Na een beroerte (CVA) - Streekziekenhuis Koningin Beatrix

advertisement
Neurologie
Na een beroerte (CVA)
Informatie voor patiënten en hun naasten
Eigendom van:
Notities
2
Inhoudsopgave
Inleiding
5
Deel 1 Informatie over een beroerte
Wat is een beroerte
6
Anatomie van de hersenen
7
Wat zijn de mogelijke gevolgen?
7
Deel 2 Opname in het ziekenhuis
Afdeling C1 (neurologie)
9
Contactpersoon
9
Onderzoeken
9
Welke behandeling?
10
Behandelaars en zorgverleners
10
Deel 3 Tips en adviezen voor naasten
Algemene adviezen
12
Communiceren met de patiënt
12
Tijdsbesef
12
Geheugen
12
Spraak/taalstoornissen
13
Veranderingen in karakter en persoonlijkheid
13
Overschatten van de eigen mogelijkheden
14
Apraxie
14
Agnosie
14
Problemen met de ruimtelijke waarneming
14
Neglect
14
Lichamelijke gevolgen
15
Sexualiteit en intimiteit
15
Wat kan de rest van de omgeving doen?
15
Steun voor familie en naasten
16
Steunpunt mantelzorg
16
3
Deel 4 Na ontslag uit het ziekenhuis
Voorbereiding op ontslag
17
Verpleegkundig specialist neurologie
17
Het CVA nazorg traject
17
Maatschappelijk werker
17
CIZ
18
Na ontslag uit het ziekenhuis
18
Autorijden
19
Deel 5 Wat kunt u zelf doen om een nieuwe beroerte te voorkomen
Niet beïnvloedbare risicofactoren
20
Beïnvloedbare risicofactoren
20
Adviezen
21
Medicijnen
21
Hoe verder
21
Belangrijke telefoonnummers en adressen
22
Bij wie kan ik terecht met vragen?
23
Geheimhouding en recht op privacy
23
Adresgegevens SKB
23
4
Inleiding
U, of uw naaste, heeft een hersenbloeding of herseninfarct doorgemaakt.
De medische term hiervoor is CVA (Cerebro Vasculair Accident). Letterlijk vertaald betekent
dit een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Een andere medische term die ook wordt
gebruikt is “stroke”. In het dagelijks taalgebruik wordt het een beroerte genoemd. Daarom
spreken we in deze informatiemap zoveel mogelijk van een beroerte.
Een beroerte is vaak een heel ingrijpende gebeurtenis. Daarom willen wij u en uw familie zo
goed mogelijk informeren. Deze informatiemap is een schriftelijke aanvulling op de informatie
die u krijgt op de afdeling.
De verpleegkundige zal met u deze informatiefolder doornemen en zoveel mogelijk vragen
beantwoorden. Als dit nog niet met u doorgenomen is, mag u hier rustig om vragen.
Ook zal er na een paar dagen een gesprek met de verpleegkundig specialist neurologie
plaatsvinden. Zij geeft u uitleg over het ziektebeeld, informeert over medicatiegebruik,
verdere gevolgen voor de toekomst en het autorijden.
In deze folder wordt verschil gemaakt tussen een herseninfarct en een hersenbloeding (zie
pagina 6). Veel informatie is echter voor beide ziektebeelden hetzelfde. De verpleegkundige
zal bij u aangeven welke informatie voor u van toepassing is.
Bij het opstellen van deze informatiemap is gebruik gemaakt van de informatiemap van de
werkgroep CVA Tools4care Voorlichting. Dit is aangevuld met informatie van de afdeling C1
van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB). Deze brochure is bestemd voor mensen
die worden opgenomen in het SKB na een beroerte.
In sommige gevallen staat er alleen hij of alleen zij. In beide gevallen wordt zowel hij als zij
bedoeld.
5
Deel 1 Informatie over een beroerte
Wat is een beroerte
De medische term voor een beroerte is CVA. Dit is de afkorting van Cerebro Vasculair
Accident. Daarmee wordt een ongeluk (accident) in de bloedvaten (vasculair) van de
hersenen(cerebro) bedoeld. Ook wordt de medische term “stroke” nogal eens gebruikt voor
deze aandoening. Bij een beroerte krijgen de hersenen opeens te weinig zuurstof.
Er zijn twee vormen:
Een herseninfarct
Meestal gaat het bij een beroerte om een herseninfarct; Dit is bij 80% van de patiënten het
geval. Dit houdt in dat er een bloedvat wordt afgesloten door een bloedstolsel. Ook kan het
zijn dat een bloedvaatje in de hersenen is dichtgeslibd, bijvoorbeeld door slagaderverkalking.
Een deel van de hersenen krijgt daardoor te weinig zuurstof.
Een hersenbloeding
Bij een hersenbloeding scheurt een bloedvat in de hersenen of knapt open, vaak doordat
deze verzwakt is door slagaderverkalking. Daardoor hoopt zich bloed op in de hersenen en
worden hersencellen beschadigd. Dit noemt men een intra cerebrale bloeding. De oorzaak is
vaak een aneurysma( een plaatselijke verwijding of uitstulping van de slagader ) of een
(aangeboren) afwijking in de bloedvaten.
Een hersenbloeding komt veel minder vaak voor dan een herseninfarct (bij ongeveer 20%
van de patiënten). Bij een kwart van de patiënten met een hersenbloeding loopt het bloed
tussen de hersenvliezen, deze zitten om de hersenen, onder de schedel. Dit noemt men een
subarachnoidale bloeding en wordt vrijwel altijd veroorzaakt door een aneurysma.
Een hersenbloeding begint met plotselinge hoofdpijn, die gevolgd wordt door een gestaag
toenemend verlies van zenuwfuncties, bijvoorbeeld spierzwakte, verlamming, verlies van
spraak- of gezichtsvermogen en verwardheid. Misselijkheid, braken, een diep blazende
ademhaling, epileptische aanvallen en bewustzijnsverlies komen ook vaak voor en kunnen
binnen enkele minuten optreden.
6
Anatomie van de hersenen
a: grote hersenen
b: kleine hersenen c: hersenstam
Grote hersenen
De grote hersenen zijn in twee gelijke helften (hemisferen) verdeeld.
De linkerhersenhelft stuurt de rechter lichaamshelft en de rechterhersenhelft de linker
lichaamshelft.
Veel functies worden door de grote hersenen aangestuurd. Zoals: het zien, spreken, lezen,
schrijven en alle grove lichaamsbewegingen.
Kleine hersenen
De kleine hersenen liggen achter/onder de grote hersenen, ze zijn echter veel kleiner zijn
dan de grote hersenen. De kleine hersenen zijn met de hersenstam verbonden. De kleine
hersenen zijn o.a. verantwoordelijk voor de coördinatie van bewegingen en houding.
Daarnaast zijn ze betrokken bij het bewaren van het evenwicht.
Hersenstam
De hersenstam kan beschouwd worden als de verbinding tussen de grote hersenen, de
kleine hersenen en het ruggenmerg. In de hersenstam bevinden zich functies die bestuurd
worden buiten het bewustzijn om.
Voorbeelden hiervan zijn de bloeddruk, de hartfrequentie, de ademhaling, de
lichaamstemperatuur en ze hebben een belangrijke hormonale functie.
Wat zijn mogelijke gevolgen?
De gevolgen van een beroerte verschillen van persoon tot persoon.
De gevolgen zijn afhankelijk van:
• Het deel van de hersenen dat beschadigd is, bijvoorbeeld of het gaat om het deel waar
de spraak wordt geregeld, of het deel dat het functioneren bepaalt van een bepaalde arm
of been.
• Hoe groot het beschadigde deel is van het gebied in de hersenen dat verantwoordelijk is
voor een bepaalde functie. Hoe groter het beschadigde deel, hoe meer verschijnselen
iemand er aan overhoudt.
• De gezondheid van de patiënt zelf: de conditie en leeftijd.
7
Gevolgen kunnen bijvoorbeeld zijn:
• Onduidelijk praten en moeite met de taal
• Slikproblemen
• Verlamming of krachtsverlies in armen of benen
• Uitval van een deel van het gezichtsveld
• Moeite met concentreren en herinneren
• Vermoeidheid
• Sneller (dwang-) huilen/ soms dwanglachen
• Gedrags-, persoonlijkheids- en/of karakterverandering
• Bewustzijnsdaling of zelfs coma
Vaak herstelt een deel van het aangetaste hersengebied zich na enige tijd weer. Dan zijn de
klachten of verschijnselen van tijdelijke aard. Houdt u er rekening mee, dat een deel van de
klachten niet zichtbaar is, vooral karakterveranderingen. De familie en naasten merken dat
echter heel goed.
In het begin is het niet goed te voorspellen welke verbeteringen op zullen treden. Dat blijkt
pas na verloop van tijd. Bijna altijd betekent dit voor u en uw familie dat u niet wordt zoals u
voorheen was.
De kans op herstel is groter als we zo vroeg mogelijk starten met behandelen. Daarom krijgt
u meteen allerlei behandelaars aan uw bed.
8
Deel 2 Opname in het ziekenhuis
Als u in het ziekenhuis komt, zult u eerst op de Spoedeisende hulp (SEH) terechtkomen. Hier
zal de neuroloog en/of arts-assistent u onderzoeken. Er wordt in principe een CT-scan
gemaakt om te zien of u een herseninfarct heeft gehad of een hersenbloeding. Aan de hand
daarvan wordt bepaald op welke afdeling u wordt opgenomen en welke behandeling voor u
het meest geschikt is.
Afdeling C1 (neurologie)
Binnen het ziekenhuis wordt u meestal op de stroke-unit van de afdeling neurologie
opgenomen. Op de stroke-unit worden belangrijke functies bewaakt. U ligt dan aan een
monitor waarmee de bloeddruk, pols, hartritme, ademhaling en temperatuur nauwgezet
worden bewaakt. Als uw situatie medisch stabiel is, wordt u van de monitor afgekoppeld.
Het is mogelijk, dat u gedurende de opname naar een andere kamer wordt verhuisd.
Wij verzoeken bezoek niet langer dan één uur te blijven en niet meer dan twee bezoekers
per patiënt.
Op deze kamer kunt u televisie kijken, maar het wordt aangeraden dit niet te veel te doen,
omdat dit erg vermoeiend is.
U wordt behandeld door een groep van verschillende behandelaars en verzorgers. Dit wordt
een multidisciplinair behandelteam genoemd. Meer hierover leest u op pagina 11.
Contactpersoon
Het behandelteam wil graag horen wie van uw naasten de eerste contactpersoon is. Samen
met u, en eventueel met uw contactpersoon, wordt de behandeling en verzorging besproken.
Onderzoeken
De meest voorkomende onderzoeken zijn:
• Bloedonderzoek
• Hartfilmpje (ECG) en echo van het hart
• CT-scan of MRI van de hersenen
• Duplex-onderzoek van de halsvaten
Bloedonderzoek
De eerste dagen kan regelmatig bloed worden afgenomen voor onderzoek. Dit gebeurt
onder ander om uw bloedsuikers en cholesterol te onderzoeken.
Elektrocardiogram (ECG)
De beroerte kan veroorzaakt zijn door een hartaandoening. Daarom wordt een ECG
(hartfilmpje) gemaakt. Dit gebeurt bij opname op de Spoedeisende Hulp (SEH).
Tevens zal er in de eerste dagen een echo van het hart gemaakt worden.
CT en MRI van de hersenen
Met een CT-scan (Computer Tomograaf) wordt een fotografische dwarsdoorsnede van het
hoofd gemaakt. Ook de MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging) is bedoeld om van
buitenaf foto’s te maken van de hersenen.
Duplex van de halsvaten
De duplex is een echo-onderzoek waarbij je aan de hand van geluidsgolven kunt zien of de
bloeddoorstroming normaal is of dat er vernauwingen zijn.
Over de meeste onderzoeken is er een folder beschikbaar. Vraag hier gerust om bij de
verpleegkundige. De uitslag krijgt u later te horen van de neuroloog of verpleegkundig
specialist.
9
Welke behandeling?
Bij een herseninfarct is de behandeling enerzijds gericht op het voorkomen van een nieuwe
beroerte of extra schade aan de hersenen door het geven van medicijnen. Anderzijds is
behandeling gericht op revalideren en het beperken van de gevolgen van de beroerte.
Trombolyse
Bij patiënten die een herseninfarct hebben gehad kan trombolyse (oplossen van stolsel)
worden toegepast. Dat is een manier om de verstopping in de bloedvaten op te heffen.
Daardoor worden de negatieve gevolgen van de beroerte zo veel mogelijk beperkt.
Trombolyse moet binnen 4,5 uur na de eerste verschijnselen worden gestart. Er zijn strenge
eisen aan verbonden. Daardoor komt niet iedereen in aanmerking voor trombolyse. De
neuroloog bepaalt of trombolyse voor u zinvol is.
Bij een hersenbloeding is rust de eerste paar dagen erg belangrijk voor de patiënt. De
bedoeling is dat de patiënt niet te veel prikkels krijgt zodat de hersenen tot rust kunnen
komen. Dit kan betekenen dat u de eerste dagen op een één- persoonskamer komt te liggen.
De eerste dagen hebt u bedrust en zal de hoofdsteun licht omhoog mogen. Dit om de
hersenen de tijd te geven om het bloed te laten resorberen (opnemen) en de druk op het
hoofd zo laag mogelijk te houden. Afhankelijk van de grootte van de bloeding en het herstel
mag de hoofdsteun langzaam omhoog en zal er langzaam gestart worden met het
mobiliseren (vaak onderleiding van een fysiotherapeut, zie pagina 11).
Medicatie
Wanneer u bloedverdunners gebruikt, worden deze bij opname direct gestaakt. Om
trombose tegen te gaan krijgt u kousen aangemeten van de voeten tot aan de heupen.
De neuroloog bepaalt wanneer er weer gestart wordt met bloedverdunners. Ook wordt er
zo nodig medicatie tegen hoofdpijn en misselijkheid gegeven. Uw ontlastingspatroon wordt
in de gaten gehouden en zo nodig krijgt u ook hier medicatie voor, zodat u niet te veel hoeft
te persen.
Behandelaars en zorgverleners
De behandeling is verschillend per patiënt. Afhankelijk van de klachten die u hebt, wordt u
behandeld door een fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist of een diëtist.
Dit multidisciplinaire team staat onder verantwoordelijkheid van de neuroloog en eventueel
de revalidatiearts. Dit team bepaalt samen met u welke behandeling het beste bij u past.
Neuroloog
In het ziekenhuis is de neuroloog uw behandelende arts. Hij informeert u over het beloop van
de ziekte, de behandeling, de medicatie en de bijwerkingen, geeft uitslagen van
onderzoeken en geeft voorlichting.
Revalidatiearts
De revalidatiearts behandelt de gevolgen van een beroerte voor het dagelijks functioneren
en adviseert hoe de behandeling het beste gedaan kan worden. Ook geeft hij adviezen waar
u het beste kunt revalideren, zoals verpleeghuis, revalidatiecentrum of verzorgingshuis
Verpleegkundigen
De verpleegkundige helpt u bij de dagelijkse verzorging en het medicijngebruik. Zij start vaak
als eerste met de revalidatie en oefent met u om zoveel mogelijk zelf te leren doen.
Verder bereidt zij u voor op onderzoeken, observeert het verloop van uw ziekte en herstel en
begeleidt u in dat proces. Zij coördineert de zorg en de begeleiding die u krijgt en is het
eerste aanspreekpunt voor u en de familie.
10
Verpleegkundig specialist
De verpleegkundig specialist ziet u meestal tijdens de opname. Zij zal u in begrijpelijke taal
uitleggen wat een beroerte inhoudt en welke gevolgen en consequenties de beroerte voor u
en uw naasten zou kunnen hebben. Ook bespreekt zij op dat moment al met u welke
behandelings- en begeleidingsmogelijkheden er na ontslag voor u zijn.
Fysiotherapeut
Na een beroerte kunt u problemen hebben met bewegen. Vaak is het dan zo dat u één zijde
van uw lichaam niet of niet goed kunt bewegen of dat de balans moeizaam is. De
fysiotherapeut komt bij u om te kijken welke problemen u hebt en welke activiteiten u moeilijk
uit kunt voeren. U traint met hem de activiteiten die moeilijk voor u zijn. Zoals het lopen,
draaien in bed, verplaatsen van bed in stoel. Verder geeft de fysiotherapeut allerlei adviezen
over hulpmiddelen en over uw houding in bed of in de (rol)stoel.
Ergotherapeut
Na een beroerte kan het zijn dat u in uw dagelijks leven praktische problemen heeft met
bijvoorbeeld uw persoonlijke verzorging. Dat kan komen doordat u één lichaamszijde niet of
niet goed kunt bewegen.
Bij de ergotherapie oefent u hoe u uzelf weer kan verzorgen, het huishouden doen, hobby’s,
studie of werk kan doen. De ergotherapeut kan u ook adviseren over tijdelijke hulpmiddelen
en voorzieningen.
Logopedist
Na een beroerte kunt u een taal-, spraak- of slikstoornis hebben.
• Bij een taalstoornis (afasie) is spreken, begrijpen, schrijven en lezen in meer of mindere
mate aangedaan.
• Bij een spraakstoornis (dysartrie) is het uitspreken van woorden en zinnen moeilijk
geworden. Het begrip van taal is hierbij over het algemeen goed.
• Bij een slikstoornis kan het slikken van speeksel, vloeistof of voedsel problemen
opleveren. Slikproblemen kunnen onder andere leiden tot onvoldoende voedselinname.
Ook kunt u zich verslikken, waarbij voedsel in de longen terecht kan komen.
Als u één of meer van bovengenoemde problemen heeft, komt de logopedist bij u langs. De
logopedist gaat gericht met u oefenen. Ook geeft zij adviezen over het spreken en slikken
aan u en uw familie of naasten.
Zie voor verdere uitleg bladzijde 13.
Diëtist
De diëtist zorgt ervoor dat u de juiste voeding krijgt.
• Vast of vloeibaar voedsel
Als u slikproblemen heeft, kan het zijn dat u bepaalde voeding niet veilig kunt slikken,
vooral als het dun-vloeibaar is zoals water. De voeding moet dan aangepast worden,
bijvoorbeeld dikvloeibare of gemalen voeding. De diëtist bekijkt of de voeding alle
belangrijke voedingsstoffen heeft. Zo nodig kunt u extra verstrekkingen krijgen ter
voorkoming van gewichtsverlies. Mocht u ondanks dat nog te weinig voeding binnen
krijgen dan kunt u sondevoeding toegediend krijgen.
• Sondevoeding
Sondevoeding is een dunne, vloeibare voeding die via een slangetje (de sonde) de maag
inloopt. De diëtist berekent aan de hand van uw leeftijd, lengte en gewicht de juiste
hoeveelheid en soort sondevoeding die u nodig heeft.
11
Deel 3 Tips en adviezen voor naasten
Een beroerte komt meestal onverwacht. Soms treden er als gevolg van de beroerte
problemen op met spreken, begrijpen en/of gedrag. Dat betekent grote en meestal blijvende
veranderingen in het leven van u en uw naasten.
Als de algehele conditie verbetert, treden op verschillende vlakken verbeteringen op. Ook op
de langere termijn blijven verbeteringen mogelijk. Hieronder vindt u een aantal adviezen. Niet
alle adviezen zijn op u van toepassing, de situatie is namelijk voor iedere patiënt anders.
Algemene adviezen
• Zorg voor voldoende rust en ontspanning voor uzelf.
• Bespreek gerust uw problemen met deskundigen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de
verpleegkundig specialist neurologie, een (huis)arts of een maatschappelijk werker.
Bezoek
• De patiënt is snel vermoeid en heeft, afhankelijk van de gevolgen van de beroerte, veel
te verwerken. Daarom ervaart hij bezoek al snel als te druk. De patiënt ‘klapt’ dan vaak
‘dicht’ en valt helemaal stil.
Beperk daarom het aantal bezoekers tot 1 of 2, en beperk de tijd tot één uur achter
elkaar en niet langer.
• Het is zeer vermoeiend voor de patiënt met meerdere personen tegelijkertijd te praten.
Het is eenvoudiger voor de patiënt om naar één persoon te luisteren.
Communiceren met de patiënt
• Leg een patiënt uit wat er met hem gebeurt, ook al denkt u dat hij het niet kan begrijpen.
• Vertel de patiënt over de thuissituatie. Laat hem meedenken en beslissingen nemen (als
dat kan).
Tijdsbesef
Door de hersenbeschadiging weet de patiënt soms niet meer automatisch hoe lang iets
duurt, hoe lang hij ergens is en welke dag of hoe laat het is.
• Help de patiënt bewust te maken van de tijd, hoe laat het is.
• Een kalender en duidelijk zichtbare klok of wekker zijn hulpmiddelen.
Geheugen
Een patiënt weet zich vaak dingen van vroeger vrij goed te herinneren, maar kan nieuwe
informatie niet altijd, of alleen gebrekkig, onthouden. Er zijn echter ook patiënten die zich
bepaalde dingen van vroeger juist niet herinneren.
• Geef de patiënt informatie, ook al is dit een herhaling, in plaats van te controleren wat hij
nog weet.
• Het onthouden van namen en woorden is voor sommige patiënten moeilijk. Dit past bij
een beroerte.
• Noem de namen van bezoek. Verwacht echter niet dat alles kan worden onthouden.
12
Spraak/taalstoornissen
Taalstoornissen (afasie)
Mensen met een afasie hebben problemen met het begrijpen van gesproken taal, het
spreken, het lezen en het schrijven. Iemand met een afasie begrijpt soms niet wat er tegen
hem gezegd wordt. Ook kan het zijn dat hij of zij alleen de trefwoorden opvangt en zelf het
verband ertussen bedenkt. Vooral bij ingewikkelde zinnen kan dit misverstanden op leveren.
Soms zegt een afasiepatiënt een ander woord dan hij bedoelt. Ook kan hij moeite hebben
met het vinden van woorden en het maken van zinnen.
Spraakstoornissen (dysartrie)
Bij een dysartrie werken de spieren die nodig zijn voor de ademhaling, de stem, de uitspraak
en het eten en drinken onvoldoende. Mensen met een dysartrie zijn moeilijk te verstaan. Dit
kan komen door een onduidelijke spraak, een te zachte en/of hese stem, eentonig of nasaal
(door de neus) spreken. Vaak is er sprake van een verlamming aan één kant van het
gezicht, waardoor ook kauwen en slikken moeilijker gaat. Hierdoor kan speekselverlies
optreden en geeft het eten en drinken problemen.
Praten met een afasiepatiënt
• Geef de patiënt de tijd om op woorden te komen, geduld toont en niet voor de patiënt
gaat spreken. Val niet in de rede als hij iets probeert te zeggen.
• Maak korte zinnen maakt. Spreek rustig en geef niet te veel informatie tegelijk. Wacht de
reactie rustig af. Geef de patiënt dus de tijd. Wordt er niet begrepen wat u zegt, probeer
het dan met andere woorden te zeggen.
• Zeg hardop of u de patiënt begrijpt, ook als u hem wel begrepen heeft. Vaak maakt een
moeilijk sprekende patiënt via zijn gezichtsuitdrukking duidelijk of u begrepen heeft wat
hij tegen u probeert te zeggen. Gebruik geen stemverheffing. Hij kan niet altijd meteen
begrijpen wat u zegt. Maar met zijn/haar gehoor is niets aan de hand.
• Maak gebruik van alle mogelijke hulpmiddelen, zoals gebaren en tekeningen. Visuele
steun kan helpen. Begeleid dus uw woorden met voorwerpen, gebaren, tekeningen of
geschreven tekst. Spreek met een afasiepatiënt over onderwerpen waarmee hij
vertrouwd is en die persoonlijk belangrijk voor hem zijn.
• Als de patiënt moeite heeft met spreken, stel dan uw vragen zodanig dat met ja of nee
kan worden geantwoord en hij geen keuze hoeft te maken uit meerdere dingen. Als een
patiënt in staat is op te schrijven wat hij niet kan zeggen, geef dan pen en papier.
• Schrijf uw vragen aan de logopedist op en bespreek deze met haar. Ook zijn er
hulpmiddelen beschikbaar voor patiënten. De Afasievereniging Nederland hebben alle
mogelijke materialen voor u klaarliggen.
Veranderingen in karakter en persoonlijkheid
Zoals hiervoor al genoemd, is een deel van de gevolgen van een beroerte, niet zichtbaar
voor anderen. Het is echter wel heel goed merkbaar voor de naasten. Het gaat dan vooral
om psychologische veranderingen: persoonlijkheids- of karakterveranderingen, maar ook
een verminderde geheugenfunctie en verminderd begripsvermogen.
Een deel van de patiënten zal ontkennen dat er iets met hem aan de hand is. Anderen
worden passief en doen weinig meer op eigen initiatief, of zijn niet meer in staat om structuur
aan te brengen in hun leven.
13
Verder hebben sommige patiënten last van onbeheerst lachen en huilen, ‘dwanghuilen’ of
‘dwanglachen’. Probeer dit te accepteren en de patiënt hiervan af te leiden. Het kan zijn dat
hij zich schaamt voor het oncontroleerbare gedrag
De veranderingen in karakter en persoonlijkheid geven de partner en familie vaak het gevoel
met een ‘vreemde’ te maken te hebben.
Als u dat zo ervaart, bespreek dat met de neuroloog of verpleegkundige. Aarzel niet om
ondersteuning te vragen hoe u daar zo goed mogelijk mee kunt omgaan.
Overschatten van de eigen mogelijkheden
Sommige patiënten zijn zich als gevolg van het CVA niet bewust van hun beperkingen of
zien er de ernst niet van in. Ze proberen dingen te doen die ze niet kunnen. Dit kan onveilige
situaties opleveren.
• Vraag aan de zorgverleners wat de mogelijkheden zijn.
• Probeer hem van zijn tekortkomingen te overtuigen, maar vertel hem ook wat hij wel
goed kan.
Apraxie
Apraxie is het onvermogen om complexe handelingen in de juiste volgorde uit te voeren.
Moet ik eerst de schoen en dan de sok aantrekken of toch andersom? En: moet ik eerst het
koffiefilter pakken en dan de koffie opscheppen of toch niet?
Agnosie
Agnosie is het niet meer herkennen van personen, voorwerpen, geluiden of gezichten.
Hoewel de zintuigen (oren, ogen, handen) wel werken. Het kan voorkomen dat je als familie
niet herkend wordt. De herkenning is er wel als je begint te praten.
Problemen met de ruimtelijke waarneming
Iedereen heeft wel eens te maken met kleine foutjes in de ruimtelijke waarneming. U zet een
koffiekopje net naast de tafel als u ondertussen de krant aan het lezen bent. Of u denkt dat
er nog een trede van de trap komt terwijl u al op de grond staat.
Een patiënt met een beroerte in de rechter hersenhelft kan daar regelmatig last van hebben.
Hij verwart links en rechts of kan de afstand tot een bepaald voorwerp niet goed schatten.
Soms kan hij de krant niet lezen, omdat hij steeds de plaats kwijt raakt waar hij is gebleven.
• Attendeer hem op duidelijke herkenningspunten.
• Gebruik mondelinge aanwijzingen als hij uw gebaren niet begrijpt.
Neglect
Het kan voorkomen dat na een beroerte de patiënt minder attent is op één kant van het
lichaam of deze zelfs verwaarloost. Dit wordt neglect genoemd.
Bij patiënten met een beschadiging aan de linkerkant van de hersenen, kan dit neglect
optreden aan de rechterkant van het lichaam. Bij patiënten met een beschadiging aan de
rechterkant van de hersenen kan dit neglect juist aan de linkerkant optreden.
Neglect betekent dat een patiënt alle signalen die aan de verwaarloosde kant binnenkomen,
niet goed herkent, of er niet op reageert. Dit geldt zowel voor geluiden, voor letters of zinnen
tijdens het lezen, als voor voorwerpen.
Soms lezen ze bijvoorbeeld alleen het rechter - of linkerdeel van een woord of een zin. Een
patiënt met een beschadiging in de rechter hersenhelft leest het woord “tafel” bijvoorbeeld
als “fel”. Hij tekent alleen de rechterkant van een kruis of een poppetje.
Hij negeert u, wanneer u vanaf de verlamde kant tegen hem praat. Als u daarna omloopt
naar de andere kant of recht voor hem gaat staan, ervaart hij het alsof u net gekomen bent.
Tijdens het eten, eet de patiënt bijvoorbeeld alleen de ene helft van zijn bord leeg.
De ogen en oren zelf zijn niet beschadigd, maar de linkerkant bestaat in zijn beleving niet.
Harder praten heeft dan ook geen zin.
Wijs de patiënt steeds op allerlei dingen die aan de kant staan die hij verwaarloost, want
door het draaien van zijn hoofd ziet en hoort hij de dingen aan die kant wel.
14
Lichamelijke gevolgen
De meeste zichtbare zijn de lichamelijke gevolgen. Vooral de (halfzijdige) verlamming. Aan
één zijde zal de patiënt zijn arm/been niet meer kunnen bewegen en zal in een rolstoel
terecht komen. Of zijn arm/been kan de patiënt nog wel gebruiken, alleen de kracht,
coördinatie en de fijne motoriek (knoopjes dichtdoen) gaat moeizamer.
Seksualiteit en intimiteit
Seksualiteit is een onderwerp waar de meeste mensen niet makkelijk over praten.
Niet met hun partner, niet met hun beste vriend(in ), en meestal ook niet met hun huisarts of
hulpverlener.
Seksuele gevoelens verdwijnen niet als u een chronische ziekte heeft.
Wel kan een ziekte flinke invloed hebben op uw seksuele leven.
Hoe u daarmee omgaat, hangt voor een deel af, van het moment dat u ziek werd.
Welke klachten u kunt ondervinden wordt hieronder aangegeven.
Mannen
• Na een beroerte kan bij de man de zin in vrijen verminderen of juist ontremd hierin zijn.
• Door een beroerte verliest de man vaak macht en controle. (barst in zijn mannelijke
trots).
• Na een beroerte krijgt een deel van de mannen last van te vlug klaarkomen.
• Na een beroerte krijgt een deel van de mannen een erectieprobleem.
• Een deel van de mannen krijgt tijdens het vrijen last van faalangst, waardoor ze een
beginnende erectie weer verliezen.
• Bij een (dreigend) erectieprobleem stoppen mannen vaak met voorspel omdat "ze het
niet meer kunnen afmaken".
Vrouwen
• Na een beroerte daalt het verlangen van een vrouw naar seksueel contact sterk.
• Door een beroerte verliest de vrouw vaak vrouwelijke aantrekkelijkheid. Dit zorgt voor
een flinke barst in haar vrouwelijk zelfvertrouwen.
Uit onderzoek blijkt dat helft van de patiënten seksualiteitsproblemen ervaart
als gevolg van hun ziekte of handicap. De problemen lopen uiteen van minder zin
in seks hebben tot erectieproblemen of zichzelf geen goede seksuele partner vinden.
Bespreekbaar maken
Heeft u vragen over seksualiteit dan kunt u deze stellen aan de verpleegkundige en in de
thuissituatie aan de verpleegkundig specialist neurologie of CVA-aandachtsvelder of aan uw
huisarts.
Wat kan de rest van de omgeving doen?
Familie of bezoek kan een bijdrage leveren aan het herstel van uw naaste.
• Houdt er rekening mee, dat als u op bezoek komt, dat de patiënt geneigd is alleen naar
degene te luisteren die aan de voor hem goede (niet aangedane) zijde zit. Benader de
patiënt ondanks dat zoveel mogelijk aan de aangedane zijde.
• Vraag gerust advies aan de verpleegkundige of andere zorgverleners.
• Spreek op een natuurlijke manier met de patiënt. Hij herkent stemfluctuaties – een kwade
en gefrustreerde toon – maar ook goedkeuring. Bevestiging geven is belangrijk.
• Laat een patiënt zien wat u van hem verlangt als hij het niet begrijpt.
15
Steun voor de familie en naasten
Steun van de omgeving is erg belangrijk na een beroerte. Er is veel veranderd voor de
patiënt, maar ook voor u als naaste. U moet als het ware uw leven opnieuw vorm geven.
Hulp of steun van mensen daarbij kan heel waardevol zijn. Denk hierbij aan de
verpleegkundig specialist.
Vaak zegt een partner van een patiënt: “Het is mijn man/vrouw niet meer, maar heel iemand
anders. Wanneer mensen hulp aanbieden (huishouden, boodschappen doen, vervoer), sla
die dan niet direct af.
Als het u teveel wordt, kan het prettig zijn uw hart te luchten bij een goede vriend of vriendin.
Daarnaast zijn er de huisarts, de psycholoog, de thuiszorg of het maatschappelijk werk die u
kunnen helpen. En praat met lotgenoten. U vindt er herkenning en erkenning van uw situatie.
De Nederlandse CVA-vereniging ”Samen Verder” en de Afasievereniging Nederland
ondersteunen en geven informatie.
Steunpunt Mantelzorg
Als familie of naaste van iemand die getroffen is door een beroerte, krijgt u te maken met de
zorg voor diegene. Daarmee bent u mantelzorger. Het is goed om u dat te realiseren, want u
kunt namelijk gebruik maken van de ondersteuning die geboden wordt door VIThulp bij
mantelzorg Oost-Gelderland. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit het bieden van een luisterend
oor, de inzet van een vrijwilliger die uw zorg af en toe kan overnemen, het bieden van
lotgenotencontact in de mantelzorgsalon, hulp bij het invullen van formulieren etc. De
mantelzorg-consulent van het Steunpunt Mantelzorg kan u hierover informatie geven.
Wilt u meer weten, belt u dan met de VIThulp bij Mantelzorg, tel. 0544 82 00 00 of kijk op
www.vithulpbijmantelzorg.nl.
In de gemeente Berkelland zijn er zogenoemde ‘Voor mekaar teams’ met in elke woonplaats
een contactpersoon. Voor meer informatie: www.gemeenteberkelland.nl of
tel.: 0545 25 02 50.
16
Deel 4 Ontslag uit het ziekenhuis
Naar gelang uw conditie en toestand, wordt met u en uw naasten besproken hoe u het best
verder kunt gaan. Het is goed om tijdens opname al voorbereidingen te treffen voor ontslag.
Voorbereiding op ontslag
De afdelingsverpleegkundige overlegt samen met u of uw naaste of u na ontslag nog verdere
verzorging en hulp nodig heeft. Zij kan voor u een afspraak maken met hulpverleners die u
hierbij verder kunnen begeleiden, zoals de verpleegkundig specialist neurologie en de
maatschappelijk werker
Verpleegkundig specialist neurologie
De verpleegkundig specialist neurologie is zowel tijdens de opname als na ontslag uit het
ziekenhuis een aanspreekpunt voor CVA-patiënten en hun naasten. De begeleiding bestaat
uit een gesprek op de afdeling neurologie tijdens de opname. Tijdens dit gesprek krijgt u
zoveel mogelijk informatie over het doorgemaakte CVA, de verschijnselen, de gevolgen en
de verwachtingen over de periode na de opname.
Na ontslag zorgt zij ervoor dat de in CVA gespecialiseerde verpleegkundige van de thuiszorg
contact zoekt met u en uw naasten voor een huisbezoek.
De verpleegkundig specialist zal u zelf in ieder geval na 2 weken en na 2-3 maanden na
opname op de polikliniek zien. Indien nodig kan dit na 6 maanden en 12 maanden herhaald
worden. Wanneer u vanuit het ziekenhuis wordt opgenomen in een verpleeghuis,
verzorgingshuis of revalidatiecentrum, dan komt na ontslag de in CVA gespecialiseerde
verpleegkundige uit de instelling bij u op bezoek. Daarnaast is zij de centrale spil voor alle bij
de CVA-patiënt betrokken disciplines in de regio.
Het CVA nazorgtraject
U en uw naasten worden 2 weken na ontslag uit het ziekenhuis op de poli Neurologie bij de
verpleegkundig specialist neurologie verwacht voor een controleafspraak en
nazorggesprek. Zo nodig ontvangt zij u daar vaker in het eerste jaar na het doormaken van
de beroerte. Zij brengt van de controleafspraken verslag uit aan de huisarts of andere
specialisten of disciplines die bij uw begeleiding betrokken zijn. Elke CVA-getroffene kan
ongeveer een half jaar na de opname ook nog een keer door een in CVA gespecialiseerde
verpleegkundige van Sensire thuis bezocht worden voor een gesprek over uw eigen
situatie. Mocht uit dit inventariserende huisbezoek problematiek naar voren komen
die (hernieuwd) aandacht behoeft, dan kan de patiënt en diens naaste weer op korte
termijn terecht op het spreekuur van de verpleegkundig specialist neurologie.
De verpleegkundig specialist neurologie houdt ook een telefonisch spreekuur op werkdagen
van – uur. Daarnaast kunt u haar een mail sturen.
Renata Gierkink
Verpleegkundig specialist neurologie
Streekziekenhuis Koningin Beatrix Winterswijk
Tel. 06 51 37 45 10 of via polikliniek Neurologie 0543 54 45 20
E-mail: [email protected]
Anoek Forkink
Verpleegkundig specialist neurologie
Streekziekenhuis Koningin Beatrix Winterswijk
Tel. 0543 54 44 13 of via polikliniek Neurologie 0543 54 45 20
E-mail: [email protected]
17
Maatschappelijk werker
De maatschappelijk werker kan u en uw naasten ondersteunen bij het omgaan met de
gevolgen van de beroerte/CVA. U kunt ook bij haar/hem terecht voor advies over
huisvesting, financiën, dagbesteding, werk, of hulpverlenende instanties die u thuis kunt
inschakelen. Geef bij de verpleegkundige aan wanneer u hier behoefte aan heeft.
CIZ
Het Centraal Indicatie Orgaan voor de Zorg (CIZ) regelt aanvragen voor verzorging,
verpleging en aangepast wonen. Natuurlijk kan de nodige zorg thuis worden geboden
worden, maar het kan ook zijn dat opname in een instelling noodzakelijk is.
Ook is het mogelijk dat u geld krijgt toegewezen om de zorg zelf te organiseren, een
persoonsgebonden budget (PGB). Of dat u vervoer, een rolstoel of woningaanpassingen
nodig heeft. Het CIZ bekijkt hoeveel en welke hulp u nodig heeft en beantwoordt vragen
daarover. De medewerker van CIZ maakt een persoonlijke afspraak of regelt de aanvraag
telefonisch.
Na ontslag uit het ziekenhuis
Na ontslag zijn er diverse mogelijkheden waar u gebruik van kunt maken. In overleg met u
wordt gekeken wat het best bij u past.
De mogelijkheden zijn:
• naar huis
• naar het revalidatiecentrum
• naar een revalidatieafdeling van een verpleeghuis
• revalidatie via de dagbehandeling van het ziekenhuis (RDB)
• tijdelijke opvang in een verzorgingshuis/zorgcentrum (TOP-plaats).
Naar huis
In de thuissituatie wordt de behandeling door uw eigen huisarts voortgezet en krijgt u
begeleiding van de verpleegkundig specialist neurologie.
Aanvullend kunt u huishoudelijke verzorging, verpleging, fysiotherapie, logopedie en
ergotherapie krijgen.
De wijkverpleegkundige van de thuiszorg coördineert de zorg bij u thuis samen met de
verpleegkundige.
U kunt ook hulp krijgen voor het omgaan met de ‘onzichtbare’ psychische gevolgen van de
beroerte. Aarzelt u niet hulp te zoeken daarvoor. Meldt u dit dan bij de verpleegkundige of
verpleegkundig specialist neurologie.
Het revalidatiecentrum
Het doel van de revalidatie is u te helpen uw dagelijkse leven weer zo goed mogelijk op te
pakken, eventueel met behulp van aanpassingen. U bent dan aan het oefenen voor thuis.
In het revalidatiecentrum kunt u poliklinisch of klinisch revalideren.
• Klinische revalidatie: betekent dat u in het revalidatiecentrum verblijft voor een aantal
maanden.
• Revalidatie dagbehandeling (RDB): betekent dat u poliklinisch wordt behandeld op de
revalidatiepoli van het ziekenhuis. Dit betekent dat u gedurende een of meerdere
dagdelen per week naar het ziekenhuis komt voor behandeling.
18
Verpleeghuis
Als terugkeer naar huis of een verzorgingshuis niet meer mogelijk is en er intensieve zorg
nodig blijft, wordt met u overlegd over blijvende opname in een verpleeghuis.
De behandeling op de revalidatieafdeling van het verpleeghuis heeft (net als bij het
revalidatiecentrum) als doel om te revalideren om zo zelfstandig mogelijk te kunnen
functioneren. Het belangrijkste verschil met het revalidatiecentrum is dat het tempo van de
revalidatie lager ligt en de behandeling minder intensief is.
Verzorgingshuis/zorgcentrum
In sommige gevallen is een tijdelijk verblijf in een verzorgingshuis of zorgcentrum een goede
oplossing Dit wordt een TOP-plaats genoemd.
Autorijden
Met ingang van 21 juli 2010 is de regeling wat betreft autorijden na een beroerte of een TIA
gewijzigd. Dit naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad op 29 april 2010.
Globaal gezien geldt voor beroertes:
• Rijbewijzen van groep 1 (privégebruik personenauto): De termijn waarbinnen men na een
beroerte ongeschikt is, is twee weken, mits er geen beïnvloedende cognitieve of
lichamelijke functiestoornissen zijn. De CBR-procedure kan dan gestart worden. Indien er
wel beïnvloedende cognitieve of lichamelijke functiestoornissen zijn, is er een
ongeschiktheid voor 3 maanden. De aanvraagprocedure kan dan pas vanaf dit moment
gestart worden. Een rijtest van het CBR zelf is dan onderdeel van deze procedure.
• Rijbewijzen van groep 2 (beroepsvervoer):De termijn gedurende welke men na een
beroerte ongeschikt is voor rijbewijzen van groep 2 is vier werken, indien er geen
functiestoornissen zijn die rijgeschiktheid beïnvloeden. De maximale geschiktheidtermijn
is drie jaar, omdat uit onderzoek blijkt dat de groep van personen die een TIA of beroerte
hebben gehad een hoger risico heeft voor andere vaatproblemen. Zijn er wel
beïnvloedende functiestoornissen, dan kan men niet geschikt worden verklaard voor
groep 2. na de genoemde termijnen blijft voor beide categorieën een positief rapport door
een onafhankelijke specialist vereist.
De procedure
Om weer in aanmerking te komen voor een rijbewijs adviseren wij u om een
aanvraagformulier “Eigen verklaring” op te sturen naar het CBR. De Eigen verklaring is
verkrijgbaar bij uw gemeente en bij de CBR-theoriecentra (tussen 9.00 en 15.30 uur, bel
0900 0210 voor de actuele openingsdagen per centrum).
Voor de rijbewijzen van de categorie A, B en BE geldt dat u de vragen van de Eigen
verklaring zelf invult. De achterkant van de Eigen verklaring laat u invullen door een
(huis)arts van eigen keuze. Bent u ouder dan 70 jaar dan moet u ook een Geneeskundig
verslag laten invullen door de arts.
Vervolgens stuurt u de gegevens op naar het CBR in bijgeleverde retourenvelop. U ontvangt
daarop binnen acht weken van het CBR nader bericht. Wij wijzen u erop dat er volgens de
nieuwe regels na een TIA of beroerte altijd een extra keuring door een neuroloog verplicht is.
Bij gebleken geschiktheid zal het CBR een Verklaring van geschiktheid registreren, waarmee
u een rijbewijs kunt aanvragen.
Voor de rijbewijzen van de categorie C, CE, D en DE geldt dat u de vragen van de Eigen
verklaring zelf invult. Het Geneeskundig verslag laat u vervolgens invullen door een arts van
een gecertificeerde arbodienst of door een geregistreerde bedrijfsarts.
19
Deel 5 Wat kunt u zelf doen om een nieuwe beroerte te voorkomen?
Een beroerte kan ontstaan door verschillende risicofactoren, deze zijn onder te verdelen in
factoren die u wel of niet zelf kunt beïnvloeden.
Niet beïnvloedbare risicofactoren zijn onder andere:
• Leeftijd en geslacht
Het risico op hart- en vaatziekten neemt toe met de leeftijd en is voor mannen groter dan
voor vrouwen.
• Erfelijkheid en familiaire voorgeschiedenis.
Herseninfarcten zelf zijn zelden erfelijk. Erfelijke aanleg kan de kans op een beroerte wel
verhogen. Iemand kan door erfelijke aanleg een hoge bloeddruk hebben, veel LDLcholesterol, homocysteine in zijn bloed of diabetes krijgen. Hersenbloedingen daar in
tegen zijn soms wel erfelijk. Zwakke plekken in de bloedwand kunnen namelijk erfelijk
zijn. In sommige families komt een plaatselijke verwijding van een bloedvat veel voor
(aneurysma).
• Homocysteine.
Homocysteine is een stofje dat ontstaat bij de afbraak van eiwitten. Sommige mensen
hebben een erfelijke aandoening, waardoor zij een verhoogde homocysteine hebben in
het bloed. En dit zorgt weer voor een verhoogd risico.
Er zijn echter ook een aantal factoren waar u zelf eventueel in samenspraak met uw
behandelend arts, verpleegkundig specialist of huisarts wat aan kunt doen.
De beïnvloedbare risicofactoren
• Bloeddruk
Een verhoogde bloeddruk of hypertensie is de belangrijkste risicofactor voor het krijgen
van en hersenbloeding. De wanden van de bloedvaten staan constant onder hoge druk.
Hierdoor rekken zwakke plekken eerder uit en scheuren open. Hoge bloeddruk bevordert
slagaderverkalking en is ook een risicofactor voor het krijgen van een herseninfarct.
• Roken.
Roken beschadigt de wanden van de bloedvaten en versnelt daardoor het proces van
slagaderverkalking en het verhoogt het cholesterolgehalte in het bloed. Roken vernauwd
de bloedvaten en verhoogt de bloeddruk. Ook heeft roken tot gevolg dat bloedplaatjes
sneller samenklonteren. Het effect op de bloedplaatjes is binnen één dag na het stoppen
verdwenen. Ook is er binnen enkele maanden herstel te zien in de bloedwand, verlaging
van het cholesterol en daling van de bloeddruk. Alleen de opgelopen slagaderverkalking
blijft bestaan.
• Cholesterol.
Cholesterol is een vetachtige stof die in verschillende soorten vetbolletjes vervoerd wordt
in het bloed. Afhankelijk van de samenstelling van de vetbolletjes onderscheiden we
‘goede’ en ‘slechte’ cholesterol.
Het ‘goede’ cholesterol (High Density Lipoproteins, HDL) gaat naar de lever, het slechte
cholesterol (Low Density Lipoproteins, LDL) dringt door in de bloedvatwand en
veroorzaakt slagaderverkalking (atherosclerose)
• Lichaamsbeweging
Lichaamsbeweging verhoogt de hoeveelheid goed cholesterol in het bloed. Vet eten,
vooral in de vorm van verzadigde vetzuren of dierlijk vet (de harde boter/vetten),
verhoogd de hoeveelheid slecht cholesterol. Lichaamsbeweging verlaagt de bloeddruk,
verlaagt het gehalte aan slecht cholesterol (LDL) in het bloed en heeft een gunstige
invloed op het lichaamsgewicht. Het is dus niet verwonderlijk dat een gebrek aan
lichaamsbeweging de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Drie keer tien minuten of
twee keer een kwartier is per dag voldoende. Kortere periodes heeft geen zin.
20
•
•
•
•
Alcohol.
Bij een dagelijkse dosis van twee glazen alcohol stijgt het risico op hart- en vaatlijden.
Overgewicht.
Mensen met ernstig overgewicht lopen een verhoogde kans op chronische ziekte. Ook
vergroot het overgewicht de sterftekans. De genoemde risicofactoren gaan vaak samen
met overgewicht bv. hoge bloeddruk.
Diabetes mellitus.
Het bloed vervoert suiker in de vorm van glucose in het bloed. Een patiënt met diabetes
mellitus (suikerziekte) kan de hoeveelheid glucose in zijn bloed niet regelen.
Hart- en vaatlijden.
Bij hartritme stoornissen of afwijkingen aan de hartkleppen kan zich een stolsel in het
hart vormen. Een embolie (een afgebroken stukje stolsel) uit het hart kan vast lopen in de
bloedvaten en daar een TIA of herseninfarct veroorzaken. Bij één op de vijf mensen die
een beroerte krijgt, is de oorzaak een embolie uit het hart.
Adviezen
Om uw risico op hart- en vaatziekten te verlagen is het belangrijk gezond te leven. Dat kan
betekenen dat u bepaalde leefgewoontes moet veranderen.
Als u rookt is het heel belangrijk dat u hiermee stopt, omdat uw risico op hart- en vaatziekten
hierdoor sterk vermindert. Wanneer u stopt met roken, daalt uw risico op hart- en vaatziekten
zo sterk, dat medicijnen voor het verlagen van uw bloeddruk of cholesterol soms niet meer
nodig zijn.
Probeer gezond en gevarieerd te eten. Drink niet meer dan twee glazen alcohol per dag. En
zorg dat u tenminste vijf dagen per week een halfuur per dag actief beweegt. Gezonde
voeding en actief bewegen helpen ook om overgewicht tegen te gaan.
Als u samen met neuroloog, verpleegkundig specialist of huisarts uw risicoprofiel bekijkt, ziet
u vanzelf welke adviezen voor u het belangrijkst zijn om uw risico op een nieuwe beroerte of
hart- en vaatziekten te verlagen.
Medicijnen
Als uw risico op hart- en vaatziekten verhoogd is, bekijkt uw medisch specialist in de praktijk
of u baat heeft bij medicijnen om uw bloeddruk of cholesterolgehalte te verlagen.
Hoe hoger uw geschatte risico op hart- en vaatziekten, en hoe hoger uw bloeddruk of
cholesterolgehalte, des te groter is de kans dat u baat heeft bij deze medicijnen om uw risico
te verlagen.
Hoe verder?
Er zal altijd in samenspraak met u worden besproken welke maatregelen mogelijk zijn om uw
risico op hart- en vaatziekten te verlagen. Daarna wordt er samen met u een plan voor de
verdere aanpak van uw risicofactoren gemaakt. U hoort bij uw ontslag uit het ziekenhuis
wanneer u hiervoor weer op de polikliniek verwacht wordt.
21
Belangrijke telefoonnummers en adressen
• Nederlandse Hartstichting
Postbus 300
2501 CH Den Haag
Informatielijn: 0800 300.0.300 (gratis)
www.hartstichting.nl
•
Nederlandse CVA-vereniging Samen Verder
Postbus 132
3720 AC Bilthoven
Tel: 030 659 4650
Fax: 030 656 36 77
E-mail: info.samenverder@shhv
www.cva-samenverder.nl
•
Hersenstichting Nederland
Korte Houtstraat 10
2511 CD Den Haag
Tel: 070 360 4816
Fax: 070 360 9946
E-mail: [email protected]
www.hersenstichting.nl
•
Afasie Vereniging Nederland (AVN)
Bakenbergseweg 125
6814 ME Arnhem
Tel: 026 351 2512
Fax: 026 351 3613
E-mail: [email protected]
www.afasie.nl
•
Vereniging Cerebraal (Niet Aangeboren Hersenletsel)
Postbus 8579
3503 RN Utrecht
Tel: 030 296 44 69 Fax.: 030 - 293 42 97
E-mail: [email protected]
www.cerebraal.nl
•
MEE
Biedt ondersteuning voor mensen met een handicap, ziekte of chronische aandoening
Tel: 0900 – 999 8888 (lokaal tarief).
www.mee.nl
Zorginstellingen
www.thuiszorg.nl: overzicht thuiszorg instellingen
www.revalidatie.nl: informatie over revalidatie en revalidatie-instellingen
www.kiesmetzorg.nl : informatie over verpleeghuiszorg en instellingen
22
Bij wie kan ik terecht met vragen?
Misschien heeft u na het lezen van deze brochure nog vragen. Tijdens het verblijf in het
ziekenhuis kunt u bij de verpleegkundige voor algemene vragen terecht.
Als u de afdeling binnenkomt, bevindt zich aan de linker kant aan de muur een whiteboard.
Hier staan de kamernummers op met de verpleegkundige erachter die over uw
partner/naasten gaat. De verpleegkundigen zullen meestal tijdens het bezoekuur in de
personeelskamer aanwezig zijn. Kom gerust binnen om vragen te stellen.
Wilt u antwoord op medische vragen, dan kunt u het beste in overleg met de
verpleegkundige een afspraak maken met de behandelende neuroloog of verpleegkundig
specialist. Deze afspraak wordt door de secretaresse van de afdeling gemaakt.
Het gesprek zal dan op de afdeling plaatsvinden.
Heeft u na ontslag vragen dan kunt u terecht bij de verpleegkundig specialist neurologie of
uw huisarts.
U kunt ook telefonisch advies vragen aan de verpleegkundig specialist. Telefoonnummers:
• Afdeling C1
0543 54 45 25
• Poli Neurologie
0543 54 45 20
• Verpleegkundig specialist
Renata Gierkink
06 513 745 10
Anoek Forkink
0543 54 44 13
Geheimhouding en recht op privacy
Alle medewerkers van ons ziekenhuis, dus ook artsen en verpleegkundigen, hebben een
geheimhoudingsplicht. Alleen als u schriftelijk toestemming geeft, mogen zij gegevens aan
derden verstrekken. Degenen die bij uw behandeling betrokken zijn, mogen alleen onderling
gegevens opvragen en uitwisselen als dat voor uw behandeling nodig is.
Het recht op privacy houdt nog meer in. Alle (para)medische, verpleegkundige en
verzorgende handelingen moeten worden uitgevoerd zonder dat anderen dat kunnen zien.
Een vertrouwelijk gesprek met een zorgverlener dient in een aparte ruimte gevoerd te
worden. Wij doen ons best om deze afspraken na te komen. Meer informatie staat in de
folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’, verkrijgbaar op de afdeling.
Adresgegevens SKB
Streekziekenhuis Koningin Beatrix
Bezoekadres:
Beatrixpark 1
7101 BN Winterswijk
Postadres:
Postbus 9005
7100 GG Winterswijk
T 0543 54 44 44
F 0543 52 23 95
E-mail [email protected]
Website www.skbwinterswijk.nl
_________________________________
foldernummer: neu 080 versie: april 2015
23
Download