Woensdag 30 juni 2010 - Pagina 34 dé Weekkrant Arnhemse Koerier Impact van de schildklier Bert Scholtens: “Na een kwartier fietsen moest ik al gaan rusten.” De Alysis Zorggroep plaatst elke twee weken in samenwerking met dé Weekkrant een artikel over een aandoening. Deze keer: de schildklier. Het is maar een klein ding in onze hals, maar als er iets misgaat, voel je het overal. Dat ervoer ook Bert Scholtens: “Na een kwartier fietsen moest ik al gaan rusten.” In het voorjaar van 2009 werd hij steeds sneller moe. Na zijn normale fietsrit kwam hij bezweet aan op Papendal en dan moest het uur gymnastiek nog beginnen. “Halverwege stond ik dan doodmoe tegen een muur te leunen en uit te hijgen.” Hij dacht eerst dat er iets met zijn hart mis was, want hij was al twee keer gedotterd. Of anders met zijn longen, omdat hij nog steeds rookte. Maar het bleek iets anders te zijn: de ziekte van Graves (een te snel werkende schildklier). “Bij de huisarts bleek uit een longtest dat mijn longen nog prima functioneerden. Toen moest ik bloed laten prikken en bleek het mijn schildklier te zijn. Dat was een enorme opluchting, want er was iets aan te doen.” Bert werd doorgestuurd naar het Rijnstate Ziekenhuis in Arn- De schildklier De schildklier zit aan de voorkant van de hals en weegt 10 tot 20 gram. Hij maakt schildklierhormonen aan en geeft die af aan het bloed. De schildklier zorgt ervoor dat je lichaam genoeg energie krijgt om te werken. Als hij te snel werkt, kun je last krijgen van vermoeidheid en hartkloppingen en heb je het warm. Werkt hij te langzaam, dan kun je je behalve moe ook depressief en kouwelijk voelen. Bij de ziekte van Graves (zoals bij meneer Scholtens) werkt de schildklier te snel. Na een jaar medicatie slikken is 50 tot 60 procent van de patiënten hersteld. De rest krijgt een jodiumslok. Die schakelt een aantal schildkliercellen uit. Bert Scholtens: “Dat kleine kliertje in je nek heeft een enorme impact op je lichaam.” FOTO: HERMAN VAN OMMEN hem. Het team van het Schildkliercentrum schreef al gauw medicijnen voor. “De schildklier moest eerst helemaal uitgeschakeld worden. Daarna kreeg ik schildklierhormoon om hem weer normaal te laten functioneren. Binnen vier weken voelde ik me weer bijna helemaal fit.” en zag dat hij al een jaar symptomen had. Bert: “Ik was niet alleen moe, maar ik had ook steeds spierpijn en ging trillen. Schrijven werd lastig, omdat mijn handschrift bijna onleesbaar was. In de auto kon ik mijn voet bij het gaspedaal niet stilhouden. Ook kon ik ineens blijven dooreten en snoepen en viel ik toch acht kilo af.” Toen hij wist dat het zijn schildklier was, redeneerde hij terug Met medicijnen ging het snel beter. Inmiddels is de schild- klier goed ingesteld. “Ik moet elke acht weken bloedprikken om de waardes te laten controleren. Als het nodig is, passen we de medicatie aan. Ik ben nog steeds iets sneller moe, maar ik ben dan ook 62. Linksof rechtsom gaat het wel goed komen, al genees je nooit helemaal van een autoimmuunziekte zoals Graves. De grootste eye opener voor mij was dat een klein kliertje in je nek zo’n grote impact heeft op je lichaam.” Weetjes - 1 op de 20 Nederlanders krijgt te maken met een schildklierziekte - Van hen is 80 procent vrouw - Het Schildkliercentrum van de Alysis Zorggroep ziet ongeveer 480 nieuwe patiënten per jaar Aanspreekpunt voor de patiënt Sinds 2006 heeft Ziekenhuis Rijnstate een Schildkliercentrum dat zich richt op behandeling van schildklierziekten. “Ongeveer vijf procent van de bevolking heeft een schildklierziekte”, zegt Hans de Boer, endocrinoloog (een internist die zich onder andere specialiseert in de schildklier). “Het komt dus vaak voor. Afhankelijk van de ziekte zien wij patiënten gedurende drie maanden tot twee jaar.” Rijnstate zet gespecialiseerde verpleegkundigen in, die de patiënt gedurende het behandeltraject begeleiden. “Wij zijn het eerste ziekenhuis in Nederland dat verpleegkundigen hiervoor opleidt”, vertelt schildklierverpleegkundige Wilma Koppenol. “Na de intake gaan we met alle labuitslagen naar het tweede gesprek, bij dokter de Boer. Hij kan dan snel zien wat er aan de hand is en de behandeling in gang zetten. Zijn er daarna vragen, dan kunnen patiënten mij altijd bellen of mailen.” Uitbreiding Als patiënten medicijnen krijgen, wordt in hun bloed gemeten of de hoveelheid genoeg is. “Zo nodig passen we de hoeveelheid aan”, zegt dr. De Boer. “Wilma begeleidt hen daarin. De verpleegkundige is echt de spil van ons centrum en het aanspreekpunt voor de patiënt.” Inmiddels breidt het initiatief van Rijnstate zich uit over het land. “Misschien hoeven patiënten in de toekomst niet meer zo vaak van heinde en verre te komen. Zo hebben we mensen gehad uit Maastricht en uit Zeeland.”