hermenevs

advertisement
HERMENEVS
32e JAARGANG, AFL. 12 — 15 aug. 1961
Antieke kunst in Nederlandse Musea
Een Kalpis in het Museum Meermanno-Westreenianum,
Den Haag.
Griekse vazen ziet men in de musea meestal in grote hoeveelheden
bij elkaar staan. Daardoor wordt de vluchtige bezoeker er dikwijls
van afgeschrikt deze kunstvoorwerpen gedetailleerd te bestuderen.
Maar, het spreekt welliaast vanzelf, rijkelijk wordt ook hier het
geduld beloond van wie wat minder haast heeft.
Het Museum Meermanno-Westreenianum te Den Haag herbergt
een gevarieerde collectie, die lielaas nog door te weinigen bezocht
wordt. Onder meer treffen wij hier een verzameling Egyptische,
Griekse en Romeinse oudheden aan waartussen zich opmerkelijke
stukken bevinden. De Griekse ceramiek wordt vertegenwoordigd
door een klein aantal vazen. Eén der aantrekkelijkste daarvan is
de waterkruik die U hierbij ziet afgebeeld 1. Van een niet heel grote
voet met een rond profiel rijst de breed uitgedraaide vaas op, die
ondanks zijn zware vormen toch allesbehalve een plompe indruk
maakt. Even boven de aanzet van de sierlijk omhoog gekrulde,
horizontaal geplaatste oren, gaan de schouders met een harmonische
glooiing over in de hals. De schenkrand, die een weinig breder is
dan de voet, heeft evenals deze een afgerond profiel. Niet zichtbaar is,
op de foto, het verticale oor aan de achterzijde van de hals.
Een hydria van deze vorm noemt men κÀλπισ. Maar deze benaming is in zoverre niet geheel juist, dat men in de oudheid de
woorden kalpis en hydria door elkaar gebruikt schijnt te hebben
voor waterkruik in het algemeen en dus niet slechts het type met
1 H. 36,2 cm. Br. 29,4 cm. Tentoongesteld op de expositie Huis en Huisraad
in de griekse en romeinse oudheid, Den Haag-Leiden-Breda 1960, cat. no 247.
250
een afzonderlijk opgezette hals hydria noemde, zoals wij dat
gewoonlijk doen. 1
De kalpis van dit model komt op tegen het einde van de zesde
eeuw v.C. De vorm vertoont een ontwikkeling tot in de vierde
eeuw, die vooral neerkomt op een toenemende slankheid. Bij onze
kruik is de breedte van het eigenlijke „lichaam” groter dan de hoogte,
maar in de loop van de vijfde eeuw worden deze dimensies aan elkaar
gelijk en op den duur zal de verticaal het gaan winnen.
De decoratie is in haar eenvoud buitengewoon smaakvol. Van
oor tot oor loopt een purperomzoomde rode band waarop een gestyleerde klimoprank geschilderd is. Binnen het oor is deze band echter
effen rood. De vaas is verder vrijwel geheel zwart gehouden. Slechts
aan één zijde is een figuurschildering aangebracht.
Op de schouder van de kalpis zien wij een licht bewogen zee.
Links springt vrolijk een dolfijn uit de golven op, die een klein schip
volgt waaruit de, merkwaardigerwijze verschillend gerichte, merendeels baardige hoofden steken van vijf roeiers, geleid door een wat
hoger gezeten stuurman. Dit alles is gedaan in de zwartfigurige
techniek, waarbij dus nog niet met rode figuren gewerkt is, maar
met zwarte silhouetten. In wit is een bollend zeil opgeschilderd en
enkele plekjes purper aan mast, steven en boord maken alles nog
wat levendiger. Met fijne, gevoelige lijnen zijn de touwen weergegeven, de zeven (!) roeiriemen zijn ingekerfd en iets minder zorgvuldig behandeld, evenals de golven en enige andere details dit zijn.
In de linkerbovenhoek lezen wij de zinloze inscriptie KONIC:.
Langs de gehele bovenzijde wordt de voorstelling afgesloten door
een granaatappel-motief, een netwerk van door streepjes verbonden
stippen.
Wanneer is de kalpis gemaakt? Wij moeten denken aan de jaren
rond 500 v.C., toen de roodfigurige techniek al een vijfentwintig
jaren beoefend werd maar de zwartfigurige daarnaast nog steeds
populair was. Verschillende trekjes doen ons nog sterk archaïsch aan
— het onderwerp op zichzelf, de koppen van de mannen met hun
spitse baardjes en amandelvormige ogen, het netwerk —, maar de
grote soberheid van de decoratie in haar geheel en de vorm van de
vaas (voet en hals vooral) brengen ons reeds in de richting van de
strenge stijl. Merkwaardig is dan ook in dit verband op te merken,
1 Vgl. G. M. A. Richter - M. J. Milne, Shapes and Names of Athenian Vases,
New York 1935, i2, fig. 81-6; Aristophanes Lysistrata 327, 358; Plutarchus,
Demetrios 53. Kalpis zou een thessalisch woord zijn voor hydria.
251
dat wij voor het model vooral roodfigurige parallelen vinden. Ook
hier is dan de beschildering meestal lioog op de schouder aangebracht. Daarnaast zijn er echter toch ook voorbeelden te noemen
van zwartfigurige vazen die bij onze kalpis aansluiten. Wij bevinden
ons duidelijk in een overgangsfase.
Aan de onderzijde is de kruik rood. Graffiti komen daar niet op
voor. Behoudens enkele afschilferingen en een dunne barst bij de
voet is het exemplaar geheel onbeschadigd tot ons gekomen.
Wil men een dergelijk stuk antieke ceramiek geheel naar waarde
genieten, dan moet men het eigenlijk eens vast kunnen houden,
optillen, draaien en weer rustig voor zich neerzetten. Er gaat dan een
des te grotere bekoring van uit, en men kan zich bovendien verdiepen
in enkele nuttige details die ons iets leren omtrent de wijze waarop
de vaas gemaakt werd. Duidelijk voelt men aan de binnenzijde de
ribbels van het draaien. Ook ziet men, dat de witte opschildering
werd aangebracht vóór de vaas gebakken werd 1.
Het Museum Meermanno-Westreenianum is wel bevoorrecht met
het bezit van dit kunstzinnige en tegelijk zo charmante produkt van
de Attische vaasindustrie uit haar bloeitijd. Misschien zult u in deze
regels aanleiding vinden het stuk zelf eens te gaan zien. De moeite
waard is het zeker.
F. L. BASTET.
1 Een goede korte samenvatting over de techniek in A. Lane, Greek Pottery,
London 1948, 1 ss.
Download