Onderscheidingen

advertisement
De 123 joodse kinderen van Hanna en Nico
door
Harrie Raaijmakers
Direct na de inval van de Duitsers werd het voor joden verboden om een café te bezoeken of een
ritje met de tram te maken. In 1942 werd het dragen van de jodenster verplicht. Een tragische rol
speelde de Joodse Raad. De bezetter schakelde de joden in om de anti-joodse wetten ten uitvoer te
brengen. De Raad maakte ook een lijst waarop goederen vermeld stonden, die men mee moest
nemen. Tevens zorgde ze voor de voorlichting aan de joden over de maatregelen van de Duitsers.
Zo zorgde deze raad ervoor, dat de jodenster verspreid werd.
Vanaf augustus 1942 was de Hollandse Schouwburg alleen toegankelijk voor joden, die bewaakt
werden door leden van de Duitse en Nederlandse SS en NSB, onder leiding van Ferdinand Aus der
Fünten. De organisatie in de schouwburg was in handen van de “Expositur”, een afdeling van de
Joodse Raad. De “Expositur” had de volgende taken in de schouwburg: de eerste opvang en de
registratie, de medische verzorging, de voedselvoorziening. De leiding ervan was in handen van
Walter Süskind. Hij was in 1938 vanuit Duitsland naar Nederland verhuisd en wilde zoveel
mogelijk joden redden. Hij heeft persoonlijk de hoogste SS'er Ferdinand Aus der Funten, een oude
schoolkameraad van hem, dronken gevoerd om dat mogelijk te maken.
De mensen zaten in de tjokvolle schouwburg in zalen, in loges, op trappen en balkons. Het was er
schrijnend vooral op het gebied van de hygiëne. Daarom kwam het voorstel van de Joodse Raad om
de kinderen onder de dertien jaren naar de crèche te brengen. Deze crèche bevond zich tegenover
de “Hollandse Schouwburg”, waarin gedurende oorlog tussen de 15.000 en 18.000 joden
gedetineerd waren in afwachting van deportatie. Een derde deel hiervan bestond uit kinderen.
Vanaf oktober 1942 mochten de kinderen in de crèche ondergebracht worden in afwachting van hun
transport. Vanuit deze crèche werden ongeveer vijftig kinderen bevrijd.
De crèche was voor de oorlog vooral bedoeld voor de kinderen van de joodse handelaren op het
Waterlooplein. Die kinderen waren alleen welkom als ze minder dan twintig luizen hadden. Er
waren keurige baden met warm en koud stromend water, er waren bedjes en aangepaste toiletjes. En
er was een keuken. Het was de modernste van Amsterdam. De crèche had een interne opleiding,
destijds uniek in Nederland. Het was een voortreffelijk onderkomen voor de kleintjes.
De leiding ervan was in handen van Henriëtte Pimentel. Zij werkte samen met Walter Süskind. Voor
het eerst bleven de kinderen tijdens de oorlog er dag en nacht. Door het in gebruik nemen van de
crèche ontstonden nieuwe ontsnappingsmogelijkheden, omdat de crèche minder zwaar bewaakt
werd. Vanaf dat moment zaten de kinderen er relatief veilig.
Het transport naar Westerbork vond driemaal per week plaats vanaf de stations Muiderpoort of
Centraal. Het vervoer naar deze stations ging per vrachtwagen, tram of bus. Vanaf januari 1943
werden de joden ook naar kamp Vught gebracht.
Bert Jan Flim beschrijft in zijn boek “Omdat hun hart sprak”, dat er in Nederland gedurende de
oorlog vier verzetsgroepen waren, die zich bezig hielden met het onderbrengen van joodse
kinderen, om ze op die manier te behoeden voor deportatie naar een concentratiekamp.
Dat waren:
– Het Utrechts Kindercomité. (bracht tien kinderen onder).
– De Naamloze Vennootschap uit Amsterdam. (bracht 160 kinderen onder)
– De Trouwgroep uit Amsterdam. (bracht 75 kinderen onder)
– De Amsterdamse Studenten Groep onder leiding van Piet Meerburg (geboren op 1 september
1919 en overleden op 12 april 2010) en Wouter van Zijtveld (1923).
Met deze laatste groep werkte het verzetsgroepje rond Hanna van de Voort samen. De studenten
gebruikten hun contacten met medestudenten om elders in Nederland groepen te vormen om de
123 joodse kinderen
1
04-09-09
kinderen onder te brengen. Uit onderstaand lijstje blijkt, dat er bij de Algemene Studenten Groep
zes groepen waren, die door Flim als “filialen” werden aangeduid. In die filialen werden de
volgende aantallen kinderen ondergebracht.
Filiaal Nijkerkerveen
10 kinderen
Filiaal Sneek
60 a 80 kinderen
Filiaal Leeuwarden
100 kinderen
Filiaal Joure
30 kinderen
Filiaal Zuid-Limburg
50-60 kinderen
Filiaal Tienray
123 kinderen.
Totaal ongeveer 350 kinderen.
De blonde kinderen gingen meestal naar Friesland.
Zoals U kunt zien verbleven 123 kinderen in Tienray en omgeving. Van die 123 kinderen was ruim
de helft van de lagere schoolleeftijd waren er acht kinderen onder de zes jaar en vijfentwintig
kinderen waren ouder dan twaalf jaar. Deze laatste kinderen waren het moeilijkste onder te brengen
en kwamen hoofdzakelijk naar Tienray. Van vijftig kinderen is bekend, dat ze gewoon onderwijs
gevolgd hebben tijdens hun onderduikperiode.
Opvallend is dat van alle 1.355 Nederlandse pleeggezinnen er 434 in Limburg te vinden waren bijna
het derde deel.
Naast bovenstaande vier verzetsgroepen kunnen we nog een vijfde groep noemen, die zich vooral
bezig hield met het smokkelen van de kinderen uit de crèche aan de Plantage Middellaan in
Amsterdam. Het was erg moeilijk om te bepalen welk kind weg mocht. De ouders moesten
uiteraard toestemming geven en die waren niet zomaar genegen om hun kinderen aan wildvreemde
personen af te staan. Philip Fiedeldij Dop, die in Amsterdam-Zuid zijn kinderartsenpraktijk had,
wist het vertrouwen van veel ouders te winnen en daarmee was een fundament gelegd voor de
“kidnapping”. Als de ouders er tegen waren werd niets ondernomen. Wel was het zo, dat het
gemakkelijker was om de zogenaamde “weeskinderen” te bevrijden.
Hoe de kinderen bevrijd werden
Enkele mogelijkheden:
– John (Jan) Blom liep in de groep naar de crèche, maar ging al voetballend een andere weg, de
vrijheid tegemoet. Hij kwam via Hanna van de Voort in Swolgen terecht in het kasteeltje op de Gun.
– Bij binnenkomst in de schouwburg “vergat” men wel eens kinderen in te schrijven, zodat het
verdwijnen ervan niet opviel.
– Als de ouders op de lijst stonden voor vertrek op de volgende dag, dan werden de kinderen 's
avonds om 21.00 uur wakker gemaakt en naar de overkant gebracht. De ouders mochten dan samen
met de kinderen de laatste nacht in Amsterdam doorbrengen. De moeder van een baby, kreeg een
pop in de hand geduwd. De baby leek dus op transport gesteld. Deze methode kon doorgaan tot er
geen poppen meer te krijgen waren.
– Baby 's en peuters werden in een tas, emmer of doos met gaatjes vervoerd zonder dat dat erg
opviel.
– De crèche werd niet streng bewaakt en miste de aangeboden alcoholische drank aan de bewakers
zijn uitwerking niet.
– Vanuit genoemde crèche werden de kinderen bevrijd, waarbij S'S-er Alfons Zündler bewust de
andere kant op keek. Ook de kaarten van de kinderen werden gelicht, want het aantal kinderen
moest na de wandeling even groot zijn, als bij het vertrek. Door een openstaand raam werd dan een
kind naar buiten gewerkt, zodat het aantal klopte. De kinderen die ontvoerd zouden worden liepen
123 joodse kinderen
2
04-09-09
achteraan en kregen opdracht op een bepaalde plek rechtdoor te lopen. De studenten wachtten
precies het tijdstip af, dat tussen de schouwburg en de crèche twee trams elkaar uit tegengestelde
richting passeerden. Men had dan meer tijd om met het kind te verdwijnen.
– Soms werd een kind via de schutting achter de crèche “ontvoerd”.
– Via de zolder van de naastgelegen Hervormde Kweekschool konden veel kinderen ontsnappen.
De “ontvoerde” kinderen kregen een schuilnaam en een identiteitskaart van het Centraal Bureau
voor Kinderuitzending uit het gebombardeerde Rotterdam.
Door dat bombardement waren veel doden te betreuren, maar waren ook de persoonsgegevens van
de burgerlijke stand in vlammen opgegaan, zodat moeilijk te controleren was of de kinderen echt uit
Rotterdam kwamen.
Het is te begrijpen, dat niet veel notities gemaakt zijn gedurende de oorlog. Het aantal van 123 door
Hanna en Nico ondergebracht kinderen kan anders zijn dan steeds is aangenomen.
Na de bevrijding van Zuid-Nederland werd de ligging van het front een probleem en was het niet
meer mogelijk kinderen in Tienray onder te brengen.
Voor de bevrijde kinderen moest een schuiladres elders in Nederland gevonden worden. Daarvoor
zette Piet Meerburg een organisatie op, waarbij veel studenten betrokken waren.
Omstreeks mei 1943 kwam Piet Meerburg in contact met Karel (K.P.M.) Ex uit Venlo. Beiden
haddeen geweigerd de loyaliteitsverklaring te ondertekenen.
Deze verplichting gold vanaf maart 1943.
Karel Ex was ondergedoken en had zich aangesloten bij de Limburgse Organisatie voor Hulp aan
Onderduikers. Voor deze organisatie was hij vaak in Amsterdam. Piet Meerburg vroeg hem of hij
iemand in Limburg kende, die joodse kinderen zou kunnen onderbrengen. Het zou gaan om in totaal
zeker duizend kinderen. Karel Ex en medestudent (F.J.K.) Joe Russell uit Tegelen kwamen in
contact met Eugenie Boutet in Sevenum. Zij had het zelf, naast haar baan als onderwijzeres, te druk
met enkele honderden onderduikers, waaronder meer dan honderd joden.
Zij dacht direct aan haar nicht Hanna van de Voort, die kraamverzorgster was in Tienray al enkele
Franse krijgsgevangenen geholpen had. Karel Ex en Joe Russell togen naar Tienray en vertelden de
familie hun verhaal. Nico, die bij Van de Voort ondergedoken zat, was stilletjes naar boven
geslopen. De familie vroeg bedenktijd, waarna de twee mannen een wandeling door Tienray
maakten. Nico Dohmen zag en herkende de twee bezoekers vanuit de slaapkamer. Daarop waren
Hanna en haar ouders snel akkoord. Moeder Marie van de Voort-Everts was ziek, maar zei: “Dan
zien we wel. Onze Lieve Heer is er ook nog. Duizend kinderen Hanna, die moeten we helpen”.
Het verzetsgroepje Tienray
De groep startte in mei 1943 en bestond uit Hanna van de Voort, Nico Dohmen (1921-2008), Hand
van de Pas en smid Toontje Peters uit Broekhuizenvorst, bakker Wiel Houwen uit Horst en Curt
Löwenstein. Curt was een joodse jongen, die bij de families Mart Mooren in Meerlo, Loogman in
Venray en bij Martens in Klein Oirlo ondergedoken was.
De groep werkte vrij zelfstandig. Hanna van de Voort was geboren op 26 november 1904 en
overleden op 26 juli 1956 na een open hartoperatie in Utrecht. In tegenstelling tot haar broers en
zussen is ze vrij jong gestorven, haar zus Mien werd bijna honderd jaar. Waarschijnlijk hebben de
spanningen in de oorlog hun tol geëist. Haar vader had lange tijd een bakkerij, café, hotel en je kon
er ook eten. Daarnaast was hij zelf benoemd burgemeester van Tienray en had zelfs ruzie gehad met
de pastoors Maessen en Von Bönninghausen. Die laatste noemde hem: De pater in zijn wit habijt.
Hanna was kraamverzorgster, had een groot werkgebied en bleef tien dagen lang in een gezin als er
een kind geboren was.
123 joodse kinderen
3
04-09-09
De werkwijze
Zodra Hanna een onderduikadres gevonden had, werd de “bestelling” telefonisch doorgegeven. Bij
de bestelling ging het om een pakje surrogaat koffie (een jongen) of een pakje surrogaat thee (een
meisje). De telefooncentrale was destijds in hotel Wijnhoven, Kloosterstraat 2 gevestigd. Ook werd
gebeld via Johan Hofman, Spoorstraat 3. Verder hadden weinig mensen in Tienray een
telefoonaansluiting.
Vaak werden er meer “pakjes koffie of thee” afgeleverd dan besteld waren. Er werd dan niet
vergeefs een beroep gedaan op Ed Miedema, kapelaan in Gennep, de latere pastoor van ”Het
Eikske” in Schaesberg.
Bij het zoeken naar adressen kregen Hanna en Nico de medewerking van de geestelijkheid. Pastoor
Dinckels van Tienray stond volkomen in voor Nico en was bereid iedereen de benodigde
inlichtingen over hem te geven.
De helft van alle benaderde personen reageerde positief. Moeilijk was het om jongens te plaatsen in
de leeftijd van tien tot vijftien jaar. Erg gewild waren de baby 's en de “zwartjes” onder de meisjes.
De kinderen reisden met de trein naar Limburg onder begeleiding van iemand van de organisatie.
Koeriers waren: Piet Meerburg (Piet van Doorn), Hansje van Lochem, Alice Brünner (een
Zwitserse, die in Amsterdam woonde), Ans van Dam, Ietje van Dijk, Piet Hoekstra, Mieke Mees en
Wouter van Zeytveld en Tineke Haak. Het waren jonge ongehuwde studenten, die het werk wel
spannend vonden. Deze jongelui verbleven soms enkele nachten in Tienray en genoten van de
zelfgebakken vla. Vanaf het station Venray werden de evacueetjes met de bus afgehaald door Nico
Dohmen of Anselm van de Voort, maar regelmatig moesten de kinderen met hun begeleiders ook te
voet naar Tienray. Verschillende kinderen kwamen niet in Tienray aan, maar werden direct naar hun
onderduikadres gebracht. Volgens Nico Dohmen was tachtig procent van de kinderen afkomstig uit
de crèche in Amsterdam.
Niet alle kinderen kwamen uit Amsterdam en belandden op bovenstaande wijze in Tienray. Zij
kwamen op een ander manier. Bij een enkel kind is dat beschreven. Een van de kinderen, die op een
andere manier in Noord-Limburg onderdak vond was Max Schrijver. Die heeft zelfs vertoefd in
kamp Westerbork evenals Curt Löwenstein.
De kosten
Om de kosten van de gehele organisatie te betalen werd het gedicht “Het lied der achttien dooden”
van Jan R.T. Campert (1902-1943) uitgegeven. Het illegale drukwerk was afkomstig van de Bezige
Bij en werd gesteund door het Nationaal Steunfonds. Dit fonds kreeg een miljoenenlening van de
Nederlandse regering in Londen. Hiervan werden onder andere de reizen naar Limburg en Friesland
betaald. Piet Meerburg zelf had een baantje bij de Nederlandse Spoorwegen als controleur en mocht
zodoende vrij en ongestoord reizen. In totaal kwam vanuit Amsterdam ƒ 130,00 naar de
verzetsgroep Tienray.
De Inburgeringscursus.
De kinderen kwamen in Noord-Limburg in kleine dorpen en hadden te maken met kleine Rooms
Katholieke schoolbesturen of een goedgezind hoofd der school. In Tienray vormden de zusters het
schoolbestuur. In de overige dorpen was het kerkbestuur tevens schoolbestuur. De lijnen waren kort.
Maar liefst vijftig kinderen bezochten de gewone lagere scholen en leerden de catechismus.
Lien Emons-Bartels: Bij ons was Elly Hamme ondergebracht. Zij leek heel erg op ons. Ze ging naar
de Mariaschool, de meisjesschool in het klooster in Tienray, heeft meegedaan aan de voorbereiding
123 joodse kinderen
4
04-09-09
voor de grote communie (hernieuwing van de doopbelofte) en was kwaad, dat ze die niet mee
mocht doen.
Henriëtte Poels-Peters (dochter van meester Peters): Mijn ouders maakten elke dag een wandeling
door Oirlo. Mijn moeder had steeds een handtas bij zich. Na de oorlog werd duidelijk, dat in de tas
het huiswerk zat van de joodse kinderen, die zij tijdens de wandeling bezochten. Mijn vader was er
hoofd van de lagere school.
De oudere kinderen werden enkele dagen bij Hanna van de Voort ondergebracht om te
acclimatiseren en te wennen aan de nieuwe situatie. Ze leerden het stratenplan van Rotterdam van
buiten en in welke wijk ze zogenaamd gewoond hadden. Ook kregen ze les in de katholieke leer. Ze
leerden voor en na het eten en voor het slapen gaan te bidden.
Na enkele dagen gingen de kinderen naar pleegouders in de regio van Gennep tot Grubbenvorst.
Nico Dohmen heeft steeds tegen de pleegouders gezegd, dat het om joodse kinderen ging. Ze waren
dus op de hoogte. De kinderen kregen een nieuwe naam en moesten hun oorspronkelijke naam
vergeten.
Enkele voorvallen
De overval
Leonardus Heldens op het Schoor in Castenray eiste voor de vier joden bij hem ondergebracht
waren honderd gulden per maand. De boer eiste het persoonsbewijs van de jood. Hij hield de kleren
achter als onderpand. De jood ging ervan door. De overval is gepleegd door Nico Dohmen, Curt
Löwenstein, Henri van de Pas en George Schmitz, de zoon van de rechercheur uit Roermond.
In augustus 1943 bracht Piet Meerburg persoonlijk het eerste jongetje: Simon Cohen. Diens ouders
waren opgepakt. Simon had een ingevallen borst en platvoeten, was astmatisch en scheel. “Me ome
Kobus het mezelvers uitgetekend”, grapte hij.
Vader Piet Dohmen in Kampen wilde dolgraag het eerste kind onderdak verschaffen. Hij was
katholiek en landbouwkundig adviseur. Hij trof het niet, want na een week belandde Simon in het
ziekenhuis met difterie. In dat ziekenhuis werd hij zes weken verzorgd, maar hij overleefde
uiteindelijk de oorlog. In Kampen maakte hij er geen geheim van joods te zijn, hetgeen hem een
keer een draai om de oren opleverde.
Chaim Lindner kreeg godsdienstles net als de andere kinderen. Zijn broer Leo zag daarin een
poging van Nico Dohmen om zieltjes voor de katholieke kerk te winnen. Hij begon hem in
Blitterswijck te schoppen en te slaan met de woorden: “Jij vuilak, jij wilt mijn broertje katholiek
maken. Nooit, liever naar een concentratiekamp. We gaan ons aangeven”. “Geef mij dan ook maar
aan”, zei Nico Dohmen, “ik zie het ook niet meer zitten. Laten we samen gaan”. Leo kalmeerde en
bood na de oorlog zijn excuses aan.
Een handige jongen was nog nooit te communie geweest. Aangezien iedere katholiek in de paastijd
te communie moest gaan, had hij een probleem. Hij ging in de Goede Week bij tante Hanna logeren,
zodat de kinderen in Swolgen niet te weten kwamen, dat hij niet katholiek was.
Bij Herm Hubertus Hendrix, landbouwer op de Gun in Swolgen (C 19) was een jongen: Ietie van
Crefeld (Kees de Vries). Samen gingen zij naar kippenslachter Janssen op de Swolgenseweg in
Tienray. Er moest een rund in de wei gedaan worden. Ze kwamen Büns tegen, die zei: Wat krijg je
voor die jood? Zorg, dat dat jodenkind weggaat, anders word jij opgehaald.
Bij de razzia op 1 augustus 1944 werd vergeefs naar deze Hendrix gezocht. Het geeft wel aan, dat
123 joodse kinderen
5
04-09-09
Büns waarschijnlijk toch één van de informanten zou kunnen zijn geweest.
Toen er Duitsers werden ingekwartierd is Itie van Crefeld naar Lei Nabben gebracht, eveneens in
Swolgen.
Harry was zoon van Constant Dietz, die in 1931 gestorven was. Deze was daarvoor weduwnaar
geworden met zes kinderen. Daarna hertrouwde hij met de moeder van Harry. Daarbij kreeg hij nog
drie kinderen. Zijn moeder (Jacobs) hertrouwde met Louis Deman en heeft nog een tijdje in
verzekeringen gedaan en heeft een textielwinkel gehad. Eerst kwam Rebecca Aldewereld (Truusje
Kuipers of Truusje Smits) bij hen. Na een tijdje is Rebecca naar Van Leest gegaan. Moeder DemanJacobs ging elke avond kaarten bij Van de Voort omdat de moeder van Hanna gedeeltelijk verlamd
was. Harry ging elke avond zijn moeder ophalen. Op een keer vroeg Hanna hem om een pakje
bonkaarten naar Peeters in Broekhuizenvorst te brengen. Na de razzia in Oirlo moest Harry in Klein
Oirlo het joodse gezin Peres ophalen. Hij moest er ongeveer zestig meter voor blijven lopen. Via het
molenaarspaadje en via Huberts ging het naar zijn ouderlijke woning. Het gezin bestond uit vier
personen. Op de Swolgenseweg kwamen de twee jongens van Peres terecht. De ouders op de
Postbaan (de huidige Nieuwe Baan). Harry ging elke week een keer met die jongens schaken. De
jongens kwamen niet buiten. Bij spoorbeambte Wim en Sjaan Jenken-van den Berg Jenken op de
Swolgenseweg hadden ze in de hoek een gat in de grond gemaakt als schuilkelder in geval van
nood.
Harry Dietz: Het echtpaar Ratzker-Paula Kaiser stond met zoon Menno onverwacht op de stoep bij
Van de Voort en werd ondergebracht bij het echtpaar Deman-Jacobs, Spoorstraat 17 in Tienray.
Vader Ratzker was een rotvent.
Harry moest regelmatig de boterhammen brengen. Er werd dan niets gezegd. Menno moest de hele
dag Hebreeuws leren. Elke zaterdag stond vader Ratzker tegen een muur te bidden. Het drietal had
de grote kamer beneden en een grote slaapkamer boven. Het drietal bleef de hele dag binnen.
Truus Classens-Swinkels in Oirlo: Mijn ouders, Peter en Anna Swinkels-Bouten, woonden op
Boddenbroek 12. Via de familie Bouten in Meterik kwamen bij ons joodse kinderen. Als eerste
kwamen twee kinderen van ongeveer elf jaar. Daarna kwam er nog een kind, dat ook als een eigen
kind in ons gezin opgenomen werd. Vervolgens kwamen nog Shell en Nanni. Hun twee jonge
jongens van vijf á zes jaar kwamen ‘s zondag met de trein naar Oirlo. Shell kwam goud opkopen en
is samen met zijn vrouw Nanni opgepakt. Zij heeft de oorlog overleefd en heeft zich in Gorinchem
gevestigd. Andere meisjes die in het gezin verbleven waren Kittie en Tillie.
Zorgzame gastgezinnen
Truus Mooren-Poels, dochter van kassier Sjang Poels, Hoofdstraat in Meerlo: Bij ons was Sarah
Heertjes ondergebracht. Ze was eerst in Oirlo geweest, maar had erg veel heimwee. De brieven
naar haar ouders werden door Nico onderschept. Ze heeft de oorlog als weeskind overleefd. Sarah
is na de oorlog naar Israël geëmigreerd, getrouwd en ze kreeg vier kinderen. Ze was hartpatiënt en
is in november 1998 gestorven.
Ger Mooren Megelsum 17 in Meerlo: Suze Koekoek was in april 1930 geboren. Haar ouders
hadden een goudzaak in Amsterdam. Suze werd in Meerlo Jut van Mooren Gradje genoemd en deed
met de kinderen Mooren alles mee. Dus ook melken. Een Duitse soldaat vroeg eens, wie dat meisje
was. Iedereen zei volgens afspraak: “Dat is ons zusje”.
Hij vervolgt: “De Duitsers zochten in Tienray vergeefs naar de familie Mooren. Intussen werden wij
gewaarschuwd. Suze werd weggebracht naar de Kortenbos bij een ongehuwd stel. Ze heeft in het
kippenhok geslapen met één van de gastheren. Ze is later katholiek geworden. Haar zusje Tinie
heeft het kamp ook overleefd.
123 joodse kinderen
6
04-09-09
Sraar van Berlo: Ik woonde destijds in Broekhuizenvorst. Bij ons was Klaas Deen ondergebracht.
Omdat ik difterie kreeg, werd het kind enige tijd bij de koster ondergebracht. Bij de razzia in
Broekhuizenvorst was Klaas tijdig naar elders gebracht.
Lei Nabben (1901-1991) was getrouwd met Truuke Vermeulen (4-2-1910). Ze woonden op Bosweg
8 in Swolgen. Het echtpaar had vier zonen en kreeg er na de oorlog nóg één.
In oktober 1943 kwam Jaap Grootkerk. Jaap zat over zijn hele lichaam onder het eczeem en krabde
zich de hele dag. Hij werd eerst verzorgd bij Hanna, maar dat werd te gevaarlijk. Van dokter
Knippenberg uit Broekhuizen kreeg de familie witte zwavelzalf. Na het bad in de teil werd Jaap
daarmee ingesmeerd om de “krets” te bedwingen. Na twee maanden was de aandoening
bedwongen.
In november 1943 kwam Herman David Santecroos, een baby van negen maanden met difterie. De
dokter kon het kind niet helpen. Anselm van de Voort liep vergeefs naar Horst om het serum te
halen. Virrie Cohen en Hanna gingen daarop samen op één fiets naar Lottum naar het klooster van
de Ursulinen. Daar was niet alleen een lazaret (ziekenhuis) ingericht, maar ook het hoofdkwartier
van generaal Erdmann. Er was echter geen serum en de dames moesten naar Arcen. Ze kregen een
“Bescheinigung” voor de veerpont. In het klooster was de hoofdapotheek gevestigd. Ze namen de
fiets mee naar boven (!) en kregen niet alleen het serum en andere medicijnen, maar ook verband,
hoesttabletten, jujubes en katjesdrop.
Een Duitse dokter kwam in Swolgen de spuit zetten. Er werd drie dagen en nachten bij Herman
gewaakt. De familie had zelfs de beschikking gekregen over een stoomapparaatje.
De baby lag op sterven en moeder Nabben wilde het niet laten doodgaan zonder doopsel. In geval
van nood mag en moet eenieder dopen, zoals de regels van de katholieke kerk voorschreven.
Ondanks de goede zorgen overleed Herman op 16 november 1943 om 2.00 uur. In stilte werd het
kind op het kerkhof in Swolgen begraven.
Op 6 december 1943 kwam Mirjam Dasberg binnen als een verlaat Sinterklaas cadeautje. De eigen
kinderen werden wakker gemaakt. Er kwam eindelijk een meisje, de dochter van een rabbijn uit
Hilversum. Rietje lustte graag gebakken spek en was gek op boterhammen met suiker, gedoopt in
spekvet. Na Herman Santecroos kwamen er nog twee joodse jongens.
De buren van Lei en Truu brachten regelmatig afgedragen kleren, waarvan Truuke bloezen en
“boksen” voor de kinderen maakte. Van de boeren kreeg de familie regelmatig een zak graan, die
Toon Gerrits, de molenaar, voor niks maalde. Op de stal had Lei drie koeien, waarvan één voor
eigen gebruik. Hij werkte in Sevenum op de boerenbond zodat hij gemakkelijk aan havermout kon
komen. Het ontbijt bestond dan ook vaak uit een bord havermoutpap. In de moestuin groeiden
aardappelen en groenten, zodat er voldoende te eten was voor het gezin.
En toen ging het mis
De razzia in Oirlo op 6 juli 1944
Enkele joodse mannen liepen in Oirlo gewoon op straat en bezochten het café hetgeen verboden
was. Zij zagen het gevaar niet, dat ze liepen door hun gedrag, maar ook anderen kon treffen. Dat
moest een keer mislopen.
Tijdens bijeenkomsten van de NSB in Venray beklaagden de leden zich over de aanwezigheid van
joden in Oirlo en Castenray.
Annet Verstappen: Waarschijnlijk heeft het gedrag van Frits Weijand ervoor gezorgd, dat de razzia
123 joodse kinderen
7
04-09-09
plaats vond. Hij ging naar het café biljarten en (ver)kocht goud. Het was vragen om moeilijkheden.
Resie Peters uit Oirlo (1927-2007) heeft in de oorlog een dagboek bijgehouden. Aan de hand van
haar gegevens, gesprekken met verschillende Oirlose mensen en een rondrit door Oirlo met haar
broer Eed Peters is enigszins te reconstrueren hoe de razzia verlopen zou kunnen zijn. Op enkele
adressen is men twee keer geweest.
Bij de razzia in Tienray kwam een dag van tevoren een motorrijder uit Eindhoven poolshoogte
nemen. Zoiets kan in Oirlo ook gebeurd zijn, want men wist precies waar de postbode woonde.
De razzia is volgens Resie om drie uur ‘s nachts begonnen bij postbode Antoon van den Berg,
Hoofdstraat 40. Hij wist iedereen in Oirlo te wonen. Er waren nog geen straatnamen en
huisnummers zoals nu. Antoon van den Berg was gehuwd met Nellie Paulussen en samen hadden ze
zes dochters en één zoon.
Fien Terhaag-van den Berg: Er werd midden in de nacht bij ons aangebeld. Mijn moeder ging naar
beneden en moest de deur open maken. Daar had ze geen zin in zei ze door het raampje in de deur.
Ze was immers niet gekleed om mensen te ontvangen. Even later deed ze de deur toch open en
kwam iedereen in de keuken bijeen, het hele gezin en een aangetrouwde neef uit Heerlen die
toevallig in Oirlo was om meel te halen voor zijn bakkerij. Maud en Desiré Hamstra waren ook bij
ons. Er vond een confrontatie plaats tussen de bakker en één van de politieagenten. Zij woonden
beiden in dezelfde straat in Heerlen en kenden elkaar. De neef zei: “Jij hier?” Mijn vader moest
mee, maar moeder kreeg de verzekering dat hij terug zou komen. Mijn zusje Cis stapte om vier uur
op de fiets omdat toen de spertijd afgelopen was. Ze reed naar Klein Oirlo om haar joodse
vriendinnetje bij Classens te waarschuwen. Dat meisje werd zodoende gered.
En misschien nog wel meer joden.
Met de postbode ging men eerst naar bakker Rongen op de Hoofdstraat. Daarna ging het naar Frans
Verstappen, Deputé Petersstraat. Gerrie Wamsteker wou vluchten, maar dat lukte niet!
Moeke Verstappen in haar aantekeningen: Het was vier uur toen we werden opgeschrikt door twaalf
tot veertien mannen. Er werd vreselijk op de deuren en rolluiken gebonsd en geroepen: Maak open,
maak de deur open of ik schiet. Mijn man ging zo wit als een lijk naar de deur en maakte open. Er
stormden mannen naar binnen terwijl er voor en achter twee de wacht hielden. Meteen liepen ze
naar de kelder, naar boven, naar voor en achter. Ze gooiden de kinderen en alle beddengoed het
bed uit. De joden werden meegenomen en mijn man als gijzelaar. Ik bleef met zeven kinderen achter.
De oudste was negen jaar en de jongste had ik op de arm.
Toen moeke Verstappen om erbarmen voor haar man vroeg zei de commandant: Dat is je man zijn
eigen schuld, dan moet hij niet dat rot smerig tuig in huis halen.
Na Verstappen ging het naar Mathieu en Drika van den Beuken-Peters, Deputé Petersstraat 28.
Daar vond men geen joden. Toch was daar een echtpaar met twee kinderen ondergebracht. Vreselijk
brutaal waren de kerels. Ze gingen flink tekeer tegen Miet, de dienstbode. Ze dachten dat ze een
jodin was.
Toen omsingelden ze de huizen van Schoeber en Rongen op de Hoofdstraat. Een lijst met adressen
van de gastouders hadden ze bij zich. Schüler en zijn vrouw moesten mee. De vrouw bleef er heel
kalm onder.
Toos Mooren-de Ponti: Bij de familie Rongen-Duijf, Hoofdstraat 36 was de familie Schilder (of
Schüler?). De man kwam altijd bij ons thuis de krant lezen. Vader had hem gewaarschuwd om niet
zo gevaarlijk te doen.
Tegen zeven uur gingen de agenten naar de familie Peter en Anna Swinkels-Bouten, Boddenbroek.
Daar vonden ze een meisje.
Truus Classens-Swinkels in Oirlo: Bij de razzia smeekte Tillie, die uit Amsterdam kwam aan het bed
123 joodse kinderen
8
04-09-09
van moeder om een rozenkrans. Omdat mijn moeder een grote mond opzette, gingen de ophalers er
aanvankelijk zonder kind vandoor. Zij kwamen een half uur later toch terug om het kind op te halen.
Bij Grad Baten, Boddenbroek, vonden ze aanvankelijk niets, maar later vonden ze een kind onder
het hooi. Zoon Joos: Nico Dohmen heeft bij ons dit kind ondergebracht.
Volgens Eed Peters hadden de agenten met scherpe ijzers in het hooi gestoken en zo het kind
gevonden. Daarna ging het de Oirlose hei in, thans Ericaweg. Tien Peters moest mee om de weg te
wijzen in de bossen. Daar was in de grond een hut gemaakt met planken met als afmetingen
ongeveer twee bij drie meter. Daar vonden ze Frits en Karel, maar die gingen er vandoor. De
agenten gingen er achteraan en schoten.
Vreselijk, wat een zwijnen, vond Resie Peters.
In de bossen liepen ze de in de dauw achtergelaten voetstappen na. Bij het hol lagen dekens en even
verder zagen ze Nanny en Shell. Nanny hadden ze direct, ze kon van schrik niet meer lopen. Toen
gaf Shell zich vanzelf over. Frits rende het roggeveld in. Anna kon ook niet meer vooruit.
Ondertussen werd op hen geschoten. Ze grepen Anna en vonden Frits in het roggeveld. Herman en
Ronny renden gillend door het bos.
Joos Baten: Die dag was de processie voor Sint Goar in Meerlo. Die mensen moeten het gekrijs
gehoord hebben.
Toen ze alle joden opgepakt hadden, gingen ze bij Tien Peters koffie drinken met in totaal
drieëntwintig man. Tien moest de lijst voorlezen. Toen ging het weer naar Mathieu en Drika van
den Beuken-Peters. Drika werd volgens Resie flink uitgescholden. Wat de gevolgen zouden zijn, dat
moest ze maar afwachten. Mathieu van den Beuken dook daarna onder.
Resie: Frits wilde zich vrijkopen en zei, dat hij een koffer met tweehonderdduizend gulden had. Het
koffer werd tevoorschijn gehaald, maar Frits moest toch mee evenals het koffer. Ik ben nog bij de
wagen geweest en heb ze allemaal goede dag gewenst. Ik heb Gerrie en Ronnie een hand gegeven.
De boeven waren woest. Ze zouden me opladen als ik niet wegging. Toen vertrokken ze, als beesten
opeengepakt. Vreselijk die gezichten, uitgeput, geslagen, de gruweldood voor ogen. Gerrie bleef
opgewekt tot het laatste toe. Anna had gevraagd aan Fien van den Beuken of ze toch veel voor hen
wilde bidden. Arme mensen. Dit was nog eens echt jodenvervolging. Gruwelijk, dat zal ik mijn leven
lang onthouden. En dat moeten Nederlanders gedaan hebben. Een schande voor het hele volk. Ik
heb nooit geweten dat er zulke beesten van mensen waren.
Om half zes was ik op straat. Overal stonden mensen. De overvallers waren met negen man: drie
met een politie-uniform, drie zwarten, één lid van de Sicherheits Staffel en twee landwachters.
De overvalwagens stonden bij Drabbels, (Deputé Petersstraat 27). Ik vind het zo iets ergs, arme
mensen “Dat Uw bloed kome over ons en onze kinderen.” Het werd weer eens waar. God wees
genadig voor hen.
Eed Peters: Na afloop van de razzia kwam dorpsgenoot Wim Martens (lid van de NSB) zoals altijd
met een geweer over de schouder poolshoogte nemen.
Er werden volgens Marie Verstappen-Kuijpers in Oirlo twaalf joden opgepakt. Acht volwassenen en
vier kinderen. Daarvan kwamen er vijf terug. Een ervan was Lohre Terhoch, waarmee de familie
nog lang contact heeft gehad en ook met de familie van Karel Weijand.
Fien Leuken-van den Beuken: Wij hadden de avond voor de razzia nog fijn gespeeld met alle, dus
ook de joodse, kinderen op het veldje bij Drabbels. Omdat mijn ouders bang werden zijn ze de dag
na de razzia naar Roermond gegaan, waar vader en moeder apart van elkaar woonden. Ze waren
bang opgepakt te worden. Wij, de kinderen, bleven zes weken bij de familie Wismans, Oirloseheide
en daarna op Molenhoek 14 bij Bernard en Mina Janssen-Peters.
Op vrijdag 7 juli 1944 schreef Resie Peters: Gisteren en vanmorgen ben ik bij de familie Verstappen
geweest. Daar valt ook heel wat te doen. Ria vind ik een schat. Vannacht heb ik er ook geslapen.
Marie, de echtgenote van Frans Verstappen, was erg onrustig. In alle vroegte huilden de kinderen
al. Om half zeven was iedereen wakker.
123 joodse kinderen
9
04-09-09
Bij de razzia werd Frans Verstappen opgepakt. Hij kwam na vier dagen terug uit Eindhoven.
Annet Verstappen: De dag na de razzia kwam Wim Martens zeggen, dat vader snel terug zou
komen.
Eed Peters: Smid Kerkhoff schijnt op de een of ander manier bemiddeld te hebben bij het vrijkopen.
Er moest voor de vrijlating betaald worden: tweehonderd gulden plus eieren en ham. Via Martens
ging dat naar de officier in Maastricht, die de leiding had bij de razzia.
Nico Dohmen: In juli 1944 was er vroeg in de morgen een overval in Oirlo. Het bleek, dat er
verraad gepleegd was. Behalve acht volwassenen met wie ik nimmer in verbinding wilde staan
vanwege hun onverantwoord optreden, werden twee door ons verzorgde meisjes en twee andere
kinderen (meisjes) van elf jaar opgepakt. Deze laatste twee vonden de dood in Auschwitz. De andere
twee kwamen terug. Na de razzia begon de meest zorgelijke tijd. Alles bleef zeer onrustig. Veel
pleegouders werden na de razzia bang en wilden de kinderen graag overgeplaatst zien. Wij stonden
toen voor onoverkomelijke moeilijkheden door het grote aantal kinderen dat wij te verzorgen
hadden.
Eed Peters: Een joodse familie had in het kippenhok van Frans Verstappen een melktuit met goud en
sieraden in de grond verstopt. Die tuit hebben enkele joodse ex-onderduikers na de bevrijding
uitgegraven en meegenomen. Ze wisten nog precies wat er in zat.
Op 16 juli 1944 schreef Resie: Het is al laat, nog gauw even schrijven. Echt plezier gehad vandaag.
Thea en ik trokken tegen 18.00 uur erop uit om het jodenhol te zoeken. We hadden het al gauw
gevonden midden in de hei. Jammer genoeg was het helemaal dicht gestoten. Een tragisch gezicht
was het. Op de terugweg gingen we nog even langs het kapelletje.
Annet Verstappen: Het contact met de joden is er ook na de oorlog nog geweest. Ik ben twee keer in
Israël geweest om hen te bezoeken.
De kinderrazzia in Tienray op 1 augustus 1944
Een verrader was er achter gekomen, waar joodse kinderen in Tienray ondergebracht waren. Hij
nam op 3 juli 1944 contact op met de heer Stessen, sinds augustus 1943 directeur van het
Arbeidsbureau in Venlo en overhandigde hem een lijstje met de gegevens. Daarop ontmoetten
beiden de heer Otto Couperus, hoofd van politie in hotel “De Post” op de Parade in Venlo. De
aangeleverde gegevens werden bewaard onder nummer 2354.
Op het briefje stond geschreven:
In Tienray woont een juffrouw, Hanna van de Voort, die secretaresse is van een organisatie, die
Joodse kinderen onderbrengt tegen een vergoeding van ƒ 125,00 per maand per kind. Daaronder
stonden de pleegouders in Tienray vermeld.
In totaal waren er volgens de verrader elf kinderen in Tienray ondergebracht.
In het briefje ontbraken de namen van de kinderen en de adressen van de pleegouders. Pas in 1960
kwamen in de toenmalige gemeente Meerlo officiële straatnamen en huisnummers. Voor die tijd
werden de huizen in Tienray aangeduid met de letter D gevolgd door een nummer. Dat nummer
werd gegeven in volgorde van bouw van de huizen. Uitgaande van het briefje en de gegevens van
de inwoners van Tienray komen we tot de volgende aangepaste lijst:
Hanna van de Voort, Spoorstraat 8, twee joodse kinderen.
Boomkweker Bartels, Kloosterstraat 16, een meisje van 11 jaar.
Hendrikx, de moeder van “Ambrosius”, Spoorstraat 6, een jongen van 12 jaar. Zij verbleef ook met
123 joodse kinderen
10
04-09-09
haar zoon en dochter in “de winkel” achter de kerk.
Schilder Pierre Nabben, Spoorstraat 10, een jongen van 12 jaar.
Sjaak en Marie Gielen-Janssen twee kleine kinderen. Dit echtpaar woonde in het inmiddels
afgebroken overweghuisje, Spoorstraat 70.
Janssen, Spoorstraat 55, de vader van de postbode, één kind. (een jongen van 18 jaar).
Grad Mooren (Megelsum in Meerlo), één kind.
Schoenmaker Jan van Geffen, Spoorstraat 21, een meisje.
Textielwinkelier Frans Cruijsberg, Spoorstraat 1, een jongen.
De opdracht voor verder onderzoek werd gegeven door Willie Weber. Deze man heeft uiteindelijk
opdracht gegeven tot een onderzoek en daarna tot hun arrestatie.
In de nacht van 31 juli op 1 augustus 1944 vond in Tienray een razzia plaats door de “Vliegende
Brigade van Kooijmans” met als doel om joodse kinderen, maar ook Nico Dohmen en Hanna van
de Voort op te pakken. De leiding berustte bij luitenant J. van Est. Deze was een dag van tevoren op
zijn motor nog poolshoogte komen nemen. Daarbij heeft hij nog extra informatie ingewonnen. Dat
zou wel eens bij wachtmeester Van de Winkel uit Wanssum hebben kunnen zijn. Maar ook namen
van Tienraynaren kwamen voorbij. Betrokken agenten hadden het over een Rijksduitser
(waarschijnlijk Büns), die alles verraden zou hebben. Bij de razzia had Van Est plaats genomen in
een “luxe wagen”. Hij was vergezeld van vijftig mannen, die in minstens één overvalwagen gezeten
moeten hebben. Andere mannen, die met naam genoemd werden, zijn: Jan van de Bogert,
Christiaan Boot, Diefenbach, P.J. Eickhout, Lieberman (in burger) en Cornelis Stolk. Ook de naam
van luitenant Stavast komt voor, een corpulente man. Deze man werd later in Hilversum vermoord.
Van enkele betrokkenen staan meer gegevens achterin vermeld.
Deze razzia is om verschillende redenen uiterst chaotisch verlopen:
– de volkomen duisternis, er was geen straatverlichting.
– het ontbreken van de juiste straatnamen en dito huisnummering.
– veel mensen hadden de D-nummers verwijderd en
– de aangeleverde gegevens waren door de verrader summier en onvolledig, om kort te gaan: hij
had er met de pet naar gegooid.
Hoe is die razzia verlopen?
Razzia´s werden normaal gesproken steeds vanuit Venlo georganiseerd en was er bij de
ondergrondse een alarmsysteem. Als er een razzia uitgevoerd zou worden, dan werden de
verzetsorganisaties onmiddellijk gewaarschuwd. Men kon dan maatregelen nemen om de
onderduikers elders onder te brengen.
Nico Dohmen en Harry Wijnhoven kwamen vaak waarschuwen. De Duitser Büns, die op de
Spoorstraat woonde en in de slachterij van Piet Janssen op de Swolgenseweg werkte, kwam
regelmatig waarschuwen evenals een Duitse militair, die bij Verlinden, Herenbosweg in Melderslo,
was ingekwartierd.
Hanna reed bij eerdere razzia 's met de bakkersfiets door de omgeving. In de mand voorop lag een
baby of een klein kind. Ze fietste net zolang door tot het gevaar geweken was.
Vanuit Eindhoven was er echter geen waarschuwingssysteem en zo verschenen totaal onverwacht
minstens één overvalwagen en een luxe wagen in Tienray.
Luitenant Van Est had een brief bij zich met de namen van de families waar joodse kinderen waren
ondergebracht.
Uit processtukken blijkt, dat de overvalwagen aanvankelijk bij de spoorwegovergang op het perceel
van Frans Janssen bleef staan, zwaar bewaakt door politie en marechaussee. Bedoeld perceel is
gelegen aan de Spoorstraat. Met de personenwagen ging men op zoek naar de slachtoffers.
123 joodse kinderen
11
04-09-09
Bij de familie Johan en Maria Hofman-Bexkens op Spoorstraat 3, werd om 01.00 uur als eerste op
de deur gebonkt. Kapper Hofman (55 jaar) was bij de Orde Dienst, maar stond niet op de lijst van
Lucien Nahon. Men vond er enkele elektrische draden en ging daarom op zoek naar een radio en
eventuele verzetskrantjes. Zelfs de vloer werd opengebroken. Johan werd opgepakt. Lena van
Oosten uit Rotterdam, de verloofde van zoon Piet, kon zich niet legitimeren en werd voor een jodin
aangezien. Lena en Johan moesten mee. Moeder smeerde nog gauw een paar boterhammen voor de
twee. Een Nederlandse agent zei, dat hij ook “verrekte” van de honger en wel een paar
boterhammen wilde. Hij kreeg echter niets. Wel merkte mevrouw Hofman na afloop, dat er twee
kilo spek verdwenen was. De twee personen moesten op een vrachtwagen, die bewaakt werd door
marechaussees, die zich wel keurig gedroegen.
Volgens de getuigenverklaring van Hofman heeft men daarna op de deur gebonkt bij de buren Frans
en Emilia Cruijsberg-Huberts, Spoorstraat 1. Vijf mannen stormden naar binnen waaronder Van Est,
Lieberman, Stavast en Van de Bogert. Van Est en Lieberman waren erg brutaal. Zij vroegen bier en
hebben naar later bleek spek gestolen. Frans moest mee evenals Wimke de Paauw, die op de
bovenverdieping in zijn bed gevonden werd. Van Est gedroeg zich beestachtig en bij Cruijsberg
heeft hij gezegd: Ha Wimpje, ben jij Wimpje? Wij gaan je nu naar je moeder brengen. De
politiebeambten dachten er ook diens ouders te vinden. Zoon Wiel had zich op tijd kunnen
verstoppen.
Vervolgens waren schilder Pierre en Toos Nabben-Meuffels, Spoorstraat 10 aan de beurt. Pierre was
geboren op 3 november 1905. Hier was ook drogisterij “Het Witte Kruis” gevestigd. Er werd
volgens echtgenote Francisca Catharina Meuffels om 2.00 uur op de deur geslagen. Vier mannen
kwamen binnen waarvan één in uniform. Twee ervan waren Stolk en Eickhout. Alle kinderen
moesten opstaan. Louis werd ook van het lawaai wakker en begon zich uit te rekken. Een van de
mannen zag direct dat het een joods kind was. Louis weigerde echter zijn naam te noemen.
De heer Josephus Meuffels (27) een ongehuwde kantoorbediende uit Someren, Nieuwendijk 19a die
alhier was ondergedoken: De politiebeambten kwamen op mijn kamer, waar ook het jodenkind sliep.
Ze vroegen herhaalde malen aan het kind hoe het heette, maar het kind weigerde. Hoe heet je vader.
Mijn vader heet Benjamin.
Meuffels en Louis moesten naar de keuken. Meuffels met de handen omhoog in de hoek. Na
ondervraging moest hij zich aankleden en mee naar Eindhoven. Hij herkende Stolk, die in 1938 bij
hetzelfde legeronderdeel (luchtdoelgeschut) in Amsterdam was geweest. Stolk herkende hem in de
vrachtauto ook.
Louis huilde verschrikkelijk en zei: Ze gaan me dood maken. Hij schokte zodanig, dat hij zich niet
aan kon kleden. Moeder Nabben hielp hem daarbij tegen de zin van een politieagent. Ze trok zich
niets van hem aan en zei, dat zij in haar huis de baas was en kon doen en laten wat ze wilde. Toen
Louis mee moest vroeg hij om de klompjes die hij pas gekregen had. Die heeft hij toch niet meer
nodig, zei een agent. Mevrouw Nabben werd brutaal en zei dat hij daar niets mee te maken had.
Mevrouw Nabben bond de klompjes om de arm van het kind. Stavast zei, dat de oorlog bijna
afgelopen was en ze Louis naar zijn ouders zouden brengen. Louis vroeg aan die boef of zijn boertje
ook mee mocht. Ja, heb je nog een broertje? Moeke zeg eens waar zijn broertje is. Moeder Nabben
gaf geen antwoord. Ze vroeg aan Stavast: Ben je getrouwd? Ja, zei deze. Dan heb je toch niet veel
gevoel.
Hierna ging het naar schoenmaker Jan van Geffen op Spoorstraat 21. Jan, geboren op 3 juli 1889 en
werd met de handen omhoog tegen de muur gezet. Zijn vrouw bleef in bed liggen, zogenaamd ziek.
Zij wist vlug de in huis zijnde oorlogspamfletten te verstoppen. Ze waren op de hoogte, want ze
moesten het zusje hebben van het kind dat ze bij Cruijsberg opgehaald hadden.
123 joodse kinderen
12
04-09-09
Gonnie Niessen-van Geffen: Er was al een keer vals alarm geweest, waarop Floortje de Paauw
voor een week naar Eindhoven gebracht werd. Toevallig sliep zij in de nacht van de razzia voor het
eerst op een eigen kamer. In die bewuste nacht moesten wij allemaal opstaan. Vader moest het kind
aanwijzen, dat niet van hem was. Hij dacht aanvankelijk, dat men zijn oudste zoon zocht, die
ondergedoken was. Hij moest het trouwboekje tevoorschijn halen en zijn eigen kinderen aanwijzen.
Floortje stond niet in het trouwboekje en werd meegenomen. Ze kreeg nog een rozenkrans in de
handen geduwd, waarop een Nederlandse diender lachend zei: “Die heb je niet meer nodig”. Vader
moest ook mee en bleef twee nachten in Eindhoven. Hij kreeg te horen, dat hij bij herhaling de
kogel zou krijgen.
Maria van Geffen: Ik moest Floortje aankleden. Na een dikke knuffel en een sjaal zei ze: Ik kom niet
meer terug. Met die sjaal kun jij je ophangen, zei Maria tegen de diender.
Na Van Geffen reed de personenwagen naar de overweg om de slachtoffers over te laten stappen.
Om al die mensen (twaalf?) mee te kunnen nemen, moet het wel een grote wagen geweest zijn.
Aannemelijker is, dat er een tweede vrachtwagen bij betrokken was.
Johan Hofman werd door Van Est met de revolver geslagen en gedwongen te zeggen, waar weduwe
Gielen, Martinus Hendriks en Gerard Mooren in Meerlo woonden. Daarna ging het naar
spoorwegbeambte Grad Versleijen op Spoorstraat 47. Ze hadden bij postbode Janssen moeten zijn,
die op nummer 55 woonde. Na lang kloppen werd open gedaan en bleek dat men verkeerd was.
Ook buurman Martien van Leest op Spoorstraat 45 moest openmaken. Stavast kwam binnen en
deelde mede dat er een jodenkind in huis was.
Die stond niet op de lijst van de verrader, zodat aangenomen kan worden, dat een tweede verrader
actief moet zijn geweest. Elisabeth Antonia Cornelia (Liesje) van Oorschot de echtgenote van
Martien van Leest zou later verklaren, dat Stavast een getypte lijst met kinderen had. Ook Stolk en
Van Est zijn binnen geweest. In de keuken liet één van de dienders per ongeluk een blaadje vallen.
Toen hij dat opraapte, zag hij een radio staan. Daarop werd besloten verder huiszoeking te doen.
Rebecca Aldewereld (1924) werd na lang zoeken op zolder in een kinderwagen ontdekt, verscholen
onder allerlei kleren.
Een triomfantelijke kreet weerklonk: “Dort ist das Schwein”. Deze kreet is Rebecca haar hele leven
bijgebleven. Rebecca bood bij de arrestatie de diender duizend gulden. Stavast greep de echtgenote
bij de keel en zei: Waar zijn die duizend gulden. Moeder van Leest zei dat het kind dat geld niet
had. Toen Van Leest naar de wc moest, bleef Stolk bij de deur staan.
Van Leest en Rebecca moesten mee met de vrachtwagen, die inmiddels achter de personenwagen
aangereden was. De radio werd in beslag genomen.
Volgens echtgenote Elisabeth van Oorschot (Lieske) zijn Stavast, Stolk en Van Est bij hen binnen
geweest en zijn de agenten nog enkele keren langs gekomen om te controleren of Martien thuis was.
Van Leest sprong van de wagen, toen die halt hield voor het toenmalige café Het Oude Tolhuis op
Spoorstraat 12. Hij rende tussen de huizen van Spoorstraat 19 en 21 door, de vrijheid tegemoet.
Rebecca riep hem nog na: “Goed zo oom, tot ziens”. Achterna gezeten door twee agenten sprong
Martien over een heg en verdween over de Meerlose Baan richting Venlo. Zijn achtervolgers
sprongen hem na, maar niet hoog genoeg, zodat ze achter een draad bleven hangen en met de neus
op de grond terechtkwamen. Ze zagen het nutteloze van hun achtervolging in en keerden naar de
overvalwagen terug. August Knoops kwam Van Leest daarna zo snel mogelijk opzoeken in de
boerderij van Hoeijmakers, op de kruising van de Meerlose Baan en de weg van Melderslo naar
Lottum. Martien van Leest verbleef daarna lang in Tilburg en durfde pas na de bevrijding in Tienray
terug te keren. In Tilburg woonde zijn schoonvader.
Wiel Huberts werd met fiets en al opgepakt. Volgens zijn broer Teuntje omdat hij een revolver had.
Wiel is meegenomen naar Vught en later vrijgelaten.
Daarna ging het naar Anselm van de Voort op Spoorstraat 8. Deze treuzelde zo erg, dat Nico
Dohmen in een door timmerman Peeters uit Swolgen gemaakte kast kon kruipen. In de kast was een
geheime bergplaats. Cathrien van de Voort had de tegenwoordigheid van geest om in het bed van
Nico te gaan liggen. Een zevental lieden van de staatspolitie uit Eindhoven onder leiding van
123 joodse kinderen
13
04-09-09
luitenant Van Est viel het huis binnen. Hanna werd gearresteerd en in de vrachtwagen gestopt. Een
uitgeholde bijbel met driehonderd bonkaarten werd over het hoofd gezien. Nadat de agenten het
pand hadden verlaten, wist Nico te ontsnappen en zag hij kans enkele pleeggezinnen te
waarschuwen.
Nico ging allereerst langs de Groote Molenbeek naar boomkweker Len Bartels, Kloosterstraat 16.
Daarna ging hij naar Meerlo en Swolgen.
Lien Emons-Bartels: Bij de razzia heeft Nico Dohmen ons tijdig weten te waarschuwen door op het
raam te tikken. Onze Piet verstopte zich snel met Elly Hamme in een korenveld. Hij verbleef daarin
de hele nacht. Bij de razzia moesten mijn broertjes en zusjes op de gang in een rij gaan staan. Vader
vond dat verschrikkelijk. Toen Elly niet gevonden werd, werden alle slaapkamers doorzocht. Piet
had tijdens zijn vlucht gauw een deken over het hondje, dat bij hem in bed lag, gegooid. Toen de
agenten op die kamer kwamen en de deken wegtrokken, blafte het hondje gemeen.
Er werden bij Bartels nog eieren gegeten en koffie gedronken, waardoor nog velen gewaarschuwd
konden worden. Daar waren bij: Van Est, Stolk, Lieberman in burger en nog één persoon in burger.
Volgens Nico Dohmen werd het te gevaarlijk voor Elly. Daarom werd ze na de razzia met paard en
wagen in een lege gierton naar familie in de Schadijk bij Meterik gebracht.
Vervolgens ging het naar Hendriks, Tienrayseweg 29 in Meerlo, destijds de buurman van Bartels.
Stolk en Van Est stapten uit en gingen naar binnen.
Dat was echter een vergissing, want ze moesten bij Hendrikx op de Spoorstraat nummer 6 zijn, of in
de zogenaamde winkel achter de kerk.
Vanuit Meerlo ging het naar de Nieuwe Baan, waar Heintje Hendriks woonde. Om 5.30 uur mocht
Johan Hofman naar huis.
De overvalwagen stond weer op het erf van Frans Janssen. Moeder Cruijsberg-Huberts ging er naar
toe. Zij wist de agenten ervan te overtuigen, dat ze zo´n oude man niet konden meenemen. En
zowaar Frans mocht van de vrachtwagen en werd vrijgelaten. De angst zat er bij hem zo erg in, dat
hij zeker veertien dagen niet naar huis durfde en in de “vier huus” op de Nieuwe Baan onderdook.
Volgens Elisabeth Theodora Huberta Dietz (Lies 33), echtgenoot van Wiel Cruijsberg is haar
schoonvader echter na twee dagen uit Eindhoven teruggekeerd net als de andere mannen.
Na de razzia gingen de wagens richting café De Nieuwe Lind aan de Venrayseweg in Horst. Van
daaruit reed een wagen naar Broekhuizenvorst, om de broertjes van Louis op te halen.
Zijn broer Dick van tien jaar werd daar bij Jos van Wanroy (1902) opgepakt. Zijn oudere broertje
van twaalf ontsprong de dans, omdat Louis en Dick het adres niet wisten, maar ook omdat meester
Coenders tijdig gewaarschuwd was.
Josephus Theodorus van Wanroy: Op 15 november 1943 kwam Dick van Wezel bij ons. Op 1
augustus 1944 kwamen om 8.30 uur drie personen bij ons thuis. Een ervan ging voor het huis
staan, de tweede erachter en de derde ging de stal in. Dick werd in de keuken aangetroffen.
Twee mannen waren Van Est en Eickhout. Stavast kneep het kind in de kin en zei: Jij bent een jood.
Het kind ontkende. De drie agenten vonden dat het een jood was en het kind werd gearresteerd. Het
hele huis werd nog doorzocht. Van Wanroy vroeg aan Eickhout of hij thuis kon blijven. Eickhout
vroeg ook nog of hij Hanna van de Voort kende.
Maria Jacoba Johanna Hermans (1906) echtgenote van Van Wanroy: Ik was op 1 augustus 1944
naar de kerk geweest en ontmoette tussen 8.00 uur en 8.30 uur iemand die vertelde dat er in Tienray
een razzia was geweest. Toen reed een luxe wagen onze oprijlaan op en stopte aan het begin. In de
wagen zat behalve de chauffeur Wietje van Wezel. Bij het huis kwamen drie mannen met zwarte
broeken aan. Stavast, de grootste smeerlap, deed het woord. Ze waren op zoek naar jodenkinderen,
In de keuken stond Dick van Wezel.
Eickhout zocht verder in het huis. Plotseling ging zijn pistool af. Mevrouw Van Wanroy moest alle
kleren meegeven, want die moesten ook mee. Toen bleek dat haar man met Dick mee moest, ging
123 joodse kinderen
14
04-09-09
ze boterhammen klaarmaken. Stavast wilde ook brood, maar ze weigerde en zei: Ik zal je brood
geven, als je mijn man hier laat. Hij zei: Daar denk ik nog niet aan. Die gaat mee.
Van Wanroy en Dick moesten mee naar Eindhoven. Daar moest Van Wanroy een signalement geven
van Nico Dohmen. Dat deed hij direct, alleen klopten de gegevens niet en waarschuwde hij Nico
later voortaan niet meer op een damesfiets te rijden.
De groep haalde niet alleen de Tienrayse kinderen op, maar ook ook in America bij Janssen in villa
Paula een joods echtpaar.
Op de vrachtwagen drukte Hanna de gezinshoofden op het hart vol te houden, niets anders te
hebben geweten, dan dat het kinderen uit Rotterdam waren.
Gonnie Niessen-van Geffen: Toen Hanna opgepakt was, werd er voor haar een noveen gebeden in
de kerk.
Dick van Wezel riep in Eindhoven tegen Van Wanroy: Wietje is ook hier. Van Wanroy hield zijn
vinger op de mond en het kind begreep dat. Stavast zei in Eindhoven: Je kon toch wel aan het
bidden zien dat het een jood was. Van Wanroy zei: Dan haal het kind eens en laat het bidden.
Stavast: Ik weet genoeg, we zullen je een jaartje vasthouden.
Bij de razzia heeft Harry Dietz zich snel aangekleed en is naar de kamer van de joden gegaan. Met
zijn vieren zijn ze de lange tuin in gevlucht. Ratzker wilde het bos in aan de Meerlosebaan. Harry is
toen meegelopen. Net over het beekje kwamen ze enkele personen tegen: Nico Dohmen, Curt
Löwenstein, Hand van de Pas en Volleberg van Castenray. Zij hadden een revolver. Zij waren van
plan een overal te plegen op degenen die met de razzia bezig waren. Harry is met het drietal naar
Lottum gevlucht. Achter het klooster van de Ursulinen verstopten ze zich tussen de braamstruiken.
Harry klom over de muur. De zusters die aan het brevieren waren schrokken zich een aap. Hij legde
uit waarvoor hij kwam. Harry moest mee naar moeder overste. Die durfde de joden niet op te
nemen. Er zaten ook Duitsers in het klooster. Ze adviseerde hem bij de mensen aan de andere kant
van de weg te vragen. Die man was bij de ondergrondse. Het antwoord was nee. De drie joden
mochten één dag in het klooster blijven en Harry kreeg een fiets mee om naar huis te gaan. Moeder
nam het toen over en ging met de fiets van de zusters terug naar Lottum. Ze nam het drietal mee
naar Poels op de Gun in Swolgen. Daar hadden ze een kippenhok. Enkele dagen na de razzia zijn er
nog agenten bij hen geweest.
Na de razzia
John Blom werkte mee op het land en in de stallen bij het kasteelke op de Gun in Swolgen. Hij
vond het fijn werk. Na de razzia in Tienray op 1 augustus 1944 raakte mevrouw Custers behoorlijk
van streek. Haar man wilde de jongen niet aan zijn lot overlaten en bracht John naar de vervallen
schaftkeet van de kleistekers van de steenfabriek uit Tienray. De luiken van de keet waren
dichtgespijkerd. In het pakje dat hij bij zich had, zat behalve een broek en een bloes een studieboek:
“Electrotechniek. Licht- en Krachtinstallaties”.
Hij is daar de hele maand augustus gebleven. Iedere dag kwam de heer Custers of één van de
kinderen hem eten en drinken brengen. In het pakje, dat John bij zich had, zaten wat kleren en een
boek over elektrotechniek. Omstreeks 1 september 1944 kwam Nico Dohmen poolshoogte nemen
en trof hem in de schaftkeet aan. Nico kwam hem de volgende dag ophalen en bracht hem onder bij
de familie Willemse in Sint Hubert.
Na een dag lang in Eindhoven te zijn verhoord, werden de mannen en Lena van Oosten vrijgelaten
en konden ze terugkeren naar Tienray. Hun verhaal kwam blijkbaar heel geloofwaardig over.
Wimke en Floortje de Paauw en Louis en Dick van Wezel hebben twee dagen en nachten bij Hanna
in de cel gezeten. Daarna zijn ze met Rebecca ondergebracht in een hotel in Assen en werden
123 joodse kinderen
15
04-09-09
daarna via Westerbork naar Auschwitz in Polen gebracht.
In het dossier van de verrader bevindt zich ook een brief van mevrouw Betsy Halberstadt, de
moeder van Louis en Dick van Wezel. Zij was in Westerbork en haar twee kinderen kwamen daar
ook, zoals U hebt kunnen lezen. Jacobsohn en echtgenote, kennissen van de moeder, adopteerden de
twee kinderen en vertrokken met hen op 4 september 1944.
Hanna zat negen dagen vast. De verhoren moeten vreselijk geweest zijn. Het wachten op transport
naar een concentratiekamp was voor haar een kwelling.
Zo snel mogelijk nam Nico contact op met de verzetsgroep in Amsterdam.
Onder de meisjesstudenten, die geregeld kinderen naar Tienray brachten, was er één, waarvoor
Hanna veel bewondering had. Dat was de medisch studente Mieke Mees. Zij beloofde naar
Eindhoven te gaan en haar best te doen om Hanna vrij te krijgen. Mieke Mees had blond haar en
blauwe ogen. Door haar charme wist ze de hoogste officier van de Sicherheitsdienst te verleiden
daags voordat Hanna naar Ravensbrück gebracht zou worden.
Beide dames gingen met de trein naar Horst-Sevenum en vandaar naar Tienray.
Na een telefoontje over Hanna´s vrijlating stond heel Tienray haar met bloemen op te wachten en
ging er een zucht van verlichting door het dorp.
Opgepakt en in Eindhoven terechtgekomen waren:
Jan van Geffen, George Meuffels, Pierre Nabben, Hanna van de Voort, Lena van Oosten, J. van
Wanroy, Wiel Huberts, Floortje en Wimke de Paauw, Louis en Dick van Wezel en Rebecca
Aldewereld.
De razzia in Venray
De heer Van der Linden werd meegenomen om te wijzen waar Loogman met het Duifje Gans
woonde.
Jan Loogman was getrouwd met Hendrika van Lunteren. Samen hadden ze vier dochters en één
zoon: Petronella, Theodora, Jan, Riki en Paula. Vader Loogman was leraar wiskunde aan Jerusalem.
Zoon Jan was geboren op 12 maart 1922 en is overleden in een concentratiekamp aan tyfus op 18
januari 1944. Hij ligt begraven in Grossbeeren in Duitsland. Hij was bij het verzet en staat vermeld
op het monument voor Venrayse oorlogsslachtoffers.
Theodora Loogman, een ongehuwde onderwijzeres van 28 jaar: Op 16 augustus 1944 werd om
23.30 uur aangebeld en door een oudere zus van mij opengedaan. Drie personen in politie-uniform
kwamen naar binnen. Een ervan was in burgerkleren. Duifje Gans kwam net van de wc. af. “Die
moeten we hebben” zei één van de drie. Thea deelde mee, dat het een Rotterdams kindje was. Duifje
moest toch mee naar Eindhoven. Bij deze razzia moest ook Toontje Peters mee. Toontje moest naar
een concentratiekamp en stierf vlak na de bevrijding aan de ontberingen.
Jan Loogman sr. werd geïnterneerd. Met Kerstmis kwam hij thuis.
Wat gebeurde er na de bevrijding
Harry Dietz: Na de bevrijding gingen de twee joodse jongens Peres de huizen af om in goud te
handelen. De familie heeft nooit meer iets van de familie Ratzker gehoord. Menno is professor
geworden.
(Mau Peres was geboren op 11 februari 1923 en zijn broer Daud Peres was geboren op 8 juli 1921,
eveneens in Amsterdam).
Na de bevrijding van Swolgen op 25 november 1944 kreeg de familie Nabben van de bevrijders een
zak rijst. De Britten richtten in de schuur hun veldkeuken in en toen ze hoorden, dat er drie joodse
kinderen verpleegd werden, kreeg de familie: mik, rozijnen, jam, sardientjes, corned beef
123 joodse kinderen
16
04-09-09
enzovoorts.
Op 25 februari 1945 werd in huize Van de Voort in Tienray het poerimfeest gevierd. Alle joodse
kinderen waren uitgenodigd. Bij die gelegenheid is een lijst opgesteld van kinderen, die door Hanna
en Nico ondergebracht waren. Helaas is die lijst verloren gegaan.
Na de bevrijding van Nederland brak een moeilijk moment aan. In januari 1945 kreeg Hanna het
dringende verzoek om naar Eindhoven te gaan en een bezoek te brengen aan het kantoor van Bram
de Jong van de Joodse Coördinatie Commissie. Hanna voelde zich door de spanningen van de
laatste maanden daartoe niet in staat. Nico ging in haar plaats. De heer De Jong eiste onmiddellijk
de lijst met joodse kinderen. Nico deelde mede, dat hij geen lijst had in verband met de gevaarlijke
situatie. De joodse kinderen moesten zo snel mogelijk uit het gevaarlijk gebied in Noord Limburg.
Nico vroeg wat er dan met de andere kinderen zou gebeuren, die ook in hetzelfde gevaarlijke gebied
woonden. Daar was de heer De Jong niet in geïnteresseerd. Nico kreeg een shock en rende naar
buiten om niet meer terug te komen. In Tienray kreeg hij een ernstige zenuwinzinking en moest
ongeveer drie weken met kalmeringsmiddelen in bed blijven.
Er moest afscheid genomen worden van de kinderen, die wees geworden waren. Ten behoeve van
de hereniging werd in Eindhoven een bureau opgericht, dat volgens Nico Dohmen veel te fanatiek
te werk ging. Men wilde direct de kinderen ophalen. Twee derde deel van alle kinderen was wees
geworden. Er ontbrandde een heftige strijd tussen twee stromingen:
De groep van Sandor Baracs was gematigd en wilde deze kinderen bij de pleegouders laten.
De andere groep Le-Ezrath-Hajeled (Het kind der hulpe) won uiteindelijk. Verschillende
“weeskinderen” kwamen in Israël terecht.
De pleegouders moesten afstand doen van "hun" kinderen. Er bleven slechts enkele kinderen bij de
pleegouders. Een daarvan was Max Schrijver, die in Blitterswijck bij Lei en Ida de Swart een veilig
onderdak gevonden had. Na de oorlog wilde de Stichting Hulp aan Oorlogskinderen hem komen
ophalen, maar Max wilde echter niet mee en verborg zich.
De ouders van Mirjam Dasberg (Rietje) hadden de oorlog overleefd en in augustus kwamen zij hun
dochtertje halen. Lei Nabben kon de moed niet opbrengen het meisje naar Tienray te brengen.
Hanna zou daar het kind aan de ouders teruggeven. Op de weg naar Tienray kwamen ze de ouders
tegen en werd Rietje teruggegeven. Het meisje herkende haar ouders niet en weigerde hen een hand
te geven. Ik geef geen hand, ik steek ze nog veel liever in de tes, zei ze. Ze wilde alleen achter op de
fiets van Lei Nabben naar Blitterswijck om samen met haar ouders haar broertje op te halen. Ze
wilde niet in Blitterswijck blijven, maar wilde weer terug naar “moet” (moeder) in Swolgen. Lei en
Truuke hebben daarna nooit meer iets gehoord van Rietje. Wel bleef haar moeder schrijven. Rietje
is geëmigreerd naar Israël, trouwde er en kreeg twee kinderen.
Sraar van Berlo: Na de oorlog kwam de familie Deen hun zoon Klaas ophalen en kocht de nodige
kistjes sigaren in om die in Amsterdam te verkopen. Waardering voor het werk van mijn ouders was
er in het geheel niet. De handel was belangrijker. Dat vonden mijn ouders heel erg. Mijn zus heeft
nog wel contact met de familie Deen gehad.
Wat verder gebeurde
Op 21 juni 1946 werd op verzoek van Hanna van de Voort proces verbaal opgemaakt met
betrekking tot het oppakken van Duifje Gans. Het proces verbaal werd ondertekend door de
rayonchef der PRA te Venray de heer W.J. Steerneman en wachtmeester N. Vroon. Hij voegde een
schrijven toe van luitenant Stavast over een brief van 24 augustus 1944 aan Kupers, groepsleider
van de NSB te Venray. Tevens werd een proces-verbaal opgemaakt te Drachten op verzoek Betsy
123 joodse kinderen
17
04-09-09
Halberstadt betreffende de vermissing van de kinderen Van Wezel.
De verrader (s)
Wie was eigenlijk de verrader? Hierover werd in Tienray druk gespeculeerd, maar bewijzen waren
er vooralsnog niet. Uiteraard kreeg Rijksduitser Büns de schuld. Tegen hem pleitte, dat hij
kringvoorzitter was van de N.S.D.A.P. Hij ontkende echter ten stelligste. Bovendien konden
verschillende Tienraynaren bevestigen, dat Büns vaak kwam waarschuwen bij aanstaande razzia´s.
Opvallend was ook, dat alleen joodse kinderen opgepakt waren, terwijl in het dorp zóveel
volwassen joden ondergedoken zaten, dat iemand opmerkte: “Je struikelde over de joden”.
Uit het verloop van de kinderrazzia kan ook afgeleid worden, dat er nog minstens één verrader moet
zijn geweest. Uiteindelijk bleek Lucien Nahon de verrader te zijn.
Wie was Lucien Nahon?
Hij was geboren in Gulpen op 21 april 1903. Zijn vader was hoofd der school en zijn zus lerares
M.O. Duits in Nijmegen. Nahon had een goede opleiding en sprak goed Frans.
Hij was in mei 1940 gescheiden van Maria Elisabeth Houberigs, vader van drie kinderen en van
beroep importeur van landbouwwerktuigen. Aanvankelijk was hij in een hotel in Arcen getrokken,
maar wegens plaatsgebrek was hij naar Tienray gereisd. Hij verbleef sinds 1942 in het hotel op
Kloosterstraat 2 door bemiddeling van Tienraynaar Frans Janssen, die ook bij de Landstand was.
Hij was volgens het onderzoek slechts enkele maanden controleur van de Landstand. De taak van de
Landstand was om controle uit te oefenen op de productiviteit van de landbouwgrond. Het bleef
echter voor Nahon beperkt tot prijscontrole.
Na drie maanden kreeg hij op 12 september 1942 ontslag met behoud van salaris tot 30 september
1942. Hij deed te weinig en werd tegen zijn zin gedwongen de Hitlergroet te brengen. Hij
verwaarloosde zijn werk. Zijn “Ausweisz” had als nummer: 155. Dat bewijs had hij op 8 augustus
1942 ontvangen. Het verzoek om het terug te zenden was gedateerd op 12 september 1942. Nahon
protesteerde tevergeefs tegen zijn ontslag op 20 september 1942.
Daarna heeft hij getracht met clandestiene handel in vlees een bron van inkomsten te verwerven.
Hij werd door Stessen, directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau benaderd om door te geven als
Jan Hendrikx (Ambrosius) in Tienray was, om zijn moeder te bezoeken.
Zij kwamen beiden uit Gulpen en hadden elkaar toevallig in de trein getroffen. In het hotel werden
de bonnetjes gecontroleerd. Die waren echter volgens Nahon door hem verbrand.
Nadat “Ambrosius” op 21 juli 1944 in Weert was opgepakt, nam diens broer Piet Hendrikx direct
contact op met Nahon. Er werd hem ƒ 4.000,00 geboden om Jan vrij te kopen. Het geld werd op 9
september 1944 overhandigd door pater Lutterman, die de volgende dag later weer vertrok. Hij
verscheen in Tienray in een “Engels pak” om niet op te vallen. Deze pater is waarschijnlijk een
broer van Jan Hendrikx geweest, die als pater Ephraëm vanuit het Nijmeegse klooster naar Tienray
was gekomen.
Nahon overhandigde de pater een door hem ondertekende kwitantie. Het grote bedrag was
afkomstig van een overval op een postkantoor in Nijmegen door een knokploeg, onder leiding van
Henk Brouwers, die het bedrag door N. de Vries in het klooster liet overhandigen.
Vanwege financiële problemen stak Nahon ƒ 2.000,00 in eigen zak, waarvoor hij een (valse)
kwitantie uitschreef. (Deze kwitantie zou hem uiteindelijk noodlottig worden). Hij deed wel zijn
best Ambrosius vrij te krijgen. Via zijn ex-echtgenote kwam hij bij J. de Laat in Tilburg terecht.
Deze man was lid van de N.S.B. en zag op 15 september 1944 de situatie nog rooskleurig in. Jan
Hendrikx zou naar Duitsland overgebracht worden, maar zou te zijner tijd wel vrijkomen. De Laat
123 joodse kinderen
18
04-09-09
ondertekende een kwitantie van ƒ 1.500,00, gaf aan Nahon ƒ 200,00 en maakte ook nog onkosten
om onder andere in totaal vier keer naar Amsterdam te gaan. Bij naspeuringen kwam na de oorlog
een brief van De Laat te voorschijn betreffende deze transactie.
Daarop heeft men onderzoek gedaan naar Lucien Nahon in Tienray. Deze man werd als gevolg
daarvan op 23 april 1945 aangehouden en op 26 april 1945 voorwaardelijk op vrije voeten gesteld
in verband met deze verduistering en bleef gewoon in Tienray wonen. Op vrijdag 21 februari 1947
werd Nahon verhoord door postcommandant G.H. Peeters. Voor deze verduistering van geld en
valsheid in geschrifte werd hij veroordeeld tot negen maanden celstraf.
Daarna werd er verder gespeurd en kwam aan het licht, dat Lucien Nahon, via zijn dorpsgenoot
M.P.H. Stessen en korpschef Otto Couperus de adressen had doorgegeven waar joodse kinderen in
Tienray waren ondergebracht.
Op woensdag 27 oktober 1948 werd Ger van Rijswick gehoord, geboren te Meerlo op 2 november
1913 en wonende op Spoorstraat 68. Tijdens de oorlog is Nahon niet veel in zijn café geweest. Na
de oorlog wel. Toen ging hij veel om met Frans Janssen, die erg pro Duits was.
Bij zijn vriendin op Spoorstraat 65 werd hij daarvoor gearresteerd op zondag 21 november 1948 om
19.30 uur door G.H. Peeters en G. Martens respectievelijk opperwachtmeester en wachtmeester van
de Rijkspolitie te Meerlo-Tienray groep Grubbenvorst. Uit de verhoren zou blijken, dat Nahon zijn
geheugen kwijt zou zijn geraakt door de inval van de Duitsers. Uit het proces-verbaal van dezelfde
dag blijkt verder, dat hij verdacht werd van verraad, de dood van meerdere personen tengevolge
hebbende.
Nahon werd na zijn arrestatie overgebracht naar de kazerne van de Rijkspolitie in Arcen en aldaar
om 21.00 uur ingesloten in een arrestantenlokaal.
Op maandag 22 november 1948 werd hij overgebracht naar Roermond. Op 9 mei 1949 bekende
Nahon de joodse kinderen verraden te hebben, maar ontkende de namen doorgegeven te hebben aan
Couperus. De dagvaarding was gedateerd op 19 september 1949.
De rechtszitting tegen hem vond plaats op 3 oktober 1949 voor de bijzondere strafkamer van de
Arrondissementsrechtbank in Roermond.
Als getuigen waren opgeroepen:
– Antonie Verhagen (1886) adjudant der Rijkspolitie te Breda.
– Johanna, Maria, Catharina (Hanna) van de Voort geboren op 26 november 1904,
kraamverzorgster van beroep. Zij noemde de kinderen, die in Tienray opgepakt waren. Hanna
verklaarde, dat de kinderen bij haar bleven om ze te observeren, wat betreft hun karakter.
– Johan Hofman, geboren op 9 augustus 1890, werd opgepakt en naar de overvalwagen gebracht.
Hij werd gedwongen de adressen bekend te maken. Hofman beweerde ook, dat Van Est een lijst
had. Hij vroeg steeds naar Gielen, Hendriks en Mooren.
– Otto Couperus (1909) voorheen korpschef van de politie in Venlo kende Nahon vanaf 1943. Hij
beweerde, dat Nahon in aanwezigheid van Stessen de lijst overhandigd had. Couperus zou de lijst
doorsturen. Hij verklaarde ook, dat in de nacht van 14 op 15 mei agent Dijkmans uit Horst
beschoten was. Couperus verbleef tijdens de rechtszaak in de strafgevangenis in Vught.
– M.H.P. Stessen (Mathieu) (1906), verblijvende in het huis van bewaring in Roermond. Hij heeft
als eerste de lijst gekregen en is samen met Nahon naar Couperus gelopen.
– P.J. Eickhout (Petrus) (6 augustus 1904) opperwachtmeester van de Staatspolitie te Amsterdam
was geboren in Oeffelt. Hij nam deel aan de razzia, die met twee wagens werd uitgevoerd. Volgens
hem werden vijftien tot twintig kinderen opgepakt en naar Eindhoven gebracht. Hij beweerde, dat
volgens Van Est een Duitser in Tienray de kinderen verraden zou hebben. Tijdens het verhoor zat
Eickhout in bewaring in Crailo te Laren, waar hij een gevangenisstraf uitzat van zeven jaren.
Tijdens de rechtszitting vroeg de rechter, waarom hij tot deze daad was gekomen. Nahon
123 joodse kinderen
19
04-09-09
antwoordde, dat het hem gestoord had, dat de joodse kinderen op straat speelden, brutaal waren,
naar school en vooral naar de kerk gingen. Daarover had hij vaak gemopperd in het café. Ze
scholden hem bovendien uit voor “de hond”.
De rechter achtte hem twee weken later schuldig aan:
“Het gedurende de tijd van de oorlog een ander opzettelijk bloot stellen aan opsporing, enige straf
of enige maatregel door of vanwege de oorlog en het opzettelijk in tijd van oorlog de vijand hulp
verlenen”. Hij werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf en levenslange ontzetting uit het
actieve en passieve kiesrecht.
Nahon ging in cassatie, waarna op 31 mei 1950 de Bijzondere Raad van Cassatie in Den Haag bij
arrest de straf verminderde tot vier jaar en drie maanden. Dat gebeurde waarschijnlijk door de
volgende ontlastende verklaringen.
– Pastoor Dinckels uit Tienray sprak in zijn schrijven van 28 november 1949 allereerst zijn
verbazing uit over het feit, dat Nico Dohmen niet als getuige was opgeroepen bij het proces. Lucien
Nahon had op verzoek van de pastoor onderdak voor Franse krijgsgevangenen geregeld en hen
afzonderlijk naar Grubbenvorst gebracht. Van pastoor Vullinghs had hij later vernomen, dat ze
veilig de Belgische grens over waren gestoken. Bovendien zou Nahon de pastoor geholpen hebben
met het in de war sturen van de uitreiking van de tweede stamkaart.
– Schoenmaker H. Reijnders uit Tienray maakte in zijn brief van 5 december 1949 duidelijk, dat hij
sinds 1942 tot aan de arrestatie Nahon goed gekend had. Jan Hendrikx (Ambrosius) sliep regelmatig
bij hem thuis met medeweten van Nahon. Deze laatste zei hem zelfs, dat Reijnders voorzichtig
moest zijn met het verlenen van hulp aan Jan Hendrikx. Nahon fungeerde ook als postbode tussen
Jan en zijn moeder. Hij was goed op de hoogte van het doen en laten van deze persoon.
– C.A.H. Deneer, journalist in Venlo reageerde eveneens op 5 december 1949.
Nahon had zijn relaties goed uitgebuit om degenen, die met de bezetter overhoop lagen te helpen.
Voor Deneer had Nahon destijds bij Stessen om clementie gepleit voor de ambtenaren van de
distributiekring in Bergen. Zij hoefden daardoor niet in Duitsland te gaan werken. Bovendien waren
bij genoemde kring verschillende onderduikers werkzaam, die dankzij Nahon niet opgepakt werden.
– Op B. Geurts uit Meerlo had Nahon een goede indruk gemaakt, want hij had ervoor gezorgd, dat
diens zoon niet opgeroepen werd voor tewerkstelling in Duitsland. Deze brief was gedateerd op 6
december 1949.
– J.H. Palmeijer uit Den Haag, arts inspecteur van het Staatstoezicht op krankzinnigen liet op 10
december 1949 weten, dat hij Nahon een slappe figuur vond, maar hem niet in staat achtte om
kinderen te verraden. Palmeijer kwam regelmatig in Tienray op vakantie.
– Edelsmid Karel Krol uit Den Haag kwam ook regelmatig in Tienray op vakantie. Ook hij achtte
Nahon in zijn brief van 11 december 1949 niet in staat tot zo iets gruwelijks.
Opvallend is ook dat in hotel Wijnhoven (of Joosten) ook de joodse familie Vervooren was
ondergedoken. Over het aantal personen is niets bekend. Dit is des te opmerkelijker aangezien in
hetzelfde hotel Lucien Nahon was ingeschreven.
Het gratieverzoek
De zus van Lucien Nahon, doctoranda A. Nahon, diende op 21 juni 1950 een gratieverzoek in. Zij
sloot bij haar verzoek een verklaring in, waaruit bleek, dat haar broer geen gebruik had kunnen
123 joodse kinderen
20
04-09-09
maken van de algemene gratieverlening in 1948. Ook Nahon zelf diende tevergeefs een verzoek om
gratie in. Het verzoek werd op 3 april 1951 afgewezen.
J.H.L. Nahon kwam op 16 september 1950 in Vught terecht en vanaf 19 december 1951 verbleef hij
in Norg. Op 30 juni 1952 werd hij overgeplaatst naar Haarlem (Middenlaan).
Op 29 september 1954 kwam hij vrij. Op 8 maart 1956 vertrok hij naar België, waar hij op 2
augustus 1974 in Duffel overleed en begraven werd.
Onderscheidingen
Onderscheidingen werden en worden nog steeds uitgereikt aan personen, die zich in de oorlog
verdienstelijk hebben gemaakt met het bieden van hulp aan joden. De onderscheiding kan postuum
worden uitgereikt. Ze moet wel aangevraagd worden door iemand die in de oorlog gered is. Gezien
het grote aantal pleegouders is het teleurstellend dat er slechts enkele gezinnen de Yad Vashem
ontvangen hebben.
– Hanna van de Voort ontving in 1956 een postume onderscheiding van de Israëlische ambassadeur
en op 5 mei 1957 werd een plaquette aangebracht op de voorgevel van haar woning. Burgemeester
Rutten onthulde de plaquette, terwijl Tienrays fanfare de plechtigheid muzikaal opluisterde.
Het Israëlische Oorlogsdocumentatie Instituut Yad Vashem heeft Hanna in Jeruzalem postuum
onderscheiden door het planten van twee bomen in de “Laan der Rechtvaardigen”.
Zij kregen de Yad Vashem onderscheiding.
– De heer en mevrouw Frans en Maria Verstappen-Kuijpers uit Oirlo kregen op 9 augustus 1973 de
onderscheiding. De onderscheiding werd uitgereikt in het Joods Cultureel Centrum in Amsterdam
op donderdag 22 november 1973. Tijdens die plechtigheid was onder andere burgemeester Dr. I.
Samkalden aanwezig en de ambassadeur van Israël, Zijne Excellentie Hanan Bar-On.
Er is een boom geplant in Israël op 8 mei 1974.
Annet Verstappen: Hanna Prins is na de bevrijding met een rabbi getrouwd en heeft de
onderscheiding aangevraagd voor mijn ouders. Die is uitgereikt in het Joods Cultureel Centrum te
Amsterdam. Hanna Prins heeft tevens een boom geplant in Israël voor mijn ouders.
– Op 16 december 1976 werd Hanna postuum geëerd. Dat gebeurde in het Instituut voor de Tropen
in Amsterdam. Pianist Saas Bunge verzorgde de muzikale omlijsting. De opening werd verricht
door Mr. R.A. Levisson en de aanwezigen werden welkom geheten door burgemeester Dr. I.
Samkalden. Toespraken werden gehouden door de heren I. Zadoks, voorzitter van het Nederlands
Israëlisch Kerkgenootschap en Mr. A.A.M. (Dries) van Agt, minister van justitie en Zijne
Excellentie de heer Kidron, ambassadeur van Israël.
In 1971 werd in Tienray een plein naar haar genoemd. Het Hanna van de Voortplein is intussen
verfraaid met een monument van de hand van kunstenares Elly van de Broek. Op 4 mei 1989 werd
het monument onthuld door burgemeester Joep Hahn. Elk jaar wordt daar de dodenherdenking
gehouden, afwisselend georganiseerd door één van de dorpen van de gemeente Meerlo-Wanssum.
Sinds 1 januari 2010 neemt de dorpsraad van Tienray deze taak op zich gesteund door de gemeente
Horst aan de Maas.
Mieke Mees kreeg op 2 mei 1977 de onderscheiding op haar ziekbed. Ze stierf op 17 augustus 1977
aan kanker.
Jan en Nellie van Enckevort-Kersten in Seveum op 2 april 1979.
123 joodse kinderen
21
04-09-09
Gerard en An Verstraelen-Driessen op 7 juli 1986.
Nico Dohmen werd op 30 mei 1987 geëerd. De onderscheiding is aangevraagd door Arie en Sonja
Ossendrijver-de Vries. Dit echtpaar heeft verschillende kinderen benaderd om de aanvrage te
ondersteunen.
Lei en Maria Reinders-van Rens Spoorstraat 65 Tienray werden op 28 maart 1988 onderscheiden.
Op 3 april 1990 werden Martien en Lieske van Leest in Amsterdam geëerd. Voor Martien gebeurde
dat postuum. De onderscheiding was aangevraagd door Rebecca Landsberg-Aldewereld.
Jan en Drica Christiaens-Evers, Herenbosweg 7 in Melderslo Yad Vashem op 5 mei 1998.
Op 8 november 2005 is de onderscheiding postuum uitgereikt aan Nert en Marie Litjens-Janssen uit
Swolgen. De onderscheiding is aangevraagd door Tom Stein (Tom de Groot) die bij hen in de
oorlogsjaren onderdak gevonden had.
En verder
In het voorgaande verhaal komen twee personen voor, die nadere uitleg behoeven: Curt Löwenstein
en Rebecca Aldewereld. Curt heeft samen met Hanna en Nico verzetswerk verricht en Rebecca is in
Tienray opgepakt en is met de vier kinderen naar Westerbork gebracht.
Nico Dohmen
Nico, geboren op 3 januari 1921 in Stoutenburg ging na het gymnasium in Kampen hij naar de
Katholieke Universiteit in Nijmegen. Hij weigerde de loyaliteitsverklaring te tekenen en dook in
Maasniel onder bij de boerderij van een oom. Daar trof hij Mien van de Voort. Het werd te
gevaarlijk daar vond zij en zij zorgde ervoor, dat Nico in Tienray terecht kwam. Nico had een vals
persoonsbewijs met “Ultee” als naam. Hanna werkte tijdens de oorlog nauw samen met hem.
Hij is na de oorlog psychologie gaan studeren aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. In
1948 is hij daar student-assistent geworden. In 1951 heeft hij zijn doctoraalexamen gedaan. Per 1
januari 1954 is hij als psycholoog in dienst getreden van Philips Telecommunicatie. In 1960 werd
hij aldaar hoofd Sociale Zaken. In februari 1971 is hij bij Douwe Egberts gaan werken als directeur
Sociale Zaken. In 1974 kwam hij in de Raad van Bestuur. Op 1 januari 1983 ging hij op 62-jarige
leeftijd met pensioen. Hij overleed op 16 februari 2008 in Hilversum.
Curt Löwenstein
Curt Löwenstein (Ben Schräder, Bernardus Joosten en Ben Oudenbosch), was geboren op 17
november 1925 in Oost Pruisen (destijds Polen) in het plaatsje Allenstein (Olsztyn) ten oosten van
Danzig. Zijn vader Alfred was advocaat en bespeelde als amateur piano. De familie verhuisde in
1937 naar Berlijn, waar Alfred nog steeds zijn beroep kon uitoefenen. Door de ernstige problemen
voor joden trachtte de familie naar Amerika te emigreren. Dat kostte erg veel geld en er was veel
bureaucratie. Henry, de broer van Curt, emigreerde in 1939 naar Engeland met nog elf andere
joodse jongens. Vader, moeder en Curt vroegen en kregen toestemming voor emigratie naar
Amerika. Zijn ouders waren uit Berlijn vertrokken met de trein naar Rotterdam en zouden op 11
mei 1940 met het stoomschip “Veendam” afvaren. Zij kwamen op 8 mei 1940 in Rotterdam aan. Er
waren slechts vijf kinderen bij. Op 10 mei begon de oorlog en moest de reis afgeblazen worden. De
mannen werden ondergebracht in “De Doelen” en de vrouwen en kinderen werden in de
123 joodse kinderen
22
04-09-09
politiebureaus ondergebracht. Na verloop van tijd kwam de drie leden van de familie afzonderlijk
van elkaar in Venlo terecht. In Venlo had de meubels in die plaats laten opslaan. Daar verwachtte
men de familie niet meer terug en was men tot verkoop van de meubels en kleding overgegaan.
Enkele maanden later kreeg Alfred een baan bij de Joodse Raad in Amsterdam. Curt bedekte de gele
ster met zijn rechterarm door een pijp vast te houden. In juni 1943 werden hij en zijn moeder bij
een razzia opgepakt en in een veewagen naar kamp Westerbork gebracht. In september 1943
mochten ze het kamp weer verlaten. Terug in hun woning in Amsterdam bleek dat hun huis
leeggeroofd was op een gebedenboek van 1849 na. Moeder Ellie voelde zich erg ziek en wilde naar
het nog steeds functionerende joodse ziekenhuis. Het drietal besloot onder te duiken en een nieuwe
identiteit aan te nemen. Met Mieke Mees kwamen ze in Venlo aan. Daar kwamen ze in contact met
Toontje Peters uit Broekhuizenvorst. Vrij snel daarna kwamen ze in Tienray aan bij Hanna van de
Voort. Curt is op verschillende onderduikadressen geweest met verschillende duiknamen. Eind 1943
kreeg Nico Dohmen een bericht, dat de ouders van Curt veilig onder dak waren in Venlo onder de
naam Urban. Moeder Ellie werd in het ziekenhuis in Tegelen verzorgd door de nonnetjes. Zij stierf
op 45 jarige leeftijd op 3 januari 1944 aan een nieraandoening.
Curt kwam onder de schuilnaam Ben Oudenbosch bij de familie Loogman- terecht, maar ook
verbleef hij bij smid Toontje Peters in Broekhuizenvorst. In hetzelfde dorp verbleef hij bij de
weduwe A. Peeters-Direks, Swolgenseweg. Op een keer moest hij een controlepunt ontwijken en
belandde in Meerlo bij de familie Mart Mooren-Pingen, Monseigneur Jenneskensstraat.
Lange tijd vond hij ook onderdak in het gezin van Engelbert en Catharina Martens-Philipsen,
Valkenberg in Klein Oirlo. Hij had de jodenster verwijderd, waarna die toch nog goed zichtbaar
bleef. Hij liep met een fototoestel rond en gebruikte aftershave, iets dat destijds in de omgeving van
Oirlo onbekend was. Hij hielp Hanna en Nico en bracht verzetskrantjes rond in gezelschap van Jan
van Leest uit Tienray. Hij begon de verzetsgroep te helpen en bezocht ook per fiets een twaalftal
dorpen in de buurt en bracht ook een bezoek aan de ondergedoken joodse kinderen en bezorgde de
gastouders voedsel en distributiebescheiden.
Na de bevrijding van Venray op 17 oktober 1944 kwam een priester Curt Löwenstein vragen om als
sergeant-tolk voor de Britten op te treden bij de verovering van Duitsland. Op 4 mei 1945 kreeg zijn
eenheid opdracht om op te trekken naar Flensburg. Curt kwam oog in oog met de arrogante Albert
Speer, de minister van oorlogsproductie en had hem zo kunnen doden. Hij kwam ook bij Karl
Doenitz, die na de oorlog tien jaar gevangenisstraf zou krijgen. Speer moest twintig jaar de bak in.
De vader van Curt hertrouwde in oktober 1945 met Gertrude Levy (Tutty). Zij had Bergen-Belsen
overleefd, maar was verkracht door Russische militairen. In 1946 verliet Curt de militaire dienst en
kwam met zijn vader samen met zijn nieuwe vrouw in Amsterdam terecht. Op 4 maart 1947 vertrok
het drietal met de “Veendam” naar Amerika en veranderde de naam in Lowens. Curt is na de oorlog
gehuwd met Kathy en is kinderloos gebleven. Zijn Duitse taal kwam goed van pas voor de “Voice
of America”. Curt werd acteur en speelde in honderd films, vaak als Nazi. Hij speelde in “Het
dagboek van Anne Frank” en “The woman” samen met Sophia Loren.
Virrie Cohen
Virrie Cohen is geboren op 20 april 1916 in Den Haag en overleden op 23 december 2008 in
Amsterdam. Haar pleegouders in Noord-Limburg waren:
P. Hendriks-Janssen, Nieuwstraat 2 in Blitterswijck. Op dit adres kreeg ze lichte verschijnselen van
difterie en belandde ze in het ziekenhuis in Venray.
Ze was ook in Meerlo bij de familie J. Peters-Linssen, Dorpbroekstraat 25. Hier was ze samen met
Sonja en Arie Ossendrijver-de Vries.
Ze vertoefde ook bij Hanna van de Voort, Spoorstraat 8 in Tienray van begin november 1944 tot
april 1945. Eind juli 1943 werd de crèche geheel leeggehaald en alle kinderen en personeelsleden
zouden op transport gesteld worden. In september 1943 werd de crèche definitief gesloten. Daarna
dook Virrie onder.
123 joodse kinderen
23
04-09-09
Rebecca Aldewereld
Rebecca is vanaf januari 1944 bij de familie Van Leest geweest. Van te voren was zij bij het gezin
De Man-Jacobs. Zij heeft als 22 jarige na de oorlog een verklaring afgelegd. Zij woonde toen als
bontstikster in de Plantage Middellaan 32 Amsterdam. In de nacht van 31 juli op 1 augustus 1944
werd er om ongeveer 1.00 uur op de voor- en achterdeur geklopt. Rebecca verstopte zich op de
onderste zolder in een kinderwagen. Van Est zei tegen haar: Kleed je aan en ga mee. Zij kleedde
zich in het bijzijn van drie mannen aan en ging mee, evenals Van Leest. Ook een radio moest mee.
Van Leest is gevlucht. In Eindhoven werd Rebecca met ongeveer tien vrouwen of meisjes in één cel
opgesloten. Op 2 augustus 1944 is Rebecca op transport gesteld naar Westerbork. Daar werd op
haar onderarm haar kampnummer: A 25.063 gebrand.
In Westerbork heeft ze Louis en Dick van Wezel gezien bij hun moeder. Op 3 september 1944 werd
Rebecca op transport gesteld naar Auschwitz. Na twee maanden is ze overgeplaatst naar Kratzau in
Tsjecho-Slowakije. Het kamp was afgezet met prikkeldraad, die onder stroom stond. Ze kreeg slecht
te eten, veel slaag en geen kleren, alleen een jurk. Al haar haren werden met een schaar en tondeuse
verwijderd door mannelijke gevangenen. Ze moest als bankwerker in een metaalfabriek werken. Er
werden onderdelen gemaakt voor de vliegtuigindustrie. Ze werd vier keer geselecteerd voor een
eventuele gang naar de gaskamer. Bij zo'n selectie moest iedereen naakt in de rij gaan staan voor
controle. Vooraan de rij werd de selectie bekend gemaakt. Daar klonk dan het commando links of
rechts. Rechts betekende de gaskamer. Voor de gaskamer werden uitgezocht: zieken, magere
personen met uitslag. Een puistje was al heel gevaarlijk. Rebecca heeft alle keren geluk gehad. Op 8
mei 1945 werd ze door de geallieerden bevrijd. Zij is als enige uit het kamp in Tienray
teruggekomen. Jaren later is ze naar Amerika geëmigreerd. Rebecca was ook bij Pierre en Maria
Poels-Aben, Mgr. Aertsstraat 15 in Swolgen.
Verdere gegevens van enkele in dit verhaal voorkomende personen.
Jan van de Bogert, agent eerste klasse en geboren te Hedel op 8 september 1890 en wonende in
Eindhoven, Floralaan 42. Hij was niet betrokken bij het ophalen van joden, omdat hij drie maanden
onder medisch toezicht gestaan had. Wel heeft hij mannen opgepakt voor vergrijpen en naar
Ommen gestuurd. Hij was lid van de NSB van januari 1941 tot en met augustus 1944. Hij was
onder protest bij de bijzondere dienst gekomen door gewestelijk politie-president Kooijmans. Hij
heeft driemaal geprobeerd bij een andere dienst ingedeeld te worden. Volgens hem werd vooral
onder leiding van Stavast, Dievenbach en Van Est jacht gemaakt op joden. Die werden in
Eindhoven overgedragen aan de Sicherheitsdienst.
Otto Couperus geboren op 20 oktober 1898 te Hüls in Duitsland, woonde destijds in de Molenstraat
69 in Venlo. Hij was korpschef. Op een bijeenkomst in hotel “De Post” op de Parade heeft Lucien
Nahon in het bijzijn van hem en Stessen gesproken over Jan Hendriks, die in de illegaliteit zat en
regelmatig in Tienray kwam om zijn moeder te bezoeken. Nahon zou bellen als het weer zover was.
Over jodenkinderen is niet gesproken. Tijdens het onderzoek verbleef hij in het huis van bewaring
in Vught.
Petrus Johannes Eickhout geboren te Oeffelt op 6 augustus 1904. thans wonende in Amsterdam
Daniël Stalpaertstraat 49 I. Hij zat tijdens het verhoor in bewaring in Crailo te Laren. In 1944 is hij
met ongeveer vijftig politiebeambten in Tienray geweest met Van Est, Jan van de Bogert, Stavast en
Dievenbach. Proces-verbaal 249 der Politieke recherche. Hij kan zich verder niets herinneren. Hij
heeft zeven jaar gevangenisstraf gekregen.
123 joodse kinderen
24
04-09-09
Hij is gedetineerd in de Rijkswerkinrichting en zegt dat Van Est een lijst met de namen van de
kinderen had.
Mathieu Stessen (MPH). Geboren op 19 augustus 1906 in Gulpen. Hij was directeur van het
Gewestelijk Arbeidsbureau in Venlo sinds augustus 1943.
Cornelis Stolk was geboren op Oud-Beijerland op 1 juli 1918. Hij woonde in Eindhoven in de Don
Boscostraat 1. Hij was ongehuwd en in Den Bosch chauffeur van Kooijmans. In 1943 werden
beiden overgeplaatst naar Eindhoven. Hij kan zich niets van de razzia herinneren. Volgens Hanna
heeft hij geschoten tijdens de razzia.
Willie Weber geboren op 1 juli 1900 in Louisendorf in Duitsland en woonde in Krefeld,
Merklinstrasze 15. Tijdens de reconstructie zat hij in Vught. Hij was destijds beambte van de
Sicherheitsdienst in Eindhoven en heeft op 31 juli 1944 bevel gegeven een onderzoek in te stellen
naar jodenkinderen in Tienray en gevolgd door hun arrestatie. Deze gegevens zijn besproken op een
bijeenkomst van de NSB in Venray. Volgens Weber zou hij voorgesteld hebben de kinderen onder te
brengen in pleeggezinnen daar ze ongeschikt waren voor de arbeidsmarkt. Volgens hem had
Couperus een verklaring opgesteld, die hij alleen hoefde te ondertekenen.
Reconstructie
Omdat Stolk en van de Bogert zich niets meer konden herinneren van de razzia, werden ze op 4 juni
1946 overgebracht naar Venray en op 5 juni 1946 naar Tienray. Hanna van de Voort, Maria
Cruijsberg, Emilia Cruijsberg-Huberts en Elisabeth van Leest-van Oorschot herkenden Stolk. Frans
Cruijsberg herkende Stolk als de man, die hem een revolver tegen de borst gedrukt heeft. Johan
Hofman herkende zowel Stolk als Van Est. Mevrouw Hofman: herkende ook Stolk die door het hele
huis huiszoeking gehouden heeft, net als bij de anderen. Jan van Geffen herkende Stolk niet.
Stolk herinnerde zich nu ineens dat hij wel degelijk in Tienray is geweest. Hij was bij Hanna
binnengegaan met Van Est. Die had hem opdracht gegeven enkele dozen met kleren mee te nemen.
Eickhout was ook in die woning geweest.
Ook is Stolk bij Cruijsberg binnen geweest. Waarschijnlijk zijn daar Eickhout, Stavast en van Est
binnengegaan. Het onderzoek in die woning duurde erg lang. Eickhout heeft met een revolver
gedreigd. Deze man wees met zijn pistool zelfs de weg. Hij herinnerde zich nu ook, dat hij enkele
personen naar de vrachtauto heeft gebracht. Hofman was volgens hem in de luxe wagen gebleven
en had zich van de domme gehouden. Hij geeft ook toe, dat er geschoten was op een Tienraynaar,
die in de richting van Nabben liep. Deze man zette het op een lopen. Het was één schot. Hij was
ook in de kapperszaak van Hofman geweest. Van Est had in die zaak belangstelling voor enkele
elektrische draden. Er is waarschijnlijk naar een radiotoestel gezocht. Hij is ook in de woning van
Van leest geweest. Stavast heeft Rebecca gearresteerd. Waarom weet hij niet. Of zij duizend gulden
heeft geboden is hem niet bekend. Hij heeft niet bij de wc-deur gestaan. Hem is bekend, dat Van
Leest gevlucht is.
Hij is ook bij Loogman in Venray geweest.
Van de Bogert werd door niemand herkend.
Lijst met joodse kinderen
Onderstaande lijst met kinderen, die door Hanna van de Voort en Nico Dohmen zijn ondergebracht
in Tienray en omgeving, is nog steeds niet volledig. Informatie daarvoor heb ik gekregen van Pierre
Beterams uit Blitterswijck, Wies Peeters uit Broekhuizen, Corinna Plesz uit Hannover en vele
anderen.
123 joodse kinderen
25
04-09-09
Onder kinderen wordt verstaan iedereen, waarvan de geboortedatum ligt na 1 november 1925. Op 1
november 1943 waren ze dus jonger dan 18 jaar.
Het is te begrijpen, dat men om veiligheidsredenen geen nauwkeurige administratie over de
kinderen bijhield.
Onderstaande lijst is op achternaam van de kinderen alfabetische gerangschikt. Voor zover bekend,
staat zoveel mogelijk het huidige adres van de pleegouders vermeld. Kinderen waarvan alleen de
naam bekend is, zijn niet in de lijst opgenomen. Veel kinderen verhuisden regelmatig en staan soms
op verschillende adressen vermeld. Daarom was het ook moeilijk de kinderen op dorp te
rangschikken. Toch heb ik een poging gedaan. Als een kind in verschillende dorpen was
ondergebracht, heb ik gekozen voor dat dorp, waar het kind de langste periode heeft doorgebracht.
Het allereerste kind, Simon Cohen, werd ondergebracht bij de ouders van Nico Dohmen in
Kampen. De overige kinderen werden in de volgende dorpen ondergebracht:
Blitterswijck (14), Broekhuizen (5), Broekhuizenvorst (14), Castenray (3), Kampen (1), Meerlo (8),
Melderslo (8), Oirlo en Klein Oirlo (13), Swolgen (7), Tienray (7), Diversen (5).
– Zilli of Zitta Bak (Thea Maarschalkerweerd), was geboren op 14 mei 1937. Haar roepnaam was
Zil. Zij was de dochter van winkelier Benediktus Bak (1909-1944) en Debora Bak-Lehrer, van
Poolse afkomst. Zij is in totaal ongeveer een jaar geweest bij de familie Sjang en Nella BeteramsHeesen op Merseloseweg destijds nummer 8 in Venray. Op een avond kwam mevrouw Fien van der
Linden met de vraag, of ze een kind erbij wilden hebben. Van der Linden had een hoeden- en
stoffenzaak in Venray. Zilli was enkele dagen bij Fien in huis geweest. Tegenover de familie
Beterams woonden twee Rijksduitse families: Lümler en Nastvogel. Zilli speelde regelmatig met
Thea Lümler, een leeftijdgenootje van haar, ook toen er Duitsers ingekwartierd waren. Toen
postbode Beterams in uniform binnenkwam schrok Zilli enorm en kroop direct weg, achter de
“zorg” (een fauteuil). Zij dacht dat Duitse soldaten haar zouden komen ophalen. Zilli ging niet naar
school, maar heeft later alles ingehaald. Op een avond kwam mevrouw van der Linden met een lap
lauwe stof. Zij stelde de gastouders voor om Zil katholiek te maken. De stof was voor een
communiejurkje. De ouders weigerden echter. Toen de familie Beterams na de bevrijding vanuit
Venray moest evacueren in het kader van de Britse actie “Civil affairs”, ging zij mee naar Beek en
Donk. Na de oorlog wilden het meisje zelf blijven opvoeden omdat de ouders van Zil in de oorlog
omgekomen waren. Een familielid van het meisje eiste haar echter op. Zillie is op zaterdag 18
februari 1950 omgekomen bij een verkeersongeluk en ligt begraven in Muiderberg. De familie
Beterams heeft nog regelmatig een bezoek gebracht aan het joodse kerkhof.
– Fred Benedik was bij Dinghs in Castenray. Hij trouwde met diens dochter en heeft de voormalige
slachterij Benedik in Landgraaf opgezet, die inmiddels failliet verklaard is.
– Jouno Birnbaum (Joke Pereboom), geboren op 4 april 1939 was bij Hannes en Truuj Cox-Van
Lier, Lummerick in Melderslo. (A 47).
– Cilie Blitz (Tineke Kuipers en Anneke Schouten), geboren op 7 april 1932 in Amsterdam was bij
de familie Wiel en Stina Huijs-Huberts, destijds wonende op Swolgenseweg 53 in Tienray. Zij
woonde in bij de familie Molenaar, die lid was van de NSB. Ook was ze onder andere bij Handrie
en Nora Mulders-Joosten, Reindonckweg 10 Kronenberg.
– John Blom (Jan Blom), geboren op 27 oktober 1930 in Amsterdam, verbleef sinds 1 september
1943 bij Matties en Drieka Custers-Claessens in het kasteelke op de Gun in Swolgen aan de
Kasteelweg 5. Hij is daar tot 1 augustus 1944 gebleven. Hij was ook in Sint Hubert bij de familie
Janus en Kee Willemse-Van der Loop. D 68.
– Lennie Boas (Lenie van de Bergh), geboren op 16 juli 1931 in Amsterdam, was in Meerlo
ondergebracht bij de familie Jacob en Greetje Rutten-Linders, Hoofdstraat 16. Zij was ook bij de
familie Handrie en Truuj van Gerven-Reinders, Herenbosweg 29 in Melderslo. Vreemd genoeg
bleek zij na de bevrijding van Meerlo op 24 november 1944 onhandelbaar en ondankbaar. Het was
zo erg, dat Hanna een briefje van de radeloze pleegmoeder ontving: “Wij zijn zo vrij geweest Lennie
123 joodse kinderen
26
04-09-09
naar Tienray te sturen. Vermoedelijk had U ze al eerder verwacht. Enfin, vanmiddag heb ik haar
weggejaagd na er eerst nog een bord dat jammer genoeg tegen de muur in plaats van tegen haar
hoofd is terechtgekomen, een vork en een asbak aan gewaagd te hebben. Het afscheid was zo, dat
een goed geschoolde woonwagenbewoner van de ergste en brutaalste soort, het haar niet had
kunnen verbeteren, wat het bezigen van schimpscheuten en scheldwoorden betreft”. Lennie kwam
in Melderslo terecht.
–Lenie Chanowski (Lenie de Groot) was bij de familie Christiaens in Melderslo. Ze kwam uit
Amsterdam. Christiaens had een bankje gemaakt waarop het kind kon gaan staan. Het bankje stond
achter het bureau en van onder kwamen haar voetjes er niet onderuit. Twee Duitse militairen
kwamen haar tevergeefs ophalen. Het geweer werd op Christiaens gericht terwijl de ander in huis
ging zoeken. Na de oorlog heeft de familie de Yad Vashem ontvangen. Lennie is naar Amerika
geëmigreerd is.
– Joop van Coevorden (Joop Stolk), geboren op 15 november 1933 in Groningen, was bij
weduwnaar Grad van Helden-Spreeuwenberg, Massenweg 4 Melderslo.
– Daan Cohen (Wim Dekker en Wim Dorn) was geboren op 3 juni 1932 in Berchem (België). Hij
was bij de familie Piet en Net Philipsen-Jacobs, Roland 2 Klein Oirlo. Hij was ook bij Sjang
Keijsers en zijn zus Dien, Belsberg 2 in Broekhuizenvorst. Daarna kwam hij bij Jan van GeffenNabben, Spoorstraat 21 of 23 on Tienray.
– Simon Cohen (Simon Koster of Simon Drukker) was geboren op 10 november 1936 in
Amsterdam en verbleef enige tijd bij Hanna van de Voort op Spoorstraat 8. Zijn volgende
onderduikadres was bij Piet en Truus Dohmen-Gilissen, Mauritsweg 4 in Kampen. Simon was het
eerste kind, dat in Tienray terechtkwam. Dat was in juli 1943. Op 1 augustus 1943 is dit kind met
vader Dohmen naar Kampen gereisd. Hij overleefde in tegenstelling tot zijn ouders de oorlog. Hij
heeft zich als kunstenaar in Thailand gevestigd en is daar bij een verkeersongeval op 28 januari
2009 betrokken geweest. Hij is aan de gevolgen daarvan op 1 februari 2009 overleden.
– Wimke Cohen was bij Sjang Keizer in ´t Hulst in Broekhuizenvorst. Hij is ook in Klein Oirlo
geweest bij de familie Philipsen.
– Isaac Levi Crefeld (Kees de Vries) was geboren op 8 juni 1932 in Utrecht en verbleef bij Herm en
Mina Henerix-Kleeven, Gun in Swolgen en bij de familie Lei en Truus Nabben-Vermeulen, Bosweg
8 in Swolgen. Na de razzia werd hij in dit gezin geplaatst, omdat de pleegouders doodsbang waren
geworden. Braaf ging Kees elke morgen naar de kerk en nam net als de klasgenootjes aan de
voorbereiding voor de plechtige communie deel. ´s Avonds bad hij met luide stem de rozenkrans
mee. De smid, Brouwers Bèr, die honderd meter verderop woonde aan de Molenstraat, kon hem
zelfs horen. Voor hij bij Nabben kwam vertoefde hij bij H. Hendrix-Kleeven Gun in Swolgen.
– Max van Dam (Lotje) geboren op 22 mei 1939 in Amsterdam, verbleef bij Grad en Trien de
Mulder-van den Munckhof, Beemdweg 11 in Melderslo.
– Mirjam Dasberg (Marietje Nabben of Rietje de Vree), geboren op 28 november 1940 in
Hilversum, was bij de familie Lei en Truus Nabben-Vermeulen, Bosweg 8 in Swolgen. Na de
kinderrazzia op 1 augustus 1944 in Tienray sliep Rietje met Lei in het kippenhok.
– Alex Dasberg (Lex van Dijk of Lex de Jong), geboren op 7 oktober 1935 in Hilversum, was bij
Pieter en Johanna Driessen-Caris (B 100), Antoniusstraat 24 in Blitterswijck.
– Bram Deen (Klaas Hunter en Piet van Gemen), geboren op 23 juli 1933 te Amsterdam, verbleef
bij weduwnaar Drikus van Berlo-Thijssen, Swolgenseweg 24 (B 118) in Broekhuizenvorst. Hij was
ook bij weduwnaar Sef Vervuurt-Wijnhoven in Melderslo (A 56).
– Jim Dikker (Jan van Berkum), geboren op 24 oktober 1929 in Amsterdam, was bij Drikes en
Hanna van der Pas-Kleven in Broekhuizenvorst. Hij verbleef ook bij J. Vervuurt A 56 in Melderslo.
– Louis Dikker (Loekie en Louis van Berkum), geboren op 1 september 1931 in Amsterdam,
verbleef bij de familie Sjengske en Nel Thijssen-Drabbels, Ooijenseweg 18 in Broekhuizenvorst.
Hij verbleef ook bij Marie Wijers weduwe van Hendrik Coopmans, Kievitstraat 4 Bakel (B 167) en
in Oostrum bij Thies en Truuj Claessens-Drabbels, Stationsweg 108.
– Jim Dikker (Jan van Berkum), geboren op 24 oktober 1929 in Amsterdam verbleef bij de familie
123 joodse kinderen
27
04-09-09
P. v.d. Pas-Kleeven, B 171 Broekhuizenvorst.
– Carla Drukker, geboren op 20 juni 1936 in Amsterdam, was bij weduwe Marie HermansCoenders, Maasstraat 2 in Broekhuizenvorst. Zij werd later mevrouw Muijsers en bleef in NoordLimburg wonen. Zij was ook bij weduwnaar Ferry en mejuffrouw Alida Pröpper, Goltziusstraat 39
in Venlo.
– Henny Eickenboom, geboren op 22 februari 1933 in Den Haag, verbleef bij Gerard en An
Verstraelen-Driessen, Pastoor Verheggenstraat 23 in Blitterswijck. Zij ontvingen op 7 juli 1986 de
Yad Vashem.
– Greetje Friedmann (Greetje Faber), geboren op 21 oktober 1933, was bij Lei en Marie Reindersvan Rens, Spoorstraat 65 in Tienray. Zij was via Friesland, waar ze door de boer verkracht werd, in
Tienray terecht gekomen. Ze verbleef tijdelijk in het klooster in Tienray en op een zolderkamertje
van de pastorie in Swolgen zonder dat pastoor Eggelen er iets van wist. Zij at aan tafel met het
gezin mee, maar ook met de ingekwartierde Duitsers. Na de razzia mocht ze niet meer
buitenkomen. Greetje is ook tijdelijk geweest bij Cisca Beuijssen, Mgr. Aertsstraat 46 in Swolgen.
Vandaar ging ze naar de familie Reijnders in Melderslo. Zij werd later röntgenologe en vroeg de
onderscheiding aan voor haar pleegouders. In de oorlog vierde Frans Janssen, Spoorstraat 69 zijn
zilveren bruiloft. Van de buurt ging alleen de familie Reinders erheen.
– David Gans (Hans Beekema), geboren op 6 december 1930 in Amsterdam, verbleef bij Sef en
Netje Verstappen-Smits, Gunhoek in Oirlo.
– Duifje Gans (Paula Heineman), geboren op 13 juni 1933 in Amsterdam, Bataviastraat 38. Ze
verbleef bij Jan en Hendrika Loogman-Van Lunteren. Jan was wiskundeleraar op Jerusalem en
woonde op Stationsweg 5 in Venray. Hij was gehuwd met Hendrika van Lunteren. Een student, de
heer Hoekstra kwam Duifje brengen. De overige familieleden van haar waren in de buurt
ondergebracht en hebben allen de oorlog overleefd. Duifje bezocht in Venray de lagere school. Ze
wilde steeds bij het raam zitten zodat God haar goed zou kunnen zien. Ze werd op 14 augustus 1944
opgepakt en vond op 6 september 1944 de dood in Auschwitz.
– Leo van Gelder (Leo Janssen), geboren op 7 maart 1939 in Amsterdam, verbleef bij Swinkels,
Ooijenseweg Blitterswijck. Hij was ook bij de familie Lambert en Leonie van 't GroenewoltFreulich, Kerkstraat 7 in Broekhuizenvost en de weduwe Mien Tijssen-Loonen, Castenrayseweg 22
in Oirlo. Hij was een tweelingbroer van Max van Gelder.
– Max van Gelder (Max Janssen), geboren op 7 maart 1939 in Amsterdam, was bij Swinkels,
Ooijenseweg in Blitterswijck. Hij was een tweelingbroer van Alex. Samen hebben ze in totaal tien
adressen gehad en werden regelmatig midden in de nacht verhuisd. Uiteindelijk belandde het
tweetal in Ottersum. Zie ook Leo van Gelder.
– Arthur Ginsberg (Arthur van Bergen) geboren op 24 maart 1927 in Frankfurt am Main, was bij
Jac en Anna Schoeber-Vollenberg, E 46 in America. Hij verbleef ook bij de kinderen Vollebergh E
50 in America. Hij is overleden in Auschwitz op 16 oktober 1944 samen met zijn ouders Lex en
Rinie Ginsberg-Rosen. Arthur was ook bij Mien van de Voort in Maasniel.
– Karla Goldberg (Clara Goudberg), geboren op 4 augustus 1933 in Amsterdam, was bij de weduwe
Paula Hegger-Janssen, Sint Odastraat 9a in Melderslo. Zij was ook bij weduwe Han RongenChristiaens, Swolgensedijk 18 in Mederslo.
– Michel Goldsteen (Maurice Jansen), geboren op 5 mei 1933 in Meppel. Hij verbleef bij de familie
Frans en Mie Theelen-Wilmer, Kloosterstraat in Grubbenvorst en bij Sjang en Maria van de
Bercken-Michels Horreweg 4 Ooijen.
– Jacob Grootkerk (Jaap de Boer), geboren op 27 april 1931 in Amsterdam, verbleef bij Lei en Truu
Nabben-Vermeulen, Bosweg 4 in Swolgen. In Swolgen was hij eveneens bij Mathes en Lieen
Franssen-Janssen, Hogeweg 4. Hij was ook bij weduwnaar Antoon Janssen-Michels, Horreweg 4
Ooijen. Hij was ook bij de kinderen Vollebergh E 50 in America.
– Max Grootkerk verbleef bij weduwnaar Antoon Janssen-Michels, Horreweg 4 Ooijen.
– Levi Hagenaar (Louis of Lodewijk Hagenaar), geboren op 16 februari 1933 in Oostzaan, was bij
Handrie en zijn zuster Diena Franssen, Ooijenseweg in Blitterswijck (B26). Levi was via Friesland,
123 joodse kinderen
28
04-09-09
Amsterdam, Hilversum en Hulshorst op de Veluwe in Blitterswijck gekomen. Na de bevrijding ging
hij weer naar Amsterdam. Hij was ook bij Jan en Lies Remy-Muyres, Ceresweg 21 in Bergen
(D109) en kwam bij de evacuatie van de streek in Groningen terecht.
– Elly Hamme, geboren op 14 juni 1936 in Rotterdam, verbleef bij broer en zus Reinders (A 111),
Keuter in Meerlo, bij Sjang en Truus Reijnders-Schoeber, Hoofdstraat 32 in Meerlo en bij Len en
Marie Bartels-Litjens, Kloosterstraat 16 in Tienray. Na de razzia op 1 augustus 1944 is zij in een
gierton naar de familie Jac en Lena Smulders-Bartels in de Schadijk bij Meterik, Molengatweg 8
bijHartog Horst gebracht. Zij kwam uit Voorthuizen, Kerkstraat 44.
– Elly Mathilde Hartogs (Tilly Hertog), geboren op 6 februari 1933 te Amsterdam, was bij Peter en
Anna Swinkels-Bouten, Boddenbroek 13 in Oirlo. Zij is bij de razzia van 6 juli opgepakt en op 6
september 1944 in Auschwitz omgebracht.
– Sarah Heertjes (Annie Heerink of Annie Poels), geboren op 19 juli 1930 in Amsterdam, was eerst
in Oirlo, waar zij als enige kind een eenzaam leven leidde. Bovendien kon zij de overgang van de
stad naar een dorp niet goed verdragen. Bij dit echtpaar at men bijvoorbeeld de broodmaaltijd
zonder borden. Ze verbleef daarna bij de familie Sjang en Lina Poels-van Neerven, Hoofdstraat 51
in Meerlo. (A 106) Meneer pastoor heeft het echtpaar aangeraden geen joods kind op te nemen in
verband met de gevaren. Het advies werd terzijde gelegd. Na de bevrijding van Meerlo moesten de
inwoners na een hernieuwd offensief van de Duitsers evacueren. De familie Poels kwam met Sarah
in Eindhoven terecht. Zij is na de bevrijding naar Israël geëmigreerd en daar in het huwelijk
getreden. Op 8 november 1997 is zij overleden.
– Sara (Sonja) Heimann (Tony Heiman), geboren op 4 oktober 1933 in Amsterdam, was bij het
echtpaar Grad en Dien Baten-Rongen, Boddenbroek 6 in Oirlo. Baten had een gemengd bedrijf met
koeien, varkens en landbouw.
Joos Baten: Plotseling stond Nico bij ons voor de deur. Wij mochten er niets van weten. Sara is bij
de razzia op 6 juli 1944 opgepakt en op 6 september 1944 in Auschwitz omgebracht.
– Benny Hijmans (Benny Hijnsma), geboren op 22 februari 1930 in Den Haag, verbleef bij de
familie P. Hoeymakers-Thijssen, Beemdweg 12 in Melderslo.
– David Hijmans (Frans Hijnsma), geboren op 22 februari 1930 in Den Haag, verbleef bij de familie
Wèvers Thies en Door Hoeymakers-Thijssen, Beemdweg 12 in Melderslo en bij de familie Jeu en
Han Janssen-Wijnhoven, Veestraat A 78 in Meerlo.
– Abraham de Hond (Appie of Albert Schuurman), geboren op 9 september 1930, verbleef bij
weduwe (timmerman) Tijssen-Loonen, Castenrayseweg 22 in Oirlo.
– Peter Herbert Kaufmann (Piet Koopman), geboren op 15 december 1925 in Berlijn, verbleef bij
het echtpaar Sjaak en Gonda Vervoort-Tielen, Klein Oirlo 24. Hij was ook bij Handrie Horstermans,
Ooijenseweg in Blitterswijck. Hij werd bij de razzia opgepakt om als dwangarbeider in Duitsland te
gaan werken. Hij wist echter te ontsnappen.
-Curd (Shlomo) Kayser (Jan Keizer), geboren op 28 juli 1929 in Hamburg, was bij broer en zus
Dox Sjeng en Dox Tru Henckens, Maasweg 8 in Blitterswijck (B4) en bij Handrie en Anna
Horstermans-Gerards B 18, Ooijenseweg 24 in Blitterswijck. Bij deze laatste familie was ook Peter
Kaufmann. Curd verbleef ook bij de familie Tinus en Netje Kusters-Coppus, Stokt in Broekhuizen.
– Edgar Kellner (Eddie en/of Jacky) was geboren in september 1943. Hij verbleef bij Sjaak en
Marie Gielen-Janssen, Moleneind in Meerlo.
– Lilly Kettner (Joopie), geboren op 2 april 1923 in Wenen verbleef bij Sjeng en Dina AchtenSpreeuwenberg Gelderdijk 12 in Sevenum. Zij was ook bij Jan en Nellie van Enckevort-Kersten
Blaktdijk 71 in Sevenum. Deze laatste familie kreeg op 2 april 1979 de Yad Vashem uitgereikt. Zij
verbleef ook bij Piet en Jo Verrijth-van de Ven, Den Eigen in Sevenum. In Tienray was zij te vinden
bij Sjaak en To Naus-Splinter, Spoorstraat 29.
– Maussi Kit (Bernard Wanders) was bij de familie H. Clabbers-Gerritzen, Oosterbos 1 in Swolgen.
– Michaël Klein was geboren op 16 juli 1930. Via de crèche in Amsterdam ging hij met enkele
kinderen onder leiding van een juffrouw met de trein naar Venray. Daar werd de groep opgewacht
door Anselm van de Voort. De voettocht naar Tienray ging langs de spoorlijn. Nico Dohmen heeft
123 joodse kinderen
29
04-09-09
hem met de fiets naar Meerlo gebracht. Bij de evacuatie van Meerlo is hij meegegaan,
waarschijnlijk naar Oirlo.
– Sara Koekoek (Suze), geboren op 2 april 1932 in Amsterdam, was bij de familie Grad en Leen
Mooren-Vorstermans, Megelsum 15 in Meerlo.
– Ans Konings (geboortedatum onbekend) verbleef bij Pièrke en Maria Derks-Van Roy, E 164 in
America.
– Ab Kroonenburg (Albert de Ruijter), geboren op 2 november 1931 in Amsterdam, was bij
weduwe De Ruijter-Wijnhoven op Megelsum 25 in Meerlo.
-Maurice Kroonenburg (Henk Krooneburg), geboren op 21 oktober 1928 in Amsterdam, verbleef bij
kapper Wim en Anna Clabbers-Hendrix Kerkstraat 20 in Broekhuizenvorst.
– Michel Lachman (Michel Smidt), geboren op 8 mei 1935 in Amsterdam, was onder andere bij
Thei en Dora Huijs-Janssen, Stokt in Broekhuizen. Zijn ouders waren daar ook tegen betaling
tijdelijk “in de kost”. Michel was ook bij Sjang en An Keijsers-Derks, Wouterstraat 42 America. Hij
was ook bij Piet en Anna Smedts-Geurts, Zwarte Plak 28 in America, P. Zeelen-Stappers
Lottumseweg 42 in Grubbenvorst. Hij was ook bij de weduwe Fientje Clevis-Tournal, Ooijenseweg
4 in Broekhuizenvorst en bij Piet en To Zeelen-Stappers, Lottumseweg 42 in Grubbenvorst.
Hij is via pastoor Vullinghs ondergebracht en tekende veel in de natuur, evenals zijn moeder. Tevens
verbleef hij bij weduwe Hanneke Nellen-Kerstjens, Op den Bergen 3 in Sevenum. Op dit laatste
adres verbleven ook Mautje Waterman, Isaac Brilleman geboren op 18 december 1936 in
Amsterdam en Elly Weinreb.
– André van Leeuwen (Piet of André de Leeuw), geboren op 1 september 1927 in Amsterdam,
verbleef in Melderslo bij Sjeng en Anna Beerkens-Geurts, Langevenseweg 2. Omdat de familie
Duitsers ingekwartierd kreeg, moest hij daar weg. Hij kwam bij de familie Toon en Nella StrijbosDuijkers Castenrayseweg in Klein Oirlo en verstopte zich bij gevaar in een duiker. Moeder
Strijbos, bracht hem regelmatig eten.
– Rob de Levie (Bob Pichon), geboren op 21 juli 1933 in Amsterdam was in Kronenberg bij de
familie Handrie en Nora Mulders-Joosten, Reindonckweg 10. Hier verbleef ook Susanne Laub
(Anneke Schouten).
– Chaïm Lindner (Wim van der Linden), geboren op 21 april 1935 in Amsterdam verbleef bij de
familie Math en Mien Rongen-de Bruyni, Megelsom 22, Pierre en Truus Thiesen-Poels Hoofdstraat
68, P. Hendriks-Janssen, Nieuwstraat 2 in Blitterswijck en weduwnaar Louis Tax-Henckens, Mgr.
Martensstraat 8 in Blitterswijck. Hij verbleef ook in Blitterswijck bij Piet en An Hendriks-Janssen,
Nieuwstraat 2 in Blitterswijck B94).
– Leo Lindner (Leo van der Linden), geboren op 20 juni 1930 in Berlijn, was bij de gebroeders
Rongen, Monseigneur Jenneskensstraat (A 36) schuin tegenover de huidige basisschool in Meerlo.
De gebroeders verkochten petroleum. Hun huis is afgebroken. Op dit adres verbleef ook Virrie
Cohen geboren op 24 april 1916. Hij verbleef ook in Meerlo bij Piet en Truus Thiesen-Poels,
Hoofdstraat 68 in Meerlo.
– Henry Alfred Linnewiel (Henk Vermaas), geboren op 14 maart 1930 in Arnhem, was bij Wiekes
Piet en Wiekes Dien Rongen-Strijbos, Castenrayseweg 16 in Oirlo. Toen heel Oirlo moest
evacueren kwam Henk met zijn pleegouders ook in Meerlo terecht. Hij verbleef ook bij de familie
P. Thiesen-Wijnhoven, Stendert in Meerlo.
Harrie Vullings: Bij de evacuatie van Oirlo is Henk Linnewiels, een joodse jongen, met de familie
Rongen in Meerlo terecht gekomen op Stendert 3 bij de familie Thielen. Ik woonde in Meerlo en was
er boerenknecht. In die boerderij waren ook Duitsers ingekwartierd. Bij de razzia op 17 november
1944 verboden deze militairen de toegang tot het erf aan hun landgenoten, die de mannen wilden
ophalen. Dat ging er niet zachtzinnig aan toe. De commandant had iedereen geboden binnen te
blijven.
– Salomon Loonstein, geboren op 14 april 1928 in Amsterdam, verbleef in Horst en/of
Broekhuizenvorst.
123 joodse kinderen
30
04-09-09
– Curt Löwenstein (Ben Schräder, Bernardus Joosten en Ben Oudenbos), was geboren op 17
november 1925 in Oost Pruisen (destijds Polen) in het plaatsje Allenstein (Olsztyn) ten oosten van
Danzig. De overige gegevens over deze jongeman vindt U elders in deze uitgave.
– Jantje Montezinos (Sal), (Jantje van Duine) geboren op 22 juni 1938 in Amsterdam, was bij
Hanneke Joosten, weduwe van Herman Joosten, Monseigneur Martensstraat in Blitterswijck (B 23)
en verbleef ook bij Cuëp en Jet Driessen-Philipsen Herenbosweg 18 in Melderslo. (A8).
– Eva Nagel, geboren op 7 februari 1928 in Berlijn, verbleef bij boomkweker Martien en Marietje
Vissers-Vreede, Oude Heerweg 54 Blitterswijck en is in november 1944 met de familie geëvacueerd
naar Sevenum.
– Alice Onderwijzer (Lieske van de Bakker), geboren op 29 november 1936 in Utrecht, was bij
bakker Tinus en An Kerkhoff-Verheijen, Veerweg 9 in Broekhuizen.
– Bernard van Osch, geboren op 31 juli 1933 in Rotterdam, verbleef bij Driek en Mien van LipzigDeckers (A 31), Weijweg 4 in Melderslo.
– Rebecca Osnowiczs (Bets Buuten of Bets Bouten), geboren op 5 januari 1932, was bij P. BoveeVan der Sterren, Megelsum 33 in Meerlo.
– Rebecca Oznowicz (Bets Bouten) was bij de familie Piet en Fien Bovee-van der Sterren,
Megelsum 33 in Meerlo.
– Floortje de Paauw, geboren op 15 december 1933 in Amsterdam, was bij schoenmaker Jan en
Gonda van Geffen-Nabben, Spoorstraat 21 in Tienray. Zij werd opgepakt bij de razzia op 1 augustus
1944 en is omgebracht in Auschwitz op 6 september 1944. Bij dit gezin was ook Daan Cohen).
Maria van Geffen: De joodse kinderen liepen bij ons in en uit. We gingen samen naar school in het
klooster, maar ook naar de kerk. Ze kregen van ons een kerkboek en een rozenkrans.
– Wimke de Paauw, geboren op 17 december 1934 in Amsterdam, kwam op 6 december 1943 bij
Frans en Marie Cruijsberg-Huberts, Spoorstraat 1 in Tienray. Hij werd opgepakt bij de kinderrazzia
op 1 augustus 1944 en is omgebracht in Auschwitz op 6 september 1944.
– Lenie Peper (Lenie de Wit), geboren op 8 november 1937 in Amsterdam, was bij weduwnaar
Helm en Maria Hermans-Coenders (boerderij Beerendonck) (B 137) in Broekhuizenvorst. Ze kwam
met haar man om bij de Faro vliegramp in Portugal.
– Louis of Loek Peper (1930) was bij de kinderen Hermans in Broekhuizenvorst. B 137. Zie Lenie.
– Isaac Pfeiffer (Bobbie), geboren op 28 juni 1937 in Den Haag was bij de volgende families in
Horst: Gradje en Grada Coenders-Linders, Steenstraat, Ré en Frieda Mattheijssen-Van Aerts,
Americaanseweg, Henk en Miet Vorst-Ummels, Steenstraat en bij weduwe Drika Coumans-Vossen
Steenstraat.
– Joop Philipse (Jopie) geboren op 10 november 1934 in Rotterdam was bij de familie Thij en
Tonnie Gagel-Goossens, Zandstraat 2 in Langenboom.
– Eli Philipson (Klaas Philips), geboren op 6 januari 1937 in Leiden, verbleef bij Hubertina Seuren
weduwe van Joannes Janssen, Meester Rongenstraat in Blitterswijck (B 112).
– Pim van Ploeg (Jan van de Ploeg) geboren op 29 januari 1933 in Rotterdam verbleef bij de familie
Grad en Hanneke Clabbers-Nillesen, Wielder in Lottum.
– Freddie Polak (Freddie Heijligers) geboren op 18 januari 1934 in Amsterdam verbleef bij de
familie Jan en Mien Kleuskens-Swinkels Crommentuynstraat 40 in Horst.
– Aaron Benjamin Querido (Nol Knappert of Ekeman), geboren op 16 juli 1930 in Amsterdam, was
bij de familie P.Muijsers Pietje en Sterrens Truuke Muijsers-van der Sterren, Meerloseweg 16 in
Oirlo. Bij de evacuatie van Oirlo is hij met de familie meeverhuisd naar Wanssum, Meerloseweg 57. Hij was ook bij Jan en Albertine Dohmen-Bartels, Scharnseweg 78 in Maastricht. (broer van
Nico). Nol was één van de laatste kinderen, die vanuit de crèche naar Tienray gebracht werden.
– Ratzinger (voornaam onbekend) verbleef bij Reinier en Anna Poels-Heijligers, Gun 28 in
Swolgen.
– Menno Ratzker, geboren op 5 februari 1938 in Amsterdam, verbleef met zijn ouders onder andere
bij de familie J. Gielen-Janssen Moleneind Meerlo en bij De Man-Jacobs, Spoorstraat 17 in Tienray.
123 joodse kinderen
31
04-09-09
Na de razzia bij Rein en Anna Poels-Heijligers, Gun 28 Swolgen.
– Fred Roodenburg (Freddie van den Burg), geboren op 23 novembeer 1936 in Amsterdam,
verbleef bij het hoofd der school Antoon en Wilhelmina Clevis-Coopmans, Maasstraat 21 in
Broekhuizenvorst.
– Lea Sanowsky, geboren op 10 november 1938 in Amsterdam was bij Jan en Drica ChristiaensEvers Herenbosweg 7 in Melderslo. De Yad Vashem onderscheiding kreeg de familie op 5 mei
1998.
– Herman David Santecroos (baby Hermans), geboren op 6 juni 1943 in Amsterdam, verbleef bij
Lei en Truu Nabben-Vermeulen, Bosweg 8 in Swolgen. David is overleden in Swolgen op 18
november 1944 aan difterie.
– Judith Schorlesheim (Marietje van den Berg), geboren op 31 mei 1928 in Amsterdam, verbleef bij
Sjang en Petronella van der Sterren-Vos, Zandhoek in Oirlo, bij de familie A. Derks-Vos Grotestraat
40 Well en bij Jan en Hendrika Loogman-van Lunteren.
– Max Schrijver (Max de Groot of Max de Swart), geboren op 20 februari 1938 in Amsterdam,
verbleef bij bakker Lei en Ida de Swart-Litjens, Kerkstraat 2 in Blitterswijck, trouwde er met Tiny
Rütten en bleef in dat dorp wonen. Hij is de broer van Jeannette.
– Netty Schrijver (Nettie de Groot), geboren op 20 december 1936 in Amsterdam, was bij Jean en
Leen Weijs-Joosten, Veerweg 10 in Blitterswijck. Zij verbleef ook in Venray bij de families Van der
Linden, Schoolstraat 16 en G. Swinkels, Zwartekleffen. Zij is de zus van Max. Ze verbleef ook bij
de weduwe Marie Verberkt-Cornelissen, Antoniusstraat 26 in Blitterswijck (B99).
– Albert Slap geboren op 24 maart 1930 in Antwerpen was bij de familie Arts, Maasbreeseweg.
– Benny van Spier (Jan de Zwart), geboren op 14 augustus 1928 in Zutphen, was bij Michel en Lies
Wennekers-Toonen, Jan Franssenstraat in Blitterswijck (B 61) en bij de familie Sjaak en To NausSplinter, Spoorstraat 29 in Tienray. .
– Tom Stein (Tom de Groot), geboren op 17 september 1931 in Schweinfurt. Hij was in Rotterdam
bij een razzia opgepakt, maar wist te ontsnappen. Met behulp van het verzet kwam hij via Tienray
in Swolgen terecht. Tom was sinds de zomer van 1943 in Swolgen bij Bert en Marie Litjens-Janssen
(C 63), Mgr. Aertsstraat 52. Tijdens de razzia's in de herfst van 1944 wisten vader Litjens en alle
mannelijke evacués in de bossen te ontsnappen. Daar was een onderkomen gemaakt, waar ook Tom
regelmatig in verdween. Op het einde van november 1944 kreeg de familie inkwartiering van
Duitse militairen en werd het nog spannender. Een van de officieren vertelde Bets Litjens, dat Tom
geen broertje van hen was. Hij zei: Zeg tegen moeder, dat hij weg moet. Bij de bevrijding van
Swolgen, was Tom weer in de kelder met de familieleden te vinden. Na de bevrijding is hij nog
verschillende keren op vakantie geweest tot meneer pastoor het verbood. Hij was bang, dat Tom
verkering zou krijgen met één van de meisjes. Tom heeft zich in Amerika gevestigd als psychiater.
De familie heeft de Yad Vashem in ontvangst genomen op 8 november 2005.
– Beppy Tannenbaum (Beppy Bakker en/of Beppy van Dijk) geboren op 23 oktober 1934 in
Amsterdam was bij mevrouw Mien van de Voort, Broekhin Zuid 44 in Maasniel en bij Frans en
Marie Litjens-van Melick, Elmpterweg 39 in Maasniel.
– Alfred Swart (Freddie) geboren op 8 juni 1938 in Amsterdam verbleef hij de kinderen Vollenbergh
E 50 in America.
– Maup van der Veen (Jan Hendrikx, Manni of Jan van Veen) geboren op 22 oktober 1932 in
Amsterdam verbleef bij de familie G. Hendrikx-Bouten, Meerloseweg 3 in Grubbenvorst.
– Jacob van Velzen (Jaap van Veen), geboren op 7 april 1931 in Amsterdam, verbleef in 1943 bij
Lei en Truu Nabben-Vermeulen, Bosweg in Swolgen. Jaap was ook bij weduwnaar Herman
Lemmen- van de Water in Lottum, Hij was ook bij Sjang en Maria van den Bercken-Vallen,
Kloosterstraat 65 Grubbenvorst, Piet en Barbara Engels-Bovee, Grubbenvorsterweg 34 in Lottum
en bij Sraar en Leentje Engels-Stappers, Broekheind 12 in Grubbenvorst. Hij at met de
ingekwartierde Duitse militairen mee en discussieerde in kolen Duits met hen over de oorlog.
– Bobby Visser, een blonde baby van anderhalf jaar oud, verbleef eerst in Velden bij de familie Duif
en kwam daar later via de familie Kersten (slager) in Broekhuizenvorst weer terug.
123 joodse kinderen
32
04-09-09
– Phia Vos (Phia Oosterhuis) geboren op 16 september 1935 in Amsterdam verbleef bij Joannes en
Caatharina Terruwe-Korbmacher Stationslaan 11 in Deurne.
– Duifje de Vries (Doortje de Vries) geboren op 10 mei 1937 was in Oirlo en bij Piet en An
Hendriks-Janssen, Nieuwstraat 2 in Blitterswijck, maar ook aldaar bij Jacob en Drika HendrixThomassen, Oude Heerweg (B 77) en bij Tieske en Marie Vollebergh-Philipsen Klein Oirlo.
– Fietie de Vries, geboren op 12 april 1935 in Amsterdam, verbleef bij Piet en An Hendriks-Janssen,
Nieuwstraat 2 in Blitterswijck (B 79). Ook was zij bij Herman en Anna Reijnders-Speijcken, Plein 4
in Blitterswijck. (café-restaurant). Zij is met de trein vanuit Amsterdam in Eindhoven terecht
gekomen. Via Tienray kwam ze in Blitterswijck en bezocht daar de school en elke dag de heilige
mis. Vlak voor de bevrijding werden 63 Duitse militairen in de feestzaal ingekwartierd. Dat leverde
wel een hachelijk moment op toen een officier haar aanzag voor een joodse. Hij legde echter de
vinger op zijn mond. Bij de evacuatie van het dorp ging ze mee, waarschijnlijk naar Oirlo.
– Liesje Wans, geboren op 23 januari 19365 in Amsterdam was bij Sjang en Nora Ernst-Geurts,
Griendtsveenseweg 12 in America. Zij verbleef er in de maanden juli en augustus 1944.
– Abraham Weijand (Benny), geboren op 24 juli 1939, was bij de familie Frans en Maria
Verstappen-Kuijpers, Deputé Petersstraat 22 in Oirlo. Hij was de neef van Karel Weijand.
– Karel Weijand, geboren op 24 juli 1939 in Arnhem, was bij Frans en Maria Verstappen-Kuijpers,
Deputé Petersstraat 22 in Oirlo.
– Rita Weijl (Hilda Pop), geboren op 13 maart 1928 in Enschede was Mathies en Dien Mooren- van
Rijswijck Gun 14 in Swolgen.
– Dick van Wezel (Dick van Slooten), geboren op 6 maart 1934 in Amsterdam, was bij de familie
Sef en Jeanette van Wanroy-Hermans, Swolgenseweg 23 in Broekhuizenvorst. Hij was op boerderij
“Op de Kolck” en is bij de kinderrazzia op 1 augustus 1944 opgepakt en omgebracht in Auschwitz
op 18 oktober 1944.
– Louis van Wezel (Louis van Slooten), geboren op 16 mei 1936 in Amsterdam, was bij Pierre en
Toos Nabben-Meuffels, Spoorstraat 10 in Tienray. Het kind kwam op 6 december 1943. De
distributiebescheiden kreeg de familie van Nico Dohmen. Louis was ook bij Jacob en Berta
Vervoort-Gerats, Lottumseweg in Broekhuizen (A 23). Hij is bij de kinderrazzia op 1 augustus 1944
opgepakt en omgebracht in Auschwitz op 18 oktober 1944.
– Ruben van Wezel (Rudie van Slooten), geboren op 23 juni 1932 in Amsterdam, was bij kastelein
Dries en Marie Coenders-Wennekers Veerweg 11 in Broekhuizen (veerhuis). Hij was ook bij Hen en
Maria Martens-Peters C 200 in Ooijen en bij Jean en Anna Janssen-Achten, Brienshoek 41 in
Leunen.
– Liesje Wijnschenk (Liesje Jansen) geboren op 10 november 1940 in Amsterdam, verbleef bij
Twan en Nel Bovee-Vorstermans, Lottumseweg in Broekhuizen (A 26a).
– Maurice Wijnschenk, (Mautje, Kees Jansen), geboren op 4 mei 1938 in Amsterdam, was bij Jozef
Kallen-Kersten (A1) in Broekhuizen.
– Helmuth Willinger (Henk Willink), geboren op 13 mei 1932 in Keulen, verbleef bij de familie
Post Tinus en Ebisch Mina Geurtjes-Ebisch Heuvelhoek 7 in Helden en bij Sef en Jeanette van
Wanroy-Hermans, Swolgenseweg 23 in Broekhuizenvorst. .
– Appie Winnik (Pieter Pampel, Pieter Wennink), geboren op 2 maart 1934 verbleef bij W. PingenPeters (A 70) Tienrayseweg 14 in Meerlo.
– Jacques Sauveur de Wit( Sjaak de Wit, Jacques Timmermans, geboren op 11 april 1934, was bij
de familie Wim en Mina Michels-van Osch, Castenrayseweg 17 in Oirlo. Hij was ook bij Hannes en
Han Timmermans-van Santvoort 't Vinkel B 75 in Rosmalen.
Maria Michels: Bij ons was Sjaak de Wit, die gewoon alles meeat, maar niet naar school ging. Bij
razzia’s vluchtte hij richting het huidige voetbalveld, waar een gegraven schuilkelder was. Hij
evacueerde met ons mee naar Meerlo.
Bronnen:
123 joodse kinderen
33
04-09-09
Bakker Alex: Dag pap tot morgen.
Derix Lou: Oud Horst deel 6.
Dietz Hay: De jodenrazzia in Tienray.
Flim Bert Jan: Omdat hun hart sprak, de geschiedenis van de georganiseerde hulp aan Joodse
kinderen in Nederland 1942-1945.
Limburgs Dagblad 59e jaargang nummer 104, 106, 109. De artikelen zijn geschreven door Jan van
Lieshout in de serie: Uit het zuiden geen nieuws. 1977.
Roodenburg Fred: Alsof het ons eigen kind was. 2011
Silva T. da en Stam D. (Anne Frankstichting): Sporen van de oorlog. ooggetuigen over plaatsen in
Nederland, 1940-1945. Pagina 158.
Voort Anselm van de: particuliere gegevens.
Voort Mien van de: Plakboek Tienray.
Voort Theo van de: Grepen uit de geschiedenis van Tienray.
Bezochte archieven:
Nationaal Archief in Den Haag
Gemeentearchief Roermond
Gemeentearchief Venray
123 joodse kinderen
34
04-09-09
Download