2 Competenties en persoonlijke eigenschappen

advertisement
1.2 Een competentiegericht opleidingstraject
Alvorens de competenties en het daaraan gekoppelde assessment verder uit te werken
hebben wij ons gericht op de vraag: ‘Wat verstaan we onder competenties?’ en daaraan
gekoppeld als tweede vraag: ‘Wat doen we met al die eigenschappen die de docent mee
moet brengen en die niet meetbaar zijn en daardoor niet onder competenties vallen,
maar hem juist wel die excellente VMBO docent maken?’
In het volgende stuk vindt u de antwoorden op deze 2 vragen. Antwoorden die als
uitgangspunt gediend hebben bij de beschrijving van de competenties en de opzet van
het intakegesprek.
Kennis, vaardigheden en attitude zijn aan te leren. Maar naast aan te leren gedrag blijkt
de VMBO-docent ook over een aantal kenmerken of eigenschappen te moeten
beschikken die niet meetbaar zijn en zeer moeilijk aan te leren. 1 Gedacht wordt hierbij
aan kenmerken als: inspiratie, nieuwsgierig, humor, enthousiasme, van mensen houden,
flexibiliteit, inlevingsvermogen, motivatie, moed, overtuiging dat leerlingen kunnen
scoren, geloof in leerlingen.
Goed leraarschap bestaat dus uit veel meer dan alleen het beschikken over de juiste
competenties. Dit kwam ook duidelijk naar voren in de door ons gehouden interviews. In
het artikel ‘zin en onzin van competentiegericht opleiden’, legt Fred Korthagen deze
opvatting uit met behulp van het ui-model. Omdat het goed aansluit op onze opvattingen
en de opvattingen uit het veld met betrekking tot het gedrag en de vaardigheden die de
VMBO-docent mee moet brengen, is het model hier toegevoegd:
‘De ui’
Zie ook korthagen’Zin en onzin van competentiegericht opleiden’, Velon tijdschrift voor
lerarenopleiders jrg 25(1) 2004
1
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
Dit model beschrijft verschillende
niveaus buiten en binnen de
persoon van de leraar. De
omgeving kan bijv. een klas zijn of
een individuele leerling met wie de
leraar in gesprek is. In zo’n situatie
vertoont de leraar gedrag dat mede
bepaald wordt door diens
bekwaamheden (een woord dat ik,
zoals boven uiteengezet, liever
gebruik dan competenties).
Iemands bekwaamheden worden
weer beïnvloed door de
overtuigingen die iemand heeft,
waar iemand in gelooft. Als een
leraar bijvoorbeeld vindt dat
aandacht
voor gevoelens ‘soft’ is (een
overtuiging), zal hij of zij niet zo
gauw de bekwaamheid
ontwikkelen om
gevoelens van leerlingen te
spiegelen. Specifieke
overtuigingen zijn die welke
iemand heeft over zichzelf, over de
eigen (professionele) identiteit.
Hier gaat
het dus om het zelfbeeld en de rolperceptie van de leraar, om wat Kelchtermans (1994) het zelfverstaan
van de leraar noemt. Volgens Bullough (1997) zou daar het centrale focus van de opleiding moeten liggen.
Tenslotte is er het niveau van betrokkenheid (ook wel het spirituele niveau genoemd). Hier gaat het om de vraag
naar de plek die iemand zichzelf geeft in een groter geheel (van de school, wereld of kosmos). Het gaat hier om
iemands persoonlijke missie in het werk of in het leven, om iemands inspiratie en bezieling. Op dit niveau (dat
mooi is uitgewerkt door Palmer, 1998) spelen persoonlijke waarden een grote rol. Dit is een niveau dat
bijvoorbeeld bij zij-instromers van
groot belang is: zij hebben vaak heel bewust voor een switch in hun carrière gekozen en gaan het onderwijs in
vanuit bepaalde idealen. Die idealen dienen mijns inziens aandacht te krijgen van hun opleiders en de zijinstromers zouden gesteund moeten worden bij het concretiseren ervan naar feitelijk onderwijsgedrag. Overigens
hebben Verkuyl en Korthagen (2000) laten zien dat ook bij jonge studenten in de lerarenopleiding het niveau van
betrokkenheid sterk leeft, maar dat dit niveau in hun opleiding soms weinig aandacht krijgt. Het idee achter het
model is dat de buitenste niveaus de binnenste beïnvloeden, maar dat er ook een omgekeerde invloed is. Vaak
zijn er in iemand één of meer
discrepanties tussen de niveaus: iemand heeft bijvoorbeeld wel een bepaalde bekwaamheid, maar het feitelijke
gedrag spoort er niet mee, of iemand heeft een persoonlijke missie, maar durft die niet in de praktijk tot
uitdrukking te brengen. Als de niveaus binnen de leraar wel op elkaar afgestemd zijn en ook nog kloppen met het
omgevingsniveau (alignment), dan is er niet alleen een gevoel van welzijn, maar dan is het functioneren van de
leraar ook veel effectiever dan wanneer er discrepanties tussen de niveaus zijn.
Op grond van bovenstaande opvattingen en de geluiden uit het veld, waar gevraagd
werd om veel eigenschappen van de docent die niet direct meetbaar waren in
competenties hebben wij naast de lijst met competenties waarover de startbekwame
tweedegraads docent VMBO moet beschikken, een lijst met eigenschappen toegevoegd,
die niet meetbaar zijn en alleen zijn af te lezen uit het gedrag van de docent in de klas.
Deze eigenschappen zullen ook bij het assessment een rol spelen. Aan de hand van
een aantal kenmerkende situaties zal de kanidaat-student nadenken over zijn gedrag in
bepaalde situaties. De eigenschappen zijn niet meetbaar en dus ook niet beoordeelbaar,
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
maar ze geven de kandidaat-student wel handvatten over wat hem te wachten staat en
vooral wat er van hem verwacht wordt. De kandidaat-student zal voor zichzelf moeten
bepalen of hij denkt aan deze verwachtingen te kunnen voldoen.
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
2 Competenties en persoonlijke eigenschappen
De competenties voor de startbekwame tweedegraads docent in het voortgezet
onderwijs zijn geformuleerd in de competentiegids van de startbekwame leraar voor het
tweedegraads gebied’, uitgegeven door de Hogeschool Rotterdam, lerarenopleiding
vo/bve, juni 2003. De student die de als startbekwame tweedegraads docent de
opleiding verlaat zal de in de gids genoemde competenties op het niveau ‘startbekwaam’
moeten beheersen.
Om te kunnen functioneren als excellente VMBO-docent zal er aan een aantal
gedragsindicatoren uit de competentiegids extra aandacht geschonken moeten worden.
Om te bepalen wat nu typische gedragsindicatoren voor de VMBO-docent zijn, hebben
wij een interview gehouden onder docenten, directeuren en leerlingen van verschillende
VMBO-scholen. Bij dit interview hebben wij gebruik gemaakt van de eerder genoemde
competentiegids en van een open vragenlijst. Natuurlijk was er ruimte voor de
geïnterviewden om zelf aan te geven welke gedragsindicatoren typische VMBOindicatoren zijn.2 Naast de interviews hebben wij ook gebruik gemaakt van vele
voorgaande onderzoeken en publicaties3.
In het hoofdstuk “een competentiegericht opleidingstraject” is aangegeven dat de
VMBO-docent niet alleen over een aantal competenties moet beschikken, maar dat juist
voor de VMBO-docent ook de persoonlijke eigenschappen die hij meebrengt van belang
zijn bij het al dan niet een goede VMBO-docent zijn.
Wij beginnen dit hoofdstuk met een beschrijving van de kwaliteiten die een excellente
VMBO-docent communicatie moet beheersen. Daarna volgt een opsomming van de van
een goede VMBO-docent verwachte persoonlijke eigenschappen. We eindigen met een
lijst met gedragsindicatoren die elke docent moet beheersen, maar die juist bij het zijn
van een goede VMBO-docent centraal staan.
2.1 De VMBO-docent als excellente communicator
De VMBO-docent ziet zich gesteld voor een uitdagende taak. De leerlingenpolulatie
omvat relatief veel leerlingen:
uit sociaal-economisch zwakkere milieus;
met een problematische achtergrond in de gezinssituatie;
met taalproblemen;
met een beperkte motivatie;
met een geringe concentratie en spanningsboog.
Dit stelt hoge eisen aan de leerkracht, die over uitzonderlijke communicatieve
vaardigheden moet beschikken om de leerlingen te bereiken, te motiveren en de
aandacht van de groep gevangen te houden. De VMBO-docent weet in de groep een
opbouwende sfeer van saamhorigheid en coöperatie te creëren. Hij kan omgaan met
weerstanden en weet hoe hij leerlingen met problemen nabij kan zijn en kan helpen.
2
Zie bijlage 3 Vragenlijst voor interview
Startbekwaam in het VMBO, SBL concept mei 2002
De Rotterdamse VMBO docent Koers VO
Concept competentieprofiel Lodewijk Rogier College 2003
3
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
Ook in de relatie met collega’s ouders en randdiensten blijken zijn communicatieve
capaciteiten.
Daarom heeft deze docent het volgende in huis.
Algemene communicatieve vaardigheden
De docent kan:
goed luisteren;
het non-verbale gedrag van mensen kalibreren en zo hun interne toestand
lezen;
afstemmen en leiden;
zich verplaatsen in de ander;
een empatisch contact totstandbrengen;
rekening houden met de gelaagdheid van taaluitingen;
metaboodschappen uit een uiting filteren;
zijn eigen boodschappen op niet-confronterende, maar wel duidelijke wijze
presenteren;
reflecteren op zijn eigen functioneren.
Communicatie met leerlingen
De docent kan:
de leerlingen serieus nemen;
integer beïnvloeden;
het gevoel van eigenwaarde van de leerling respecteren en versterken;
luisteren naar leerlingen;
leiding geven aan individuele leerlingen en groepen;
expressief en overtuigend optreden met uitstraling naar de groep;
de leerlingen motiveren en hun aandacht vasthouden;
de leerlingen bemoedigen en activeren;
zijn taalgebruik aanpassen aan de situatie en het niveau van de
gesprekspartner(s);
inspelen op onverwachte situaties;
omgaan met weerstand en conflicten;
een sfeer van saamhorigheid en coöperatie creëren;
een stimulerende en veilige leer- en werkomgeving creëren;
zich inleven in de belevingswereld van de leerlingen;
leerlingen met problemen helpen.
Sociale en culturele verschillen, normen en waarden
De docent kan/heeft:
bewustzijn van oorzaken en gevolgen van vooroordelen en rolpatronen;
bewustzijn van het sociaal achtergesteld zijn van individuen en groepen;
bij de leerlingen begrip en respect wekken voor het anderszijn van elkaar;
maatregelen treffen om discriminatie tegen te gaan;
(school)cultuur respecteren, waarderen, accepteren;
verschillende waarde- en normenpatronen respecteren, waarderen,
accepteren;
(school)cultuur expliciteren en bespreekbaar maken;
een identificatiefunctie vervullen in de omgang en onderwijspraktijk.
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
De docent als teamlid
De docent kan:
overleg voeren met collega’s over problematiek van en met leerlingen;
overleggen met ouders/verzorgers;
overleggen met externe betrokkenen.
2.2 Persoonlijke eigenschappen van een excellente VMBO-docent communicatie
Ik ben creatief
Ik luister naar leerlingen
Ik ben flexibel en speel goed in op onverwachte situaties
Ik heb humor en inlevingsvermogen
Ik houd van mensen
Ik neem de leerlingen serieus
Ik respecteer de leerlingen
Ik treed expressief en overtuigend op met uitstraling naar de groep
Ik ben enthousiast en breng mijn enthousiasme over op de leerlingen
Ik motiveer leerlingen
Ik leef mij in de leerlingen en hun belevingswereld in
Ik respecteer, waardeer en accepteer verschillende waarde- en normenpatronen
Ik inspireer
Ik ben nieuwsgierig
Ik heb moed en doorzettingsvermogen
Ik ben ervan overtuigd dat leerlingen kunnen scoren
Ik geloof in de VMBO-leerling
2.3 Het vermogen te functioneren als een breed inzetbare Rotterdamse VMBOdocent
De Rotterdamse VMBO-docent is iemand die leraar in het VMBO wil zijn, dat wil zeggen:
Iemand die kiest voor de leerling. Iemand die zijn vakkennis met behulp van veel
enthousiasme, creativiteit, innovatie- en improvisatietalent kan vormgeven en
combineren en kan koppelen aan de praktijk van alledag en de leerstof daardoor voor de
leerling toegankelijk maakt.
De Rotterdamse VMBO-docent kiest voor de leerling, maar zorgt ook dat de leerling
voldoende vakkennis krijgt aangereikt. Dit houdt in dat hij:
 Werkt vanuit de ontwikkeling van de leerlingen
 Bekwaam is in het verzorgen van onderwijs in de onderbouw van het VMBO in een
domein van vakken
 In staat is om een rijke leeromgeving te creëren
 ICT toepassingen weet te integreren in het eigen onderwijs
 Zowel didacticus als opvoeder is.
Vanuit de functie ‘breed inzetbare Rotterdamse VMBO-docent’ zijn een aantal
gedragsindicatoren geformuleerd die zijn ondergebracht in 4 categorieën. Deze
categorieën sluiten aan op de reeds geformuleerde competenties, die voor de
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
startbekwame docent in het voortgezet onderwijs gelden4. Sommige indicatoren die
genoemd worden zijn nieuw. Zij komen wel impliciet voort uit een aantal in de
competenties van startbekwame leraar genoemde gedragsindicatoren, maar worden niet
expliciet genoemd, terwijl ze juist voor de VMBO-docent van specifiek belang zijn. Een
aantal andere indicatoren is wel terug te vinden in de competentiegids van de
startbekwame docent, maar deze indicatoren zijn zo specifiek voor de breed inzetbare
Rotterdamse VMBO-docent dat wij meenden tekort te schieten als we ze niet opnamen.
De Rotterdamse VMBO-docent zal dus uiteindelijk moeten beschikken over alle
competenties die ook gelden voor de startbekwame docent voortgezet onderwijs, maar
aan een aantal gedragsindicatoren die specifiek gericht zijn op leerlingen binnen het
VMBO, moet extra aandacht besteed worden.
De gedragsindicatoren zijn terug te vinden in de volgende categorieën :
1. Indicatoren gericht op een krachtige leeromgeving
2. indicatoren gericht op interpersoonlijk handelen
3. Indicatoren gericht op pedagogisch handelen
4. Indicatoren gericht op de eigen ontwikkeling
Krachtige leeromgeving
Bij de krachtige leeromgeving gaat het erom dat de leraar bekwaam is te opereren in
een domein van vakken of leergebied. Hij is in staat de samenhang tussen de
kennisgebieden van groepsleraar basisonderwijs en vakleraar voortgezet onderwijs te
realiseren. Tegelijkertijd creëert hij de nieuwe onderwijsleersituatie in de nieuwe
leeromgeving.
Indicatoren
 Ik ‘ken’ mijn vak
 Ik pas mijn kennis van leerstijlen toe in lessituaties en leerstofoverdracht naar de
leerlingen
 Ik heb kennis van leerprocessen en didactische werkvormen
 Ik creëer een uitdagende leeromgeving waarbij uitgegaan wordt van zelfstandig leren
 Ik stimuleer transfer in leerstofoverdracht; buiten de school leerstof in praktijk
brengen en in de school buiten de school verworven kennis benutten
 In alles wat ik zie, doe, hoor of beleef zie ik (mogelijkheden van) Communicatie die ik
later in mijn lessen gebruik
 Ik pak nieuwe zaken aan en handel steeds met het oog op de ontwikkeling in het
VMBO-onderwijs
 Ik pak nieuwe zaken aan en handel steeds met het oog op de ontwikkeling van de
leerling.
 Ik zoek steeds naar nieuwe kennisgebieden en toepassingen van informatie- en
communicatietechnologie
 Ik ben niet geïsoleerd bezig, maar integreer vakken
 Ik beschik over een brede algemene kennis
 Ik blijf mij ontwikkelen door middel van scholing en het bijhouden van vakliteratuur.
4
Competentiegids van de startbekwame leraar voor het tweedegraads gebied. Hogeschool
Rotterdam, lerarenopleiding VO/BVE, juni 2003
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
Interpersoonlijk handelen
Bij het interpersoonlijk handelen gaat het er uiteindelijk om dat de leraar over de juiste
persoonlijkheid voor het docentenvak beschikt. De leraar is op het gebied van sociale
vaardigheden voldoende toegerust om leerlingen deze vaardigheden bij te brengen. Hij
kan communiceren met leerlingen, ouders, collega’s en anderen en heeft als gevolg van
het beheersen van de juiste sociale vaardigheden gezag en orde in de klas. Hij kan de
vraag ‘gebeurt er wat ik wil?’ met een volmondig ja beantwoorden.
Indicatoren gericht op het interpersoonlijk handelen
 Ik communiceer met leerlingen, collega’s, ouders en vertegenwoordigers van
zorginstellingen
 Ik differentieer in de benadering van de verschillende soorten leerlingen waarmee ik
op een Rotterdamse VMBO-school te maken krijg
 Ik sla een brug tussen de school- en de woonomgeving van de leerlingen
 Ik voel me betrokken bij de samenleving
 Ik heb kennis van sociaal pedagogische zorg of kan ernaar verwijzen
 Ik bezit het vermogen om te communiceren met en te luisteren naar leerlingen
(sensiviteit)
 Ik ben op de hoogte van de sociale achtergrond van de leerlingen
 Ik kan omgaan met verschillen in leerstijl en sociale en culturele achtergronden
 Ik ben mij ervan bewust dat de culturele achtergrond van de leerling een rol kan
spelen in de beleving van de leerling

Ik weet welke mogelijkheden er zijn om het onderwijs aan VMBO-leerlingen te
ondersteunen.



Ik geef leerlingen complimenten
Ik ben een ‘rolmodel’ op alle gebieden; zowel communicatief als gedragsmatig
Ik laat in mijn gedrag zien dat het je houden aan regels en afspraken en rekening
houden met anderen belangrijk is
Ik zorg niet alleen voor een veilige leeromgeving, maar ook voor een sfeervolle
leeromgeving.

Pedagogisch handelen
Bij pedagogisch handelen gaat het erom dat de leraar de aandacht kan vangen van
leerlingen uit diverse culturen en sociale achtergronden en met verschillende leerstijlen.
Dat hij beschikt over de vaardigheden van de groepsleerkracht van de basisschool die
gewend is om kindgericht te werken en om te gaan met verschillen. En dat hij zich
bewust is van de turbulente ontwikkelingsfase die de VMBO-leerling doormaakt.
Indicatoren gericht op het pedagogisch handelen
 Ik zorg voor variatie in lessen. Ik blijf verrassend zonder chaotisch en voor leerlingen
onduidelijk te worden.
 Ik zorg voor een klimaat waarin leerlingen zich veilig voelen en in staat zijn tot
zelfstandig werken en leren.
 Ik bied structuur aan
 Ik ben consequent
 Ik stel eisen
 Ik heb overwicht op de leerlingen
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid


















Ik bouw een band met de leerlingen op die verder gaat dan ‘beleefdheden’.
Ik durf verantwoordelijkheid te nemen voor mijn handelen in de klas
Ik organiseer het leerproces binnen de VMBO-klas.
Ik heb een evenwicht gevonden tussen het doceren van vakken en het begeleiden
van leerprocessen
Mijn benadering van leerlingen is afgestemd op de individuele leerling
Ik ben eerlijk tegen leerlingen
Ik ben geïnteresseerd in de leerling en zijn achtergrond
Ik ga uit van het positieve van de leerling
Ik stimuleer het zelfstandig leren van leerlingen
Ik ondersteun en stimuleer leerlingen, ik daag leerlingen uit en probeer het beste uit
elke individuele leerling naar boven te halen
Ik stimuleer de VMBO-leerlingen in het onder woorden brengen van hun gedachten
en bedoelingen
Ik heb een brede blik en weet me voor alles betrokken bij de ontwikkeling van
jongeren
Ik werk ontwikkelingsgericht en bevorder daarmee het zelfvertrouwen en de
competentie van leerlingen
Ik houd rekening met de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen die
invloed kunnen hebben op het leren van VMBO- leerlingen
Ik beschik over een helder, eigen, pedagogisch en didactisch werkconcept
Ik functioneer als teamlid
Ik bereid mijn leerlingen voor op hun individuele toekomstmogelijkheden
Ik ken het verschil tussen directieve en non-directieve coaching en heb het
vermogen om op een non-directieve manier te coachen
Eigen ontwikkeling
Bij de eigen ontwikkeling gaat het erom dat de leraar een grote mate van
zelfstandigheid ten toon spreidt. Dat de leraar kan samenwerken met collega’s en
open staat voor feedback van collega’s. Daarnaast kan hij zelf ook feedback aan
collega’s geven.
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
Indicatoren gericht op de eigen ontwikkeling








Ik ben in staat de dingen die ik doe te onderbouwen.
Ik durf fouten te maken en onder ogen te zien
Ik beschik over de juiste communicatieve vaardigheden
Ik sta open voor collegiale intervisie en kan ermee omgaan
Ik ben onderdeel van een team en handel in de geest van het team.
Ik heb het vermogen tot zelfkritiek en kan werken met feedback
Ik ben een goede coach voor mijn leerlingen en voor jonge, minder ervaren collega’s
Ik ben in staat grenzen aan te geven ten aanzien van mijn eigen functioneren
De breed inzetbare Rotterdamse VMBO-docent communicatie met een tweedegraads
bevoegdheid Nederlands zal moeten voldoen aan de algemeen geldende HBOcompetenties, aan de competenties die gelden voor de tweedegraads docent in het
algemeen, waarbij de nadruk gelegd wordt op het VMBO en aan de vakcompetenties
Nederlands.
De mate waarin de competenties beheerst worden, wordt op verschillende momenten
voorafgaand, gedurende en aan het eind van de studie door middel van assessments en
functioneringsgesprekken gemeten.
Dit materiaal is beschikbaar gesteld door LMC VMBO Zuid
Download