Neurologie Na een beroerte Informatie voor patiënten en hun naasten 1/24 Eigendom van: Notities 2/24 Inhoudsopgave Inleiding 5 Deel 1 Informatie over een beroerte Wat is een beroerte 6 Anatomie van de hersenen 7 Wat zijn de mogelijke gevolgen? 8 Deel 2 Opname in het ziekenhuis Afdeling C1 (neurologie) 9 Contactpersoon 9 Onderzoeken 9 Welke behandeling? 10 Behandelaars en zorgverleners 11 Deel 3 Tips en adviezen voor naasten Algemene adviezen 13 Communiceren met de patiënt 13 Tijdsbesef 13 Geheugen 13 Spraak/taalstoornissen 14 Veranderingen in karakter en persoonlijkheid 14 Overschatten van de eigen mogelijkheden 15 Apraxie 15 Agnosie 15 Problemen met de ruimtelijke waarneming 15 Neglect 15 Lichamelijke gevolgen 16 Sexualiteit en intimiteit 16 Wat kan de rest van de omgeving doen? 17 Steun voor familie en naasten 17 Steunpunt mantelzorg 17 3/24 Deel 4 Na ontslag uit het ziekenhuis Voorbereiding op ontslag 18 Verpleegkundig specialist neurologie 18 Het CVA nazorg traject 18 Maatschappelijk werker 18 CIZ 19 Na ontslag uit het ziekenhuis 19 Autorijden 20 Deel 5 Wat kunt u zelf doen om een nieuwe beroerte te voorkomen Niet beïnvloedbare risicofactoren 21 Beïnvloedbare risicofactoren 21 Adviezen 22 Medicijnen 22 Hoe verder 22 Belangrijke telefoonnummers en adressen 23 Bij wie kan ik terecht met vragen? 24 Geheimhouding en recht op privacy 24 Adresgegevens SKB 24 4/24 Inleiding U, of uw naaste, heeft een hersenbloeding of herseninfarct doorgemaakt. De medische term hiervoor is CVA (Cerebro Vasculair Accident). Letterlijk vertaald betekent dit een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Een andere medische term die ook wordt gebruikt is “stroke”. In het dagelijks taalgebruik wordt het een beroerte genoemd. Daarom spreken we in deze informatiemap zoveel mogelijk van een beroerte. Een beroerte is vaak een heel ingrijpende gebeurtenis. Daarom willen wij u en uw familie zo goed mogelijk informeren. Deze informatiemap is een schriftelijke aanvulling op de informatie die u krijgt op de afdeling. De verpleegkundige zal met u deze informatiefolder doornemen en zoveel mogelijk vragen beantwoorden. Daarvoor plant zij een gesprek met u en uw naasten. Als u nog geen gesprek hebt gehad, mag u hier rustig om vragen. Ook zal er na een paar dagen een gesprek met de verpleegkundig specialist neurologie plaatsvinden. Zij geeft u uitleg over het ziektebeeld, informeert over medicatiegebruik, verdere gevolgen voor de toekomst en het autorijden. In deze folder wordt verschil gemaakt tussen een herseninfarct en een hersenbloeding(zie pagina 6). Veel informatie is echter voor beide ziektebeelden hetzelfde. De verpleegkundige zal bij u aangeven welke informatie voor u van toepassing is. Bij het opstellen van deze informatiemap is gebruik gemaakt van de informatiemap van de werkgroep CVA Tools4care Voorlichting. Dit is aangevuld met informatie van de afdeling C1 van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (SKB). Deze brochure is bestemd voor mensen die worden opgenomen in het SKB na een beroerte. In sommige gevallen staat er alleen hij of alleen zij. In beide gevallen wordt zowel hij als zij bedoeld. 5/24 Deel 1 Informatie over een beroerte Wat is een beroerte De medische term voor een beroerte is CVA. Dit is de afkorting van Cerebro Vasculair Accident. Daarmee wordt een ongeluk (accident) in de bloedvaten (vasculair) van de hersenen(cerebro) bedoeld. Ook wordt de medische term “stroke” nogal eens gebruikt voor deze aandoening. Bij een beroerte krijgen de hersenen opeens te weinig zuurstof. Er zijn twee vormen: Een herseninfarct Meestal gaat het bij een beroerte om een herseninfarct; Dit is bij 80% van de patiënten het geval. Dit houdt in dat er een bloedvat wordt afgesloten door een bloedstolsel. Ook kan het zijn dat een bloedvaatje in de hersenen is dichtgeslibd, bijvoorbeeld door slagaderverkalking. Een deel van de hersenen krijgt daardoor te weinig zuurstof. Een hersenbloeding Bij een hersenbloeding scheurt een bloedvat in de hersenen of knapt open, vaak doordat deze verzwakt is door slagaderverkalking. Daardoor hoopt zich bloed op in de hersenen en worden hersencellen beschadigd. Dit noemt men een intra cerebrale bloeding. De oorzaak is vaak een aneurysma( een plaatselijke verwijding of uitstulping van de slagader ) of een (aangeboren) afwijking in de bloedvaten. Een hersenbloeding komt veel minder vaak voor dan een herseninfarct (bij ongeveer 20% van de patiënten). Bij een kwart van de patiënten met een hersenbloeding loopt het bloed tussen de hersenvliezen, deze zitten om de hersenen, onder de schedel. Dit noemt men een subarachnoidale bloeding en wordt vrijwel altijd veroorzaakt door een aneurysma. 6/24 Een hersenbloeding begint met plotselinge hoofdpijn, die gevolgd wordt door een gestaag toenemend verlies van zenuwfuncties, bijvoorbeeld spierzwakte, verlamming, verlies van spraak- of gezichtsvermogen en verwardheid. Misselijkheid, braken, een diep blazende ademhaling, epileptische aanvallen en bewustzijnsverlies komen ook vaak voor en kunnen binnen enkele minuten optreden. Anatomie van de hersenen a: grote hersenen b: kleine hersenen c: hersenstam Grote hersenen De grote hersenen zijn in twee gelijke helften (hemisferen) verdeeld. De linkerhersenhelft stuurt de rechter lichaamshelft en de rechterhersenhelft de linker lichaamshelft. Veel functies worden door de grote hersenen aangestuurd. Zoals: het zien, spreken, lezen, schrijven en alle grove lichaamsbewegingen Kleine hersenen De kleine hersenen liggen achter/onder de grote hersenen, ze zijn echter veel kleiner zijn dan de grote hersenen. De kleine hersenen zijn met de hersenstam verbonden. De kleine hersenen zijn o.a. verantwoordelijk voor de coördinatie van bewegingen en houding. Daarnaast zijn ze betrokken bij het bewaren van het evenwicht. Hersenstam De hersenstam kan beschouwd worden als de verbinding tussen de grote hersenen, de kleine hersenen en het ruggenmerg. In de hersenstam bevinden zich functies die bestuurd worden buiten het bewustzijn om. Voorbeelden hiervan zijn de bloeddruk, de hartfrequentie, de ademhaling, de lichaamstemperatuur en ze hebben een belangrijke hormonale functie. 7/24 Wat zijn mogelijke gevolgen? De gevolgen van een beroerte verschillen van persoon tot persoon. De gevolgen zijn afhankelijk van: • Het deel van de hersenen dat beschadigd is, bijvoorbeeld of het gaat om het deel waar de spraak wordt geregeld, of het deel dat het functioneren bepaalt van een bepaalde arm of been. • Hoe groot het beschadigde deel is van het gebied in de hersenen dat verantwoordelijk is voor een bepaalde functie. Hoe groter het beschadigde deel, hoe meer verschijnselen iemand er aan overhoudt. • De gezondheid van de patiënt zelf: de conditie en leeftijd. Gevolgen kunnen bijvoorbeeld zijn: • Onduidelijk praten en moeite met de taal • Slikproblemen • Verlamming of krachtsverlies in armen of benen • Uitval van een deel van het gezichtsveld • Moeite met concentreren en herinneren • Vermoeidheid • Sneller (dwang-) huilen/ soms dwanglachen • Gedrags-, persoonlijkheids- en/of karakterverandering • Bewustzijnsdaling of zelfs coma Vaak herstelt een deel van het aangetaste hersengebied zich na enige tijd weer. Dan zijn de klachten of verschijnselen van tijdelijke aard. Houdt u er rekening mee, dat een deel van de klachten niet zichtbaar is, vooral karakterveranderingen. De familie en naasten merken dat echter heel goed. In het begin is het niet goed te voorspellen welke verbeteringen op zullen treden. Dat blijkt pas na verloop van tijd. Bijna altijd betekent dit voor u en uw familie dat u niet wordt zoals u voorheen was. De kans op herstel is groter als we zo vroeg mogelijk starten met behandelen. Daarom krijgt u meteen allerlei behandelaars aan uw bed. 8/24 Deel 2 Opname in het ziekenhuis Als u in het ziekenhuis komt, zult u eerst op de Spoedeisende hulp (SEH) terechtkomen. Hier zal de neuroloog en/of arts-assistent u onderzoeken. Er wordt in principe een CT-scan gemaakt om te zien of u een herseninfarct heeft gehad of een hersenbloeding. Aan de hand daarvan wordt bepaald op welke afdeling u wordt opgenomen en welke behandeling voor u het meest geschikt is. Afdeling C1 (neurologie) Binnen het ziekenhuis wordt u meestal op de stroke-unit van de afdeling neurologie opgenomen. Op de stroke-unit worden belangrijke functies bewaakt. U ligt dan aan een monitor waarmee de bloeddruk, pols, hartritme, ademhaling en temperatuur nauwgezet worden bewaakt. Als uw situatie medisch stabiel is, wordt u van de monitor afgekoppeld. In principe blijft u op deze kamer liggen, maar het is mogelijk dat u gedurende opname naar een andere kamer wordt verhuisd. Bezoektijden zijn op deze kamer aangepast. Wij verzoeken bezoek niet langer dan één uur te blijven en niet meer dan twee bezoekers per patiënt. Op deze kamer kunt u televisie kijken, maar het wordt aangeraden dit niet te veel te doen, omdat dit erg vermoeiend is. U wordt behandeld door een groep van verschillende behandelaars en verzorgers. Dit wordt een multidisciplinair behandelteam genoemd. Meer hierover leest u op pagina 11. Contactpersoon Het behandelteam wil graag horen wie van uw naasten de eerste contactpersoon is. Samen met u, en eventueel met uw contactpersoon, wordt de behandeling en verzorging besproken. Onderzoeken De meest voorkomende onderzoeken zijn: • Bloedonderzoek • Hartfilmpje (ECG) en echo van het hart • CT-scan of MRI van de hersenen • Duplex-onderzoek van de halsvaten Bloedonderzoek De eerste dagen kan regelmatig bloed worden afgenomen voor onderzoek. Dit gebeurt onder ander om uw bloedsuikers en cholesterol te onderzoeken. Elektrocardiogram (ECG) De beroerte kan veroorzaakt zijn door een hartaandoening. Daarom wordt een ECG (hartfilmpje) gemaakt. Dit gebeurt bij opname op de SEH. Tevens zal er in de eerste dagen een echo van het hart gemaakt worden. CT en MRI van de hersenen Met een CT-scan (Computer Tomograaf) wordt een fotografische dwarsdoorsnede van het hoofd gemaakt. Ook de MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging) is bedoeld om van buitenaf foto’s te maken van de hersenen. Duplex van de halsvaten De duplex is een echo-onderzoek waarbij je aan de hand van geluidsgolven kunt zien of de bloeddoorstroming normaal is of dat er vernauwingen zijn. 9/24 Over de meeste onderzoeken is er een folder beschikbaar. Vraag hier gerust om bij de verpleegkundige. De uitslag krijgt u later te horen van de neuroloog. Welke behandeling? Bij een herseninfarct is de behandeling enerzijds gericht op het voorkomen van een nieuwe beroerte of extra schade aan de hersenen door het geven van medicijnen. Anderzijds is behandeling gericht op revalideren en het beperken van de gevolgen van de beroerte. Trombolyse Bij patiënten die een herseninfarct hebben gehad kan trombolyse (oplossen van stolsel) worden toegepast. Dat is een manier om de verstopping in de bloedvaten op te heffen. Daardoor worden de negatieve gevolgen van de beroerte zo veel mogelijk beperkt. Trombolyse moet binnen 4,5 uur na de eerste verschijnselen worden gestart. Er zijn strenge eisen aan verbonden. Daardoor komt niet iedereen in aanmerking voor trombolyse. De neuroloog bepaalt of trombolyse voor u zinvol is. Bij een hersenbloeding is rust de eerste paar dagen erg belangrijk voor de patiënt. De bedoeling is dat de patiënt niet te veel prikkels krijgt zodat de hersenen tot rust kunnen komen. Dit kan betekenen dat u de eerste dagen op een éénpersoonskamer komt te liggen. De eerste dagen hebt u bedrust en zal de hoofdsteun licht omhoog mogen. Dit om de hersenen de tijd te geven om het bloed te laten resorberen (opnemen) en de druk op het hoofd zo laag mogelijk te houden. Afhankelijk van de grootte van de bloeding en het herstel mag de hoofdsteun langzaam omhoog en zal er langzaam gestart worden met het mobiliseren (vaak onderleiding van een fysiotherapeut, zie pagina 10). Medicatie Wanneer u bloedverdunners gebruikt, worden deze bij opname direct gestaakt. Om trombose tegen te gaan krijgt u kousen aangemeten van de voeten tot aan de heupen. De neuroloog bepaald wanneer er weer gestart wordt met bloedverdunners, maar meestal zal dit na 5 dagen zijn. Ook wordt er zo nodig medicatie tegen hoofdpijn en misselijkheid gegeven. Uw ontlastingspatroon wordt in de gaten gehouden en zo nodig krijgt u ook hier medicatie voor, zodat u niet te veel hoeft te persen. 10/24 Behandelaars en zorgverleners De behandeling is verschillend per patiënt. Afhankelijk van de klachten die u hebt, wordt u behandeld door een fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist of een diëtist. Dit multidisciplinaire team onder verantwoordelijkheid van de neuroloog en de revalidatiearts, bepalen samen met u welke behandeling het beste voor u is. Neuroloog In het ziekenhuis is de neuroloog uw behandelende arts. Hij informeert u over het beloop van de ziekte, de behandeling, de medicatie en de bijwerkingen, geeft uitslagen van onderzoeken en geeft voorlichting. Revalidatiearts De revalidatiearts behandelt de gevolgen van een beroerte voor het dagelijks functioneren en adviseert hoe de behandeling het beste gedaan kan worden. Ook geeft hij adviezen waar u het beste kunt revalideren, zoals verpleeghuis, revalidatiecentrum of verzorgingshuis Verpleegkundigen De verpleegkundige helpt u bij de dagelijkse verzorging en het medicijngebruik. Zij start vaak als eerste met de revalidatie en oefent met u om zoveel mogelijk zelf te leren doen. Verder bereidt zij u voor op onderzoeken, observeert het verloop van uw ziekte en herstel en begeleidt u in dat proces. Zij coördineert de zorg en de begeleiding die u krijgt en is het eerste aanspreekpunt voor u en de familie. Verpleegkundig specialist De verpleegkundig specialist ziet u meestal tijdens de opname al rond de 4e dag. Zij zal u in begrijpelijke taal uitleggen wat een beroerte inhoudt en welke gevolgen en consequenties de beroerte voor u en uw naasten zou kunnen hebben. Ook bespreekt zij op dat moment al met u welke behandelings- en begeleidingsmogelijkheden er na ontslag voor u zijn. Fysiotherapeut Na een beroerte kunt u problemen hebben met bewegen. Vaak is het dan zo dat u één zijde van uw lichaam niet of niet goed kunt bewegen of dat de balans moeizaam is. De fysiotherapeut komt bij u om te kijken welke problemen u hebt en welke activiteiten u moeilijk uit kunt voeren. U traint met hem de activiteiten die moeilijk voor u zijn. Zoals het lopen, draaien in bed, verplaatsen van bed in stoel. Verder geeft de fysiotherapeut allerlei adviezen over hulpmiddelen en over uw houding in bed of in de (rol)stoel. Ergotherapeut Na een beroerte kan het zijn dat u in uw dagelijks leven praktische problemen heeft met bijvoorbeeld uw persoonlijke verzorging. Dat kan komen doordat u één lichaamszijde niet of niet goed kunt bewegen. Bij de ergotherapie oefent u hoe u uzelf weer kan verzorgen, het huishouden doen, hobby’s, studie of werk kan doen. De ergotherapeut kan u ook adviseren over tijdelijke hulpmiddelen en voorzieningen. 11/24 Logopedist Na een beroerte kunt u een taal-, spraak- of slikstoornis hebben. • Bij een taalstoornis (afasie) is spreken, begrijpen, schrijven en lezen in meer of mindere mate aangedaan. • Bij een spraakstoornis (dysartrie) is het uitspreken van woorden en zinnen moeilijk geworden. Het begrip van taal is hierbij over het algemeen goed. • Bij een slikstoornis kan het slikken van speeksel, vloeistof of voedsel problemen opleveren. Slikproblemen kunnen onder andere leiden tot onvoldoende voedselinname. Ook kunt u zich verslikken, waarbij voedsel in de longen terecht kan komen. Als u één of meer van bovengenoemde problemen heeft, komt de logopedist bij u langs. De logopedist gaat gericht met u oefenen. Ook geeft zij adviezen over het spreken en slikken aan u en uw familie of naasten. Zie voor verdere uitleg bladzijde 13. Diëtist De diëtist zorgt ervoor dat u de juiste voeding krijgt. • Vast of vloeibaar voedsel Als u slikproblemen heeft, kan het zijn dat u bepaalde voeding niet veilig kunt slikken, vooral als het dun-vloeibaar is zoals water. De voeding moet dan aangepast worden, bijvoorbeeld dikvloeibare of gemalen voeding. De diëtist bekijkt of de voeding alle belangrijke voedingsstoffen heeft. Zonodig kunt u extra verstrekkingen krijgen ter voorkoming van gewichtsverlies. Mocht u ondanks dat nog te weinig voeding binnen krijgen dan kunt u sondevoeding toegediend krijgen. • Sondevoeding Sondevoeding is een dunne, vloeibare voeding die via een slangetje (de sonde) de maag inloopt. De diëtist berekent aan de hand van uw leeftijd, lengte en gewicht de juiste hoeveelheid en soort sondevoeding die u nodig heeft. 12/24 Deel 3 Tips en adviezen voor naasten Een beroerte komt meestal onverwacht. In veel gevallen treden er als gevolg van de beroerte problemen op met spreken, begrijpen en/of gedrag. Dat betekent grote en meestal blijvende veranderingen in het leven van u en uw naasten. Als de algehele conditie verbetert, treden op verschillende vlakken verbeteringen op. Ook op de langere termijn blijven verbeteringen mogelijk. Hieronder vindt u een aantal adviezen. Niet alle adviezen zijn op u van toepassing, de situatie is namelijk voor iedere patiënt anders. Algemene adviezen • Zorg voor voldoende rust en ontspanning voor uzelf. • Bespreek gerust uw problemen met deskundigen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de verpleegkundig specialist neurologie, een (huis)arts of een maatschappelijk werker. Bezoek • De patiënt is snel vermoeid en heeft, afhankelijk van de gevolgen van de beroerte, veel te verwerken. Daarom ervaart hij bezoek al snel als te druk. De patiënt ‘klapt’ dan vaak ‘dicht’ en valt helemaal stil. Beperk daarom het aantal bezoekers tot 1 of 2, en beperk de tijd tot één uur achter elkaar en niet langer. • Het is zeer vermoeiend voor de patiënt met meerdere personen tegelijkertijd te praten. Het is eenvoudiger voor de patiënt om naar één persoon te luisteren. Communiceren met de patiënt • Leg een patiënt uit wat er met hem gebeurt, ook al denkt u dat hij het niet kan begrijpen. • Vertel de patiënt over de thuissituatie. Laat hem meedenken en beslissingen nemen (als dat kan). Tijdsbesef Door de hersenbeschadiging weet de patiënt soms niet meer automatisch hoe lang iets duurt, hoe lang hij ergens is en welke dag of hoe laat het is. • • Help de patiënt bewust te maken van de tijd, hoe laat het is. Een kalender en duidelijk zichtbare klok of wekker zijn hulpmiddelen. Geheugen Een patiënt weet zich vaak dingen van vroeger vrij goed te herinneren, maar kan nieuwe informatie niet altijd, of alleen gebrekkig, onthouden. Er zijn echter ook patiënten die zich bepaalde dingen van vroeger juist niet herinneren. • Geef de patiënt informatie, ook al is dit een herhaling, in plaats van te controleren wat hij nog weet. • Het onthouden van namen en woorden is voor sommige patiënten moeilijk. Dit past bij een beroerte. • Noem de namen van bezoek. Verwacht echter niet dat alles kan worden onthouden. 13/24 Spraak/taalstoornissen Taalstoornissen (afasie) Mensen met een afasie hebben problemen met het begrijpen van gesproken taal, het spreken, het lezen en het schrijven. Iemand met een afasie begrijpt soms niet wat er tegen hem gezegd wordt. Ook kan het zijn dat hij of zij alleen de trefwoorden opvangt en zelf het verband ertussen bedenkt. Vooral bij ingewikkelde zinnen kan dit misverstanden op leveren. Soms zegt een afasiepatiënt een ander woord dan hij bedoelt. Ook kan hij moeite hebben met het vinden van woorden en het maken van zinnen. Spraakstoornissen (dysartrie) Bij een dysartrie werken de spieren die nodig zijn voor de ademhaling, de stem, de uitspraak en het eten en drinken onvoldoende. Mensen met een dysartrie zijn moeilijk te verstaan. Dit kan komen door een onduidelijke spraak, een te zachte en/of hese stem, eentonig of nasaal (door de neus) spreken. Vaak is er sprake van een verlamming aan één kant van het gezicht, waardoor ook kauwen en slikken moeilijker gaat. Hierdoor kan speekselverlies optreden en geeft het eten en drinken problemen. Praten met een afasiepatiënt • Geef de patiënt de tijd om op woorden te komen, geduld toont en niet voor de patiënt gaat spreken. Val niet in de rede als hij iets probeert te zeggen. • Maak korte zinnen maakt. Spreek rustig en geef niet te veel informatie tegelijk. Wacht de reactie rustig af. Geef de patiënt dus de tijd. Wordt er niet begrepen wat u zegt, probeer het dan met andere woorden te zeggen. • Zeg hardop of u de patiënt begrijpt, ook als u hem wel begrepen heeft. Vaak maakt een moeilijk sprekende patiënt via zijn gezichtsuitdrukking duidelijk of u begrepen heeft wat hij tegen u probeert te zeggen. Gebruik geen stemverheffing. Hij kan niet altijd meteen begrijpen wat u zegt. Maar met zijn/haar gehoor is niets aan de hand. • Maak gebruik van alle mogelijke hulpmiddelen, zoals gebaren en tekeningen. Visuele steun kan helpen. Begeleid dus uw woorden met voorwerpen, gebaren, tekeningen of geschreven tekst. Spreek met een afasiepatiënt over onderwerpen waarmee hij vertrouwd is en die persoonlijk belangrijk voor hem zijn. • Als de patiënt moeite heeft met spreken, stel dan uw vragen zodanig dat met ja of nee kan worden geantwoord en hij geen keuze hoeft te maken uit meerdere dingen. Als een patiënt in staat is op te schrijven wat hij niet kan zeggen, geef dan pen en papier. • Schrijf uw vragen aan de logopedist op en bespreek deze met haar. Ook zijn er hulpmiddelen beschikbaar voor patiënten. De Afasievereniging Nederland hebben alle mogelijke materialen voor u klaarliggen. Veranderingen in karakter en persoonlijkheid Zoals hiervoor al genoemd, is een deel van de gevolgen van een beroerte, niet zichtbaar voor anderen. Het is echter wel heel goed merkbaar voor de naasten. Het gaat dan vooral om psychologische veranderingen: persoonlijkheids- of karakterveranderingen, maar ook een verminderde geheugenfunctie en verminderd begripsvermogen. Een deel van de patiënten zal ontkennen dat er iets met hem aan de hand is. Anderen worden passief en doen weinig meer op eigen initiatief, of zijn niet meer in staat om structuur aan te brengen in hun leven. 14/24 Verder hebben sommige patiënten last van onbeheerst lachen en huilen, ‘dwanghuilen’ of ‘dwanglachen’. Probeer dit te accepteren en de patiënt hiervan af te leiden. Het kan zijn dat hij zich schaamt voor het oncontroleerbare gedrag De veranderingen in karakter en persoonlijkheid geven de partner en familie vaak het gevoel met een ‘vreemde’ te maken te hebben. Als u dat zo ervaart, bespreek dat met de neuroloog of verpleegkundige. Aarzel niet om ondersteuning te vragen hoe u daar zo goed mogelijk mee kunt omgaan. Overschatten van de eigen mogelijkheden Sommige patiënten zijn zich als gevolg van het CVA niet bewust van hun beperkingen of zien er de ernst niet van in. Ze proberen dingen te doen die ze niet kunnen. Dit kan onveilige situaties opleveren. • Vraag aan de zorgverleners wat de mogelijkheden zijn. • Probeer hem van zijn tekortkomingen te overtuigen, maar vertel hem ook wat hij wel goed kan. Apraxie Apraxie is het onvermogen om complexe handelingen in de juiste volgorde uit te voeren. Moet ik eerst de schoen en dan de sok aantrekken of toch andersom? En: moet ik eerst het koffiefilter pakken en dan de koffie opscheppen of toch niet? Agnosie Agnosie is het niet meer herkennen van personen, voorwerpen, geluiden of gezichten. Hoewel de zintuigen (oren, ogen, handen) wel werken. Het kan voorkomen dat je als familie niet herkend wordt. De herkenning is er wel als je begint te praten. Problemen met de ruimtelijke waarneming Iedereen heeft wel eens te maken met kleine foutjes in de ruimtelijke waarneming. U zet een koffiekopje net naast de tafel als u ondertussen de krant aan het lezen bent. Of u denkt dat er nog een trede van de trap komt terwijl u al op de grond staat. Een patiënt met een beroerte in de rechter hersenhelft kan daar regelmatig last van hebben. Hij verwart links en rechts of kan de afstand tot een bepaald voorwerp niet goed schatten. Soms kan hij de krant niet lezen, omdat hij steeds de plaats kwijt raakt waar hij is gebleven. • Attendeer hem op duidelijke herkenningspunten. • Gebruik mondelinge aanwijzingen als hij uw gebaren niet begrijpt. Neglect Het kan voorkomen dat na een beroerte de patiënt minder attent is op één kant van het lichaam of deze zelfs verwaarloost. Dit wordt neglect genoemd. Bij patiënten met een beschadiging aan de linkerkant van de hersenen, kan dit neglect optreden aan de rechterkant van het lichaam. Bij patiënten met een beschadiging aan de rechterkant van de hersenen kan dit neglect juist aan de linkerkant optreden. Neglect betekent dat een patiënt alle signalen die aan de verwaarloosde kant binnenkomen, niet goed herkent, of er niet op reageert. Dit geldt zowel voor geluiden, voor letters of zinnen tijdens het lezen, als voor voorwerpen. 15/24 Soms lezen ze bijvoorbeeld alleen het rechter - of linkerdeel van een woord of een zin. Een patiënt met een beschadiging in de rechter hersenhelft leest het woord “tafel” bijvoorbeeld als “fel”. Hij tekent alleen de rechterkant van een kruis of een poppetje. Hij negeert u, wanneer u vanaf de verlamde kant tegen hem praat. Als u daarna omloopt naar de andere kant of recht voor hem gaat staan, ervaart hij het alsof u net gekomen bent. Tijdens het eten, eet de patiënt bijvoorbeeld alleen de ene helft van zijn bord leeg. De ogen en oren zelf zijn niet beschadigd, maar de linkerkant bestaat in zijn beleving niet. Harder praten heeft dan ook geen zin. • Wijs de patiënt steeds op allerlei dingen die aan de kant staan die hij verwaarloost, want door het draaien van zijn hoofd ziet en hoort hij de dingen aan die kant wel. Lichamelijke gevolgen De meeste zichtbare zijn de lichamelijke gevolgen. Vooral de (halfzijdige) verlamming. Aan één zijde zal de patiënt zijn arm/been niet meer kunnen bewegen en zal in een rolstoel terecht komen. Of zijn arm/been kan de patiënt nog wel gebruiken, alleen de kracht, coördinatie en de fijne motoriek (knoopjes dichtdoen) gaat moeizamer. Seksualiteit en intimiteit Seksualiteit is een onderwerp waar de meeste mensen niet makkelijk over praten. Niet met hun partner, niet met hun beste vriend(in ), en meestal ook niet met hun huisarts of hulpverlener. Seksuele gevoelens verdwijnen niet als u een chronische ziekte heeft. Wel kan een ziekte flinke invloed hebben op uw seksuele leven. Hoe u daarmee omgaat, hangt voor een deel af, van het moment dat u ziek werd. Welke klachten u kunt ondervinden wordt hieronder aangegeven. Mannen Na een beroerte kan bij de man de zin in vrijen verminderen of juist ontremd hierin zijn. • Door een beroerte verliest de man vaak macht en controle. (barst in zijn mannelijke trots). • Na een beroerte krijgt een deel van de mannen last van te vlug klaarkomen. • Na een beroerte krijgt een deel van de mannen een erectieprobleem. • Een deel van de mannen krijgt tijdens het vrijen last van faalangst, waardoor ze een beginnende erectie weer verliezen. • Bij een (dreigend) erectieprobleem stoppen mannen vaak met voorspel omdat "ze het niet meer kunnen afmaken". • Vrouwen Na een beroerte daalt het verlangen van een vrouw naar seksueel contact sterk. • Door een beroerte verliest de vrouw vaak vrouwelijke aantrekkelijkheid. Dit zorgt voor een flinke barst in haar vrouwelijk zelfvertrouwen. • 16/24 Uit onderzoek blijkt dat helft van de patiënten seksualiteitsproblemen ervaart als gevolg van hun ziekte of handicap. De problemen lopen uiteen van minder zin in seks hebben tot erectieproblemen of geen goede seksuele partner vinden. Bespreekbaar maken Heeft u vragen over seksualiteit dan kunt u deze stellen aan de verpleegkundige en in de thuissituatie aan de verpleegkundig specialist neurologie of CVAaandachtsvelder of aan uw huisarts. Wat kan de rest van de omgeving doen? Familie of bezoek kan een bijdrage leveren aan het herstel van uw naaste. • Houdt er rekening mee, dat als u op bezoek komt, dat de patiënt geneigd is alleen naar degene te luisteren die aan de voor hem goede (niet aangedane) zijde zit. Benader de patiënt ondanks dat zoveel mogelijk aan de aangedane zijde. • Vraag gerust advies aan de verpleegkundige of andere zorgverleners. • Spreek op een natuurlijke manier met de patiënt. Hij herkent stemfluctuaties – een kwade en gefrustreerde toon – maar ook goedkeuring. Bevestiging geven is belangrijk. • Laat een patiënt zien wat u van hem verlangt als hij het niet begrijpt. Steun voor de familie en naasten Steun van de omgeving is erg belangrijk na een beroerte. Er is veel veranderd voor de patiënt, maar ook voor u als naaste. U moet als het ware uw leven opnieuw vorm geven. Hulp of steun van mensen daarbij kan heel waardevol zijn. Denk hierbij aan de verpleegkundig specialist. Vaak zegt een partner van een patiënt: “Het is mijn man/vrouw niet meer, maar heel iemand anders. Wanneer mensen hulp aanbieden (huishouden, boodschappen doen, vervoer), sla die dan niet direct af. Als het u teveel wordt, kan het prettig zijn uw hart te luchten bij een goede vriend of vriendin. Daarnaast zijn er de huisarts, de psycholoog, de thuiszorg of het maatschappelijk werk die u kunnen helpen. En praat met lotgenoten. U vindt er herkenning en erkenning van uw situatie. De Nederlandse CVA-vereniging ”Samen Verder” en de Afasievereniging Nederland ondersteunen en geven informatie. Steunpunt Mantelzorg Als familie of naaste van iemand die getroffen is door een beroerte, krijgt u te maken met de zorg voor diegene. Daarmee bent u mantelzorger. Het is goed om u dat te realiseren, want u kunt namelijk gebruik maken van de ondersteuning die geboden wordt door het Steunpunt Mantelzorg van de VIT Oost-Gelderland. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit het bieden van een luisterend oor, de inzet van een vrijwilliger die uw zorg af en toe kan overnemen, het bieden van lotgenotencontact in de mantelzorgsalon, hulp bij het invullen van formulieren etc. De mantelzorgconsulent van het Steunpunt Mantelzorg kan u hierover informatie geven. Wilt u meer weten belt u dan met de VIT Oost-Gelderland, tel. 0573 43 84 00 of kijk op www.vitoostgelderland.nl. Wilt u de mantelzorgconsulent in de regio Winterswijk spreken, vraagt u dan naar Marjan Roerdinkveldboom. 17/24 Deel 4 Ontslag uit het ziekenhuis Naar gelang uw conditie en toestand, wordt met u en uw naasten besproken hoe u het best verder kunt gaan. Het is goed om tijdens opname al voorbereidingen te treffen voor ontslag. Voorbereiding op ontslag De afdelingsverpleegkundige overlegt samen met u of uw naaste of u na ontslag nog verdere verzorging en hulp nodig heeft. Zij kan voor u een afspraak maken met hulpverleners die u hierbij verder kunnen begeleiden, zoals de verpleegkundig specialist neurologie en de maatschappelijk werker Verpleegkundig specialist neurologie De verpleegkundig specialist neurologie is zowel tijdens de opname als na ontslag uit het ziekenhuis een aanspreekpunt voor CVA-patiënten en hun naasten. De begeleiding bestaat uit een gesprek op de afdeling neurologie op dag vier na de opname. Tijdens dit gesprek krijgt u zoveel mogelijk informatie over het doorgemaakte CVA, de verschijnselen, de gevolgen en de verwachtingen over de periode na de opname. Na ontslag zorgt zij ervoor dat de CVA-aandachtsvelder van de thuiszorg contact zoekt met u en uw naasten voor een huisbezoek. De verpleegkundig specialist zal u zelf in ieder geval 3 maanden na opname en bij voorkeur ook nog na 6 maanden en 12 maanden op de polikliniek zien. Wanneer u vanuit het ziekenhuis wordt opgenomen in een verpleeghuis, verzorgingshuis of revalidatiecentrum, dan komt de CVA aandachtsvelder na ontslag uit de instelling bij u op bezoek. Daarnaast is zij de centrale spil voor alle bij de CVA-patiënt betrokken disciplines in de regio. Het CVA nazorgtraject U en uw naasten worden 4-6 weken na ontslag uit het ziekenhuis op de poli Neurologie bij de verpleegkundig specialist neurologie verwacht voor een controleafspraak en nazorggesprek. Zo nodig ontvangt zij u daar vaker in het eerste jaar na het doormaken van de beroerte. Zij brengt van de controleafspraken verslag uit aan de huisarts of andere specialisten of disciplines die bij uw begeleiding betrokken zijn. Elke CVA-getroffene kan ongeveer een half jaar na de opname ook nog een keer door een gespecialiseerde CVA-aandachtsvelder van Sensire thuis bezocht worden voor een gesprek over uw eigen situatie. Mocht uit dit inventariserende huisbezoek problematiek naar voren komen die (hernieuwd) aandacht behoeft, dan kan de patiënt en diens naaste weer op korte termijn terecht op het spreekuur van de verpleegkundig specialist neurologie. De verpleegkundig specialist neurologie houdt ook dagelijks een telefonisch spreekuur en is op werkdagen via de mail bereikbaar. Renata Gierkink Verpleegkundig specialist neurologie Streekziekenhuis Koningin Beatrix Winterswijk Tel. 06-51 37 45 10 of via de polikliniek Neurologie 0543 54 45 20 E-mail: [email protected] Maatschappelijk werker De maatschappelijk werker kan u en uw naasten ondersteunen bij het omgaan met de gevolgen van de beroerte/CVA. U kunt ook bij haar/hem terecht voor advies over huisvesting, financiën, dagbesteding, werk, of hulpverlenende instanties die u thuis kunt inschakelen. Geef bij de verpleegkundige aan wanneer u hier behoefte aan heeft. 18/24 CIZ Het Centraal Indicatie Orgaan voor de Zorg (CIZ) regelt aanvragen voor verzorging, verpleging en aangepast wonen. Natuurlijk kan de nodige zorg thuis worden geboden worden, maar het kan ook zijn dat opname in een instelling noodzakelijk is. Ook is het mogelijk dat u geld krijgt toegewezen om de zorg zelf te organiseren, een persoonsgebonden budget (PGB). Of dat u vervoer, een rolstoel of woningaanpassingen nodig heeft. Het CIZ bekijkt hoeveel en welke hulp u nodig heeft en beantwoordt vragen daarover. De medewerker van CIZ maakt een persoonlijke afspraak of regelt de aanvraag telefonisch. Na ontslag uit het ziekenhuis Na ontslag zijn er diverse mogelijkheden waar u gebruik van kunt maken. In overleg met u wordt gekeken wat het best bij u past. De mogelijkheden zijn: • naar huis • naar het revalidatiecentrum • naar een revalidatieafdeling van een verpleeghuis • revalidatie via de dagbehandeling van het ziekenhuis (RDB) • tijdelijke opvang in een verzorgingshuis/zorgcentrum (TOP-plaats). Naar huis In de thuissituatie wordt de behandeling door uw eigen huisarts voortgezet en krijgt u begeleiding van de verpleegkundig specialist neurologie. Aanvullend kunt u huishoudelijke verzorging, verpleging, fysiotherapie, logopedie en ergotherapie krijgen. De wijkverpleegkundige van de thuiszorg coördineert de zorg bij u thuis samen met de CVA-verpleegkundige. U kunt ook hulp krijgen voor het omgaan met de ‘onzichtbare’ psychische gevolgen van de beroerte Aarzelt u niet hulp te zoeken daarvoor. Meldt u dit dan bij de CVAverpleegkundige. Het revalidatiecentrum Het doel van de revalidatie is u te helpen uw dagelijkse leven weer zo goed mogelijk op te pakken, eventueel met behulp van aanpassingen. U bent dan aan het oefenen voor thuis. In het revalidatiecentrum kunt u poliklinisch of klinisch revalideren. • Klinische revalidatie: betekent dat u in het revalidatiecentrum verblijft voor een aantal maanden. • Revalidatie dagbehandeling (RDB): betekent dat u poliklinisch wordt behandeld op de revalidatiepoli van het ziekenhuis. Dit betekent dat u gedurende een of meerdere dagdelen per week naar het ziekenhuis komt voor behandeling. Verpleeghuis Als terugkeer naar huis of een verzorgingshuis niet meer mogelijk is en er intensieve zorg nodig blijft, wordt met u overlegd over blijvende opname in een verpleeghuis. De behandeling in de revalidatieafdeling van het verpleeghuis heeft (net als bij het revalidatiecentrum) als doel om te revalideren om zo zelfstandig mogelijk te kunnen functioneren. Het belangrijkste verschil met het revalidatiecentrum is dat het tempo van de revalidatie lager ligt en de behandeling minder intensief is. 19/24 Verzorgingshuis/zorgcentrum In sommige gevallen is een tijdelijk verblijf in een verzorgingshuis of zorgcentrum een goede oplossing Dit wordt een TOP-plaats genoemd. Autorijden Met ingang van 21 juli 2010 is de regeling wat betreft autorijden na een beroerte of een TIA gewijzigd. Dit naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad op 29 april 2010. Globaal gezien geldt voor beroertes: • Rijbewijzen van groep 1 (privégebruik personenauto): De termijn waarbinnen men na een beroerte ongeschikt is, is twee weken, mits er geen beïnvloedende cognitieve of lichamelijke functiestoornissen zijn. De CBR-procedure kan dan gestart worden. Indien er wel beïnvloedende cognitieve of lichamelijke functiestoornissen zijn, is er een ongeschiktheid voor 3 maanden. De aanvraagprocedure kan dan pas vanaf dit moment gestart worden. Een rijtest van het CBR zelf is dan onderdeel van deze procedure. • Rijbewijzen van groep 2 (beroepsvervoer):De termijn gedurende welke men na een beroerte ongeschikt is voor rijbewijzen van groep 2 is vier werken, indien er geen functiestoornissen zijn die rijgeschiktheid beïnvloeden. De maximale geschiktheidtermijn is drie jaar, omdat uit onderzoek blijkt dat de groep van personen die een TIA of beroerte hebben gehad een hoger risico heeft voor andere vaatproblemen. Zijn er wel beïnvloedende functiestoornissen, dan kan men niet geschikt worden verklaard voor groep 2. na de genoemde termijnen blijft voor beide categorieën een positief rapport door een onafhankelijke specialist vereist. De procedure Om weer in aanmerking te komen voor een rijbewijs adviseren wij u om een aanvraagformulier “Eigen verklaring” op te sturen naar het CBR. De Eigen verklaring is verkrijgbaar bij uw gemeente en bij de CBR-theoriecentra (tussen 9.00 en 15.30 uur, bel 0900 0210 voor de actuele openingsdagen per centrum). Voor de rijbewijzen van de categorie A, B en BE geldt dat u de vragen van de Eigen verklaring zelf invult. De achterkant van de Eigen verklaring laat u invullen door een (huis)arts van eigen keuze. Bent u ouder dan 70 jaar dan moet u ook een Geneeskundig verslag laten invullen door de arts. Vervolgens stuurt u de gegevens op naar het CBR in bijgeleverde retourenvelop. U ontvangt daarop binnen acht weken van het CBR nader bericht. Wij wijzen u erop dat er volgens de nieuwe regels na een TIA of beroerte altijd een extra keuring door een neuroloog verplicht is. Bij gebleken geschiktheid zal het CBR een Verklaring van geschiktheid registreren, waarmee u een rijbewijs kunt aanvragen. Voor de rijbewijzen van de categorie C, CE, D en DE geldt dat u de vragen van de Eigen verklaring zelf invult. Het Geneeskundig verslag laat u vervolgens invullen door een arts van een gecertificeerde arbodienst of door een geregistreerde bedrijfsarts. 20/24 Deel 5 Wat kunt u zelf doen om een nieuwe beroerte te voorkomen? Een beroerte kan ontstaan door verschillende risicofactoren, deze zijn onder te verdelen in factoren die u wel of niet zelf kunt beïnvloeden. Niet beïnvloedbare risicofactoren zijn onder andere: • Leeftijd en geslacht Het risico op hart- en vaatziekten neemt toe met de leeftijd en is voor mannen groter dan voor vrouwen. • Erfelijkheid en familiaire voorgeschiedenis. Herseninfarcten zelf zijn zelden erfelijk. Erfelijke aanleg kan de kans op een beroerte wel verhogen. Iemand kan door erfelijke aanleg een hoge bloeddruk hebben, veel LDL- cholesterol, homocysteine in zijn bloed of diabetes krijgen. Hersenbloedingen daar in tegen zijn soms wel erfelijk. Zwakke plekken in de bloedwand kunnen namelijk erfelijk zijn. In sommige families komt een plaatselijke verwijding van een bloedvat veel voor (aneurysma). • Homocysteine. Homocysteine is een stofje dat ontstaat bij de afbraak van eiwitten. Sommige mensen hebben een erfelijke aandoening, waardoor zij een verhoogde homocysteine hebben in het bloed. En dit zorgt weer voor een verhoogd risico. Er zijn echter ook een aantal factoren waar u zelf eventueel in samenspraak met uw behandelend arts, verpleegkundig specialist of huisarts wat aan kunt doen. De beïnvloedbare risicofactoren • Bloeddruk Een verhoogde bloeddruk of hypertensie is de belangrijkste risicofactor voor het krijgen van en hersenbloeding. De wanden van de bloedvaten staan constant onder hoge druk. Hierdoor rekken zwakke plekken eerder uit en scheuren open. Hoge bloeddruk bevordert slagaderverkalking en is ook een risicofactor voor het krijgen van een herseninfarct. • Roken. Roken beschadigt de wanden van de bloedvaten en versnelt daardoor het proces van slagaderverkalking en het verhoogt het cholesterolgehalte in het bloed. Roken vernauwd de bloedvaten en verhoogt de bloeddruk. Ook heeft roken tot gevolg dat bloedplaatjes sneller samenklonteren. Het effect op de bloedplaatjes is binnen één dag na het stoppen verdwenen. Ook is er binnen enkele maanden herstel te zien in de bloedwand, verlaging van het cholesterol en daling van de bloeddruk. Alleen de opgelopen slagaderverkalking blijft bestaan. • Cholesterol. Cholesterol is een vetachtige stof die in verschillende soorten vetbolletjes vervoerd wordt in het bloed. Afhankelijk van de samenstelling van de vetbolletjes onderscheiden we ‘goede’ en ‘slechte’ cholesterol. Het ‘goede’cholesterol (High Density Lipoproteins, HDL) gaat naar de lever, het slechte cholesterol (Low Density Lipoproteins, LDL) dringt door in de bloedvatwand en veroorzaakt slagaderverkalking (atherosclerose) • Lichaamsbeweging Lichaamsbeweging verhoogt de hoeveelheid goed cholesterol in het bloed. Vet eten, vooral in de vorm van verzadigde vetzuren of dierlijk vet (de harde boter/vetten), verhoogd de hoeveelheid slecht cholesterol. Lichaamsbeweging verlaagt de bloeddruk, verlaagt het gehalte aan slecht cholesterol (LDL) in het bloed en heeft een gunstige invloed op het lichaamsgewicht. 21/24 • • • • Het is dus niet verwonderlijk dat een gebrek aan lichaamsbeweging de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Drie keer tien minuten of twee keer een kwartier is per dag voldoende. Kortere periodes heeft geen zin. Alcohol. Bij een dagelijkse dosis van twee glazen alcohol stijgt het risico op hart- en vaatlijden. Overgewicht. Mensen met ernstig overgewicht lopen een verhoogde kans op chronische ziekte. Ook vergroot het overgewicht de sterftekans. De genoemde risicofactoren gaan vaak samen met overgewicht bv. hoge bloeddruk. Diabetes mellitus. Het bloed vervoert suiker in de vorm van glucose in het bloed. Een patiënt met diabetes mellitus (suikerziekte) kan de hoeveelheid glucose in zijn bloed niet regelen. Hart- en vaatlijden. Bij hartritme stoornissen of afwijkingen aan de hartkleppen kan zich een stolsel in het hart vormen. Een embolie (een afgebroken stukje stolsel) uit het hart kan vast lopen in de bloedvaten en daar een TIA of herseninfarct veroorzaken. Bij één op de vijf mensen die een beroerte krijgt, is de oorzaak een embolie uit het hart. Adviezen Om uw risico op hart- en vaatziekten te verlagen is het belangrijk gezond te leven. Dat kan betekenen dat u bepaalde leefgewoontes moet veranderen. Als u rookt is het heel belangrijk dat u hiermee stopt, omdat uw risico op hart- en vaatziekten hierdoor sterk vermindert. Wanneer u stopt met roken, daalt uw risico op hart- en vaatziekten zo sterk, dat medicijnen voor het verlagen van uw bloeddruk of cholesterol soms niet meer nodig zijn. Probeer gezond en gevarieerd te eten. Drink niet meer dan twee glazen alcohol per dag. En zorg dat u tenminste vijf dagen per week een halfuur per dag actief beweegt. Gezonde voeding en actief bewegen helpen ook om overgewicht tegen te gaan. Als u samen met neuroloog, verpleegkundig specialist of huisarts uw risicoprofiel bekijkt, ziet u vanzelf welke adviezen voor u het belangrijkst zijn om uw risico op een nieuwe beroerte of hart- en vaatziekten te verlagen. Medicijnen Als uw risico op hart- en vaatziekten verhoogd is, bekijkt uw medisch specialist in de praktijk of u baat heeft bij medicijnen om uw bloeddruk of cholesterolgehalte te verlagen. Hoe hoger uw geschatte risico op hart- en vaatziekten, en hoe hoger uw bloeddruk of cholesterolgehalte, des te groter is de kans dat u baat heeft bij deze medicijnen om uw risico te verlagen. Hoe verder? Er zal altijd in samenspraak met u worden besproken welke maatregelen mogelijk zijn om uw risico op hart- en vaatziekten te verlagen. Daarna wordt er samen met u een plan voor de verdere aanpak van uw risicofactoren gemaakt. U hoort bij uw ontslag uit het ziekenhuis wanneer u hiervoor weer op de polikliniek verwacht wordt. 22/24 Belangrijke telefoonnummers en adressen • Nederlandse Hartstichting Postbus 300 2501 CH Den Haag Informatielijn: 0800 300.0.300 (gratis) www.hartstichting.nl • Nederlandse CVA-vereniging Samen Verder Postbus 132 3720 AC Bilthoven Tel: 030 659 4650 Fax: 030 656 36 77 E-mail: info.samenverder@shhv www.cva-samenverder.nl • Hersenstichting Nederland Korte Houtstraat 10 2511 CD Den Haag Tel: 070 360 4816 Fax: 070 360 9946 E-mail: [email protected] www.hersenstichting.nl • Afasie Vereniging Nederland (AVN) Bakenbergseweg 125 6814 ME Arnhem Tel: 026 351 2512 Fax: 026 351 3613 E-mail: [email protected] www.afasie.nl • Vereniging Cerebraal (Niet Aangeboren Hersenletsel) Postbus 8579 3503 RN Utrecht Tel: 030 296 44 69 Fax.: 030 - 293 42 97 E-mail: [email protected] www.cerebraal.nl • MEE Biedt ondersteuning voor mensen met een handicap, ziekte of chronische aandoening Tel: 0900 – 999 8888 (lokaal tarief). www.mee.nl Zorginstellingen www.thuiszorg.nl: overzicht thuiszorg instellingen www.revalidatie.nl: informatie over revalidatie en revalidatie-instellingen www.kiesmetzorg.nl : informatie over verpleeghuiszorg en instellingen 23/24 Bij wie kan ik terecht met vragen? Misschien heeft u na het lezen van deze brochure nog vragen. Tijdens het verblijf in het ziekenhuis kunt u bij de verpleegkundige voor algemene vragen terecht. Als u de afdeling binnenkomt, bevindt zich aan de rechter kant aan de muur een whiteboard. Hier staan de kamernummers op met de verpleegkundige erachter die over u partner/naasten gaat. De verpleegkundigen zullen meestal tijdens het bezoekuur in de personeelskamer aanwezig zijn. Kom gerust binnen om vragen te stellen. Wilt u antwoord op medische vragen, dan kunt u het beste in overleg met de verpleegkundige een afspraak maken met de behandelende neuroloog. Deze afspraak kunt u via de poli Neurologie maken. Het gesprek zal dan op de afdeling plaatsvinden. Heeft u na ontslag vragen dan kunt u terecht bij de verpleegkundig specialist neurologie of uw huisarts. U kunt ook telefonisch advies vragen aan de verpleegkundig specialist. Telefoonnummers: • Afdeling C1 0543 54 45 25 • Poli Neurologie 0543 54 45 20 • Verpleegkundig specialist Renata Gierkink 06 513 745 10 Geheimhouding en recht op privacy Alle medewerkers van ons ziekenhuis, dus ook artsen en verpleegkundigen, hebben een geheimhoudingsplicht. Alleen als u toestemming geeft, mogen zij gegevens aan derden verstrekken. Degenen die bij uw behandeling betrokken zijn, mogen alleen onderling gegevens opvragen en uitwisselen als dat voor uw behandeling nodig is. Het recht op privacy houdt nog meer in. Alle (para)medische, verpleegkundige en verzorgende handelingen moeten worden uitgevoerd zonder dat anderen dat kunnen zien. Een vertrouwelijk gesprek met een zorgverlener dient in een aparte ruimte gevoerd te worden. Wij doen ons best om deze afspraken na te komen. Meer informatie staat in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’, verkrijgbaar op de afdeling. Adresgegevens SKB Streekziekenhuis Koningin Beatrix Bezoekadres: Beatrixpark 1 7101 BN Winterswijk Postadres: Postbus 9005 7100 GG Winterswijk T 0543 54 44 44 F 0543 52 23 95 E-mail [email protected] Website www.skbwinterswijk.nl _________________________________ foldernummer: neu 080 versie: aug. 2011 24/24