Beperkende maatregelen lichthinder In dit onderdeel bekijken we hoe dat we lichthinder en lichtvervuiling tot een minimum kunnen beperken zodat ook de gevolgen van lichtvervuiling tot een minimum beperkt blijven. Voor diverse vormen van buitenverlichting waar de gemeente mee bij betrokken kan zijn bekijken we een aantal veel voorkomende problemen en bieden een aantal technieken aan om toch degelijk te verlichten maar met een minimum aan lichtvervuiling. We doen dit zowel voor openbare verlichting als monumentverlichting, terreinverlichting en ook nog wat reclame verlichting. Het is een samenvatting van een opleiding die preventie lichthinder vzw aanbied, maar gemiddeld 2 tot 3 uur in beslag neemt. Daar komen ook nog een aantal andere verlichtingsvormen bij. Openbare verlichting In dit onderdeel gaan we wat betreft openbare verlichting ons in de eerste plaats beperken tot straat verlichting. In het eerste dagdeel werd ook klemtoonverlichting, parking verlichting van de gemeente, feestverlichting als openbare verlichting vernoemd. Hier bespreken we die aspecten van verlichting onder andere titels. Laten we starten bij het verlichtingstoestel of armatuur. Diverse onderdelen daarvan kunnen mee bepalen of lichthinder beperkt wordt. Dat begint bij de voorschakelapparatuur die elektronisch kan zijn en dan meestal ook dimbaar waardoor over verlichting kan vermeden worden. Daarnaast zijn ook de spiegel van belang en de keuze van de lichtkap. De bedoeling van deze verlichting is om in de eerste plaats de weg en het voetpad te verlichten. Het licht dat daar buiten valt, verlichten niet het doelgebied en zal voor een deel verspild licht zijn. Veel toestellen die in Vlaanderen gebruikt worden gaan echter eveneens een groot deel van de omgeving verlichten en deels het licht naar de hemel gaan. Dat kunnen we dus beschouwen als verspilt licht en zal zeker bijzonder veel bijdragen tot de lichtvervuiling. Sommige armaturen zijn bijzonder slecht afgeschermd en laten zelfs meer licht naar boven schijnen dan naar de weg. Een typisch voorbeeld zijn de bolvormige armaturen die onderaan afgeschermd zijn door de paal waarop ze bevestigd zijn. Naar boven toe is er totaal geen afscherming van de lamp. Het is dan ook rond de paal op de straat donker terwijl we juist daar het licht nodig hebben. Bij dergelijke armaturen gaat er meer licht, energie en geld verloren, dan er effectief nuttig gebruikt wordt. Dit is ook goed te zien op bovenstaande foto. Maar er bestaan ook andere type armaturen die aan de bovenkant goed afgeschermd zijn en een spiegel bevatten die het licht richten naar de plaats die moet verlicht worden. Het licht wordt als het ware gebundeld naar de weg of het terrein om het zo efficiënt mogelijk te kunnen gebruiken. Vaak kan men een lamp minder vermogen heeft gebruiken of kan er meer gedimd worden om dezelfde hoeveelheid licht op de weg of het terrein te hebben dan met de niet goed afgeschermde armaturen. Men beperkt op deze wijze niet alleen het elektriciteitsgebruik, maar ook wordt het licht niet meer naar de omgeving en de sterrenhemel rondgestrooid. Het gebruik van dergelijke armaturen kan dan ook de lichtvervuiling aanzienlijk indijken. Bevind men op dezelfde hoogte als het verlichtingstoestel, zal men nauwelijks kunnen zien of er al dan niet een lamp brandt, terwijl het terrein toch degelijk verlicht zal zijn. Degelijk afgeschermde toestellen zullen ook minder verblinding veroorzaken waardoor men met minder licht toch een betere zichtbaarheid heeft. Het verschil tussen goed afgeschermde toestellen en minder goed afgeschermde toestellen wordt veelal snel ervaren. Vooral oudere bestuurders worden fel gehinderd door slecht afgeschermde toestellen. Goede armaturen is niet het enige waar men moet op letten. Ook de plaatsing is van belang. Vaak worden goede armaturen op oude verlichtingspalen geplaatst, die bovenaan schuin zijn. Opnieuw zal een groot deel van het licht naar boven verloren gaan en de omgeving verlichten. Terwijl het vaak onder het armatuur donker is. Het is van belang dat een armatuur steeds horizontaal wordt opgesteld en nooit onder een hoek. In sommige gevallen wordt de lamp in het toestel geplaatst aan de straatkant. In dergelijke gevallen moeten de toestellen vaak wel geplaatst worden onder een hoek, die echter nooit meer dan 5° mag bedragen. Indien dit toch gebeurd gaat heel veel licht naar de omgeving verloren en binnen schijnen in huizen. Het spreekt voor zich dat ook de locatie waar de toestellen geplaatst worden een belangrijk gegeven is. Niet alleen is de verlichting niet overal even nuttig, maar worden ze vaak ook verkeerd ingepland. Toestellen die tussen de bomen komen te staan, of achter bomen verliezen hun functionaliteit. Vooral in de zomer valt nog maar weinig licht op de weg door de bladeren van de bomen en in de winter werpen de takken vreemde schaduwen op de weg. Men kan deze verlichting beter aan de overkant van de weg inplanten dan de bomenrij of zorgen dat de verlichting voor de bomenrij staat. Uiteraard moet men er ook van bewust zijn dat verlichting een negatief aspect voor de bomen kan betekenen en kan het vermeiden van wit licht en extra afscherming in de richting van de bomen de impact milderen. Straat verlichting is niet overal zinvol. Men voorziet deze vaak in de eerste plaats van uit de verkeersveiligheid. Straatverlichting kan daar inderdaad een belangrijke rol in spelen, echter doet dat ook niet altijd. In de bebouwde kom waar heel wat zwakke weggebruikers zijn en het aantal hindernissen en kruispunten elkaar snel opvolgen zal straatverlichting een positieve bijdrage hebben tot de verkeersveiligheid. In het buitengebied kon dat nog niet aangetoond worden en worden veelal andere resultaten vast gesteld. In 2002 werd al een studie gedaan door het BIVV voor Wallonië die tot de conclusie kwam dat de verlichting op de autostrades een negatief effect had op de verkeersveiligheid daar bestuurders de neiging hadden sneller te rijden, maar vooral minder geconcentreerd te rijden. Het rijden op wegen met weinig verkeer en veel licht had een vals veiligheidsgevoel als gevolg dat de aanleiding was voor een dergelijk gedrag. Het gevoel van onveiligheid bij bestuurders in het donker deed hen voorzichtiger rijden en de aandacht stijgen. http://astrosurf.com/anpcn/securite/met_2002-12_influence_eclairage.pdf In 2003 werd er eveneens een onderzoek gedaan in de provincie Gelderland en het instituut voor verkeerskunde 88 investeringen om de verkeersveiligheid te verbeteren werden op hun efficiëntie onderzocht. Van elke investering werden de gewogen ongevallen cijfers van 3 jaar voor de investering tot 2 jaar na de investering nauwkeurig onderzocht. Hierbij worden dus zware ongevallen met dode en zwaar gewonden zwaarder door gerekend dan ongevallen met enkel blikschade. Eén van de investeringen was verlichting langs de autosnelweg plaatsen. Met een kost van 55.000 euro per 100 meter was deze meteen de duurste investering. Onderhoud en elektriciteitskost werden hier nog niet mee in opgenomen. Echter volgens de resultaten daalde de verkeersveiligheid gedurende de duistere uren met 57% na het plaatsen van de verlichting. Gedurende de dag was de daling 8%. Gezien over een etmaal van 24 uur komen we op een daling van 18%. Efficiënt kon de investering dus niet genoemd worden. Bij een andere studie na het plaatsen van verlichting op een autosnelweg in Nederland werd vastgesteld dat het aantal snelheidsovertredingen met meer dan 12% toenam na het plaatsen van de verlichting op hetzelfde stuk autosnelweg. In de norm voor de wegtypes die in Nederland wordt gebruikt zijn zo eveneens de wegen gecategoriseerd waar het niet de bedoeling is te verlichten. http://www.platformlichthinder.nl/meer-licht-meer-verkeersslachtoffers In Frankrijk moest verlichting langs een autoweg lange tijd gedoofd worden omwille van wegwerkzaamheden. Het aantal ongevallen daalde daar sterk. Na de werken werd de verlichting niet opnieuw aangestoken om na te gaan of het effect ook dan bleef bestaan wat het geval bleek. Om die reden wordt er op heel wat autosnelwegen rond Parijs heel wat verlichting verwijderd. We kunnen dus concluderen dat in het overgrote deel van het buitengebied de verlichting overbodig is ter bescherming van de verkeersveiligheid. http://astrosurf.com/anpcn/documents/A16_rapport_complet.pdf http://www.leparisien.fr/transports/ile-de-france-la-lumiere-coupee-sur-130-km%20-de-voies-rapides10-05-2010-915899.php http://www.connexionfrance.com/Paris-motorways-switch-off-lights-11655-view-article.html dark/day accidents Ook over verlichting dient vermeden te worden. Het teveel aan licht op de weg wordt eveneens de hemel in gereflecteerd en zal zo de effecten van lichtvervuiling sterk versterken. Hoeveel licht er op welk type van weg nodig is wordt bepaald in de norm NBN EN-13201-2. Het bepalen van de wegcategorieën vinden we voor België terug in de norm NBN L 18-004. Het moet de bedoeling zijn niet meer te verlichten dan wat daar in noodzakelijk is. De daar vermelde verlichtingsniveaus zijn reeds meer dan voldoende voor de verkeersveiligheid. In het verleden werd vaak meer verlicht dan noodzakelijk omdat men vaak bij de overheid van mening was dat meer licht meer veiligheid betekende. Deze veronderstelling werd vooral gebaseerd op een publicatie van het Fördergemeinschaft Gutes Licht. Daarin werd verwezen naar een studie van Scott met een grafiek die aanduidde dat naargelang het lichtniveau steeg het aantal ongevallen sterk daalde. Alle waarnemingen volgens de grafiek lagen sterk in de buurt van een centrale lijn. Deze grafiek werd daarna door tal van publicaties overgenomen, je vond ze in catalogussen van verlichtingsfabrikanten en eveneens in opleidingen 0,6 voor verlichtingsdeskundigen. Ook in de syllabus van het eerste dagdeel is ze verzeild geraakt. 0,5 Echter als de gegevens van de originele studie van 0,4 Hargroves en Scott uit 1979 worden bekeken blijkt 0,3 de reële grafiek er totaal anders uit te zien. De 0,2 waarnemingspunten bevinden zich totaal niet in de buurt van de centrale lijn van de grafiek en men 0,1 kan eigenlijk geen correlatie vaststellen. Hieruit kan 0 0 0,5 1 road illuminance [cd/m²] 1,5 2 niet afgeleid worden dat in alle omstandigheden hogere verlichtingsniveaus dan noodzakelijk zal leiden tot een verdere daling van de verkeersongevallen. In de norm betreffende de wegtypes en verlichting staat ook het volgende opgenomen: “Met het oog op een verstandig energiebeheer en aangezien de gebruiksintensiteit van de weg in hoge mate kan variëren afhankelijk van de verschillende nachtperioden, kan de wegbeheerder of ontwerper zo nodig overwegen de openbare verlichting te dimmen.” Kortom; men heeft de mogelijkheid om in de rustige uren het verlichtingsniveau aan de hand van dimming te verminderen. Hierdoor kan je de lichthinder inperken en eveneens energie besparen. Dimming is echter alleen mogelijk waar er extra bekabeling ligt om dit aan te sturen en waar elektronische balasten worden gebruikt. Deze laatste zullen al eveneens een energiebesparing betekenen. De reglementering in Italië stelt dat het verlichtingsniveau dat gebruikt wordt, gemiddeld niet meer dan 1% boven de minimumnorm mag liggen. Dat is alleen maar realistisch door gebruik van dimming. Hierbij wordt het de verlichting aan de hand van dimming verlaagd tot het geen effectief nodig is. Men bekijkt dit eveneens in het kader van de slijtage van de lamp en vervuiling van het toestel en in het kader daarvan regelmatig aangepast. In Vlaanderen wordt deze techniek nog niet gebruikt en wordt dus in het begin van de installatie wat extra verlicht rekening houdende met de verminderende efficiëntie van het toestel en lamp. Een van de redenen daarvoor is dat de kost voor het onderhoud en van de levensduur hiervoor nog niet gekend is bij de netbeheerders en dus voor hen onbekenden zijn. Ze weten zo niet of ze het onderhoud kunnen bekostigen. Ook voor de klassieke dimming wisten ze dat een aantal jaren geleden niet en werd dat achterhaald door samen met een aantal gemeenten een aantal proefprojecten op te zetten waarbij ze deze parameters konden achterhalen. Het kan interessant zijn dat een paar gemeenten in Vlaanderen ook in dit kader samen met de distributienetbeheerders. Eveneens van belang is de uniformiteit. Men moet trachten te vermeiden donkere en lichtere plekken op de weg te hebben om de zichtbaarheid ten goede te komen. Bestuurder die uit een verlichte strook komt zal anders moeilijker een object op de weg waarnemen waar het donkerder is en het permanent aanpassen van de ogen is ook bijzonder vermoeiend voor de bestuurder. Zorgen dat de weg dus evenredig verlicht wordt zal de zichtbaarheid ten goede komen. Dat is ook de reden waarom men beter kiest voor het dimmen van verlichting gedurende de rustige uren dan om de lamp er eentje te doven. Goede weg- of terreinverlichting bestaat dus uit degelijk afgeschermde armaturen, uitgerust met een goede spiegel die het licht brengt enkel daar waar het nodig is. Op een degelijke manier geplaatst dat de weg of het terrein verlicht is en niet de omgeving. Voldoende ver uit elkaar zodat men niet met meerdere lampen hetzelfde stukje weg of terrein gaat verlichten, maar ook weer niet te ver zodat het wegdek of terrein overal evenveel verlicht is waar nodig. Op de juiste hoogte naar gelang de breedte van de weg of werkterrein en enkel daar waar het nodig is en gebruiken op tijdstippen dat het nodig is. Kortom, de plaatsing van verlichting doet men best niet zomaar in het wilde weg. Het is de bedoeling een gebied te verlichten waar de weg gelegen is en verlichting boven het verlichtingstoestel is daarbij niet nodig. Met slecht afgeschermde toestellen of slecht geplaatste toestellen zullen we echter altijd heel wat opwaarts licht hebben en dus licht naar de omgeving verspillen. Enkel door gebruik te maken van volledig afgeschermde en correct geplaatste toestellen is het mogelijk ons vooropgesteld doel te bereiken. Het licht dient dus daar naar toe te gaan waar het functioneel is: de weg en het voetpad. Het geen bij woningen binnen schijnt wordt veelal als storend ervaren en is niet functioneel omdat het buiten het doelgebied valt. Eens dat het boven de 20° onder het horizontaal vlak valt zal er verblinding optreden en de zichtbaarheid bemoeilijken. Zeker het direct opwaartse licht moet uiteraard vermeden worden. Buiten het rechtstreeks opwaartse licht kan je de lichtstroom dus ook beperken door het weerkaatste opwaartse licht te beperken. Dit doet men enerzijds door enkel het doelgebied aan te stralen en dit doelgebied beperkt te houden, anderzijds door de uniformiteit op de weg te optimaliseren maar eveneens het over verlichten tot een minimum te beperken of een minimale luminantie na te streven. Best wordt eveneens de gebruiksperiode beperkt tot wanneer de verlichting ook effectief nuttig is en daarbuiten gedoofd worden. Ook dat zal de hinder naar de omgeving sterk verminderen voor een deel van de nacht. Men kan dit alles eenvoudig bereiken door het gebruik van dimming en actieve logische schakelingen waarbij de verlichting aangepast wordt aan de situatie. Indien de hoofd lichtbundel toch boven de 20° boven het horizontaal vlak toe laat zal dit op de volgende wijze tot problemen met de zichtbaarheid leiden als gevolg van verblinding: - Fysiologische verblinding door sluimerluminantie: Indien licht wordt uitgezonden dat zich niet ver van de waarnemingsas bevindt, dan resulteert dit in strooilicht in het oog. Dit licht wordt enerzijds verstrooid (diffusie) in het glasvocht van het oog, het deel dat het netvlies bereikt wordt voor 80 % ( !) in alle richtingen weerkaatst (reflectie). Het gediffuseerde en gereflecteerde licht komt voor een deel in het beeldpunt (fovea) terecht. Deze lichtwaas verstoort de waarneming van objecten door contrastdaling of (extreem) totale verblinding. De sluierluminantie bestaat ALTIJD maar wordt vooral opgemerkt indien deze voldoende hoog is om het normaal zicht te storen. Uit onderzoek blijkt dat waarneming in richtingen kleiner dan 20° t.o.v. de bron weinig efficiënt zijn . - Pupilvernauwing: Een mesopisch aangepast oog heeft een pupilopening tussen 7 en 5 mm. Een lichtbron die zich te dicht bij de waarnemingsas bevindt veroorzaakt pupilvernauwing tot 2 mm en minder (daglichtinstelling !) Daardoor worden oppervlakten met lagere luminantie moeilijker zichtbaar en vergroot tegelijk de aanpassingstijd bij overgang naar minder verlichte zones (3-10 s). Daardoor verhoogt het risico in vele situaties. Pupilvernauwing is onvermijdelijk wanneer de bron zich op minder dan 30° van de waarnemingsas bevindt - Balansverstoring horizontale/verticale verlichtingsterkte: Het aanstralen van objecten in een kleine hoek met het horizontaal vlak veroorzaakt een lage horizontale en hoge verticale verlichtingssterkte. Daardoor worden horizontale details slecht zichtbaar en zijn verticale details overbelicht. Tegelijk ontstaan er door schaduwwerking uitgebreide donkere zones. Vanaf een invalshoek van minder dan 25° met de hori zontaal is de balans van de verlichtingssterkte verstoord en daalt de waarnemingsefficiëntie. Het effect van de verblinding en dan vooral het gevolg van de contrastdaling tracht men te verminderen door te zorgen dat er meer licht is in de omgeving. Hierdoor is er minder contrast tussen het licht uit de omgeving en de lichtbron die zorgt voor de verblinding en zal men er voor zorgen dat men minder last heeft van de verblinding. Dit drukt men vaak uit aan de hand van de Threshold Index of TI. Deze geeft het % extra licht aan dat men in de omgeving moet hebben om de effecten van de contrastdaling te beperken. Hoe lager dat deze is hoe minder licht men dus nodig heeft voor een zelfde zichtbaarheid. Deze methode werkt echter nauwelijks bij mensen met bepaalde oogziekten of bij oudere mensen. Vooral ouderen boven de 65 blijken ondanks de extra verlichting in de omgeving meer een meer last te blijven hebben van verblinding. Gezien de toenemende vergrijzing van de bevolking in Vlaanderen is het zeker niet onbelangrijk daar rekening mee te houden. Door de hoofdbundel onder de 20° onder het horizontaal vlak te houden. Ook de keuze van de lichtkap is van belang. Deze bestaan zowel in glas als in polycarbonaat. Glas laat licht beter door en zal daardoor ook minder voor verstrooiing naar de omgeving zorgen dan een lichtkap uit polycarbonaat. Een glazen lichtkap zal daardoor beter zijn in het beperken van lichthinder. Nog meer van belang is de vorm van de lichtkap. Dit kan een vlakke lichtkap zijn, een licht gewelfde, diep bolle lichtkap of een refractor lichtkap. Bij een refractor lichtkap zal de lichtkap geen egaal uiterlijk hebben, maar zal deze structuur bevatten, in de meeste gevallen inkepingen, die als een prisma het licht wat gaan breken en zo in een andere richting te sturen. Echter dat breken en reflecteren van het licht ge beurd in al de lichtkappen. Hierdoor zal bij een vlakke lichtkap weinig licht naar boven gaan, bij een licht gewelfde lichtkap zal wel al een deel van het licht boven het horizontaal vlak zijn. Dit vergroot met de diepe bolle lichtkap. Bij een refractor lichtkap kan in sommige gevallen tot 17% opwaarts gestuurd worden. Bij de meeste toestellen vindt je op de websites van de fabrikanten de polairdiagrammen. Hierop kan u zien wel licht opwaarts wordt gestuurd. Echter in de meeste gevallen gaat het hier over het diagram van de gebruikte spiegel op zich zonder het verlichtingstoestel en de gebruikte lichtkap. Als een diagram wordt geleverd waarbij het effect van de lichtkap mee in rekening is genomen zal je zien dat deze lichtcurve verschillend is en vaak toch nog heel wat licht opwaarts zal sturen. Om te zorgen dat zo weinig mogelijk buiten het doelgebied wordt verlicht is enerzijds de hoogte van de paal van belang, maar ook de juiste keuze van spiegel in de het toestel en positie van de lamp in het toestel. Door een andere lamp positie te kiezen zal het licht anders over de weg verdeeld worden. De keuze van de lampositie zal vooral afhangen van de breedte van de weg. De keuzes van de juiste spiegel en lampositie wordt veelal gemaakt door uw distributienetbeheerder. Er kan hiervoor ook gebruik gemaakt worden van interne louvres of high defenition grids. Deze gaan de lichtbundel verder afblokken in de richting waar deze niet gewenst is. En hinder beperken. Vooral het binnenschijnen in woningen kan zo sterk beperkt, zeker in stedelijke omgevingen. Preventie Lichthinder vzw werkte hiervoor in samenwerking met EANDIS en Schrédèr een proefproject uit in Stekenen. In de bestaande toestellen werd gedurende een weekend de louvres aangebracht waarna deze na het weekend terug gemonteerd werden. Dit leverde minder licht in de huizen op en een meer egalere verlichting op de weg. Diverse leveranciers hebben ondertussen dergelijke louvers optioneel voor een deel van hun verlichtingstoestellen in aanbod. Hieronder zie je heel duidelijk het verschil op het terrein tussen voor de aanpassing (links) en na de aanpassing (rechts). Wanneer een toestel zonder de interne louvres voor een gevel wordt gemonteerd op een paal van 8 meter, zal er op een raam dat op een hoogte van 7 meter ligt al rap een lichtsterkte van 350 lux kunnen gemeten worden volgens de metingen van Schrédèr. Na plaatsing van de louvres ligt het helderste punt op 5 meter hoogte maar is dit vooral beperkt tot maar een 37 lux of tien keer minder. Dergelijke louvres zijn dus ideaal om de gevolgen van lichthinder voor de gezondheid van bewoners tot een minimum te beperken. Een reden waarom vaak gekozen wordt voor andere lichtkappen dan de vlakke lichtkap is dat men dan grotere paal afstanden kan gebruiken. Deze lichtkappen laten toe het licht iets verder te verspreiden door licht boven de 20° onder het horizontaal vlak te sturen. Hierdoor zou men minder lichtpunten nodig hebben. Dit wordt over het algemeen uitgedrukt met de space-height-ratio of het aantal keer de paalhoogte men de lampen maximaal uit elkaar kan plaatsen. Deze variëren door de lichtkappen tussen de 4,8 en de 5,2, soms meer maar dan heeft men al behoorlijk wat opwaarts licht ook. Bij een diep gebolde lichtkap is deze afstand in principe het hoogst, bij een vlakke lichtkap het laagst. Daar het verschil bij palen van 10 meter hoog niet meer dan 10 meter is, is dit binnen de bebouwde kom een behoorlijk beperkt voordeel. Men kan zelden de toestellen op de maximale afstand plaatsen daar men rekening dient te houden met de perceelsgrenzen. De reden dat de vlakke lichtkap een kortere afstand toe laat is omdat aan de rand van het glas waar het licht schuin op het glas valt, het licht door het brewster-angel effect intern zal gereflecteerd worden en dus minder licht in de uithoeken van het bereik zal toelaten. Dit kan echter opgelost te worden door het gebruik van een anti-reflectie coating die dit effect vermeid. Hierdoor kan eveneens met een vlakke lichtkap een zelfde paalafstand gerealiseerd worden als met een diep bolle lichtkap. Deze optie wordt echter nog niet vaak aangeboden door de fabrikanten van de verlichtingstoestellen door een extra productiekost. Echter in Europese landen waar de reglementering vereist dat er geen opwaarts licht mag zijn boven het horizontale vlak zoals in diverse regio’s in Italië en Slovenië bieden diezelfde fabrikanten deze optie wel aan. Decoratieve verlichting wordt in de eerste plaats voorzien om een bepaalde atmosfeer of sfeer te creëren of een bepaald straatbeeld te realiseren. Heel wat van deze toestellen realiseren veel opwaarts licht. Zeker de toestellen met indirecte verlichting. Indirecte verlichting is van nature uit ook altijd minder efficiënt dan directe verlichting. Indien dat daarin alleen licht zou voorzien worden die het idee geeft dat de lamp brand en dus inderdaad louter decoratief gebruikt wordt, geeft dit niet meteen grote problemen. Echter meestal worden deze toestellen uitgerust met dezelfde verlichtingsbronnen van dezelfde sterkte als de functionele verlichting en worden ze eveneens functioneel gebruikt. In dat geval zal de impact op de lichthinder voor de omgeving wel groot zijn en dient ook bij deze decoratieve toestellen het direct opwaartse licht vermeden te worden. Ondertussen komen op de markt echter ook meer en meer functionele toestellen met een bijzondere decoratieve uitstraling. Deze toestellen zorgen er wel voor dat de lichtvervuiling beperkt wordt en zullen geen opwaartse lichtstromen toe laten. In bovenstaande afbeelding zijn een paar voorbeelden te vinden. Om de impact van lichthinder en lichtvervuiling te vermeiden is de keuze van de lichtbron eveneens van belang. De meeste impact op zowel de mens, als fauna en flora, maar eveneens de hemelhelderheid wordt veroorzaakt door blauw licht dat of licht met een kortere golflengte dan 500 nm. Enkel voor trekvogels moeten we eerder het geel rode licht vermeiden. Hieronder wordt het energie efficiëntie van een aantal lichtbronnen gegeven met hun bijhorend spectrum. Er wordt gestart met de natrium lage druk en hoge druk lamp die vooral veel geel licht hebben en een behoorlijk efficiëntie. Verder worden ook de CDO of Metaal hallide lampen met keramische brander besproken. Deze zijn vaak bekend onder de merknaam CDM. Evenals de CPO ook wel bekend onder de merknaam CosmoPolis White, maar wordt ook door andere merken aangeboden onder andere merknamen. Een inductielamp en een LED verlichting. Voor het spectrum werd er steeds gekozen voor het spectrum van een lichtbron van dit type van 3000 K. Op de CPO na bestaan deze lampen ook in uitvoeringen met een hogere kleurtemperatuur. Indien daarvoor wordt gekozen zal het aspect blauw in het licht sterk toenemen. Maar hier zie je eveneens dat met een zelfde kleurtemperatuur de hoeveelheid blauw licht sterk kan verschillen. Vooral de LED en in mindere mate de inductielamp hebben behoorlijk meer blauw licht dan de andere witte lichtbronnen. Ook bij de CDO ligt dat licht hoger dan de CPO, echter bij hoge kleurtemperaturen neemt dit sterk toe. Reflectoren zijn interessant voor de lichtvervuiling te beperken als er geen verlichting wordt gebruikt en op deze wijze opstakels op de weg of de geleiding van de weg kan gerealiseerd worden. Soms kan het interessant zijn om bij bochten of gevaarlijke punten extra aandacht te geven aan een gegeven en vaak laat men zich verleiden door dan functionele verlichting te plaatsen of het verlichtingsniveua te verhogen. Door echter gebruik te maken van LED’s die aan springen bij naderend verkeer kan die extra aandacht eveneens getrokken worden zonder dat daarvoor extra lichthinder dient gecreëerd te worden. Bij gebruik van rotondes kan vermeden worden dat het verlichtingsniveau op de rotonde dient verhoogd te worden om de aandacht op het obstakel te vestigen. Uiteraard kan dat leiden to vermindering van lichthinder. Klemtoon verlichting Hierbij hebben we het in de eerste plaats over verlichting die de aandacht of klemtoon op een gegeven moet leggen. Ook monumentverlichting kan hieronder verstaan worden. Vlaanderen heeft een prachtig cultureel erfgoed waar we zeker meer dan trots op mogen zijn. Het is best begrijpbaar dat we al deze schoonheid dan ook in het licht willen plaatsen. Ook bedrijfsgebouwen worden steeds meer met klemtoonverlichting in de kijker gezet. Helaas is deze klemtoonverlichting in de meeste gevallen erg inefficiënt en energieverspillend. Ook hierbij worden vaak schijnwerpers gebruikt die het gebouw van beneden uit aanstralen. Ze worden vaak zodanig geplaatst dat het overgrote deel van het licht verloren gaat in de lucht. Zeker als van onder uit wordt verlicht wordt een behoorlijk deel van het licht naast het gebouw gestuurd. Vaak worden ook donkere zwarte kerktorens verlicht. Men gaat daarbij een zwart object verlichten ten opzichte van een zwarte achtergrond. Dat heeft simpelweg geen zin zal vooral schaduwen op de wolken werpen. In dergelijke gevallen dient de klemtoonverlichting in de eerste plaats beperkt te worden tot het stenen gedeelte van de toren en niet de spits. Dat is ook makelijker te controleren dat je niet veel lichtstroom naar de omgeving hebt. Waar het kan moet er getracht worden om de verlichting van bovenuit te doen. Bij beschermde gebouwen is dat moeilijk daar het uitzicht van het gebouw niet mag veranderen door de geplaatste toestellen. Echter in heel wat gevallen zijn er overhangende dakgoten waarin de verlichting kan weg gewerkt worden. Op die wijze kan men heel wat vervuiling vermeiden en ook heel wat energie uitsparen. Sint-Niklaas heeft dit principe toegepast voor haar oude postkantoor op de grote markt waarbij 65% energie kon bespaard worden. Indien toch van onderuit verlicht wordt is het erg belangrijk goed af te schermen. Projectoren kunnen veelal met heel wat schermen uitgerust worden die goed kunnen ingesteld worden waardoor het licht dat naast het gebouw gaat kan afgeschermd worden. Bij opwaartse verlichting is het ook van belang te zorgen dat de hoofdbundel een meter onder de dakgoot blijft. Er zal altijd nog een nevenbundel zijn die de extra meter mee zal verlichten. Indien dat hoger verlicht wordt zal een behoorlijk deel van het licht naast het gebouw gaan. Deze principes werden toegepast bij het stadhuis van Sint-Niklaas waar op deze wijze een energiebesparing van 60% kon gerealiseerd worden Ook dient er rekening gehouden te worden met het verlichtingsniveau. Het is niet nodig om veel feller te verlichten dan de omgeving. In sommige landen beperkt men dit tot 1 cd/m². Uiteraard zal dat ook heel wat lichthinder beperken. Een andere techniek die kan gebruikt worden is het inkapselen van het licht. Men gaat met minder sterke lichtbronnen accenten leggen op een aantal architecturale aspecten van het gebouw. Dit licht is zodanig gericht dat het niet opwaarts gaan buiten deze elementen. De nieuwe verlichting van de vredesbrug van Willebroek werd deels zo aangepakt waarbij een besparing van 85% kon gerealiseerd worden. De verlichting veroorzaakte ook heel wat minder hinder voor de omgeving, maar minstens even belangrijk, de structuur van de brug werd veel duidelijker zichtbaar en met een betere sfeer dan met de oude oplossing. Eveneens dient deze verlichting niet de hele nacht door te branden. Deze verlichting dient vooral om toeristen aandacht te laten vestigen op ons cultureel erfgoed. Na middernacht zijn deze nog dun bezaaid in de stad en kan de verlichting dus beter gedoofd worden. Terreinverlichting Hierbij gaan we het in de eerste plaats hebben over sportveldverlichting, verlichting van bedrijfsterreinen, parking verlichting. We gaan hier vooral hebben over terreinen waar zonder dat verlichting op het terrein staat verlicht dient te worden. Veelal worden bij sportvelden projectoren symmetrische projectoren gebruikt die dan gekanteld worden in de richting van het te verlichten terrein. Echter bijna de helft van het licht zal dan het doelgebied missen en naar de omgeving en de hemel gaan. Dit dient vermeden te worden door het gebruik van de juiste projectoren die correct geplaatst zijn. Een voorbeeld van een case waar Preventie Lichthinder vzw mee bij betrokken was, is de verlichting van het sportveld van Sinaai. Hierbij werden net als voorheen 8 toestellen gebruikt. Deze keer ging het echter over asymmetrische projectoren die op 6 palen langs het veld in plaats van 4 palen naast het veld werden geplaatst. Hierdoor konden de toestellen horizontaal opgesteld worden waardoor het licht binnen het doelgebied van het veld blijft en opwaartse lichtstroom beperkt wordt tot het gereflecteerde licht. Op deze wijze kon 50% energie bespaard worden en was de zichtbaarheid op het veld beter als gevolg van weinig verblinding en een meer gelijkvormige verlichting op het veld dan voorheen. Voor dergelijke verlichting dienen dus bij voorkeur sterk asymetrische verlichtingstoestellen gebruikt te worden met volgende eigenschappen: - uitvalshoek 50°-60° t.o.v. de loodlijn op het fron tglas. - Gladde of gesatineerde reflector. - Full Cutoff : geen verstraling hoger dan 10° onder HVT - Aanvullende deflector of paralumen De montage van deze toestellen dienen steeds horizontaal geplaatst te worden of met een inclinatie van 0°. Hieronder vindt je een aantal voorbeelden van dergelijke projectoren. Zwak asymmetrische reflectortoestellen dien voor de meeste toepassingen dan weer eerder vermeden te worden. Deze hebben een uitvalshoek van tussen de 15° en de 45° t.o.v. de l oodlijn op het frontglas. De redenen hiervoor zijn dat door de zwakke asymmetrie moet het toestel zodanig veel geïnclineerd worden om het doelgebied te bereiken dat de brander rechtstreeks kan doorstralen boven 10° onder het HVT, zelfs boven het HVT. Tegelijk doen zich dezelfde verschijnselen symmetrische open projectoren (zie verder) voor als bij de Zwak asymmetrische projectoren zijn daarom alleen geschikt voor het verlichten van terreinen bij verhouding paalhoogte/terreinbreedte 1/1 tot ½ De montage dient zodanig gedaan te worden dat de inclinatie beperkt is zodat geen doorstraling van de brander hoger dan 10° onder het HVT ontstaat. Absoluut dienen het gebruik van symmetrische open projectoren voor dergelijke toepassingen vermeden te worden, zowel met als zonder deflector boven de brander. Hieronder vindt je een aantal voorbeelden Dit om de volgende redenen: - Zonder deflector ontstaat rechtstreekse doorstraling van de brander tot 60-70° boven het HVT = zeer zware lichtvervuiling. ook met deflector is de brander vaak onvoldoende afgeschermd tegen doorstraling boven 10° onder het HVT = zware lichthinder omgeving ! - de sterke lichtdiffusie op het reflectoroppervlak is zichtbaar in een groot gebied (30-50°) buiten de hoofdbundel en dus ook boven het HVT = zware lichthinder en lichtvervuiling. Deze toestellen kunnen enkel toegepast worden voor zeer lage inclinatie of vrijwel loodrecht neerwaartse aanstraling. Deze toestellen kunnen dus wel gebruikt worden waar de toestellen midden op een terrein kunnen geplaatst worden. Ook voor driving ranges wordt vaak verlichting gebruikt die het hele terrein aanstraalt. Deze verlichting wordt gebruikt om te zien hoe het balletje door de lucht vliegt. Vandaar dat hiervoor dergelijke verlichting gebruikt wordt. Echter door de golfballetjes met een fluorescerende coating te voorzien kan dit effect nog beter gerealiseerd worden. Men gaat dan meer contrast hebben doordat men een licht balletje tegenover een donkere achtergrond kan volgen in plaats van een wit balletje tegenover een verlichte achtergrond. De zichtbaarheid wordt dus beter. Men dient alleen licht te voorzien op het afslagpunt dat ook het lichtgevend effect van het balletje opwekt. Men kan op die wijze tot met een zelfde energieverbruik als voor een 8 tal afslagpunten, maar liefst een 480 opslagpunten voorzien en dus heel wat energie beperken zonder veel lichtvervuiling te hebben. Verlichting wordt op terreinen ook vaak voorzien ter beveiliging of ter voorkoming van criminaliteit. Verlichting zal niet de veiligheid tegen criminaliteit verhogen. Sociale controle is daar het sleutelwoord. Verlichting kan wel helpen bij deze sociale controle. Verlichting heeft dus enkel zin op plaatsen waar voldoende sociale controle aanwezig is en op tijdstippen dat deze aanwezig is. Plaatsen met weinig sociale controle hebben vaak het tegengestelde effect. Een inbreker of crimineel kan door het licht veel sneller werken zonder dat hij gezien wordt. Hij kan makkelijk slachtoffers uitzoeken van in de schaduw. Op dergelijke plaatsen blijkt verlichting een omgekeerd effect te hebben op de veiligheid. Eveneens van belang is dat je verblinding vermeid. Als men deze die de sociale controle uitoefenen verblind zien deze niet echt wat er gebeurd en heeft verlichting dus geen toegevoegde waarde. Verlichting die pas aanspringt als iemand het terrein betreed zal ook meer de aandacht trekken en zo de sociale controle verhogen op de tijdstippen dat het effectief van belang is. Reclame verlichting Deze verlichting wordt in de meeste gevallen niet door de gemeente voorzien, doch kan de gemeente daarin een belangrijke rol spelen. Daarom dat we dit aspect ook hier even kort wensen aan te halen. Meestal wordt reclame verlichting zeer ondoordacht gedaan. Er worden grote spots op de panelen gericht. Vaak worden deze recht naar boven gericht waarbij slechts een klein deel van het licht op het paneel zelf terechtkomt. Veel van deze spots schijnen ook in de ogen van de weggebruikers wat gevaarlijke verkeerssituaties kan opleveren. Maar men kan reclame ook op een andere manier verlichten. Bijvoorbeeld van bovenuit naar beneden toe. Op deze wijze kan men het paneel efficiënt aanstralen en het niet gebruikte licht zal minder hinder opleveren voor de omgeving en eerder de onmiddellijke omgeving van het gebouw verlichten. Daarnaast kan men zich ook de vraag stellen wat het nut is van reclameverlichting die de hele nacht door brandt. Na sluitingsuur kan dit geen extra klanten meer opleveren en na middernacht zijn er zo weinig mensen onderweg dat slechts een heel beperkt publiek, dat dan meestal toch geen aandacht heeft voor de reclame, kan bereikt worden. Lichtvervuiling veroorzaakt door reclameverlichting kan dus grotendeels vermeden worden door deze verlichting van bovenuit te plaatsen, en ze te doven zodra er weinig potentiële klanten op de baan zijn. Bijvoorbeeld na 11 uur ‘s avonds. Interne reclame verlichting zijn vaak heel efficiënt, maar gaan wel veel licht sturen naar waar we het niet wensen en dus een belangrijke bijdrage leveren tot de lichtvervuiling. Men kan dit ook vervangen door een zwak lichtschijnsel achter het logo te plaatsen die dan door het contrast te creëren met veel minder vervuiling en energie het logo toch mooi in beeld kan brengen. Reclame verlichting beperkt zich tot het verlichten van een logo, slogan of merk. De rest mee verlichten wordt door de wetgever niet gezien als reclameverlichting. Gemeenten kunnen hier beperkende maatregelen opleggen aan de hand van een politiereglement. De meeste gemeenten heffen echter ook een taks op reclame verlichting. Deze kan eveneens zodanig opgesteld worden dat deze regulerend is door kortingen te geven per maatregel die genomen wordt om lichthinder te beperken. Dienstverlening Preventie Lichthinder vzw Preventie Lichthinder vzw heeft ook heel wat dienstverlening die uw gemeente kunnen helpen om lichthinder te beperken. We zetten ze hier even kort op een rij. Het eerste luik richt zich vooral op opleiding en bewustmaking. Hierbij kunnen een aantal infosessies voorzien worden. Standaard worden de volgende opties aangeboden: - - - Standaard infosessie die alle aspecten van lichthinder behandeld. Er wordt aangegeven wat lichthinder en lichtvervuiling is, wat de oorzaken en gevolgen zijn en hoe deze gevolgen tot een minimum kunnen beperkt worden door goed te verlichten. Welke wetgeving in Vlaanderen van toepassing is wordt eveneens bekeken. Kortom, niet alleen problemen, maar ook oplossingen staan op het programma. Deze sessie kan aangeboden worden voor 85 euro + 0,4 euro / km verplaatsingsvergoeding +21% BTW. Dezelfde standaard infosessie maar verijkt met voorbeelden uit de eigen gemeenten. Op voorhand worden er foto’s gemaakt in de gemeenten met van alle toepassingen goede en slechte voorbeelden uit de gemeenten. Het voordeel is dat de inwoners deze plaatsen kunnen herkennen en zo beter kunnen inbeelden waar het over gaat. Daar hiervoor een extra verplaatsing naar de gemeente dient gemaakt te worden, moet hier een hogere kostprijs voor aangerekend worden. Deze sessie kan aangeboden worden voor 170 euro + 0,4 euro / km verplaatsingsvergoeding +21% BTW. Men kan de sessie ook aanbieden met een wandeling. Deze optie is vooral interessant als men een specifieke doelgroep wens te bereiken zoals de bedrijven van een bepaald bedrijventerrein. Er wordt dan een korte presentatie voorzien als inleiding om dan de voorbeelden zelf op het terrein te gaan bekijken. Deze wandeling wordt vooraf voorbereid. Er worden dan eveneens foto’s gemaakt die in een presentatie worden verwerkt zoal voor de vorige optie. In geval van slecht weer kan voor deze presentatie gekozen worden in plaats van de wandeling. Deze sessie kan aangeboden worden voor 170 euro + 0,4 euro / km verplaatsingsvergoeding +21% BTW. In de verplaatsingskosten is ook een bijdrage begrepen aan een CO² compensatiefonds zodat onze verplaatsingen zoveel mogelijk CO²-neutraal gebeuren. We werken daarvoor samen met het volgende fonds: http://www.compenco2.be Daarnaast kunnen we u ook begeleiden bij concrete verlichtingsprojecten. Ook daar zijn diverse opties voor mogelijk. De eenvoudigste oplossing is dat u ons de verlichtingsplannen op stuurt en wij op het punt van lichthinder hiervan een evaluatie maken. Er wordt nagegaan of deze verlichting conform de reglementering geldig in Vlaanderen is en of er verbeteringen mogelijk zijn om lichthinder in te perken. Deze dienst kan aangeboden worden voor 170 euro per te evalueren plan + 21 % BTW. Echter ook intensievere begeleiding is mogelijk. Hierbij kan het volledige project van begin tot einde mee begeleid worden op het punt van lichthinder. Verdere invulling laten we verder over aan de standaard partners voor de gemeente. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld helpen met het schrijven van de openbare aanbesteding op het punt van lichthinder. Vervolgens de binnengekomen offertes evalueren op het punt van lichthinder en mee aan de gunningsnota schrijven voor de gemaakte keuze op het punt van lichthinder. Als de installatie geplaatst is kan er gecontroleerd worden of dit volgens de afspraken is gebeurd en de toestellen dus niet zo geplaatst zijn dat toch nog extra hinder en problemen kunnen gegenereerd worden. Deze dienst wordt aangeboden voor 85 euro per te presteren dagdeel. Er dienen daar mogelijk ook verplaatsingen voor te gebeuren die dan eveneens voor 0,4 euro per km worden verrekent. Ook hier dient 21% BTW betaald te worden. Men kan Preventie Lichthinder vzw best contacteren via e-mail voor verdere informatie en prijsoffertes op [email protected] Verdere contact gegevens zijn Preventie Lichthinder vzw Holandstraat 7 2060 Antwerpen [email protected] Tel.: +32-474-50.17.95 Preventie Lichthinder vzw Hollandstraat 7 2060 Antwerpen e-mail: [email protected] website: www.preventielichthinder.be Lidmaatschap Preventie Lichthinder vzw Naam: Voornaam: Geslacht: Man / Vrouw (schrappen wat niet past) E-mail: Adres: Postcode: Gemeente: Telefoon: Geboortedatum: □ Ik wil lid worden van Preventie Lichthinder vzw (15 euro / jaar) □ Ik wens ook lid te worden van International Dark-Sky Association (www.darksky.org) voor 25 euro in plaats van 50 dollar. □ Ik wens actief deel te nemen aan projecten voor gemeenten en bedrijven. Handtekening: Handtekening Preventie Lichthinder vzw voor betaling.