Dyslexie 1. 2. 3. 4. 5. o o o 6. 7. Wat is dyslexie? Oorzaken van dyslexie Erfelijkheid Onderzoek Signalen van dyslexie binnen het onderwijs Basisonderwijs Kleuters Onderbouw Bovenbouw Voortgezet Onderwijs Signalen van dyslexie bij volwassenen Sociaal emotionele problemen 1. Wat is dyslexie? Dyslexie betekent letterlijk: niet kunnen lezen. De term komt uit het latijn, want dys = niet goed functioneren, lexis = taal of woorden. Bij dyslexie gaat lezen, spellen en ook zelf schrijven, gezien de leeftijd en het cognitief functioneren, veel te moeizaam, terwijl iemand wel een gemiddelde tot hoge intelligentie heeft. Er is alleen sprake van dyslexie als er geen andere oorzaken zijn die de lees- enof spellingproblemen kunnen verklaren. Officieel wordt dyslexie in Nederland aangeduid als: "Een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau." Deze formulering is echter het topje van de ijsberg van dyslexie. Mensen met dyslexie hebben een voorkeur voor andere leerstijlen. Wanneer binnen het onderwijs en binnen de werkomgeving enkel gefocust wordt op de zwakke schriftelijke taalvaardigheden en/of op één leerstijl (talige leerstijl) dan gaan zich ook onder de waterspiegel ‘afwijkende’ processen plaats vinden. Afwijkende processen als onzeker worden, frustraties krijgen, laag zelfbeeld ontwikkelen etc. Processen die de ontwikkeling van andere kwaliteiten belemmeren. De mate waarin mensen belemmeringen ondervinden van dyslexie varieert afhankelijk van de ernst van de dyslexie en de mate van support van de omgeving. De negatieve gevolgen kunnen gereduceerd worden door een vriendelijke omgeving die de kwaliteiten van de dyslect (door)ziet en hem of haar ook inzicht in zijn of haar kwaliteiten (mogelijkheden) geeft en stimuleert deze te versterken. In de huidige maatschappij kan dyslexie dus een serieuze belemmering zijn om alle mogelijkheden, het potentieel, te ontplooien. De moeite die dyslectici met lezen en/of schrijven hebben kunnen parallel lopen aan andere verschijnselen die in meer of mindere mate voorkomen bij mensen die het etiket ADHD/ADD hebben gekregen (40%). Daarnaast schat Stichting Dyslexie Nederland dat 10% van de dyslectici ook problemen heeft met de motoriek en 10-20% met hardnekkige problemen met rekenen (dyscalculie). 1. De oorzaken van dyslexie De precieze oorzaak van dyslexie weten we nog niet helemaal, maar wel is duidelijk dat de oorzaak te vinden is in de hersenen. Het lijkt erop dat het hersengebiedje (linkerhersenhelft) waar de koppeling van spraakklanken (fonemen) aan schrifttekens (grafemen) en anders om plaatsvindt te zwak is aangelegd of moeilijk bereikbaar is. De spraakklank-representaties in de linkerhersenhelft zijn van onvoldoende kwaliteit. De dyslect probeert de verwerking van de spraakklanken via weggetjes in de rechterhersenhelft te compenseren. Hierdoor worden de spraakklanken (fonemen) vertraagd, onvolledig of incorrect verwerkt. Als gevolg hiervan worden spraakklanken ook minder goed, diffuus, in het geheugen opgeslagen en dus later ook met veel moeite (traag en/of onnauwkeurig) uit het geheugen opgehaald om gekoppeld te worden aan het woordbeeld. Ook is een andere manier van met informatie omgaan (leerstijl) hier een gevolg van. Duidelijk is dat mensen met dyslexie problemen hebben met de fonologische verwerking van taal en/of het snel benoemen van woorden. 2. Erfelijkheid Het staat vast dat bij dyslexie sprake is van een erfelijke factor. Een kind dat één ouder heeft met dyslexie, heeft 40 tot 50% kans er ook aanleg voor te hebben. Bij twee dyslectische ouders ligt dit percentage rond de 80%. 3. Onderzoek In 1998 is een langlopend multidisciplinair onderzoek gestart naar de oorzaken en vroege kenmerken van dyslexie. Voor dit 'Onderzoeksprogramma Dyslexie' wordt een groep leerlingen met een verhoogd risico op dyslexie 10 jaar lang gevolgd, vanaf de geboorte tot de leeftijd van 9 jaar. Het onderzoek loopt nog door tot 2012. Het onderzoek laat zien dat bij jonge baby's al verschillen in het brein gemeten kunnen worden. Ook de taalontwikkeling van peuters wijkt vaak af wanneer de peuter dyslexie heeft. Naast het langlopende onderzoek, vindt ook genetisch onderzoek plaats en worden verschillende behandelmethoden geëvalueerd. Het onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd met subsidie van de 'Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek' (NWO). 4. Signalen van dyslexie binnen het onderwijs Leerlingen met dyslexie vallen op omdat ze Groot doorzettingsvermogen hebben Veel bekende dyslectici zijn ondernemers en zakenlieden (Einstein, Wubbo Ockels, Richard Branson). Dyslectische leerlingen zijn gewend om oplossingsgericht aan de slag te gaan. Goed inzicht hebben Veel dyslectische leerlingen zijn goed in het analyseren en structureren van visuele en ruimtelijke informatie. Ze overzien al snel wat de kern van het probleem is. Conceptvorming. Dyslectische leerlingen moeten alles kunnen beredeneren, het domweg stampen gaat hen niet goed af. Creatief zijn Originaliteit. Veel dyslectische leerlingen kunnen de hele dag out-of-the-box denken. Ze zijn vaak sterk in het beeldend dnken. Cognitief flexibel zijn Dyslectische leerlingen gaan op zoek naar verbanden. Ze associëren snel en denken snel. Het denken kenmerkt zich door radiaal, dynamisch denken (in plaats van lineair, volgordelijk denken). Sensitiviteit zijn, gehelen goed kunnen overzien Dyslectische leerlingen zijn intuïtief sterk. Ze hebben al snel een impressie van de gehele situatie. Door veel te absorberen/veel prikkels op te pikken wordt al snel een totaalbeeld en/of (originele) oplossing gevormd. Hierdoor is ook het empathisch vermogen vaak groot. Maar leerlingen met dyslexie kunnen in het algemeen zowel in eigen taal als bij de vreemde talen moeite hebben: om het verschil te horen tussen klanken als m en n; p, t en k; s, f en g; eu, u en ui om de klanken in volgorde te zetten, zoals bij 'dorp' en 'drop' of '12' en '21' om de aandacht te houden bij 'klankinformatie' (gesproken woord) met het inprenten van reeksen, bijvoorbeeld tafels of spellingsregels met het onthouden van vaste woordcombinaties, uitdrukkingen of gezegdes met het onthouden van losse gegevens, zoals rijtjes, woordjes en jaartallen Ook vallen bij leerlingen met dyslexie vaak de volgende bijkomende problemen op (die dus niet exclusief zijn voor dyslexie maar vaak voorkomen bij leerlingen met andere leerstijlen): Algemeen: behouden van structuur en de focus Dit heeft te maken met hun kwaliteiten (zie boven) die met name voortkomen uit een beter ontwikkelde rechterhersenhelft als compensatie van een minder goed functionerende linkerhersenhelft (taalcentra) als gevolg van dyslexie. een trage verwerkingssnelheid van (talige) informatie Dit heeft te maken met een algemeen automatiseringsprobleem. De prestaties nemen dan ook zichtbaar af bij meerdere taken en werken onder druk niet begrijpen van complexe vragen, terwijl ze het antwoord wel weten Dit komt door moeite met plannen en vasthouden van de volgorde van denkstappen. niet onthouden van meervoudige instructies, terwijl ze de afzonderlijke taken wel kunnen uitvoeren Dit komt doordat dyslectici vaak een beperkt korte-termijngeheugen hebben. niet onthouden of kunnen ophalen van namen uit het geheugen Dit is bijvoorbeeld een probleem bij topografie. tragere verwerking van auditieve (horen) en/of visuele (zien) informatie in het brein Dit uit zich onder meer door moeite met overschrijven van het bord en (snel) opschrijven van informatie die wordt gedicteerd. een stoornis in de spraak-/taalproductie Dit uit zich bijvoorbeeld in moeite om woorden te vinden. zwakke motorische vaardigheden Veel dyslectici hebben een zwak ontwikkelde fijne motoriek wat zich bijvoorbeeld uit in een onleesbaar handschrift. rekenproblemen De meeste dyslectische leerlingen hebben moeite met sommige aspecten van rekenen, bijvoorbeeld met (snel) hoofdrekenen, leren van tafels en onthouden van mathematische symbolen. Ook het omdraaien van getallen boven de 10 en leesfouten bij vraagstukken die woorden bevatten komen voor. Dyslectici zijn vaak opvallend goed in het oplossen van moeilijke rekenvraagstukken, terwijl ze een rekenmachine nodig hebben voor de basisbewerkingen. Signalen per leeftijdsgroep Signalen op kleuterleeftijd Op de kleuterleetijd (groep 1 en 2) is dyslexie (op dit moment) nog niet vast te stellen. Wel kunnen er een aantal signalen zijn die aanleiding geven om de leerling extra in de gaten te houden. Bijvoorbeeld wanneer de leerling: een algemeen zwak taalniveau heeft slecht versjes kan onthouden en slecht kan rijmen moeite heeft met het aanleren van willekeurige afspraken, zoals de begrippen 'links' en 'rechts' en de namen van kleuren. Niet alle leerlingen met deze problemen ontwikkelen echter dyslexie. Een vertraagde spraak/taalontwikkeling en dyslexie in de familie heeft wel een zekere voorspellende waarde. Signalen onderbouw basisonderwijs Signalen voor dyslexie in groep 3 kunnen zijn: lang spellend lezen of vroeg radend lezen moeite met aandacht voor verbale informatie moeite om het verschil te horen tussen klanken als m en n, t en k, ba en da, met ritme, klemtoon en de betekenis van woorden moeite om verschil te zien tussen bijvoorbeeld p en q, b en d, en met volgorde in woorden (zodat omkeringen en weglatingen het gevolg zijn) moeite met het inprenten van reeksen (bijv. tafels), met het onthouden van woordcombinaties, uitdrukkingen en gezegdes Signalen voor dyslexie in groep 4 kunnen zijn: een hekel aan hardop lezen lang spellend lezen veel radend lezen vaak struikelen bij het lezen vaak een woord overslaan delen van woorden weglaten woorden die hetzelfde klinken door elkaar halen een groeiend verschil tussen het leesvermogen en het vermogen een verhaal te begrijpen Signalen bovenbouw basisonderwijs In de bovenbouw van de basisschool is het leesonderwijs erop gericht om leerlingen steeds meer woorden te leren lezen, steeds zelfstandiger te maken en door middel van lezen informatie op te laten doen en hun kennis uit te breiden. De signalen van dyslexie in de bovenbouw zijn te merken aan een toenemende weerstand tegen leestaken en/of toenemende faalangst en kenmerken die opvallen bij a) het hardop lezen, b) de spelling, c) het schrijven en d) taken die te maken hebben met snel benoemen en/of de belasting van het verbale korte termijn geheugen. a bij hardop lezen valt op dat de leerling: te traag leest veel spellend leest veel fouten maakt door het raden van woorden een grote weerstand en/of faalangst tegen leesbeurten ontwikkelt b bij de spelling valt op dat de leerling: veel spellingsfouten maakt bij vrije schrijfopdrachten vaak fonetisch spelt (letterlijk opschrijft wat hij hoort) de spellingsregels slecht onthoudt zichzelf niet of nauwelijks corrigeert c bij het schrijven valt op dat de leerling: een traag schrijftempo heeft vaak een onleesbaar schrift heeft met veel doorhalingen (hoeft niet door een motorisch probleem te komen) d bij het snel benoemen valt op dat de leerling: problemen heeft met het onthouden van namen of het ophalen van namen uit het geheugen, bijvoorbeeld bij vakken als geschiedenis en topografie. Signalen voortgezet onderwijs Soms wordt dyslexie pas ontdekt als de leerling naar het voortgezet onderwijs gaat. Dit kan komen doordat de basisschool het niet heeft herkend, of omdat de leerling door een zeer goede intelligentie in staat was de problemen te camoufleren. In het voortgezet onderwijs vallen deze leerlingen dan op omdat ze: heel veel nieuwe woorden tegelijk moeten leren en vaak onder tijdsdruk moeten presteren vreemde talen krijgen, waarbij de spellingsregels vaak onduidelijk zijn moeite hebben met het aanbrengen van structuur in het huiswerk Signalen hoger onderwijs Er is een discrepantie tussen inzet en motivatie en schriftelijke prestaties: bijvoorbeeld een gemotiveerde en actieve student levert een werkstuk in met een rommelige structuur en incomplete antwoorden en / of veel spelfouten. Moeite hebben met snel iets doorlezen. Veel tijd nodig hebben voor opdrachten en toetsen. Een deel van de informatie soms helemaal kwijt zijn bij snelle overdracht van veel nieuwe informatie. Veel vragen stellen tijdens de les. Moeite hebben met het combineren van taken. Bijvoorbeeld aantekeningen maken en tegelijkertijd luisteren naar de docent is vaak moeilijk. Afspraken maken deze studenten vaak het liefst mondeling, ze laten zelden een briefje achter op het bureau. Jargon en in de literatuur gebruikte termen worden moeizaam geleerd en vaak verkeerd gespeld. Vaak zakken voor de spellingstoets. 5. Signalen van dyslexie bij volwassenen Volwassenen met dyslexie vallen op omdat ze: Groot doorzettingsvermogen hebben Veel bekende dyslectici zijn ondernemers en zakenlieden (Einstein, Wubbo Ockels, Richard Branson). Dyslectische volwassenen zijn gewend om oplossingsgericht aan de slag te gaan. Ze zijn vaak creatief zijn, innovatief en slim in het bedenken van oplossingen. Goed inzicht hebben Veel dyslectische volwassenen zijn goed in het analyseren en structureren van visuele en ruimtelijke informatie. Ze overzien al snel wat de kern van het probleem is. Conceptvorming. Dyslectische volwassenen moeten alles kunnen beredeneren, het domweg stampen, handleidingen met veel tekst volgen gaat hen niet goed af. Creatief zijn Originaliteit. Veel dyslectische volwassenen kunnen de hele dag out-of-the-box denken. Door hun grote visualiseringsvermogen zijn ze sterk in het beeldend denken. Volwassenen kunnen de organisatie vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Grote cognitieve flexibiliteit hebben. Dyslectische volwassenen gaan op zoek naar verbanden (beredeneren..). Ze leggen verbanden die anderen vaak niet zien. Ze associëren snel en denken snel. Het denken kenmerkt zich door radiaal, dynamisch denken (in plaats van lineair, volgordelijk denken). Ze zullen dan ook niet snel vastroesten in routines omdat ze niet vervallen in automatiseren. Sensitief zijn, goed gehelen kunnen overzien Dyslectische volwassenen zijn intuïtief sterk. Ze hebben al snel een impressie van de gehele situatie. Door veel te absorberen/veel prikkels op te pikken wordt al snel een totaalbeeld en/of (originele) oplossing gevormd. Hierdoor is ook het empathisch vermogen vaak groot. Maar volwassenen met dyslexie: hebben moeite met lezen en/of schrijven hebben moeite om de kern van een verhaal, betoog of idee weer te geven op papier of mondeling hebben moeite om in een vergadering op de juiste tijd het antwoord te geven dat in hun hoofd er perfect uitziet hebben moeite met het ordenen van een tekst, gedachten, dag, agenda werken vaak onder hun niveau, hebben oplossingen maar weten deze niet altijd goed te verwoorden, waardoor ze 'dommer' kunnen overkomen dan ze in werkelijkheid zijn. Zien vaak oplossingen die hun baas niet bedenkt en daardoor (weer) in een conflict terechtkomen faalangstig zijn of paniek ervaren bij het maken van toetsen ervaren dat iets er wel in zit, maar er niet uit komt weten niet wat hun specifieke kwaliteiten zijn omdat ze zich altijd hebben gericht op wat een ander wél kan (goed lezen en schrijven) en zij niet Ook vallen bij volwassenen vaak de volgende bijkomende problemen op (die dus niet exclusief zijn voor dyslexie maar vaker voorkomen bij mensen met een andere werk/leerstijl): Algemeen: behouden van structuur en de focus Dit heeft te maken met hun kwaliteiten (zie boven) die met name voortkomen uit een beter ontwikkelde rechterhersenhelft als compensatie van een minder goed functionerende linkerhersenhelft (taalcentra) als gevolg van dyslexie. Concentratieproblemen bij specifieke taken, met name bij het lezen en schrijven. Moeilijkheden bij het combineren van taken, bijvoorbeeld luisteren naar een spreker en tegelijkertijd aantekeningen maken. Moeite met het uit het hoofd leren van losse feiten als jaartallen, telefoonnummers en namen. Problemen met tijd. Afspraken worden vergeten of men komt op het verkeerde tijdstip of de verkeerde dag. Motorische onhandigheid: alle taken die vragen om opeenvolgende gecoördineerde handelingen lukken niet vanzelf. Bijvoorbeeld problemen met een krant omvouwen of dweilen. Problemen met plannen, organiseren. Teveel activiteiten worden in te korte tijd gepland of spullen die men nodig heeft voor bijeenkomsten of afspraken worden regelmatig vergeten. Moeite met presteren onder tijdsdruk. Problemen met auditieve waarneming, onder andere de klankbeeldvorming. Problemen met visuele waarneming tijdens het lezen of schrijven: de regels lijken in elkaar te gaan zitten of lopen van het papier af. Goede en slechte dagen: de ene dag gaat alles naar wens, de andere dag wil het niet zonder dat daar een aanwijsbare reden voor is. 6. Sociaal-emotionele problemen Sociaal-emotionele problemen gaan vaak samen met, maar zijn geen kenmerk van dyslexie. Het gaat hierbij om onzichtbare problemen die een gevolg zijn van dyslexie zoals faalangst, gebrek aan zelfvertrouwen, geen vertrouwen in de eigen mogelijkheden en het zich schamen voor de dyslexie. Dit zijn de eerder genoemde ‘afwijkende’ processen die zich bij een dyslexie onvriendelijke omgeving ónder de waterspiegel (ijsberg) van een dyslect ontwikkelen. Lang niet alle mensen met dyslexie hebben (veel) last van deze sociaal-emotionele problemen. Immers niet iedereen gaat hetzelfde om met zijn of haar dyslexie en heeft dezelfde ervaringen met dyslexie opgedaan in het basis- en voortgezet onderwijs. Een dyslexie vriendelijke omgeving coacht de dyslecten (en anderen die niet volgens de reguliere leerstijl leren) en stimuleert het ontwikkelen van de eigen leerstijl en hiermee de kwaliteiten en krachten. Dit vergroot het zelfvertrouwen van de anders lerende. Een dyslexie vriendelijke omgeving benut de diversiteit aan leerstijlen binnen de groep door kinderen en volwassenen ook van elkaars leerstijlen te laten leren. Een vroegtijdige onderkenning van dyslexie bij kinderen schept duidelijkheid. De leerproblemen zijn niet te wijten aan gebrek aan inzet of een gebrekkige intelligentie maar aan dyslexie en hiermee een voorkeur voor een andere (vaak niet reguliere) leerstijl. Deze kennis helpt voorkomen dat de kinderen zichzelf als dom of lui gaan zien (onder de waterspiegel). Ook biedt vroegtijdige onderkenning de mogelijkheid om vroegtijdig de dyslexie adequaat te behandelen. Jolanda van den Bergh