Contextbeschrijving regio Zuid West Vlaanderen: energie in de gebouwde omgeving De nota is een situatieschets van de regio op het vlak van energie. Het doel van de nota is om de kennis over energie in de regio te versterken. Het is een belangrijke input voor de discussies in het kader van de regionale energiestrategie, want kennis onderbouwt keuzes. De situatieschets bestaat uit reeks facts and figures, meestal gebaseerd op wetenschappelijke studies. We schetsen vervolgens het Europese, Federale en Vlaamse beleid op grote lijnen. We sluiten af met een beknopte opsomming van een aantal sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen (SWOT). De situatieschets is opgevat als een kernachtige inventarisatie. Gebouwen zijn goed voor 40% van het finale energiegebruik in de Europese Unie. Een betere thermische kwaliteit van gebouwen en een gebruik van betere installaties (vb. voor verwarming, ventilatie…) kan de energievraag aanzienlijk terugschroeven. Ook de ruimtelijke ordening heeft een invloed op het energieverbruik van gebouwen en de gebruikers. Een lager energieverbruik en de productie van groene stroom verlaagt de energiekosten, maar vergt meestal investeringen om het gebouw aan te passen. 1 Facts and figures Gebouwen 40% van het totale energieverbruik in de EU gaat naar gebouwen: woningen, kantoren, bedrijfsgebouwen, openbare gebouwen, commerciële gebouwen… Nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen die ingrijpend gerenoveerd zijn (gezien de lange renovatiecyclus van bestaande gebouwen) moeten volgens de EU voldoen aan minimumeisen inzake energieprestaties. Ingrijpende renovaties van bestaande gebouwen vormen een goede gelegenheid om kosteneffectieve maatregelen te nemen ter verbetering van de energieprestaties van het gehele gebouw. de energie in gebouwen wordt gebruikt voor verwarming (het grootste deel) en elektriciteit. De energieprestatie van woningen is in Vlaanderen doorgaans laag. Het aantal woningen groeit, de totale energiebehoefte ook. Het grootste besparingspotentieel bevindt zich in het bestaande woningpatrimonium (80% van de woningen van 2030 bestaat nu al), deze woningen zullen in de toekomst de meeste energie verbruiken omdat ze doorgaans een slechtere energieprestatie hebben. Er zijn twee elementen belangrijk voor het energieverbruik van een gebouw: o de energieprestatie van het gebouw, o de gebruiker. Een goed geïsoleerd gebouw verbruikt intrinsiek minder energie voor ruimteverwarming, maar een energiebewuste leefstijl (houding / gedrag) kan minstens een significante bijdrage leveren. 14% van het energieverbruik in de EU komt voor rekening van verlichting. Met de modernste verlichtingssystemen kan een energiebesparing van 80% worden bereikt onder verlichtingsomstandigheden die in overeenstemming zijn met de Europese normen. Bij verkoop of verhuur van een woning moet een energieprestatiecertificaat opgemaakt worden, zodat er kennis is over het verbruik en de besparingsmogelijkheden. Openbare gebouwen De lokale besturen vormen een belangrijke schakel: (1) als beleidsvoerder en (2) als beheerder van het eigen publiek patrimonium. Via een duurzamer publiek patrimonium wordt het energieverbruik gereduceerd (en daarbij de energiekost en de CO2-uitstoot), en wordt het goede voorbeeld getoond. Het publiek patrimonium omvat alle gemeentelijke infrastructuur die energie verbruikt: gebouwen zoals het stadhuis, het administratieve centrum, sportcomplexen, culturele centra…, de openbare verlichting, het gemeentelijke wagenpark… De grootste uitdaging schuilt in bestaande gebouwen. Ze vertegenwoordigen immers het gros van de gebouwen die ook binnen 20 jaar in gebruik zullen zijn. Zij hebben nog vaak een slechte energieprestatie. Hier ligt het grootste energiereductiepotentieel én zijn de meeste kostenefficiënte ingrepen mogelijk. In de regio Zuid West-Vlaanderen geven de gemeenten samen jaarlijks miljoenen Euro uit aan energieverbruik, zowel voor de verwarming van gebouwen, elektriciteit als brandstof. Het is meestal een combinatie van stijgende energieprijzen en een stijgend energieverbruik. De bewustwording van het belang van energie-efficiëntie en duurzame energie neemt toe. De gemeenten hebben al tal van initiatieven genomen rond duurzame energie. De gemeentelijke beleidsplannen hebben aandacht voor duurzame energie en energieefficiëntie van gebouwen. Vaak is dit vanuit milieu- en duurzaamheidsbekommernissen, maar ook het financiële aspect speelt een belangrijke rol. We verwachten dat de uitdagingen in de toekomst groter worden. Vanaf 2018 moeten alle nieuwe openbare gebouwen energieneutraal zijn. Een energieneutraal gebouw is “een gebouw waarvan het totale jaarlijkse verbruik van primaire energie als gevolg van een zeer hoog niveau van energie-efficiëntie niet groter is dan de productie van energie ter plaatse uit hernieuwbare bronnen” Het gros van het elektriciteitsverbruik gaat naar openbare verlichting. Zo gaat in Nederland 30-70% van de gemeentelijke elektriciteit naar openbare verlichting (geen cijfers voor Vlaanderen). Er is in Nederland een reductiepotentieel van 19%. Ter vergelijking: in Wevelgem gaat 55% van elektriciteitsverbruik naar openbare verlichting, goed voor 45% van de elektriciteitskost. Er zijn in de regio inspanningen om het verbruik te verminderen door systematisch de verouderde toestellen te vervangen door nieuwe toestellen met energiezuinige lampen en grotere lichtopbrengst. Er zijn het afgelopen jaar ook proefprojecten opgezet met dimming, doving en nachtregimes. Maar tegelijk breidt het verlichtingsnet zich uit, zodat het nettoverbruik blijft stijgen. Zo kende Harelbeke rond de eeuwwisseling een jaarlijks stijgend verbruik van 1% terwijl het aantal lichtpunten met 3% toenam. De gemeenten zijn verplicht om energieprestatiecertificaten voor de grotere openbare gebouwen op te maken, zodat er kennis is over het verbruik en de besparingsmogelijkheden. De EPC-berekening gebeurt op basis van het brandstoffenverbruik (elektriciteit, aardgas, stookolie). De energieboekhouding zou (volgens een doorlichting van het ACW W-Vl) in weinig gemeenten al op punt staan, hoewel daarvoor een beroep gedaan kan worden op de netbeheerders. De voorwaarde om de meterstanden maandelijks in te geven in een apart programma blijkt een drempel. De automatisering van de registratie wordt als een te grote investering beschouwd. Een rondvraag van het ACW West-Vlaanderen leert dat de integratie van energie-efficiëntie bij overheidsopdrachten een rol speelt. Dit speelt vooral een rol bij de vernieuwing van het wagenpark, minder naar gebouwen toe. Uit dezelfde rondvraag blijkt ook dat er in de meeste gemeenten acties zijn om het personeel aan te zetten om minder energie te verbruiken (lampen doven, PC uitzetten). Huishoudens De huishoudens zijn goed voor 24% van de totale CO2-uitstoot in Zuid West-Vlaanderen (2006, MIRA S 2009). 18% van het netto energieverbruik van huishoudens gaat naar elektriciteit (Vlaams gemiddelde). Enkele kenmerken van de Vlaamse woningen (2005, voorlopig geen data op arrondissementeel niveau. We weten wel dat de algemene woningkwaliteit in het arrondissement beduidend lager is dan in Vlaanderen): 80% heeft centrale verwarming 54% van de woningen wordt verwarmd met aardgas (vooral in oudste en recentste woningen, gebruik in stijgende lijn), 33% met stookolie (vooral in woningen na WOII, gebruik in dalende lijn), 8% met elektriciteit (vooral in woningen na 1970, in stijgende lijn). Steenkool, hout, butaan- of propaangas worden in Vlaanderen zeer weinig gebruikt, het gebruik van steenkool zit in dalende lijn. 45% heeft een boiler of geiser op gas Er is nog veel marge voor het verbeteren van de isolatie van de bouwschil: 66% heeft bijna overal dubbele beglazing, 62% bijna overal dakisolatie, maar 40% heeft overal muurisolatie, en 23% heeft vloerisolatie. (private) huurwoningen zijn doorgaans minder goed geïsoleerd 65% kookt op elektriciteit. Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (zon, wind, biomassa, omgevingswarmte) is zeer beperkt: in minder dan 1 op 100 woningen. 3,8% van de woningen gebruikt groene energie, dit komt meer voor in eengezinswoningen. Dit komt het meest voor bij hoger opgeleiden, hogere inkomens, en de middelste leeftijdsgroepen (35-64 jarigen) Het regionaalstedelijke gebied (zoals Kortrijk) hinkt achterop qua muurisolatie, plattelandsgebieden op het vlak van dak- en muurisolatie. Overgangsgebieden zitten er middenin. Private en sociale huurwoningen hinken achterop op het vlak van gebruik van spaarlampen, spaardouchekoppen, thermosstatische kranen en energiezuinige toestellen klasse A. Beter geïsoleerde woningen worden duurder verhuurd. Slechts 37% van de huishoudens zegt dat hij bij de keuze, de bouw of de verbouwing rekening gehouden heeft met het gebruik van duurzame of milieuvriendelijke materialen of gelet heeft op rationeel energieverbruik. Vooral bij woningen tussen 1945 en 1980 speelt dit argument weinig rol. Van de huurders houdt slechts 12% hiermee rekening. De gemiddelde maandelijkse verbruikskost van huurders bedraagt €122 (elektriciteit, gas, water…) Compacte woningen zijn doorgaans zuiniger. Ook socio-economische parameters blijken een belangrijke rol te spelen in het huishoudelijke energieverbruik en de kwaliteit van de woning: Ouderen, alleenstaanden en éénoudergezinnen, lagere inkomensgroepen, lager geschoolden, bruggepensioneerden, werklozen, en personen in ziekte- of bevallingsverlof of arbeidsongeschikte personen wonen doorgaans in minder energievriendelijke woningen, en ook de penetratiegraad van energie-efficiënte verlichting, huishoudtoestellen, spaardouchekoppen en thermosstatische kranen is hier beduidend lager. De private huurwoningen blijk op het vlak van energie achterop te hinken ten opzichte van sociale huurwoningen en eigendomswoningen. Dit hangt samen met hun doorgaans een zwakkere socio-economisch profiel, wat van de private huur een complex probleem maakt. Gezinnen die overdag veel thuis zijn, gezinnen met een hoog inkomen en oudere gezinnen hebben het onzuinigste gedrag, jongwerkenden en gezinnen in appartementen het meest zuinige gedrag. Armere gezinnen tonen doorgaans een energiezuiniger gedrag We verwachten dat de uitdagingen in de toekomst groter worden. • Nieuwe gebouwen moeten energieneutraal zijn vanaf 2018 (openbare gebouwen) of 2020 (alle gebouwen), dus niet meer energie verbruiken dan er ter plekke geproduceerd kan worden uit hernieuwbare bronnen. De ruimte is een belangrijke determinant voor de potenties voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energieproductie. gesloten bebouwing leent zich technisch moeilijker tot renovatie met muurisolatie compacte gebouwen, halfopen en gesloten bebouwing is intrinsiek zuiniger verspreide bebouwing leidt tot meer automobiliteit omdat er grote afstanden zijn naar voorzieningen, kleine afstanden naar voorzieningen stimuleren fietsen en wandelen. Verspreide bebouwing maakt een performant aanbod van openbaar vervoer moeilijk. Warmte transporteren veroorzaakt verliezen, zodat nabijheid bij de recuperatie en verspreiding van restwarmte via warmtenetten belangrijk is. De inplanting van hernieuwbare energietechnieken hebben vaak een belangrijke ruimtelijke component, zo zijn er tal van randvoorwaarden voor een goede inplanting van windturbines, biomassacentrales… (geur, zicht, lawaai, mobiliteit…) Kleine windturbines kunnen in dicht bebouwde omgevingen overlast veroorzaken Biomassa wordt het best niet over grote afstanden getransporteerd De kweek van energiegewassen heeft een impact hebben op het landgebruik (+landschap…) het toepassingsgebied van warmtepompen hangt af van de beschikbare ruimte: aardwarmte, luchtwarmte, water… warmte-koude opslagsystemen in de bodem moeten voldoende afstand houden om niet met elkaar te interfereren 2 … Beleid Europees beleid Minimumnormen voor energieprestatie in commerciële, publieke en residentiële gebouwen. Gebouwen moeten op termijn energieneutraal zijn. Het verstrengingspad voor openbare gebouwen loopt 2 jaar voor op andere gebouwen (2019 i.p.v. 2021). De EU heeft zich verbonden tot een energiebesparing van 20% op haar jaarlijks verbruik van primaire energie tegen 2020. Zij doet hiertoe een beroep op de burgers, de bevoegde overheidsorganen en de marktspelers en stelt, onder meer, minimumnormen voor het energetisch rendement en regels voor de etikettering van producten, diensten en infrastructuur vast. Rechtstreekse ondersteuning van openbare besturen Federaal beleid Ondersteunen van het Europese energiebeleid FRGE, automatisering van het sociaal tarief, gespreide betaling van stookolie Belastingverminderingen voor energie-efficiëntie en groene stroomproductie Sensibilisatie (vb. www.energievreters.be) Vlaams beleid Vlaams energierenovatieprogramma 2020. Energieverslindende woningen worden aangepakt. In 2020 moeten alle woningen over dak- of zoldervloerisolatie beschikken, plus minstens verbeterd dubbel glas en een energiezuinige verwarming. Verstreningspad EPB voor nieuwbouw conform EU-richtlijn, er wordt gewerkt aan ondersteunende maatregelen Het op te richten Vlaams Energiebedrijf, o.a. om te investeren in energiebesparing en rationeel energieverbruik Premies voor energie-efficiëntie van woningen (isolatie, hoogrendementsbeglazing, condensatieketels) Premies en acties van netbeheerders REG-decreet, met (1) subsidieprogramma’s voor verschillende doelgroepen, (2) Energiebeleidovereenkomsten en verplichtingen voor bedrijven, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijk recht, (3) Verplichtingen i.v.m. rationeel energiegebruik voor brandstofleveranciers, (4) Flexibiliteitmechanismen, (5) Energiedeskundigen en energiegegevens Samenwerkingsovereenkomst natuur en milieu met lokale besturen, o.a. ter ondersteuning van energie-investeringen. 3 SWOT Sterktes Zwaktes Veel centrale verwarming verspreid eigenaarschap Talrijke subsidies en incentives van Verouderd patrimonium, slechte isolatie, hogere overheden Ambitie van gemeenten om slechte energieprestatie marginaal gebruik hernieuwbare energie voortrekkersrol op te nemen Soms een doorgedreven facilitybeheer in gemeenten Kansen Bedreigingen groot energiebesparingpotentieel Complexiteit bij private huurwoningen verstrengde energieprestatienormen investeringen bij doelgroepen: lage 2019/2021 oververlichting openbare wegen levert veel besparingspotentieel energiereductiepotentieel van gebouwen ondersteuning van distributienetbeheerders Eandis en Infrax inkomens, ouderen… financiering maatregelen