Naaman - VEG Geldermalsen

advertisement
Pasen 2017
Huh… Pasen?
1
Maria Magdalena
2
Joh. 20 : 1 - 18
De opstanding
1. En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena
vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat
de steen van het graf weggenomen was.
2. Daarom snelde zij terug en ging naar Simon Petrus en naar
de andere discipel, die Jezus liefhad, en zei tegen hen: Ze
hebben de Heere uit het graf weggenomen, en wij weten niet
waar zij Hem neergelegd hebben.
3. Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij
kwamen bij het graf.
4. En die twee liepen samen, maar de andere discipel snelde
vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf.
3
Joh. 20 : 1 - 18
5. En toen hij vooroverboog, zag hij de doeken liggen, maar
toch ging hij er niet in.
6. Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel
binnen en zag de doeken liggen.
7. En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet
bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een
andere plaats.
8. Toen ging ook de andere discipel, die het eerst bij het graf
gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde.
9. Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden
moest opstaan.
10. De discipelen dan gingen weer naar huis.
4
Joh. 20 : 1 - 18
De verschijning aan Maria Magdalena
11. Maar Maria stond huilend buiten bij het graf en terwijl zij
huilde, boog zij voorover in het graf,
12. en zij zag twee engelen in witte kleding zitten, een aan het
hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar
het lichaam van Jezus gelegen had;
13. en die zeiden tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Zij zei
tegen hen: Omdat ze mijn Heere weggenomen hebben, en ik
weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.
5
Joh. 20 : 1 - 18
14. En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15. Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u?
Zij dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem:
Mijnheer, als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u
Hem neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
16. Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen
Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17. Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog
niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn
broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en
uw Vader, en naar Mijn God en uw God.
18. Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de
Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
6
Pasen 2017
Een nieuw begin
7
DESERT
STORM
27 februari 1991
Ruth Dillow
8
Maria Magdalena
Markus 16 : 8
En toen Jezus
opgestaan was, 's
morgens vroeg op
de eerste dag van
de week, verscheen
Hij eerst aan Maria
Magdalena, uit wie
Hij zeven demonen
uitgedreven had.
9
Maria Magdalena
Lukas 8 : 2,3
… en sommige vrouwen die van
boze geesten en ziekten genezen
waren, namelijk Maria, die
Magdalena genoemd werd, van
wie zeven demonen uitgegaan
waren,
en Johanna, de vrouw van
Chusas, de rentmeester van
Herodes, en Susanna en vele
anderen, die Hem dienden met
hun eigen bezittingen.
10
Joh. 20 : 1 - 18
De opstanding
1. En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena
vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat
de steen van het graf weggenomen was.
2. Daarom snelde zij terug en ging naar Simon Petrus en naar
de andere discipel, die Jezus liefhad, en zei tegen hen: Ze
hebben de Heere uit het graf weggenomen, en wij weten niet
waar zij Hem neergelegd hebben.
3. Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij
kwamen bij het graf.
4. En die twee liepen samen, maar de andere discipel snelde
vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf.
11
Joh. 20 : 1 - 18
De opstanding
1. En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena
vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat
de steen van het graf weggenomen was.
2. Daarom snelde zij terug en ging naar Simon Petrus en naar
de andere discipel, die Jezus liefhad, en zei tegen hen: Ze
hebben de Heere uit het graf weggenomen, en wij weten niet
waar zij Hem neergelegd hebben.
3. Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij
kwamen bij het graf.
4. En die twee liepen samen, maar de andere discipel snelde
vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf.
12
Joh. 20 : 1 - 18
5. En toen hij vooroverboog, zag hij de doeken liggen, maar
toch ging hij er niet in.
6. Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel
binnen en zag de doeken liggen.
7. En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet
bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een
andere plaats.
8. Toen ging ook de andere discipel, die het eerst bij het graf
gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde.
9. Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden
moest opstaan.
10. De discipelen dan gingen weer naar huis.
13
Om je verlies een plek te geven…
14
Joh. 20 : 1 - 18
De verschijning aan Maria Magdalena
11.Maar Maria stond huilend buiten bij het graf en terwijl zij
huilde, boog zij voorover in het graf,
12.en zij zag twee engelen in witte kleding zitten, een aan het
hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar
het lichaam van Jezus gelegen had;
13.en die zeiden tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Zij zei
tegen hen: Omdat ze mijn Heere weggenomen hebben, en ik
weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.
15
Joh. 20 : 1 - 18
De verschijning aan Maria Magdalena
11.Maar Maria stond huilend buiten bij het graf en terwijl zij
huilde, boog zij voorover in het graf,
12.en zij zag twee engelen in witte kleding zitten, een aan het
hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar
het lichaam van Jezus gelegen had;
13.en die zeiden tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Zij zei
tegen hen: Omdat ze mijn Heere weggenomen hebben, en ik
weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.
16
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
17
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
18
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
16.Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen
Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17.Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog
niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders
en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader,
en naar Mijn God en uw God.
18.Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de
Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
19
Johannes 10 : 3 - 5
… de schapen horen zijn stem, en hij roept zijn eigen
schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En wanneer hij zijn eigen schapen naar buiten
gedreven heeft, gaat hij voor hen uit, en de schapen
volgen hem, omdat zij zijn stem kennen.
Maar een vreemde zullen zij beslist niet volgen, maar
zij zullen van hem wegvluchten, omdat zij de stem
van vreemden niet kennen….
20
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
16.Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen
Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17.Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog
niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders
en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader,
en naar Mijn God en uw God.
18.Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de
Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
21
Hooglied 3
’s Nachts in mijn slaap zoek ik mijn lief.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
Laat ik opstaan, rondgaan in de stad,
laat ik in de straten, op de pleinen,
zoeken naar mijn allerliefste.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
De wachters vinden mij
op hun ronde door de stad.
‘Hebben jullie mijn lief ook gezien?’
Nog maar nauwelijks ben ik hun voorbij
of ik vind mijn lief.
Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los.
22
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
16.Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen
Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17.Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet
opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en
zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en
naar Mijn God en uw God.
18.Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de
Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
23
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
16.Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen
Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17.Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet
opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en
zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en
naar Mijn God en uw God.
18.Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de
Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
24
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
16.Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen
Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17.Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet
opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en
zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en
naar Mijn God en uw God.
18.Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de
Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
25
Ruth 1 : 14, 15
14. Maar Ruth zei: Dring er bij mij niet langer op aan u te
verlaten en terug te gaan, bij u vandaan. Want waar u heen
gaat, zal ik ook gaan, en waar u overnacht, zal ik
overnachten. Uw volk is mijn volk en uw God mijn God.
15. 17 Waar u sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven
worden. De HEERE mag zó en nog veel erger doen:
voorzeker, alleen de dood zal scheiding maken tussen mij en
u.
26
Joh. 20 : 1 - 18
14.En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich naar achteren en
zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15.Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u? Zij
dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: Mijnheer,
als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem
neergelegd hebt en ik zal Hem weghalen.
16.Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen
Hem: Rabboeni; dat betekent: Meester.
17.Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet
opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en
zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en
naar Mijn God en uw God.
18.Maria Magdalena ging en berichtte de discipelen dat zij de
Heere gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
27
Pasen
Op Hem rust mijn geloof
en hierin vind ik hoop,
dat Jezus Christus opstond uit de dood!
Geen vreugde overtreft
Het kennen van mijn Heer
En aardse rijkdom heeft geen waarde meer.
Bevrijd uit het duister
Mogen wij thuis zijn
In Gods familie
Wonen bij Hem
Als Uw erfgenamen
Bindt U ons samen
Ons leven geven wij tot eer van U.
28
Pasen
Een nieuw begin…
van een nieuwe
schepping
29
Download