41 Wat is metabolisme? Samenvatting Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van metabolisme. Anatomisch is het een netwerk van paden, zoals het stratenplan van een stad, waarlangs het verkeer van moleculen (metabolieten) naar alle gewenste bestemmingen gaat. We onderscheiden katabolisme (de afbraak en verbranding van biomoleculen) van anabolisme (de opbouw van biomoleculen uit bouwstenen). Functioneel is metabole flux belangrijk: dit is de intensiteit van het metabolietenverkeer die overeen moet stemmen met de behoeften van het lichaam. Hierbij worden drie doelstellingen bereikt: het leveren van voldoende energie (ATP), het leveren van voldoende bouwstenen en het leveren van reducerend vermogen (NADPH) voor reductieve biosynthese. Belangrijk is dat de metabole flux geregeld wordt tot het gewenste niveau. Dit gebeurt dankzij flux-controlerende enzymen waarvan het aantal of de activiteit kan veranderen door de inwerking van hormonen op de cel. In dit verband bekijken we aangeboren ziekten van het metabolisme (inborn errors of metabolism) die niet alleen de flux verstoren, maar ook metabolieten kunnen doen opstapelen. 2.1Inleiding – 43 2.2Wat is metabolisme? – 44 2.3Metabolisme is een groot actieterrein – 47 2.4Metabole paden – 48 2.5Metabole flux – 48 2.6Anabole en katabole wegen – 51 2.6.1Katabolisme – 51 2.6.2Anabolisme – 53 2.7Ribonucleotiden als metabole dragers – 54 2.7.1ATP – 56 2.7.2NADH, NADPHen FADH2 – 59 F. C. Schuit, Leerboek metabolisme, DOI 10.1007/978-90-368-0620-6_2, © 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV 2 2.7.3Co-enzym A – 60 2.7.4Andere dragers – 61 2.8Het metabolisme wordt intensief geregeld – 62 2.8.1Regeling van de hoeveelheid parallel werkende enzymmoleculen – 63 2.8.2Regeling van de enzymactiviteit – 63 2.8.3Regeling van de toegankelijkheid van het enzym voor het substraat – 65 2.8.4Beperken van diffusieafstanden en ongewenste reacties – 65 2.8.5Verdeling van metabole paden over celcompartimenten – 66 2.9Stofwisselingsziekten – 68 2.10Metabool onderzoek – 71 2.11Metabolisme op het internet – 73 Literatuur – 75 2.1 • Inleiding 43 2.1Inleiding Een biochemicus die een bepaalde reactie van een levende cel in een reageerbuis wil nabootsen, zal condities kiezen waarbij alleen de gewenste reactie doorgaat, terwijl alternatieve reacties vermeden worden. Er zullen remmers van andere mogelijke reacties worden toegevoegd of de externe voorwaarden (hoge temperatuur, extreme pH, sterke concentratieverschillen) doen het evenwicht van de reactie in de gewenste richting schuiven. In een levend organisme (in vivo) gebeurt de reactie die men in de reageerbuis (in vitro) wenst na te bootsten dus ook, maar meestal veel efficiënter. Het merkwaardige is dat de omstandigheden in die levende cellen heel mild zijn (neutrale pH, lage druk en lichaamstemperatuur, lage concentratie substraat). Wat nog meer verbaast is dat er in hetzelfde organisme op hetzelfde moment honderden andere soorten reacties tegelijk gebeuren! Het wonderlijkste in deze zaak is dat al deze reacties blijkbaar op geordende manier plaatsvinden, zonder dat ze elkaar storen, afzwakken of op een andere manier in de war brengen. In de levende cel lijken de honderden chemische reacties die tegelijkertijd optreden, te werken als de muzikanten in een orkest dat een grootse symfonie op dynamische wijze vertolkt. Blazers, strijkers, slaginstrumenten zijn op elkaar ingespeeld. Elke speler heeft zijn taak, die staat uitgeschreven in de partituur. De dirigent geeft aan wanneer ritme, tempo en volume moeten veranderen. In dit boek maakt de lezer kennis met de enzymen – die de metabole spelers van het orkest zijn – en de metabolieten – die een complexe moleculaire stroom veroorzaken zoals geluid in muziek. Reacties zijn in logische groepen geordend tot metabole paden die ergens naartoe leiden en het organisme tot een bepaald nut zijn. Het zal ook blijken dat – net zoals er tijdens de concertuitvoering nu eens fortissimo, dan weer piano gespeeld wordt – ook het metabolisme onderhevig is aan sterke veranderingen, zodat de intensiteit van de chemische reacties harmonisch wordt afgestemd op de behoefte van het organisme. Hormonen in de bloedbaan treden op als dirigenten en instrueren de cel om sommige reacties en zelfs complete metabole paden intensief en andere tijdelijk niet te gebruiken. In feite draait het metabolisme rond het gegeven van metabole flux en de precieze regeling ervan, omdat foute regeling zal leiden tot disfunctie en ziekte. Maar niets is perfect in de natuur, dus ook het orkest van de cel maakt kleine en soms ook grote fouten. Deze fouten kunnen toevallig zijn, of – wanneer de partituur een verkeerde DNA-base bevat – gevolgen hebben uiteenlopend van een systematische onvolkomenheid die niemand opmerkt tot een catastrofale vergissing die de cel, een orgaan of een organisme vroegtijdig doet sterven. Daarom zijn er talrijke raakpunten tussen metabolisme en ziekten of ziekteprocessen. Sommige aangeboren fouten van het metabolisme – die we groeperen onder de naam stofwisselingsziekten – illustreren dit principe. We keren aan het einde van dit hoofdstuk terug naar de biochemicus die te weten wil komen hoe het moleculaire orkest werkt en – als er iets is misgegaan – waar de fout zit. Daarvoor zijn speciale technieken nodig van metabool onderzoek. Leerdoelen 55 55 55 55 55 55 de betekenis begrijpen van ‘metabole paden’ en ‘metabole flux’; anabolisme kunnen plaatsen naast katabolisme; de positie van adenineribonucleotiden in het metabolisme kennen; belangrijke mechanismen van metabole regeling begrijpen; het begrip inborn error of metabolism (stofwisselingsziekte) begrijpen; inzicht hebben in enkele methoden van metabool onderzoek. 2 44 Hoofdstuk 2 • Wat is metabolisme? Studeeraanwijzing 2 Voorkennis van ‘biomoleculen’ is noodzakelijk (7 H. 1). Met deze voorkennis wordt de tijdsbesteding aan de kernleerstof van dit hoofdstuk geschat op 10 uur. 2.2Wat is metabolisme? Definitie Metabolisme is het collectief van chemische reacties in een levend organisme, dat als doel heeft om dat organisme gezond te houden. Een normaal verlopend metabolisme verzekert dat het individu zich normaal kan ontwikkelen, zich adequaat kan voortplanten en een normaal leven kan leiden. Dit collectief is veel meer dan een optelsom van een groot aantal chemische reacties. Er bestaat namelijk een diepgaande integratie waarbij het belang en de intensiteit van individuele chemische reacties zijn afgestemd op de gelijktijdige werking (of niet-werking) van alle andere, om zo het belang van het individu en van de soort te dienen. Deze bijna perfecte concertering is het resultaat van een lange weg van evolutie, waarin het metabolisme van een bepaalde levensvorm zich heeft aangepast aan de bijzondere omstandigheden (klimaat, beschikbaar voedsel) waarin deze soort leeft. Soorten co-evolueren vaak met hun voedsel; we denken hier in het bijzonder aan de fruit producerende planten en de dieren die dit fruit eten, met een evident voordeel voor beide soorten. Homo sapiens is in de enkele millennia van zijn recente bestaan door zijn kleren, huizen, landbouw, veeteelt, visvangst en voedingsindustrie een buitenbeentje geworden onder alle levensvormen, omdat hij zich daardoor als soort heeft weten te handhaven in de meest diverse niches van onze planeet. Veel mensen, vooral in de geïndustrialiseerde wereld, zijn zich steeds beter gaan beschermen tegen fluctuaties in hun leefomstandigheden (voedselschaarste, extreme koude), zodat het metabolisme zich minder hoeft aan te passen in de omstandigheden van onze cultuur dan in de wilde natuur. Metabolisme wordt vaak onderverdeeld in katabolisme en anabolisme. Daarbij gaat katabolisme over de afbraak van macromoleculen tot de bouwstenen waaruit ze zijn opgebouwd en de verbranding van deze bouwstenen, met als doel hier nuttige (chemische potentiële) energie uit te halen. Anabolisme is een energievragend proces, waarbij de eerder vermelde bouwstenen worden aaneengeschakeld tot macromoleculen zoals eiwitten, nucleïnezuren, glycogeen en triglyceriden. Metabolisme wordt ook onderverdeeld in metabole paden, wegen die gezien kunnen worden als een aaneenschakeling van chemische reacties die van een beginpunt vertrekken en ergens op een concreet eindpunt aankomen. Het belangrijkste deel van de verklaring voor het harmonisch plaatsvinden van het collectief van reacties (zie de vergelijking met een orkest in de inleiding) is dat bijna alle chemische reacties van het metabolisme worden gekatalyseerd door specifieke enzymen. Zoals eerder besproken (7 par. 1.6), zijn enzymen uitermate efficiënte katalysatoren, die een bepaalde reactie een miljoen maal of meer kunnen versnellen. Bovendien zijn deze katalysatoren zeer kieskeurig in de keuze van het type reactie dat zij versnellen. Bovendien zijn enzymen regelbaar door factoren die het orkest van chemische reacties op een dynamische wijze laten verlopen, ten dienste van de actuele noden of behoeften van het organisme. 2.2 • Wat is metabolisme? 45 Het metabolisme van een organisme draait in feite om drie centrale gegevens: 1.Het genereren van voldoende nuttige energie om alle levensfuncties naar behoren te kunnen uitvoeren; de pasmunt voor energievragende processen is ATP; het leveren van voldoende ATP is de globale doelstelling van het katabolisme. 2.Het verzamelen van alle nuttige bouwstenen (hetzij door ze zelf te maken, hetzij door ze uit de voeding op te nemen), met de bedoeling om versleten moleculen te vervangen door nieuwe, of om netto nieuwe moleculen bij te maken voor de groei. 3.Het genereren van reducerend vermogen (NADPH) voor reductieve biosynthese. >>Merk op dat doelstelling 1 direct verbonden is aan katabolisme en doelstellingen 2 en 3 de essentie zijn van anabolisme. Wat het energieverbruik van een organisme betreft kan onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het basaal metabolisme of basale metabole snelheid (basal metabolic rate of BMR in de Engelstalige literatuur), die nodig is voor het onderhoud van de levensfuncties, en anderzijds twee andere uitgaven: a.de energie die nodig is om voedsel te verteren, op te nemen en te assimileren in het metabolisme (deze energie wordt grotendeels uitgegeven door het spijsverteringsapparaat); b.de energie die uitgegeven wordt door de skeletspieren wanneer deze arbeid verrichten. Meer dan 60% van de energie-uitgave van het basale metabolisme gebeurt door vier vitale organen (lever, hersenen, nieren en hart), dit om het lichaam in leven te houden. De energieuitgave gaat naar mechanische arbeid (pompfunctie van het hart), ionenpompen (resorptie en excretie in de nier en elektrische excitatie van neuronen) en chemische synthese in de lever. In de natuur zijn sommige dieren in staat om hun basale metabolisme in een soort slaaptoestand te houden zo lang ze geen voedsel vinden. Op het moment dat er voedsel gevonden wordt, zal het metabolisme uit de slaap ontwaken en enorm versnellen. Voorbeelden hiervan zijn slangen en spinnen, die vele maanden kunnen hongeren om vervolgens een naar proportie gigantische maaltijd te verorberen. Evolutie De metabole adaptatie van grote en kleine dieren Er bestaat een relatie tussen de grootte van een organisme, de hoogte van het basale metabolisme en de levensduur van deze soort (Speakman, 2005). De relatie zegt dat grote dieren een trager basaal metabolisme hebben en langer leven. Biologen proberen al meer dan honderd jaar een wetmatig verband te formuleren tussen de intensiteit van de basale metabole snelheid per kilogram lichaamsgewicht (BMR) en het lichaamsgewicht (BM; body mass). Over de precieze formule bestaat nog discussie (White & Seymour, 2005), maar een benadering is: BMR = BM-0,7. De kerngedachte is dat dieren hun energie dus niet uitgeven naar rato van het aantal kilo’s dat ze wegen, maar relatief minder naarmate ze groter zijn. Proportioneel geeft een dier van 10 kg lichaamsgewicht per kilogram maar half zo veel uit aan basaal metabolisme als een dier van één kilogram. Op dezelfde wijze spendeert een dier van 100 kg per kilo maar half zo veel als een dier van 10 kg enzovoort. Deze relatieve daling is een goede zaak en misschien wel een door de evolutie gestroomlijnd proces, vanwege de relatie tussen oppervlak en inhoud. Dit is het eenvoudigst te begrijpen met het simpele model van een bol. Een grote bol met een tweemaal grotere straal dan een kleine bol heeft een achtmaal zo groot volume (gewicht) maar slechts een viermaal zo groot oppervlak. Als per kilogram massa dezelfde warmte wordt geproduceerd, moet het oppervlak 2 46 2 Hoofdstuk 2 • Wat is metabolisme? van de grote bol tweemaal meer warmte per seconde afgeven per vierkante meter oppervlak dan de kleine en dat kan fysisch onmogelijk zijn. Dit probleem wordt vermeden door de massa in de grote bol minder warmte te laten produceren. Hetzelfde geldt op het niveau van cellen, wat verklaart waarom cellen beperkte afmetingen kunnen hebben. In deze oppervlakte/inhoudrelatie speelt naast warmte-uitwisseling uiteraard ook de uitwisseling van ionen, metabolieten, zuurstof enzovoort een analoge rol. Conclusie: een groot dier heeft een relatief klein oppervlak per kilogram lichaamsgewicht en zou dus oververhitten als de basale metabole snelheid niet proportioneel zou dalen met de dalende oppervlakte/inhoudsverhouding. Omdat de levensduur naargelang het lichaamsgewicht met dezelfde proportie verlengt als de metabole snelheid daalt (dus een dier van 100 kg leeft ongeveer de helft langer dan een dier van 10 kg enzovoort), werd oorspronkelijk gedacht dat één gram weefsel in een klein of een groot dier ongeveer evenveel energie heeft verbrand voordat het dier sterft. Dit blijkt echter niet waar te zijn, want kleine dieren spenderen over een totaal leven per gram weefsel meer energie dan grote (Speakman, 2005). Een onderliggende verklaring voor de kortere levensduur van organismen die intens verbranden is de zuurstofradicaalhypothese van weefselaftakeling en celdood, die stelt dat verbranding van brandstof in cellen schadelijke zuurstofmoleculen doet ontstaan die de cel langzaam maar zeker beschadigen. We komen hierop terug in 7 par. 5.9, waar de reductie van zuurstof tot water wordt behandeld in de context van ATP-synthese. Een van de voorspellingen van deze hypothese, namelijk dat calorische restrictie leidt tot een langer leven, wordt inderdaad ondersteund door talrijke experimenten (Bordone & Guarente, 2005), maar de interpretatie van deze gegevens is niet eenvoudig (Piper & Bartke, 2008). Vrij grote afwijkingen van de wet die het verband legt tussen basale metabole snelheid en lichaamsgewicht worden gezien bij slangen en spinnen (Glazier, 2009). Opvallend is dat deze koudbloedige dieren een zeer flexibel metabolisme hebben in de zin dat ze zeer onregelmatig (soms met extreem lange tussenpozen) verhoudingsgewijs enorme maaltijden eten. Dit veronderstelt een groot metabool aanpassingsvermogen, waarbij er tijdens de pauzes tussen maaltijden een energiezuinig metabolisme bestaat en anderzijds, tijdens de vertering van de maaltijd, het metabolisme als het ware een metamorfose ondergaat en extreem (tot 40 maal of meer) versnelt. De python is een goed voorbeeld van plasticiteit van het metabolisme (Secor & Diamond, 1998). Het dier activeert na het vangen en opeten van een prooi zijn (slapende) spijsverteringsapparaat. Het gehalte van cholecystokinine, een hormoon van de darmtractus, stijgt meer dan 50 maal in het bloed en dat van plasmatriglyceriden meer dan 150 maal. Het gevolg is een metamorfose van de activiteit van het spijsverteringssysteem, waarvan de massa (eten niet meegerekend) binnen 24 uur verdubbelt (Secor & Diamond, 1998). Deze veranderingen zijn mogelijk dankzij een sterke verhoging van de expressie van ionenkanalen (Helmstetter et al., 2009). Het gilamonster (Heloderma suspectum, een giftige hagedis) heeft hiervan een variant ontwikkeld: het dier produceert in zijn speekselklieren exendine-4, een zeer krachtige analoog van glucagon-like peptide 1. Omdat exendine-4 de werking van insulineproducerende bèta-cellen verbetert (Goke et al., 1993) en deze cellen kan doen prolifereren, is dit een potentieel mechanisme om het slapende anabolisme van dit dier te doen ‘ontwaken’ zodra voedsel gegeten wordt. Exendine-4 wordt nu als geneesmiddel gebruikt bij patiënten met type-2-diabetes (Drucker, 2005). 2.3 • Metabolisme is een groot actieterrein 47 2.3Metabolisme is een groot actieterrein Het metabolisme is een van de grootste en meest vergende complexe levensfuncties in alle organismen. Het is een zó grote taak, dat veel parasieten het vermogen hebben ontwikkeld om de inspanning van het organiseren van een goed werkend metabolisme over te laten aan de gastheer van wie ze profiteren. Metabolisme is tevens een zaak van leven of dood op elk moment van het bestaan. Elke specialist zal dit natuurlijk over zijn terrein beweren, dus waarom zou u de titel van deze paragraaf zomaar geloven? De stelling kan echter verdedigd worden door te kijken naar het aandeel van alle genen waarvan iets bekend is over hun functie. Het aandeel van deze ‘gekarakteriseerde genen’ dat codeert voor metabool relevante producten (meestal enzymen, of hun regulatoren) is verbazingwekkend groot. Inderdaad heeft pakweg 25% van alle genen met bekende functie iets te maken met de opdracht om het metabolisme in goede banen te leiden en de nodige flexibiliteit te geven rond het gegeven of voedsel gevonden wordt of niet; of de omgevingstemperatuur daalt of stijgt; of een infectie moet worden overwonnen; of er melk geproduceerd moet worden voor een baby enzovoort. Dit maakt metabolisme tot een complex onderwerp waarvan de kennis en het inzicht nu al bijzonder uitgebreid zijn door een kolossaal aantal wetenschappelijke studies: ‘metabolism’ komt als zoekterm in PubMed (6 juni 2014) in iets meer dan 6,1 miljoen wetenschappelijke artikelen voor, wat 25% is van alle (± 25 miljoen) in PubMed opgenomen artikelen. Dit percentage klopt dus goed met het aandeel van metabole genen in het totale genoom. Anderzijds heerst de indruk onder wetenschappers dat – hoewel de meeste metabole paden en hun afzonderlijke reacties inmiddels wellicht zijn ontdekt – men nog maar aan het begin staat van het begrijpen hoe het orkest als geheel werkt en hoe het misloopt in veelvoorkomende ziekten. De complexiteit van het ‘orkest’, iets waarvoor het DNA van onze soort circa vijfduizend genen inzet, is dan ook overweldigend. Het probleem wordt nog groter op eiwitniveau, aannemende dat een gemiddeld gen tien verschillende eiwitvarianten kan afleveren. Dit boek heeft niet de bedoeling om gedetailleerde kennis over tienduizenden eiwitvarianten te leveren. Zulke kennis veroudert trouwens en geeft weinig inzicht in hoe het geheel werkt. Er zal getracht worden een ruwe schets van het geheel neer te zetten, waarbij evolutionair sterk bewaarde fenomenen en fenomenen die medische betekenis hebben (impact op ziekteprocessen, rol bij preventie, diagnose of therapie van ziekten) de meeste aandacht krijgen. Hooguit een paar procent van de metabole genen en hun producten zal in dit boek bij naam worden genoemd; slechts van een deel daarvan zal meer dan de naam worden vermeld. Het onderwerp is dus gewoon te groot om in zijn totaliteit en in detail in één boek te bevatten. Het functioneel indelen van duizenden genen van een genoom gebeurt meer en meer door bio-informatici en via de Gene Ontology-classificatie (GO) (Lomax, 2005). Dit is een computergestuurd klassement van duizenden genen over de grote celfuncties. Naarmate er meer genoomsequenties bestudeerd zijn, wordt deze informatie steeds completer en preciezer (Reeves et al., 2009). Zie ook de website 7 http://www.geneontology.org/. Zelfs wanneer we eiwitsynthese en aanmaak van nucleïnezuren niet meetellen (dit is eigenlijk anabolisme, maar het zijn in GO-annotaties aparte klassen), is het metabolisme, met zijn aandeel van ongeveer 25% van alle genen met bekende functie, veruit de grootste klasse. Opvallend is dat dit hoge percentage zowel gevonden wordt in het primitieve genoom van de gist Schizosaccharomyces pombe (Wood et al., 2002), als in het rijstgenoom (Goff et al., 2002) en het menselijk genoom (Lander et al., 2001). 2 48 Hoofdstuk 2 • Wat is metabolisme? 2.4Metabole paden 2 In laboratoria zie je nog wel eens een ‘metabole landkaart’ als poster aan de muur hangen. Vroeger dienden deze posters als geheugensteun voor onderzoekers, maar ze zijn nu wat achterhaald door uitstekende websites zoals de Kyoto Encyclopedia of Genes & Genomes, afgekort KEGG (7 http://www.kegg.jp/kegg/pathway.html#metabolism). Op poster en website is het totaaloverzicht van metabolisme op het eerste gezicht een kluwen (. figuur 2.1) die ofwel een nietszeggende warboel is waartegenover men volkomen onverschillig staat, ofwel een voorwerp van kopzorg in verband met het naderende examen. Gelukkig zal de geoefende toeschouwer heel wat minder moeite met deze kaart hebben. Er zit immers veel structuur en logica in; de afzonderlijke reacties houden verband met elkaar en eigenlijk vormen alle reacties samen een logisch geheel. De opeenvolgende hoofdstukken hebben als globale opzet om logische en functioneel belangrijke delen van het metabole netwerk als afzonderlijk studieobjecten te analyseren. In 7 H. 11 en 12 komen de onderdelen weer bijeen, eerst tijdens de bespreking van voeding en aan het einde van het boek als geïntegreerd lichaamsmetabolisme dat ontspoort bij suikerziekte en obesitas. Een schema van een eenvoudige metabole weg is te zien in . figuur 2.2. Als het acht chemische bewerkingen kost om stof A (de metabole voorloper) om te zetten in stof I (het eindproduct), dan houden deze acht stappen verband met elkaar: ze vormen een metabole weg. Het is belangrijk om te beseffen, dat elk van de stappen zijn eigen plaats op de weg kent: de volgorde is dus niet willekeurig, want metabole paden hebben een vastliggende structuur. Opmerkelijk is ook dat een dergelijke structuur evolutionair doorgaans bijzonder sterk bewaard is gebleven van bacterie tot mens. Uiteraard bestaan er metabole wegen die slechts in een deel van de levende natuur aanwezig zijn. Zo wordt de fotosynthese alleen uitgevoerd door planten en bepaalde algen, de synthese van een deel van de aminozuren wordt niet uitgevoerd door de mens, maar wel door bacteriën. Ammoniak wordt op verschillende manieren uitgescheiden in gewervelde dieren (ammoniak in vissen, urinezuur in vogels, ureum in zoogdieren). Dit boek concentreert zich op paden die ofwel universeel aanwezig zijn in de natuur, ofwel een bijzondere plaats innemen in het metabolisme van de mens. 2.5Metabole flux Definitie Met metabole flux wordt bedoeld: de hoeveelheid moleculen van een bepaalde metaboliet, die per tijdseenheid per cel langs een bepaald punt van het metabole pad passeert. Flux heeft hier dus dezelfde betekenis als in de fysica. De metabole flux hangt sterk af van de omstandigheden in de cel en is in feite de meest relevante metabole parameter, die voortdurend en zeer nauwkeurig moet worden bewaakt. De concentratieverschillen tussen substraat en reactieproduct hebben een invloed op de flux. Andere factoren zijn de diffusieafstanden en de toegankelijkheid van de enzymen voor het substraat. De allergrootste invloed gaat echter uit van de beschikbaarheid en de mate van activiteit van enzymen die de reactie moeten katalyseren. Bijna alle aspecten van de regeling van het metabolisme convergeren naar effecten die enzymen uitoefenen op de metabole flux. Het is eerder 2.5 • Metabole flux 49 . Figuur 2.1 Schema van metabolisme. De kleuren stellen afzonderlijke metabole paden voor. Elk puntje is een unieke reactie die wordt gekatalyseerd door een gespecialiseerd enzym. Bron: 7 http://www.kegg.jp/ kegg/pathway.html#metabolism (goedkeuring voor reproductie verkregen). 2 50 2 Hoofdstuk 2 • Wat is metabolisme? . Figuur 2.2 Schema van een metabole weg met acht enzymen die samen in staat zijn om acht metabolieten te vormen en netto A om te zetten in I. De fluxbepalende stap (7 par. 2.5) is onomkeerbaar en wordt weergegeven door de rode eenrichtingspijl. regel dan uitzondering dat de flux langs een bepaalde metabole weg bepaald wordt door één of slechts enkele zeer bijzondere enzymen van deze weg. We noemen dergelijke belangrijke enzymen dan fluxbepalende enzymen. Het is natuurlijk de bedoeling om juist over dit type enzymen zo veel mogelijk te weten te komen. Om de abstracte chemische taal van de paragraaf hierboven even te doorbreken, kunnen we de vergelijking maken tussen flux langs een bepaalde metabole weg en de flux van het wegverkeer, bijvoorbeeld de snelweg van Brussel naar Oostende. De flux kan daar worden gedefinieerd als het aantal auto’s dat per seconde langs een bepaald punt passeert. Anders dan bij het metabolisme is er natuurlijk niet al te veel aan de auto veranderd tussen begin- en eindpunt, behalve dat de inzittende iets ouder is geworden, dat de kilometerteller een ander getal aangeeft en dat de benzinetank wat leger is. Zoals iedereen die wel eens in een auto heeft gezeten weet, hangt de flux aan auto’s bij een bepaald punt enorm af van de verkeersomstandigheden. Onder ideale wegomstandigheden kan men, de veiligheid en verkeersregels in acht nemende, de maximale flux berekenen op elk punt van de snelweg. Rijdt iedereen bijvoorbeeld 120 km per uur (dit is 33 meter per seconde) en houden de auto’s een redelijke afstand van elkaar (bijvoorbeeld 33 meter rijdek per wagen), dan is de maximale flux op deze autosnelweg met drie baanvakken drie auto’s per seconde. Het kan gebeuren dat op een kritiek punt (bijvoorbeeld Gent-Zwijnaarde) twee van de baanvakken afgesloten zijn. Dit heeft een onmiddellijk negatief effect op de maximale flux. Bovendien zal door de gevaarlijke toestanden rond dit punt besloten zijn om de toegelaten voorwaarden scherper te regelen (bijvoorbeeld een maximale snelheid van 60 km per uur op de resterende twee baanvakken). Deze maatregel zal de flux verder verlagen tot een zesde van de maximale waarde onder ideale omstandigheden. Op dat moment zal dit bepaalde punt de totale flux over het hele traject gaan beperken: het wordt de fluxbepalende stap in het traject. Er zal zich een opstapeling van auto’s voordoen voor dit bewuste punt (deze concentratieverhoging noemen we ‘file’), terwijl de autoconcentratie na dit punt weer zal dalen. Een zeer analoge situatie doet zich voor in de metabole wegen. De punten op het traject zijn de discrete metabole stappen die uitgevoerd worden door specifieke enzymen (enzym 1 in . figuur 2.2). Het aantal rijvakken moet vertaald worden in het aantal aanwezige enzymmoleculen dat de katalyse kan uitvoeren. De lokale reglementering (snelheid, moeilijke bochten…) wordt vertaald in de activiteit van bestaande enzymmoleculen en die kan geregeld worden door allosterie of covalente modificaties. Zeer opmerkelijk in de metabole regeling is dat de fluxbepalende stappen aan het begin van het metabole traject liggen. Er is dus sprake van instroombeperking in het voorbeeld van . figuur 2.2 en in echte gevallen die behandeld worden in de volgende hoofdstukken. Deze organisatie heeft als groot voordeel dat ‘moleculaire files’ vermeden worden. Men kan ook de vergelijking maken met de flux van water in een rivier. Probeer zelf eens een fluxgenererende maatregel in een rivierloop de bedenken. http://www.springer.com/978-90-368-0619-0