Oefentoets Verzekeren Vraag 1 Het `kort leven risico` is te

advertisement
Oefentoets Verzekeren
Vraag 1
Het ‘kort leven risico’ is te verzekeren met de ............. verzekering.
A. Lijfrenteverzekering
B. Kapitaalverzekering
C. Overlijdensrisicoverzekering
Vraag 2
Welke van onderstaande is juist met betrekking tot vriendendienst en de AVP?
A - Ondanks het ontbreken van aansprakelijkheid biedt de AVP tot een gemaximeerd bedrag dekking
B - De AVP biedt geen dekking, omdat de aansprakelijkheid van de schadeveroorzaker ontbreekt
A
B
Vraag 3
Onder de basisverzekering valt geen?
A. Eerstelijns psychologische zorg
B. Logopedie
C. Meerderjarigen tandzorg
Vraag 4
Waarom is het voor een vrouw die op jaarbasis € 60.000 in loondienst verdient van belang dat zij een excedent
WIA-verzekering sluit?
A. Daarmee krijgt ze een uitkering bij arbeidsongeschiktheid over dat deel van het inkomen dat boven
het maximum daggeld ligt.
B. Met een excedent WIA-verzekering krijgt ze altijd een uitkering van 100% van haar salaris.
C. Een excedent WIA-verzekering zorgt voor een aanvulling tot 70% van het oude WAO-niveau.
Vraag 5
Wanneer krijgt iemand een WGA-uitkering?
Indien de werknemer voldoet aan de referte-eis (26 uit 36 weken voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid
gewerkt), tussen 35 en 80% arbeidsongeschikt en twee jaar wachttijd (doorbetaling werkgever)
Vraag 6
Welke uitspraak is het meest juist?
A. Voor een werknemer die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, moet de werkgever altijd voor de
werknemer een andere plek binnen het bedrijf zoeken
B. De WIA uitkering eindigt indien iemand wordt verdacht van een moord
C. De WIA uitkering eindigt wanneer iemand voor langer dan 3 maanden naar het buitenland vertrekt
waaraan de uitkering niet kan worden overgedragen
D. De WIA uitkering eindigt ALTIJD wanneer iemand 65 jaar is geworden
Vraag 7
Rose is door een ongeval arbeidsongeschikt geworden. Ze kan haar functie als Communicatie Manager niet
meer vervullen. In die functie verdiende Rose 44.000 euro.
De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat Rose nog zou kunnen werken als:
- Secretaresse: 27.000 euro (gangbaar)
- Commercieel medewerkster: 28.000 euro (passend)
- Telefoniste: 19.200 euro (gangbaar)
Voor hoeveel procent is Rose arbeidsongeschikt?
A. 38 procent
B. 56 procent
C. 36 procent
Vraag 8
Daniëlle (14 jaar) gaat de hond van haar oom Piet uitlaten. In het park komt ze een paar meisjes uit haar klas
tegen die haar al meerdere keren gepest hebben. Daniëlle bedenkt zich niet en zegt tegen de hond "kom op
Rambo pak ze!" De hond is goed afgericht en doet wat Daniëlle zegt en bijt een van de meisjes in haar arm. Wie
wordt aansprakelijk gesteld voor de schade?
A. De ouders van Daniëlle (6:169 bw)
B. Oom Johan, hij is de eigenaar van de hond (6:179 BW)
Vraag 9
a. Geef een voorbeeld wanneer de wachttijd voor een rechtsbijstandverzekering niet geldt.
Bij een verkeersongeval, bij verhalen van de schade n.a.v. een inbraak.
b. Hoe lang is deze wachttijd meestal? 3 maanden
Vraag 10
Wanneer is het van belang dat een huurder een bedrag aan opstal verzekerd? Hoe noemen we dit?
Indien de huurder zelf verbeteringen aan de huurwoning heeft aangebracht zoals een andere keuken.
Huurdersbelang.
Vraag 11
Wie valt NIET onder de Ziektewet?
A. Werknemers met een tijdelijk contract, die nog geen 104 weken ziek zijn als de arbeidsovereenkomst
eindigt
B. Zieke werknemers, die werken op basis van oproep- of uitzendovereenkomst, nulurencontracten,
flexibele arbeidscontracten etc, zodra de arbeidsovereenkomst eindigt
C. Zieke werknemers bij een dreigend faillissement van de werkgever
D. Zieke werklozen, dus WW-gerechtigden die ziek worden, na 13 weken ziekte
Vraag 12
Streep door:
Bij een nabestaanden/halfwezen/wezen uitkering geldt geen inkomenstoets
Vraag 13
Een nabestaandenuitkering eindigt wel/niet wanneer iemand 65 jaar is geworden
Vraag 14
Welke uitspraak is het meest juist?
A. Het indemniteitsbeginsel betekent dat er nooit meer mag worden uitgekeerd dan de werkelijke
schade en geldt alleen voor schadeverzekeringen.
B. Het indemniteitsbeginsel betekent dat er niet meer mag worden uitgekeerd dan de werkelijke schade
en geldt voor schade- en levensverzekeringen
C. Het indemniteitsbeginsel betekent dat er in beginsel niet meer mag worden uitgekeerd dan de
werkelijke schade en geldt voor alle schadeverzekeringen m.u.v. ongevallenverzekeringen
D. Geen van bovenstaande is juist
Vraag 15
Leg uit bij wat voor soort verkeerongelukken art.185WVW speelt en welke partij wordt beschermt.
Bij ongelukken tussen niet gemotoriseerde en gemotoriseerde verkeersdeelnemers. De zwakkere niet
gemotoriseerde verkeersdeelnemer.
Vraag 16
Leg uit waarom de compensatie voor de te hoge kosten in een woekerpolis volgens de Wabeke-norm vanuit de
verzekeraar een ‘wassen neus’ is.
De compensatie is een percentage over de belegde waarde en niet een maximaal percentage van de kosten
ten opzichte van de premie. Bij een maximum van 2,85% volgens de compensatieregeling kunnen de kosten
ten opzichte van de ingelegde premie vaak nog tot 30% oplopen.
Vraag 17
Geef zowel bij de opstal- als inboedelverzekering een voorbeeld van een verhoogd risico op grond waarvan de
verzekeraar meer premie vraagt en een voorbeeld waarbij de premie wordt verlaagd.
Opstal: wanneer het pand een rieten dak heeft. Inboedel: wanneer de woning geen modern hang- en
sluitwerk heeft.
Oefentoets Pensioen
Vraag 1
Een werkgever zegt geen pensioenuitkering te doen op basis van de hoogte van de pensioengrondslag en de
duur van het dienstverband.
Op welke van onderstaande regelingen is dit van toepassing?
A. Een eindloonregeling
B. Een middelloonregeling
C. Een beschikbare premieregeling
Vraag 2
Wat is de verhouding van de jaarruimte voor lijfrenteaftrek van een IB-ondernemer die niet meedoet aan de
oudedagsreserve ten opzichte van een werknemer?
A. Die is kleiner
B. Die is gelijk
C. Die is groter
Vraag 3
Wat bepaalt de Wet verevening Pensioenrechten bij (ect)scheiding?
A. Dat het bijzonder nabestaandenpensioen toekomt aan de ex-partner
B. Dat 50% van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde ouderdomspensioen moet worden
gedeeld met de ex-partner.
C. Dat 50% van het opgebouwde ouderdomspensioen tijdens de huwelijkse periode aan de ex-partner
mag toekomen.
Vraag 4
Voor welk van onderstaande pensioenen wordt opbouw momenteel niet meer fiscaal gefaciliteerd?
A. Een overbruggingspensioen
B. Een nabestaandenpensioen
C. Een arbeidsongeschiktheidspensioen
Vraag 5
Een werknemer heeft, als hij wisselt van werkgever, twaalf jaar deelgenomen aan de pensioenregeling bij zijn
oude werkgever. Het betrof een middelloon regeling. Bij aanvang van deelname was zijn inkomen € 16.000
bruto per jaar. Na vijf jaar kreeg hij een loonsverhoging van € 3.000 bruto per jaar en vijf jaar later eenzelfde
loonsverhoging. Het opbouwpercentage van de regeling is 1,9% per jaar en de gehanteerde franchise bedraagt
€ 13.000.
Hoe groot is de tijdsevenredige aanspraak (TEP) van deze werknemer bij ontslag?
A. € 1.197
B. € 1.368
C. € 2.052
5 x (€ 16.000 - € 13.000) x 0,019 + 5 x (€ 19.000 - € 13.000) x 0,019 + 2 x (€ 22.000 - € 13.000) x 0,019 =
€ 285 + € 570 + € 342 = € 1.197
Vraag 6
a. Mark bouwt geen pensioen op bij zijn werkgever. Hij verdiende in 2011 € 40.000,- bruto op jaarbasis,
en in 2012 naar verwachting € 45.000,- overige belastbare inkomsten in box 1.
De franchise voor lijfrente bedraagt € 12.000
Hoe groot is zijn maximale lijfrenteaftrek voor 2012?
(€ 40.000 - € 12.000) x 0,17 = € 4.760
b. Stel dat Mark wel aan een pensioenregeling zou deelnemen met een aangroei van € 450 p/jr.
Hoeveel bedraagt dan zijn maximale fiscale jaarruimte over 2012?
€ 4.760 – (7,5 x € 450) = € 1.385. Ofwel € 1.385 / 12 = € 115,41 max. per maand beschikbaar voor
lijfrente premie/inleg
Vraag 7
a. Hoeveel pensioen mag maximaal worden opgebouwd? Niet meer dan 100% van het loon.
b. Wat wordt verstaan onder een onzuivere pensioenregeling en wat is daarvan het gevolg?
Een pensioenregeling die fiscaal niet voldoet doordat deze als bovenmatig wordt beschouwd, door
een niet erkende pensioenuitvoerder wordt uitgevoerd of anderszins fiscaal niet voldoet.
Gevolg is dat de fiscale omkeerregel niet meer van toepassing is.
Vraag 8
Sander van Emmen (45 jaar) is net aan een nieuwe baan begonnen. Sander werkt
als chef redacteur bij een uitgeverij. Sander heeft een goed pensioengevend salaris
van EUR 55.000,- en een redelijke pensioenregeling.
Van de pensioenregeling is het volgende bekend.
- Uitkeringsovereenkomst op basis van middelloon.
- De franchise is gebaseerd op de AOW voor een alleenstaande (EUR 12.950,-).
- 2% OP
- De pensioenleeftijd is 65 jaar.
- Sander heeft bij vorige werkgevers EUR 12.000,- aan pensioen opgebouwd.
Welk bedrag aan ouderdomspensioen (exclusief AOW) kan Sander op basis van
bovenstaande gegevens tegemoet zien als hij 65 jaar wordt? Laat de berekening zien.
A. EUR 14.600
B. EUR 26.600
C. EUR 28.820
D. EUR 34.000
(€ 55.000 - € 12.950) x 20 x 0,02 = € 16.820
€ 16.820 + € 12.000 = € 28.820
Vraag 9 (vervolg van 8)
a. In de nieuwe pensioenregeling bestaat recht op 70% nabestaandenpensioen(NP). Hoeveel bedraagt
deze? € 16.820 x 0,7 = € 11.774 NP
b. Het wezenpensioen(WzP) bedraagt 14%. Hoeveel bedraagt deze en tot welke leeftijd wordt deze
doorgaans uitgekeerd? € 16.820 x 0,14 = € 2.354,80 WzP
Vraag 10
Noem 5 evenementen/life-events die tot een pensioentekort kunnen leiden.
Verandering van baan, scheiding, ontslag, parttime werken, wonen/werken in het buitenland, verschillende
pensioenverzekeraars, afstempelen van pensioen i.v.m. lage dekkingsgraad.
Vraag 11
Iedere actieve deelnemer betaald ongeacht geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, inkomen en gezondheid een
gelijk deel van het salaris af aan zijn/haar pensioen. Dat betekent dat de deelnemers het gemeenschappelijke
belang van de oudedagsvoorziening onderschrijven, ten gunste van de groepsleden, maar soms ten koste van
zichzelf.
a. Hoe noemen we in dit kader de premie voor de oudedag? Doorsneepremie
b. Bovenstaande geldt alleen voor:
A. AOW
B. Ouderdomspensioen
C. Lijfrente
c. Hoe noemen we de 2e zin? En voor welke bovenstaande oudedagsvoorziening is deze van toepassing?
Solidariteitsbeginsel. Op de AOW en ouderdomspensioen.
Vraag 12
Geef aan of onderstaande stellingen juist of onjuist zijn:
a. Alle premies die dit jaar worden betaald voor de AOW zijn voor de uitkeringen van volgend jaar, deze
wijze van financiering noemen we het omslagstelsel. Juist
b. Deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds is altijd verplicht. Onjuist (vaak wel)
c. Mannen betalen bij een pensioenverzekeraar minder premie dan vrouwen omdat er minder lang
ouderdomspensioen hoeft te worden uitbetaald dan bij vrouwen die langer leven. Onjuist
d. Een eindloon pensioen is altijd beter dan een middelloon pensioen. Onjuist
e. Met een beschikbare premieregeling kan evenveel pensioen als met een middelloon regeling worden
opgebouwd. Juist
f. De minimale franchise voor lijfrente is lager dan bij pensioen. Juist
g. Bij een ingegaan pensioen mag bij scheiding het nabestaanden pensioen worden uitgeruild voor een
hoger ouderdomspensioen. Onjuist
Download