WERKWINKEL EEN BANAAN IN JE OOR ? Hoe communiceert leiding. Duur : 2 uur tot hele dag Aantal deelnemers : 12 Begeleiders : 2 Omschrijving/Doelstelling : Er worden een aantal methodieken voorgesteld en uitgeprobeerd die gaan over communicatie ( zowel verbale als non-verbale ). De ww. is redelijk theoretisch en biedt inzicht in hoe mensen communiceren. Het begeleiden vraagt enige voorbereiding en de link naar groepsraden en leidingsploegen moet soms wat gezocht worden. Maar door het doen van sommige methodieken krijgt groepsleiding inzicht in enkele communicatievormen die zij ongetwijfeld terugvindt in de leidingsploeg. Uitwisseling organiseren tussen groepsleiding over het thema ‘communicatie’. Hoe ? Je begint met “zie dat je ze tesamen krijgt”. Dit is de basismethodiek. Uit de bespreking blijkt welke problemen er de kop opsteken. Je kan dan kiezen uit de volgende methodieken om ze te bespreken : 1. 2. 3. 4. 5. Spreken en luisteren Luisteren en samenvatten Tweezijdigen vr. eenzijdige communicatie Sprekers en zwijgers Niet-verbale communicatie = discussie zonder woorden 6. Pro & contra 7. Een mogelijk opwarmertje : de roddelrubriek 1. Zie dat je ze tesamen krijgt Maak groepjes van 5 personen. Elke groep krijgt 5 enveloppen. Nadat de leider het spel duidelijk heeft uitgelegd, opent eenieder zijn enveloppe en haalt er de stukjes karton uit. De opgave luidt : de verschillende stukjes samenbrengen op zo ’n wijze dat elke groep tezamen 5 vierkanten van gelijk formaat vormt, dus elke persoon 1 vierkant. Er is slechts één correcte oplossing, hoewel het tamelijk gemakkelijk is 3 of 4 gelijkvormige vierkanten te maken en enkele reststukken over te houden. Het boeiende in dit spel ligt in de variatie van mogelijke besluitvormingen. Men kan in elk geval de volgende drie toepassen : a. Anarchie of vrijheid voor allen. Als de groep volledig ongestructureerd is, met slecht de allernoodzakelijkste instructies, dan is er de kans, dat de opgave zal gecontroleerd worden door één of twee scherpzinnige personen en dat zeker één en misschien wel twee of drie personen van de groep helemaal geen actieve rol zullen spelen. Dit zal vooral gebeuren als er een competitie-element is tussen de verschillende groepen om het eerst klaar te zijn. b. Law and order of gehoorzaamheid aan de wetten. Een banaan in je oor? Hoe communiceert leiding 1 De spelleider legt een zeer precieze rollenverdeling en reglementering vast. Bv.: in elke groep is er een leider, die alle beslissingen neemt; een “kaartenlegger”, die de enige is die de stukjes karton mag aanraken; drie adviseurs die mogen spreken tot de leider, doch alleen als zij daartoe door hem worden uitgenodigd. c. Utopia of het mooie maar moeilijke samenwerkingsverband. De regels zijn : niet spreken; geen enkel gebaar van om ’t even welk soort; niemand mag een stukje karton van een ander aanraken en zeker niet nemen; men mag één of al zijn stukjes geven aan de andere leden van de groep. Bij het “anarchie” systeem moet ten minste één lid van de groep de hieronder vermelde kwaliteiten bezitten; bij “law and order” systeem moet ten minste de leider deze hebben; bij “utopia” moeten alle vijf groepsleden ze bezitten : o de gave te kunnen luisteren naar de uitleg, deze te begrijpen en dus de situatie in zijn hele samenhang kunnen vatten o de gave om opnieuw te willen beginnen, bv. Bereidheid om het vierkant dat werd samengesteld weet uit elkaar halen, omdat het de vooruitgang van de hele groep hindert o de gave om te zien wat de anderen nodig hebben o de gave om te zien wat anderen niet nodig hebben en dus te zien wanneer de gift van een stukje karton geen hulp is o de gave om zijn eigen talenten te kennen en te weten wanneer deze voor anderen een hulp zouden kunnen zijn De regels van “utopia” geven waarschijnlijk de meeste voldoening, ook al maken ze het spel moeilijk. Nog een opmerking : de behendigheid om tot een goede oplossing te komen hangt niet af van intelligentie! Groepen met een gemiddelde behendigheid (bv. 14-jarigen) zijn vaak sneller in het oplossen van de problemen dan de groepen volwassenen met een academische vorming! Bespreking : - - - Een goed begin voor het gesprek is de eenvoudige vraag : “wat gebeurde er?”. Hierbij worden de manier van uitwisseling, de stagnaties in het spel, de gevonden oplossingen weer in de herinnering geroepen. Het is wenselijk dat de medespelers ook langzaam hun gevoelens gaan beschrijven of gaan zeggen wat zij dachten over de gevoelens en het denken van de ander. Als het spel in stilte werd gespeeld (utopia), dan zal nu wel melding worden gemaakt van de frustraties, bv. Dat men niet in staat was de ander met zijn problemen te helpen. Men zal spreken over irritaties, omdat iemand zo langzaam reageerde; klagen dat iemand alleen maar zijn eigen vierkant wilde klaar krijgen; afgunst gevoeld te hebben vanwege de anderen omdat men zijn eigen vierkant zo vlug samengelegd had; toegeven dat men boos was omdat men zijn vierkant weer moest afbreken om de anderen verder te helpen, enz. Het kan gebeuren dat bepaalde sociale groepen of leeftijdsgroepen niet graag over hun gevoelens spreken. Affiches, cartoons of laten tekenen kunnen in zo’n geval helpen het gesprek op gang te brengen. Transporteren we het spel ten slotte duidelijk op “wereldproblemen”, dan moeten in elk geval de volgende vier aspecten in het gesprek uitgewerkt worden. De groep moet hierbij zelf de concrete vbn vinden op ‘t economische, sociale en politieke vlak : . “hulpverlening” Het spel maakte duidelijk dat we de ander iets moeten geven dat hij werkelijk nodig heeft en niet iets dat men zelf kwijt wil of waarvan men denkt dat hij het nodig heeft. Het kan ook zijn, dat de beste manier om iemand te helpen is hem de kans te geven jou te helpen. . “veiligheid en samenwerking” We ontdekten dat mensen eerst en vooral uit zijn op hun eigen veiligheid en zekerheid, en pas op de tweede plaats denken aan samenwerking. Dit lijkt vaak zeer redelijk en menselijk, maar het kan de samenwerking onmogelijk maken. . “besluitvorming” In het stilzwijgend spel ontdekten we dat de regel moet zijn : “aan eenieder geven wat hij nodig heeft en van eenieder krijgen in de mate van diens mogelijkheden.” . “bestaansmiddelen” Het spel maakt duidelijk dat het gaat om delen en niet om hamsteren. Het maken van de stukjes karton : Het is zeer belangrijk dat de 4 kleine driehoekjes allen hetzelfde formaat hebben dus verwisselbaar. Daarbij moeten de vier driehoekjes samen precies de helft zijn van een volledig vierkant en in verschillende combinaties de meeste andere vormen kunnen maken. Dit kan, als alle maten in een verhouding staan van 2 tot 1, zie tekening. Een handig formaat is 16cm voor één zijde van het vierkant (is dit geval is de verhouding van 16 tot 8). De letters A, B, C, D, E verwijzen naar de 5 Een banaan in je oor? Hoe communiceert leiding 2 enveloppen. Dus alle stukjes met de letter A gaan in de enveloppe A enz. Het is een hulp als deze letters op de stukjes karton geschreven zijn. 2. Spreken en luisteren Groep : ± 20; Tijdsduur : 1,5 uur Deze oefening heeft tot doel enkele fenomenen van communicatie te ontdekken, vooral de overdracht van informatie en het ontvangen daarvan. Het precies uitdrukken en het precies formuleren worden hiermee uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Al naargelang de kundigheid en de ervaring van de trainer kunnen ook andere fenomenen verder uitgediept worden. De input zal daarom van belang zijn. de deelnemers moeten zich oefenen in het nauwkeurig luisteren naar elkaar ze moeten gevoelig worden voor het belang van de controle : het herformuleren van wat ze horen de deelnemers oefenen zich in het nauwkeurig uitdrukken het begrip voor het ingewikkelde van de communicatie kan geduid worden Twee of meerdere groepsleden willen vrijwillig met elkaar praten. Als onderwerp nemen ze hun eigen doelstelling binnen de groep waarvan ze deel uitmaken. (Men kan om het even welke andere input nemen, een en ander heeft te maken met de bedoeling van de groep of van de trainer) De rest van de deelnemers krijgt een observatieopdracht toegewezen : observatie van telkens één persoon, observatie van wat er over het onderwerp wordt gezegd, enz. Men kan, met de toestemming van de deelnemers het ganse gesprek op band vastleggen om bij de nabespreking systematisch te werk te kunnen gaan. Dit groepsgesprek (van de twee) wordt dus gebruikt als demonstratie : de deelnemers praten over hun belangstellingen, maar vooraleer ze een inbreng doen, moeten ze de inbreng van de andere (als controle) herformuleren in hun eigen woorden, dus zoals zij het begrijpen. Na een korte analyse (dus ev. Met bandopnemer) wordt de ganse groep onderverdeeld in subgroepen van drie. In elk groepje werkt één van hen als waarnemer, de anderen praten met elkaar. De rollen worden na verloop van tijd (min 8 min.) omgewisseld. Na beëindigen van deze oefening begint een algemene bespreking en evaluatie van de ervaring. Aandachtspunten van de begeleider : Duidingen naar : de onnauwkeurige wijze van zich uit te drukken men praat in feite niet over hetzelfde : men bedoelt iets anders men praat vanuit andere achtergronden zonder dat dit voor de anderen duidelijk is niet alles wat gezegd werd, wordt gehoord er wordt geprobeerd, in een uitspraak teveel te zeggen, zodat deze verwarrend wordt Veel voorkomende fouten : a) van de kant van de spreker : organiseert zijn gedachten niet voordat hij spreekt stopt teveel ideeën in zijn uitspraken, zodat een samenvatting (wat ook begrepen wordt) dus moeilijk wordt bepaalde punten van antwoord van de vorige spreker worden over het hoofd gezien : daarom niet actueel geantwoord op datgene wat van tevoren gezegd werd b) van de kant van de luisteraar : heeft onvoldoende aandacht (omdat hij bv zelf met eigen gedachten zit te spelen) denkt aan zijn antwoord ipv aan wat hem verteld wordt heeft de neiging meer naar details te luisteren dan naar de wezenlijke mededeling Een banaan in je oor? Hoe communiceert leiding 3 3. Luisteren en samenvatten Doel : inzicht krijgen in het feit dat men in discussies vaak niet naar de andere luistert, bevorderen van luistervaardigheid Groep : kan groter zijn dan 12; Tijdsduur : 30 minuten De groep wordt ingedeeld in drietallen, elk drietal in A, B en C. A en B gaan een discussie voeren, en C treedt op als een soort scheidsrechter, bewaker van de regels. De begeleider geeft een aantal suggesties voor gespreksonderwerpen : het huidige regeringsbeleid bevordert de emancipatie openbaar vervoer dient kosteloos te zijn democratisch leiderschap heeft zijn bloeiperiode gehad met seksuele voorlichting aan kinderen kun je niet vroeg genoeg beginnen meer op de groep toegespitste twistpunten A en B bepalen samen het gespreksonderwerp. De oefening werkt het best als beiden genoeg weten over het onderwerp, en daarover tegengestelde meningen hebben. A begint de discussie als spreker. Daarna dient elke spreker voordat bij wat zegt, in zijn eigen woorden, een samenvatting te geven van hetgeen de andere gezegd heeft. De samenvatting moet alle elementen van andermans opvatting bevatten. Indien deze samenvatting niet juist is, kunnen zowel de andere spreker als de scheidsrechter corrigeren. Als de samenvatting goedgekeurd is door de vorige spreker en de scheidsrechter, gaat de andere verder. De scheidsrechter zorgt er verder voor dat A of B niet te lang aan het woord is. Na zeven minuten wisselt men van rol, zodat ook C een keer in een discussierol zit. De nabespreking kan gaan over volgende punten : Was het moeilijk naar de andere te luisteren? Waarom? Wat het moeilijk om tegelijkertijd je gedachten te ordenen en te luisteren? Vergat je wat je wilde zeggen? Kon je je ideeën samenhangend naar voren brengen, of wilde je teveel ineens spuien? Waren de samenvattingen van de ander en van jezelf goed? Kon je zeggen wat je wilde zeggen? Had de manier van discussiëren van de ander effect op jouw vermogen om te luisteren? Variant : met dezelfde afspraken omtrent samenvatten kan een groepsdiscussie over een controversieel onderwerp gehouden worden. Niemand mag dan reageren zonder de woorden van de laatste spreker samengevat te hebben. 4. Tweezijdigen vr. eenzijdige communicatie Doel : het verschil ervaren tussen een een – en tweezijdige communicatie Groep : maximum 12; Tijdsduur : 30 minuten; Nodig : de twee tekeningen, vellen A5, potloden Eén van de groepsleden meldt zich aan al instructeur. Hij krijgt twee tekeningen. De ene tekening bestaat uit drie vierkanten, de andere tekening uit drie driehoeken, die op een bepaalde wijze op elkaar gestapeld zijn. Hij gaat met zijn rug naar de groep zitten. De andere groepsleden draaien zich eveneens om. Allen beschikken over twee vellen papier van A5-formaat (zeker dit formaat daar voorbeeldtekening ook op dat formaat gegeven wordt) en een potlood. De verdere instructie luidt als volgt : “Het is de bedoeling dat je straks twee tekeningen maakt. De instructeur geeft aan wat je moet tekenen. In de eerste ronde mogen geen vragen gesteld worden aan elkaar of aan de instructeur. In de tweede ronde mogen er wel vragen gesteld worden.” Nadat de instructeur een minuut de tijd heeft genomen om de eerste tekening te bestuderen begint hij met zijn instructie. Gedurende enige tijd wordt er getekend, totdat de instructeur van mening is dat hij klaar is met zijn instructies. Vervolgens neemt de instructeur weer een minuut de tijd, nu om de tweede tekening te bestuderen. Dan begint de tweede tekenronde. Nu mogen de groepsleden wel vragen stellen. Deze ronde wordt afgesloten, als men het idee heeft dat de tekeningen af zijn. In de nabespreking wordt gekeken in hoeverre het verschil tussen de tekeningen van de twee rondes terug te voeren is op de verschillende communicatievormen. Een banaan in je oor? Hoe communiceert leiding 4 Een banaan in je oor? Hoe communiceert leiding 5 5. Sprekers en zwijgers Doel : nagaan wie spreekt en wie zwijgt in de groep Groep : 10 à 20 personen; Tijdsduur : 1 uur; Nodig : per deelnemer 20 lucifers of 10 bij een groep van meer dan 15 mensen Kies een concreet discussieonderwerp waar de hele groep iets van afweet (vb lichaamsbeweging en gezondheid). Iedereen krijgt 20 lucifers (of 10). Gedurende 15 minuten wordt over het onderwerp gediscussieerd. Telkens wanneer een groepslid wat zegt doet hij een lucifer in een centrale pot. Als de lucifer bij één van de deelnemers op zijn, dan doet hij niet meer mee aan de discussie. Ieder noteert voor zichzelf wanneer hij/zij deelnam aan de discussie (eerst, tweede of laatste 5 minuten). Nabespreking : Wie was het eerst al zijn lucifers kwijt? Kun je zelf vertellen waarom? Wie had de meeste lucifers over? Kan je zeggen waarom dit zo was? Tijdens welke periode worden de meeste lucifers ingeleverd en waarom? Heb je in deze discussie juist meer of minder deelgenomen? Waarom? Zou je vaker of juist minder vaak willen meepraten in de groepsdiscussie? Kan je vertellen waarom je vroeger in groepsdiscussies vaak of minder vaak deelnam? Zou je iets aan je inbreng willen veranderen in toekomstige groepsdiscussies? Evaluatie : Wat heb je van deze oefening geleerd? Vind je dat de oefening zijn doel heeft bereikt? Wat vond je van de oefening in zijn algemeenheid? Opmerking : je kan afspreken of je bij antwoorden als ‘ja’ of ‘nee’ ook een lucifer moet inleveren. 6. Niet-verbale communicatie = discussie zonder woorden Doel : bewust gebruik maken van niet-verbale communicatie in de discussie Groep : 10 à 20 personen; Tijdsduur : 1 à 2 uur: Nodig : niets De groep kiest een onderwerp waar iedereen iets van afweet (bv trouwen of samenwonen). Ieder groepslid schrijft in het kort zijn mening op een stuk papier. Daarna wordt gedurende 15 minuten geprobeerd met elkaar te discussiëren zonder woorden te gebruiken. Je maakt uitsluitend gebruik van niet-verbale communicatie (je maakt gebaren met armen en benen, je gebruikt je gezichtsuitdrukkingen zeer bewust en je stem wordt alleen gebruikt om klanken uit te brengen, hard of zacht, laag of hoog, enz.) Na even uitgeblazen te hebben zet ieder groepslid op papier wat hij/zij denkt wat de mening is van elk ander groepslid. Daarna leest ieder groepslid zijn mening voor en iedereen kijkt op zijn lijstje of die voorgelezen mening ook klopt met wat hij/zij had genoteerd. Nabespreking : Vond je het moeilijk om je mening weer te geven zonder woorden te gebruiken? Gebruik je in de discussie veel non-verbale symbolen? Kon je de anderen goed begrijpen? Let je in de discussie ook op non-verbale communicatie? Geef eens wat voorbeelden? Evaluatie : Wat heb je van deze oefening geleerd? Beantwoordde de oefening aan het gestelde doel? Wat vond je van de oefening in zijn algemeenheid? Variante : Als je over videoapparatuur beschikt dan zou je eens een discussie waarin wel wordt gesproken kunnen opnemen. Na afloop zou je hem dan terug kunnen zien en daarbij het geluid afzetten, waardoor je je volledig kan concentreren op de non-verbale communicatie. Na afloop kan je dan eventueel de discussie nog eens naspelen zonder woorden. Een banaan in je oor? Hoe communiceert leiding 6 7. Pro & contra a. b. De grote groep wordt in twee gelijke subgroepen verdeeld. Een gespreksleider leidt het geheel, liefst geholpen door een verslaggever. De gespreksleider leest een stelling voor die liefst zo nauw mogelijk aansluit bij een realistische situatie, om de inlevingsmogelijkheden te vergroten. Vb. : “In onze groep willen wij coëducatief gaan werken, omdat wij overtuigd zijn van de waarde ervan. Daarom starten wij vanaf volgend jaar september met gemengde werking, vanuit de bedoeling deze met het verstrijken der jaren progressief voor alle leeftijden in te voeren. c. d. e. f. Eén van de subgroepen krijgt nu de opdracht zoveel mogelijk pro-argumenten voor dit standpunt te zoeken, de andere groep zoekt zoveel mogelijk contra-argumenten. De persoonlijke mening speelt hierbij geen rol. Om de beurt zal elke groep de argumenten naar voren brengen. De “tegenstrever” noteert de argumenten van de tegenpartij. De pro- en contragroepen zoeken dan zoveel mogelijk replieken en tegenargumenten op wat door de anderen naar voor is gebracht en verdedigen die dan weer in grote groep. Zo kan men eindeloos doorgaan maar liefst niet langer dan 30 minuten rond één stelling. Bespreking : - - - Zoals de “boksmatch” kan dit pro- en contraspel vlug de groep animeren. Voor beide methodieken geldt bovendien dat men ze vrij vlot kan toepassen, zonder veel scrupules over “hoe dit aankomt” bij de deelnemers. Bij de meeste andere methodieken kan met niet voorzichtig genoeg zijn. Dit pro- en contradebat wordt nog “echter” als men de deelnemers vraagt in de huid van de andere mensen te kruipen. Zo zouden bij het gegeven voorbeeld de promensen leiders of leidsters kunnen zijn die dat moeten gaan verdedigen op een ouderavond, terwijl de “contra’s” zich kunnen inbeelden dat ze sceptische ouders zijn. Op die manier leert men zich “wapenen” tegen argumenten van tegenstanders en zich te trainen in het “stevig in de schoenen staan”. Een verruiming van de methodiek kan bestaan in een paneel van deskundigen (bv. Ouders in ons geval) om te komen tot een synthese van al wat aan pro en contra gevallen is, en om eventueel wegen van oplossing aan te wijzen. Vandaar in ieder geval het belang van een verslaggever die bekwaam is een synthese te maken ook als zo ’n paneel ontbreekt. 8. Een mogelijk opwarmertje : de roddelrubriek Een waarnemings- en improvisatiespel De spelleider legt uit : “Ik ga nu een gerucht in de wereld zetten, hetzij over personen, of over de ganse groep, of over prominente figuren uit de politiek, sport, muziek, enz. Ik vertel dit verhaal aan mijn linkerbuur die dit gerucht als feit aanziet en van zijn kant nog een vermoeden of verdachtmaking erbij voegt. Zo denkt iedere speler dat het verhaal waar is en vult hij verder aan, tot het weer bij mij komt. Dan zal ik het eindresultaat herhalen en met het beginverhaal vergelijken. De volgende keer vindt iedere tweede speler een verhaal uit en geeft het verder aan zijn linkerbuur. Na de vierde of vijfde persoon worden de resultaten vergeleken. Variante : Om de twee spelers zet iemand een gerucht op de wereld over zijn linker/rechterbuur. Een banaan in je oor? Hoe communiceert leiding 7