“Trier ontstond voor Rome…” Zo staat het in een legende die alle Trierenaars met trots vertellen, maar de werkelijkheid ziet er natuurlijk anders uit. Sinds de 3e eeuw v.C. was de stad het politieke en religieuze centrum van het gemengd Keltisch-Germaanse volk van de Trevieren. De Romeinen verschenen hier voor het eerst in de jaren ’50 voor Christus: Julius Caesar bouwde toen een tijdelijke brug over de Rijn voor een verkenningstocht in Germanië. Tussen 18 en 13 v.C. (tijdens het bestuur van keizer Augustus) stichtten de Romeinen niet ver van de samenvloeiing van de Mosella (Moezel) en de Saravus (Saar) een stad met de naam Augusta Treverorum. De nieuwe stad lag aan een doorwaadbare plaats in de Moezel: door deze gunstige handelspositie kwam het oude Trier snel tot bloei. In 41 n.C. bouwden de Romeinen een houten brug over de rivier die de handel en het verkeer nog vergemakkelijkten. In de 2e eeuw werd ze vervangen door een stenen brug die er nog steeds staat. Onder keizer Claudius (41-54) werd Trier een colonia. De Romeinen hadden ondertussen van de Rijn, die hier 120 km vandaan ligt, hun grens gemaakt en noemden het gebied rond Trier Belgica Prima. Het rijke Trier werd de hoofdstad. Van hieruit vertrokken heirbanen naar het westen (Orolaunum, nu Aarlen), het oosten (Mogontiacum, nu Mainz) en het noorden (Colonia Claudia Ara Agrippinensium, nu Keulen en Colonia Ulpia Traiana, nu Xanten). Om de belangrijke stad te beschermen, werd in 180 een 6,4 km lange stadsmuur opgetrokken. Sporen hiervan vind je nog terug bij de Romeinse brug, het amfitheater en de Porta Nigra. Rond 200 verschenen de eerste christenen in Trier. Wandeling door Trier - 1 - In de derde eeuw maakte het Romeinse rijk een zware crisis door: de ene opstand volgde op de andere en een keizer regeerde zelden langer dan enkele jaren. Delen van het rijk scheurden zich (tijdelijk) af, waaronder ook Gallië, Belgica en Germania. De waakzaamheid aan de grenzen nam af. Regelmatig staken plunderende Germanen de Rijn over en in 275 verwoestte de stam van de Alemannen Trier en omstreken. Gelukkig herstelde het keizerlijke gezag zich en voor Trier brak een tweede bloeitijd aan. Het werd samen met Mediolanum (Milaan) de hoofdstad van het WestRomeinse Rijk. In de vierde eeuw groeide de stad tot 80.000 inwoners: de grootste stad ten noorden van de Alpen werd vanaf nu Treveris genoemd. Constantijn was hier onderkeizer (caesar) van 306 tot 316, toen hij in Rome keizer van heel het rijk werd (augustus). Een eeuw lang speelde Trier een belangrijke rol in het politieke en culturele leven van het rijk, vooral op religieus gebied: het christendom werd de belangrijkste en later de enige godsdienst. Op het einde van de vierde eeuw vreesde men opnieuw voor Germaanse invallen en begonnen de Romeinse bestuurders de stad te verlaten. In de winter van 406 brak dan het einde van de Romeinse overheersing aan: verschillende Germaanse stammen (Franken, Bourgondiërs, Alemannen, Vandalen, …) staken de bevroren Rijn over. Deze keer kwamen ze niet om te plunderen, maar om zich definitief te vestigen. Ze hielpen de Romeinen zelfs om in 451 de Hunnen te verslaan. De stad Trier verviel na deze volksverhuizingen. In het begin van de Middeleeuwen woonden er nog slechts 2 à 3000 inwoners. De grote Romeinse stadsmuren werden stukje bij beetje afgebroken om huizen en een nieuwe, veel kortere muur te bouwen. Trier bleef wel een belangrijk godsdienstig centrum en werd onder keizer Karel de Grote een aartsbisdom. In 882 kreeg Trier even bezoek van plunderende Noormannen, die met hun schepen de Rijn en de Moezel waren opgevaren. In de 13e eeuw werd de aartsbisschop van Trier één van de zeven keurvorsten: zij moesten na het overlijden van de Duitse keizer een opvolger aanduiden. Omdat Trier vlakbij de Franse grens lag, had het veel te lijden onder oorlogen tussen de buurstaten. In 1697 telde de stad nog slechts 2700 inwoners. Toch bleef de stad bestaan, vooral dankzij de rol die het als kerkelijk centrum vervulde en haar universiteit. In 1794 werd Trier veroverd door de Fransen, die de universiteit sloten en het keurvorstendom afschaften. Napoleon Bonaparte bezocht de stad in 1804. Na 1815 werd Trier Pruisisch en vanaf 1870 bloeide het weer op, maar tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog moesten de Trierenaars heel wat bombardementen doorstaan. In 1945 was 40% van de binnenstad verwoest. Het verarmde Trier werd slechts langzaam heropgebouwd, maar dit gaf de archeologen de kans om de ondergrond ‘grondig’ te onderzoeken. Vandaag is Trier een universiteitsstad met 100.000 inwoners en een handels- en bestuurscentrum voor de ruime omgeving. Iedere bouwput is hier een investering in de toekomst, maar tegelijkertijd ook een venster op het verleden. Wandeling door Trier - 2 - Wandeling door Trier Op onze wandeling door de stad zullen natuurlijk vooral aandacht hebben voor de Romeinse overblijfselen. Op deze kaart (noord = boven) zie je waar de oude stadsmuren lagen ten opzichte van het moderne stratenplan. De grote onderbroken lijn geeft het tracé van de Romeinse muur aan, toen er 80.000 mensen in Trier woonden. De streepjeslijn toont de middeleeuwse muur: de stad telde toen minder dan 3000 inwoners. De stippellijn bakent het gebied rond de Dom (of kathedraal) van Trier af. De Kerk speelde een belangrijke rol in de latere geschiedenis van Trier. Onze wandeling zal beginnen aan de Porta Nigra (6). Dan gaan we via de Hauptmarkt naar de Dom (3) en de Basilica (5). Na de verkenning van de Keizersthermen (4) bezoeken we het Landesmuseum (14). Onze dag in Trier sluiten we af in het amfitheater (1). Op deze maquette (noord = onder) zie je het oude Romeinse stadsplan. Dit dambordpatroon met zijn lange rechte straten en vierkante huizenblokken of insulae toont aan dat de stad niet langzaam gegroeid is, maar van meet af aan volgens een duidelijke planning uitgebouwd werd. De stad telt vier toegangspoorten en in het centrum, aan de kruising van de hoofdwegen, bevindt zich het marktplein of forum. Langs de Moezeloever liggen, nabij de brug, de Barbarathermen en een grote tempel. 4 5 3 6 Dit Romeinse stratenpatroon is tijdens de Middeleeuwen volledig verloren gegaan. Wandeling door Trier - 3 - Porta Nigra Vertrekpunt van onze kennismaking met Trier is de Porta Nigra, die voor velen het symbool van Trier geworden is. Zij dankt haar naam aan de zwarte laag op de stenen, die ontstaan is door roetafzetting in de Middeleeuwen. Het is de enige overgebleven poort van de Romeinse stadsmuur uit 180, die aanvankelijk 4 poorten had. De drie anderen - de Porta Alba in het oosten, de Porta Media in het zuiden en de Porta Inclyta in het westen aan de Romeinse brug over de Moezel - zijn verloren gegaan. De poort is 36 m breed, 23 m diep en 30 m hoog. Oorspronkelijk werd de poort gebouwd van lichte, niet gevoegde, maar met loden pennen verbonden blokken zandsteen. Die werden met grote, door molens aangedreven, bronzen zagen op maat gezaagd. In de Middeleeuwen hakten de Trierenaars gaten tussen de stenen om het kostbare lood te recupereren. De Porta Nigra werd tegen verdere afbraak beschermd toen in 1030 de Griekse kluizenaar Simeon zich in de oostelijke toren van de poort liet inmetselen. Na zijn dood vijf jaar later werd hij heilig verklaard en liet de toenmalige aartsbisschop van Trier, Poppo von Babenberg, een kerk bouwen, de St. Simeonskerk. In het kerkgebouw werd de Porta Nigra opgenomen. Vandaag herinneren alleen nog de kooraanbouw (absis) en enkele versieringen aan deze kerk. Alle andere aanbouwen, zoals de toren, zijn onder Napoleon in 1804 verwijderd. Wandeling door Trier - 4 - Het Kaiserbezirk: de ‘keizerlijke wijk’ De Sint-Petersdom Op de fundamenten van een oud Romeins paleis rees in de vierde eeuw de Sint-Petersdom op. In de volgende eeuwen werd het regelmatig herbouwd en werd er zelfs een gotische kerk naastgezet. De voornaamste bouwstijl is nu romaans, hoewel de binnenkant heel wat barokke versieringen telt. In deze kerk bewaart men ook een belangrijk relikwie. Helena, de moeder van keizer Constantijn, had namelijk het naadloze kleed dat Jezus droeg tijdens de kruisiging (of wat daar voor doorging) meegebracht uit het oosten. Deze zogenaamde Heilige Rok is ingemetseld in het hoofdaltaar. Wandeling door Trier - 5 - De basilica De basilica of Aula Palatina was de troonzaal van keizer Constantijn. Om de grootsheid en de macht van de keizer te benadrukken heeft het gebouw reusachtige afmetingen: meer dan 27 m breed, 33 m hoog en 67 m lang, met de voorhal erbij zelfs 75 m. De fundamenten zijn 4 m breed en zitten 6 m in de grond, de muren zijn 2,7 m dik. Men schat dat er 1,5 miljoen bakstenen nodig waren voor de bouw. Door de vele hoge ramen in 2 rijen boven elkaar lijkt het gebouw nog veel hoger en door een optische truc - de ramen worden naar het midden toe kleiner - lijkt het gebouw nog veel langer, omdat het perspectief vertekend wordt. In de hoeken aan beide zijden van de apsis (halfcirkelvormige uitsprong voor het koor in de kerk) zijn wenteltrappen ingebouwd. Op bepaalde plaatsen zijn nog sporen van de stookinstallatie en van de schoorstenen van het hypocaustum te zien. Het nu kale gebouw was vroeger prachtig versierd. Het was aan de buitenkant met grijswitte mortel bepleisterd, de vensternissen hadden een roodgekleurde pleister als achtergrond, waarop okerkleurige ranken waren geschilderd. Binnenin was de vloer bekleed met marmer in een zwart-witpatroon gelegd. Ook de muren waren tot aan de tweede vensterrij met marmer bekleed, maar dan in veelkleurige geometrische motieven. De apsis was ingelegd met glasmozaïek en groene en blauwe ranken versierden de gouden, met rood omzoomde grond. Het plafond was versierd met houten cassetten, dit is het enige wat nog is overgebleven van de oorspronkelijke versieringen. In de nissen stonden marmeren standbeelden. In deze prachtige ruimte te-midden van zoveel luxe zetelde de keizer, heerser over een wereldrijk. Hier ontving hij vorsten en boodschappers. Tijdens de 5e eeuw werd het gebouw door de Franken verwoest. Zij bouwden in de dakloze ruïne een nederzetting. Later werd het gebouw weer hersteld. Sinds het midden van de 19e eeuw werd de Paleisaula als eerste en oudste protestantse kerk in het katholieke Trier gebruikt. Door een bombardement in augustus 1944 werd het gebouw opnieuw een ruïne. In 1953 werd begonnen met de opbouw, die in 1956 werd voltooid. Sindsdien is het weer in gebruik als kerk. De uitbundige aankleding van het gebouw werd niet gerestaureerd. Wandeling door Trier - 6 - De keizerthermen De pittoreske ruïne van de keizerthermen geeft aan het Trierse stadsbeeld iets bijzonder attractiefs. Ze bevindt zich in het oostelijke gedeelte van de stad. Thermen, afgeleid van het Griekse woord thermos (warm), zijn openbare badhuizen die in groten getale in het Romeinse wereldrijk voorkwamen. Trier bezat twee thermencomplexen. Vandaag zijn nog slechts ruïnes stille getuigen. De oudste van de twee werd in het midden van de 2e eeuw gebouwd en worden omwille van hun ligging in de Trierse voorstad ‘SintBarbarathermen’ genoemd. De Keizerthermen daarentegen ontstonden bij het begin van de 4e eeuw. Het initiatief voor de bouw van de Keizerthermen kwam er toen Trier in 293 residen-tiestad voor de keizer werd. Zij vormden de zuidelijke afsluiting van het paleisgebied. Volgens de plannen moest dit één der grootste thermencomplexen in het Romeinse rijk worden. Enkel de thermen van Caracalla en die van Diocletianus in Rome zouden groter geweest zijn. De binneninrichting en de technische uitrusting van de thermen kwamen echter nooit tot stand. De ruwbouw bleef jarenlang onafgewerkt na de politieke en economische crisis bij de verhuizing van keizer Constantijn de Grote naar Byzantium (later Constantinopel). Pas onder keizer Valentinianus I (364-375) kreeg het gebouw een nieuwe bestemming. Kern van het nieuwe ‘paleis’ werd de zaal van het voormalige caldarium met de rondbouw van het tepidarium als voorhal. Tijdens de Middeleeuwen werden de gebouwen uit de Romeinse tijd gedeeltelijk verder gebruikt. Hierdoor werden ze vaak bewaard. De keizerthermen maakten deel uit van de zuidelijke versterkingen. In het caldarium woonde de burggraaf als vertegenwoordiger van de wereldlijke macht. De grote Romeinse vensteropeningen werden dichtgemetseld en door kleinere vervangen. Eén der openingen werd naar onder toe uitgebroken en diende als stadspoort. Volgens de Trierenaars reed Napoleon als veroveraar de stad binnen door deze poort! Wandeling door Trier - 7 - Geschreven bronnen uit de 13e eeuw vermelden de Keizerthermen als vetus castellum of vetus castrum (Oude burcht). De hoge en dikke muren van het ondertussen vervallen thermen-complex deden de middeleeuwers vermoeden dat ze met een militair gebouw te maken hadden. Hiernaast zie je het oorspronkelijke bouwplan van het thermencomplex. Van het originele grote bouwwerk zijn enkel de opgaande muren van het caldarium (c) bewaard gebleven. Het gebouw strekte zich uit van oost naar west over een lengte van 250 m en een breedte van 145 m. Het grondplan toont langsheen de lengteas een symmetrische opbouw. Van oost naar west: warmwaterbad (caldarium), warmeluchtbad (tepidarium), koudwaterbad (frigidarium) en gymnastiekzaal (palaestra). Wandeling door Trier - 8 - Het amfitheater in Trier Het oudste, nog bewaard gebleven, Romeinse bouwwerk in Trier werd ca. 100 na C. gebouwd ter vervanging van een houten constructie. Het bood plaats aan 20.000 toeschouwers. In tegenstelling tot de andere bekende amfitheaters werd het niet met stenen gebouwd, maar met zand. De oostelijke helft werd in de Petrisheuvel uitgegraven en met die aarde plus het uitgegraven zand van de kelder werd de westelijke helling opgehoogd. Deze kant werd verstevigd met steunmuren. We komen het amfitheater binnen via de zuidelijke hoofdingang, die vroeger drie verdiepingen telde. De middelste van de drie poortbogen voerde naar de arena, de twee zijbogen naar de toeschouwersplaatsen. Naast de hoofdingangen waren er trappen die naar de hoogste zitplaatsen leidden. Behalve de twee hoofdingangen in de lengteas zijn er in de westkant nog twee kleinere zij-ingangen. Er waren 26 rijen zitplaatsen, die verdeeld waren in drie rangen, van elkaar gescheiden door brede omgangen. De arena was van de eerste rij toeschouwers gescheiden door een vier meter hoge muur als bescherming. Parallel met deze muur was er een houten palissade met dezelfde bedoeling en tussen beide bevond zich een in de rotsen uitgehouwen afwateringsgracht. Ook de bovenste zitplaatsen waren afgeschermd met een hoge muur om “zwartkijkers” tegen te houden. Aan de westkant tussen de zij-ingangen was de ereloge voor de keizer of voor andere belangrijke gasten. In de onderste muur waren veertien symmetrisch geordende ingangen naar de kerkers. De ovalen arena was 75 m lang en 50 m breed. Onder het midden van de arena was een kelder uitgegraven. Hij heeft een kruisvormige oppervlakte en is nu met een houtconstructie ondersteund. In de oudheid diende hij als gevangenis en als lijkenhuis. Er was een houten hefbrug geïnstalleerd. De kelder was ook belangrijk voor de afwatering: het grond- en bergwater werd door een houten pomp in een kanaal geleid en afgevoerd naar de Olewigerbeek. Wandeling door Trier - 9 - M = resten van de stadsmuur T = resten van torens E1 en E2 = ‘artiesteningang’ V1 - V6 = toeschouwersingang Bij de bouw van de stadsmuur ca. 200 na C. werd het amfitheater in de verdedigingswal rond Trier opgenomen, waarbij de zitplaatsen en de arena aan de buitenkant bleven, de noordpoort aan de binnenkant. Zo ontstond een dubbele toren met binnenhof. In de 13de eeuw begon men de stenen van het amfitheater uit te breken: zitplaatsen en galerijen verdwenen, het complex verviel en diende als wijnberg. Wandeling door Trier - 10 -