Hoofdstuk 8 De tijd van burgers en stoommachines

advertisement
Hoofdstuk 8 De tijd van burgers en stoommachines
Introductievragen
Voor je begint
1
a
b
c
2
a
b
Je eigen antwoord.
confessionalisme – emancipatiebewegingen – feminisme – liberalisme – modern
imperialisme – nationalisme – politieke stromingen – socialisme
Eigen antwoord
Je eigen antwoord.
De juiste combinaties:
Leopold I
Thorbecke
James Watt
Richard Wagner
Aletta Jacobs
Abraham Kuyper
Domale Nieuwenhuis;
modern imperialisme
democratisering
industriële revolutie
nationalisme
emancipatie / feminisme
confessionalisme
socialisme
Instapverhaal: Het laatste toevluchtsoord
3
a
Alexis de Tocqueville zal waarschijnlijk geschrokken zijn van de slechte toestand waarin de
arbeiders woonde en werkte, door de grote sociale verschillen tussen meester en slaaf , door
de stank in de stad en door de rook die de zon verduisterde. Aan de andere kant zal hij
waarschijnlijk gefascineerd zijn geweest door de grote verandering (ontwikkeling) die
industriële revolutie teweeg heeft gebracht: grote fabrieken die op stoom werken. Beide zijn
op de afbeelding te zien: grote fabrieken tornen boven het landschap uit. Aan de andere kant,
storen deze fabrieken een dikke zwarte rook uit.
4
a
Het platteland verloor zijn overheersende positie, de steden groeiden als kool ook goed is:
velen leefden in armoede, de tegenstellingen tussen rijk en arm waren enorm, maar de totale
rijkdom nam toe en steeds meer mensen deelden in de groeiende welvaart
Ontstaan van liberalisme, socialisme en democratisering. Een internationale ontwikkeling is
het europees nationalisme en de onderwerping van Afrika en Azie door Europa.
d
Het tijdvak
5
Je eigen antwoord.
Kern: burgers staat voor de toegenomen rol van de burgerij ten opzichte van de adel. Naarmate de
burgerij groeide, steeg de roep om democratisering. Stoommachines staan voor de opkomst van de
industriële revolutie en de gevolgen die dit had op de samenleving.
6
De oudheid, de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.
Kijken op de kaart
7
a
b
Voor zowel Afrika als voor Azië geldt dat grote delen van deze continenten door Europa zijn
veroverd. Daartegenover staat dat grote delen van Zuid-Amerika hun onafhankelijkheid in de
loop van de 19e eeuw hebben teruggekregen.
Hoewel de gebieden die door Europa worden overheerst veranderen, blijft het Europa die de
kolonisator is, terwijl de ‘rest’ van de wereld gekoloniseerd wordt.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
1
De wereld
8
Ook Rusland heeft voor en tijdens dit tijdvak zijn grondgebied uitgebreid
Europa
9
Duitsland als (sterke)natie bestond nog niet tot 1870/1871, maar was verdeelt in een groot aantal
verschillende gebieden die min of meer samenwerkte. Deze gebieden waren echter niet ‘sterk’
genoeg om als kolonisator op te treden.
Nederland
10
De uitvinding van de chip / computer.
Heden en verleden
11
Je eigen antwoord.
8.1 De industriële revolutie
Verwerkingsvragen
De trage revolutie
1
Het begrip revolutie suggereert een snelle omwenteling. Maar het was een traag proces, dat alleen
‘revolutie’ wordt genoemd vanwege de grote gevolgen.
2
Als eerste werd het eeuwenoude spinnewiel vervangen door een houten machine. Deze werden
door waterkracht aangedreven. Vervolgens werden deze houten machines verbeterd en van ijzer
gemaakt, en door stoom aangedreven. Toen ze door stoom werden aangedreven was het niet meer
noodzakelijk ze langs rivieren neer te zetten, en verplaatste de textielnijverheid zich richting de
dorpen en steden.
Steenkool en stoom
3
Engeland was ‘toevallig’ in bezit van grote hoeveelheden steenkool.
4
Vanuit de textielindustrie ontstond grote vraag naar deze stoommachines. Zo kwam de machineindustrie tot bloei. En doordat stoommachines van ijzer waren en op steenkool werkten, versnelde
ook de groei van de ijzerindustrie en de steenkoolproductie.
Transportrevolutie
5
De transportrevolutie maakte de aanvoer van grondstoffen en de afvoeren van eindproducten
gemakkelijker, sneller en dus goedkoper. De komst van de stoomlocomotief zorgde op haar beurt
weer voor een groei in de vraag naar stoommachines, ijzer en steenkool.
6
Je eigen voorbeeld. Bijvoorbeeld:
Goede voorbeelden zijn de agrarische revolutie die de industriële revolutie mogelijk maakte, of de
stoomlocomotief die kon ontstaan dankzij de industriële revolutie en op haar beurt ook weer zorgde
voor een vraag naar industriële productie.
2
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
7
a
b
8
In tegenstelling tot zeer plaatselijke handel, vond de Handel nu voor het eerst plaats over
grotere afstanden, waardoor je kunt spreken van een nationale handel.
Het land leverde industrieproducten en werd door de buitenwereld voorzien van voedsel en
grondstoffen, zoals ruwe katoen uit de VS en India.
Een groot gedeelte van de bevolking woont (1) in de steden en werkt (2) in de industrie, handel of
dienstensector.
James Watt
9
a
b
Theoretisch gezien heeft James Watt de stoommachine niet letterlijk uitgevonden, maar de
bestaande stoompomp verbeterd.
De verbeteringen die Watt heeft gemaakt, maakte de stoommachine te gebruiken voor een
groot aantal andere toepassingen dan het pompen van water. Het zijn deze toepassingen
geweest die de industriële revolutie in gang hebben gezet.
Oriëntatiekennis
10
a
b
c
In de agrarische revolutie verbeterden de Britse landadel en de grote boeren de
landbouwmethodes. Hierdoor konden meer mensen worden gevoed, groeide de bevolking en
was op het land minder arbeid nodig. Een leger goedkope arbeidskrachten kwam beschikbaar
voor de (1)industrie. De bevolkingsgroei vergrootte bovendien de vraag(2) naar kleding en
voedsel. Vroeger zou dat hebben geleid tot honger, nu zwengelde het de economie aan.
In de tijd van jagers en boeren.
Beide revoluties hadden grote gevolgen voor de samenleving. Beide revoluties zorgde voor
een bevolkingsgroei, en urbanisatie.
Grote verschillen zijn onder andere dat tijdens de eerste landbouwrevolutie er echt ander
voedsel op het menu kwam te staan voor de mensen, terwijl in de laatste revolutie alleen het
tempo en de hoeveelheid productie verhoogd werd. Een ander verschil is dat de eerste
landbouwrevolutie heel langzaam verliep, terwijl de laatste landbouwrevolutie zich veel
sneller verspreidde
11
Veel mensen trokken naar de steden en woonden dus voor het eerst in hele groten groepen bij
elkaar. Ook was het voor het eerst dat grote groepen mensen hun geld op een andere manier
verdienden dan in de landbouw. Vervoer was vroeger een langdurig en langzame bedoeling. Nu
denderde de stoomtrein met soms wel 40 km per uur door de landschappen. Ook kleedden de
mensen in andere katoenen kleding zoals witte overhemden, jeans en corduroy werkpakken.
12
Agrarische revolutie: door deze mechanisering ging de landbouwproductie enorm omhoog (en er
kon met vel minder mensen net zoveel of meer voedsel geproduceerd worden.
Industriële revolutie: het gebruik van stoomkracht maakte mechanisering van allerlei
productiewijzen mogelijk.
Transportrevolutie: Ook het vervoerd werd gemechaniseerd, wat op den duur de wereld een stuk
‘kleiner zou maken’ (reis- en vervoertijden gedecimeerd).
Reflectie
13
De veranderingen voltrokken zich zo langzaam dat het goed mogelijk is dat er tijdens een
mensenleven (dat was toen veel korter dan nu) op zich weinig veranderende.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
3
Samenvatting
15
a
Ingevuld schema:
landbouwstedelijke samenleving
industriële samenleving
energiebronnen
Wind, water, dierlijke kracht en
spierkracht
Stoom, gas, elektriciteit.
productiemethoden
Nijverheid: werken met de hand
Machinale productie
middelen van
bestaan
Landbouw, handel
Industrie, handel, diensten en
landbouw
bevolkingsspreiding
Grootte spreiding van de
bevolking over vele (kleine)
dorpen
Bevolking woont veelal in grote
steden.
bevolkingsgroei
Geringe groei door grote
(kinder)sterfte)
Sterke groei, vooral door beperking
(kinder)sterfte en verbetering
voedselpakket
b
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
(1) economie, (2) politiek, (3) hiërarchie in de samenleving(standen of klasse)
8.2 Politiek-maatschappelijke stromingen
Verwerkingsvragen
De autoritaire orde
1
a
b
2
Op het gebied van buitenlandse politiek maakten de Europese mogendheden afspraken die
een nieuwe grote oorlog moesten voorkomen. Pruisen, Oostenrijk, Rusland en Frankrijk
zouden op het continent een machtsevenwicht handhaven. Om Frankrijk beter in bedwang te
kunnen houden, werd Noord-Italië aan Oostenrijk gegeven en Noord-Rijnland-Westfalen aan
Pruisen. Nederland en België werden samengevoegd tot een bufferstaat.
Op het gebied van binnenlandse politiek werd de macht van monarchie en adel hersteld
Heel Europa werd weer autoritair bestuurd. Maar ‘het volk’ kon na de democratische revoluties
niet blijvend worden genegeerd. Er ontstonden kort na 1815 nieuwe politieke stromingen, die zich
tegen de autoritaire orde verzetten
Liberalisme
3
4
Vier kenmerken:
De liberalen stelden burgerrechten en individuele vrijheden voorop
Ze wilden de macht van de koning beperken en de voorrechten van de adel afschaffen (DMV
grondwet, gelijkheid voor de wet).
Volgens het liberalisme was particulier bezit de basis van een gezonde economie.
Via het marktmechanisme zouden vraag en aanbod optimaal op elkaar worden afgestemd.
b
Vooropgesteld:
De vrijheden en rechten van het individu centraal stelt.
Politiek streeft het liberalisme naar een parlementair stelsel waarin de gekozen
volksvertegenwoordiging de hoogste macht heeft..
Politieke vrijheid staat voorop
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
Nationalisme
4
Zowel nationalisten als liberalen keerden zich tegen de autoritaire monarchieën. Ze hadden dus een
gezamenlijke vijand.
5
a
b
c
6
Mensen waren alleen gericht op hun eigen dorp, stad of streek.
In de oude koninkrijken waren de mensen toevallige inwoners van het gebied dat van een
koning was, maar voelde ze zich geen Fransman of Duitser. Na de democratische revoluties
waarin gesproken werd over grondwetten waarin ‘het volk’ de macht had gingen mensen
beseffen dat ze onderdeel uitmaakte van een eigen groep met een eigen taal, een eigen
geschiedenis en een eigen cultuur.
Je verstand zegt dat er niet veel verschil bestaat tussen mensen die zo dicht op elkaar in
Europa wonen. Het is vooral je gevoel, wat bij de romantiek heel belangrijk is, dat je zegt dat
er zoiets bestaat als een ‘Nederlander’ een ‘Belg’ of een ‘Duitser’.
Cultureel nationalisme is het gevoel van een volk dezelfde cultuur te hebben. Het politieke
nationalisme houdt ook het streven naar een eigen land(natiestaat) in.
Duitse eenheid
7
Het nationalisme werd ingezet voor het staatsbelang.
8
a
b
Volgens de volksnationalisten waren de rechten van het individu ondergeschikt aan de
‘bloedeenheid’ van het volk. Ze keerden zich tegen joden, socialisten en democraten.
Het eeuwenoude rijk bestond uit veel verschillende nationaliteiten zoals Duitsers, Hongaren,
Roemenen, Italianen en Slavische volkeren.
Socialisme
9
a
b
10
Gematigde socialisten wilden het lot van de arbeiders binnen de bestaande maatschappij verbeteren
terwijl de marxistische sociaal-democraten streefden naar omverwerping van het de bestaande
maatschappij.
gelijkheid
het socialisme vond onder de arbeiders veel aanhangers.
Richard Wagner
11
a
b
Kunst spreekt veel meer de verbeelding en je gevoel aan dan je verstand. Vandaar dat veel
kunstenaars aangesproken raakte door de romantiek.
Bij Wagner zelf is er slechts spraken van cultureel nationalisme. Op het moment dat de
muziek van Wagner gebruikt wordt door bijvoorbeeld Adolf Hitler om de Duitse cultuur te
verheerlijken is er spraken van politiek nationalisme.
Oriëntatiekennis
12
Op politiek vlak moest, volgens de liberalen de macht van de adel worden verkleint, moest een
volksvertegenwoordiging het laatste woord hebben en moest de wet voor iedereen gelijk zijn. De
nieuwe klasse van fabriekseigenaren zou hier het meest en het eerst van profiteren. Daarnaast
moest volgens de liberalen op economisch vlak particulier bezit de basis van een gezonde
economie gaan vormen. Iedereen moest met zijn bezit kunnen doen wat hij wilde. Via het
marktmechanisme zouden vraag en aanbod optimaal op elkaar worden afgestemd. Internationaal
moest er vrijhandel zijn en ook binnenlands moest er een eind komen aan de talloze lokale regels
en beperkingen. Ook deze voostellen waren positief voor de nieuwe klasse van fabriekseigenaren.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
5
13
Het lijkt maar een kleine stap te zijn van het onschuldige culturele nationalisme, waarin je trots
bent op de taal, geschiedenis en cultuur van het land waarin jij woont, naar een agressievere vorm
van nationalisme waarin je alles verafschuwd wat niet afkomstig is uit het land waarin jij woont.
14
a
b
15
a
b
16
a
b
17
6
Tot 1870 was het vooral een slecht georganiseerde beweging van arbeiders die in opstand
kwamen tegen de arbeidsomstandigheden in hun fabriek of dorp
Na 1870 werd het socialisme een goed georganiseerde beweging die nationaal en
internationale doelstellingen nastreefde.
Liberalen Het volk komt in opstand om zijn vrijheid te veroveren, desnoods met geweld. Te
zien aan de wapens, de slachtoffers die al gevallen zijn, de heroïsche poses van de
afgebeelden (zij hebben duidelijk een ‘hoger’ doel, dit is geen voedselrelletje); de vrouw met
onblote borst symboliseert de vrijheid.
Nationalisten Het volk komt in opstand uit naam van Frankrijk – de Franse driekleur wordt
meegevoerd. De gedachte van volkssoevereiniteit past goed bij het nationalisme: de natie
(het volk) staat centraal, de staat is er om de natie te beschermen.
Socialisten Het volk grijpt de wapen, neemt het lot in eigen hand. Dat is een socialistisch
ideaal bij uitstek. Dat hier niet alleen de burgerij in opstand komt maar ook het gewone volk,
is te zien aan de eenvoudige kleding van de opstandelingen.
De liberalen en de nationalisten zullen uiteindelijk botsen op het vlak van de individuele
vrijheiden. Waar de liberalen dit zeer belangrijk vinden, vinden de nationalisten de rechten
van het individu onderschikt aan de ‘bloedeenheid’ van het volk.
De liberalen en de Socialisten zullen botsen op het vlak van economische vrijheid ten
opzichte van gelijkheid. Waar iedereen vrij is om heel er rijk te worden, zullen andere arm
blijven. En dan is er geen spraken van gelijkheid. En andersom geldt dat uiteraard ook.
Dwing je mensen om gelijk te zijn (evenveel te verdienen) dan zijn de mensen niet meer vrij.
Het socialisme en het nationalisme zullen botsen op het gebied van nationale ten opzichte
van internationale solidariteit. Waar een nationalist zich eerst een inwoner van een land
voelt, voelt een socialist zich ten eerste een deel van een (internationale) klasse ongeacht
afkomst, cultuur of geschiedenis.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Het lijkt voor de hand te liggen dat er niks op deze stelling valt af te dingen. Ja, nationalisme
in zijn onschuldige vorm, zoals bij voetbalwetstrijden, is een onschuldige ideologie. Zodra
deze ideologie na de wedstrijd bij dronken Engelse en Nederlandse supporters tot
vechtpartijen leidt is letterlijk de lol er van af.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
Het liberalisme leidt tot een ike, ike, ike en de rest kan stikken cultuur. Of: Het socialisme
maakt mensen lui.
Ingevuld schema:
nationalisme
liberalisme
socialisme
oorsprong
Begin 19e eeuw
Begin 19e eeuw
Midden tot eind 19e eeuw
idealen
Nationalisten streefden
naar nationale
zelfstandigheid in een
eigen natiestaat.
Stroming die de vrijheden
en rechten van het
individu centraal stelt.
emancipatiebeweging van de
arbeidersklasse die streeft
naar meer gelijkheid en
gelijkwaardigheid
aanhangers
Door alle lagen van de
bevolking heen.
Nieuwe burgerij,
Fabriekseigenaren
Arbeiders
bekende
persoon
Wagner, Bismarck
Adam smith
Karl Marx
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
8.3 Democratisering
Verwerkingsvragen
Van conservatief tot liberaal
1
a
b
Willem I was in feite alleenheerser omdat de volksvertegenwoordiging ten eerste weinig
invloed had en ten tweede niet gekozen maar benoemd werd
het enige verzet dat er was kwam uit België, dat zich afscheidden van Nederland.
2
In 1848 werd het zelfs in het kalme Nederland onrustig. Waarschijnlijk om te voorkomen dat deze
onrusten ernstiger zouden worden, werd Willem I in een nacht van zeer conservatief zeer liberaal.
3
Thorbeckes grondwet van 1848 gaf de macht aan het parlement(1). De meeste macht kreeg de
Tweede Kamer, die voortaan rechtstreeks door de burgers werd gekozen(2). De koning kon niet
langer de ministers benoemen en ontslaan(3) en bepaalde niet langer het beleid. De ministers
moesten zich in het parlement verantwoorden(4), ook voor de daden van de koning, die
‘onschendbaar’ werd.
Langzame kiesrechtuitbreiding
4
a
b
5
Thorbecke wilde het kiesrecht beperken tot burgers die zelfstandig en verstandig konden
oordelen: ‘het verlichte deel der natie’.
Deze groep liberale burgers stemde uiteraard op liberale partijen. Op deze manier hield de
groep zichzelf in stand.
Socialisten en links liberalen waren voor een uitbreiding van het kiesrecht. Zij hoopten op deze
manier de arbeiders achter zich te krijgen. Conservatieve liberalen vonden het daarentegen absurd
om groepen die zelf geen belasting betaalden, wél te laten meebeslissen over de besteding van
belastinggeld
Vrouwenkiesrecht
6
Hoewel de strijd om het kiesrecht leek te gaan over inkomen en opleiding maakte het feminisme
duidelijk dat er nog een factor een rol speelde: die van sekse. Vrouwenkiesrecht werd voor de
socialisten het symbool bij uitstek van gelijkberechtiging.
7
Steeds groter wordende groepen vrouwen en socialisten riepen om vrouwenkiesrecht. Tijdens
demonstraties kwamen grote groepen mensen ter been, en in 1916 verzamelden de feministen 165
000 handtekeningen voor het vrouwenkiesrecht. Op een gegeven moment was het niet meer vol te
houden dat alleen mannen in staat waren beslissingen te nemen.
Aletta Jacobs
8
a
b
De wet gaf kiesrecht aan alle Nederlanders die voldoende belasting betaalden. Er stond
blijkbaar niks in de wet over geslacht.
Het is opmerkelijk omdat je toch zou denken dat alle vrouwen die voor het eerst mochten
stemmen massaal en als dank op Aletta Jacobs zouden stemmen.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
7
Oriëntatiekennis
9
a
b
c
Alle vrije Atheense mannen hadden stemrecht. Vrouwen, kinderen en slaven – de grote
meerderheid in Athene – waren van het burgerschap uitgesloten
In de Atheense democratie was het heel normaal dat grote groepen van stemrecht waren
uitgesloten. Vergeleken in percentages van de bevolking zal ongeveer evenveel mannen uit
de samenleving hebben mogen stemmen.
Zowel de Griekse filosofen als de conservatieve liberalen waren bang voor de domme massa.
Ze vonden deze groep mensen niet in staat de belangrijke zaken van het rijk te regelen.
10
Het verschil tussen beide afbeeldingen illustreert de (voortgaande) democratisering.
De koning staat in afbeelding 8.12 niet langer op een voetstuk,. zoals in 8.11.
Op afbeelding 8.11 staat de koning centraal, de hele zaal richt zich naar hem. Op 8.12 zit hij
slechts op de achtergrond.
Op afbeelding 8.12 is een publieke tribune, op 8.11 niet. Kennelijk is bestuur nu iets dat
gevolgd kan worden door belangstellenden (of belanghebbenden).
De banken van de Kamerleden op 8.12 staan tegenover elkaar, het is duidelijk de bedoeling
dat deze mensen met elkaar in gesprek of discussie gaan. De opstelling van 8.11 lijkt
uitsluitend gericht op aanwezig zijn en luisteren.
11
a
b
c
De liberalen hebben de eerste stap gezet op weg naar democratie. Met de beperkte
kiesrechten die door de liberalen zijn bevochten is voor het eerst de macht van de koningen
en de adel ondermijnt
Het zijn de socialisten geweest die samen met de links liberalen die het klimaat hebben
geschapen waarin een gematigde uitbreiding van het kiesrecht mogelijk was.
Het zijn de feministen die samen met de socialisten ervoor hebben gezorgd dat niet alleen
mensen met hetzelfde inkomen gelijke kansen hadden maar dat deze kansen ook nog een niet
afhankelijk waren van het geslacht.
Reflectie
12
Je eigen antwoord.
Samenvatting
13
8
Bijvoorbeeld zo:
1815 In heel europa zitten erfelijke vorsten op de troon
–
Langzaam maar zeker ontstaat er oppositie in Europa
1848 Thorbecke ‘schrijf’ een grondwet waarin rechten en plichten van de regering en het volk
staan opgetekend.
–
1870 Socialisten en (links) liberalen roepen harder en harder om een uitbreiding van het kiesrecht.
–
1887 Uitbreiding van het kiesrecht
–
1901 Opnieuw uitbreiding van het kiesrecht
–
1913 Inmiddels mocht tweederde van de mannen stemmen
–
Roep om vrouwen kiesrecht wordt harder en harder
1918 Algemeen mannenkiesrecht
–
1922 algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
8.4 De Emancipatiebewegingen
Verwerkingsvragen
Orthodoxe gelovigen
1
a
b
De late opkomst vaneen Nederlandse confessionalisme als emancipatie wordt verklaard door
de onderlinge ruzie tussen de Katholieken en de protestanten. Voordat ze gezamenlijk de
strijd aan konden gaan voor de emancipatie moest de onderlinge verschillen tussen de
katholieken en de protestanten opgelost zijn.
In tegenstelling tot de andere Europese landen waren de meeste confessionele protestants.
2
De liberale burgerij keek op de orthodoxe gelovigen neer. Het orthodoxe geloof was in hun ogen
achterlijk en bekrompen en stond de vooruitgang in de weg.
3
In 1878 verhoogde de liberale regering de kwaliteitseisen. De openbare scholen kregen daar extra
geld voor, de bijzondere kregen niets.
Tegen het liberalisme
4
a
b
c
5
Bij deze pacificatie voerden ze het algemeen kiesrecht in en regelden ze dat het bijzonder
onderwijs voortaan net zo veel geld kreeg als het openbare.
6
Eigen woorden omschrijven van het verschijnsel waarbij mensen zich steeds meer aansloten bij
onderling verbonden organisaties van kerkelijk-politieke belangengroepen (zuilen), zoals scholen
en politiek partijen.
De liberale schoolwet uit 1878.
De lagere middenklasse.
steeds meer en meer mensen(mannen) uit de lage middenklasse mochten in de loop der jaren
gaan stemmen.
Feminisme
7
a
b
8
a
b
feministen zetten zich vooral in voor vrouwenkiesrecht, ze zich tegen de dubbele seksuele
moraal en de feministen wilden verder dat vrouwen meer kansen op de arbeidsmarkt kregen.
Voor 1900 waren bijna alle werkende vrouwen afkomstig uit de arbeidersklasse of
boerenstand. Er waren nauwelijks ‘burgerdames’ die werkten. Juist deze groep vrouwen alle
kansen op de arbeidsmarkt omdat ze van betere ‘komaf’ waren.
Het eerste succes is de langzame maar zekere groei van het aantal werkende vrouwen. Het
tweede succes is het algemeen kiesrecht van 1922
Een mooi voorbeeld zijn de gelijken kansen van de vrouwen op de arbeidsmarkt: Tot 1900
waren bijna alle werkende vrouwen afkomstig uit de arbeidersklasse of boerenstand. Er
waren nauwelijks ‘burgerdames’ die werkten. Tot 1878 was er zelfs geen enkele vrouwelijke
ambtenaar. Mede onder invloed van het feminisme volgden steeds meer burgermeisjes
middelbaar onderwijs en gingen steeds meer burgerdames werken. In 1920 was zelfs de helft
van de leerkrachten vrouw. Maar vrouwen werden alleen toegelaten in ‘typische
vrouwenberoepen’. Bovendien bleef het normaal dat vrouwen stopten met werken zodra ze
trouwden. Het totale aantal werkende vrouwen daalde zelfs, want doordat de arbeiderslonen
stegen, konden steeds meer arbeidersvrouwen het zich veroorloven niet te werken. Je kunt je
zelfs afvragen of vrouwen in de huidige tijd gelijken kansen hebben: Hoe heet de eerste
vrouwelijke premier? En noem eens drie vrouwelijke bestuursdirecteuren?
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
9
Abraham Kuyper
9
a
b
Abraham Kuyper kwam op voor de gewone gelovigen: de kleine luyden. Hij zorgde ervoor
dat kun problemen in de politiek besproken worden.
Bij de liberalen was Kuyper gehaat omdat Hij altijd de confrontatie zocht en zei dat verlichte
liberalen geen christenen konden zijn. Alleen wie de bijbel ‘van kaft tot kaft’ letterlijk
geloofde, kon christen zijn.
Oriëntatiekennis
10
a
b
c
d
Politiekmaatschappelijke stroming die uitgaat van een geloof (confessie). Het
confessionalisme speelde in een aantal Europese landen, waaronder Duitsland en Nederland,
vanaf ongeveer 1870 een rol. De confessionelen wilden het verval van het christendom keren
en de moderne maatschappij een christelijk karakter geven. Op sociaal-economisch terrein
streefden ze naar harmonie tussen werkgevers en werknemers.
Zowel de katholieken als de protestanten organiseerden zich als emancipatiebeweging. De
confessionelen waren bezorgd over de industriële samenleving die zich aan het
ontwikkelingen was. Vooral de achteruitgang van het christendom en de verscherping van de
klassentegenstellingen vonden ze schrikbarend. Ze wilden een christelijke samenleving met
harmonische samenwerking tussen werkgevers en werknemers.
Een emancipatiebeweging streeft naar gelijkberechting. Zoals de Katholieke en Protestanten
gelijkberechting eisten, wilde de Feministen ook gelijke rechten voor mannen en vrouwen.
Een mooi voorbeeld zijn de gelijken kansen van de vrouwen op de arbeidsmarkt: Tot 1900
waren bijna alle werkende vrouwen afkomstig uit de arbeidersklasse of boerenstand. Er
waren nauwelijks ‘burgerdames’ die werkten. Tot 1878 was er zelfs geen enkele vrouwelijke
ambtenaar. Mede onder invloed van het feminisme volgden steeds meer burgermeisjes
middelbaar onderwijs en gingen steeds meer burgerdames werken. In 1920 was zelfs de helft
van de leerkrachten vrouw. Maar vrouwen werden alleen toegelaten in ‘typische
vrouwenberoepen’. Bovendien bleef het normaal dat vrouwen stopten met werken zodra ze
trouwden. Het totale aantal werkende vrouwen daalde zelfs, want doordat de arbeiderslonen
stegen, konden steeds meer arbeidersvrouwen het zich veroorloven niet te werken. Je kunt je
zelfs afvragen of vrouwen in de huidige tijd gelijken kansen hebben: Hoe heet de eerste
vrouwelijke premier? En noem eens drie vrouwelijke bestuursdirecteuren?
De socialisten; de links-liberalen.
11
Het gaat om afbeelding 8.14!
a
Voor de katholieken.
b
De poster richt zich tot de werkende man. Deze mochten tot 1918 niet stemmen.
12
a
b
10
Bij deze pacificatie voerden ze het algemeen kiesrecht in en regelden ze dat het bijzonder
onderwijs voortaan net zo veel geld kreeg als het openbare. Dus zowel met betrekking tot
onderwijs als tot stemrecht werden katholieken, protestanten, liberalen, mannen en vrouwen
(hoewel vrouwen in de praktijk tot 1922 moesten wachten), rijker en armer (min of meer)
gelijk behandeld: geëmancipeerd.
In elke ‘strijd’ zoek je medestanders. Het motto: samen sta je sterk! In de strijd om gelijken
rechten, en in het proces van democratisering, zochten gelijkgezinden elkaar op. De
socialisten, de liberalen, de katholieken en de protestanten maakte eigen groepen
medestanders. Deze groepen groeiden uit tot de zuilen die na de feitelijke emancipatie van
alle groepen, en het verkrijgen van algemeen kiesrecht de stemverhoudingen, maar ook een
groot deel van het openbaar leven in Nederland bleven bepalen
Verzuiling kan een vorm zijn van emancipatie zijn, omdat je binnen de zuil geëmancipeerd
bent. Het kan ook een middel tot emancipatie genoemd worden.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
Reflectie
13
a/b
Je eigen antwoorden.
Samenvatting
13
Bijvoorbeeld zo:
a
In de schoolstrijd leek het wel of de confessionele het algemene kiesrecht tegenhielden als
‘ruimiddel’ voor gelijkberechting m.b.t. onderwijs
b
Juist door onderling samen te werken was de confessionele zuil vrij sterk. Dit kwam ook
doordat de niet gelovige in twee zuilen waren verdeeld: een socialistische en een liberale of
neutrale zuil.
c
Door de verzuiling ontstond een hecht landelijk netwerk van eigen organisaties. ZO waren
de confessionele zuilen verzekerd van hun steun tijdens verkiezingen.
d
De feministen maakten zich sterk voor vrouwenkiesrecht, keerden ze zich tegen de dubbele
seksuele moraal, die mannen vrijheid gaf, en de feministen wilden ook dat vrouwen meer
kansen op de arbeidsmarkt kregen.
e
In het onderwijs en op de arbeidsmarkt was de positie van de vrouw in 1920 sterk verbeterd,
en vrouwen hadden stemrecht verkregen.
8.5 De sociale kwestie
Verwerkingsvragen
Kinderwetje
1
Drie oorzaken:
De slechte leef en arbeidsomstandigheden.
De economische veranderingen.
Het ontstaan van harde zakelijke relaties.
2
Door de industriële revolutie ontstond het vraagstuk van de armoede en de slechte werk- en
leefomstandigheden van de arbeiders en de vraag hoe de arbeiders konden worden geïntegreerd in
de samenleving.
3
In het economisch liberalisme staat vrijheid voorop. De overheid moet zo min mogelijk ingrijpen.
Maar is deze ideologie voor alle mensen geschikt? Ook voor kinderen? Armen? Ouderen? Deze
vragen werden heel erg schrijnend tijdens de 19e eeuw, toen de armoede en de ellendige
omstandigheden juist voor deze groepen mensen heel erg slecht werden.
4
a
b
c
d
fabriekswerk slecht was voor de lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling van de
kinderen.
(1)Hun tegenstanders stelden daartegenover dat een verbod massaal ontdoken zou worden.
De armen konden volgens hen de inkomsten van hun kinderen niet missen en ook
fabrikanten hadden kinderarbeid nodig. (2)Bovendien waren de tegenstanders bang dat een
verbod het begin van meer staatsbemoeienis zou zijn
Vooral het argument dat een verbod het begin was van meer staatsbemoeienis, was in de
ogen van vele onzin. Kinderen waren een duidelijke uitzondering. Juist om deze groep te
beschermen kwam het wetje er toch.
Niet alle kinderarbeid werd verboden omdat het de rechten van de ouders te veel zou
aantasten. Bovendien was volgens de overgrote meerderheid kinderarbeid op het platteland
onmisbaar, vooral tijdens de oogst.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
11
Schollende verhalen
5
doordat vooral het platteland werd er zwaar door getroffen trokken werkloze landarbeiders trokken
massaal naar de steden, die daardoor snel groeiden. Er kwamen grauwe volkswijken, met vochtige,
benauwde ‘woonkazernes’, vol kinderrijke gezinnen. Hier in de steden was de ellende, juist omdat
het zo veel ellende, zo dicht op elkaar gepakt was, duidelijk zichtbaar. De groeiende en zichtbare
onrust doordrong de burgerij ervan dat er iets moest gebeuren. Daarom werd er een parlementaire
enquête ingesteld naar de toestanden in de fabrieken. De verhoren van de enquêtecommissie
maakten diepe indruk. Burgers die geen flauw idee hadden gehad van het arbeidersleven, waren
geschokt door de verhalen over het uitputtende werk in de fabrieken en de harteloosheid van veel
fabrikanten
Sociale wetten
6
a
b
c
7
a
b
De Arbeidswet van 1889, verbood de industrie nachtarbeid voor vrouwen en jongens tot
zestien jaar en beperkte hun werkdag tot elf uur.
De parlementaire enquête, het onderzoek naar toestanden in fabrieken.
Dat blijkt uit het feit dat bijna alle kamerleden met het voorstel instemde.
Conservatieve liberalen handhaafden het oude liberale standpunt dat volwassen mannen voor
zichzelf moesten zorgen. Ze redeneerde als volgt: Wie in problemen kwam, moest dat zelf
oplossen. Sociale wetten werkten luiheid en onzelfstandigheid in de hand. De Links-liberalen
vonden dat de staat sociale misstanden moest bestrijden. Hun argument luidde: Arbeiders
konden als individu immers niet goed voor zichzelf opkomen. Ze stonden zwak tegenover
hun werkgever en hadden geen geld om zich te verzekeren
Volgens conservatieve confessionelen moesten arbeiders gewoon onderdanig zijn. Hun
argument was dat God de armoede gaf ‘als prikkel tot de arbeid’.
Sociaal gezinde confessionelen wilden echter de arbeiders beschermen tegen de
‘ongebonden hebzucht’ van hun bazen. Zij waren minder voor overheidsingrijpen dan de
linksliberalen en verwachtten meer van afspraken tussen werkgevers en vakbonden
Samuel van Houten
8
a
b
Juist omdat hij tegen een uitgebreid stelsel van verzekeringen en wetten was zal hij niet blij
zijn geweest met de titel die hij gekregen heeft als grondlegger van de sociale zekerheid.
Ja en Nee.
Ja hij heeft de kinderwet tot stand gebracht
Nee. Juist omdat hij tegen een uitgebreid stelsel van verzekeringen en wetten was, zal hij niet
blij zijn geweest met de titel die hij gekregen heeft als grondlegger van de sociale zekerheid.
Oriëntatiekennis
9
De onrusten ontstonden vooral door de economische veranderingen. Ambachtelijke arbeiders die
het redelijk goed hadden gehad, zoals scheepstimmerlieden en meubelmakers, kwamen door de
beginnende industrialisatie in problemen. Zij richtten de eerste vakbonden op en uit hun kring
kwamen de eerste socialisten. Daarnaast speelde de economische crisis van 1880 een grote rol,
omdat tijdens deze periode veel landarbeiders naar de steden trokken en daar de problemen, die er
al jaren waren, voor het eerst zichtbaar werd voor de burgerij.
10
Drie voorbeelden van sociale wetgeving:
De kinderwet van 1874
De arbeidswet van 1889
De woning- en ongevallen wetten van 1900
12
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
11
a
b
12
a
b
De eerste sociale wet is gemaakt door een (links) liberaal : van Houten. Ook de arbeidswetten
van 1889 zijn goedgekeurd door de liberalen in het parlement. Als laatste zijn de zowel de
woningwet als de ongevallen wet van 1900 gemaakt op voorstel van de liberalen.
Je eigen antwoord.
Ten eerste kan het beperkte kiesrecht een verklaring zijn. Veel arbeiders mochten nog niet
stemmen. Daarnaast waren veel arbeiders gelovig. Op welke partij moesten ze stemmen:
confessioneel of socialistisch? De laatste verklaring heeft te maken met de hoge eisen die de
socialisten stelde. Dat blijkt uit het tegen stemmen van Domela Nieuwenhuis tijdens de
behandeling van de Arbeidswet: hij vond de wet niet ver genoeg gaan.
Het socialisme, of de socialisten hebben d.m.v. vakverenigingen, stakingen, hongermarsen
en opstootjes wel duidelijk en zichtbaar gemaakt hoe ellendig de omstandigheden waren.
13
Je eigen antwoord.
14
In het kenmerkende aspect van deze paragraaf staat naast de sociale kwestie, ook de discussie
hierover centraal. Samuel van Houten is typerend voor dit aspect juist omdat in hem als persoon
deze discussie goed naar voren kwam: hij vond dat kinderen beschermd moesten worden, maar was
tegelijkertijd tegen bescherming van volwassenen.
Reflectie
15
a
b
c
Socialisme, op dit moment in Nederland vertegenwoordigd door de SP, Groen Links, en de
PVDA.
Liberale partijen zoals de VVD, eventueel D66.
Je eigen antwoord.
Samenvatting
16
Je eigen schema.
Lijstje van de vijf genoemde sociale wetten:
1874
kinderwetje van Houten
1889
Arbeidswet
1900
Woningwet
1900
Ongevallenwet
1919
Wet op de arbeidsduur
8.6 Het moderne imperialisme
Verwerkingsvragen
Koloniale wedloop
1
Groot-Brittannië is als eiland voor zijn veiligheid maar ook voor zijn economische belangen altijd
al afhankelijk geweest van zijn vloot. Dat verklaard hun macht op zee
2
a
b
Terwijl in het moderne imperialisme Europese mogendheden de vorming van koloniale
wereldrijken nastreefden ging het in de periode van het handels imperialisme vooral om het
stichten van handelsposten, die vaak niet meer waren dan een kleine nederzetting aan de
kust.
Afrika werd verdeeld tussen Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Italië, België en
Portugal. In Azië was de grootste buit voor Frankrijk, dat Indochina (Vietnam, Laos en
Cambodja) onderwierp. Verder viel in Azië niet veel meer te halen. Groot-Brittannië had het
reusachtige Brits-Indië al, Nederland had Nederlands-Indië.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
13
Nederlands-Indië
3
Tot ver in de 19e eeuw was in het grootste deel van de Indonesische archipel van Nederlandse
invloed niets of nauwelijks iets te merken. Maar rond 1900 werden alle eilanden met militair
geweld of dreiging daarmee onderworpen
b
voor 1900 vooral specerijen, na 1900 vooral tabak, rubber en aardolie
c
Zo rond 1870 kwam de industrialisatie in Nederland op gang. Zeker producten als Rubber en
aardolie.
Industrialisatie
4
Tijdens de eerste industriële revolutie ging het vooral om stoommachines en de textielindustrie.
Nu, waren en grote en snelle ontwikkelingen op het gebied van de chemie, elektrotechniek en in de
staal en olie industrie. Je kunt dus met recht spreken van een ‘nieuwe’ tweede industriële revolutie.
5
Door de industrialisatie ontstond een wereldwijde arbeidsverdeling. De koloniën werden
leveranciers van agrarische producten als rijst, thee, rubber en jute en van delfstoffen als olie, lood,
tin en diamant. Europa leverde industrieproducten en kapitaal en verzorgde het transport.
6
a
b
7
(1) de opening van het Suezkanaal in 1869, (2) de stoomscheepvaart en (3) de aanleg van
spoorwegen(in de koloniën).
Door de opening van het Suezkanaal en de toename van de stoomscheepvaart werden het
gemakkelijker voor de Europese koloniale grootmachten hun macht uit te oefenen over de
kolonies. Door het toenemen van het spoorwegennet inde kolonies zelf, was het ook
makkelijker hun invloed dieper en dieper in de kolonies zelf uit te oefenen.
De industrialisatie leverde ook militair overwicht op. De stoomschepen en spoorwegen maakten
snelle troepenverplaatsingen mogelijk en de wapenindustrie produceerde steeds betere wapens. De
Afrikanen stonden met hun pijlen, speren en inferieure vuurwapens machteloos tegen de Europese
machinegeweren.
Leopold II
8
a
b
c
Hij hoopte er veel geld mee te verdienen.
Hoewel er in bijna alle kolonies wel sprake was van enige vorm van uitbuiting moest in 1908
België onder internationale druk een behoorlijk bestuur instellen. Dit kan niets anders
betekenen dan dat zelfs naar maatstaven van anderen imperialistische mogendheden het
optreden van de ambtenaren en militairen van Leopold onbehoorlijk was.
De mate van uitbuiting was in Kongo misschien uitzonderlijk, de werking van het
imperialisme was er vergelijkbaar met die in andere koloniën.
Oriëntatiekennis
9
a
b
14
Tot ver in de 19e eeuw was in het grootste deel van de Indonesische archipel van
Nederlandse invloed niets of nauwelijks iets te merken. De inheemse vorsten konden hun
gang gaan zolang Nederland er geen last van had. Maar rond 1900 werden alle eilanden met
militair geweld of dreiging daarmee onderworpen. Dit verschil tussen d periode voor en na
1900 is typisch voor de overgang van het handels naar het moderne imperialisme.
Voor de 19e eeuw werden er vooral specerijen uit Nederlands Indië gehaald. Deze producten
werden door de inheemse bevolking geteeld. Er was dus spraken van handel. Na de 19e eeuw
waren het de Nederlandse bedrijven zelf die de productie in eigen handen namen. Een
voorbeeld daarvan is het Shellconcern dat zijn eigen boringen verrichten. Tevens is het
product typerend voor de industrialisatie: Olie.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
10
a
b
Afbeelding 8.20. Deze zou ook een eeuw eerder gemaakt kunnen zijn, het gaat vooral om
sociale en bestuurlijke verhoudingen tussen kolonisator en gekoloniseerden.
Afbeelding 8.18 en 8.19 (hoewel 8.10 een uitzonderlijke situatie weergeeft: overleg in plaats
van vijandigheid)
11
Ten eerste leverde de industrie de vraag naar producten uit de koloniën. Ten tweede maakte de
industrie het transport naar en in de koloniën makkelijker, en als laatste maakte de (wapen)industrie
het overheersten en veroveren van de koloniën eenvoudiger.
12
Je eigen mening.
13
Ingevuld schema:
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Socialisme
X
sociale kwestie
liberalisme
X
politieke stroming
industriële samenleving
X
nationalisme
industriële revolutie
feminisme
emancipatiebeweging
X
modern imperialisme
industriële revolutie
opkomst politiekmaatschappelijke
stromingen;
voortschrijdende
democratisering
opkomst
emancipatiebewegingen
discussies over ‘sociale
kwestie’
modern imperialisme,
verband industrialisatie
democratisering
confessionalisme
Voorbeeld van een mogelijke antwoorden zijn:
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Kennisquiz
1
In schema:
confessionalisme
feminisme
modern imperialisme
industriële revolutie
liberalisme
nationalisme
sociale kwestie
socialisme
 Wolters-Noordhoff bv
Abraham Kuyper
Aletta Jacobs
Leopold II
James Watt
Johan Rudolf Thorbecke
Otto von Bismack
Samuel van Houten
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Antirevolutionaire Partij (ARP)
Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht
koloniale expansie
agrarische revolutie
romantiek
het kinderwetje
internationale arbeiderssolidariteit
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
15
2
De juiste volgorde:
F
1830
E
1848
C
1874
H
1878
A
1889
B
1901
D
1917
3
a
b
c
d
e
f
Marxisme is internationaal gericht. De rest heeft met nationalisme te maken.
Kolenmijnen horen bij de eerste industriële revolutie, de andere bij de tweede.
Habsburgse rijk had als enige geen kolonies.
nationalisme is als enige geen emancipatiebeweging.
Grondwet Er is een duidelijk onderscheid tussen een grondwet, waarin algemene regels
staan, en wetten die het parlement maakt.
Ethiopië is als enige land uit dit rijtje nooit gekoloniseerd geweest.
4
De juiste volgorde:
D
1782-1784
B
1815
C
1848
A
1871
E
1885
F
begin 20e eeuw
5
a
b
c
d
e
f
6
a
b
c
d
e
f
g
h
i
De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie..
De sociale kwestie
Emancipatiebewegingen
Democratisering
Politiekmaatschappelijke stromingen
De industriële revolutie
transport
agrarische revolutie
socialisme
burgerij
liberalisme
feminisme
democratisering
sociale kwestie
verzuiling
Het te maken woord luidt: Thorbecke
Historisch denken
1
Bijvoorbeeld: In de loop der tijd produceerden mensen steeds meer goederen en maakten steeds
meer gebruik van wat de natuur bood.
2
Bijvoorbeeld: Sinds de oudheid kwamen er in Europese staten steeds meer wetten waarin de
rechten van het gewone volk werden geregeld.
3
Bijvoorbeeld: De groei van de bevolking in Nederland.
16
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
4
Bijvoorbeeld:
Fase 1 Vanaf het ontstaan van het christendom tot 325 werd deze godsdienst verspreid langs de
zuidkust van de Middellandse Zee, in delen van West-Europa,
Fase 2 Tussen 325 en 900 werd het christendom verspreid in de overige delen van West-Europa.
Fase 3 Tussen 900 en 1100 werd het christendom verspreid in Midden-Europa en in delen van
Rusland en Scandinavië.
Fase 4 Tussen 1100 en 1300 werd het christendom verspreid in de overige delen van NoordEuropa.
5
Bijvoorbeeld:
Fase 1 Vanaf het ontstaan van de islam in 622 tot 800 werd deze godsdienst verspreid in het
Midden-Oosten tot voorbij de Indus, rondom de Middellandse Zee en in delen van Spanje en
Portugal.
Fase 2 Tussen 800 en 1500 werd de islam verspreid in Klein-Azië, India, Indonesië en in NoordAfrika tot in Mali.
Fase 3 Tussen 1500 en 1900 kwam de islam ook in andere gebieden, zoals in de Osmaanse
gebieden in Zuidoost-Europa.
Fase 4 Na 1950 vestigden groepen moslims zich in Nederland (en andere Europese landen) vanuit
uit diverse landen zoals Turkije, Marokko, Bosnië, Irak, Iran en Afghanistan.
6
Bijvoorbeeld:
Het multicultureel worden van de Nederlandse samenleving is volgens mij een ontwikkeling op
lange termijn.
In de 17e eeuw werd de samenleving behoorlijk multicultureel door de komst van alle mogelijke
buitenlanders, waaronder grote groepen Vlaamse en Brabantse protestanten, joden uit Spanje,
Portugal, Duitsland en Polen en hugenoten uit Frankrijk. Welgestelde immigranten werden anders
behandeld dan armoedzaaiers. Maar in het algemeen integreerden deze nieuwkomers opvallend
gemakkelijk in de Nederlandse samenleving.
Een vergelijkbare ontwikkeling vond plaats na 1945 door de komst van Indische Nederlanders,
Molukkers, arbeidsmigranten uit mediterrane landen, Surinamers en asielzoekers uit diverse
landen.
Ook bij deze groepen ging de integratie bij ene groep vlotter dan bij de andere.
7
Bijvoorbeeld:
De stad Amsterdam is ontstaan in de tijd van steden en staten.
Het gebouw rechts (Concertgebouw) is een nabootsing van een tempel uit de tijd van Grieken en
Romeinen.
Toepassen
1
a
b
De landbouwsamenleving kent een naar verhouding kleine bevolkingsomvang, zo was
bijvoorbeeld de situatie in Europa rond 400 v.C. en rond 700.
De landbouwstedelijke samenleving heeft een bevolkingsomvang, die enkele malen groter is,
zoals blijkt uit het aantal dat de tabel rond 1700 aangeeft.
De industriële samenleving heeft een nog grotere bevolkingsomvang, zoals te zien is in de
tabel bij rond 1900.
De bevolkingsgroei kan oorzaak zijn van de industriële revolutie, omdat een grotere
bevolking een grotere vraag naar producten tot gevolg heeft, waardoor het voor ondernemers
aantrekkelijk wordt om op grotere schaal te gaan produceren.
De bevolkingsgroei kan gevolg zijn van de industriële revolutie, daar een machinale
bewerking van de grond een grotere opbrengst van voedingsmiddelen tot gevolg heeft,
waardoor meer mensen konden blijven leven. Bovendien nam door de komst van de
fabrieken de werkgelegenheid toe, waardoor meer mensen in hun levensonderhoud konden
voorzien.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
17
c
De industriële revolutie was een traag proces, maar de gevolgen ervan waren enorm. We
leggen door het gebruik van het begrip dus meer nadruk op de gevolgen dan op de oorzaken.
2
a
b
Bron 2 heeft te maken met de landbouwrevolutie, bron 3 met de transportrevolutie.
De agrarische revolutie vergrootte de landbouwopbrengsten. Daardoor ontstond er behoefte
aan beter vervoer om het overschot aan producten elders af te kunnen zetten. Door de
transportrevolutie werd dat mogelijk, waardoor de vraag naar agrarische producten uit
bijvoorbeeld de steden weer steeg. Dat was een stimulans om de landbouwopbrengsten nog
verder te vergroten.
3
a
Een fabrikant zal bijvoorbeeld wijzen op het feit dat het werk niet zwaar is: het is (ook)
geschikt voor vrouwen. Slechts enkele vrouwen zijn nodig voor de bediening van de
machines, die voor een grote productie zorgen. Bovendien ziet de fabriek er netjes uit, ook
de werkneemsters zijn netjes gekleed.
Het is opvallend dat (vrijwel) alleen vrouwen in de fabriek aan het werk zijn. De fabrikant
maakt misbruik van het feit dat vrouwen slechter betaald worden dan mannen, die daardoor
werkloos worden.
Kinderen worden in fabrieken uitgebuit, uitermate slecht behandeld. Ze worden als slaven
behandeld.
De armen konden de inkomsten van hun kinderen niet missen en ook fabrikanten hadden
kinderarbeid nodig. Bovendien zou een verbod op kinderarbeid het begin van meer
staatsbemoeienis zou zijn en daar waren liberalen op tegen.
Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
De situatie is erg vergelijkbaar: evenals toen in Europa worden kinderen in de
ontwikkelingslanden in groten getale langdurig aan het werk gezet voor weinig loon.
Bovendien gaan veel van die kinderen niet naar school. Ze komen vaak uit arme gezinnen
die mede van de inkomsten van kinderarbeid afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud.
b
c
d
e
4
a
b
c
d
5
a
b
c
d
18
Nee, er zijn in de eeuwen voor de 19e eeuw altijd armen geweest, die een ellendig bestaan
hadden. Voor deze armen kwam de dood vroeg en was wel vaker een verlossing.
De tekst is van een liberaal (Thorbecke). De schrijver is voor zo weinig mogelijk
staatsbemoeienis. Handel en nijverheid moeten volkomen vrij zijn. Dat is een typisch
liberaal standpunt.
De SDAP is een socialistische (sociaal-democratische) partij; ze wil de ‘levensvoorwaarden’
van de arbeiders verbeteren. Daarvoor is ‘klassenbewustzijn’ van de arbeiders nodig
tegenover de macht van de ‘bezittende klasse’.
Bronnen 7, 8 en 9 hebben te maken met:
Discussies over de ‘sociale kwestie’ (de bronnen leveren informatie over hoe die moet
worden opgelost).
De opkomst van emancipatiebewegingen; (de arbeidersbeweging is een
emancipatiebeweging en het socialisme leverde ideeën over hoe die emancipatie
moest plaatsvinden).
De opkomst van politiekmaatschappelijke stromingen; nationalisme, liberalisme,
socialisme, confessionalisme, feminisme (in deze bronnen gaat het om het socialisme
en liberalisme).
Democratisering.
Het feminisme: het feit dat vrouwen minder rechten hebben dan mannen wordt aan de kaak
gesteld.
Twee successen:
Vrouwen kregen vanaf 1917 het passief kiesrecht en vanaf 1919 actief kiesrecht.
Steeds meer meisjes volgden onderwijs.
De grafiek stopt voordat vrouwen (actief) kiesrecht kregen (1919).
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
6
a
b
c
7
a
b
c
Het eigen (godsdienstige) karakter van het bijzonder onderwijs moet beschermd worden
(tegen aanvallen hierop van liberalen).
De schoolstrijd die hieruit voortkwam was de aanzet tot het ontstaan van verzuiling in de
Nederlandse samenleving. Met verzuiling wordt bedoeld: een verschijnsel vanaf omstreeks
1890 waarbij mensen zich steeds meer aansloten bij onderling verbonden organisaties van
levensbeschouwelijke of politieke aard (zuilen), zoals scholen en politiek partijen.
De tekenaar tekent een koene ridder die met zijn schild slechts de School met den Bijbel het
verdedigt en die wordt aangevallen door een reusachtig monster (de inktvis), waarop staat
‘liberale onverdraagzaamheid’.
Met de industrialisatie ontstond er een (grotere) behoefte aan grondstoffen voor de fabrieken
en afzetgebieden voor de producten van die fabrieken. De koning der Belgen wijst hier in
bron 13 ook op: zijn nijverheids- en handelsnatie moet de blik richten op overzeese gebieden
die als afzetgebied kunnen dienen.
‘Door de zaak van het mensdom en de vooruitgang te dienen worden volken van de tweede
rang nuttige leden van de grote familie der volkeren.’ De koning ziet de koloniale volken als
minderwaardig. Dat was de overheersende kijk in de westerse wereld in de 19e eeuw.
Door het modern imperialisme werd de economie van koloniën in dienst gesteld van die van
het Europese ‘moederland’. Dit betekende dat er een wereldwijde arbeidsverdeling ontstond.
De koloniën leverden vooral grondstoffen voor de industrie in Europa, die zijn producten
voor een deel weer afzette in de koloniën. Ook na hun onafhankelijkheid werd de export van
deze voormalige koloniën overheerst door deze grondstoffen.
Verdieping
Het lot van de werkende bevolking
1
a
b
c
Bijvoorbeeld:
Werkdagen duurden twaalf tot veertien uur of langer.
Wevers bijvoorbeeld werkten gebogen in donkere, vochtige ruimtes, waar ze
voortdurend vezels binnenkregen. (Op hun dertigste waren ze bijna allemaal krom en
hadden ze slechte ogen, hoofdpijn en maagklachten.)
Diamantbewerkers werden blind door het slijpsel en stierven aan loodvergiftiging en
longtering.
Kinderen maakten vanaf hun negende lange werkdagen.
Bijvoorbeeld:
Lonen waren minimaal.
De werkloosheid was hoog.
In 1860 ging 30 procent van alle kinderen van zes tot twaalf jaar het hele jaar niet naar
school.
De behuizing was slecht.
Een groot deel van het inkomen ging op aan (eenzijdig) voedsel.
Berekend is dat tussen 1860 en 1900 de werkloosheid halveerde en arbeiders gemiddeld
meer dan twee keer zoveel te besteden kregen. Rond 1850 waren arbeidersgezinnen 70
procent van hun inkomen kwijt aan voedsel, hoewel ze bijna alleen aardappelen, brood en
vet aten. In 1870 ging het meeste geld nog steeds naar voedsel, maar kochten arbeiders vaker
kaas, melk, vis, vlees en genotmiddelen als koffie en tabak. In 1900 werd nog maar de helft
van het inkomen aan voedsel besteed en was er meer geld voor zaken als kleding en
huisvesting. Bovendien hoefden vrouwen en kinderen minder vaak mee te werken om rond
te komen. Nog maar negen procent van de zes- tot twaalfjarigen ging niet naar school.
Extreme werkdagen bleven voorkomen, maar de gemiddelde werkdag was in 1910 nog maar
tien uur. En gemiddeld werden Nederlanders al vijftien jaar ouder dan in 1880.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
19
d
Vrouwen hoefden minder vaak mee te werken om rond te komen. Zij werkten voortaan thuis
in het huishouden en voedden de kinderen op. De man diende voor het gezinsinkomen te
zorgen.
2
De stelling is voor een deel juist. De socialisten schreven hun kranten en brochures vol over
honger, armoede, uitputting en onderdrukking van de arbeiders. Mede daardoor kwam er meer
aandacht voor de erbarmelijke omstandigheden waarin arbeiders leefden. De socialisten waren ook
politiek actief om de leef- en werkomstandigheden van arbeiders te verbeteren. Zij zijn echter niet
de enigen geweest die zich het lot van de arbeiders aantrokken en verbeteringen nastreefden. Ook
links-liberalen en confessionelen hebben zich daarvoor ingezet.
3
a
b
Doordat de sterftecijfers harder daalden dan de geboortecijfers, groeide de
bevolkingsomvang. Er ontstond een grotere vraag naar producten. Nu werd het
interessant(er) om die in massa te gaan maken op machinale wijze.
Industrialisatie had tot gevolg dat er meer producten werden aangeboden tegen lagere
prijzen. Hierdoor konden de mensen meer kleding en voedsel kopen, waardoor er minder
(snel) mensen overleden. Het sterftecijfer daalde, waardoor de bevolking groeide.
Het Communistisch Manifest
4
a
b
c
d
e
f
g
5
a
b
c
d
20
De bourgeoisie, de gegoede burgerij, de klasse van moderne kapitalisten en het proletariaat,
de klasse van moderne loonarbeiders.
In de middeleeuwse samenleving stonden de grootgrondbezitters (adel en hoge
geestelijkheid) tegenover de horige boeren.
Marx en Engels waren diep onder de indruk van de industrialisatie. De rokende fabrieken
zagen ze ook als symbolen van de vooruitgang. De bourgeoisie had met de industrialisatie
laten zien ‘wat menselijke activiteit tot stand kan brengen’. Ze had ‘wonderen verricht die de
Egyptische piramides, de Romeinse aquaducten en de gotische kathedralen ver te boven
gaan’.
Altijd hadden onderdrukkers en onderdrukten tegenover elkaar gestaan. De onderdrukkers
hadden de productiemiddelen in handen waarmee ze de andere klassen(n) onderdrukten.
Onder aanvoering van de communisten zou het proletariaat wereldwijd de politieke macht
veroveren. Ze zou de productiemiddelen (het kapitaal) van de bourgeoisie afnemen en deze
in handen van de gemeenschap (de staat) brengen. Daarmee zou de onderdrukking en de
klassenstrijd verdwijnen.
- De middengroepen verdwenen niet, er bleven dus meer dan twee klassen bestaan.
- De arbeiders werden niet armer, maar gingen juist delen in de groeiende welvaart.
Het had de kracht van een geloof (iedereen is gelijk). En het marxisme was ruim genoeg om
zowel gewelddadige revolutionairen als Lenin als vreedzame hervormers als de Nederlandse
premier Drees te inspireren.
De tekenaar wil duidelijk maken dat in het kapitalisme iedereen moet vechten voor zijn
voedsel (om te overleven). Sommigen krijgen veel meer dan de grote groep anderen.
In de ideale (communistische) samenleving krijgt iedereen evenveel (ieder zijn deel). Dan is
er orde en is iedereen rustig (tevreden).
Evenals bij Marx en Engels maken de tekeningen duidelijk dat in het kapitalisme slechts
enkelen (de kapitalisten) profiteren van de strijd om het bestaan. De massa (proletariërs)
heeft het slecht. Als er echter een klassenloze maatschappij is ontstaan, is iedereen gelijk en
leeft men in harmonie met elkaar.
Je eigen antwoord.
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
 Wolters-Noordhoff bv
Keuzeopdrachten
Je eigen uitwerkingen.
Laat je antwoorden bekijken door je docent.
 Wolters-Noordhoff bv
Geschiedeniswerkplaats TF Antwoorden Opdrachtenboek havo hoofdstuk 8
21
Download