Instructie voor de kandidaat – Examen Engels Schrijven A2 Wat ga je doen? Je gaat binnenkort het examen Engels schrijfvaardigheid A2 maken. Hiervoor moet je een aantal schrijfopdrachten maken. Je maakt de schrijfopdrachten op de computer of op papier en je mag een uur over de toets doen. Doel van het examen Je wordt beoordeeld op je schrijfvaardigheid Engels. Dit examen bepaalt of je schrijfvaardigheid op niveau A2 van het Europees Referentiekader beheerst. Hulpmiddelen Je mag een woordenboek gebruiken tijdens het examen. Beoordeling De taalassessor beoordeelt je schrijfvaardigheid Engels niveau A2. Die beoordeling gaat in drie stappen: de precondities de niveaubepaling en de cijferbepaling. Die stappen staan hieronder uitgewerkt. De precondities Dit zijn de voorwaarden waaraan je examen moet voldoen. Deze precondities zijn: hten zijn in het Engels geschreven; leesbaar; Wanneer je examen niet voldoet aan al deze precondities, gaat de beoordeling niet verder en is het eindcijfer een 1,0. De niveaubepaling Coherentie Je gebruikt soms veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden (bijv. ‘because’, ‘but’, ‘so’, ‘then’, ‘this’ en ‘him’). Je brengt opbouw aan met eenvoudige strategieën (bijv. opsomming). Je mag nog fouten maken. Woordenschat en woordgebruik Je hoeft nog maar een beperkte set van veelvoorkomende woorden te gebruiken om zelf uitingen te maken. Je gebruikt veel standaarduitdrukkingen. Je gebruikt lidwoorden meestal correct. Je gebruikt veelvoorkomende voorzetsel-combinaties soms correct. Grammaticale correctheid Je gebruikt de woordvolgorde en werkwoordsvormen meestal correct. De werkwoordstijden zijn soms correct. Spelling en interpunctie Je spelt veelvoorkomende woorden redelijk correct. De lezer kan zich geregeld moeten inspannen om te begrijpen wat er staat. Je gebruikt soms leestekens. Het gebruik is dan meestal correct. Hoofdletters mogen regelmatig ontbreken. Cijferbepaling Je haalt een voldoende als je alle onderdelen beheerst. Hoe je de onderdelen hebt uitgewerkt bepaalt je cijfer. Als je een onderdeel niet of onvoldoende uitwerkt, is dat onderdeel ‘onvoldoende’. Als je laat zien dat je een onderdeel beter beheerst, is dat onderdeel ‘excellent’. Hieronder zie je welk cijfer bij welke score hoort. Cijfer 1,0 2,5 3,9 5,4 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0 Je hebt alle vier de onderdelen onvoldoende uitgewerkt.. Je hebt drie onderdelen onvoldoende uitgewerkt. Je hebt twee onderdelen onvoldoende uitgewerkt. Je hebt één onderdeel onvoldoende uitgewerkt. Je hebt alle onderdelen voldoende, maar geen van de onderdelen excellent uitgewerkt. Je hebt één onderdeel excellent uitgewerkt. Je hebt twee onderdelen excellent uitgewerkt. Je hebt drie onderdelen excellent uitgewerkt. Je hebt alle vier de onderdelen excellent uitgewerkt.