De Indus-beschaving Indusbeschaving (7000 - 2600 v. Chr.) Behalve langs de Nijl en de Eufraat heeft de "stedelijke revolutie" van het derde millennium voor onze jaartelling ook langs de oevers van de Indus zijn sporen achtergelaten. De eigenlijke ontdekking van wat wel de Indusbeschaving wordt genoemd is nog recent. In het begin van de jaren twintig stootte de Britse archeoloog R.J. Banerji tijdens opgravingen bij een Boeddhistisch heiligdom in het plaatsje Mohenjo-Daro, 200 kilometer van Karachi, op de eerste resten van deze tot dan toe vergeten cultuur. In de loop van zestig jaar is Mohenjo-Daro uitgegroeid tot de belangrijkste vindplaats van de Induscultuur en één van de belangrijkste archeologische vindplaatsen van deze eeuw. Zó belangrijk zelfs, dat de daar nu blootgelegde ruïnes door de Unesco zijn uitgeroepen tot monumenten van de menselijke beschaving. Niet alleen daar, maar overal langs de Indus worden sinds kort de resten van deze beschaving herontdekt. Omdat naar schatting nog pas tien procent van alle mogelijke plaatsen is opgegraven, is het nog veel te vroeg voor een definitieve beoordeling van de totale culturele waarde. Zelfs een volledige chronologie bestaat nog niet. Toch menen wetenschappers voldoende informatie te bezitten om een grof beeld van de ontwikkelingen langs de Indus te kunnen schetsen. De oudste vondsten uit de Indusvallei dateren uit het vroege Neolithicum, dat wil zeggen rond 7000 jaar voor onze jaartelling. Vondsten van dergelijke ouderdom zijn echter tot nu toe maar op één plaats gedaan, namelijk in Mehrghar. Deze stad is ook de enige waar van objecten uit het chalcolithicum (Kopertijd) (5000 - 3000 jaar voor onze jaartelling) zijn opgegraven, waaronder een aantal fascinerende menselijke figuurtjes. Verder leverde deze oudste vindplaats vuurstenen sikkels, amuletten, naalden en sieraden van lapis lazuli, turkoois, kornalijn en zeeschelp en enig grof aardewerk. Rond 3000 jaar voor onze jaartelling verschijnen er echter ook op allerlei andere plaatsen langs de rivier plotseling grote stedelijke culturen. De belangrijkste vindplaatsen daarvan zijn Harappa in het noorden en Mohenjo-Daro, aan de westelijke oever van de Indus in het zuiden. ( Mohenjo-Daro en Harappa) De bewoners van de Indusvallei worden ook wel aangeduid met de naam Dravidiërs. In het huidige Pakistan wordt nog een Dravidische taal gesproken. De Soemeriërs haddne al vroeg handelscontacten met de Induscultur van Harappa. Dit blijkt uit vondsten van zegels, afkomstig van deze cultuur die in Irak gevonden zijn. ZIj voerden ook handel met landen rond de Perzische Golf zoals Dilmun en Magan. Eén van de landen waarmee de Soemeriërs handelscontacten onderhielden, was het land dat zij de naam Meluhha gaven. Dit land is waarschijnlijk te plaatsen op de westkust van het huidige India. Er wordt wel verondersteld dat het woord mleccha (Sanskriet) dat zoiets als "onreine eter van rundvlees" betekend, afgeleid is van de naam die - de waarschijnlijk Dravidische inwoners van het Indusdal aan zichzelf gaven voor de komst van de Ariërs. Er bestond een staatsgodsdienst en was er een soort priesterregering. Het is alleen opvallend, dat er geen sporen zijn gevonden van tempels en paleizen. De heersende klasse liet zich er niet vereren, zoals dat in Mesopotamië en Egypte wel het geval was. Een dozijn beeldjes van personen, meer is er niet gevonden. Indusbeschaving (2600 - 1000 v. Chr.) Mohenjo-Daro en Harappa Indusbeschaving Voorbij de bergplateaus van Perzië ligt het dal van de vijf rivieren, breder dan het dal van de Nijl en langer dan dat van de Eufraat en Tigris. Door een 1500 kilometer lange laagvlakte voeren daar de rivieren het smeltwater van de op de Karakorum en Hindoe-Koesj gevallen sneeuw af naar de Indische Oceaan. Nu is deze streek een woestijnachtig gebied, maar ± 2500 voor onze haartelling was het bedekt met moerassen en oerwouden. Over dit hele gebied verspreid lagen dorpen en versterkte nederzettingen. Bij elk dorp lag een stuk bevloeid akkerland. De boeren die de akkers daar bewerkten, woonden in hutten verspreid over het land. Er waren twee grote steden. MohenjoDaro (Mohendjodaro) was de hoofdstad van de Neder-Indus, dat in die tijd waarschijnlijk Meluhha werd genoemd. De Soemeriërs kenden een land dat zo heette en waarmee zij handel dreven. Meluhha was een land met vele koningen, dat verder lag dan de Perzische Golf. De Soemeriërs kochten in dit land goud, ivoor en halfedelstenen. Mohenjo-Daro lag ongeveer 300 km. van de zee. 800 kilometer verder naar het noorden lag de stad Harappa, de hoofdstad van het gebied van de Boven-Indus. Beide steden waren tamelijk groot. Tijdens hun bloeiperiode rond het jaar 2000 voor onze jaartelling zouden zij ieder zo'n 40.000 inwoners hebben gehad. Een wandeling van het ene eind van de stad naar het andere eind duurde ongeveer een half uur. In tegenstelling tot steden als Memphis in het dal van de Nijl en Ur in het Land van de Twee Rivieren, die een wirwar van kronkelige straatjes waren, hadden de steden in het dal van de Indus brede, rechte straten met afvoergoten in het midden. Aan deze straten stonden eindeloze rijen witgekalkte huizen met blinde gevels. In deze steden woonden mensen uit alle windstreken. Er woonden Mongolen, die kwamen uit het noorden, donkergekleurde mensen uit het zuiden, mensen uit het gebied van de Zwarte zee en Middellandse zee. Hoog boven de stad verhief zich de citadel, een lage ommuurde heuvel, die je kon bereiken via een steile trap. Bovenop de citadel stonden niet alleen de regeringsgebouwen, maar ook de tempels, het grote badhuis, de voorraadschuren en winkels. Graan was toen behalve voedsel ook betaalmiddel. De boeren kwamen naar de stad om hun pacht in de vorm van graan af te dragen aan de tempel. Arbeiders maalden het graan vervolgens tot meel. Gezien de omvang van deze steden moeten het wel bestuurlijke en administratieve centra zijn geweest van omvangrijke gebieden. De steden vertoonden ook een systematisch grondplan, waarin de publieke bouwwerken duidelijk gescheiden werden van de woonwijken. Luchtfoto's van Mohenjo-Daro laten de volmaakte geometrie fraai zien. Brede boulevards vormden de scheidingen tussen de verschillende woonwijken die ieder weer doorsneden werden door een aantal haaks op elkaar staande straten. Het middelpunt van elke wijk werd gevormd door een plein met een duidelijke publieke functie, omdat er zich één of meer waterputten op elke plein bevonden. De aan brede evenwijdig lopende straten gesitueerde woonhuizen, openbare gebouwen en badhuizen waren opgetrokken uit baksteen en hadden etages en daken in terrasvorm. De hoofdingangen van de woonhuizen bevonden zich - en dat is heel doordacht - aan zijstraten, omdat het "verkeer" (lees: ossenwagens) dat langs de hoofdstraat voortbewoog, te veel stof deed opwaaien. De huizen en gebouwen waren gegroepeerd rond centrale binnenpleinen met koele zuilengalerijen (de temperaturen konden ter plaatse oplopen tot 50 graden Celsius). Elk huis was voorzien van een douchecel en was aangesloten op de centrale riolering. In Mohenjo-Daro heeft men op een hoger gelegen niveau nog een gebouwencomplex opgegraven dat vermoedelijk gediend heeft als residentie. Zowel Mohenjo-Daro als Harappa werd omringd door een groot aantal kleinere nederzettingen. Deze leverden grondstoffen en voedsel voor de de hoofdstad en fungeerden als afzetgebied voor de producten van de hoofdstad Dancing Girl, Mohenjo-daro Het schrift dat het Indusvolk gebruikten, dat (nog) steeds niet is ontcijferd, heeft zijn wortels niet in een naburige beschaving (en is dus niet afgeleid van het protoElamitisch, zoals aanvankelijk werd gedacht). De voorloper van het Indusschrift, dat gevonden werd door het Harappa Archeological Research Project in Harappa, dateert uit 3500 - 3300 voor Chr. is ouder dan dat van de Soemeriërs in Mesopotamië en dat van de oude Egyptenaren en daarmee het oudste schrift ter wereld. Uit dit portoschrift ontwikkelde zich omstreeks 2800 v. Chr. een geformaliseerd schriftsysteem, dat van rechts naar links werd gelezen. Dit schrift is teruggevonden op stempelzegels waar het schrift in spiegelschrift in reliëf is uitgebeiteld. Van het picturaal schrift dat omstreeks 2500 jaar voor onze jaartelling ontstond, zijn ongeveer 3500 voorbeelden overgebleven. Daarbij werd gebruik gemaakt van tenminste 450 verschillende tekens. De nu bekende teksten staan op terracotta en stenen voorwerpen. Het zijn korte berichten van gemiddeld niet meer dan vijf tekens lang. Omdat er tot nu nog geen tweetalige teksten ontdekt zijn en er ook geen gevallen bekend zijn waar een tekst een duidelijke relatie vertoont met een afgebeeld voorwerp, blijven die berichten vooralsnog onbegrijpelijk. Statue of a Priest in Mohenjo-Daro The artistic skill involved in the statue and in the seal below is extraordinary for c. 25000 BCE. Mohenjodaro Ga naar: navigatie, zoek Bouwwerk dat tot "het grote bad" werd gedoopt in de opgegraven ruïnes van Mohenjo-daro. Mohenjodaro (Hindi:मोएन-जोदडो) was een stad in de Indusbeschaving, op zo'n 80 km ten zuidwesten van het huidige Sukkur in de provincie Sindh van Pakistan, en door de UNESCO uitgeroepen tot werelderfgoed. Het is beter geconserveerd dan Harappa, dat het eerst was ontdekt, en levert meer informatie op over de beschaving waar het uit voortgekomen is. Mohenjodaro ligt 600 km van Harappa verwijderd. Het is gebouwd rond 2600 v. Chr. en werd verlaten rond 1700 v. Chr. Dit laatste was naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van de wijziging van de loop van de rivier waar het aan lag en die de hele beschaving in de streek voedde. Het werd herontdekt in de jaren twintig van de vorige eeuw. De site heeft schade geleden van het stijgende grondwater van de nabije Indus. Men heeft de taal en het schrift van de Indusbeschaving nog niet kunnen ontcijferen, zodat ook de oorspronkelijke naam van deze en andere steden uit de omgeving (ook de Punjab en Gujarat) onbekend blijft. In het Sindhi staat "Mohenjo-daro" voor "dodenberg". Een computerreconstructie brengt een kleine buurt in Mohenjodaro weer tot leven. (Lost Civilizations by Austen Atkinson, p. 179 - 188) Mohenjodaro, 80 km ten zuidwesten van Sukkur, was het centrum van de Indusbeschaving (2600-1700 v. Chr. Mohenjodaro is, gelet op de ouderdom ervan, een opmerkelijk bouwproject. De indeling – een patroon van elkaar loodrecht snijdende straten – was duidelijk het resultaat van stadsplanning. De gebouwen zijn opgetrokken uit baksteen, gebakken of gedroogd in de zon en verbrand hout. Op haar hoogtepunt telde deze stad waarschijnlijk rond de 35.000 inwoners. Er was een geavanceerd drainagesysteem, met zowel watertoevoer naar de huizen als afvoer via riolen. Er stonden allerlei soorten huizen, die een of twee verdiepingen konden hebben, en er was een ruime publieke badplaats. Deze laatste was voorzien van een laag natuurlijke teer, waardoor lekken werd voorkomen. Er bevonden zich ook een grote waterput, graanopslagplaatsen en een centraal gelegen marktplein. Er was bovendien een gebouw met ondergrondse vuurhaard (hypocaust), mogelijk voor warme baden. Mohenjodaro is minstens zeven maal achtereen verwoest en herbouwd. Telkens werd de nieuwe stad bovenop de oude aangelegd. Men denkt dat overstromingen door de Indus de oorzaak van de verwoesting was. De stad bestond uit twee delen, de zogenaamde "Citadel" en de "Benedenstad". Het grootste gedeelte van de benedenstad is momenteel nog niet opgegraven, maar de citadel bevatte duidelijk een openbaar bad, een grote ruimte waarin wel 5.000 mensen konden plaatnemen, en twee grote vergaderruimten of overdekte markten.