Samenvatting MBO-exameneisen cohort 2012

advertisement
SAMENVATTING
KWALIFICATIEDOSSIERS COHORT 2012
“VRIJETIJDSSECTOR”
EXAMENEISEN OP HET GEBIED VAN
- Uitstroomdifferentiaties
kerntaken/werkprocessen
- LOB (Loopbaan & Burgerschap)
Dimensies
- NED (Nederlands)
vaardigheden/descriptoren op niveau
- MVT (Moderne Vreemde Talen)
vaardigheden/descriptoren op niveau
- RWI Rekenen en Wiskunde
vaardigheden/descriptoren op niveau
DOOR UITGEVERIJ DE TOERIST / DE DIENST
2012
-
ALGEMENE OPMERKING:
- Grote verschillen in taalniveaus in vergelijkbare uitstroomniveaus!
- Bepaalde kwalificatiedossiers zijn voor de derde keer op rij veranderd.
Er komen exameneisen voor Rekenen/Wiskunde (voorlopig vanaf schooljaar 2010/2011).
- Voor detailinformatie en actuele ontwikkelingen: ga naar www.mbo2010.nl.
PS. DIT MATERIAAL IS MET DE UITERSTE ZORGVULDIGHEID SAMENGESTELD.
ER KUNNEN ECHTER GEEN RECHTEN AAN ONTLEEND WORDEN.
Page 1 of 79
INHOUDSOPGAVE
ALGEMEEN
BLZ
INHOUDSOPGAVE
2
INLEIDING
3
TOELICHTING CODES
4
KWALIFICATIEDOSSIERS (PER UITSTROOMDIFFERENTIATIE):
ADM
Administratief medewerker
BLZ
6
DMA
Secretariële beroepen
9
FD2 / FD4
Facilitair dienstverlener
11
FRO
Frontoffice medewerker
15
FST
Fastservice
20
HAS
Horeca-assistent
23
HOM
Ondernemer/manager Horeca
25
KOK
Kok
26
LHH
Leisure & Hospitality
30
LVD
Luchtvaartdienstverlener
34
MBC
Medewerker bediening / café-bar
36
RZN
Reizen
40
SB2
Sport- en bewegingsbegeleider
42
SB4
Sport en bewegen
43
BRONDOCUMENTEN:
BLZ
LLB
Loopbaan & Burgerschap
47
NED
Nederlands
49
Page 2 of 79
MVT
Moderne Vreemde Talen
70
RWI
Rekenen/Wiskunde
75
Page 3 of 79
INLEIDING
Hierbij ontvangt u een samenvatting van de exameneisen in zake diverse kwalificatiedossiers in de
“vrijetijdssector”. De exameneisen zijn voor ons leidend wat betreft het ontwikkelen van boeken en
toetsen/examens.
De exameneisen zijn per kwalificatiedossier gegroepeerd. Per kwalificatie zijn de diverse uitstroomdifferentiaties
op 1 A4 overzichtelijk bijeengebracht. Hierop staan ook de verwijzingen naar de exameneisen van
brondocumenten. Deze exameneisen zijn te vinden vanaf pagina 40.
Overigens ………
Examenproducten:
De uitgever hanteert een aantal uitgangspunten op het gebied van examinering:
a.
We bieden de onderwijsinstellingen (exameninstellingen) een flexibel in te zetten Competentiegerichte
Examenmix per kwalificatiedossier en/of uitstroomdifferentiaties met daarin opgenomen de diverse
vormen van examenproducten voor:
a.
Uitstroomdifferentiaties
b.
Leren, loopbaan, burgerschap
c.
Nederlands
d.
Moderne Vreemde Talen (Engels, Duits, Frans, Spaans)
e.
Rekenen/wiskunde (vanaf 2010)
b.
Elke onderwijsinstelling (exameninstelling) bepaalt uit het aanbod van onze Competentiegerichte
Examenmix welke examens ze inzet voor:
a.
Formatieve toetsing (toetsen)
b.
Summatieve toetsing (examens)
Op basis van dit flexibel in te zetten aanbod van toetsen en examens kunnen onderwijsinstellingen
(exameninstellingen) zelfs per deelnemer een op hem/haar afgestemde (vraaggestuurde) toetsen en/of
examenmix inzetten. Ook voor onderwijsinstellingen die meer aanbodgericht zijn, kunnen zelf bepalen
welke uitstroomdifferentiaties men aanbiedt en daarop hun eigen examenmix samenstellen.
c.
Wij bieden diverse soorten toetsen/examens aan::
a.
Competentieopdrachten (Beroep en LOB)
b.
Uitstroomtoets (Beroep)
c.
BPV-toets (Beroep)
d.
CGI-toetsen (Beroep en LLB)
e.
TaalToetsen (MVT en NED)
f.
RekenToetsen (RWI ofwel Rekenen/Wiskunde, vanaf 2010)
Op deze wijze streven we een eenduidige examinering (eenheid in beoordelen) na.
Examendossier per uitstroomdifferentiatie:
We hebben per uitstroomdifferentiatie een Examendossier (EDS-map) samengesteld waarin alle informatie tan
aanzien van onze werkwijze en producten van “toetsing/examinering per uitsroomdifferentiatie”overzichtelijk zijn
samengebracht.
Tenslotte …..
We hopen dat we u met deze samenvatting enig uitzoekwerk hebben kunnen besparen.
Veel leesplezier!
Jeroen van Esch
Uitgever
Page 4 of 79
TOELICHTING CODES 2012
KWALIFICATIEDOSSIERS
CODE
ADM
DMA
FD2
FD4
FRO
FST
HAS
HOM
KOK
LHH
LVD
MBC
RZN
SB2
SB4
NAAM KWALIFICATIEDOSSIER
Administratief medewerker
Secretariële beroepen
Facilitair Dienstverlener (niv 2)
Facilitair Dienstverlener (niv 4)
Frontofficemedewerker
Fastservice
Horeca-assistent
Ondernemer horeca / bakkerij
Kok
Leisure & Hospitality
Luchtvaartdienstverlener
Medewerker bediening / café-bar
Reizen
Sport- en bewegingsbegeleider
Sport en Bewegen
UITSTROOMDIFFERENTIATIES
INTERNE CODE
KD
UD
NO.
ADM SMW 1
ADM TRC 2
ADM BMW 3
DMA SEC
3
DMA DSC 4
FD2 FD2 1
FD4 FD2 1
FD4 FD4 2
FRO REC 1
FRO IMW 2
FRO FOM 3
FRO HIN
4
FST
MFC 2
FST
ZFC
3
FST
LGF
4
HAS HAS 1
HOM MOH 1
KOK KOK 1
KOK ZWK 2
KOK LGK 4
KOK GSK 4
LHH LHA 1
LHH LHH 2
LHH LHE
3
LVD LVD 1
MBC GHV 1
MBC BAR 2
MBC ZGH 3
MBC LGB 4
RZN VKR 1
RZN MVR 2
SB2 SB2
1
SB4 SB2
1
SB4 SB3
2
SB4 SB4
3
NAAM UITSROOMDIFFERENTIATIE
CREBO
NIVEAU
Secretarieel medewerker
Telefonist/receptionist
Bedrijfsadministratief medewerker
Secretaresse
Directiesecretaresse/managementassistent
Facilitair medewerker
Facilitair medewerker (afstroom)
Facilitair leidinggevende
Receptionist
Informatiemedewerker
Frontofficemanager
Hoofd informatie
Medewerker Fastservice
Eerste medewerker Fastservice
Manager/Bedrijfsleider Fastservice
Horeca-assistent
Manager/ondernemer horeca
Kok
Zelfstandig werkend kok
Leidinggevende keuken
Gespecialiseerd kok
Leisure & hospitality assistant
Leisure & hospitality host
Leisure & hospitality executive
Luchtvaartdienstverlener
Gastheer/-vrouw
Bartender
Zelfstandig werkend gastheer/-vrouw
Leidinggevende bediening
Verkoper reizen
Manager verkoop reizen
Sport- en bewegingsbegeleider
Sport- en bewegingsbegeleider (afstroom)
Sport- en bewegingsleider
Sport- en bewegingscoördinator / Operationeel sport- en bewegingsmanager
90472
90473
90471
95380
95391
95751
95751
95750
90622
90621
94072
94071
94190
94200
95432
90660
90303
90760
95420
95102
95101
94110
94120
94130
91850
94140
94151
94153
94161
94090
94100
95300
95300
95280
95293
niveau 2
niveau 2
niveau 2
niveau 3
niveau 4
niveau 2
niveau 2
niveau 4
niveau 3
niveau 3
niveau 4
niveau 4
niveau 2
niveau 3
niveau 4
niveau 1
niveau 4
niveau 2
niveau 3
niveau 4
niveau 4
niveau 2
niveau 3
niveau 4
niveau 4
niveau 2
niveau 3
niveau 3
niveau 4
niveau 3
niveau 4
niveau 2
niveau 2
niveau 3
niveau 4
BRONDOCUEMNTEN (voor alle kwalificatiedossiers/uitstroomdifferentiaties)
INTERNE CODE
LOB
NED
MVT
RWI
NAAM BRONDOCUMENTEN
Loopbaan & Burgerschap
Nederlands
Moderne Vreemde Talen
Rekenen/Wiskunde
Page 5 of 79
ADM SMW
SECTOR: SECRETARIELE/FINANCIELE BEROEPEN
DOSSIER: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: SMW
Secretarieel medewerker
(Niveau 2, crebo: 90472)
Kerntaak 1: Verricht ondersteunende secretariële werkzaamheden
1.1. Verzorgt correspondentie
1.2. Verzorgt inkomende en uitgaande post en neemt goederen in ontvangst
1.3. Beheert een agenda en een reserveringssysteem
1.4. Ontvangt bezoekers
1.5. Bedient de communicatiemiddelen en handelt telefoongesprekken af
Kerntaak 2: Verricht ondersteunende (financieel) administratieve werkzaamheden
2.1. 2.2. Voert administratieve gegevens in in een geautomatiseerd systeem
2.3. Vult eenvoudige formulieren in
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
Verhoudingen
2F
2F
Meten en
Meetkunde
2F
Verbanden
2F
Nederlands
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
Schrijfvaardigheid
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
MVT 1 Engels
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT
Luisteren
A2
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A2
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 6 of 79
Schrijven
A2
ADM TRC
SECTOR: SECRETARIELE/FINANCIELE BEROEPEN
DOSSIER: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: TRC
Telefonist/Receptionist
(Niveau 2, crebo: 90473)
Kerntaak 1: Verricht ondersteunende secretariële werkzaamheden
1.1. 1.2. Verzorgt inkomende en uitgaande post en neemt goederen in ontvangst
1.3. Beheert een agenda en een reserveringssysteem
1.4. Ontvangt bezoekers
1.5. Bedient de communicatiemiddelen en handelt telefoongesprekken af
Kerntaak 2: Verricht ondersteunende (financieel) administratieve werkzaamheden
2.1. 2.2. Voert administratieve gegevens in in een geautomatiseerd systeem
2.3. Vult eenvoudige formulieren in
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
Verhoudingen
2F
2F
Meten en
Meetkunde
2F
Verbanden
2F
Nederlands
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
Schrijfvaardigheid
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
MVT 1 Engels
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT
Luisteren
A2
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A2
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 7 of 79
Schrijven
A1
ADM BMW
SECTOR: SECRETARIELE/FINANCIELE BEROEPEN
DOSSIER: ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: BMW
Bedrijfsadministratief medewerker
(Niveau 2, crebo: 90471)
Kerntaak 1: Verricht ondersteunende secretariële werkzaamheden
1.1. 1.2. Verzorgt inkomende en uitgaande post en neemt goederen in ontvangst
1.3. 1.4. Ontvangt bezoekers
1.5. Kerntaak 2: Verricht ondersteunende (financieel) administratieve werkzaamheden
2.1. Ordent en controleert boekingsstukken
2.2. Voert administratieve gegevens in in een geautomatiseerd systeem
2.3. Vult eenvoudige formulieren in
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
Verhoudingen
2F
2F
Meten en
Meetkunde
2F
Verbanden
2F
Nederlands
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
Schrijfvaardigheid
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
MVT 1 Engels
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT
Luisteren
A2
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A2
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 8 of 79
Schrijven
A1
DMA SEC
SECTOR: SECRETARIELE BEROEPEN
DOSSIER: SECRETARIELE BEROEPEN
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: SEC
Secretaresse
(Niveau 3, crebo: 95380)
Kerntaak 1: Voert taken rondom informatiemanagement uit
1.1. Zorgt voor de schriftelijke informatie-uitwisseling
1.2. Zorgt voor de mondelinge (telefonische) informatie-uitwisseling
1.3. Onderhoudt en actualiseert het (digitale) archief
1.4. 1.5. Onderhoudt het relatienetwerk
1.6. Voert administratieve taken uit
Kerntaak 2: Voert taken rondom planning en organisatie uit
2.1. Beheert de agenda
2.2. 2.3. Organiseert bijeenkomsten
2.4. Maakt verslag en handelt zaken af
2.5. Ontvangt bezoekers
2.6. 2.7. Regelt reizen en accommodaties
2.8. 2.9. Handelt facturen en declaraties af
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
Verhoudingen
2F
2F
Meten en
Meetkunde
2F
Verbanden
2F
Nederlands
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
Schrijfvaardigheid
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
MVT 1 Engels
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT
Luisteren
B1
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
B1
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 9 of 79
Schrijven
B1
DMA DSC
SECTOR: SECRETARIELE BEROEPEN
DOSSIER: SECRETARIELE BEROEPEN
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: DSC
Directiesecretaresse/managementassitent
(Niveau 4, crebo: 95391)
Kerntaak 1: Voert taken rondom informatiemanagement uit
1.1. Zorgt voor de schriftelijke informatie-uitwisseling
1.2. Zorgt voor de mondelinge (telefonische) informatie-uitwisseling
1.3. 1.4. Verzorgt de dossiervorming en het dossierbeheer
1.5. Onderhoudt het relatienetwerk
1.6. Voert administratieve taken uit
Kerntaak 2: Voert taken rondom planning en organisatie uit
2.1. Beheert de agenda
2.2. 2.3. Organiseert bijeenkomsten
2.4. Maakt verslag en handelt zaken af
2.5. Ontvangt bezoekers
2.6. 2.7. Regelt reizen en accommodaties
2.8. Beheert kleine budgetten en handelt financiële zaken af
2.9. -
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Getallen
Verhoudingen
3F
3F
Meten en
Meetkunde
3F
Verbanden
3F
Nederlands
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
taalvaardigheid
3F
3F
Schrijfvaardigheid
3F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
3F
MVT 1 Engels
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT
Luisteren
B2
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B2
B2
B1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 10 of 79
Schrijven
B2
FD2 (afstroom FD4)
SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING (KENWERK)
DOSSIER: FACILITAIRE DIENSTVERLENER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: FD2
Facilitair medewerker
(Niveau 2, crebo: 95751)
Kerntaak 1: Voert facilitaire werkzaamheden uit
1.1. Voer hostpitality werkzaamheden uit
1.2. Bereidt en distribueert eenvoudige gerechten en huishoudelijke dranken
1.3. Voert licht administratief werk uit
1.4. Voert post- en repro-activiteiten uit
1.5. Onderhoudt de voorraad
1.6. Voert logistieke werkzaamheden uit
1.7. Signaleert onveilige situaties en verhelpt deze
1.8. Voert incidentele schoonmaakwerkzaamheden uit
1.9. Kerntaak 2: Voert onganistatie gebonden taken uit
2.1. Onderhoudt het contact met interne en externe klanten en leveranciers
2.2. 2.3. Signaleert klachten en verbeterpunten en handelt deze af
2.4. Plant de uitvoering van eigen werkzaamheden
2.5. Neemt deel aan werkoverleg.
Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10. 3.11. (geen kerntaak 4 meer)
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
Verhoudingen
2F
2F
Meten en
Meetkunde
2F
Verbanden
2F
Nederlands
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
taalvaardigheid
1F
2F
Schrijfvaardigheid
1F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
1F
MVT 1 Engels
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT
Luisteren
A2
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A1
A2
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 11 of 79
Schrijven
A1
FD4
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING
DOSSIER: FACILITAIRE DIENSTVERLENER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: FD4
Facilitair leidinggevende
(niveau 4, crebo: 95750)
Kerntaak 1: Voert facilitaire werkzaamheden uit
1.1. Voert hospitality werkzaamheden uit
1.2. 1.3. Voert licht administratief werk uit
1.4. 1.5. Onderhoudt de voorraad
1.6. Voert logistieke werkzaamheden uit
1.7. Signaleert onveilige situaties en verhelpt deze
1.8. 1.9. Beheert gebouwen en apparatuur
Kerntaak 2: Voert organisatiegebonden taken uit
2.1. Onderhoudt het contact met interne en externe klanten en leveranciers
2.2. Beoordeelt offertes en leveringscontacten en stelt leveringscondities op
2.3. Signaleert klachten en verbeterpunten en handelt deze af
2.4. 2.5. Neemt deel aan werkoverleg
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
3.1. Maakt een afdelingsplan
3.2. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen
3.3. Bewaakt budgetten
3.4. Plant en verdeelt werkzaamheden
3.5. Stuurt medewerkers aan
3.6. Begeleidt medewerkers
3.7. Voert formele gesprekken met medewerkers
5.8. motiveert en stimuleert de samenwerking in het team
5.9. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer
5.10. Voert werkoverleg
5.11. Stelt rapportages op
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Getallen
3F
Verhoudingen
Meten en Meetkunde Verbanden
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge taalvaardigheid
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Taalverzorging en
taalbeschouwing
3F
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1
B1
B1
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 12 of 79
FD4 Certificeerbare eenheden
SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitvoeren van schoonmaakonderhoud
(Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.)
(Huishoudelijk medewerker)
Kerntaken /
werkprocessen
1.1.
SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitvoeren en beheren van risicipreventie en Arbo-taken
(Certificeerbare eenheid 2, crebo: n.v.t.)
(Kwaliteitscontroleur)
Kerntaken /
werkprocessen
Page 13 of 79
FD4 Certificeerbare eenheden (vervolg)
SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitvoeren en beheren van schoonmaak en textiel
(Certificeerbare eenheid 3, crebo: n.v.t.)
(Executive housekeeper)
Kerntaken /
werkprocessen
1.1
SECTOR: FACILITAIRE DIENSTVERLENING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitvoeren en beheren van voorraad en inkoop
(Certificeerbare eenheid 4, crebo: n.v.t.)
(Magazijnmedewerker)
Kerntaken /
werkprocessen
Page 14 of 79
FRO REC
SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK)
DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: REC
Receptionist
(Niveau 3, crebo: 90622)
Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit
1.1. Neemt reserveringen aan
1.2. Checkt de klant/gast in
1.3. Informeert en adviseert de gast/klant
1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop
1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt
1.1. Handelt klachten af
1.7 Bewaakt de veiligheid
1.8 Checkt de klant/gast uit
Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit
2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop
2.2. Verwerkt reserveringen
2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit
2.4. Verzamelt informatie
2.5. Sluit de kassa af
2.6. Houdt de winkelvoorraad bij
2.7. 2.8. 2.9. 2.10. -
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 naar keuze
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en Meetkunde
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
B1
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A2
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 15 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
Taalbeschouwing
2F
Schrijven
A2
Schrijven
A2
FRO IMW
SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK)
DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: IMW
Informatiemedewerker
(Niveau 3, crebo: 90621)
Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit
1.1. Neemt reserveringen aan
1.2. 1.3. Informeert en adviseert de gast/klant
1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop
1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt
1.6. Handelt klachten af
1.7. 1.8. Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit
2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop
2.2. 2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit
2.4. Verzamelt informatie
2.5. Sluit de kassa af
2.6. Houdt de winkelvoorraad bij
2.7. Verzorgt communicatie met de markt
2.8. 2.9. Beheert contracten en onderhoudt relaties
2.10. -
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 naar keuze
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
B1
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A2
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 16 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
Taalbeschouwing
2F
Schrijven
B1
Schrijven
A2
FRO FOM
SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK)
DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: FOM
Frontofficemanager
(niveau 4, crebo: 94072)
Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit
1.1. Neemt reserveringen aan
1.2. Checkt de klant/gast in
1.3. Informeert en adviseert de gast/klant
1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop
1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt
1.6. Handelt klachten af
1.7. Bewaakt de veiligheid
1.8. Checkt de klant/gast uit
Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit
2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop
2.2. Verwerkt reserveringen
2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit
2.4. Verzamelt informatie
2.5. Sluit de kassa af
2.6. Houdt de winkelvoorraad bij
2.7. Verzorgt communicatie met de markt
2.8. Verbetert producten en diensten
2.9. Beheert contracten en relaties
2.10. Zorgt voor een goed functionerend reserveringssysteem
Rekenen
en
Wiskunde
Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
3.1. Maakt een afdelingsplan
3.2. Maakt een personeelsplanning
3.3. Levert informatie aan voor begrotingen
3.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen
3.5. Bewaakt budgetten
3.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers
3.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
3.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden
3.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
3.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team
3.11 Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer
3.12. Voert werkoverleg
3.13. Rapporteert aan het management
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
3F
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 naar keuze
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Verbanden
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Taalverzorging en
taalvaardigheid
Taalbeschouwing
3F
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B2
B2
B2
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1
B1
B1
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 17 of 79
FRO HIN
SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK)
DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: HIN
Hoofd Informatie
(niveau 4, crebo: 94071)
Kerntaak 1: Voert frontofficewerkzaamheden uit
1.1. Neemt reserveringen aan
1.2. 1.3. Informeert en adviseert de gast/klant
1.4. Biedt producten en diensten aan voor verkoop
1.5. Treedt op als centraal aanspreekpunt
1.6. Handelt klachten af
1.7. 1.8. Kerntaak 2: Voert backofficewerkzaamheden uit
2.1. Treft voorbereidingen voor de informatievoorziening en verkoop
2.2. 2.3. Voert administratieve werkzaamheden uit
2.4. Verzamelt informatie
2.5. Sluit de kassa af
2.6. Houdt de winkelvoorraad bij
2.7. Verzorgt communicatie met de markt
2.8. Verbetert producten en diensten
2.9. Beheert contracten en relaties
2.10. -
Rekenen
en
Wiskunde
Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
3.1. Maakt een afdelingsplan
3.2. Maakt een personeelsplanning
3.3. Levert informatie aan voor begrotingen
3.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen
3.5. Bewaakt budgetten
3.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers
3.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
3.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden
3.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
3.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team
3.11 Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer
3.12. Voert werkoverleg
3.13. Rapporteert aan het management
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
3F
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 naar keuze
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Verbanden
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Taalverzorging en
taalvaardigheid
taalbeschouwing
3F
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B2
B2
B2
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1
B1
B1
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 18 of 79
FRO Certificeerbare eenheden
SECTOR: HORECA/TOERISME EN REIZEN (KENWERK)
DOSSIER: FRONTOFFICEMEDEWERKER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Medewerker reserveringen (certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
Page 19 of 79
FST MFC
SECTOR: HORECA
DOSSIER: FASTSERVICE
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: MFC
Medewerker Fastservice
(Niveau 2, crebo: 94190)
Kerntaak 1: Maakt bedrijfsruimtes bedrijfsklaar en bereidt en/of assembleert fastserviceproducten
1.1. Viert voorbereidende werkzaamheden uit voor productie- en distributieproces
1.2. Voert productiewerkzaamehden uit
1.3. Houdt de productie-, distributie-, en overige gastenruimtes schoon gedurende zijn dienst
1.4. Voert afrondende werkzaamheden in de productie- en distributieruimte uit
1.5. 1.6. 1.7. Kerntaak 2: Verkoopt fastserviceproducten en verleent gastvrijheid aan gasten
2.1. Verkoopt producten
2.2. Bedient en beheert de kassa
2.3. Distribueert bestellingen
2.4. Gaat om met normafwijkend gedrag
2.5. 2.6. Vangt klachten van gasten op en handelt deze af
2.7. 2.8. 2.9. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt
3.1. Controleert de voorraad en bestelt
3.2. Ontvangt en controleert grondstoffen en goederen
3.3. Transporteert grondstoffen en goederen en slaat deze op
3.4. -
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9. 4.10. 4.11. 4.12. EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 1F/2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
1F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 20 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
1F
FST ZFC
SECTOR: HORECA
DOSSIER: FASTSERVICE
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: MFC
Eerste medewerker Fastservice
(Niveau 3, crebo: 94200)
Kerntaak 1: Maakt bedrijfsruimtes bedrijfsklaar en bereidt en/of assembleert fastserviceproducten
1.1. Viert voorbereidende werkzaamheden uit voor productie- en distributieproces
1.2. Voert productiewerkzaamehden uit
1.3. Houdt de productie-, distributie-, en overige gastenruimtes schoon gedurende zijn dienst
1.4. Voert afrondende werkzaamheden in de productie- en distributieruimte uit
1.5. Controleert apparatuur en gereedschap en voert eenvoudige reparaties uit
1.6. 1.7. Kerntaak 2: Verkoopt fastserviceproducten en verleent gastvrijheid aan gasten
2.1. Verkoopt producten
2.2. Bedient en beheert de kassa
2.3. Distribueert bestellingen
2.4. Gaat om met normafwijkend gedrag
2.5. Handelt in het kader van bedrijfshulpverlening
2.6. Vangt klachten van gasten op en handelt deze af
2.7. 2.8. 2.9. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt
3.1. Controleert de voorraad en bestelt
3.2. Ontvangt en controleert grondstoffen en goederen
3.3. Transporteert grondstoffen en goederen en slaat deze op
3.4. -
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. Plant en verdeelt de werkzaamheden
4.8. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
4.9. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team
4.10. Bewaakt, evalueert en verbetert processen en procedures op de werkvloer
4.11. 4.12. Rapporteert aan de manager/ondernemer
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 21 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
Taalbeschouwing
2F
FST LGF
SECTOR: HORECA
DOSSIER: FASTSERVICE
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: LGF
Manager/bedrijfsleider fastservice
(Niveau 4, crebo: 95432)
Kerntaak 1: Maakt bedrijfsruimtes bedrijfsklaar en bereidt en/of assembleert fastserviceproducten
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. Controleert apparatuur en gereedschap en voert eenvoudige reparaties uit
1.6. Werkt mee in het productieproces
1.7. Sluit het fastservicebedrijf of de cateringlocatie af
Kerntaak 2: Verkoopt fastserviceproducten en verleent gastvrijheid aan gasten
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. Gaat om met normafwijkend gedrag
2.5. Handelt in het kader van bedrijfshulpverlening
2.6. Vangt klachten van gasten op en handelt deze af
2.7. Werkt mee in het verkoop- en distributieproces
2.8. 2.9. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt
3.1. Controleert de voorraad en bestelt
3.2. Ontvangt en controleert grondstoffen en goederen
3.3. Transporteert grondstoffen en goederen en slaat deze op
3.4. Plant voorraadniveaus
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1. Assisteert bij beleidsontwikkeling
4.2. Maakt analyses voor begrotingen en kostprijzen, vraagt offertes op en doet voorstellen
4.3. Voert de dagadministratie uit
4.4. Bewaakt budgetten
4.5. Ondersteunt bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers
4.6. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
4.7. Plant en verdeelt de werkzaamheden
4.8. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
4.9. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team
4.10. Bewaakt, evalueert en verbetert processen en procedures op de werkvloer
4.11. Organiseert personeelsbijeenkomsten en periodiek werkoverleg
4.12. Rapporteert aan de manager/ondernemer
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Getallen
3F
Verhoudingen
Meten en Meetkunde
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
3F
3F
3F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 22 of 79
Verbanden
3F
Taalverzorging en
Taalbeschouwing
3F
HAS
SECTOR: HORECA (KENWERK)
BEROEPENGROEP: HORECA-ASSISTENT
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: HAS
Horeca-assistent
(Niveau 1 crebo: 90660)
Kerntaak 1: Voert eenvoudige werkzaamheden in de horeca uit
1.1. Maakt werkruimtes bedrijfsklaar
1.2. Maakt de mise en place
1.3. Bewerkt producten voor de uitgifte
1.4. Verzorgt de bestelling voor de bediening/uitgifte
1.5. Rekent de bestelling af
1.6. Vult de dagvoorraad aan
1.7. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines schoon
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
2F
Meten en meetkunde
2F
Verbanden
2F
Talen
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
Referentiekader Nederlands: 1F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
1F
1F
1F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 23 of 79
Taalverzorging en
taalbeschouwing
1F
HAS Certificeerbare eenheid
SECTOR: HORECA
BEROEPENGROEP: HORECA-ASSISTENT
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Assistent keuken (certificeerbare eenheid 1, crebo: 90660)
Kerntaken /
werkprocessen
Rekenen
en
Wiskunde
Kerntaak 1: Voert eenvoudige werkzaamheden in de horeca uit
1.1. Maakt werkruimtes bedrijfsklaar
1.2. Maakt de mise en place
1.3. Bewerkt producten voor uitgifte
1.4. Verzorgt de bestelling voor de bediening/uitgifte
1.5. Rekent de bestelling af
1.6. Vult de dagvoorraad aan
1.7. Maakt de werkruimten, gereedschappen en machines schoon
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
2F
Meten en meetkunde
2F
Verbanden
2F
Talen
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
Referentiekader Nederlands: 1F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
1F
1F
1F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 24 of 79
Taalverzorging en
taalbeschouwing
1F
HOM MOH
SECTOR: HORECA (KENWERK)
DOSSIER: ONDERNEMER HORECA / BAKKERIJ
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: MOH
Manager / Ondernemer Horeca
(Niveau 4, crebo: 90303)
Kerntaken /
werkprocessen
Kerntaak 1: Onderneemt
1.1.
Ontwikkelt een ondernemingsplan
1.2.
Treft voorbereidingen voor het starten van een onderneming
1.3.
Implementeert het ondernemingsplan
1.4.
Maakt marktanalyses
1.5.
Innoveert de onderneming
1.6.
Stelt financieel beleid vast en bepaalt de verkoopprijs
1.7.
Bepaalt personeelsbeleid
1.8.
Bepaalt inkoop- en voorraadbeleid
1.9.
Onderhoudt externe contacten
Kerntaak 2: Geeft leiding aan de onderneming
2.1.
Draagt zorg voor de financiële administratie en registratie
2.2.
Bewaakt en verantwoordt de financiële situatie
2.3.
Bewaakt de voorraad
2.4.
Koopt artikelen in en ontvangt deze
2.5.
Werft en selecteert nieuwe medewerkers
2.6.
Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
2.7.
Zorgt voor informatie naar medewerkers
2.8.
Plant en verdeelt de werkzaamheden
2.9.
Begeleidt medewerkers en stuurt hen aan
2.10.
Implementeert (wettelijke) regels en voorschriften
2.11.
Bewaakt, evalueert en verbetert processen en procedures op de werkvloer
2.12.
Promoot de onderneming
2.13.
Onderzoekt gast-/klant-/medewerkertevredenheid
2.14.
Signaleert en handelt klachten af
2.15.
Richt de bedrijfsruimte in en onderhoudt de inventaris
Kerntaak 3: Werkt mee in de bakkerij: n.v.t.
Kerntaak 4: Werkt mee in drank- en spijsverstrekkende bedrijven
4.1.
Neemt tafelreserveringen aan
4.2.
Verricht voorbereidende werkzaamheden in het horecabedrijf
4.3.
Ontvangt en informeert/adviseert de gast
4.4.
Neemt de bestelling op en serveert deze
4.5.
4.6.
4.7.
Maakt de rekening op en neemt afscheid van de gast
4.8.
Creëert en bewaakt sfeer
4.9.
Neemt speciale arrangementen, partijen of bestellingen aan
4.10.
Voert afrondende werkzaamheden uit in het horecabedrijf
4.11.
Sluit het bedrijf af
Kerntaak 5: Werkt mee in logiesverstrekkende bedrijven
5.1.
Neemt reserveringen aan voor kamers en/of zalen en arrangementen
5.2.
Checkt de gast in
5.3.
Verleent service aan gasten tijdens hun verblijf
5.4.
Bewaakt de veiligheid
5.5.
Checkt de gast uit
5.6.
Maakt night audit rapportages van de omzet
5.7.
Ontwikkelt arrangementen en speciale activiteiten
Rekenen en Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Getallen
Verhoudingen
Meten en meetkunde
3F
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB: Loopbaan &
Burgerschap
Verbanden
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Taalverzorging en
taalvaardigheid
taalbeschouwing
3F
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1
B1
A2
A2
A2
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1
B1
A2
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4 - Dimensie Burgerschap: 2
Page 25 of 79
KOK KOK
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: HORECA (KENWERK)
DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: KOK
Kok
(Niveau 2, crebo: 90760)
Kerntaak 1: Bereidt gerechten
1.1. –
1.2. Maakt de mise en place
1.3. Past recepten aan
1.4. Bereidt gerechten en componenten
1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af
1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon
1.7. Verricht onderhoud aan keukeninventaris
1.8. –
Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden
2.1. Bestelt benodigde producten
2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten
2.3. Slaat de geleverde producten op
2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit
Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken (n.v.t.)
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit (n.v.t.)
Rekenen
en
Wiskunde
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Nederlands
MVT 1 Engels
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
Verhoudingen
2F
Meten en meetkunde
2F
Verbanden
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A1
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 26 of 79
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
Schrijven
-
KOK ZWK
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: HORECA
DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: ZWK
Zelfstandig werkend kok
(Niveau 3, crebo: 95420)
Kerntaak 1: Bereidt gerechten
1.1. Plant zijn werkzaamheden
1.2. Maakt de mise en place
1.3. Past recepten aan
1.4. Bereidt gerechten en componenten
1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af
1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon
1.7. Verricht onderhoud aan de keukeninventaris
1.8. Delegeert en bewaakt werkzaamheden
Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden
2.1. Bestelt benodigde producten
2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten
2.3. Slaat de geleverde producten op
2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit
Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken
3.1. Ontwikkelt nieuwe recepten en garnituren
3.2. Voert menu-engineering uit
3.3. –
3.4. –
3.5. Ondersteunt de verbetering van efficiency en de beheersing van kosten
3.6. Ondersteunt de verbetering van de kwaliteit
3.7. –
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1. –
4.2. –
4.3. –
4.4. –
4.5. –
4.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers
4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
4.8. –
4.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
4.10. –
4.11. –
4.12. –
4.13. –
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
voeren
A2
A1
A1
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 27 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
Schrijven
A1
KOK LGK
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: HORECA (KENWERK)
DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: LGK
Leidinggevende keuken
(Niveau 4, crebo: 95102)
Kerntaak 1: Bereidt gerechten
1.1. Plant zijn werkzaamheden
1.2. Maakt de mise en place
1.3. Past recepten aan
1.4. Bereidt gerechten en componenten
1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af
1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon
1.7. Verricht onderhoud aan de keukeninventaris
1.8. Delegeert en bewaakt werkzaamheden
Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden
2.1. Bestelt benodigde producten
2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten
2.3. Slaat de geleverde producten op
2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit
Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken
3.1. Ontwikkelt nieuwe recepten en garnituren
3.2. Voert menu-engineering uit
3.3. –
3.4. Stelt de menukaart op
3.5. Ondersteunt de verbetering van efficiency en de beheersing van kosten
3.6. Ondersteunt de verbetering van de kwaliteit
3.7. –
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1. Maakt een afdelingsplan
4.2. Maakt een personeelsplanning en –ontwikkeling
4.3. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen
4.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen
4.5. Bewaakt budgetten
4.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers
4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
4.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden
4.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
4.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team
4.11. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer
4.12. Voert werkoverleg
4.13. Rapporteert aan de ondernemer
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
B1
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 28 of 79
Verbanden
3F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
3F
Schrijven
A2
KOK GSK
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: HORECA (KENWERK)
DOSSIER: HORECA, INSTELLINGSKEUKEN EN CATERING
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: GSK
Gespecialiseerd kok
(Niveau 4, crebo: 95101)
Kerntaak 1: Bereidt gerechten
1.1. Plant zijn werkzaamheden
1.2. Maakt de mise en place
1.3. Past recepten aan
1.4. Bereidt gerechten en componenten
1.5. Werkt gerechten voor de uitgifte af
1.6. Maakt de werkruimtes, gereedschappen en machines in de keuken schoon
1.7. Verricht onderhoud aan keukeninventaris
1.8. Delegeert en bewaakt werkzaamheden
Kerntaak 2: Beheert de keukenvoorraden
2.1. Bestelt benodigde producten
2.2. Ontvangt en controleert geleverde producten
2.3. Slaat de geleverde producten op
2.4. Controleert producten en voert keukenadministratie uit
Kerntaak 3: Vernieuwt en verbetert de dienstverlening van de keuken
3.1. Ontwikkelt nieuwe recepten en garnituren
3.2. Voert menu-engineering uit
3.3 Draagt ideeën aan voor de samenstelling van menu’s en gerechten
3.4. 3.5. Ondersteunt de verbetering van efficiency en de beheersing van kosten
3.6. Ondersteunt de verbetering van de kwaliteit
3.7. Signaleert en beoordeelt trends en ontwikkelingen
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers
4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
4.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden
4.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
4.10. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team
4.11. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer
4.12. Voert werkoverleg
4.13. EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A1
A1
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 29 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
Schrijven
A1
LHH LHA
SECTOR: RECREATIE (KENWERK)
DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: LHA
Leisure & Hospitality Assistant
(Niveau 2, crebo: 94110)
Kerntaak 1: Voert frontoffice activiteiten uit in de recreatieaccommodatie
1.1. Treedt op als centraal aanspreekpunt
1.2. Voert administratieve handelingen uit aan de balie
1.3. –
1.4. Signaleert en handelt klachten af
Kerntaak 2: Organiseert, voert uit en begeleidt recreatieve activiteiten
2.1. –
2.2. –
2.3. –
2.4. –
2.5. Treft voorbereidingen voor de uit te voeren recreatieve activiteit
2.6. Begeleidt recreatieve activiteiten en vermaakt gasten
2.7. –
2.8. Zorgt voor de veiligheid van gasten
2.9. Onderneemt actie bij ongelukken, incidenten en calamiteiten
2.10. –
2.11. –
2.12. Verricht opruimwerkzaamheden en maakt schoon in de recreatieaccommodatie
Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit: n.v.t.
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
Verbanden
2F
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
voeren
A2
A2
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 30 of 79
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
Schrijven
A1
LHH LHH
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: RECREATIE (KENWERK)
DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: LHH
Leisure & Hospitality Host
(Niveau 3, crebo: 94120)
Kerntaak 1: Voert frontoffice activiteiten uit in de recreatieaccommodatie
1.1. Treedt op als centraal aanspreekpunt
1.2. Voert administratieve handelingen uit aan de balie
1.3. Houdt voorraad van recreatieve materialen op peil en bestelt
1.4. Signaleert en handelt klachten af
Kerntaak 2: Organiseert, voert uit en begeleidt recreatieve activiteiten
2.1. Levert een bijdrage aan het recreatieplan
2.2. Stelt een activiteitenprogramma samen
2.3. Stelt een draaiboek op voor de organisatie van een recreatieve activiteit
2.4. Organiseert een recreatieve activiteit
2.5. Treft voorbereidingen voor de uit te voeren recreatieve activiteit
2.6. Begeleidt recreatieve activiteiten en vermaakt gasten
2.7. Bewaakt de voortgang en kwaliteit van de recreatieve activiteit
2.8. Zorgt voor de veiligheid van gasten
2.9. Onderneemt actie bij ongelukken, incidenten en calamiteiten
2.10. Evalueert en verbetert recreatieve activiteiten
2.11. Verdeelt werkzaamheden en instrueert collega’s bij recreatieve activiteiten
2.12. Verricht opruimwerkzaamheden en maakt schoon in de recreatieaccommodatie
Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit: n.v.t.
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
voeren
B1
B1
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
Voeren
A2
A2
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 31 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
Schrijven
A2
Schrijven
A1
LHH LHE
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: RECREATIE (KENWERK)
DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: LHE
Leisure & Hospitality Executive
(niveau 4, crebo: 94130)
Kerntaak 1: Voert frontoffice activiteiten uit in de recreatieaccommodatie
1.1. Treedt op als centraal aanspreekpunt
1.2. Voert administratieve handelingen uit aan de balie
1.3. Houdt voorraad van recreatieve materialen op peil en bestelt
1.4. Signaleert en handelt klachten af
Kerntaak 2: Organiseert, voert uit en begeleidt recreatieve activiteiten
2.1. Levert een bijdrage aan het recreatieplan
2.2. Stelt een activiteitenprogramma samen
2.3. Stelt een draaiboek op voor de organisatie van een recreatieve activiteit
2.4. Organiseert een recreatieve activiteit
2.5. Treft voorbereidingen voor de uit te voeren recreatieve activiteit
2.6. Begeleidt recreatieve activiteiten en vermaakt gasten
2.7. Bewaakt de voortgang en kwaliteit van de recreatieve activiteit
2.8. Zorgt voor de veiligheid van gasten
2.9. Onderneemt actie bij ongelukken, incidenten en calamiteiten
2.10. Evalueert en verbetert recreatieve activiteiten
2.11. Verdeelt werkzaamheden en instrueert collega’s bij recreatieve activiteiten
2.12. Verricht opruimwerkzaamheden en maakt schoon in de recreatieaccommodatie
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Kerntaak 3: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
3.1. Maakt een afdelingsplan
3.2. Maakt een personeelsplanning
3.3. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen
3.4. Zorgt voor inkoop van materialen en middelen
3.5. Bewaakt budgetten
3.6. Werft en selecteert nieuwe medewerkers
3.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
3.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden
3.9. Begeleidt medewerkers en stuurt medewerkers aan
3.10. Motiveert de samenwerking in het team
3.11. Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer
3.12. Voert werkoverleg
3.13. Rapporteert aan de ondernemer / het management
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
B1
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A2
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 32 of 79
Verbanden
3F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
3F
Schrijven
B1
Schrijven
A2
LHH Certificeerbare eenheden
SECTOR: RECREATIE (KENWERK)
DOSSIER: LEISURE & HOSPITALITY
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Reception Host (Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
BEROEPENGROEP: LEISURE & HOSPITALITY
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Activity Host (Certificeerbare eenheid 2, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
Page 33 of 79
LVD
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: TRANSPORT EN LOGISTIEK
DOSSIER: LUCHTVAARTDIENSTVERLENER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: LVD
Luchtvaartdienstverlener
(Niveau 4, crebo: 91850)
Kerntaak 1: Begeleidt de passagiers op de luchthaven
1.1.
Verzorgt het floorwalken
1.2.
Verzorgt het bagageproces
1.3.
Handelt passagiers aan de balie af
1.4.
Verricht controles tijdens het reisproces
1.5.
Informeert collega’s over passagiers in afwijkende situaties
1.6.
Begeleidt passagiers bij aankomst op de luchthaven
1.7.
Begeleidt bijzondere passagiers
1.8.
Verstrekt informatie aan passagiers op de luchthaven
1.9.
Omgaan met klachten
1.10.
Zorgt voor een veilige situatie
1.11.
Handelt conform (vlieg)veiligheidsprocedures
Kerntaak 2: Bereidt de vlucht voor en begeleidt de passagiers in het vliegtuig
2.1.
Bereidt de vlucht voor
2.2.
Voert veiligheidcontrole uit
2.3.
Begeleidt het instapproces in het vliegtuig
2.4.
Verzorgt passagiers in het vliegtuig
2.5.
Begeleidt het uitstapproces uit het vliegtuig
2.6.
Verstrekt informatie aan passagiers in het vliegtuig
2.7.
Omgaan met klachten
2.8.
Begeleidt bijzondere passagiers in het vliegtuig
2.9.
Handelt conform (vlieg)veiligheidsprocedures
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Getallen
3F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
Verbanden
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Taalverzorging en
taalvaardigheid
taalbeschouwing
3F
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B2
B2
B2
B2
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1
B1
B1
B1
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 34 of 79
LVD Certificeerbare eenheid
SECTOR: LUCHTVAART
Kwalificatiedossier versie 2011-2012
Drop off functionaris (Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
Page 35 of 79
MBC GHV
SECTOR: HORECA
BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: GHV
Gastheer/-vrouw
(Niveau 2, crebo: 94140)
Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten
1.1. Neemt reserveringen aan
1.2. Ontvangt gasten
1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op
1.4. Maakt dranken serveergereed
1.5. 1.6. Serveert de bestelling en ruimt af
1.7. Creëert een passende sfeer
1.8. Bewaakt de sfeer
1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid
1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit
2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit
2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit
2.3. Sluit de kassa af
2.4. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt
3.1. Controleert de voorraad en bestelt
3.2. 3.3. Ontvangt en controleert de bestelling
3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit (N.V.T.)
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2f
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 1F/2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
1F
2F
1F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A1
A1
A2
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A1
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 36 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
1F
Schrijven
A1
Schrijven
-
MBC BAR
SECTOR: HORECA
BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: BAR
Bartender
(Niveau 3, crebo: 94151)
Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten
1.1. 1.2. Ontvangt gasten
1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op
1.4. Maakt dranken serveergereed
1.5. Bereidt snacks en kleine gerechten
1.6. Serveert de bestelling en ruimt af
1.7. Creëert een passende sfeer
1.8. Bewaakt de sfeer
1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid
1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit
2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit
2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit
2.3. Sluit de kassa af
2.4. Sluit het bedrijf af
Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt
3.1. Controleert de voorraad en bestelt
3.2. 3.3. Ontvangt en controleert de bestelling
3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit (N.V.T.)
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
A2
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 37 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
Schrijven
A1
Schrijven
-
MBC ZGH
SECTOR: HORECA
BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
Uitstroomdifferentiatie: ZGH
Zelfstandig werkend gastheer/-vrouw
(Niveau 3, crebo: 94153)
Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten
1.1. Neemt reserveringen aan
1.2. Ontvangt gasten
1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op
1.4. Maakt dranken serveergereed
1.5. 1.6. Serveert de bestelling en ruimt af
1.7. Creëert een passende sfeer
1.8. Bewaakt de sfeer
1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid
1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit
2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit
2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit
2.4. Sluit de kassa af
2.5. Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt
3.1. Controleert de voorraad en bestelt
3.2. –
3.3. Ontvangt en controleert de bestelling
3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1 –
4.2 –
4.3 –
4.4. –
4.5.
4.6. Ondersteunt bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers
4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
4.8. –
4.9. Begeleidt de medewerkers en stuurt medewerkers aan
4.10 –
4.11 –
4.12 –
4.13 –
4.14 –
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
A2
A2
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A1
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 38 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
Schrijven
A1
Schrijven
MBC LGB
Kerntaken /
werkprocessen
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Wettelijke
beroepsvereisten
SECTOR: HORECA
BEROEPENGROEP: MEDEWERKER BEDIENING / CAFÉ-BAR
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: LGB
Leidinggevende bediening
(Niveau 4, crebo: 94161)
Kerntaak 1: Serveert en bereidt dranken en gerechten
1.1. Neemt reserveringen aan
1.2. Ontvangt gasten
1.3. Adviseert de gast en neemt de bestelling op
1.4. Maakt dranken serveergereed
1.5. –
1.6. Serveert de bestelling en ruimt af
1.7. Creëert een passende sfeer
1.8. Bewaakt de sfeer
1.9. Rekent de bestelling(en) af en neemt afscheid
1.10 Kerntaak 2: Voert voorbereidende en afrondende werkzaamheden uit
2.1. Voert voorbereidende werkzaamheden uit
2.2. Voert afrondende en onderhoudswerkzaamheden uit
2.3. Sluit de kassa af
2.4. Sluit het bedrijf af
Kerntaak 3: Beheert de voorraad en bestelt
3.1. Controleert de voorraad en bestelt
3.2. Vraagt offertes op en selecteert leveranciers
3.3. Ontvangt en controleert de bestelling
3.4. Pakt de bestelling uit en slaat deze op
Kerntaak 4: Geeft leiding en voert beheerstaken uit
4.1. Maakt een afdelingsplan
4.2. 4.3. Maakt een personeelsplanning
4.4. Maakt analyses voor begrotingen en doet voorstellen
4.5. Bewaakt budgetten
4.6. Ondersteunt bij de werving en selectie van nieuwe medewerkers
4.7. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
4.8. Plant en verdeelt de werkzaamheden
4.9. Begeleidt de medewerkers en stuurt medewerkers aan
4.10. Motiveert en stimuleert de samenwerking in het team
4.11.Bewaakt en evalueert processen en procedures op de werkvloer
4.12. Voert werkoverleg
4.13. Rapporteert aan de ondernemer
4.14. EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Verhoudingen
Getallen
Meten en meetkunde
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
A2
A2
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
A1
A1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Geen
Page 39 of 79
Verbanden
3F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
3F
Schrijven
A2
Schrijven
RZN VKR
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: REIZEN (KENWERK)
DOSSIER: REIZEN
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: VKR
Verkoper reizen
(Niveau 3, crebo: 94090)
Kerntaak 1: Verkoopt reizen en gerelateerde services en producten
1.1. Voert verkoopondersteunende werkzaamheden uit
1.2. Ontvangt klant en inventariseert de wensen
1.3. Doet een aanbod met prijsberekening
1.4. Legt reservering vast en rondt de verkoop af
1.5. Houdt het klant- en bedrijfsprofiel actueel
Kerntaak 2: Handelt verkooptransacties administratief en financieel af
2.1. Plant administratieve werkzaamheden
2.2. Bewaakt de status van de boeking en/of het klantcontact
2.3. Verwerkt veranderingen in de boeking
2.4. Bewaakt betalingen en betaalafspraken en neemt indien nodig actie
2.5. Handelt facturen en reisbescheiden af
Kerntaak 3: Zorgt voor relatiebeheer, klantenbinding en klantenservice
3.1. Onderhoudt proactief contact met de klant over de reis
3.2. Behandelt klachten
3.3. Beheert en ontwikkelt een (eigen) relatiebestand
3.4. Inventariseert koop- en reisgedrag en rapporteert deze
Kerntaak 4: Geeft leiding aan een team van verkopers (N.V.T.)
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Kerntaak 5: Vertaalt strategie & beleid van de organisatie naar doelen en acties (N.V.T.)
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Verhoudingen
Verbanden
Getallen
Meten en meetkunde
2F
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Taalverzorging en
taalvaardigheid
taalbeschouwing
2F
2F
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
B1
B1
B1
B1
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
A2
A2
A2
A2
A2
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 40 of 79
RZN MVR
SECTOR: REIZEN (KENWERK)
DOSSIER: REIZEN
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Kerntaken /
werkprocessen
Uitstroomdifferentiatie: MVR
Manager verkoop reizen
(Niveau 4, crebo: 94100)
Kerntaak 1: Verkoopt reizen en gerelateerde services en producten
1.1. Voert verkoopondersteunende werkzaamheden uit
1.2. Ontvangt klant en inventariseert de wensen
1.3. Doet een aanbod met prijsberekening
1.4. Legt reservering vast en rondt de verkoop af
1.5. Houdt het klant- en bedrijfsprofiel actueel
Kerntaak 2: Handelt verkooptransacties administratief en financieel af
2.1. Plant administratieve werkzaamheden
2.2. Bewaakt de status van de boeking en/of het klantcontact
2.3. Verwerkt veranderingen in de boeking
2.4. Bewaakt betalingen en betaalafspraken en neemt indien nodig actie
2.5. Handelt facturen en reisbescheiden af
Kerntaak 3: Zorgt voor relatiebeheer, klantenbinding en klantenservice
3.1. Onderhoudt proactief contact met de klant over de reis
3.2. Behandelt klachten
3.3. Beheert en ontwikkelt een (eigen) relatiebestand
3.4. Inventariseert koop- en reisgedrag en rapporteert deze
Kerntaak 4: Geeft leiding aan een team van verkopers
4.1. Plant en verdeelt de werkzaamheden
4.2. Stuurt medewerkers aan op performance
4.3. Coacht medewerkers op de ontwikkeling van competenties
4.4. Motiveert en stimuleert samenwerking in het team
4.5. Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken
4.6. Stuurt processen en procedures op de werkvloer
4.7. Informeert en voert overleg met medewerkers
Rekenen
en
Wiskunde
Kerntaak 5: Vertaalt strategie & beleid van de organisatie naar doelen en acties
5.1. Stelt budgetten en begrotingen en een plan op
5.2. Maakt een personeelsplan
5.3. Werft en selecteert nieuwe medewerkers
5.4. Verzorgt marketing en promotie
5.5. Bewaakt budgetten
5.6. Analyseert managementinformatie
5.7. Rapporteert aan het management
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 3F
Verhoudingen
Verbanden
Getallen
Meten en meetkunde
3F
Nederlands
MVT 1 Engels
MVT 2 (naar keuze)
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 3F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
3F
3F
3F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B2
B2
B2
B1
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID MVT 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
B1
B1
B1
B1
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 41 of 79
3F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
3F
Schrijven
B1
Schrijven
A2
SB2 (tevens afstroom voor SB4)
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: WELZIJN EN SPORT
DOSSIER: SPORT- EN BEWEGINGSBEGELEIDER
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: SB2
Sport- en Bewegingsbegeleider
(Niveau 2, crebo: 95300)
Kerntaak 1: Assisteren bij SB-activiteiten
1.1.
Werft en informeert SB-deelnemers
1.2.
Bereidt SB-activiteiten voor
1.3.
Begeleidt SB-deelnemers
1.4.
Voert (delen van) SB-activiteiten uit
1.5.
Houdt toezicht bij SB-activiteiten
Kerntaak 2: Uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van de SB-organisatie
2.1.
Bereidt organisatie gebonden activiteiten voor en voert ze uit
2.2.
Past EHBSO en reanimatie toe
2.3.
Verricht onderhoudstaken
2.4.
Voert eenvoudige front- en backofficewerkzaamheden uit
2.5.
Neemt deel aan intern overleg
2.6.
Evalueert activiteiten
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 1F/2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
2F
1F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 1F/2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
1F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 42 of 79
Verbanden
-
Taalverzorging en
taalbeschouwing
1F
SB4 SB3
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: WELZIJN EN SPORT
DOSSIER: SPORT EN BEWEGEN
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: SB3
Sport- en Bewegingsleider
(Niveau 3, crebo: 95280)
Kerntaak 1: Aanbieden van SB-activiteiten
1.1. Werft en informeert SB-deelnemers
1.2. Bereidt SB-activiteiten voor
1.3. Voert SB-activiteiten uit
1.4. Coacht en begeleidt SB-deelnemers
1.5. Beoordeelt het vaardigheidsniveau van SB-deelnemers
Kerntaak 2: Organiseren van wedstrijden, toernooien of evenementen
2.1. Stelt een plan op voor een wedstrijd, toernooi of evenement
2.2. Bereidt een wedstrijd, toernooi of evenement voor
2.3. Voert een wedstrijd, toernooi of evenement uit
Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken
3.1.
Stemt de werkzaamheden af
3.2.
Past EHBSO en reanimatie toe
3.3.
Verricht beheer- en onderhoudstaken
3.4.
Voert front- en backofficewerkzaamheden uit
3.5.
Onderhoudt contacten met relevante personen en organisaties
3.6.
Werkt aan deskundigheidbevordering en professionalisering van het beroep
3.7.
Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
3.8.
3.9.
Evalueert de (SB-)werkzaamheden
Kerntaak 4: Coördineren en uitvoeren van SB-projecten: (n.v.t.)
Kerntaak 5: Aanbieden van SB-activiteiten aan specifieke (groepen) SB-deelnemers: (n.v.t.)
Kerntaak 6: Coördineren van de bedrijfsvoering van de sport- en bewegingsorganisatie: (n.v.t.)
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
2F
2F
2F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 43 of 79
Verbanden
1F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
2F
SB4 SB4
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: WELZIJN EN SPORT
DOSSIER: SPORT- EN BEWEGEN
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Uitstroomdifferentiatie: SB4
Operationeel Sport- en Bewegingsmanager
(Niveau 4, crebo: 95293)
Kerntaak 1: Aanbieden van SB-activiteiten
1.1. Werft en informeert SB-deelnemers
1.2. Bereidt SB-activiteiten voor
1.3. Voert SB-activiteiten uit
1.4. Coacht en begeleidt SB-deelnemers
1.5. Beoordeelt het vaardigheidsniveau van SB-deelnemers
Kerntaak 2: Organiseren van wedstrijden, toernooien of evenementen
2.1. Stelt een plan op voor een wedstrijd, toernooi of evenement
2.2. Bereidt een wedstrijd, toernooi of evenement voor
2.3. Voert een wedstrijd, toernooi of evenement uit
Kerntaak 3: Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken
3.1. Stemt de werkzaamheden af
3.2. Past EHBSO en reanimatie toe
3.3. Verricht beheer- en onderhoudstaken
3.4. Voert front- en backofficewerkzaamheden uit
3.5. Onderhoudt contacten met relevante personen en organisaties
3.6. Werkt aan deskundigheidbevordering en professionalisering van het beroep
3.7. Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
3.8. Voert beleidsmatige taken uit.
3.9. Evalueert de (SB-)werkzaamheden
Kerntaak 4: Coördineren en uitvoeren van SB-projecten.
4.1. Stelt een projectplan op voor een SB-project.
4.2. Bereidt het SB-project voor.
4.3. Voert het SB-project uit.
Kerntaak 5: Aanbieden van SB-activiteiten aan specifieke (groepen) SB-deelnemers: n.v.t.
Rekenen
en
Wiskunde
Nederlands
LOB
Loopbaan &
Burgerschap
Kerntaak 6: Coördineren van de bedrijfsvoering van de sport- en bewegingsorganisatie.
6.1. Geeft leiding aan personeel.
6.2. Beheert accommodatie en faciliteiten.
6.3. Levert een bijdrage aan financieel beheer.
6.4. Ontwikkelt en positioneert het sport en bewegingsprogramma.
EINDNIVEAU PER REKENVAARDIGHEID
Referentiekader Rekenen: 2F
Getallen
2F
Verhoudingen
Meten en meetkunde
2F
2F
EINDNIVEAU PER TAALVAARDIGHEID NEDERLANDS
Referentiekader Nederlands: 2F
Mondelinge
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
taalvaardigheid
3F
3F
3F
BRONDOCUMENT LOOPBAAN & BURGERSCHAP
Dimensies Loopbaan 1.1 t/m 1.4
Dimensie Burgerschap: 2
Page 44 of 79
Verbanden
2F
Taalverzorging en
taalbeschouwing
3F
SB4 Certificeerbare eenheid
SECTOR: Welzijn en Sport
Kwalificatiedossier versie 2011-2012
Fitnesstrainer A (Certificeerbare eenheid 1, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: Welzijn en Sport
Kwalificatiedossier versie 2011-2012
Sportleider 3 NOC/NSF [naam sport] Certificeerbare eenheid 2, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
Page 45 of 79
SECTOR: Welzijn en Sport
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
Fitnesstrainer B (Certificeerbare eenheid 3, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
SECTOR: Welzijn en Sport
Kwalificatiedossier versie 2012-2013
4 3 NOC/NSF [naam sport] (Certificeerbare eenheid 4, crebo: n.v.t.)
Kerntaken /
werkprocessen
Page 46 of 79
LLB
Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo, studiejaar 2011-2012
1 Burgerschap
1.1 De politiek-juridische dimensie
De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan politieke
besluitvorming.
Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële verkiezingen) en meer (inter)actieve
vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal,
gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals
duurzaamheid, veiligheid, internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing.
Hiervoor is nodig dat een student inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en waarover
politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die erover bestaan en in de
verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De student (h)erkent de basiswaarden van onze samenleving,
leert omgaan met waardendilemma’s en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn
meningsvorming en bij zijn handelen.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische dimensie aan
bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de rechtsstaat en het
rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en hun maatschappelijke agenda’s,
de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties,
de invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse
samenleving, en de rol en de invloed van de (massa)media.
1.2 De economische dimensie
De economische dimensie is in twee deelgebieden uitgesplitst en heeft betrekking op
- de bereidheid en het vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en aan de
arbeidsgemeenschap waar men deel van uitmaakt;
- de bereidheid en het vermogen om op adequate en verantwoorde wijze als consument deel te nemen aan de
maatschappij.
Hierbij gaat het om het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf en om het verantwoord
handelen op de consumptiemarkt.
Voor het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf is nodig dat een student zich
algemeen aanvaarde regels en standaard (bedrijfs)procedures eigen maakt en zich daaraan houdt. De student
kent de rechten en plichten van de beroepsbeoefenaar en stelt zich collegiaal op.
Voor het functioneren als kritisch consument is nodig dat een student weet hoe hij informatie over producten en
diensten kan verzamelen om een weloverwogen keuze te kunnen maken. Hij heeft inzicht in zijn eigen wensen
in relatie met zijn financiële speelruimte. En het is nodig dat hij bij de aanschaf van producten en diensten
afwegingen kan maken met betrekking tot maatschappelijke belangen zoals duurzaamheid en
gezondheidsaspecten.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de economische dimensie aan bod
komen: de maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de factoren die van invloed zijn op de
bedrijfscultuur, de arbeidsverhoudingen in Nederland, de rol en de invloed van branche- of vakorganisaties, de
rol van de overheid op het gebied van arbeid, de verzorgingsstaat en de consumentenmarkt, de belangrijkste
principes van budgettering, kenmerken van duurzame consumptie en productie, de rol en de invloed van
consumentenorganisaties, de invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten.
1.3 De sociaal-maatschappelijke dimensie
De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken
van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.
Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en in de school;
om de acceptatie van verschillen en culturele verscheidenheid.
Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de student de aspecten van breed
geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in verschillende situaties. De student heeft
inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In zijn opvattingen en gedrag toont hij respect voor
culturele verscheidenheid.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaal-maatschappelijke
dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken van de verschillende
(sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen
en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en integer handelen, en het doel en de invloed van
sociale en professionele netwerken.
1.4 De dimensie vitaal burgerschap
De dimensie vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de
eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer.
Page 47 of 79
Hierbij gaat het om de zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid. Daarbij is een belangrijke taak om de juiste
afstemming te vinden tussen werken, zorgen (voor jezelf en voor anderen), leren en ontspannen.
De student heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de dimensie vitaal burgerschap aan
bod komen: de kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale norm gezond bewegen en de
aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten in de samenleving en het arbeidsproces.
Om zorg te kunnen dragen voor de eigen gezondheid is het nodig dat de student zich bewust is van zijn eigen
leefstijl, gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan verantwoorde keuzes kan
maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde leefstijl. Het gaat naast bewegen en sport ook
om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit.
2 Loopbaan
Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en ondernemerschap.
Daarnaast draagt de loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke ontplooiing.
Het gaat hierbij om het sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op
de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven.
Daarvoor is nodig dat een student inzicht heeft in de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven.
Maar het vereist ook oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. De student is in
staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met gevraagde waarden en
kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op mogelijke doorstroomtrajecten in het
vervolgonderwijs (hbo, een volgend niveau in het mbo of andere scholingsmogelijkheden) en op
ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van de
vergelijking komt de student tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen om gemaakte keuzes te realiseren.
De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn
capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan,
motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan,
werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan,
loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces,
netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling.
Page 48 of 79
NED NEDERLANDS
1.
MONDELINGE TAALVAARDIGHEID
1.1.
Gesprekken
NIVEAU 1F
Kan eenvoudige gesprekken
voeren over vertrouwde
onderwerpen in het dagelijkse
leven op en buiten school.
NIVEAU 2F
Kan in gesprekken over alledaagse en
niet alledaagse onderwerpen uit
leefwereld en (beroeps)opleiding
uiting geven aan persoonlijke
meningen, kan informatie uitwisselen
en gevoelens onder woorden brengen.
NIVEAU 3F
Kan op effectieve wijze
deelnemen aan gesprekken over
onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard.
NIVEAU 4F
Kan in alle soorten gesprekken taal
nauwkeurig en doeltreffend
gebruiken voor een breed scala
van onderwerpen uit
(beroeps)opleiding, en van
maatschappelijke aard.
1. Deelnemen aan
discussie en overleg
ï‚· Kan de hoofdpunten volgen en
kan de eigen mening
verwoorden en onderbouwen
met argumenten.
ï‚· kritisch luisteren naar
meningen en opvattingen en
een reactie geven
ï‚· Kan actief deelnemen aan
discussies, debatten en
overleg kleinere of grotere
groepen.
ï‚· Kan in een geanimeerde discussie
of debat uitgesproken en
overtuigende argumenten geven.
ï‚· Kan in een overleg een probleem
helder schetsen, speculeren over
oorzaken of gevolgen en voor- en
nadelen van verschillende
benaderingen afwegen.
2. Informatie uitwisselen
ï‚· Kan in gesprekken binnen en
buiten school informatie geven
en vragen en kan kritisch
luisteren naar deze informatie.
ï‚· Kan informatie beoordelen en
een reactie geven.
ï‚· Kan bespreken wat er gedaan moet
worden en bijdragen aan de
planning.
ï‚· Kan tijdens een discussie of overleg
(op beleefde wijze) een probleem
verhelderen, een overtuiging of
mening, instemming of afkeuring
uitdrukken en commentaar geven
op de visie van anderen.
ï‚· Kan informatie vragen en geven aan
instanties binnen en buiten school.
ï‚· Kan informatie verzamelen en
verwerken via het houden van een
vraaggesprek.
ï‚· Kan actief deelnemen aan
gesprekken in het kader van
werk/beroepsvoor-bereiding,
een project of
(maatschappelijke) stage en
de evaluatie daarvan.
ï‚· Kan deelnemen aan informatieve,
meningsvormende,
beschouwende en
besluitvormende gesprekken over
complexe onderwerpen.
Algemene omschrijving
Gesprekken
Taken
Page 49 of 79
Kenmerken van de taakuitvoering
1. Beurten nemen en
bijdragen aan samenhang
ï‚· Kan een kort gesprek beginnen,
gaande houden en beëindigen.
ï‚· Kan de juiste frase gebruiken om
aan het woord te komen.
ï‚· Kan een reactie uitstellen totdat hij
de bijdrage van de ander
geïnterpreteerd en beoordeeld
heeft
2. Afstemming op doel
ï‚· Kan gesprekken voeren om
informatie en meningen uit te
wisselen, uitleg of instructie te
geven en te volgen.
ï‚· Herkent gesprekssituaties en
kan passende routines
gebruiken.
ï‚· Kan de gesprekspartners
redelijk volgen tenzij ze voor
onverwachte wendingen in het
gesprek zorgen.
ï‚· Kan woorden ondersteunen
met non-verbaal gedrag.
ï‚· Kan het eigen gespreksdoel tot
uitdrukking brengen.
ï‚· Kan doelgericht doorvragen om de
gewenste informatie te verwerven.
ï‚· Beschikt over voldoende
woorden om te praten over
vertrouwde situaties en
onderwerpen, maar zoekt nog
regelmatig naar woorden en
varieert niet veel in
woordgebruik.
ï‚· Beschikt over voldoende woorden
om zich te kunnen uiten. Het kan
soms nodig zijn een omschrijving te
geven van een onbekend woord.
3. Afstemming op de
gesprekspartner(s)
4. Woordgebruik en
woordenschat
ï‚· Kan het spreekdoel van anderen
herkennen en reacties schatten.
ï‚· Kan het verschil tussen formele en
informele situaties hanteren.
ï‚· Maakt de juiste keuze voor het
register en het al dan niet hanteren
van taalvariatie (dialect,
jongerentaal).
Page 50 of 79
ï‚· Kan op doeltreffende wijze
de beurt nemen.
ï‚· Kan standaardzinnen
gebruiken (bijvoorbeeld: ‘Dat
is een moeilijk te
beantwoorden vraag’) om tijd
te winnen en de beurt te
behouden.
ï‚· Kan zonder moeite
gesprekken voeren met
meerdere doelen.
ï‚· Kan afwijkingen van het doel
inbrengen en accepteren
zonder de draad kwijt te
raken.
ï‚· Kiest in informele en formele
situaties zonder moeite de
juiste taalvariant.
ï‚· Reageert adequaat op de
uitingen van de
gesprekspartners en vraagt
zonodig naar meer informatie
of naar de bedoeling.
ï‚· Reageert adequaat op nonverbale signalen.
ï‚· Beschikt over een goede
woordenschat. Kan variëren
in de formulering.
Trefzekerheid in de
woordkeuze is over het
algemeen hoog, al komen
enige verwarring en onjuist
woordgebruik wel voor.
ï‚· Kan een passende frase kiezen om
eigen opmerkingen op de juiste
wijze aan te kondigen n de beurt
te krijgen, of om tijd te winnen en
de beurt te houden tijdens het
nadenken
ï‚· Kan beschouwende gesprekken
voeren over abstracte
onderwerpen.
ï‚· Gebruikt de taal doeltreffend
door ideeën zonodig te
herformuleren en door
onderscheid te maken naar
situatie en gesprekspartners.
ï‚· Beschikt over een breed
repertoire aan woorden,
idiomatische uitdrukkingen en
uitdrukkingen uit de spreektaal.
5. Vloeiendheid,
verstaanbaarheid en
grammaticale beheersing
ï‚· De uitspraak is duidelijk genoeg
om de spreker te kunnen
volgen, ondanks een eventueel
accent, verkeerde intonatie,
onduidelijke articulatie en/of
haperingen.
ï‚· Redelijk accuraat gebruik van
eenvoudige zinscontructies.
ï‚· De uitspraak is duidelijk
verstaanbaar, ondanks een
eventueel accent, af en toe een
verkeerd uitgesproken woord en/of
haperingen.
ï‚· Vertoont een redelijke
grammaticale beheersing.
ï‚· Aarzelingen en fouten in zinsbouw
zijn eigen aan gesproken taal en
komen dus voor, maar worden
zonodig hersteld.
Page 51 of 79
ï‚· Toont een betrekkelijk grote
beheersing van de
grammatica.
ï‚· Incidentele vergissingen, nietstelselmatige fouten en
kleine onvolkomenheden in
de zinsstructuur kunnen
voorkomen, maar zijn
zeldzaam en worden
meerstal direct verbeterd.
ï‚· Kan de intonatie variëren en de
juiste nadruk in zinnen leggen om
ook fijnere betekenisnuances uit
te drukken.
ï‚· Slechts een begripsmatig moeilijk
onderwerp kan een natuurlijke,
vloeiende taalstroom hinderen.
ï‚· Handhaaft consequent een hoge
mate van grammaticale
correctheid; fouten zijn zeldzaam,
onopvallend en worden snel
hersteld.
1.2.
Luisteren
NIVEAU 1F
ï‚· Kan luisteren naar eenvoudige
teksten over alledaagse,
concrete onderwerpen of over
onderwerpen die aansluiten bij
de leefwereld van de leerling.
NIVEAU 2F
ï‚· Kan luisteren naar teksten over
alledaagse onderwerpen,
onderwerpen die aansluiten bij de
leefwereld van de leerling of die
verder van de leerling af staan.
NIVEAU 3F
Kan luisteren naar een variatie
aan teksten over onderwerpen
uit de (beroeps) opleiding ven
van maatschappelijke aard.
NIVEAU 4F
Kan luisteren naar een grote
variatie aan, ook complexe,
teksten over onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard, die ook
abstracte thema’s kunnen
behandelen.
Lengte
ï‚· Teksten zijn niet lang:
luisterduur is 5-10 minuten.
ï‚· Lange teksten komen voor,
luisterduur kan 30 minuten
en meer zijn, ook als er geen
interactie mogelijk is.
ï‚· De tekstlengte/luisterduur doet er
niet meer toe.
Opbouw
ï‚· De teksten hebben een
eenvoudige structur. De
informatie is herkenbaar
geordend, met een duidelijk
gebruik van verwijs-,
verbindings- en
signaalwoorden.
ï‚· De teksten hebben een lage
informatiedichtheid doordat
bijvoorbeeld informatie vaak
herhaald wordt.
ï‚· Er wordt niet te veel (nieuwe)
informatie gelijktijdig
geïntroduceerd.
ï‚· Langere teksten: luisterduur tot
ongeveer 20 minuten komt voor.
Meer kan mits er enige mate van
interactie mogelijk is (zoals vragen
stellen).
ï‚· De teksten hebben een heldere
structuur.
ï‚· Verbanden en denkstappen worden
duidelijk aangegeven,
ï‚· De teksten kunnen redelijk
informatiedicht zijn.
ï‚· De teksten hebben een
structuur waarbij verbanden
niet altijd duidelijk of
expliciet worden aangegeven.
ï‚· Er worden minder frequente
verbindingswoorden
gebruikt.
ï‚· De informatiedichtheid kan
hoog zijn.
ï‚· Zie niveau 3 - geen specifieke
kenmerken op dit niveau.
ï‚· Kan uitleg en instructies over
concrete onderwerpen begrijpen.
ï‚· Kan uitleg en instructies over
concrete en abstracte
onderwerpen begrijpen.
ï‚· Kan complexe uitleg en langere
instructie begrijpen.
Algemene omschrijving
Luisteren
Tekstkenmerken
Taken
1. Luisteren naar
instructies
ï‚· Kan voldoende feitelijke
informatie halen uit instructies
en aanwijzingen om taken of
handelingen uit te kunnen
voeren.
Page 52 of 79
2. Luisteren als lid van een
live publiek
3. Luisteren naar radio en
tv en naar gesproken tekst
op internet
ï‚· Kan de hoofdlijn begrijpen van
korte informatieve, instructieve
en betogende teksten met een
duidelijke structuur en
voldoende herhaling.
ï‚· Kan een eenvoudig,
voorgelezen of verteld verhaal
begrijpen.
ï‚· Kan hoofdpunten van korte en
duidelijke berichten op radio en
tv en via internet begrijpen als
onderwerp en context bekend
zijn. kan selectief luisteren om
de benodigde informatie zoals
openingstijden, adres,
telefoonnummer te halen uit
korte berichten op bijvoorbeeld
een telefoonbeantwoorder.
ï‚· Kan een helder gestructureerde
voordracht, toespraak of les
begrijpen over vertrouwde
onderwerpen binnen het eigen vakof interessegebied.
ï‚· Kan een voorgelezen of verteld
verhaal begrijpen.
ï‚· Kan de hoofdpunten begrijpen van
(nieuws)berichten, documentaires ,
reclameboodschappen en
discussieprogramma’s over
vertrouwde onderwerpen. Kan films
en tv-series geschikt voor zijn
leeftijd volgen.
ï‚· Kan in een lange(re)
uiteenzetting, beschouwing
of betoog de hoofdpunten en
onderbouwingen begrijpen,
ook als het onderwerp buiten
het vak- of interessegebied
ligt en het onderwerp
abstract is.
ï‚· Kan de meeste gesproken
teksten in radio- en
televisieprogramma’s en
ander uitgezonden of
opgenomen geluidsmateriaal
begrijpen.
ï‚· Kan de meeste voordrachten,
discussies en debatten zonder
moeite begrijpen.
ï‚· Kan tekstsoorten
onderscheiden en benoemen
(verhalende, informatieve,
instructieve en betogende).
ï‚· Kan onderscheid maken
tussen meningen en feiten.
ï‚· Kan onderscheid maken
tussen standpunt en
argument.
ï‚· Kan argumentatieschema’s
herkennen.
ï‚· Kan objectieve en subjectieve
argumenten onderscheiden.
ï‚· Kan details begrijpen en
verbinden met de hoofdgedachte.
ï‚· Kan alle gesproken tekst in
radioprogramma’s en films
begrijpen.
Kenmerken van de taakuitvoering
Begrijpen
ï‚· Kan hoofdzaken uit de tekst
halen.
ï‚· Kan via selectie belangrijke
informatie uit de tekst halen en
kan de manier van luisteren
daar op afstemmen
bijvoorbeeld globaal, precies,
selectief/gericht.
ï‚· Kan de hoofdgedachte van de tekst
weergeven.
ï‚· Kan onderscheid tussen hoofd- en
bijzaken maken.
ï‚· Kan relaties tussen tekstdelen
leggen.
ï‚· Kan informatie ordenen
(bijvoorbeeld op basis van
signaalwoorden) voor een beter
begrip.
ï‚· Kan wanneer nodig de betekenis
van ontbrekende woorden afleiden
uit de vorm, woordsoort,
samenstelling of context.
ï‚· Kan beeldspraak herkennen.
ï‚· Kan een relatie leggen tussen tekst
en beeld.
Page 53 of 79
Interpreteren
ï‚· Kan informatie en meningen
interpreteren voor zover deze
dicht bij de leerling staan.
ï‚· Kan relaties leggen tussen
tekstuele informatie en eigen
kennis en ervaringen.
ï‚· Kan informatie en meningen
interpreteren.
ï‚· Kan de bedoeling van de spreker(s)
of het doel van de makers van een
programma verwoorden.
Evalueren
ï‚· Kan een oordeel over een
tekst(deel) of tv- of
radioprogramma (of fragment
ervan) verwoorden.
ï‚· Kan een oordeel over de waarde
van een tekst(deel) of tv- of
radioprogramma (of fragment
ervan) verwoorden voor zichzelf en
kan dit oordeel toelichten.
Samenvatten
ï‚· Kan aantekeningen maken.
ï‚· Kan de informatie
gestructureerd weergeven.
ï‚· Kan een eenvoudige tekst beknopt
samenvatten (voor zichzelf).
Page 54 of 79
ï‚· Kan de tekst vergelijken met
inhouden uit andere teksten
en kan tekstdelen met elkaar
vergelijken.
ï‚· Kan conclusies trekken naar
aanleiding van een (deel van
de) tekst.
ï‚· Kan conclusies trekken over
intenties, opvattingen,
gevoelens, stemming en toon
van de spreker(s).
ï‚· Kan de bedoeling van de
spreker(s) verwoorden als
ook de verbale en nonverbale middelen die gebruikt
zijn om dit doel te bereiken.
ï‚· Kan onderscheid maken
tussen drogreden en
argument.
ï‚· Kan een oordeel geven over
de waarde en de
betrouwbaarheid van de
gegeven informatie voor
zichzelf en voor anderen.
ï‚· Kan de argumentatie in een
betogende tekst op
aanvaardbaarheid
beoordelen.
ï‚· Kan een tekst samenvatten
voor zichzelf en ook voor
anderen.
ï‚· Kan impliciete attitudes en
relaties tussen sprekers
vaststellen.
ï‚· Kan persoonlijke waardeoordelen
herkennen en als zodanig
interpreteren.
ï‚· Kan een tekst beoordelen op
consistentie.
ï‚· Kan van de gesproken tekst een
goed geformuleerde
samenvatting maken die los van
de uitgangstekst te begrijpen valt.
1.3.
Spreken
Algemene omschrijving
Spreken
NIVEAU 1F
ï‚· Kan in eenvoudige
bewoordingen een beschrijving
geven, informatie geven,
verslag uitbrengen, uitleg en
instructie geven in alledaagse
situaties in en buiten school.
NIVEAU 2F
ï‚· Kan redelijk vloeiend en helder
ervaringen, gebeurtenissen,
meningen, verwachtingen,
gevoelens onder woorden brengen
over onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard.
NIVEAU 3F
ï‚· Kan monologen en
presentaties houden over
onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard,
waarin ideeën worden
uitgewerkt en voorzien van
relevante voorbeelden.
NIVEAU 4F
ï‚· Kan duidelijke, gedetailleerde
monologen en presentaties
houden over tal van
onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard.
ï‚· Kan daarbij subthema’s
integreren, specifieke
standpunten ontwikkelen en
het geheel afronden met een
passende conclusie.
ï‚· Kan alledaagse aspecten
beschrijven, zoals mensen,
plaatsen en zaken.
ï‚· Kan verslag uitbrengen van
gebeurtenissen, activiteiten en
persoonlijke ervaringen.
ï‚· Kan een kort, voorbereid
verhaal of presentatie houden
en daarbij op eenvoudige
vragen reageren.
ï‚· Kan in grote lijnen redenen en
verklaringen geven voor eigen
meningen, plannen en handelingen
en kan een kort verhaal vertellen.
ï‚· Kan informatie verzamelen om over
een onderwerp uit eigen
interessegebied een voorbereide
presentatie te geven.
ï‚· Kan vragen beantwoorden naar
aanleiding van deze presentatie.
ï‚· Kan een verhaal vertellen
met een inleiding, een kern
en een slot.
ï‚· Kan informatie verzamelen
en een presentatie geven met
argumenten voor of tegen
een bepaald standpunt, of
voor- en nadelen van diverse
opties.
ï‚· Kan vragen naar aanleiding
van verhaal of presentatie
vloeiend en spontaan
beantwoorden.
ï‚· Kan uitgebreide verhalen
vertellen, beschrijvingen geven
en eern argumentatie
ontwikkelen waarin belangrijke
punten extra aandacht krijgen.
ï‚· Kan een goed gestructureerde
presentatie geven en daarbij
gezichtspunten ondersteunen
met redenen en relevante
voorbeelden.
ï‚· Kan een duidelijk verhaal houden
met een samenhangende
opsomming van punten en kan
daarbij het belangrijkste punt
duidelijk maken.
ï‚· Gebruikt korte eenvoudige zinnen
en verbindt deze door de juiste,
eenvoudige voegwoorden en
verbindingswoorden.
ï‚· Maakt gebruik van middelen
voor tekstcohesie
(bijvoorbeeld signaal en
verbindingswoorden) om
uitingen te verbinden tot een
heldere, samenhangende
tekst.
ï‚· Kan goed gestructureerde
gesproken taal voortbrengen,
die getuigt van beheersing van
ordeningspatronen,
verbindingswoorden en
cohesiebevorderende
elementen.
Taken
Een monoloog houden
Kenmerken van de taakuitvoering
Samenhang
ï‚· Maakt eigen gedachtegang voor
de luisteraar begrijpelijk,
hoewel de structuur van de
tekst nog niet altijd klopt.
Page 55 of 79
Samenhang
Afstemming op doel
ï‚· Blijft trouw aan spreekdoel,
soms met hulp van een ander.
ï‚· Geeft spreekdoel duidelijk vorm
(instruerend, informatief,
onderhoudend enz.) zodat het voor
de luisteraar herkenbaar is.
Afstemming op publiek
ï‚· Past het taalgebruik aan aan de
luisteraar(s)
ï‚· Kan gebruik maken van
ondersteunende materialen om
een voorbereide presentatie
beter aan het publiek over te
brengen.
Woordgebruik en
woordenschat
Vloeiendheid,
verstaanbaarheid en
grammaticale beheersing
ï‚· Zie gesprekken
ï‚· Kan het verschil tussen formele en
informele situaties hanteren.
ï‚· Maakt de juiste keuze voor het
register en het al dan niet hanteren
van taalvariatie (dialect,
jongerentaal).
ï‚· Kan de luisteraar(s) boeien door
middel van concrete voorbeelden
en ervaringen.
ï‚· Zie gesprekken
ï‚· Zie gesprekken
+
ï‚· Houding, intonatie en mimiek
ondersteunen het gesprokene.
ï‚· Pauzes, valse starts en
herformuleringen komen af en
toe voor.
ï‚· Zie gesprekken
+
ï‚· Is goed te volgen en kan zich
gemakkelijk uitdrukken.
ï‚· Vloeiendheid kan minder zijn als er
nagedacht moet worden over de
grammaticale vorm, de te kiezen
woorden en herstel van fouten.
Page 56 of 79
ï‚· Bij langere tekstenkan dit nog
problemen opleveren.
ï‚· Kan, indien nodig, het publiek
de opbouw en structuur
duidelijk maken en volgt deze
ook.
ï‚· Kan tijdens een spreektaak
verschillende doelen met
elkaar verbinden
(bijvoorbeeld informeren en
overtuigen) en is zich bewust
van wisseling van spreekdoel.
ï‚· Kiest in formele en informele
situaties zonder moeite de
juiste taalvariant.
ï‚· Kan spontaan afwijken van
een voorbereidende tekst en
ingaan op belangwekkende
punten die vanuit het publiek
owrden aangedragen.
ï‚· Kan in een monoloog of
presentatie verschillende
doelen nastreven zonder
hieromtrent in verwarring te
raken of verwarring te
veroorzaken.
ï‚· Houdt contact met publiek door
te reageren op zowel nonverbale als verbale reacties: kan
bijvoorbeeld bij het signaleren
van onrust vragen of het
publiek iets anders had
verwacht.
ï‚· Zie gesprekken
ï‚· Zie gesprekken
ï‚· Zie gesprekken
+
ï‚· Kan langere stukken tekst
produceren in een normaal
tempo; hoewel er tijdens het
zoeken naar patronen en
uitdrukkingen, aarzelingen
voorkomen, zijn er weinig,
overigens niet storende
pauzes.
ï‚· Zie gesprekken
2.
LEZEN
2.1.
Zakelijke teksten
Algemene omschrijving
Lezen zakelijke teksten
NIVEAU 1F
ï‚· Kan eenvoudige teksten lezen
over alledaagse onderwerpen
en over onderwerpen die
aansluiten bij de leefwereld.
NIVEAU 2F
ï‚· Kan teksten lezen over alledaagse
onderwerpen, onderwerpen die
aansluiten bij de leefwereld van de
leerling en over onderwerpen die
verder van de leerling afstaan.
NIVEAU 3F
ï‚· Kan een grote variatie aan
teksten over onderwerpen uit
de (beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard
zelfstandig lezen.
ï‚· Leest met begrip voor geheel
en details.
NIVEAU 4F
ï‚· Kan een grote variatie aan
teksten lezen over tal van
onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard en kan in
detail begrijpen.
ï‚· De teksten zijn eenvoudig van
structuur; de informatie is
herkenbaar geordend.
ï‚· De teksten hebben een lage
informatiedichtheid ;
belangrijke informatie is
gemarkeerd of wordt herhaald.
ï‚· Er wordt niet te veel (nieuwe)
informatie gelijktijdig
geïntroduceerd.
ï‚· De teksten bestaand
voornamelijk uit frequent
gebruikte (of voor de leerlingen
alledaagse) woorden.
ï‚· De teksten hebben een heldere
structuur.
ï‚· Verbanden in de tekst worden
duidelijk aangegeven.
ï‚· De teksten hebben overwegend een
lage informatiedichtheid en zijn niet
te lang.
ï‚· De teksten zijn relatief
complex, maar hebben een
duidelijke opbouw die tot
uiting kan komen in het
gebruik van kopjes.
ï‚· De informatiedichtheid kan
hoog zijn.
ï‚· De teksten zijn complex, en de
structuur is niet altijd even
duidelijk.
ï‚· Kan eenvoudige informatieve
teksten lezen, zoals
zaakvakteksten, naslagwerken,
(eenvoudige) internetteksten,
eenvoudige schematische
overzichten.
ï‚· Kan informatieve teksten lezen,
waaronder schoolboek en
studieteksten (voor taal en
zaakvakken), standaardformulieren,
populaire tijdschriften, teksten van
internet, notities en schematische
informatie (waarin verschillende
dimensies gecombineerd worden),
en het alledaagse nieuws in de krant
ï‚· Kan informatieve teksten
lezen, zoals voorlichtingsmateriaal, brochures van
instanties (met meer formeel
taalgebruik), teksten uit
(gebruikte) methodes, maar
ook krantenberichten, zakelijke correspondentie,
ingewikkelde schema’s en
rapporten over het eigen
werkterrein.
ï‚· Kan informatieve teksten met een
hoge informatiedichtheid lezen,
zoals lange en ingewikkelde
rapporten, en gecondenseerde
artikelen.
Teksten
Tekstkenmerken
Taken
1. Lezen van informatieve
teksten
Page 57 of 79
2. Lezen van instructies
3. Lezen van betogende
teksten
ï‚· Kan eenvoudige instructieve
teksten lezen, zoals
(eenvoudige)
routebeschrijvingen en
aanwijzingen bij opdrachten (uit
de methode).
ï‚· Kan eenvoudige betogende
teksten lezen, zoals
voorkomend in schoolboeken
voor taal- en zaakvakken, maar
ook advertenties, reclames,
huis- aan huisbladen.
ï‚· Kan instructieve teksten lezen, zoals
recepten, veel voorkomende
aanwijzingen en
gebruiksaanwijzingen, en bijsluiters
van medicijnen.
ï‚· Kan betogende vaak redundante
teksten lezen, zoals reclameteksten,
advertenties, folders maar ook
brochures van formele instanties, of
lichte opiniërende artikelen uit
tijdschriften.
ï‚· Kan instructieve teksten
lezen, zoals ingewikkelde
instructies in
gebruiksaanwijzingen bij
onbekende apparaten en
procedures.
ï‚· Kan betogende teksten lezen,
waaronder teksten uit
schoolboeken, opiniërende
artikelen.
ï‚·
ï‚· Kan tekstsoorten benoemen.
ï‚· Kan de hoofdgedachte in
eigen woorden weergeven.
ï‚· Begrijpt en herkent relaties
als oorzaak-gevolg, middeldoel, opsomming e.d.
ï‚· Maakt onderscheid tussen
hoofden, bijzaken, meningen
en feiten.
ï‚· Maakt onderscheid tussen
standpunt en argument.
ï‚· Maakt onderscheid tussen
drogreden en argument.
ï‚· Trekt conclusies naar
aanleiding van een (deel van
de) tekst.
ï‚· Trekt conclusies over de
ï‚· Maakt onderscheid tussen
uiteenzettende, beschouwende of
betogende teksten.
ï‚· Maakt onderscheid tussen
argumenten: objectieve vs.
subjectieve argumenten, en
onderscheidt drogreden van
argument.
ï‚· Herkent argumentatieschema’s.
ï‚· Herkent ironisch taalgebruik.
ï‚· Kan betogende teksten lezen,
waaronder teksten met een
ingewikkelde argumentatie, of
artikelen waarin de schrijver
(impliciet) een standpunt inneemt
of beschouwing geeft.
Kenmerken van de taakuitvoering
Techniek en woordenschat
ï‚· Kan teksten zodanig vloeiend
lezen dat woordherkenning
tekstbegrip niet in de weg staat.
ï‚· Kent de meest alledaagse
(frequente) woorden, of kan de
betekenis van een enkel
onbekend woord uit de context
afleiden.
Begrijpen
ï‚· Herkent specifieke informatie,
wanneer naar één expliciet
genoemde informatieeenheidgevraagd wordt
(letterlijk begrip).
ï‚· Kan (in het kader van het
leesdoel) belangrijke informatie
uit de tekst halen en kan zijn
manier van lezen daar op
afstemmen (bijvoorbeeld
globaal, precies,
selectief/gericht)
Interpreteren
ï‚· Kan informatie en meningen
interpreteren voor zover deze
dicht bij de leerling staan.
ï‚· Op dit niveau is de woordenschat
geen onderscheidend kenmerk van
leerlingen meer.
ï‚· De woordenschat van de leerlingen
is voldoende, om teksten te lezen,
en wanneer nodig kan de betekenis
van onbekende woorden uit de
vorm, de samenstelling of de
context afgeleid worden.
ï‚· Kan de hoofdgedachte van de tekst
weergeven.
ï‚· Maakt onderscheid tussen hoofden
en bijzaken.
ï‚· Legt relaties tussen tekstdelen
(inleiding, kern, slot) en teksten.
ï‚· Ordent informatie (bijvoorbeeld op
basis van signaalwoorden) voor een
beter begrip.
ï‚· Herkent beeldspraak (letterlijk en
figuurlijk taalgebruik).
ï‚· Legt relaties tussen tekstuele
informatie en meer algemene
kennis.
ï‚· Kan de bedoeling van
Page 58 of 79
ï‚· Kan een vergelijking maken met
andere teksten en tussen
tekstdelen.
ï‚· Kan ook impliciete relaties tussen
tekstgedeeltes en/of specifieke
formuleringen duiden.
ï‚· Kan de bedoeling van de schrijver
verwoorden.
ï‚· Kan relaties tussen en binnen
teksten evalueren en beoordelen.
Evalueren
ï‚· Kan een oordeel over een
tekst(deel) verwoorden.
Samenvatten
ï‚·
ï‚· Kan een eenvoudige tekst beknopt
samenvatten.
Opzoeken
ï‚· Kan informatie opzoeken in
duidelijk geordende
naslagwerken, zoals
woordenboeken, telefoongids
e.d.
ï‚· Kan schematische informatie
lezen en relaties met de tekst
expliciteren.
ï‚· Kan systematisch informatie zoeken
(op bv. het internet of de
schoolbibliotheek) bijvoorbeeld op
basis van trefwoorden.
Page 59 of 79
intenties, opvattingen en
gevoelens van de auteurs.
ï‚· Kan het doel van de schrijver
aangeven als ook de talige
middelen die gebruikt zijn om
dit doel te bereiken.
ï‚· Kan de tekst opdelen in
betekenisvolle eenheden, en
kan de functie van deze
eenheden benoemen.
ï‚· Kan de argumentatie in een
betogende tekst op
aanvaardbaarheid
beoordelen.
ï‚· Kan de informatie in een
tekst beoordelen op waarde
voor zichzelf en anderen.
ï‚· Kan een tekst beknopt
samenvatten voor anderen.
ï‚· Kan de betrouwbaarheid van
bronnen beoordelen,
vermeldt bronnen.
ï‚· Kan snel informatie vinden in
langere rapporten of
ingewikkelde schema’s.
tekstdelen aangeven.
ï‚· Herkent persoonlijke
waardeoordelen en interpreteert
deze als zodanig.
ï‚· Kan argumentatie analyseren en
beoordelen. Kan een tekst
beoordelen op consistentie.
kan taalgebruik beoordelen.
ï‚· Kan van een tekst een goed
geformuleerde samenvatting
maken die los van de
uitgangstekst te begrijpen valt.
ï‚·
2.2.
Fictionele, narratieve en literaire teksten
Algemene omschrijving
Lezen fictionele,
narratieve en literaire
teksten
NIVEAU 1F
ï‚· Kan jeugdliteratuur belevend
lezen.
NIVEAU 2F
ï‚· Kan eenvoudige adolescentenliteratuur herkennend lezen.
NIVEAU 3F
ï‚· Kan adolescentenliteratuur
en eenvoudige volwassenenliteratuur kritisch en
reflecterend lezen
NIVEAU 4F
ï‚· Kan volwassenenliteratuur
interpreteren en esthetisch
lezen.
ï‚· De structuur is eenvoudig. Het
tempo waarin de spannende of
dramatische gebeurtenissen
elkaar opvolgen in hoog tempo
ï‚· De structuur is helder.
het verhaal heeft een dramatische
verhaallijn waarin de spanning af en
toe wordt onderbroken door
gedachten of beschrijvingen.
ï‚· Poëzie en liedjes hebben meestal
een verhalende inhoud en een
emotionele lading.
ï‚· De teksten hebben een
relatief complexe structuur.
ï‚· Literaire procedés zoals
perspectiefwisselingen en
tijdsprongen, zijn tamelijk
expliciet.
ï‚· Naast de concrete
betekenislaag is ook sprake
van een diepere laag.
ï‚· De teksten appelleren vooral
aan persoonlijke en maat-schappelijke vraagstukken.
ï‚· De literaire procedés zijn complex
zoals een onbetrouwbaar
perspectief, impliciete tijdsprongen en perspectiefwisselingen en een metaforische
stijl.
ï‚· Bij oude teksten is de taal, inhoud
en vorm gedateerd.
ï‚· Herkent het genre.
ï‚· Herkent letterlijk en figuurlijk
taalgebruik.
ï‚· Kan situaties en verwikkelingen in
de tekst beschrijven.
ï‚· Kan het denken, voelen en handelen
van personages beschrijven.
ï‚· Kan de ontwikkeling van de
hoofdpersoon beschrijven.
ï‚· Kan de geschiedenis chronologisch
navertellen.
ï‚· Kan bepalen in welke mate de
personages en gebeurtenissen
herkenbaar en realistisch zijn.
ï‚· Kan personages typeren, zowel
innerlijk als uiterlijk.
ï‚· Kan het onderwerp van de tekst
ï‚· Herkent vertel- en
dichttechnische procedés.
ï‚· Herkent veel voorkomende
stijlfiguren.
ï‚· Kan causale verbanden
leggen op het niveau van de
handelingen van personages
en de gebeurtenissen.
ï‚· Kan expliciete doelen en
motieven van personages
opmerken.
ï‚· Kan impliciete doelen en
motieven van personages
benoemen.
ï‚· Kan betekenis geven aan
symbolen.
ï‚· Kan aangeven welke
ï‚· Herkent ironie.
ï‚· Kan verschillende betekenislagen
onderscheiden, zoals een
psychologische, sociologische,
historische, intertekstuele
betekenislaag.
ï‚· Kan stilistische, inhoudelijke en
structurele bijzonderheden
opmerken.
Teksten
Tekstkenmerken
Kenmerken van de taakuitvoering
Begrijpen
ï‚· Herkent basale
structuurelementen, zoals
wisselingen van tijd en plaats,
rijm en versvorm.
ï‚· Kan meeleven met een
personage en uitleggen hoe een
personage zich voelt.
ï‚· Kan gedichten en
verhaalfragmenten
parafraseren of samenvatten.
Interpreteren
ï‚· Kan relaties leggen tussen de
tekst en de werkelijkheid. Kan
spannende, humoristische of
dramatische passages in de
tekst aanwijzen.
ï‚· Herkent verschillende emoties
Page 60 of 79
ï‚· Kan zich empathisch identificeren
met verschillende personages.
ï‚· Kan het algemene thema
formuleren.
ï‚· Kan teksten in cultuurhistorisch
perspectief plaatsen,
in de tekst, zoals verdriet,
boosheid en blijdschap.
benoemen.
ï‚·
Evalueren
ï‚· Evalueert de tekst met
emotieve argumenten.
ï‚· Kan met medeleerlingen
leeservaringen uitwisselen.
ï‚· Kan interesse in bepaalde
fictievormen aangeven.
ï‚· Evalueert de tekst ook met
realistische argumenten en kan
persoonlijke reacties toelichten met
voorbeelden uit de tekst.
ï‚· Kan met medeleerlingen
leeservaringen uitwisselen en kan
de interesse in bepaalde genres of
onderwerpen motiveren.
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
ï‚·
Page 61 of 79
vraagstukken centraal staan
en de hoofdgedachte of
boodschap van te tekst
weergeven.
Kan de werking van
elementaire vertel- en
dichttechnische procedés
toelichten.
Evalueert de tekst ook met
morele en cognitieve
argumenten.
Kan uiteenzetten tot welke
inzichten de tekst heeft
geleid.
Kan met leeftijdsgenoten
discussiëren over de
interpretatie en kwaliteit van
teksten en over de
maatschappelijke,
psychologische en morele
kwesties die door de tekst
worden aangesneden.
Kan interesses in bepaalde
vraagstukken motiveren.
Kan de persoonlijke literaire
smaak en ontwikkeling
beschrijven.
ï‚· Evalueert de tekst ook met
structurele en esthetische
argumenten.
ï‚· Kan teksten naar inhoud en vorm
vergelijken.
ï‚· Kan interpretaties en
waardeoordelen van
leeftijdgenoten en literaire critici
beoordelen.
ï‚· Kan interesse in bepaalde
schrijvers motiveren.
3.
Schrijven
NIVEAU 1F
ï‚· Kan korte, eenvoudige teksten
schrijven over alledaagse
onderwerpen of over
onderwerpen uit de leefwereld.
NIVEAU 2F
ï‚· Kan samenhangende teksten
schrijven met een eenvoudige,
lineaire opbouw, over
uiteenlopende vertrouwde
onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard.
NIVEAU 3F
ï‚· Kan gedetailleerde teksten
schrijven over onderwerpen
uit de (beroeps)opleiding en
van maatschappelijke aard,
waarin informatie en
argumenten uit verschillende
bronnen bijeengevoegd en
beoordeeld worden.
NIVEAU 4F
ï‚· Kan goed gestructureerde
teksten schrijven over allerlei
onderwerpen uit de
(beroeps)opleiding en van
maatschappelijke aard.
ï‚· Kan relevante belangrijke
kwesties benadrukken,
standpunten uitgebreid
uitwerken en ondersteunen
met redenen en relevante
voorbeelden.
1. Correspondentie
ï‚· Kan een briefje, kaart of e-mail
schrijven om informatie te
vragen, iemand te bedanken,
te feliciteren, uit te nodigen e.d.
ï‚· Kan e-mails of informele brieven
schrijven en daarbij meningen en
gevoelens uitdrukken.
ï‚· Kan met behulp van
standaardformuleringen
eenvoudige zakelijke brieven
produceren en schriftelijke
verzoeken opstellen.
ï‚· Kan adequate brieven en emails schrijven, gevoelens
genuanceerd uitdrukken, een
standpunt beargumenteren.
2. Formulieren invullen,
berichten, advertenties en
aantekeningen
ï‚· Kan een kort bericht, een
boodschap met eenvoudige
informatie schrijven.
ï‚· Kan eenvoudige
standaardformulieren invullen.
ï‚· Kan aantekeningen maken en
overzichtelijk weergeven.
ï‚· Kan notities, berichten en
instructies schrijven waarin
eenvoudige informatie van
onmiddellijke relevantie voor
vrienden, docenten, en anderen
wordt overgebracht.
ï‚· Kan een advertentie opstellen om
bijvoorbeeld spullen te verkopen.
ï‚· Kan aantekeningen maken tijdens
een uitleg of les.
ï‚· Kan over allerlei
onderwerpen belangrijke
informatie noteren en
doorgeven.
ï‚· Kan aantekeningen maken
van een helder
gestructureerd verhaal.
ï‚· Kan zich duidelijk en precies
uitdrukken in persoonlijke
correspondentie, en daarbij
flexibel en effectief gebruik
maken van de taal, inclusief
gevoelens, toespelingen en
grappen.
ï‚· Kan met gemak complexe
zakelijke correspondentie
afhandelen.
ï‚· Kan notities/berichten schrijven
waarin informatie van belang
voor derden overgebracht
worden waarbij belangrijke
punten begrijpelijk overkomen.
ï‚· Kan tijdens een les of voordracht
over een onderwerp op zijn
interessegebied gedetailleerde
aantekeningen maken en de
informatie zo nauwkeurig en
waarheidsgetrouw vast dat de
informatie ook door anderen
gebruikt kan worden.
Algemene omschrijving
Taken
Page 62 of 79
3. Verslagen,
werkstukken,
samenvattingen, artikelen
ï‚· Kan een verslag en of een
werkstuk schrijven en daarbij
stukjes informatie uit
verscheidene bronnen
samenvatten.
ï‚· Kan verslagen en werkstukken
schrijven met behulp van een
stramien en daarbij informatie uit
verscheidende bronnen
samenvoegen.
ï‚· Kan onderhoudende teksten
schrijven en overtuigen met
argumenten.
ï‚· Kan een collage, een krant, of
muurkrant maken.
ï‚· Kan uiteenzettende,
beschouwende en betogende
teksten schrijven.
ï‚· Kan vanuit een vraagstelling
een verslag, werkstuk of
artikel schrijven waarbij een
argument wordt uitgewerkt
en daarbij redenen aangeven
voor of tegen een bepaalde
mening en de voor- en
nadelen van verschillende
keuzes uitleggen.
ï‚· kan informatie uit
verschillende bronnen in één
tekst synthetiseren,
4. Vrij schrijven
ï‚· Kan eigen ideeën, ervaringen,
gebeurtenissen en fantasieën
opschrijven in een verhaal, in
een informatieve tekst of een
gedicht.
ï‚·
ï‚·
ï‚· Gebruikt veel voorkomende
verbindingswoorden (als, hoewel)
correct.
ï‚· De tekst bevat een volgorde;
inleiding, kern en slot.
ï‚· Kan alinea’s maken inhoudelijke
verbanden expliciet aangeven.
ï‚· Maakt soms nog onduidelijk
verwijzingen en fouten in de
structuur van de tekst.
ï‚· De gedachtelijn is in grote
lijnen logisch en consequent
met hier en daar een niet
hinderlijk zijspoor.
ï‚· Relaties als oorzaak/gevolg,
voor- en nadelen,
overeenkomst en
vergelijking, zijn duidelijk
aangegeven.
ï‚· Verband tussen zinnen en
zinsdelen in samengestelde
zinnen is over het algemeen
goed aangeven door het
gebruik van juiste verwijs- en
verbindingswoorden.
ï‚· Kan verslagen, werkstukken en
artikelen schrijven over complexe
onderwerpen en relevante
opmerkelijke punten daarin
benadrukken met gebruikmaking
van verscheidene bronnen.
ï‚· Kan teksten schrijven met een
uiteenzettend, beschouwend of
betogend karakter waarin
verbanden worden gelegd tussen
afzonderlijke onderwerpen.
ï‚· Kan in een betoog standpunten
vrij uitvoerig uitwerken en
ondersteunen met
ondergeschikte punten, redenen
en relevante voorbeelden,
ï‚· Kan lange complexe teksten
samenvatten.
ï‚·
Kenmerken van de taakuitvoering
Samenhang
ï‚· De informatie is zodanig
geordend, dat de lezer de
gedachtegang gemakkelijk kan
volgen en het schrijfdoel
bereikt wordt.
ï‚· De meest bekenden
voegwoorden (en, maar, want,
omdat) zijn correct gebruikt,
met andere voegwoorden
komen nog fouten voor.
ï‚· Fouten met verwijswoorden
komen voor.
ï‚· Samenhang in de tekst en
binnen samengestelde zinnen is
niet altijd duidelijk.
Page 63 of 79
ï‚· Geeft een complexe
gedachtegang goed en helder
weer.
ï‚· Geeft duidelijk aan wat de
hoofdzaken zijn en wat
ondersteunend is in het betoog.
ï‚· Geeft relevante argumenten en
argumenten die niet relevant zijn
voor het betoog inzichtelijk weer.
ï‚· Verwijzingen in de tekst zijn
correct.
ï‚· Lange, meervoudig
samengestelde zinnen zijn goed te
begrijpen.
Afstemming op doel
ï‚·
ï‚· Kan in teksten met een eenvoudige
lineaire structuur trouw blijven aan
het doel van het schrijfproduct.
Afstemming op publiek
ï‚· Gebruikt basisconventies bij
een formele brief:
Geachte/Beste en
Hoogachtend/Met vriendelijke
groet.
ï‚· Hanteert verschil
informeel/formeel.
ï‚· Past het woordgebruik en toon aan
het publiek aan.
Woordgebruik en
woordenschat
ï‚· Gebruikt voornamelijk frequent
voorkomende woorden.
ï‚· Varieert het woordgebruik, fouten
met idiomatische uitdrukkingen
komen nog voor.
Spelling, interpunctie en
grammatica
ï‚· Zie niveaubeschrijving
Taalbeschouwing /
Taalverzorging.
ï‚· Redelijk accuraat gebruik van
eenvoudige zinsconstructies.
ï‚· Zie niveaubeschrijving
Taalbeschouwing / Taalverzorging.
ï‚· Vertoont een redelijke
grammaticale beheersing.
Leesbaarheid
ï‚· Hanteert titel.
ï‚· Gebruikt titel en tekstkopjes.
Page 64 of 79
ï‚· Alinea’s zijn verbonden tot
een coherent betoog.
ï‚· Kan verschillende
schrijfdoelen hanteren en in
een tekst combineren:
informatie vragen en geven,
mening geven, overtuigen,
tot handelen aanzetten.
ï‚· Kan opbouw van de tekst aan
het doel van de tekst
aanpassen.
ï‚· Kan schrijven voor zowel
publiek uit eigen omgeving
als voor een algemeen
lezerspubliek (bv. instanties,
media).
ï‚· Past register consequent toe:
taalgebruik past binnen de
gegeven situatie en is
consistent in toon, doel,
genre.
ï‚· Brengt variatie in
woordgebruik aan om
herhaling te voorkomen.
ï‚· Woordkeuze is meestal
adequaat, er wordt slechts
een enkele fout gemaakt.
ï‚· Zie niveaubeschrijving
Taalbeschouwing /
Taalverzorging.
ï‚· Toont een betrekkelijk grote
beheersing van de
grammatica .
ï‚· Incidentele vergissingen, nietstelselmatige fouten en
kleine onvolkomenheden in
de zinsstructuur kunnen nog
voorkomen.
ï‚· Geeft een heldere structuur
ï‚·
ï‚· Kan schrijven voor zowel publiek
uit de eigen omgeving als voor
een algemeen lezerspubliek (bv.
instanties, media).
ï‚· Kan verschillende regels hanteren
en heeft geen moeite om het
register aan te passen aan de
situatie en het publiek.
ï‚· Kan schrijven in een persoonlijke
stijl die past bij een beoogde
lezer.
ï‚· Er zijn geen merkbare
beperkingen in het woordgebruik.
ï‚· Het woordgebruik is rijk en zeer
gevarieerd.
ï‚· zie niveaubeschrijving
Taalbeschouwing /
Taalverzorging.
ï‚· Handhaaft consequent een hoge
mate van grammaticale
correctheid; fouten zijn zeldzaam.
ï‚· Lay-out, paragraafindeling zijn
ï‚· Voorziet een brief op de
gebruikelijke plaats van
datering, adressering, aanhef
en ondertekening.
ï‚· Besteedt aandacht aan de
opmaak van de tekst
(handschrift, bladspiegel,
eventueel beeldende
elementen en kleur)
4.
Begrippen en Taalverzorging
4.1.
Begrippenlijst
ï‚· Heeft bij langere teksten (meer dan
twee A4) ondersteuning nodig bij
aanbrengen van de lay-out.
aan de tekst, gebruikt
witregels, marges, kopjes.
ï‚· Geeft in een langere tekst
een indeling in paragrafen.
ï‚· Stemt de lay-out af op doel
en publiek.
bewust en consequent toegepast
om het begrip bij de lezer te
ondersteunen.
Om te spreken over taal en taalverschijnselen is een beperkt aantal begrippen noodzakelijk. De meeste daarvan zijn aan het einde van het basisonderwijs wel aan de orde
geweest (1F). Kennis van deze begrippen bevordert het gesprek binnen en buiten het taalonderwijs over taal en taalverschijnselen: het gaat erom dat docenten (en leerlingen)
bepaalde verschijnselen kunnen benoemen in contextrijke taalsituaties. Dat wil zeggen dat docenten deze termen moeten kunnen gebruiken in hun onderwijs in de
vaardigheidsdomeinen.
Grammaticale begrippen voor werkwoordspelling
1. Werkwoord;
2. Tijd van het werkwoord (tegenwoordig en verleden, onvoltooid en voltooid);
3. Getal: meervoud, enkelvoud;
4. Eerste, tweede en derde persoon;
5. Persoonsvorm;
6. Voltooid deelwoord;
7. Stam van het werkwoord;
8. Hele werkwoord (infinitief);
9. Onderwerp;
10. Zwakke en sterke werkwoorden;
11. Werkwoordelijk gezegde.
Tabel 1: Niveaubeschrijvingen Begrippen Taal
Leestekens
Woordsoorten
Grammaticale kennis
1F
Dubbele punt, punt, komma, puntkomma, uitroepteken,
vraagteken, aanhalingsteken.
Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast,
klankveranderend (zwak, sterk)), bijvoeglijk naamwoord.
Onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde,
2F
Trema, accent
Lijdende en bedrijvende vorm, vragende vorm.
Page 65 of 79
Tekstkennis
Stilistiek en semantiek
Morfologie
Opmaak
Klanken
persoonsvorm.
Standpunt, argument, feit, mening, tekstsoort en
gesprekvormen, paragraaf.
Betekenis, symbool, synoniem, context, letterlijk, figuurlijk,
uitdrukking, spreekwoord, gezegde, moedertaal, tweede
taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig,
formeel en informeel, taalgebruik, leenwoord
Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel,
achtervoegsel, lettergreep, getal (meervoud/enkelvoud),
tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid),
verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam,
infinitief, bijvoeglijk naamwoord).
Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel,
hoofdstuk, regel, lettertype, alinea, kopje.
Articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze
Aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook:
aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van
tekst), tekstthema.
Metatalige vormen: Woorden, zinnen, en tekstfragmenten
die informatie geven over de rest van de tekst (zoals
signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve
tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot).
Homoniem, homofoon, vakjargon, stilistische adequaatheid
(publiekgericht), presentatiekenmerken (van mondelinge
en schriftelijke tekst).
Regels
Regel voor overeenkomst getal (onderwerp-persoonsvorm; referent-verwijswoord) en geslacht (referent-verwijsoord)
4.2.
Taalverzorging
De vereiste kwaliteit van productief taalgebruik (spreken, schrijven) wordt steeds aangeduid bij de kenmerken van de taakuitvoering in die domeinen. In dit domein van taalverzorging
gaat het alleen om kennis van regels en begrippen, die ten dienste staan van correct taalgebruik. Bij de niveaubepaling is steeds uitgegaan van volledige beheersing, dat wil zeggen,
vrijwel automatische beheersing en bij uitzondering terugvallend op regelkennis in taalproductie, zoals in de domeinen schrijven en spreken beschreven. Regelkennis en toepassing in
oefentaken gaat aan die beheersing vooraf. De niveaus geven een eindpunt aan: het verwerven van de regels tot een vrijwel automatische beheersing vergt veel leertijd. Het geleerde
moet voortdurend in onderhoud zijn. Dat kan betekenen dat van tijd tot tijd nieuwe instructie en oefening gegeven moeten worden (opfrissen) en dat er zorgvuldig feedback gegeven
dient te worden op schrijf- en spreekproducties door alle bij het onderwijs betrokken, docenten Nederlands en docenten van andere vakken.
4.3.
Niveaubeschrijvingen
4.3.1. Spelling
Categorieën
Categorieën waarbij het onderscheid tussen klank en spelling van belang is. De basis voor de spelling is kennis van de beschaafde uitspraak van het Nederlands (‘klankzuiver’)
1.
Klankzuivere woorden (wil, dier, maar, daar, moet, wesp, kalf, etc.): woorden die in een standaard Nederlandse uitspraak geen alternatieve spelling toelaten.
2.
Klankambigue woorden: woorden die indien de klank gevolgd wordt fout gespeld zullen worden. Het gaat om algemene regels en didactische bijzonderheden. Het zijn
fouten die in de ene regio vaker zullen voorkomen dan in een andere: bodum (bodem), enuge (enige), flakbij (vlakbij), prijsen (prijzen), prongeluk (per ongeluk), srijf (schrijf),
teminste; tuminste; tuminstu (tenminste), trugbetalen (terugbetalen).
Page 66 of 79
3.
Spelambigue woorden zoals mouwen (mauwen), klijn (klein), dagt (dacht)m antwoort (antwoord), direkt (direct). Het zijn woorden die op twee manieren gespeld kunnen
worden, omdat de klank geen uitsluitsel geeft. Twee lettertekens representeren één klank (au/ou), d/t, ei/ij, ch/g, c/k).
Regels voor lettergreepgrenzen
4.
Regels voor verdubbeling en verenkeling op lettergreepgrenzen: ontsmetting, nummer, verstoppen, liggen, lopen, oversteken, haren.
5.
Afbreekregels (ge-trokken; getrok-ken, get-rokken, getrokk-en), als een samenspel van morfologische en spellingregels.
Regels voor woordgrenzen
6.
Aaneen- en losschrijven van woorden (autoweg, kwijtraakte, voor altijd).
Morfologische spelling:
7.
Regel van gelijkvormigheid bij assimilatie: zakdoek i.p.v. zaddoek
8.
Meervoudsvorming
8.1. –s n amedeklinker, -a, -o, -u, -y, -e: (a) fuchsia’s, (b) cafés, (c) garages, meisjes.
8.2. –en (a) zonder en (b) met verdubbeling0: latten (znw), laten (ww).
9.
Vorming van bijvoeglijk naamwoord:
9.1. --e (bij znw in enkelvoud als meervoud), met mogelijk toepassing van andere regels (verenkeling/verdubbeling op lettergreepgrenzen). Ook bij bijvoeglijke
naamwoorden afgeleid van werkwoorden.
9.2. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden op –en: gouden, zilveren (zowl bij znw in enkelvoud als meervoud)
10.
Vorming van verkleinwoord
10.1. Basis+dimuntief
10.2. uitzondering op verenkelings/verdubbelingsregel:
verkleinwoord na open klinker: chocolaatje, cafeetje, parapluutje.
11.
Schrijfwijze van achtervoegsels (-heid, -lijk).
12.
’s en –s: ’s nachts, ’s Nachts (begin van een zin).
13.
Meervouds –n bij zelfstandig en bijvoeglijk gebruikte verwijzingen naar personen/niet personen: alle, vele, weinige. maar ook allen, weinigen, velen etc.)
Regels voor de werkwoordspelling
14.
Persoonsvorm:
14.1.
Tegenwoordige tij d van werkwoorden met stam op –d.
14.1.1.
enkelvoud: word(t)
14.1.1.1
eerste persoon stellend en vragend (ik word/word ik);
14.1.1.2
tweede persoon stellend en vragend (jij wordt/word jij);
14.1.1.3
derde persoon enkelvoud stellend en vragend (hij wordt/wordt hij; wordt je broer; wordt jou de toegang ontzegd)
14.1.1.4
derde persoon enkelvoud stellend en vragend bij werkwoorden met prefix (kans op verwarring met woordbeeld van voltooid deelword): hij
beoordeelt (niet: beoordeeld)
14.1.2.
meervoud: worden, laten.
14.2.
Verleden tijd van zwakke werkwoorden mets tam op –d of –t: (morfologische regel leidt tot verdubbeling van d/t, hoewel fonetisch niet nodig: antwoordde)
14.3.
Verleden tijd van sterke werkwoorden met stam op –d of –t
14.3.1.
enkelvoud: werd, liet.
14.3.2.
meervoud: werden.
15.
Infinitief
15.1.
‘Gewone’ werkwoorden met stam op –d of –t: worden, laten.
15.2.
Werkwoorden met stam op –d en –t die in de verleden tijd dd/tt krijgen: vergoeden, verplichten (verwisseling woordbeelden).
15.3.
Als 15.2, in bijvoeglijke bepalingen, in een omgeving met verleden tijd (‘de te verlichten straten waren niet afgesloten’).
Page 67 of 79
16.
Voltooid deelwoord
16.1.
(per prefix), met kans op verwarring met woordbeeld persoonsvorm
16.1.1.
op –d: gebuerd, beoordeld
16.1.2.
op –d: na een ‘valse’ f (stam op v): geverfd
16.1.3.
op –d: na een ‘valse’ s (stam op z): verhuisd
16.2.
op –den of -ten: geladen, gelaten.
16.2.1.
in de omgeving van meervoud (de geladen wagens)
16.2.2.
in de omgeving van enkelvoud (de geladen wagen)
16.3.
op –d of –t, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord: geparkeerd, geraakte, beschutte.
16.3.1.
in de omgeving van enkelvoud/meervoud (de beschutte tuin/tuinen) bijvoeglijk naamwoord buigt niet met getal mee.
16.3.2.
in de omgeving van tegenwoordige/verdelen tijd: hij zag/zij ziet verlichte straten
Overige regels
17.
Schrijfwijze van tussenklanken –s en –e(n).
18.
Gebruik van trema en koppelteken.
4.3.2. Leestekens
1.
2.
3.
4.
Hoofdletters en punten bij zinsmarkering.
Vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens.
Hoofdletters bij eigennaam en directe rede.
Komma’s, dubbele punt.
4.4.
Moeilijkheid
De moeilijkheid van spelling is op twee manieren te ordenen. Er zijn empirische gegevens over wat leerlingen einde BO kunnen (PPON) en toetsgegevens van brugklasleerlingen (schijf
2009). Dat levert een overzicht van itemmoeilijkheden op, zoals gepresenteerd in het eerste rapport van de Expertgroep (2008). Spellingsproblemen kunnen ook in grotere klassen
worden ondergebracht, zoals Schijf (2009) laat zien. naast een zekere logische opeenvolging van klassen van problemen, speelt ook de frequentie waarin het te spellen probleem woord
verschijnt een rol. De ‘stomme e’ bijvoorbeeld, in ‘stomme’ wordt in het algemeen pas beheerst na groep 4, maar zeer frequente woorden met een stomme ‘e’ worden al in groep 3 goed
gespeld. Als ordening voor de spellingsproblemen gebruiken we een indeling in vijf klassen. Deze indeling wordt gebruikt bij het diagnosticeren van spellingvaardigheid.
1.
2.
3.
4.
Alfabetisch: Hier gaat het om het volgen van de beschaafde Nederlandse uitspraak: dezelfde klank heeft dezelfde letter. De basiskennis is de klank-tekenkoppeling, ook voor
bijvoorbeeld oe, ui. Allofonen (v/f, z/s afwisseling) kunnen hierbij gerekend worden. Eind groep 3 wordt deze categorie beheerst.
Orthografisch: hier gaat het om autonome regels over de grens van lettergrepen heen: woorden met sch, ng, nk, aai, ooi, oei, ch(t), -eeuw, -ieuw, -uw, -ee, de ë in ie of ieë,
medeklinkerverdubbeling, open lettergrepen, kleefletters behoren tot deze categorie.
Morfologisch: alle woorden die gevormd worden door de toevoeging van voor- of chtervoegsels zoals verkleinwoorden (-tje, -pje, -je), meervoudsvorming, en achtervoegsels als
(-g, -heid, teit, -lijk, -aard, -erd, -tie, -iaal/-eaal/-ieel/-ueel, -isch); ook: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. Woorden met ’s als meervoud. alle woorden die gevormd worden
door samenstellingen (assimilatieverschijnselen: voortdurend).
Morfologisch, met gebruikmaking van syntactische kennis: werkwoordspelling waarin persoon en getal van het onderwerp leidend is voor de spelling (persoonsvorm), de functie
van het werkwoord moet worden bepaald (persoonsvorm, infinitief, voltooid deelwoord). Homofonen zijn hier de moeilijkste problemen (verhuisd/verhuist, beleeft/beleefd):
kennis van de functie is hier noodzakelijk.
Page 68 of 79
5.
Logografisch: vaststaande combinaties, die als zodanig gekend moeten worden (geen regelvorming): /zj/ geschrveen als g (garage), open lettergreep /ie. geschreven als –i-,
worden op –isch, /sj/ geschreven als –ch-, /oo/ geschreven als –au- of –ou-, /s/ geschreven als –c- voor i, ie en e; /ks/ geschreven als –x-, /oe/ geschreven als –ou-, woorden met
–aise, -aire, /sj/ geschreven als –ci-, /ie/ geschreven als –y-, leenwoorden (team, jam, tram). Woorden met trema, woorden voorafgegaan door ‘s.
Page 69 of 79
MVT MODERNE VREEMDE TALEN
Taalniveau
Taalvaardigheid
Descriptoren
A1
Luisteren
A1.1 Direct contact:
Begrijpt eenvoudige instructies, uitleg, een waarschuwing, een routebeschrijving.
A1.1 Overzichten en formulieren:
Kan basale informatie opzoeken in eenvoudige werkroosters, dienstregelingen, een 'Gouden Gids', reclamefolders,
rekeningen, prijslijsten. Begrijpt eenvoudige formulieren voldoende om ze te kunnen verwerken (invullen, sorteren).
A1.2 Aanwijzingen en instructie:
Begrijpt basale informatie in teksten als borden, opschriften, eenvoudige geïllustreerde gebruiksaanwijzingen.
A1.3 Correspondentie:
Begrijpt een korte mededeling op een ansichtkaart.
A1.1 Werkcontacten in face to face situaties:
Kan korte antwoorden geven op gestelde vragen en zelf korte vragen stellen over het dagelijkse werk. Kan
waarschuwen en hulp inroepen
A1.2 Omgaan met getallen:
Kan cijfers, data, prijzen, verstaan en uitspreken in face to face situaties.
A1.3 Onderhouden van sociaal contact:
Kan op een eenvoudig niveau sociale contacten leggen met collega's en bezoekers.
A1.1 Monologen:
Kan basale informatie over zichzelf, de eigen woonplaats en werkplek geven.
A1.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren:
Kan bekende en vertrouwde gegevens invullen op een eenvoudig formulier. Kan eenvoudige aantekeningen maken
tijdens een gesprek.
A1 2: Onderhouden van sociaal contact
Kan (vakantie)groeten of een gelukwens sturen aan collega's.
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
Page 70 of 79
Taalniveau
Taalvaardigheid
Descriptoren
A2
Luisteren
A2.1 Direct contact: Kan voldoende feitelijke informatie halen uit instructies en aanwijzingen om routinetaken uit te
kunnen voeren.
A2.1 Audiovisuele media: Begrijpt hoofdpunten van korte en duidelijke berichten op radio en tv en van de uitleg op
een eenvoudige instructievideo.
A2.1 Overzichten en formulieren: Kan informatie uit standaardformulieren en overzichten in het dagelijks werk in
voldoende mate begrijpen om ernaar te handelen.
A2.2 Aanwijzingen en instructie: Begrijpt voorschriften, instructies en eenvoudige gebruiksaanwijzingen in het
dagelijks werk.
A2.3 Correspondentie: Begrijpt korte standaardbrieven en faxen in persoonlijk leven en werk.
A2 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan in korte, eenvoudige teksten over onderwerpen gerelateerd aan eigen
werk of levenssfeer specifieke informatie vinden..
A2.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan eenvoudige informatie uitwisselen over routinematige zaken in het
werk.
A2.2 Omgaan met getallen: Kan eenvoudige informatie over cijfers, data en prijzen uitwisselen in face to face situaties
en telefonisch.
A2.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan in beperkte mate sociale contacten onderhouden met collega's en met
bezoekers.
A2 4: Telefoneren: Kan eenvoudige telefoongesprekken voeren met behulp van elementaire conventies.
A2 5: Zaken regelen op reis: Kan zaken regelen in de meeste eenvoudige en voorspelbare situaties tijdens een
buitenlandse reis.
A2.1 Monologen: Kan een uitleg geven: hoe je ergens komt, hoe iets gedaan moet worden. Kan eenvoudige
standaardinformatie over producten en diensten geven aan klanten.
A2 2 Presentaties: Kan een vooraf ingeoefend kort en eenvoudig praatje houden over een vertrouwd onderwerp. Kan
op een beperkt aantal vragen reageren, als er hulp wordt geboden bij het formuleren van het antwoord.
A2.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: Kan met behulp van standaardformuleringen routinematige zaken in
het dagelijks werk noteren.
A2 2: Onderhouden van sociaal contact: Kan een kort en eenvoudig briefje of kaart schrijven om ergens voor te
bedanken, te vertellen hoe het gaat, en dergelijke.
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
Page 71 of 79
Taalniveau
Taalvaardigheid
Descriptoren
B1
Luisteren
B1.1 Direct contact: Begrijpt details van informatie over dagelijkse werkzaamheden. Begrijpt eenvoudige technische informatie
zoals gebruiksaanwijzingen voor apparaten.
B1.2 Audiovisuele media: Begrijpt hoofdzaken en specifieke informatie van aankondigingen en radio- en tv-programma's, en
instructievideo's, over actuele zaken of onderwerpen van persoonlijk of professioneel belang, mits er betrekkelijk langzaam en
duidelijk gesproken wordt
B1.3 Bijeenkomsten en vergaderingen: Kan bij routinematige bijeenkomsten over vertrouwde onderwerpen de grote lijn van de
discussies volgen.
B1 4 Presentaties: Kan een korte uiteenzetting volgen over een vertrouwd onderwerp.
B1.1 Overzichten en formulieren: Kan informatie in complexe formulieren en standaarddocumenten in het dagelijks werk snel
vinden en in voldoende mate begrijpen om ernaar te handelen.
B1.2 Aanwijzingen en instructie: Kan informatie halen uit technische documenten. Begrijpt eenvoudige handleidingen en
werkinstructies.
B1.3 Correspondentie: Begrijpt de feitelijke informatie en de emotionele lading in persoonlijke en zakelijke brieven goed genoeg
om adequaat te kunnen reageren.
B1 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan de belangrijkste punten halen uit beschrijvende en opiniërende teksten over
bekende onderwerpen.
B1.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan vertrouwde en routinematige taken in het werk zelfstandig uitvoeren.
B1.2 Omgaan met getallen: Kan de meest voorkomende informatie over cijfers, data en prijzen uitwisselen.
B1.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan sociaal contact leggen en onderhouden met collega's, klanten en bezoekers door
middel van 'small talk'.
B1 4: Telefoneren: Kan routinematige telefoongesprekken voeren.
B1 5: Zaken regelen op reis: Kan zaken regelen in voorspelbare situaties tijdens een buitenlandse reis.
B1 6: Deelnemen aan bijeenkomsten en vergaderingen: Kan in beperkte mate deelnemen aan informele bijeenkomsten over
praktische problemen in het dagelijks werk.
B1.1 Monologen: Kan een verhaal vertellen, een ervaring beschrijven, een standpunt of mening verwoorden.
B1 2 Presentaties: Kan informatie geven over bestaande producten en kan vertrouwde werkprocessen beschrijven. Kan op vragen
reageren, maar zal als iemand snel spreekt moeten vragen om herhaling.
B1.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: Kan binnen de dagelijkse werkroutine aantekeningen maken en korte berichten
schrijven.
B1 2: Onderhouden van sociaal contact: kan over allerlei onderwerpen uit het dagelijkse leven en werk persoonlijke briefjes
schrijven: nieuwtjes vertellen, mensen en gebeurtenissen beschrijven, eigen gevoel uitdrukken, een mening of oordeel geven.
B1 3: Zakelijke correspondentie: Kan met behulp van standaardformuleringen routinematige korte brieven produceren.
B1 4 Verslagen, voorstellen en contracten: Kan in een standaardformat een kort verslag of rapport opstellen over feitelijke zaken
binnen het dagelijkse werk.
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
Page 72 of 79
Taalniveau
Taalvaardigheid
Descriptoren
B2
Luisteren
B2.1 Direct contact: Kan uit langere betogen gedetailleerde informatie halen over vertrouwde en minder vertrouwde
werkzaamheden. Begrijpt technische informatie op het eigen werkterrein.
B2.2 Audiovisuele media: Kan radio- en tv-programma's en instructievideo's binnen de eigen interessesfeer goed volgen, mits
gepresenteerd in een standaard uitspraak in een normaal spreektempo.
B2.3 Bijeenkomsten en vergaderingen: Kan de hoofdlijnen volgen en specifieke informatie over het eigen werkterrein halen uit
discussies, ook bij minder routinematige bijeenkomsten.
B2.4 Presentaties: Kan in een langere uiteenzetting over een onderwerp op het eigen werkterrein de grote lijn en de hoofdpunten
volgen, ook als het betoog inhoudelijk en qua taal ingewikkeld is.
B2.1 Overzichten en formulieren: B2.2 Aanwijzingen en instructie: Begrijpt complexe handleidingen en werkinstructies binnen het eigen werk- of vakterrein als
moeilijke passages herlezen kunnen worden.
B2.3 Correspondentie: Kan correspondentie met betrekking tot het eigen werkterrein of interessegebied lezen en vlot en met
gemak de bedoeling van de schrijver achterhalen.
B2 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan snel de relevantie bepalen van en informatie vinden in teksten over een breed scala
aan onderwerpen in de eigen werksfeer.Kan met behulp van een woordenboek passages uit moeilijke teksten nauwkeurig
begrijpen.
B2.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan een breed scala aan taken in het werk zelfstandig uitvoeren.
B2.2 Omgaan met getallen: Kan complexe informatie over cijfers, data en prijzen uitwisselen.
B2.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan zich op effectieve wijze sociaal onderhouden met collega's en in zakelijke contacten.
B2 4: Telefoneren: Kan alle telefoongesprekken voeren die deel uitmaken van de normale werkzaamheden.
B2 5: Zaken regelen op reis: Kan zaken regelen in minder voorspelbare situaties tijdens een buitenlandse reis.
B2 6: Deelnemen aan bijeenkomsten en vergaderingen: Kan deelnemen aan bijeenkomsten over zaken die rechtstreeks te maken
hebben met het eigen werk.
B2.1 Monologen: Kan duidelijke en gedetailleerde beschrijvingen geven met betrekking tot allerlei onderwerpen op het eigen
interesse- of werkgebied. Kan een standpunt of mening onderbouwen met behulp van voorbeelden
B2 2 Presentaties: Kan een goed uitgewerkte presentatie houden over onderwerpen op het eigen werkterrein waarin de voor- en
nadelen van bepaalde opties toegelicht worden. Kan met gemak reageren op vragen uit de zaal.
B2.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: Kan over allerlei onderwerpen in het werk belangrijke informatie noteren en in de
vorm van een memo aan collega's doorgeven
B2 2: Onderhouden van sociaal contact: Kan over algemeen maatschappelijke en abstracte onderwerpen schrijven, gevoelens
genuanceerd uitdrukken, een standpunt beargumenteren.
B2 3: Zakelijke correspondentie: Kan adequate brieven, e-mails en faxberichten schrijven rond de meest voorkomende zaken in
de dagelijkse beroepspraktijk.
B2 4 Verslagen, voorstellen en contracten: Kan problemen, processen en handelingen beschrijven, informatie uit verschillende
bronnen samenvatten en evalueren, voor- en nadelen van keuzes toelichten.
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
Page 73 of 79
Taalniveau
Taalvaardigheid
Descriptoren
C1
Luisteren
C1.1 Direct contact: Kan gedetailleerde informatie halen uit langere, complexe en inhoudelijk ingewikkelde betogen. Begrijpt
complexe technische informatie op het eigen vakterrein.
C1.2 Audiovisuele media: Kan een breed scala aan aankondigingen en radio- en tv-programma's volgen, ook met afwijkingen van
de standaard in taalgebruik en uitspraak. Begrijpt details en impliciete verwijzingen naar de relaties tussen personen.
C1.3 Bijeenkomsten en vergaderingen: Kan een complexe argumentatie over onderwerpen op het eigen vakterrein volgen. Kan de
interactie tussen verschillende sprekers met gemak volgen, ook als het over ingewikkelde of onbekende onderwerpen gaat
C1 4 Presentaties: Kan de meeste uiteenzettingen met redelijk gemak volgen. Kan gedetailleerde informatie begrijpen bij
onderwerpen op het eigen werkterrein, en kan de grote lijn en de hoofdpunten volgen bij onderwerpen buiten het eigen
werkterrein.
C1.1 Overzichten en formulieren: C1.2 Aanwijzingen en instructie: Begrijpt tot in detail lange en complexe handleidingen en werkinstructies binnen en buiten het
eigen werk- of vakterrein als moeilijke passages herlezen kunnen worden.
C1.3 Correspondentie: Begrijpt alle persoonlijke en zakelijke correspondentie met incidenteel gebruik van een woordenboek.
C1 4: Rapporten, verslagen en artikelen: Kan een breed scala aan lange en ingewikkelde teksten binnen de brede context van het
persoonlijke en professionele leven tot in detail begrijpen
C1.1 Werkcontacten in face to face situaties: Kan complexe informatie uitwisselen over het eigen werk, het eigen beroep of
vakgebied.
C1.2 Omgaan met getallen: C1.3 Onderhouden van sociaal contact: Kan in alle sociale situaties, ook zeer formele, een actieve bijdrage leveren aan
gesprekken.
C1 4: Telefoneren: Kan telefoongesprekken voeren in minder voorspelbare omstandigheden.
C1 5: Zaken regelen op reis: C1 6: Deelnemen aan bijeenkomsten en vergaderingen: Kan een actieve bijdrage leveren aan de meeste overleggen,
vergaderingen en aan algemene onderhandelingsgesprekken.
C1.1 Monologen: Kan duidelijke en gedetailleerde beschrijvingen geven met betrekking tot allerlei complexe onderwerpen. Kan
lange en ingewikkelde verhalen vertellen.
C1 2 Presentaties: Kan een duidelijke en goed opgebouwde presentatie houden over een complex onderwerp. Kan standpunten
uitwerken en onderbouwen met argumenten en voorbeelden.Kan spontaan en met gemak reageren op opmerkingen en vragen
uit de zaal.
C1.1 Aantekeningen, memo’s en formulieren: C1 2: Onderhouden van sociaal contact: C1 3: Zakelijke correspondentie: Kan met gemak corresponderen over de meeste zaken die met het werk te maken hebben.
C1 4 Verslagen, voorstellen en contracten: Kan een breed scala aan zakelijke teksten schrijven waarin beoordelingen worden
gegeven, voorstellen worden gedaan, standpunten worden toegelicht.
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
Page 74 of 79
RWI
REKENEN / WISKUNDE
Subvaardigheden
Getallen/hoeveelheden,
maten
Niveau Z2
Niveau Z1
Niveau Y2
Niveau Y1
Niveau X2
Getallen/hoeveelheden, maten
1. Kan een (numeriek) wiskundig model opstellen bij een probleemsituatie.
2. Heeft inzicht in de getalskarakteristieken absoluut/relatief, continu/discreet en stochastisch/deterministisch en gebruikt dat bij de beslissing welk type model relevant is
voor de gegeven situatie.
3. Kent de onderscheiden getalsystemen.
1. Kan in nieuwe en zeer complexe situaties bepalen welke (combinaties van) rekenprocedures en welke hulpmiddelen nodig zijn om een probleem op te lossen.
2. Kan rekenprocedures ontwikkelen met gebruikmaking van tools (spreadsheets, beroepsspecifieke software) om problemen op te lossen.
3. Kan de context loslaten en een abstract (wiskundig) model van een praktijksituatie bijstellen.
1. Kan in nieuwe situaties bepalen welke rekenprocedures nodig zijn om een probleem op te lossen, kan daarbij veronderstellingen doen over ontbrekende gegevens.
2. Kan de context loslaten en werken in een abstract model van de situatie.
3. Kan met inzicht beslissen of er met absolute dan wel relatieve presentaties moet worden gewerkt.
4. Kan combinaties van complexe rekenprocedures gebruiken in bekende situaties.
5. Kan rekenprocedures aanpassen aan veranderde omstandigheden of aan beperkende voorwaarden, kan dat ook m.b.v. ict (spreadsheets bijv.).
6. Kan vaardig en met inzicht rekenen met procenten, kommagetallen, verhoudingen en (samengestelde) maten.
7. Kan de mate van nauwkeurigheid van een resultaat bepalen en kan werken met foutmarges.
1. Past in complexere en in eenvoudige niet-standaard situaties (bekende) rekenprocedures toe om een probleem op te lossen of een gewenst resultaat te krijgen,
doet dit schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine.
2. Leest (ook onbekende) meetinstrumenten af kan daarbij vaardig interpoleren, gebruikt het systeem van maateenheden en kan daarbinnen maten omrekenen (bijv. bij
recepten 0,5 dl omzetten in 50 ml).
3. Kan in bekende situaties vaardig werken met de voorkomende decimale getallen, percentages en eraan gerelateerde breuken, verhoudingen en maten (bijv. BTW
uitrekenen), met gebruikmaking van de samenhang ertussen.
4. Kan nagaan of een resultaat van een berekening de juiste orde van grootte heeft en wat de ‘foutmarge’ is.
5. Kan berekeningen en de resultaten ervan helder en gestructureerd presenteren.
1. Rekent in bekende, enigszins complexe situaties met hele getallen en met benoemde decimale getallen (lengte, geld) en kan bekende (eenvoudige) rekenprocedures
toepassen, doet dit schattend, uit het hoofd, op papier of met de rekenmachine.
2. Rondt af op mooie getallen of hoeveelheden passend bij de situatie t.b.v. het schatten van een uitkomst.
3. Leest meetinstrumenten af, gebruikt daarbij het systeem van maateenheden, kan eenvoudig interpoleren en enkelvoudige berekeningen met maten uitvoeren.
4. Begrijpt en gebruikt de samenhang tussen eenvoudige stambreuken en percentages in bekende enigszins complexe situaties.
5. Voert in functionele situaties eenvoudige berekeningen uit met breuken, percentages en verhoudingen.
6. Kan binnen de situatie een resultaat controleren op juistheid.
Page 75 of 79
Niveau X1
1. Is in bekende situaties in staat passende getallen, aantallen, hoeveelheden en maten te gebruiken, te vergelijken en te begrijpen.
2. Rekent in bekende situaties met eenvoudige getallen en hoeveelheden met gebruikmaking van kennis van basisbewerkingen, kan dit schattend, uit het hoofd,
op papier, of met de rekenmachine.
3. Kan maten, in de veelvoorkomende maateenheden, aflezen op relevante meetinstrumenten (klok, weegschaal, liniaal, beroepsspecifieke instrumenten) en uit
eenvoudige teksten en tabellen verpakkingen, gebruiksaanwijzingen, recepten).
4. Kan in bekende situaties rekenen met tijd en geld.
5. Kan aan de hand van relevante referentiematen en – hoeveelheden (lichaamslengte, aantal inwoners, voetbalveld, pak melk) andere maten en hoeveelheden
schattend bepalen.
6. Kan omgaan met negatieve getallen binnen een context (tekort, temperatuur, schuld).
7. Leest en begrijpt de meest voorkomende notaties van eenvoudige decimale getallen (geld, maten), kernbreuken (1/2, 1/3, 1/4, 1/10), -percentages (100%, 50%,
25%, 10%) en verhoudingen, in praktische situaties en kent de bijbehorende ‘taal’.
Page 76 of 79
Subvaardigheden
Ruimte en vorm
Niveau Z2
Niveau Z1
Niveau Y2
Niveau Y1
Niveau X2
Niveau X1
Ruimte en vorm
1. Kan een meetkundige probleemsituatie beschrijven met algebraïsche middelen en daarmee de situatie doorrekenen.
2. Kan switchen tussen meetkundige en algebraïsche representaties.
3. Kan bewegingen in vlak en ruimte in een wiskundig model beschrijven met parameterkrommen en kan hierin rekenen en redeneren.
1. Kan in nieuwe en complexe situaties bepalen welke (combinaties van) meetkundige representaties zinvol zijn en welke (reken)technieken, redeneringen en
hulpmiddelen nodig zijn om een probleem op te lossen.
2. Kan algebraïsche beschrijvingen van meetkundige systemen opstellen en daaraan rekenen.
3. Kan eenvoudige figuren (lijn in 2D en plat vlak in 3D) algebraïsch beschrijven met behulp van vectoren en vergelijkingen.
4. Kent en gebruikt een breed arsenaal aan formele meetkundige begrippen, eigenschappen, constructies en (reken)technieken.
1. Analyseert en combineert informatie uit 2D en 3D tot een meetkundige representatie (3D model, hoogtekaart, werktekening) van een complex object of situatie, kan
daarbij gebruik maken van computerprogramma’s, meetkundige procedures en technieken.
2. Kan in een wiskundig (meetkundig) model van een situatie met behulp van meetkundige eigenschappen en technieken redeneren en relevante berekeningen
uitvoeren.
3. Kent en gebruikt een breed arsenaal aan meetkundige begrippen, eigenschappen, constructies en (reken)technieken.
1. Analyseert complexere samengestelde vormen, patronen, voorwerpen plaatsen in de ruimte, routes en situaties en gebruikt meetkundige begrippen om deze te
beschrijven.
2. Kan complexe werktekeningen analyseren, interpreteren, controleren en als nodig aanpassen, gebruikt daarbij ruimtelijk inzicht en schaalbegrip.
3. Kan in bekende situaties op basis van specificaties complexere werktekeningen, uitslagen en ruimtelijke constructies (vd. maquette) maken, ook met behulp van ict,
gebruikt daarbij voorgeschreven meetkundige procedures en technieken.
4. Kan in de situatie tbv het oplossen van een praktisch probleem meetkundige eigenschappen gebruiken (symmetrie, gelijkvormigheid, ligging en stand, etc.)en kan op
basis van bekende procedures hoeken, helling, lengtes, oppervlaktes en inhouden (ook: benodigd materiaal) etc. berekenen.
1. Kent veelgebruikte meetkundige begrippen en kan deze gebruiken om vormen, voorwerpen en situaties (waaronder plaatsen in de ruimte en routes) te beschrijven.
2. Kan ten behoeve van concrete taken een eenvoudige situatieschets maken en veelvoorkomende meetkundige vormen tekenen en benoemen.
3. Kan eenvoudige werktekeningen (ook in aanzichten) lezen en gebruiken (tuinaanleg, verbouwing, naaipatroon) voor het maken van constructies, kan daarbij
eenvoudige schaalaanduidingen aflezen en correct interpreteren.
4. Kan eenvoudige meetkundige berekeningen maken (omtrek, oppervlakte, inhoud) in vertrouwde, eenduidige situaties.
1. Kan in bekende situaties (3D) plaats bepalen en de weg vinden aan de hand van 2D representaties (plattegrond, situatietekening) en beschrijvingen waarin alledaagse
meetkundige begrippen zijn gebruikt (links, rechts, loodrecht, halve draai, ¾ rond, hoek, eenvoudige coördinaten).
2. Kent en begrijpt veelgebruikte meetkundige begrippen uit de alledaagse taal (rond, recht, vierkant, midden, loodrecht, horizontaal etc.) en kan situaties waarin deze
begrippen gebruikt worden correct interpreteren.
3. Kan eenvoudige werk- en situatietekeningen lezen en gebruiken (aanzichten, mono-tekeningen, routes) ten behoeve van concrete eenduidige taken, gebruikt daarbij
ruimtelijk inzicht.
Page 77 of 79
Subvaardigheden
Gegevensverwerking,
onzekerheid
Niveau Z2
Niveau Z1
Niveau Y2
Niveau Y1
Niveau X2
Niveau X1
Gegevensverwerking, onzekerheid
1. Kan bij het beschrijven van een probleemsituatie gebruik maken van methoden en technieken uit de mathematische statistiek.
2. Kan risicoanalyses uitvoeren in situaties met maatschappelijke en economische gevolgen.
3. Heeft inzicht in de verschillende meetniveaus en de daarbij passende beschrijvingen en analysetechnieken en kan deze op professioneel niveau inzetten.
1. Kan een statistisch onderzoek opzetten en uitvoeren ten behoeve van het beantwoorden van een praktische onderzoeksvraag en kan daarbij technieken uit de
beschrijvende statistiek inzetten.
2. Kan complexe gegevens interpreteren, combineren en analyseren en er passende wiskundige bewerkingen op toepassen om tot een bruikbaar resultaat te komen.
3. Kan in niet standaard situaties geavanceerde statistische technieken gebruiken (bijv. significantie interpreteren) en zondig aanpassen.
4. Kan een gegeven wiskundig model van een praktijksituatie indien nodig bijstellen en daarbinnen rekenen en redeneren.
5. Kan in werkprocessen onzekerheden en risico’s berekenen met behulp van daartoe geëigende (kans)modellen.
1. Analyseert en combineert complexe numerieke informatie uit verschillende bronnen.
2. Kan onderbouwde beslissingen nemen op grond van (numerieke) gegevens (data).
3. Kan gegevens verzamelen, analyseren en verwerken ten behoeve van het oplossen van een praktisch probleem, kan daarbij als nodig de relatie met de concrete
situatie loslaten.
4. Kan een geschikte representatie van gegevens (centrum- en spreidingsmaten en grafische representatie) koppelen aan het meetniveau van de gegevens.
5. Kan in een wiskundig model van een praktijksituatie begrepen(statistische) procedures toepassen om tot de oplossing van een probleem te komen.
6. Kan in praktijksituaties in werkprocessen onzekerheden en risico’s inschatten en relevante kansen bepalen en deze interpreteren.
1. Interpreteert en combineert numerieke informatie uit diverse formulieren, schema’s en diagrammen en kan deze op diverse manieren weergeven passend bij de
situatie, ook met gebruik van ict (bijv. spreadsheet).
2. Kan gegevens verzamelen ten behoeve van het oplossen van een praktisch probleem. Kan deze ordenen, weergeven en samenvatten. Kan hierbij bekende
rekenprocedures toepassen (bepaling gemiddelde, mediaan, spreidingsbreedte).
3. Kan complexe informatie uit diverse bronnen interpreteren en vergelijken.
4. Kan in praktijksituaties relevante kansen inschatten en in eenvoudige gevallen bepalen of een resultaat op toeval kan berusten.
1. Leest numerieke informatie uit standaardformulieren, schema’s en diagrammen af en gebruikt deze in bekende situaties, redeneert erover en kan eenvoudige
conclusies trekken.
2. Kan in bekende situaties gegevens verzamelen (van 1 soort), ordenen en weergeven in een gegeven format (tabel, lijst, staafgrafiek,schema, rooster). Hoeft hiervoor
geen of slechts eenvoudige bewerkingen op de gegevens uit te voeren.
3. Kan eenvoudige informatie uit diverse bronnen (media, handboeken, gebruiksaanwijzingen, montagevoorschriften) binnen de situatie interpreteren en vergelijken.
4. Kan in bekende situaties eenvoudige kansen inschatten (kans op kruis bij tossen).
1. Leest basale getalsmatige informatie af uit eenvoudige relevante tabellen, schema’s en diagrammen (prijslijsten, ienstregelingen en - roosters, weerbericht,
staafdiagram) en kan deze in concrete bekende situaties gebruiken.
2. Kan in eenvoudige geordende situaties nagaan hoeveel mogelijkheden er zijn.
3. Begrijpt begrippen als ‘gemiddelde’, ‘modaal’ en ‘uitschieters’ als ze gebruikt worden in de alledaagse betekenis in bekende relevante contexten.
4. Herkent dat in bepaalde situaties variatie en onzekerheid een rol spelen (bijv. weer, loterij, gezondheid, ...).
Page 78 of 79
Verbanden, veranderingen
Subvaardigheden
Verbanden, veranderingen
Niveau Z2
Niveau Z1
Niveau Y2
Niveau Y1
Niveau X2
Niveau X1
1. Kan algebraïsche en numerieke methoden hanteren, waaronder ict-simulatiepakketten.
2. Kan dynamische systemen modelleren en analyseren met behulp van geavanceerde wiskundetechnieken.
1. Kan om een probleem op te lossen een wiskundig model opstellen en binnen dat model rekenen en redeneren met behulp van het geëigend wiskundig
instrumentarium op het gebied van verbanden en veranderingen, waaronder eenvoudige differentiaalrekening.
2. Heeft inzicht in de werking van variabelen en parameters en kan hiermee werken in een complex wiskundig model.
3. Kan verbanden en veranderingen karakteriseren met behulp van standaard-verbanden, zoals: evenredig, omgekeerd evenredig, lineair, kwadratisch, exponentieel,
logaritmisch, periodiek. Kan los van de situatie met deze verbanden als wiskundige functies werken.
4. Kan een breed scala aan algebraïsche technieken en bewerkingen adequaat inzetten, waaronder numerieke benaderingsmethoden met behulp van ict
1. Kan om een praktisch probleem op te lossen binnen een gegeven wiskundig model van de concrete situatie rekenen en redeneren. Kan de binnen het model
gevonden oplossing terugvertalen naar en toetsen aan de praktijksituatie.
2. Heeft inzicht in de werking van variabelen en parameters, en kan wiskundige notaties begrippen en symbolen hanteren, en kan hiermee werken in een (eenvoudig)
wiskundig model van een bekende praktische situatie.
3. Kan verbanden karakteriseren met behulp van standaardverbanden, zoals: evenredig, omgekeerd evenredig, lineair, kwadratisch, exponentieel, periodiek, en kan deze
weergeven in de vorm van tekst, tabel, grafiek of formule en kan hiermee werken om een probleem op te lossen.
4. Kan rekenkundige verbanden, los van de situatie waar ze uit voort komen, weergeven in formules en kan deze formules bewerken met behulp van algebraïsche
technieken.
1. Herkent, vergelijkt en gebruikt verbanden tussen grootheden, zoals die zijn weergegeven in grafiek, tabel, tekst of (woord)formule, en kan nagaan of het verband de
onderliggende situatie adequaat beschrijft.
2. Kan tekst, tabel, grafiek en eenvoudige (woord)formule met elkaar in verband brengen, in elkaar omzetten, en er in bekende situaties over redeneren.
3. Brengt gegevens met elkaar in verband en kan dit verband beschrijven in tekst, tabel, grafiek of (woord)formule, ook met behulp van een spreadsheet.
4. Past begrepen standaardprocedures toe op voorstellingen van verbanden in vertrouwde situaties, kan bijvoorbeeld interpoleren in lineaire tabel of grafiek, kan
berekeningen uitvoeren met een eenvoudige(woord)formule.
5. Kan bij een enkelvoudige verandering in tekst, tabel of formule de grafiek en de formule, tabel of tekst hieraan aanpassen, ook met behulp van een spreadsheet.
1. Herkent en gebruikt patronen in reeksen getallen, tabellen en grafieken in bekende situaties.
2. Kan een tabel voortzetten en kan tussenliggende waarden in een tabel bepalen op grond van geconstateerde regelmaat.
3. Herkent eenvoudige rekenkundige verbanden tussen grootheden in bekende situaties, in tekst of tabel, kan die formuleren als vuistregel en kan daarmee berekeningen
uitvoeren.
4. Kan verschillende soorten rekenkundige verbanden onderscheiden als die in een tekst geformuleerd zijn en kan deze koppelen aan een gegeven tabel, grafiek of
vuistregel.
5. Kan gegevens uit een tabel aflezen en deze verwerken in een eenvoudige, deels gegeven grafiek en kan ook het omgekeerde.
1. Herkent en gebruikt eenvoudige patronen in (reeksen) getallen (huisnummers ven/oneven) en in tabellen in bekende situaties.
2. Herkent en gebruikt eenvoudige verbanden tussen grootheden binnen bekende situaties weergegeven in tekst, tabel, grafiek of in de vorm van een vuistregel (als de
hoeveelheid toeneemt, dan neemt de prijs evenredig toe).
3. Kan uit een (globale) grafiek bij een concrete, vertrouwde situatie, opmaken of het verloop al dan niet regelmatig is en dit verloop in alledaagse termen beschrijven
(’steeds sterkere groei’).
4. Kan uit een eenvoudige, bekende grafiek of tabel de voor een concrete taak benodigde waarden aflezen.
Page 79 of 79
Download