerk Meer dan 4000 elegische verzen Aaneenschakeling van miniatuurtjes, ketting van aitiologische verhalen Verder epyllia en jamben Theokritos 3e E v.C. Geen professioneel geleerde Schepper van de bucolische poëzie 30 bewaarde eidyllia: heterogene vorm en inhoud Liefde centraal Ook nog figuurgedicht en 27 epigrammen Apollonius van 3e E v.C. Rhodos Geboren in Alexandrië Schreef epos Argonautika Schreef ktiseis of stichtingsgedichten Keizertijd: imperium Overgang van het hellenisme naar de keizertijd gebeurt zeer van het proza, geleidelijk. Aanvankelijk republikeins Rome, daarna Romeins historische situering Keizerrijk Machtscentrum wordt Rome Opkomst en globalisering van een afscheuring van het jodendom: beweging rond Jezus van Nazareth, christendom groeit tot staatsgodsdienst: Grieks als cultuurtaal Romeins keizerrijk van Byzantijnse Grieken noemen zichzelf Romeinen, want de naam Augustus tot hellenen/grieken had een slechte naam! Met religieuze connotatie: Ioustinianos, Grieken heiden; dit geldt niet voor de eerste eeuwen van de keizertijd: zie onder Romeins hellenisme en tweede sofistiek => daarom doordrongen van de bewind eeuwenoude en roemrijke traditie, archaïserende taal, genreconventies, levert inhoud.. Griekse en Latijnse literatuur en cultuur vormen een eenheid of op zijn minst continuüm in een tweetalig rijk Literaire proza Twee soorten: 1) Non-fictie: recapitulatie, compilatie en demonstratie: a. Historiografie b. Retoriek c. Filosofie d. Grote doorbraak van de wetenschappen brengen hellenisme tot stilstand: tendens tot encyclopedische Paradoxografie Athenaios van Naukratis Loukianos Literaire poëzie Anthologia palatina Joods christelijke Griekse literatuur Historische situering compilatie e. Taal en letterkunde: er komen belangrijke naslagwerken tot stand bv. SOUDA, taalkundig en zakelijk lexicon f. Hutsepotliteratuur; vergaarbak voor allerlei wetenswaardigheden, anekdotes, citaten, curiosa bv. paradoxografie + Athenaios van Naukratis 2) Fictie: eerste romans en andere entertainment: a. Longos van Lesbos: Dafnis en Cloë, pastorale roman op Lesbos zonder verre avonturen, uitgesponnen bucolisch eidyllion precies b. Ontspanningsliteratuur voor geletterden c. Genre van de roman komt uit de lucht gevallen + invloeden van historiografie, epiek, liefdespoëzie, drama d. Loukianos: liefde ontbreekt, avontuur!! e. Fictieve briefcorpora: epistolografie: geen avontuur maar liefde!! i. Reële brieven ii. Fake brieven 1. Apokriefe teksten 2. Fictieve collecties Neerschrijven van curiositeiten uit de geschiedenis, natuur en geografie 2e – 3e E Sofisten aan banket Ware verhalen Hilarische parodie op het reis en avonturenverhaal, met enkele romaneske topoi, centrale thema van liefde ontbreekt “Poesie aus der Schule” Het doet allemaal zeer schools aan Heropbloei van epos, leerdicht, drama (geen! Klassieken heropgevoerd), hymnen: Orfische hymnen, epigrammen, fabeldicht De hellenistische, imperiale en vroeg byzantijnse bloemlezingen vormden de basis voor een nieuwe collectie, die vormde de basis voor A.P. Historische situering Joods hellenistische literatuur Vroegchristelijke literatuur JODENDOM VAN ALEXANDROS TOT HADRIANUS 1) Jodendom sinds hellenisme verbonden met de Grieks Romeinse geschiedenis 2) Deel van macedonisch rijk 3) Deel van ptolemeeën 4) 2e E v.C. Seleukiden 5) 1ste E v.C. Romeins gezag CHRISTENDOM VAN AUGUSTUS TOT THEODOSIUS Joods hellenistische literatuur Vroeg christelijke literatuur Paulos NT Nieuwtestamentische of apostolische geschriften Hagiografie Apologeten Gnostische en antignostische geschriften Alexandrijnen Klemens Origenes Joodse teksten, religieuze en profane, geschreven in Grieks - De septuaginta: Griekse versie van het OT, LXX 70 was een vertaling van de eerste 5 boeken van de Torah: vertaald in simpel koine vol hebraïsmen + recentere boeken met hellenistische inspiratie, origineel in Grieks geschreven - Andere syncretische geschriften Versmelting joodse en Griekse denken Apologetische literatuur Pseudepigrafische spreukenliteratuur Filosofische / exegetische literatuur: Filoon van Alexandrië Historiografie: Flavius Iosefos Nieuwtestamentische of apostolische geschriften Apologeten Gnostische en antignostische geschriften Alexandrijnen Kerkvaders Christelijke poëzie Auteur van de oudste bewaarde christelijke teksten Geschreven in koine Grieks a. Canonieke geschriften: NT (4 evangelies: Loukas, Markos, Ioannes en Matthaios) , handelingen en brieven, …)1e-2e E b. Apokriefe geschriften: evangelies van bv Petros; handelingen, aanvullingen bij de canonieke geschriften 2e E Heiligleven, vita Vanaf 2e E. Vaak geschreven door bekeerlingen en vanuit een retorische opleiding,men tracht het christelijk geloof rationeel aanvaardbaar te maken, meestal door toenadering met Griekse filosofie en cultuur Vanaf latere 2e E. christelijke auteurs niet alleen tegen heidenen en joden maar ook tegen de tegenstanders binnen het christendom: de ketters: meer nadruk op gnosis (kennis/weten) dan op het geloof (pistis) Alexandrië wordt in 2e en 3e E de christelijke hoofdstad: de Schrift wordt er wetenschappelijk bestudeerd, en voor het eerst christelijke filosofie Twee belangrijke figuren: KLEMENS VAN ALEXANDRIË ORIGENES VAN ALEXANDRIË 2e -3e E Uit Athene Bekeerling Droeg dus een Griekse bagage om de christelijke filosofie te funderen 3e E Kerkvaders Gregorius van Nazianze Christelijke poëzie Leerling van Klemens Eerste systematische theoloog Verrichtte tekstkritisch onderzoek naar het oude testament en verschillende Griekse vertalingen ervan Waaronder Gregorius van Nazianze (4e E) Patrologie of patristiek (studie van de kerkvaders) bestudeert alle vroeg christelijke auteurs die theologische literatuur schreven 4e E Wellicht de grootste literator van de kerkvaders Lange retorische en literaire opleiding Kort optreden als sofist Wordt priester, monnik en bisschop Omvangrijk oeuvre Er zijn talrijke christelijke epigrammen bewaard in de A.P. Latere poëzie is gebaseerd op het intensiteitsaccent