preekschets

advertisement
De goedheid van de Heer proeven en genieten
door dr. Jan Dirk Wassenaar
‘Proef, en geniet de goedheid van de Heer’, schrijft de dichter van Psalm 34 in vers 9 van zijn
lied. Het vers heeft een interessante ‘Wirkungsgeschichte’ gekregen. Met dat Duitse woord
wordt de geschiedenis van de verklaring/toepassing bedoeld. Dan denk ik niet zozeer aan het
feit dat Psalm 34: 9 in 1 Petrus 2: 3 geciteerd wordt, als wel aan het gegeven dat het vers
meer dan eens met de eucharistie ofwel het Heilig Avondmaal in verband gebracht is.
I – Exegetisch: proeven en genieten
De Duitse oudtestamenticus Hans-Joachim Kraus noemt Psalm 34 een leerdicht, waarin
elementen van een danklied opgenomen zijn. De dank heeft betrekking op de redding van een
individuele verdrukte die tot de Heer riep (vs. 7). Wel is de gemeenschap van gelovigen als
geheel in het lied steeds verondersteld, bijvoorbeeld in vers 8, waar over redding in het
algemeen gesproken wordt. In het laatstgenoemde vers maakt de psalmist gewag van een
engel van de Heer, waarmee hij aan oeroude tradities refereert (vgl. Gen. 32: 1, 2; Ex. 14: 19;
Joz. 5: 14; Ps. 103: 20, 21; Zach. 9: 8). Deze hemelse bode vertegenwoordigt de
beschermende, verlossende macht van de Heer (vgl. Ps. 91: 11). Met het oog daarop doet de
psalmist de oproep om de goedheid van de Heer te proeven en te genieten (vs. 9), waarna hij
een ‘zaligspreking’ formuleert (vs. 10). Het Hebreeuwse werkwoord t’m betekent letterlijk
‘proeven’, ‘smaken’ (vgl. 1 Sam. 14: 24, 29, 43; 2 Sam. 3: 35; Job 12: 11; 34: 3; Jona 3: 7). In
Psalm 34: 9 wordt het in de figuurlijke zin van ‘voelen’, ‘ervaren’ (vgl. Spr. 31: 18) gebruikt.
Hoewel, ‘in figuurlijke zin’? In de omstandigheden waarin de verdrukte in Psalm 34 verkeert,
is de goedheid van de Heer welhaast lijfelijk te ondervinden! Overigens: de combinatie van
‘proeven’ en ‘genieten’ kan in de richting van zoiets als visio Dei (letterlijk: God zien) wijzen:
in het verhaal over ‘de verbondssluiting’ staat in Exodus 24: 11 dat ‘deze vooraanstaande
Israëlieten’ God zagen en aten en dronken (vgl. Gen. 3: 5, 6). Mogelijk heeft (ook) Psalm 34:
10 een cultische achtergrond. Zeker geldt dat voor het ‘komen tot’ in de Septuagintaversie (de
aloude Griekse vertaling van het Oude Testament) van Psalm 34: 6, waar het ‘tot God
naderen’, ‘zich voor God stellen’ betekent (vgl. Lev. 9: 5-8; Heb. 7: 25). P.H.R. van
Houwelingen merkt dan ook op: ‘Psalm 34 verbindt het motief ‘voeding en groei’
onlosmakelijk met het motief ‘komen tot’. Gods goedheid wordt alleen geproefd door degene
die zich daadwerkelijk tot Hem richt.’
II - Liturgisch: Woord en sacrament
A.F.N. Lekkerkerker laat in een preekschets over Psalm 34: 9 weten: ‘In de vroegchristelijke
kerk werd deze psalm gezongen (gebeden, maar zingen en bidden is in de kerk eigenlijk
hetzelfde) tijdens de viering.’ Hij wijst op Cyrillus van Jeruzalem en op de Apostolische
Constituties. Bij Cyrillus is te lezen: ‘Daarna hoort gij, dat de zanger u met goddelijke
melodie tot de deelname aan de heilige geheimenissen uitnodigt met de woorden: Smaakt en
ziet, hoe vriendelijk de Heer is.’ De Apostolische Constituties schrijven voor: ‘Terwijl alle
anderen communiceren, behoort de 34e psalm gebeden te worden.’ Volgens Lekkerkerker
vermelden ook de Afrikaanse liturgie en Augustinus deze psalm tijdens de communie, waarbij
het onder andere om vers 9 gaat. De auteur merkt nog op: ‘Trouwens, de kerk van Engeland
zingt deze psalm nog altijd aan het begin van de viering.’ In het vervolg van de preekschets
benadrukt hij de realis presentia (letterlijk: ‘werkelijke aanwezigheid’) van de Heer in het
Heilig Avondmaal.
Eerder had J. Koopmans daarover geschreven, eveneens in een preekschets over Psalm
34: 9, onder de titel ‘Voorbereiding’. Hij schrijft: ‘Wij gaan het heilig Avondmaal vieren.
Daar wordt het ons te smaken, te proeven gegeven, dat de Heere goed is. Wanneer wij alleen
maar hooren, kunnen we het moeilijk gelooven. Want alwat wij zien is in tegenspraak tot wat
wij ‘hier’ – Koopmans schreef de schets in Amsterdam, voor 1 oktober 1944, ‘(…) nu het
geweld van den oorlog ons lijfelijk nabij komt’, JDThW – hooren. En wij leven nu eenmaal
veel lichamelijker dan wij wáár willen hebben! Het is ons bijkans onmogelijk op het Woord
alléén af te gaan, en te gelooven dat dit zijn kracht behoudt, al zijn alle feiten daartégen. Maar
in het heilig Avondmaal komt de Heere Jezus ons op bijzondere wijze nabij. Zijn
tegenwoordigheid wordt door ons gegeten en gedronken. Hij geeft ons Zijn heilig kruislijden
niet alleen te horen, maar ook te proeven.’
III - Dogmatisch: taal en teken
C. van der Kooi heeft opgemerkt dat het concrete proeven, smaken, eten en drinken van brood
en wijn in het Heilig Avondmaal voor Calvijn een meerwaarde had waar wij nauwelijks meer
een notie van hebben: ‘Calvijn is beducht dat het uitwendige teken ‘slechts’ een teken wordt,
een nuda figura. De zaak zelf en de waarheid zijn met het teken verbonden.’ Met de woorden
van de Reformator zelf: ‘Het (sacrament) roept ons in herinnering, dat Hij ons tot brood des
levens is geworden, dat ons steeds weer voeden moet. Het verzekert ons een proeven en
smaken van dit brood, en doordat het dat doet, bewerkt het dat wij de kracht van het brood
ervaren. Ik ervaar het meer dan ik het kan begrijpen.’
Lekkerkerker geeft nog wel een waarschuwing over Psalm 34: 9 in een
avondmaalsdienst af: ‘In de prediking over deze tekst zal echter gewaakt moeten worden voor
het gevaar het ‘smaken’ en ‘zien’ in het Avondmaal als een meer reële gemeenschap met de
Heer, een meer intense ervaring van deze gemeenschap uit te beelden dan die gegeven wordt
in het ‘horen’ van het Woord. Er is een ‘realis praesentia’, ook in de prediking! Wie meent
een geheel eigensoortige praesentia van Christus te ontvangen in het Avondmaal, is bezig dit
tot een stukje hemel-op-aarde te maken en uit te willen gaan boven de situatie van door-hetgeloof-alleen. Ook bij het ‘smaken’ en ‘zien’ zijn wij aangewezen op het Woord der belofte,
dat wij in geloof mogen aangrijpen. Maar er is wel een bijzondere wijze van
tegenwoordigheid des Heren in het Avondmaal: wij mogen nu horen en zien, tasten en
proeven, dat de Here goed is.’ In dit verband zij vermeld dat Psalm 34: 9 wel in 1 Petrus 2: 3
geciteerd wordt, maar dat in het hele epistel met geen woord over het Heilig Avondmaal
gerept wordt. Naar aanleiding daarvan schrijft Van Houwelingen: ‘Centraal staat de smaak
van het Woord en dus niet de ervaring bij het Avondmaal, zoals deze tekst later wel is
opgevat (Wohlenberg). (…) Men proeft Gods genade en goedheid vooral in zijn Woord.’
Download