tekst

advertisement
1] ethiek
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
ethiek is afgeleid van het Griekse ethos
èthos verwijst oorspronkelijk naar iemands woonplaats en naar lokale gewoonten, gebruiken, cultuur
éthos verwijst naar zedelijkheid, karakter, innerlijke gezindheid
ethikē aretē = deugdelijk karakter
etiquette (frans) = kleine ethiek (gebruiken)
moraal is afgeleid van het Latijnse mores (meervoud van mos, vervoeging van metiri = meten)
virtue is afgeleid van het Latijnse virtus (= deugd), dat weer afgeleid is van vir (= man)
moral virtue = is dus zoiets als menselijke maat of menselijke standaard
in die zin: oorsprong van humanisme; wat het inhoud om mens te zijn (t.o.v. dieren)
§1.2
normen & waarden
normen zijn oordelen over wat (niet) het geval zou moeten zijn
uit normen vloeien concrete gedrags-bepalingen (geboden/plichten & verboden) voort
permissies/privileges geven toestemming tot iets (het mag)
waarden zijn algemener / minder concreet: drukken uit wat waardevol / belangrijk gevonden wordt
deugden zijn gedrags-bepalingen / karakter-eigenschappen die direct aan waarden gekoppeld zijn
links of rechts rijden in het verkeer is een arbitraire norm, maar de waarde erachter is dezelfde
polygamie is geen willekeurige norm: de waarde erachter is niet dezelfde (of uiteindelijk toch wel?)
(positieve) moraal heeft betrekking op geldende/heersende opvattingen binnen een (sub)cultuur
dit is niet het exclusieve terrein van de (meta)-ethiek; ook sociologie, anthropologie, rechten, etc. bestuderen dit
ethiek verwijst veeleer naar de legitimatie van normen en waarden, door verwijzing naar een idee/fundament
het gaat dan niet om het beschrijven of verklaren, maar om het rechtvaardigen bepaalde normen of waarden
anders dan de bestudering van normen & waarden in de sociale wetenschappen, is ethiek normatief
(behalve meta-ethiek: de studie die zich bezighoudt met ethische theorieën en ideeën)
de sociale wetenschappen zijn daarmee a-moreel (niet: immoreel), wat inherent is aan de status 'wetenschap'
immoreel duidt op het niet overeenstemmen met geaccepteerde/geldende normen/waarden
§1.3
het funderings-probleem: zijn er objectieve normen / waarden?
Plato (428-347 v.Chr.)
een stabiele morele grondhouding kan alleen gefundeerd worden op ware kennis, oftewel kennis van het ware
als eerste formuleert hij: kennis is het vatten van het algemene, het abstracte
het abstracte manifesteert zich in de dingen, maar we kunnen het niet zien (empirisch), alleen inzien (rationeel)
als we een cirkel zien, zien we nooit een perfecte cirkel, maar die kunnen we ons wel voorstellen!
hetzelfde geldt voor een abstract begrip als rechtvaardigheid: we zien nooit een perfect rechtvaardige persoon
de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid is contingent: eindig, imperfect, voorwaardelijk, afhankelijk
in deze wereld van de zintuigen gaat alles voorbij en blijft niets hetzelfde: "alles (ver)wordt, niets is..."
m.a.w: de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid is schijn, bestaat niet echt: vergelijkbaar met schaduwen
εἶδος (eidos) en ἰδέα (idea) stammen van het indo-europese woord voor "zien" (als inzien)
en zijn in de evolutie van de Griekse filosofie onderscheiden van φαινόμενα (phainomena, van φαίνω = schijnen)
1
het abstracte, dat zich manifesteert in de dingen, bevindt zich elders,
in een hogere werkelijkheid, die niet zichtbaar, maar wel inzichtelijk is
de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid is een afgeleide,
de ware werkelijkheid is begrippelijk (begrippen zijn algemeen)
deze ware werkelijkheid is de wereld van de Vormen (later: Ideeën),
en onderscheid zich van de subjectieve meningen of ideeën
Vorm / Idee is dus geen subjectieve geestelijke bewustzijns-inhoud
de transcendentale wereld van de Vormen overstijgt het individu,
en bestaat onafhankelijk van wie haar aanschouwt / inziet
Vormen zijn abstract, stabiel, universeel en enkelvoudig
(dapperheid, rechtvaardigheid, etc)
in de wereld der abstracties heerst perfecte orde en permanentie
ideële wereld = vorm (wiskunde, begrippen, ethiek, ziel)
uiteindelijk zijn alle begrippen indirect met elkaar verbonden in "het Goede"
"het Goede" is zelf geen Zijn, maar stijgt uit boven het zijn, verleent aan alles bestaan;
zoals de zon zowel aan de natuur als onze waarneming ervan bestaan schenkt
dingen wordt bestaan verleent door de Vormen, en de Vormen weer door "het Goede": dus al dat is, is ook goed
het platonisme is diep in onze cultuur geworteld (mede door syncretisering met het christendom)
1] als wij spreken over idealen suggereren we dat het gaat over iets dat het subjectieve overstijgt
hetzelfde geldt voor de rechten van de mens: die worden verondersteld universeel te zijn
2] zelfbeheersing, veroordeling van genot, en gerichtheid op het geestelijke zijn duidelijke kenmerken
deze "ethische wending" zien we terug in de gehele filosofie na Socrates (tot Nietzsche)
vanaf de Verlichting werd waarheid steeds meer gekoppeld aan wetenschappelijke / empirische kennis
ethische kwesties kunnen echter niet opgelost worden met uitsluitend wetenschappelijke/empirische argumenten
Hume's guillotine: the is-ought distinction stelt: er is geen waarde-uitspraak af te leiden uit empirische feiten
oftewel: "uit een feit kan geen norm worden afgeleid, zonder aanvullende (normatieve) premisse"
alle premissen zijn echter aanvechtbaar: zowel wetenschappelijke, als ethische
voor wetenschappelijke overeenstemming bestaan echter relatief concrete regels, voor ethische niet
alleen argumentatie (gebaseerd op logica) is een geaccepteerd instrument
maar is er wel zo'n strikt onderscheid tussen feitelijkheid en normativiteit?
"dat is een wrede handeling" is een beschrijving van een feit, maar ook een normatief oordeel
§1.4
het funderings-probleem: relativisme?
Xenophanes (570 - 475 v.Chr.)
"de Ethiopiërs maken hun goden zwart met stompe neuzen;
de Thraciërs zeggen dat de hunne blauwe ogen en rood haar bezitten."
Protagoras (490-420 v.Chr.)
"de mens is de maat van alle dingen"
als normen & waarden relatief zijn, wat betekent dat dan; relatief ten opzichte waarvan?
t.o.v. de moraal / cultuur (historische periode / geografie) waarbinnen ze betekenisvol zijn (cultuur-relativisme)
maar zijn er dan geen (sub)cultuur-overstijgende normen/waarden? (universalisme)
en in hoeverre ben je als individu gebonden aan de moraal van 'je cultuur'? (subjectivisme / emotivisme)
als moraal vooral te maken heeft met je eigen gevoel, en met het beïnvloeden van anderen,
dan lijken morele oordelen vooral praktisch / strategisch, en moeilijk te kwalificeren als 'waar' of 'onwaar'
welke rol spelen argumenten / legitimaties dan nog bij het evalueren van normen & waarden?
2
het subjectivisme / emotivisme gelooft niet in rechtvaardiging op grond van metafysica,
maar ziet moraal als iets dat voortkomt uit gevoel / eigenbelang / biologie / psychologie / etc
vraag is of moraal voortkomt uit een gevoel, of andersom: dat moreel handelen ons een goed gevoel geeft
§1.5
het goede leven & 3 kern-waarden: vrijheid - authenticiteit - geluk
los van de fundering van normen/waarden, zijn er waarden aan de hand waarvan we ons leven leiden
negatieve vrijheid = afwezigheid van belemmeringen (voor meer heirover zie pag. 12-13)
positieve vrijheid = aanwezigheid van keuzemogelijkheden en randvoorwaarden (veiligheid, educatie, etc.)
instrumentele waarde van vrijheid: met vrijheid kun je doelen bereiken
intrinsieke waarde van vrijheid: symbolische waarde (homo-huwlijk)
expressieve waarde (Kant: de medemens is geen middel, maar doel op zich)
vrijheid geeft de mens fundamentele rechten en verantwoordelijkheid
authenticiteit = waarachtigheid: leven in overeenstemming met je identiteit, met wie je bent en waar je voor staat
identiteit is niet een aangeboren kern van ons 'ware zelf', maar een resultaat van onze keuzes en handelen
identiteit is een beeld van onszelf waarmee we ons identificeren, dus tevens een ideaal-beeld
identiteit heeft dus alles te maken met keuzes maken, met al dan niet instemmen met je eigen gedrag
onze identiteit geeft richting aan ons denken en handelen, maar ook andersom: keuzes vormen onze identiteit
onze identiteit is dus een product van voortdurende interactie met onze omgeving, en reflexie daarop
authenticiteit is dus een deugd: niet een oorspronkelijk 'zelf', maar dynamisch iets dat we dienen te cultiveren
geluk is volgens vele filosofen sinds Aristoteles dé intrinsieke waarde waar het in het leven om gaat
andere waarden zijn instrumenteel, in de zin dat ze geen doel-in-zich zijn, maar bijdragen aan geluk
is geluk een gevoel of mentale toestand van gelukzaligheid, zoals men ook ervaart onder invloed van heroïne?
Robert Nozick koppelt geluk aan authenticiteit (waarachtigheid/echtheid); heroïne levert dus geen waar geluk op
Aristoteles (359-336 v.Chr.): deugd-ethiek (voor meer heirover zie pag. 4 & 11-12)
geluk komt voort uit zelf-ontplooing, een doorlopend in praktijk brengen van talenten/kwaliteiten
en uit het vinden van de juiste middenweg: een balans houden tussen te veel en te weinig (overdrijven en falen)
geluk is dus weliswaar doel-in-zich, maar ook slechts een bij-product / neven-effect van deugdzaam leven
m.a.w: geluk is slechts een indicator van wat waardevol is: vriendschap, liefde, rechtvaardigheid, vrijheid, etc.
'het goede leven' is dus 'het geslaagde leven', dat gepaard gaat met geluk / voldoening
§1.6
utili(tari)sme (nuts-ethiek) & deontologie (plichts-ethiek) (voor meer heirover zie pag. 6 t/m 10)
waarden zijn de bouwstenen voor 'het goede leven', normen zijn de regels voor 'het juiste handelen'
2 theorieën die betrekking hebben op ons handelen, en zich niet uitspreken over 'het goede leven':
utili(tari)sme (nuts-ethiek) is consequentialistisch: kijkt naar de gevolgen van handelen, niet naar de intentie
weegt de positieve en negatieve gevolgen voor belang-hebbenden (stake-holders) tegen elkaar af
deze gevolgen worden 'gemeten' / 'gewogen' in de netto-opbrengst van geluk
alles / iedereen die consequenties van een handeling/beleid ondervindt, en geluk/leed kan ervaren, heeft belang
kritiek: - we kunnen de gevolgen niet altijd overzien
- geluk kun je niet meten / wegen
- door je belang te vergroten krijg je meer krediet, wat ten koste gaat van anderen (onrechtvaardigheid)
- we zijn niet op deze wereld om alleen maar bezig te zijn met het maximaliseren van netto geluk
3
deontologie (plichts-ethiek) is principieel: kijkt naar de principes / motieven die ten grondslag liggen aan keuzes
de mens kan zijn natuurlijke instincten en driften overstijgen, en afstand nemen van het dier in hemzelf
zijn verstand (de rede / ratio) stelt hem in staat voorbij zijn eigen-belang kijken, en overstijgend te denken in regels
de categorische imperatief: "handel zo dat je zou willen dat het een algemeen geldende wet zou worden"
een dier (of kind) kan niet iets beloven, want het overziet niet wat dat inhoudt; een (volwassen) mens wel
beloftes breken is niet 'handelen zoals je zou willen dat het een algemeen geldende wet zou worden'
de vrije wil is volgens Kant dus meer als 'iets willen': de vrije wil is vrij van natuurlijk 'willen' (begeren)
de vrije wil kan zichzelf 'de wet stellen'; hij kan zijn willen onderwerpen aan rationeel inzicht en een doel
de mens onderscheidt zich van (de rest van) de natuur: de mens is daarom altijd (ook) doel-in-zich
dit geeft de plichts-ethiek iets wat het utilisme niet kent: respect, menselijke waardigheid en fundamentele rechten
kritiek: - mag je nooit beloftes breken? spelen consequentialistische afwegingen geen enkele rol?
- is de ratio het enige en juiste 'orgaan' dat een rol speelt in de moraal? empathie niet?
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
geschiedenis van het denken over ethiek
deugdethiek in de moraal van de oude Grieken
belangrijkste eigenschappen voor een ‘goed leven’ betreffen verstand (rede) en karakter (wil)
deugden geven aan hoe je een goed leven kunt leiden, maar ook wat dat ‘goede leven’ inhoudt
voorbeelden zijn eerlijkheid, betrouwbaarheid, humor, moed en loyaliteit
opvoeding, traditie, training en discipline vormen je karakter, inclusief de deugden die je naleeft
het cultiveren van deugden is cruciaal om een goed leven te kunnen leiden, maar dit vergt offers
Aristoteles (384-322 v.Chr.)
in zijn Ethica Nicomachea staat het streven naar het hoogste goed (eudaimonia = geluk) centraal
geluk is niet een doel dat je kunt bereiken, geen psychische staat als resultaat van handelen
(zoals bevrediging van behoefte)
geluk bestaat uit een doorlopende activiteit, een in praktijk brengen van deugden en praktische wijsheid
geluk is een way of life: een leven leiden zoals dat voor de mens bedoeld is
het realiseren van het doel (de functie) van het mens-zijn (telos = doel, functie)
het goede is dus verbonden met het doel / de zin van het leven
bij elk wezen hangt die bedoeling af van zijn aard / wezen
typerend voor de mens is zijn verstand: ‘mens-zijn’ betekent dus je verstand gebruiken
de weg naar een gelukkig leven is gelegen in het zo goed mogelijk benutten van je verstand
het benutten van je verstand kan theoretisch (filosofie = fysica + metafysica) en praktisch (politiek / ethiek)
om moedig of rechtvaardig te kunnen handelen, moeten bijbehorende deugden ontwikkeld worden
maar ook inzicht in het hoe, waarom, wanneer, en in welke mate (praktische wijsheid = phronesis)
de enige manier om deugden te ontwikkelen is door ze te beoefenen / te trainen / ernaar te leven
daarbij is het van belang om het juiste evenwicht te vinden tussen teveel (overdaad) en te weinig (falen)
zo bevindt moed zich tussen roekeloosheid en lafheid; vrijgevigheid tussen gierigheid en spilzucht
de gulden middenweg is afhankelijk van de omstandigheden waarin iemand zich op dat moment bevindt
het goede in de ene situatie hoeft niet het goede te zijn in een andere situatie
en het goede voor de ene persoon hoeft niet het goede te zijn voor een ander
het verstand verschaft ons het morele oordeelsvermogen om na te gaan wat het juiste is
4
deugden en het gebruiken van je verstand zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
arete = deugd = positieve karakter-eigenschap die verworven wordt door training
phronesis = praktische wijsheid = weten wanneer en in welke mate welke deugd relevant is
phronesis heeft betrekking op de sociale, morele en politieke aspecten van het leven
het latijnse / engelse prudentia / prudence houdt hetzelfde in: zelfbeheersing en disciplinering door redelijkheid
in het Nederlands komt dit enigzins overeen met 'verstandig' (luisteren naar je verstand)
het van het Grieks afgeleide autonomie wordt ermee geassocieerd: auto = zelf ... nomos = wet
levenservaring is cruciaal: pas na voldoende training is iemand in staat om de juiste inzichten te verschaffen
niet iedereen hoeft dezelfde deugden in dezelfde mate op dezelfde manier te ontwikkelen
we leiden allemaal een ander leven, hebben andere persoonlijkheden en vervullen andere rollen
derhalve zijn er verschillende deugden voor verschillende standen, beroepen en leeftijden
maar Aristoteles constateert ook dat er een aantal deugden is die we allemaal nodig hebben:
loyaliteit, moed, compassie, redelijkheid, zelfcontrole, bedachtzaamheid, beleefdheid, dienstbaarheid
de 4 kardinale deugden, van Plato tot de middeleeuwen:
- prudentie: inzicht en oordeelsvermogen om het juiste te doen in elke situatie, in het licht van deugdelijkheid
- rechtvaardigheid: de wil en het voortdurend streven naar dat ieder zijn deel / (verdiende) loon krijgt (ook eerwraak)
- gematigdheid / terughoudendheid: zelf-beheersing en onthouding waar nodig
- moed: doorzettingsvermogen en de kracht om angst, onzekerheid en intimidatie te confronteren
deze deugden zijn karaktereigenschappen die wij eerder associëren met moreel dan met moraal
in de Griekse deugden-samenleving vielen moraal en moreel samen; men maakte dit onderscheid niet
de belangrijkste ondeugd was wils-zwakte (akrasia); tegen je verstand in handelen, toegeven aan verleiding
ook lagen moreel/moraal (ethiek) en schoonheid (esthetica) in elkaars verlengde:
iemand met een deugdelijk, sterk, trots en nobel karakter werd ook mooi gevonden (kalos kagathos)
we moeten dus eerder denken aan de ridder op het witte paard, dan de ethisch verantwoorde vegetariër of pacifist
in de middeleeuwen werden aan deze lijst nog aangevuld met christelijke deugden
bijv. door Thomas van Aquino (1225-1274) met: geloof, hoop en liefde
deugdethiek gaat over de eigenschappen die van belang zijn voor cultivatie van moreel / moraal
uitgangspunt is dat een persoon met het juiste karakter vanuit zichzelf een juiste afweging zal maken
maar deugdethiek geeft geen expliciete aanwijzingen over hoe te handelen in een concrete situatie
praktische wijsheid (phronesis) moet uitkomst bieden in geval van een moreel dilemma
maar wat maakt een deugd goed? is dat sociale acceptatie? aanzien? zeden? gebruiken? geloof?
en wat te doen in concrete situaties waarin twee deugden met elkaar conflicteren?
vanaf 1600: de humanistische revolutie
(kerkelijke) dogma's worden niet langer gezien als zelf-evident
er wordt getwijfeld aan ideeën over zowel de natuurlijke werkelijkheid als de sociale orde
m.a.w: het denken gaat in tegen kerkelijk dogmatisme, en voedt een moraal die is gestoeld op
1] universele en rationele gronden (zoals de natuur-wetten: waarde-neutraal, onpersoonlijk, niet-teleologisch)
2] centrering van het subject (individualisme, vrijheid, emancipatie)
3] vooruitgang & maakbaarheid (kennis = macht)
het idee ontstond dat je aanvullende theorieën nodig hebt voor het legitimeren van een deugd,
zodat je in concrete situaties je handelen kan legitimeren door verwijzing naar een abstracter (hoger) principe
in de economie en sociale wetenschappen zien we dit terug in de rationele keuze-theorie
ook de moraal werd gefundeerd in de rede / rationaliteit:
individuen maken ethische beslissingen op basis van rationele overwegingen, en handelen daarnaar
dat brengt tevens individuele verantwoordelijkheid met zich mee, die weer verankerd is in rationaliteit
5
ethiek heeft sindsdien voornamelijk betrekking op handelen & verantwoordelijkheid / verantwoording:
- consequenties van handel(ing)en voor anderen / derden
- regels omtrent moeten & (niet) mogen, die louter gebaseerd zijn op afspraak (sociaal-contract-theorie)
ideeën over nastrevenswaardige idealen of het goede leven passen niet in een individualistisch mensbeeld
ieder mens is vrij en autonoom (zelf-wetgevend / zelf-determinatie), en kan / moet dat dus voor zichzelf bepalen
utilisme (pragmatische nuts- of geluks-ethiek) & deontologie (plicht-ethiek) gaan uit van:
universele rationaliteit, persoonlijke vrijheid, en geloof in een betere wereld
beide focussen op algemene, universele / rationele principes, die leiddraad zijn voor handelen in concrete situaties
zij hanteren een procedurele benadering van de ethiek, waarin niet de persoon, maar het handelen centraal staat
d.w.z: waarin het handelende subject zelf (als persoon / belanghebbende) zoveel mogelijk buiten beeld blijft
onpartijdige, universeel geldige, morele oordelen dulden geen particuliere overwegingen en gevoelens
i.p.v. context- en persoons-gerelateerde deugden verschuift de nadruk naar universele regels (imperatieven)
het gaat niet langer om de vraag welke karaktereigenschappen je tot een goed persoon maken,
maar om de vraag wat het juiste is om te doen in een gegeven situatie: gaat dus om handelen
- volgens het utilisme is dit wat het grootste geluk voor de grootste groep voortbrengt;
- volgens de plicht-ethiek bestaat dit uit wat het verstand (de universele rede / ratio) ons voorschrijft
("als je even nadenkt dan zie je zelf ook wel dat..." & "regels zijn er om nageleefd te worden")
het Verlichtings-denken koppelt een moreel geweten aan individuele rationaliteit en vrijheid (autonomie)
m.a.w: het subject (individu) wordt geacht als vrije wil ethische verantwoordelijk te handelen op basis van
rationeel inzicht in het juiste, zonder zich te laten leiden door traditie, autoriteit, religieuze dogma's, etc.
ethiek wordt op die manier tegelijkertijd zowel individueel als universeel, maar ook onpersoonlijk
het individu wordt geacht zich op een neutrale, objectieve manier gelijk te stellen aan de ander(en)
vgl. de wetenschap: het gaat niet om het individuele concrete object, maar om abstracte universele wetten
de verlichting zette dus het autonome subject aan het roer, en ademde een optimistisch geloof in vooruitgang
kennis (over politiek, je eigen overtuigingen en je rechten als burger) en intenties gingen een grotere rol spelen
het voldoen aan een maatschappelijk ideaal (d.m.v. karakter-training) raakte daarmee op de achtergrond
gedurende de 18e en 19e eeuw zit de ethiek 'gevangen' tussen 2 benaderingen: utilisme & deontologie
klassiek utilisme: Jeremy Bentham (1748-1832)
het utilisme / utilitarianisme (van latijn: utilitas = nut) is voor het eerst geformuleerd door David Hume,
en later uitgewerkt door Jeremy Bentham, James Mill, John Stuart Mill, Henry Sidgwick, e.v.a.
eind 18e / begin 19e eeuw: idealen van vrijheid en gelijkheid kenmerken de moraal
Bentham is geen revolutionair, maar de Franse revolutie geeft hem wel inspiratie
als kind van de Verlichting is geloof bij hem ondergeschikt aan de rede / ratio
zijn seculiere ethiek vat hij samen in het "greatest-happiness principle":
men moet streven naar zoveel mogelijk geluk / welzijn voor zoveel mogelijk voelende wezens; "within reason" (!)
Bentham zette zich in voor:
- individuele en economische vrijheid (liberalisme)
- scheiding van kerk en staat
- afschaffing van de slavernij, de doodstraf en lijfstraffen (ook voor kinderen)
- vrijheid van meningsuiting
- gelijke rechten voor vrouwen & het recht op echtscheiding
- decriminalisatie van homosexualiteit
- dierenrechten
6
de vrijheidsidealen van de verlichting legden de nadruk op emancipatie van het individu door rationeel denken
de maatschappij is niet langer gebaseerd op een door God gegeven orde (feodale verhoudingen, adel)
maar op een sociaal contract tussen 'van nature' vrije en gelijke burgers
centraal in het klassiek utilisme staat het idee dat geluk / welzijn het hoogste goed is,
en (individuele) vrijheid de belangrijkste factor om dit te realiseren
een ieder moet zoveel mogelijk vrijheid worden gegund om zijn geluk te realiseren,
tot aan de grenzen dat het de vrijheid van een ander begint aan te tasten
het eigen verstand kan het beste beoordelen wat het beste is in een gegeven situatie;
dus is het aan individuen om een afweging te maken inzake geluk & vrijheid van de betrokkenen
er is weinig behoefte aan algemene regels opgelegd door kerk of staat
deze ethiek is kenmerkend voor de angelsaksische landen; m.n. de V.S.
fundamenteel zijn de gelijkheid en de vrijheid om geluk na te streven, en dat de staat in dienst hiervan staat
"[...] all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are
Life, Liberty and the pursuit of Happiness. – That to secure these rights, Governments are instituted among Men, deriving their
just powers from the consent of the governed, – That whenever any Form of Government becomes destructive of these ends,
it is the Right of the People to alter or to abolish it, and to institute new Government [...]"
Thomas Jefferson: Declaration of Independence, 4 juli 1776
het utilisme (nuts-ethiek) kijkt naar het nut van handelingen: nl. de bijdrage aan geluk / welzijn, dus
naar de gevolgen / consequenties van handelingen, niet naar de aard van de handeling of intentie van de actor
de handeling die de beste (moreel gewenste) consequenties met zich meebrengt, is de juiste
het utilisme is daarmee een consequentialistische ethiek
dit onderscheidt het utilisme van de deugd-ethiek (kijkt naar de persoon) en plicht-ethiek (kijkt naar de intentie)
het utilisme is een pragmatische, niet dogmatische ethiek, die alleen uitgaat van het concrete: geluk / welzijn
eenzelfde handeling kan in uiteenlopende omstandigheden verschillende consequenties hebben,
en dat dient dus door handelende actor(en) meegenomen te worden in hun afwegingen
pro's & con's van het utilisme
voorbeeld: je zitplaats in het openbaar vervoer afstaan aan iemand die slecht ter been is
een afweging van belangen (in termen van welzijn) resulteert in een netto-belang
het utilisme eist dat je jezelf (of je naasten) niet meer waarde toekent dan een willekeurige ander
volgens critici is het utilistisch wegcijferen van jezelf een onmogelijke eis die ingaat tegen de menselijke natuur
voorbeeld: je moet bij een schipbreuk kiezen tussen het redden van je geliefde en Warren Buffett 1
Buffett is wellicht nuttiger voor het algemeen welzijn, in die zin dat hij nog meer goede doelen kan steunen
een ander punt van kritiek: utilisme hoeft niet te leiden tot een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten
minderheden kunnen de dupe worden van de geluks-maximalisatie van de meerderheid;
slavernij zou vanuit het oogpunt van geluks-maximalisatie gerechtvaardigd kunnen worden
rechtvaardigheid is voor de utilist alleen van waarde in zoverre het zorgt voor een netto toename van geluk
utilisten stellen daartegenover dat de relatieve toename van geluk kleiner is bij hen die al veel (geluk) hebben
een meer evenredige verdeling van welvaart kan dan ook prima met het utilisme verdedigd worden:
- een rijk persoon ervaart gemiddeld minder extra genot bij een inkomstentoename van €100 dan een arm persoon
- inkomensongelijkheid leidt tot armoede, sociale ontwrichting, etc. en dus tot een afname van het netto geluk
7
de belangrijkste kritiek op het klassieke utilisme betreft het hedonistische karakter ervan (hedone = genot):
alleen geluk / welzijn is een inherente / intrinsieke waarde, andere waarden zijn instrumenteel (herleidbaar)
critici stellen dat er ook andere zaken intrinsiek van waarde zijn, die niet te herleiden zijn tot geluk / welzijn
bijv: vriendschap leidt tot geluk omdat we vinden dat het op zichzelf nastrevenswaardig is; niet andersom
als een vriend ons achter onze rug om vernedert is dat erg, ook al weten we het niet en lijden we er niet onder
John Stuart Mill (1806-1873) nuanceert het klassieke utilisme met deugd-ethische elementen:
"it is better to be a human dissatisfied than a pig satisfied; better to be Socrates dissatisfied than a fool satisfied
and if the fool, or the pig, are of a different opinion, it is because they only know their own side of the question"
individuele vrijheid (binnen de grenzen van andermans vrijheid) en educatie zijn intrinsieke waarden
belangrijke noties waarop hij zijn ethiek bouwt zijn het 'harm-principle' en het 'offense principle'
het harm-principle heeft betrekking op het schenden van individuele belangen,
het offense principle heeft vooral betrekking op morele sentimenten en de goede zeden (fatsoen)
als zodanig kan het gemakkelijk een bedreiging voor de vrijheid (van menigsuiting) vormen:
(vgl. verbranden van de Amerikaanse vlag, karikaturen van Mohammed, Chomsky & de Faurisson-affaire)
vrijheid moet worden ingeperkt door het harm-principle, maar niet door het offense principle
deontologie (plicht-ethiek)
Nietzsche:
"God is dood!" 2... "Waarheid bestaat niet, alles is geoorloofd" 3
Dostojevski: "als God niet bestaat, is alles geoorloofd"
God belichaamd blijkbaar een wet, waaraan de mens ondergeschikt is
moraal (plichten, normen en waarden) en Waarheid zijn groter / hoger dan het individu
net als Waarheid wordt het ‘onder gezag staan’ tijdens de Verlichting aan kritisch onderzoek onderworpen
macht en gezag van God, koning, adel en geestelijkheid werden ingeperkt door persoonlijke vrijheid
traditie en geloof in het lot of het bovennatuurlijke maken plaats voor geloof in de menselijke rede
het utilisme introduceerde een seculiere, 'zelf-gemaakte' wet: het "greatest happiness principle"
de Franse Revolutie (1789) vervangt de monarchie door een republiek waarin burgers zichzelf regeren
Immanuel Kant (1724–1804)
"Verlichting betekent dat de mens zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid achter zich laat. Onmondigheid is het
onvermogen je verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander. Aan jezelf te wijten is deze onmondigheid wanneer de
oorzaak ervan niet een gebrek aan verstand is, maar een gebrek aan vastberadenheid en aan moed om hier zonder
andermans leiding gebruik van te maken. Sapere aude! 'Heb de moed je eigen verstand te gebruiken!' is dan ook het motto
van de Verlichting." Immanuel Kant: Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? (1784)
in 1e instantie gaat het hier om niet ‘onder het gezag van de wet van anderen’ te staan (koning, kerk, adel)
als je ‘onder het gezag van de wet van anderen’ staat word je geleefd
maar het gaat Kant ook om het niet ‘onder het gezag van de wetten van de natuur’ te staan
als je handelen bepaald wordt door impulsen, driften, instincten en emoties word je ook geleefd
autonomie (auto = zelf & nomos = wet) is het onder het gezag van jezelf staan (zelf-determinatie / zelf-bepaling)
dat zelf identificeert Kant met de rede (verstand / ratio)
de rede komt voort uit het reflexieve vermogen van de mens om zichzelf als subject te zien
dit subject (het 'ik') staat buiten / boven / los van het object (de wereld / werkelijkheid)
het object is dat wat door het subject geïdentificeerd wordt, op basis van waarneming en denken
de eenheid en logica die wij aanbrengen in losse waarnemingen levert een coherent beeld van de werkelijkheid op
zelf-reflectie is het ontwaren van dezelfde eenheid en logica m.b.t. ons eigen bewustzijn van de wereld
de apperceptie van het 'ik' is een geconstrueerde eenheid in onze stroom van bewustzijn
zo zijn wij in staat de wereld te zien in termen van dingen en gebeurtenissen, en onze rol daarin
8
we objectiveren onze gedachten, motivaties en ons handelen, en kunnen er dus reflexief mee omgaan
zo kan de rede alle aspecten van het menselijk bestaan zelfstandig en onpartijdig te beoordelen
dit is de kritische functie van het menselijk denken, en de basis van onze vrijheid en de wil
het reflexieve vermogen, dat eigen motieven en handelen kan objectiveren, onderscheidt mensen van dieren
in de middeleeuwen werden er nog wel eens dieren terecht gesteld
vanuit de Kantiaanse ethiek is dit onzinnig (irrationeel); dieren hebben geen vrije wil
dieren staan ‘onder het gezag van de wetten van de natuur’ (impulsen, driften, instincten, emoties)
zij kunnen niet reflecteren op hun eigen rol, zij gaan volledig op in de natuur (de eigen aard en de omgeving)
de mens is volledig vrij in zijn handelen; er is slechts één beperking: het universaliteits-principe
Kant zag dit echter niet als beperking, maar als de bron van vrijheid!
door zichzelf (auto) de wet (nomos) te stellen kan hij zich onttrekken aan de wetten der natuur,
en de ongelegitimeerde wetten van de sociale macht buiten hem
zo is de mens niet gedetermineerd / bepaald door krachten buiten hem, maar in hem
vandaar zijn begrippen als vrijheid, autonomie, zelf-bepaling en zelf-determinatie bij Kant synoniem
vrije wil betekent dus vrij van dwingende machten buiten jezelf
Kant pleit dus niet voor wetteloze subjectiviteit, waarbij iedereen handelt zoals het hem uitkomt:
een vrije rationele wil moet werken vanuit een principe, anders is hij niet rationeel (vgl. natuur-wetten)
dit principe van handelen noemt Kant de categorische imperatief: een 'principieel moeten'
drie formuleringen van de categorische imperatief:
1]
handel alleen op basis van die maxime (regel) waarvan je kunt willen dat zij een universele wet wordt
2]
handel zo dat je de mens altijd ook als doel en nooit slechts als middel ziet
3]
handel alsof je een wetgevend lid bent van het Koninkrijk der Doelen
1]
betekent dat je eigen gekozen wet universeel moet kunnen worden aanvaard,
ongeacht de beoogde uitkomsten (doel / gevolgen) van je handelen
hoe bepaal je of een principe in overeenstemming is met de categorische imperatief?
twee toetsen: ‘tegenstelling in concept’ & ‘tegenstelling in wil’
"als ik in geldnood verkeer, zal ik geld lenen en het beloven terug te betalen,
ook al weet ik dat dat waarschijnlijk niet zal gebeuren"
kan deze regel als categorische imperatief gelden (door iedereen aanvaard worden)?
het concept ‘belofte’ zou ondermijnd / uitgehold worden, dus de regel is in tegenspraak met zichzelf
het maxime kan dus niet bestaan: het is met zichzelf in tegenspraak en heft zichzelf op
ook verbiedt de rede (verstand / ratio) de acceptatie van het maxime
liegen en beloftes breken leidt tot ondermijning en erosie van het onderling vertrouwen
dit kun je niet willen, als je er even over nadenkt
2] mensen hebben een intrinsieke waarde; in tegenstelling tot dingen, die pas waarde krijgen in relatie tot doelen
mensen zijn niet (louter) een middel (instrumenteel), maar een doel-in-zich (menselijke waardigheid)
respect voor de menselijke waardigheid is een kenmerk van elke categorische imperatief
slavernij en uitbuiting zijn dus (vrijwel) onverenigbaar met dit idee
Kant stelt dus drie vragen bij het universeel geldig maken van een maxime:
kan dat bestaan? wil ik dat? gebruik ik de ander niet (alleen) als middel?
3] de menselijke autonomie maakt de mens tot wetgever m.b.t. zijn eigen gedrag
het individu stelt middels zijn eigen gedrag impliciet regels voor de gehele samenleving
met de regels die je voor jezelf hanteert kies je impliciet voor de vorm van een samenleving die je wenst
"de maatschappij dat ben jij!" (vorm de essentie van Hegel's sociale filosofie)
9
dit principe is door de eeuwen heen door alle religies op verschillende manieren geformuleerd; positief & negatief
Gouden regel: "behandel anderen zoals u zelf behandeld wilt worden"
Zilveren regel "wat gij niet wilt wat u geschiedt doe dat ook een ander niet"
Leviticus 19:18 / Tobias 4:15 / Mattheus 7:12 / Lukas 6:31 / Hillel de Oudere / Hippocrates / Confucius / Lao Tse
het belangrijkste verschil tussen utilisme en deontologie:
- utilisme is resultaat-gericht; het legt de consequenties van handelingen op een weegschaal
de morele actor moet dus per geval bekijken wat in de onderhavige situatie het gewenste resultaat oplevert
- deontologie is procedureel; het beoordeelt de intentie achter een handeling op universaliseerbaarheid
de morele actor moet nagaan of het motief achter de handeling tot universele wet gemaakt kan worden
"stel dat iedereen dat zou doen!"
het gaat erom: de keuze moet zuiver zijn, geleid door een rationeel principe
het gaat dus om de intentie achter de handeling, niet de afweging van ingeschatte gevolgen in het specifieke geval
de bedoeling / intentie moet overeenstemmen met een regel of norm
je handelen moet het resultaat zijn van een reflectie op het onderliggende principe; een wet
een principe dat onafhankelijk is van je neigingen, persoonlijke omstandigheden en gevolgen van je keuze
volgens critici betekent dit, als we Kant's deontologie in z'n uiterste consequentie doorvoeren:
wanneer je maar een van twee drenkelingen kunt redden, en één ervan is je geliefde,
dan mag dit gegeven geen rol spelen in het besluit wie van de twee je zal redden
Kant zou dit niet beamen: wie wil er een samenleving waarin mensen zo denken & handelen?
een relevanter voorbeeld: in een rechtstaat mag je niet voor eigen rechter spelen; het recht is er voor rechtspraak
maar wat doe je als je eigen kind slachtoffer is van een vreselijk misdrijf, en de verdachte wordt vrijgesproken?
"stel dat het om jouw kind gaat" is een vaak gehoorde legitimering voor eigen-richting / vigilantisme
Kant: je laat het recht pas zegevieren als je 'het recht haar beloop laat', niet als je het recht in eigen hand neemt
toch voelen we een gemis als iemand louter handelt uit plicht, zonder liefde, overtuiging of oprechte intentie
(vgl. Michael Stocker: The schizophrenia of modern ethical theories; 1976; p.462)
het voorbeeld van Stocker illustreert dat er iets schort aan plicht als enig motief voor ons handelen
deontologie volstaat niet als bron voor moreel handelen; moraal is meer / iets anders dan plicht
compassie, affectie, liefde, mededogen en zingeving zijn ook moreel relevant
stimuleert plicht-ethiek niet een eenzijdige, uitgeholde, ontzielde morele houding, vervreemding en sociaal autisme?
de categorische imperatief neemt de menselijke autonomie serieus: "durf (zelf) te denken!" stelt de mens in vrijheid
anders dan de deugd-ethiek geeft Kant geen invulling aan het Goede of nastrevenswaardige
kritiek op de Verlichtings- 'ideologie'
in de 19e en 20e eeuw heeft een schare aan kritische filosofieën vele verlichtings-ideeën 'ontmaskert'
vooruitgang, emancipatie en het autonome subject 'blijken' uitvindingen van een utopische verlichtings-ideologie
de mens staat niet aan het roer, maar is 'slachtoffer' van taal, ideologie, sociale praktijken, machtsstructuren, etc.
er rijst fundamentele twijfel aan de mogelijkheid om tot een neutrale, formele en universele ethiek te komen
de nadruk op persoonlijke vrijheid, kritisch denken, en anti-autoritarisme culmineert in radicaal kritische stromingen
zo ontstaan stromingen als de levensfilosofie (bijv. Nietzsche) en existentialsme (bijv. Sartre)
deze stromingen zijn wars van externe, van buitenaf opgelegde, 'burgerlijke' deugden
de eerste en bekendste criticus van de burgerlijke moraal (van m.n. Kant en Hegel) was Marx:
"de heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse" (Communistisch Manifest, 1848)
m.a.w: het volk laat zich leiden door denkbeelden die de macht van de elite (de status quo) legitimeren
10
Nietzsche meent dat de westerse moraal (Plato, christendom, Kant) leidt tot nihilisme en levensverzaking
hij typeert zijn mede-burger als 'de laatste mens - de mens die alles klein maakt'
hij hekelt m.n. de rationalistische minachting van gepassioneerd streven en aristocratische waarden
hij pleit voor een om-waarding van alle waarden, een eind aan de platoons-christelijke slaven-moraal,
en een rehabilitatie van pre-socratische waarden (van vóór Plato / Socrates)
we moeten onszelf scheppen, zonder belemmering van een kleingeestige, benauwende, egalitaire moraal
Sartre stelt dat de mens gedoemd is om vrij te zijn
hij kan deze vrijheid alleen verloochenen als hij zichzelf verloochend
de mens die zijn verantwoordelijkheid (om vrij te zijn) niet accepteert is (zichzelf) ter kwade trouw
kwade trouw is het je verschuilen achter excuses (jezelf verexcuseren), door te verwijzen naar externe (oor)zaken
mensen ontlopen hun vrijheid door zich te laten bepalen (als een ding), en daardoor te beperken;
"ik ben maar een eenvoudige ambtenaar / ik volg ook maar instructies op / ik ga daar niet over / ik wist het niet"
volgens Foucault wordt de mens gevormd en gedisciplineerd door maatschappelijke machts-structuren
elke cultuur en elk tijdperk heeft een bepaald mensbeeld dat het ideaal verraad, en al het andere buiten sluit
dit mensbeeld dringt door in alle instituties die ons vormen: gezin, school, leger, ziekenhuis, kantoor, etc.
in de 20e eeuwse westerse samenleving was de standaard: de rationele zelfstandige hetero-sexuele blanke man
onze cultuur houdt ons voor dat we vrij zijn om te zijn wat je wil, maar je bent een product van het systeem
"ongetwijfeld is het belangrijkste momenteel niet om te ontdekken wat wij zijn, maar om te weigeren wat wij zijn"
waar verlichtings-theoretici vrijheid nog gebruikten als utopisch concept, als een te realiseren doel,
werd het vrijheids-begrip in de 20e eeuw uitgekleed tot 'vrij zijn van'... zonder verdere invulling (negatieve vrijheid)
in dit (anti)-ideologische klimaat was er weinig ruimte voor deugden, plichten, vorming, opvoeding, discipline
Roger Waters (Pink Floyd): "we don't need no education - we don't need no thought control"
wat is er aan het eind van van de 20e eeuw over van de optimistische idealen van de Verlichting?
- een kritische houding en mondigheid van de burger / consument
- bescherming van rechten (van burgers / consumenten / minderheden)
- de verzorgingsstaat
- (cultuur)-relativisme
de aretaic turn
voor veel filosofen mist er iets essentieels aan zowel de utilistische als de deontologische benadering
de laatste decennia bestaat er een tendens om ethiek op te vatten in termen van waarden en zingeving
als reactie zien we dan ook vanaf de jaren '80 (Reagan / Thatcher) en '90 ('val van de muur') een 'aretaic turn'
(Grieks: arete = uitmuntendheid, deugd, vervolmaking, ontplooiing van een potentieel, bereiken van een doel)
deze wending is een reactie op het (doorgeschoten?) vrijheids-ideaal (liberalisme, Nietzsche, Sartre)
alsmede de verzorgingsstaat, een eenzijdige nadruk op rechten, en het individualisme
de Verlichtings-filosofie veronderstelt een rationeel subject / individu met een universeel geweten,
dat in de 20e eeuw ontaardt in een subjectief individu dat zich heeft vrijgevochten van elke vorm van autoriteit
deugd-ethiek daarentegen gaat uit van historisch en cultureel bepaalde mensen, waarden en deugden
deugd-ethiek is echter moeilijker in te passen in een post-moderne pluralistische multi-culturele samenleving,
waarin er verschillende opvattingen bestaan over 'het goede' (Popper: the open society & its enemies),
en waarin de vrijheid van burgers, consumenten, en sociale en etnische minderheden centraal staan
een (seculiere) deugd-ethiek veronderstelt een morele gemeenschap met gedeelde waarden
'aretaic turn' verwijst derhalve niet alleen naar deugd-ethiek, maar ook naar het communitarianisme;
een sociale filosofie die de relatie tussen het individu en zijn sociale omgeving / de gemeenschap benadrukt
enkele namen: Alasdair MacIntyre, Robert Putnam, Michael Walzer, Charles Taylor, Martha Nussbaum,
Benjamin Barber, Michael Sandel, Theodore Dalrymple, Roger Scruton
11
Roger Scruton schreef in Parijs ten tijde van de studenten-protesten in mei 1968:
"Ik realiseerde me plotseling dat ik in het andere kamp zat. Wat ik zag was een losgeslagen meute van zelf-genoegzame
midden-klasse hooligans. Toen ik mijn kameraden vroeg waar ze op uit waren, wat ze wilden bereiken, was het enige dat ik
terug kreeg belachelijk marxistisch gelaber. Het was misselijk-makend, en ik vroeg me af of er een manier was om de
westerse beschaving te beschermen tegen deze uitwassen. Dat was het moment dat ik conservatief werd; ik besefte me dat ik
dingen wilde bewaren i.p.v. uiteen te scheuren."
Theodore Dalrymple:
"de intellectuelen hebben sinds de Verlichting de fundamenten van onze beschaving aangetast,
en kijken nu, op politiek-correcte wijze, weg van de problemen die dat heeft veroorzaakt
multi-culturalisme & waarden-relativisme worden gebruikt om de stem van het geweten tot zwijgen te brengen
dankbaarheid, bescheidenheid, burgerschap en verplichtingen hebben plaats gemaakt voor besef van rechten,
en de ressentimentele houding van het slachtofferschap als deze rechten niet worden gehonoreerd
nihilisme, decadentie en destructie komt van mensen die niet weten hoe te leven, omdat ze dat nooit geleerd is
zowel het vergoelijken ervan als de medicalisatie van de problemen is een vorm van onverschilligheid
de ideologie van de verzorgingsstaat wordt gebruikt om mensen te ontslaan van hun eigen verantwoordelijkheid
ontkenning van verantwoordelijkheid maakt mensen afhankelijk van instituties en houdt een onderklasse in stand"
moderne deugd-ethici verklaren de filosofie failliet: de ethiek is uitgehold (geïndividualiseerd / verbureaucratiseerd)
de mens en zijn verbondenheid met traditie en geschiedenis zijn te veel op de achtergrond geraakt
ethiek gaat niet alleen over normen t.a.v. handelen, maar ook over waarden en nastrevenswaardige doelen
dit vraagt om een invulling / opvatting van 'het goede leven', en raakt dus aan levens-filosofie en pedagogiek
deugd-ethiek gaat over waarden en 'het goede leven' (niet: bourgondisch of Zwitser-leven, maar het moreel goede)
dus een meer holistische benadering: niet alleen wat moet of (niet) mag, maar vooral wat nastrevenswaardig is
opnieuw: positieve en negatieve vrijheid
er is verschil in de wijze waarop het utilisme, de deugd-ethiek en plicht-ethiek vrijheid en moraal definiëren
er kan onderscheid gemaakt worden tussen:
- een positieve en een negatieve invulling van het begrip vrijheid (Kant, Isaiah Berlin)
- een brede en een smalle opvatting van moraal (J.L. Mackie)
200 jaar na Kant onderscheid Isaiah Berlin twee vormen / aspecten van vrijheid (Two Concepts of Liberty; 1958)
negatieve vrijheid betekent vrij zijn van... externe beperkingen, opgelegde verboden, etc.
plicht en verantwoordelijkheid staan op gespannen voet met negatieve vrijheid
dit individualistische vrijheids-begrip wordt m.n. verdedigd in het liberalisme en utilisme
John Locke bijv. is van mening dat de taak van de staat is om individuele vrijheid te waarborgen
op het moment dat de regering te autoritair wordt mag het volk deze afzetten, desnoods met geweld
John Stuart Mill onderscheidde het harm principle en het offence principle om individuele vrijheid te verdedigen
positieve vrijheid betekent beschikking hebben over de middelen om je doelen te verwezenlijken
onder die middelen kunnen we o.a. verstaan: opvoeding, educatie, morele vorming, zelf-verantwoordelijkheid
(een kind zonder opvoeding is niet vrij, maar zal altijd tegen zijn beperkingen aan blijven lopen)
voor positieve vrijheid moeten randvoorwaarden worden geschapen (taak van de overheid? de samenleving?)
J.L. Mackie onderscheid twee opvattingen van moraal (Ethics: Inventing Right and Wrong; 1977)
een smalle opvatting van moraal betreft ethische afwegingen m.b.t. handelen in concrete situaties
bijv: deontologie (Kant) & utilisme (Locke, Bentham)
een brede opvatting van moraal betreft opvattingen over wat nastrevenswaardig is en het goede leven
bijv. deugd-ethiek (Aristoteles, MacIntyre, Nussbaum, Korsgaard, Taylor) & levens-filosofie (Nietzsche)
het utilisme (dat meer aangehangen wordt in angel-saksische tradities) onderschrijft het eerste:
- een negatieve invulling van het begrip vrijheid en een smalle opvatting van moraal
de deugd-ethiek (die sinds de jaren '70 meer aanhang krijgt) promoot het tweede:
- een positieve invulling van het begrip vrijheid en een brede opvatting van moraal
12
Kant's opvattingen over moraal en vrijheid lijken hier minder eenvoudig in in te passen:
- enerzijds wordt de vrije wil gezien als vrij van bepaling van buitenaf (natuur / cultuur)
- anderzijds kan de vrije wil zich alleen oriënteren in de morele ruimte (de cultuur / samenleving)
duidelijk is wel dat hun opvattingen over de vrije wil nauw aansluiten bij een 'vol' idee van burgerschap
dit idee van 'vol' burgerschap sluit nauw aan bij de filosofieën als die van Rousseau en Hegel
de afwijzing hiervan door liberalen als Berlin komt voort uit angst voor paternalisme en repressief collectivisme
zo vindt Rousseau dat burgers die zich onttrekken aan burgerschap "gedwongen moeten worden om vrij te zijn"
of Sartre: “Niet het doden is verwerpelijk, maar het laten voortbestaan van een onrechtvaardige samenleving [...]
niet het individu telt, maar de broederschap van mensen. [...] Wie kiest, kiest voor allen!"
de enige ethische imperatief is die van de eed; we moeten kiezen tussen de status van slachtoffer en beul
wie weigert te kiezen zal slachtoffer worden van, en medeplichtig zijn aan de staat van onvrijheid; aldus Sartre
daar is tegenin te brengen dat het liberalisme het individu niet aanspreekt op zijn verantwoordelijkheid
het individu is meer een consument van de bescherming van zijn vrijheid die geboden wordt door de staat,
dan een volwaardig burger die zich verbonden voelt met de gemeenschap en derhalve de staat
"de maatschappij dat ben jij" is meer Kantiaans / Hegeliaans / Rousseaans dan utilistisch
de burger wordt aangesproken op zijn 'Kantiaanse' vrijheid, de consument op zijn individuele keuze-vrijheid
de consument wordt niet aangespoord zich af te vragen: "stel dat iedereen kilo-knallers zou kopen" of
"stel dat iedereen in een auto zou gaan rijden" of "stel dat iedereen textiel zou kopen geproduceerd door kinderen"
bieden negatieve vrijheid en een smalle moraal de voorwaarden om een morele identiteit te ontwikkelen?
of is er een rol weggelegd voor de overheid of het onderwijs voor het ontwikkelen van de praktische identiteit?
1
heeft $ 31 miljard geschonken aan de Bill & Melinda Gates Foundation
2
Nietzsche: Die fröhliche Wissenschaft & Also sprach Zarathustra
3
Hassan-i Sabbāh, Perzië, 12e eeuw; geciteerd door Nietzsche: Genealogie der moral; §24
13
Download