Artikel: Enkele notities over de Napoleontische mythe en de Romantiek in Frankrijk Auteur: Arnold Heumakers Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 1.1, 3-12. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skript-ht.nl/archief. Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl • [email protected] ïMKEa:^ NOTITIES OVER w NAPOLEONTISCHE MÏTIIE EN DE ROMANTIEK IN FRANKRIJK Arnold Heumakers. Wanneer Thiophile Gautier in zijn "Histoire du Romantisme" de première beschrijft van "hernani", hot veelomstreden toneelstuk dat in 1830 de poorten van het "officiSle" Thêfltre Francais opende voor Victor Hugo, ia het opmerkelijk met uie hij Hugo en zijn aanhang vergelijkt; "Dans L'armêe romantique comme dans l'armÊe d'Itlaie, tout Ie monde êtait jeune. Les soldats pour la plupart n'avaient pas atteint leur majoritê, et Ie plus vieux de la bande êtait Ie gênëj-al en chef, ftgé vingt-huit ans. C'ltalt l'flge de Bonaparte et de Victor Hugo 1 cette date" . (1) In dit citaat worden een aantal elementen samengevoegd die veelzeggend mogen heten voor de toestand uaarin de Franse literatuur on de Franse samenleving rond 1830 verkeerden. Romantiek, jeugd en Napoleon: in de ogen van velen, niet in de laatste plaats die der romantici zelf, was er sprake van een drieëenheid. Een criticus gaat zelfs zover om te stellen dat "Ie romantisme de 1830 est comme Ie prolongement ou la transcription littéraire de l'êpoque impériale". (2) Victor Hugo zou tegen een dergelijke karakteristiek waarschijnlijk niet veel bezwaar hebbon gemaakt, ook al definiöerde hij o.a. in het voorwoord bij "Hernani" de romantiek als "lo liberalisme en littêrature". (3) Was Napoleon dan een liberaal geweest? Bepaald niot, wanneer we een liberaal schrijfster als Mme de StaSl mogen geloven. Het beeld dat zij in haar posthuum gepubliceerde "Considerations sur les principaux événements de la Revolution francaise" (1818) en in "Dix Annies d'Exil" (l8;!l) van Bo- naparte schildert, komt meer overeen met dat van een raeedogelooa tyran, die uit pure machtswellust een arme, weerloze vrouw het leven onmogelijk maakt, die zijn volk knecht , uitzuigt en ter bevrediging van persoonlijke ambities naar de ondergang voert. Maar sinds 1817, Ixet jaar waarin Mme de Sta'èl stierf, was er veel veranderd. Omdat tijdens de Restauratie zowel Bonapartisten als liberalen repressie van de kant van de Bourbon-regering te verduren hadden, waren zij steeds dichter naar elkaar toegegroeid. En daardoor had, zonder dat men nu dinekt een nieuwe Bonaparte op de troon wonsto, het beeld van Napoleon in liberale kringen een aanzienlijk positiever aanschijn gekregen. Albert Cassagne schrijft dat "les libêraux et les révolutionnaires ouWiaient Napoléon des- - /. poto, êtouffeur de la libertê, pour cllêbrer Napoléon propagatour des idees rêvolutionnalres 3 travers 1'Europe, victime do la SainteAlllance et souverain démocrate, Ce qu'ils retenaient de l'Empire, c'Stait l'élan doniiê aux imaginations et aux espêrances". (4 ) • Dit laatste was des te aantrekkelijker daar het regime waar zij teg«n opponeerden door licn -en niet ten onrechte- werd aangeklaagd als een "gerontocratie". Eon maatschappij waarin Jongeren onvoldoende kansen kregen om aan het bestuurlijke en culturele leven deel te nemen. Vandaar dat de romantici , die rond 1830 niet meer alleen tegen het classicisme maar ook tegen de absolutistische pretenties van Charles X stelling gingen nemen, zoveel Jeugdige aanliangors verwierven. Vandaar mede dat tijdens de Julidagen op de barrlkaden, waar'de Jeugd zich zeer aktlef betoonde, ook bonapartistische leuzen te horen waren, (5) Toch blijft het bevreemding wekken Romantiek en Napoleon-cultus in lên ademtocht verenigd te zien. Vooral wanneer we ons realiseren dat noch tijdens het Empire noch tijdens de daaraan voorafgaande revolutionaire jaren in de officiële literatuur veel sporen zijn te vinden die we met de latere romantiek zouden willen associëren. Chateaubriand verbaasde zich er al over dat de literaire smaak in deze perloden die van het Ancien Régime was gebleven: "Un trait cnractêristique de l'êcole impériale, et même de l'école républicalne, est SL observer; tandis que la soclété avancait en mal OU en bien, la littirature demeuralt stationnaire; étrangêre au changement des idees, elle n'appartenalt pas Èt son temps (...) Dans la tragédie, un parterre plébeien, s'occupait des families des nobles et des rols" , (6) Sporen van een nieuwe literatuur, een romantiek bijvoorbeeld zoals die al wel in Engeland en Duitsland tot bloei was gekomen, treft men alleen aan in de gelederen der aristocratische en liberale oppositie, bij Chateaubriand zelf en Mme Sta«51, en bij schrijvers die aan het maatschappelijke en politieke leven niet of nauwelijks deelnamen als Senancour en Charles Nodler. De officiële literatuur werd met behulp van de keizerlijke censuur door Napoleon strak aan do teugel gehouden. (?) Literatuur was een staatszaak geworden en dat betekende dat alleen werken gedrukt mochten worden die nergens in strijd waren met do door Bonaparte gevoerde politiek. Zo kon vlak na het Concordaat wél Chateaubrlands "Genie du Christianisne" verschijnen, maar werd in 1810 Mme do StaSls "De l'Allemagne" verboden. Daarnaast verrees een kolossale propaganda-machine. Pers, onderwij s en ook do godsdienst (men wist zelfs oen St, Napoleon op te graven en nam "trouw aan de keizer" op als een der christelijk deugden in de katholieke catheohismus) werden volledig in dienst gesteld van de propaganda. Terecht heeft men er dan ook op gewezen dat de Napoleon-mythe, zoals die rond 1830 door de romantici werd aangehangen, niet door hen was uitgevonden. (8) Alle elementen imaruit hun mythe bestond waren al voorhanden en zijn terug te vinden in de propaganda die Napoleon, vanaf het eerste begin van zijn carrière, over zijn persoon had verspreid. Toen hij nog maar een eenvoudig generaal was, in dienst van het Directoire, liet Bonaparte zich al, in door hamzelf opgerichte kranten als de "Courier de l'armêe d'Italie" en "la France vue par 1'Armee d'Italie", Verheerlijken. Bijvoorbeeld zo: "Bonaparte vole comme l'êclalr et frappe comme la foudre. Il est partout et 11 volt tout; il est l'envoyê de la Grande Nation.. . Il salt qu'il est des hommes dont Ie pouvoir n'a d'autres bornes que leur volontê qnand la vertu des plus sublimes vertus seconde un vaste génie" . (9) Hen vergelijke dit Napoleon-beeld met dat van Stendhal of Balzac: de jonge, geniale militair, de verlichte condottlere en er lijkt nauwelijks enig verschil te bestaan. In welko mate Napoleon, eenmaal heerser over Frankrijk, de natie zijn imago heeft ingeprent, laat zich moeiteloos raden. Zijn persoon ging samenvallen met de nationale eer en trots. Hij was er de belichaming van en zou dat, vooral in de ogen van zijn talrijke soldaten, ook na zijn ondergang blijven. Maar ook de laatste Incarnatie van de Napoleon-mythe, een die met name de romantici heeft aangesproken, is door Bonaparte zelf de wereld Ingestuurd, liet beeld dat Las Cases in het "Memorial de St.-Hêlêne" (1823) van zijn keizer geeft, heeft weinig meer van doen met de energieke, jonge generaal, noch met de machtige, roemovorladen keizer; ervoor in de plaats io een overwonnen titaan gekomen, een gekerkerde Prometheus die ii zijn strijd voor vrijheid en nationale eer het onderspit heeft moeten delven. (10) In deze "Martyr de St.-llêlSne" konden de romantici veel van hun eigen gevoelens van onbetiagen, machteloosheid en nostalgie terug vinden, liet "MSraorial" slaat een brug tussen de verdrukker van weleer en de verdrukten van het heden. Maar het zou al te simplistisch zijn om uit dit boek alléén de aantrekkingskracht te verklaren die Napoleon vanaf 1823 in steeds sterkere mate op de romantici ia gaan uitoefenen. Maurice Barrês noemt als belangrijkste wortles van de romantiek: "melancolle et Isolement", (ll) en wanneer we ons herinneren in welke geledingen J - f, - van de maatschappij de romantiek aanvankelijk exclusief te vinden uas, dan lijkt hier veel waarheid in te schuilen. De spleen van Renè slaat Sók terug op de positie van de ontheemde edelman waarin zijn geestelijke vndor tijdens liet sclirljven van de gelijknamige novelle verkeerde. Haar in zijn briljante studie "I.e Sacre de 1'Seri vain" heeft Paul Bênichou nog een ander aspekt beschreven dat voor de romantiek als maatschappelijk fenomeen aanzienlijk belangrijker is geweest dan de nostalgie naar een voorbije tijd en treurnis om een verloren positie. Er werd door de romantici van de Restauratie immers niet alleen getreurd om het Ancien Régime; er werden ook energieke pogingen ondernomen om het katholiek-royalisme van weleer nieuw élan te beaorgen. Dragers van dit nieuwe élan werden de dichters, die in hun verzen de zegeningen van Troon en Altaar bezongen, maar zonder zichzelf aan dezen ondergeschikt te maken zoals de dichters van b.v. de Revolutie dat wel gedaan hadden aan de idealen van toen. Integendeel, de romantische dichter plaatste zichzelf juist in het middelpunt, als de door God geïnspireerde intermediair tussen Diens wilsbeschikking en de wereld. Dit betekende een enorme promotie van de dichter als persoon en ook van de literatuur als medium. De dichter werd in de romantische conceptie weer een leidsman van zijn volk en plaatste zich zodoende op gelijke hoogte mot Homerus, met Hozes, en in zekere zin ook met Napoleon, al doelde men minder op de literaire escapades van do jonge Bonaparte dan op diens later verworven positie van "homrae supérieur; aan zijn medemensen ontstegen door ze te overheersen. Aan de romantische cultus van Napoleon is do cultus van het genie vooraf gegaan. Voor de royalistische dichters werd het laatse aanvankelijk belichaamd door Clvtoaubriand, die zich net zijn "De Bonaparte et des Bourbons" (1814) had opgeworpen als spreekbuis van het anti-bonapartistlsche, probourbonnistsiche deel der natie. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat juist hij door de jonge Vlotor Hugo wordt uitgekozen als voorbeeld tot navolging. Niet Napoleon, die dan -in 1820- voor de anti-bonapartlstisch opgevoede Hugo nog een vijandige macht vertegenwoordigt. Ken toenadering tot Napoleon is voor Hugo pas mogelijk als Chateaubriand in 182/» in conflict raakt met Louis XVIII, en overgaat naar de oppositie. Daarmee raakt het ideaal dat door de jonge romantici werd bezongen, de Restauratie, in discredlet en kon het tenslotte, vergeleken met het Empire, als het mindere uit de bus komen. Ook bij Chateaubriand zelf valt een dergelijke ontwikko- ling waar te nemen. In de later geschreven "Mémoires d'Outre Tombe" blijft van de gal-zuarte kleuren waarmee het Napoleon-beeld in de "Buonaet des Bourbons" was geschilderd niet veel meer over. Napoleon krijgt in het later werk do plaats als uitzonderlijke persoonlijkheid die hem voorheen was onthouden. Dat Chateaubriand, "ce roi des ègotistea* zoals Stendhal niet ten onreclite opmerkte (12) , tevens zichzelf als zijn belangrijkste te- genspeler opvoert en daarmee op gelijke hoogte plaatst Bonaparte, je m'&tais place 4 son niveau" ("en osaiit quitter (13)) zullen we maar terzijde la- ten. Over de politieke en psychologische motieven die aan deze zelfverheffing ten grondslag liggen is elders al uitvoerig geschreven f'^'^)} het zou ons hier te ver op een zijpad voeren. Wel is het noodzakelijk wat nader in te gaan op de Napoleon-mythe, zoals die, positief of negatief, valt 8ian te treffen bij de romantici van wat men "la Grande cSnêration" heeft genoemd, de romantici van 1820, van wie Victor Hugo de belangrijkste representant is, naast Laraartine en Alfred de Vigny. Wat hen met Napoleon en het Empire verbindt is niet alleen -en vaak helemaal niet, zoals bij Lamctine en in mindere mate, Vigny- bewondering voor de "homme superieur" uit Corsica, maar een bijzondere jeugdervaring. Zeker Hugo en Vigny behoren tot de genratie die in de scJiaduw van de grote krijgstonelen is opgegroeid. Hugo's vader was zelfs generaal in het leger van Napoleon, en ook al leefde vader en moeder Hugo liet merendeel van de tijd gescheiden van elkaan, toch zijn de ervaringen van bivak en campagne niet geheel en al aan de jonge Victor voorbij gegaan, Vigny -evenals Lamartine- stamde uit een adellijk milieu dat Napoleon bepaald vijandig gezind waa, maar dat anderzijds kon bogen op een lange militaire traditie, die tij- dens het Empire niet werd afgebroken. De Vigny's waren niet geBmigreerd en Alfred kreeg een opleiding tot militair; hij werd na 1814 onderlultenant in het leger der Bourbons. In zijn "Servitude et Grandeur Militaires" (1835) heeft hij van zo'n jeugd een beeld gegeven dat klassiek mag heten, en waarvan een echo valt terug te vinden in het beeld dat de 13 jaar jongere Alfred de Musset van zijn generatie geeft in zijn "Confessions d'un enfant du siècle" (1836), en dat b.v. ook in de poSzie van Sainte- Beuve doorklinkt! "J.'ai, dês mes jeunes anfl, palpitê pour la France: A l'algle du tonnerre, enfant, je n'attachai; Loin des jeux, l'oell en pleurs, Ie sulvant avec trase, Quand il tomba du ciel, longtempt je Ie cherchai ^ Waterloo mo noya dans les larmos am<5res; Hes nuits se consumaient S. rêorler ces temps, Ces temps si glorieux, si dêtest&s des mores ' Et dont, moi , j'avais vu les spectacles flottants". Het is een beeld dat, zouel bij Sainte-Beuve als bij Vlgny, lang na dato is beschreven en dat misschien daarom zozeer doordrongen is van melancholie en nostalgie. De Restauratie en de daarop volgende Juli-monarchie boden immers nauwelijks soelaas voor do gespannen ambities en militante aspiraties die tijdens het Empire bij velen waren oj)gewekt. Vigny's beroemde karakteristiek van zijn generatie is symptomatisch! "J'appartlens 3 cette generation nêe avoc Ie siècle, qui, nourrie de bulletins par l'Empereur, avait toujours devant les yeux une 6pSe nue, et vint la prendre au moment oïl la France la rematteit dans Ie fourreau des Bourbons". (15) En Sainte-Beuve vervolgt zijn gedicht aldus: "Ces êflats n'allaient plus 8 nos mome s journees; J'étouffais, j e cherchain de larges horizons: Partout au fond de moi grondaient mes destinees. Un soir, je vis un luth, et j'en tirai des sons..." (16) In het dichterschap, in de literatuur kon wêl een uitlaatklep gevonden worden voor de ambities en de wereldbestormende gevoelens die in de politieke realiteit van de Restauratie op onvruchtbare aarde vielen. Deze gevoelens van spleen en "mla du siècle" lopen vooruit op wat na 1830, bij de tweede genei-atie romantici, van 1830, met auteurs als Gautier, Nerval, Musset, Borel, Ijassailly e.a. algemeen zou worden. Voor deze laatsten Iietekende de literatuur ook niet meer als voor Hugo en tamartine een middel waarmee de maatschappij kon worden gestuurd en geïnspireerd, maar eerder een laatste vluchtplaats waarin zij nog zichzelf konden zijn. De graad van autonomie die de oorste gonerntle romantici voor de literatuur had veroverd, was bij hun opvolgers zo 'absoluut geworden dat sommigen onder hen elk kon takt met de buitenwereld rigoreus afwezen. Voor "Ie sacre de l'écrlvain" was een streng "l'art pour l'arb" in de plaats gekomen. Deze ontwikkeling vloeit voort, enerzijds uit stnicturole veranderingen binnen het literaire bedrijf, waar, zoals door o.a. Arnold llauser en Cesar r.rafia (17) is beschreven, een massa-literatuur ia ontstaan die de meer individualistisch gerichte po'dzie van do romantici tot een isolement veroordeelde, omdat deze niet voldeed aan de behoefte van het nieuwe massa-publiek dat onder de Juli-monarchlo begon te ontstaan. Voor deze romantici, wier herinneringen aan het Empire alleon nog in do allervroegste kinderjaren zijn terug te vinden, werd de Napoleon-mythe iets dat nauwelijks nog in de realiteit van alle dag kon worden geïntegreerd; hoogstens In een hyperpersoon]ijke droomwereld, zoals bij Girard de Nerval die Napoleon een belangrijke plaats geeft in zijn aan tal van godsdiensten, mythen en sagen ontleende, maar door hemzelf tot een nieuwe eenheid omgevormde mythologie. (18) In het geval van Victor Hugo lag dat bepaald anders. Bij hem is van spleen en "mal du siècle" niet veel te bespeuren. Hij beschouwde Napoleon van de mythe eerder als een hanteerbare blauwdruk voor de positie welke de dichter in de post-lmperlele aainenleving zou moeten innemen. Het is veelzeggend op welke wijze hij van royalistlsch-kathollek dichter tot llberaal-bonapartietisch dichter is geëvolueerd. De herinnering aan het Empire fungeerde bij hen niet ala een bezwering waarmee het heden na Waterloo kon worden veroordeeld en afgewezen, naar hij probeerde juist zichzelf een deel van het prestige en de roem van het Napoleontische tijdperk, gesymboliseerd in het leger, toe te eigenen. Hieraan 2igt eon persoonlijke, psychologische omstandigheid ten grondslag. (19) Hugo's toenadering tot Napoleon vindt immers expliciet plaats vla zijn eigen vader, in wiens richting h i j , na de dood van zijn moeder in 1820, althans in de poëzie een bewondere knieval maakte. En met zijn vader, die zoals gezegd generaal in de Grande Armee was geweest, wordt tevens het leger van Napoleon binnen de poorten gehaald, ook al blijft Bonaparte zelf nog even bulten het gezichtsveld. In zijn "Ode S. mon père" uit 1823 schrijft Hugo tot slot: Lêgue 3 mon luth obscur l'êclat de ton Iple; Et de moins qu'd ma volx, de ta vie occupée, Ce beau souvenir prète un charme solennel. Je dirai tes combats aux muses attentlvea, Comme un enfant joyeux, parml ses soeurs craintives, Tralne, dêblle et flier, Ie glaive paternel. (20) Haar lang zal het niet meer duren of Bonaparte zelf wordt ook bezongen, In 1827 gebeurt dit voor het eerst openlijk in de "Ode 3 la Colonne", waarin "la sandale de Charlemagne" op êên lijn wordt geplaatst met "l'êperon de Napoleon". (21) De laatste Jaren van de Restauratie gonzen trouwens van de Napoleon verering. Aan de ene kant bestaat er een wijdverbreide volks-mytlie, waaraan Balzac in zijn "Hêdecin de Campagne" de meest fraaie literaire - 10 expressie heeft gegeven, maar waarvan ook sporen vallen tenig te vinden in de jougdherimieringon van bijvoorbeeld Maxime IXicamp en Ernest Renan. (22) Aan de andere kant klinken in de literatuur steeds meer stommen die het voor de vroegere keizer van Frankrijk opnemen. Het name de talrijke toneelstukken over Cromwell, van o.a. Balzac, Hugo en Merimée, brengen, in de historische vermomming van de protagonist. Bonaparte op de planken. Daarnaast mogen de chansons van Bêranger niet onvermeld blijven, die, veelal nauwaansluitend bij de volksmythe, de herinnering aan de keizer en het Empire met groot succes levend hielden. (23) Ook in de revolutie van 1830 werd door menigeen een herleving gezien van de Napoleontische periode. (24) Door de Bourbons te verjagen wiste het Tarijpe volk de schande uit die het in 1815, door Napoleon zonder slag of stoot aan zijn vrienden uit te leveren, op zich had geladen. (25) Na de omwenteling ontstaat een ware hausse in Napoleonstukken, met als een der bekendste "Napoleon Donajiarte ou Trente ans de l'hlstoire de France" (1831) van Alexandre Dumas, zelf evenals Hugo zoon van een Napoleontisch generaal, (26) Tegen deze achtergrond van massale populariteit wordt het des te ti^grijpelijker dat een dichter die zich een nationale rol toemeet zijn heil tenslotte vindt bij een Napoleon-mythe, Wanneer niet meer de lof kan worden gezongen van kerk en koningschap, maar de dichter nog wel zijn eminente rol als leidsman van het volk wenst te blijven spelen, dan zal in een andere richting naar een kader gezocht moeten worden, waarbinnen deze poëtische pretentie haar maatschappelijke rechtvaardiging vindt. (27) Voor Victor Hugo werd dat, zeker vanaf 1830, de traditie van de Franse Revolutie, die hij in het liberalisme van zijn tijd zag voortgezet, In Napoleon vond Hugo de meest eclatante van die traditie. verpersoonlijking Napoleon is, zou men kunnen zeggen, zowel zoon als mees- ter van de revolutie en in deze ambivalentie kwam zijn positie wonderwel overeen met de opvatting die Hugo had van het romantisch dichterschap, In een tekst uit 1833 wordt de parallel duidelijk uiteengezet: La physionomie de cette époque ne sera fixlo que lorsque la revolution franjaise, qui s'est faite homme dans la sociêté sous la forme de Bonaparte, se sera faite homme dans l'art. Et cela sei^. Notre sièole ontier s'encadrera et se mettra de lui-même en perspective:entre ces deux grandes vies parallSles, l'un du soldat, l'autre de l'&crivain, l'une teute d'action, l'autre toute de pensee, qui - 11 8'expliqueront et se commonteront sans cesse l'une par l'autre, Harengo, les Pyraraldes, Austerlltz, la Hoskoua Honterreau, Waterloo, quelles êpopêesi Napoleon a ses poèsles; Ie poSte aura. ses batailles. (28) En hiermee zijn we teruggekeerd bij ons begin citaat over de "batallle d'Hemani", de premiere die in zo'n rumoerige veldslag ontaardde tussen romantische voorstanders en classicistische critici. De dichter werd daardoor in de toneelzaal een veldheer{ de veldheer was, bezien door een romantische bril, tijdens zijn campagnes al een dichter geworden. Noten: 1.) 2.) 3.) 4.) 5.) Gautler. Hlstoire du Romantisme, p, 11, Jules Dtectiamps. Sainte-Beuve et Ie Sillage de Napoléon, p. 32. H\igo. Ilernani, p. 10. Caeeagne. IA Theorie de l'art pour l'art, p. 9. J. Lucas-DubrelfOn. Le Culte de NapcJlêon, p. 272. D.H. Plcknev. The French Revolution of 1830, p. H3 , 293. 6.) Chateaubriand., Mimoires d'Outre Tombe, I, p. 532. 7.) R.B. Holtman. Napoleonic Propaganda, p. 75 e.v. 8.) Jean Tulard. Le Mythe de Napollon, p. 31-44. 9.) Ibid., p. 31. 10.) In het bijzonder over de rol van het"memorial"ln de mythe-vorming: Ph. Gonnard. Les Origines de la Légende napolSnnienne. Volgens Tulard overdrijft Gonnard echter het belang van het "memorial" wanneer hij in dit geschrift de belangrijkste oorsprong van de myhte wil zien. 11.) ,Barrês. Preface bij : Souvenirs d'un officier de la Grande Armee. 12.) Vle de Henry Brulard, p. 40. 13.) Mémoires d'Outro Tombe, I., p. 610. 14.) M. Descotes. La Llgende de Napoléon et les Icrlvains francais du XlXe siècle, p. 59 e.v. Gilette Zlegler. Napoléon vu par Chateaubriand. In: Europe, aprilmei, 1969. 15.) Servitude et Grandeur Hilitaires, p. 7. 16.) üit de "Consolations" (1830); geelt, bij: Dechampa. 3t. Beuve, p. 109-10. 17.) The Social History of Art, IV, hst. 7, en Modernity and its Discontents, hst. 4. 18.) Jean Richer. Gerard de Nerval. Experience et Creation, hst. 2. 19.) P. Flottes. L'Evall de Victor Hugo; Charles Baudoujn. Le Psychanalyse de Victor Hugo, hst 2. 20;) Hufio. Odes ot Ballades, p. 122. 21.) Ibid., p. 187 . 22.) .Ducamp. Souvenir Littéraires, I, p. 46-47.; Renan. Souvenls d'Enfance et de Jeunesse, p. 108. 23.) ,P. Flottes. Ilistoire de la Poésie politique et sociale en France de 1815 a 1939, p. 64-71. 24.) David Finknev wil in de Revolutie van 1830 zelfs tot op zekere hoogte een Donapartietische revolutie zien, o.a. omdat dankzij de juli-dagen zeer veel exboambten van het Empire opnieuw in het zadel geholpen wei-den. (Op cit. p. 292-3) . 12 25.) Diicamps. oouvenirs Litt. , I, p. 36. ;)ainto-l3euve . pr . Lundis , I, p . 3/^1. Volgens Uechanps, aan wie ik deze kennis ontleen, zijn vergelijkbare gedachten terug te vinden bij Béranger, Delavigne, Barthelêmy en Mfiry (r.t. neuve, p. 28) . 26. ) Charles Chassl telt in zijn"Napolêon pnr les ecrivains" in de jaren vlak na 1Ö3 0 meer dan 13 toneelstukken over Napoléon. 27. ) Pierre Barbéris merkt - met lichte onwolwillendheld-op: "11 y a en Hugo une aptitude profonde 3 fttre poêto officiel, toujours,de quolquo chofje." (Balzac et Ie Mal du siècle, 1, p. 1028.) 28.) Oecit. b i j : Decliamps. St. Deuve, p. 73-74. Vergelijk deze passage met een fragment uit een brief van Sainte-Beuve aan Hugo, n.a.v. "Hernani" ! "Cette comfjaraison de Nafiol&on me revient; oui, je crois que, comme lul, vous tentez une entreprise impossible, en ce sens que tout l'F.mpire était en lui et que tout l'art (draraatique) sera en vous. Voun aurez Austerlitz, lêna. Teut-ètre même qu'Hernani est déja Auüterlitz" . (gecit. b i j : J.T . Harskamp. Individualisme en Idiolatrie, p. 17.) ——^—^^^-.— Deze notities kregen in iets andere vorm een plaats als inleiding in mijn doctoraal-scriptie, getiteld; "Stendhal: De mythe van Napoleon en de vluclit uit do geschiedenis. Een historische interpretatie van leven en werk van Henri Marie Beyle (1783-1842)." Ze werden enkele jaren terug opgetekend. Arnold Ileumakers studeerde in 1978 af binnen de vakgroep NITO-geschiedenis. Momenteel is hij werkzaam bij hot Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie.