Archeologie van de Klassieke Wereld. De Griekse

advertisement
Archeologie van de Klassieke Wereld.
Samenvatting en vertaling door Soetkin Godderis en Lisa Wauters (W.R. Biers en lesnotities,
2004-2005)
De Griekse archeologie.
Inleiding.
- Archeologie = de wetenschappelijke studie van de materiële overblijfselen van culturen uit
het verleden.
- Doel = kennis verwerven over het menselijk verleden
- Onder de term archeologie zijn er nog verschillende specialiteiten:
> Schilderingen, sculpturen en architectuur
Maar ook:
> numismatiek = munt- en penningkunde
> Epigrafie = studie van inscripties en lettervormen
> Palaeobotany en physical antropologie
- Opgravingen:
> traditionele manier: bodemonderzoek naar scherven of overblijfselen v
constructies
> nieuwe techniek: fotografie, resistivity onderzoek en computer
Bij de opgravingen wordt er gewerkt met getrainde lokale bevolking, waarvan er veel
professionele opgravers zijn.
Na het opgraafwerk moet alles nauwkeurig geanalyseerd worden.
- Probleem in de archeologie: de datering van de gebouwen en objecten die zijn gevonden
Men doet dat aan de hand van aardewerk, potten (de stijl ervan); de vormen en decoraties
vd potten veranderen in de tijd.
- ontdekking van die Griekse cultuur door:
> Heinrich Schliemann (Duitsland)
> Arthur Evans (Engeland)
> Carl Blegen (USA)
1. De Minoïsche Archeologie.
Griekse Bronstijd
1.1 Kreta
De Minoïsche cultuur, genoemd naar de legendarische koning Minos, op Kreta.
1.1.1 Kreta:
- ten ZO van Griekenland
- landbouwgrond: > vruchtbaar land
> terrasbouw
> gewassen: olijfbomen, graanteelt en wijnstok
- hoge gebergten, Berg Ida, met valleien
-
landklimaat
1.1.2 Koning Minos:
- zoon van Zeus (oppergod vd Grieken), en Europa (Moeder)
trouwt met Pasifae
dochter Ariadne
- Pasifae gelooft niet in de goddelijke kracht v Minos
- Minos vraagt aan zijn Poseidon om een stier uit de zee te laten komen (als bewijs voor
zijn goddelijke kracht en hij zou de stier offeren aan de goden), maar de stier is zo
mooi en Minos wil hem niet slachten
- Maar je kan niets weigeren aan de goden
Dus laat de Poseidon Pasifae verliefd worden op de stier
- Daedalus laat constructie bouwen voor Pasifae en de stier
Minotaurus opgesloten in een doolhof
1.1.3 Ontdekking van de Bronstijd in Kreta:
Door Arthur Evans (1899) in Knossos
- ontdekt een groot paleis en een hele stad (alleen gekend van latere Griekse mythen)
labyrint van koning Minos, paleis v Knossos
- ligt niet aan de kust: opmerkelijk want de cultuur was een zeemacht (koning Minos =
heerser vd zee)
1.1.4 3-deling:
Vroeg – Midden – Laat Minoïsch
Gebaseerd op de stijlen van het aardewerk
-
Pre-paleis periode: 3100-1925
Vroeg-paleis periode: 1925-1725
Nieuwe-paleis periode: 1725-1380
Post-paleis periode: 1380-1000
(vroeg Minoïsch tot midden, Ia)
(Midden Minoïsch, Ib en II)
(Midden Minoïsch III en Laat I, II, IIIa1)
(Laat Minoïsch IIIa2, IIIb, IIIc)
> 7000-6000: eerste mensen op Kreta Neolithisch of Nieuwe Steentijd
- werktuigen gemaakt van steen
- in grotten of in dorpen met huizen
- boeren en herders
- potten en ruwe figuren van naakte vrouwen (zoals moeder god)
> Bronstijd op Kreta (pre-paleis periode):
- kennis van metaal
- nieuwe types potten
- einde: homogene en redelijk rijke beschaving
uitbreiding van de paleizen, we weten niet veel over de vroegere paleizen want die zijn
verwoest door een aardbeving in 1700, maar later heropgebouwd.
> Nieuwe-paleis periode:
Hoogtepunt van de Minoïsche beschaving
1.1.5 Het Schrift:
- Pictogrammen, hiërogliefen: > tekensysteem in kleitablet: oude – nieuwe paleisperiode
Nog niet ontcijferd
- Lineair schriftsysteem: Lineair A:
> ingekrast in klei: nieuwe-paleisperiode
> 75 tekens en een aantal ideogrammen
> Tekens stellen lettergrepen voor
Nog niet ontcijferd
Lineair B:
> Ingekrast in klei: 1340-1190
> 78 tekens en een aantal ideogrammen
> Vroege vorm van het Grieks
> Bevat: inventarissen, lijst met opdrachten, rapporten van
betalingen,…
Vertaald door Michael Ventris
1.1.6 Paleizen:
Grote architecturale complexen
Knossos: > grote omvang en enorme rijkdom bevestigen traditie
> kleine onafhankelijke steden met eigen productieplaatsen
> belastingen innen van het naburige platteland, ook steden
boerderijen, gehuchten
Eiland was dicht bevolkt
1.1.7 Het sociale systeem:
- Koning of koningin – priesteres
- hofhouding: leefden in de paleisachtige villa’s naast het paleis
- priester
- ambtenaren
- militairen, ambachtsman, boeren, slaven
vb.: landarbeiders: zingend terug vh veld, groep wordt voorafgegaan door iemand met
schubben, kleed, baard jonge, baardeloze (werkende) mannen hiërarchie
vb.: gewone mensen wonen in - een stedelijk conglomeraat of
- op het platteland met >vrijstaande huizen, villa’s landbouwfunctie en mooi uitzicht
>buitenverblijf
1.1.8 Religie:
- aanbidden van de moeder god, dieren (stier), heilige bomen, vogels…
- basis: vruchtbaarheid, dood en hergeboorte van vegetatie
- vb.: vaas (stieren en berggeiten) bevindt zich op een bergtop, een heiligdom landschap was ingedeeld met verschillende gebouwen met verschillende functies.
- vb.: grafkist, polychroom beschilderd: toont de werking vd religie:
> Rij keurig aangeklede figuren in processie
> Muzikanten
> Geofferde stier (bloed loopt in rhyton = trechtervormige vaas met
onderaan een gat zodat het bloed er kan uitlopen en op het altaar terechtkomt)
1.1.9 Vernietiging:
14e eeuw vChr.: brand en vernietiging
Thera, Santorini (96 km ten N van Kreta): grote gebouwen zijn begraven onder vulkanische as
Vernietigd door een vulkaanuitbarsting dat het centrum vh eiland opblies en de huidige
vorm vh eiland bepaald heeft. De oorzaak is niet gekend.
Dit trof bijna alle grote plaatsen op Kreta, tijdens de zee-stijl, in Rhodos, Kea, Melos.
Knossos na de vernietiging: nieuwe technieken ontstaan:
> nieuwe stijl van potten,
> opkomst van militaire thema’s in schilderingen en militaire voorwerpen in graven,
> nieuwe graftomben
Duiden op de aankomst van Myceens Griekse invallers
- 60 tot 70 jaar onder Myceens gezag, dan werd het vernietigd door een binnenlandse
Kretenzische opstand of door de Myceners zelf, bij het begin van de keramiek fase circa
1380(LM IIIa2).
Na de vernietiging:
Grote ontwikkeling (14e eeuw vChr.) en economisch centrum
Knossos kende waarschijnlijk een grotere bloei in de jaren voor de vernietiging, met veel
steden (Knossos, Phaestos, Mallia). Daarna Minoïsch – Myceense cultuur.
1.2. Kunst.
-
levendige presentaties van de natuur en de religie en het hofleven
dikwijls zien we decoraties op kleine objecten, de fijnste en meest karakteristieke
kunstexpressies van de cultuur op Kreta
Minoïsche kunst was vooral een miniatuurkunst
1.3. Architectuur.
Grote paleizen, invloeden vanuit het Oosten te zien in de grondplannen en details maar toch
vooral lokale (Minoïsche) inspiratie.
Gebaseerd op een systeem van verticaal-horizontaal.
Op de grondplannen gelijkvloers + verdieping
1.3.1 Indeling paleizen:
Via een verhoogd, heilig pad (een toegangsweg), ‘The Royal Road’, kom je langs een theater
(een trappengedeelte, met een rechthoekig podium dat uitzicht geeft op de weg, waar heilige
dansen en andere activiteiten plaatsvonden) en bereik je de westhof. De ingang is geen
monumentale toegangspoort
een gesloten, naar binnen gekeerde constructie, goed afgesloten en gecontroleerde
ingangen voor bv. het binnenlaten van handelaars (geredistributeerd?).
- Westen: > opslagruimtes
> Officiële ruimtes
> Troonzaal
> Heiligdom
> Ontvangstruimtes
- Centraal
- Oosten: > woonvertrekken, residentieel
1.3.2 Gebruikte materialen:
- muren:
> stenen blokken
> puin
> cement
> modder baksteen
> houten balken (horizontaal en verticaal gelegd): voorzien van sterkte en
elasticiteit tegen aardbevingen
> binnenkant: bepleisterd en beschilderd met decoratieve tekens of scènes in
vrolijke kleuren
> buitenkant: ook beschilderd
- hout:
> voor muren
> deur omlijstingen
> bekleding
> zuilen: veel vormen: vb. aflopende onderkant en naar boven toe breder
- karakteristiek: > veel open ruimtes (doorgangen, afgesloten door houten deuren):
zorgen voor licht
gunstige luchtstroom door het paleis of om warmte vast te houden
> badkamers, waterbouwkunde: watertoevoer, en afvoer grote welvaart
> portalen, gangen
> trappen
1.3.3 Belangrijkste paleizen:
Knossos (representatief voorbeeld), Mallia, Phaestos, Kato Zakro
Geen bewijzen voor versterkingen (?want lag aan de zee)
1.3.4 Het Centrale Hof:
-
rechthoekig, geplaveid
diende voor: > processies
> religieuze rituelen en andere ceremoniële functies
> misschien ook voor stierengevechten
er rond: de hoofdkamers, nl. leefruimte, religieuze plaatsen, receptie en banketkamers,
magazijnen.
1.3.5 De Westkant:
- ingang
Vb.: fresco met vrouwen met verenkroon (gebaseerd op epifanie, verschijning ve god)
Vb.: fresco met figuren met vazen = geschenkenaandragers typische vorm van
koninklijke iconografie
- gelijkvloers: bevat twee kamers, verbonden door een lange noord-zuid gang
gebruikt als opslagplaats voor de weelde van het paleis:
> rechthoekige boxen in de vloer voor de opslag van waardevolle zaken
> naast de muur; grote opslagpotten, pithoi olie opslag
- verdieping:
>grote kamers, wrsch. banket en receptiekamers
>veel versierd
>bereiken via twee grote trappen
- binnenhof:
> rechthoekig, geplaveid
> kon direct verlaten worden via het noorden (langs een smalle helling, ernaast op
een hoger verdiep was er een rij van zuilen met daarachter op de muur
geschilderde stieren in pleister, gips, reliëf) (vb. fig.2.8) en via het zuiden
- kamers voor erediensten
- aan de voorkant: een grote trap naar de bovenverdieping met in het midden een grote houten
zuil
- de troonzaal:
> centrale plaats de troon (in steen)
> aan de muur, twee geschilderde griffioenen die symbool staan voor de bewaking
van de koning
> voor de troon, een rechthoekige, lager gelegen kamer afgesloten door een
balustrade met zuilen plaats voor een eredienst (want in religieus deel vh
paleis) en ook lichtschacht
- heiligdom, tombe:
Vb. ‘Grandstand fresco’
Vb. ‘Faience snake goddesses’ kostbaar materiaal
Wijzen op het religieuze van deze plaats
1.3.6 De Oostkant:
- leefplaats voor de inwonenden
- ligt lager dan de westkant
- zeker drie verdiepingen dus veel ruimtes toegankelijk via een trappencomplex
- woonvertrekken, privé, luxe
- zuilen met ronde kapitelen en rood-en-zwart gekleurd
- trap leidt naar: ‘Hall of the Double Axes’
> een van de belangrijkste leefruimtes
> systeem van deuren en pijlers die mss leidden tot een privé-tuin
> muren: zijn bepleisterd en beschilderd, schilden beschilderd met stierenhuid
Myceense invloeden
- koninginnevertrekken:
> lichtschacht/kokers + luchttoevoer
> ‘Dolfijnenfresco’ op de grond (zeemozaïek)
> badkamer: watertoevoer en –afvoer in terracotta pijpen
alleen aan de voeten water
Bekwaamheid in waterbouwkunde + aanwezigheid van riolering
- koningvertrekken:
> schilden aan de wand in frescotechnieken vormt figuur 8
> speren, troon
1.3.7 Gewone huizen:
- Mallia: huis 5α: hal, badkamer, lichtschacht (dus zoals bij een paleis maar dan kleiner)
- Gournia (ten O van Mallia): kleine heuvel
> geplaveide, smalle straten, en smalle simpele huizen volgens een onregelmatig
plan
> boeren boeren, vissen en simpele ambachten
> klein paleis op de top van de heuvel
-Kommos (ZW van Phaestos): rechthoekig gebouw voor schepen tijdens de winter wanneer
niet gevaren kon worden
- Aya Triadha
- graftomben bovengronds in de Pre-paleisperiode, graven uitgehakt in rotsen, soms in phitoi
of ovale soort containers
1.4 Fresco’s.
In het paleis van Minos op Knossos.
Muren zijn bepleisterd en geschilderd in fresco’s ( natuurlijke kleuren aanbrengen op natte
pleister; hier: meestal beschilderd waneer de muur droog was).
-
spontaneïteit en liefde voor het leven, geschilderd in schitterende kleuren
vlugge, schetsmatige techniek dus moest de kunstenaar zich concentreren op die delen
van de afbeelding die voor hem het belangrijkste waren
Vb.: ‘La Parisienne’: een godheid; rode lippen, groot oog, omtrek van het gezicht
Pre-paleisperiode: bewijs van solide muurschilderingen in kleur, in rode terracotta
1.4.1 Types van scènes:
-
-
een
Vb.: ‘Flying Fish’fresco:
> blauw, wit en geel in water met zeewier
> vleugelachtige vinnen
> de rand is ongewoon gekleurd, rotsen die de bodem van de zee weergeven
Natuurlijke scène: gebruik van kleur en een mix van realistische en
impressionistische weergave (typische Minoïsch)
Vb.: ‘De processiescène’:
> Levensgrote figuren dragen rituele objecten naar een centrale vrouwelijke figuur
Hof -en religieus leven
Vb.: ‘Stierengevechten scènes’:
> stier met vier poten op de grond in galop, verwijzing naar de snelheid en de
woede
> kunstenaar veranderde de vorm van de stier om zijn kracht te benadrukken
> stier = natuurlijk geschilder in bruin en wit
> mensen = rood voor de man, wit voor de vrouwen (gekleed als mannen, nl. in
kort lenderokje)
stierengevechten
Connecties tss. de Minoïsche en Egyptische beschaving
- Vb.: ‘De Grandstand fresco’
1.4.2 Materiaal:
Fresco’s geschilderd op platte oppervlakken en sommige op oppervlakken waar men pleister
aan toevoegde reliëffiguren
- Vb.: ‘Ayia Triadha sarcofaag’: einde Nieuwe-paleisperiode
> in kalksteen
> religieuze scène: stier wordt geofferd en het bloed komt in een rhyton
> Priesteres(?) gekleed in een dierenhuid aanbid een god aan het altaar, man speelt
op een dubbelfluit.
> Langs de andere kant: drie mannen dragen modellen van twee stieren en een
boot, interpretatie: de geest van de overledene kijkt naar de ceremonie om zijn
tocht naar de onderwereld te versnellen.
Een stierenoffer in verbinding met een begrafeniseredienst
1.4.3 Thera, Santorini:
- liefde voor de natuur, soms overdaad aan kleuren
Vb.: kamer met ‘The Blue Monkeys’
- menselijke figuren
Vb.: ‘The boxing children’: vroegste afbeelding van de anatomie van kinderen in de Westerse
kunst
Vb.: ‘Woman from Thera’ ‘La Parisienne’
Vb.: ‘Xeste 3’: twee vrouwen (met ≠ haarstijl) die krokussen aan het plukken zijn
1.5 Aardewerk.
Belangrijkste bron in de Bronstijd (want weinig geschreven bronnen) als bewijs voor de
chronologie van een periode en voor de beschaving.
De Minoïsche beschaving kende een hoge standaard zowel in het maken als versieren van
aardewerk.
Na de vernietiging in 1700 vChr. veranderde het aardewerk van polychrome tekeningen naar
een meer sobere zwart-wit stijl (soms met rood en geel).
- Types: gigantische pithoi (in de paleismagazijnen) en smalle bekers
- Gebruik: opslag of gewoon dagelijks op tafel
1.5.1 Stijl:
- Kamaresstijl: > dun aardewerk, polychroom beschilderd
> 1925-1725, Oude-paleisperiode
- Zeestijl: Vb.: ‘De octopus’
> zwemt met zijn tentakels over het hele oppervlak van de pot, zeewier
speelse, vrije manier, geen orde
> benadrukken van de tentakels, grote starende ogen, bolvorm
Vb.: een stijgbeugelkan:
> opslagvaas voor (geurende) olie
> verspreiding Minoïsche cultuur versierd + gevuld met een verhandelbaar
product
- Paleisstijl: > amfoor met drie handvaten nieuwe stijl
bladen, lelies en andere bloemen
benadrukken van de voet, de handelingen? en de nek
Vb.: ‘Octopus’: meer gebalanceerd en symmetrisch (Myceeners)
1.6 Terracotta figuren.
- Type van toewijding of offer ‘godinnen van het huishouden’
- Post-paleisperiode
- godin: > met de handen omhoog gestoken
> vergezeld van kleinere metgezellen of aanbidders
- Arkhanes, bij Knossos: groot model van een Minoïsch gebouw met een bovenverdieping,
balkon, trap en lichtschacht Nieuwe-paleisperiode
1.7 Steenwerk.
Men gebruikt technieken geleerd van de Egyptenaren.
In de Pre-paleisperiode werden er al vazen gemaakt, maar later werden die meer in detail
uitgewerkt en gebruikt voor religieuze of alledaagse zaken.
1.8 Faience.
1.9 Metaalwerk.
2. De Myceense beschaving.
Bronstijd
Periode in Minoïsche cultuur met invloeden van de Myceense cultuur
Minoïsche-Myceense cultuur: > heroïsche figuren
> symmetrieën
2.1 Ontdekking van de Myceense beschaving
- 1870: Heinrich Schliemann ontdekt Mycene
N-Duitser, handelaar, keurig humanistische opleiding veel geld ging
opgravingen doen
Hij wou ontdekken wat hij bij Homerus had gelezen:
> de Trojaanse oorlog die bestaan zou hebben
> Mycene: het paleis van Agamemnon
- 1876: trof hij resten aan vd bronstijdcultuur (Trojaanse sage)
Vb.: stoet v krijgers met een helm met slagtanden van everzwijnen (60 slagtanden v 15
everzwijnen) op hun hoofd, beschreven door Homeros (100 jaar later na de val van Mycene;
mondeling overgeleverd). Er is ook een wapenuitrusting gevonden.
2.2 3-deling
Kreta: Minoïsche beschaving
Vaste land: Helladische periode
Eilanden: Cycladische periode
-
Vroeg Helladische periode: 3000-2000
Middel Helladische periode: 2000-1675
Laat Helladisch I en II (Myceens): 1675-1425 schachtgravenperiode: vorsten laten
-
zich begraven in grafcirkel A
Laat Helladisch IIIa (Myceens): 1425-1340 omwalling vd burcht, maar de graven
Laat Helladisch IIIb (Myceens): 1340-1190
kwamen binnen de muren mensen
Laat Helladisch IIIc en sub-Myceens: 1190-1020 voelden een verwantschap met
voorvaderen
2.2.1 Vroeg Helladische periode:
- omwalde steden
- monumentale architectuur
- toename in het gebruik van metalen
- buitenlandse handelscontacten
- duurde ongeveer 1000 jaar
- einde door beroeringen in de Egeïsche zee en het Griekse vasteland
2.2.2 Middel Helladische periode:
- Minyan en mat geschilderde potten
- verschillen in architectuur
- lagere beschaving
Nog niet goed geweten
- er is geen grote breuk tss. de Middel-Helladische cultuur en de Myceense
Lineair B schrift is een vroege vorm vh Grieks en het duwt de Griekse taal terug in de
Middel-Helladische periode en men denkt dat de mensen uit die periode Grieken waren
- ook al was er geen grote breuk, toch ziet men veranderingen (soms dramatische), rond 1700
De schachtgraven (met hun weelde en oorspronkelijke en artistieke connecties) zijn
onderwerp van allerlei theorieën en suggesties
2.2.3 Laat Helladische periode I-IIIa:
= de periode van de schachtgraven tot de val van Knossos, Vroeg-Myceense beschaving
- meest bloeiende periode, ook Myceense Rijk genoemd
- kennis is gebaseerd op 3 soorten geschreven bronnen:
> Lineair B kleitabletten: waarde = beperkt
> Homerische epen, nl. Ilias en de Odysee, mythen en verhalen door Griekse schrijvers:
sommigen zien de Homerische gedichten als reflecties van de Myceense tijden
anderen als reflecties van zijn eigen tijd, sommigen geloven de mythen, anderen
weerleggen de mythen als historisch bewijs; algemeen wordt aangenomen dat er bij
Homerus wel een deel verwijst naar het Myceense tijdperk
> Hittitische bronnen
periode waarover we geschreven bronnen hebben: proto-historie
2.3 De Myceense beschaving
In de 14e en 13e eeuw; (zie ook kaart!)
- op een acropolis
- H. Schliemann ging er graven en vond o.a.: grafcirkel: graven v families
gouden gezichtmaskers
Hij wou zijn vondsten aan de man brengen, zond een bericht naar de koning ‘vandaag
keek ik in het gezicht van Agamemnon’ fout
- een aantal koningsschappen, waarschijnlijk onafhankelijk:
> Centraal administratieve hoofdstad, gewoonlijk versterkt = huis van de koning en
de bureaucraten
> Religieus centrum
De koning controleerde het omliggende platteland: boerderijen, steden en
soms andere versterkte burchten
Geen netwerk van villa’s (zoals op Kreta)
- Lineair B tabletten onthullen een enorme bureaucratie in het centrum vd paleizen
De paleizen op het vasteland zijn ongeveer hetzelfde als die op Kreta, alleen op
kleinere schaal
- Myceeners:
> voerden graag oorlog
> Plunderingen spelen een belangrijke rol in hun ontwikkeling
- Myceense burchten
Minoïsche paleizen
Op een verhoging, een strategische plaats
niet op een verhoging
Niet versterkt, pas vanaf 1250 vChr., dan is er een dreiging
niet verdedigd
Paleizen concurreren en willen allemaal een verdediging
2.4 Religie
- zoals de Minoïsche religie maar enkele uitzonderingen
- vruchtbaarheid en vegetatie godheid vd Minoïsche cultuur
- andere goden
2.4.1 Religieuze praktijken:
Binnen de muren van Mycene is er een cultus plaats gevonden die een tombe (heiligdom)
bevat waarin terracotta figuren zijn gevonden. In een kamer ernaast ontdekte men een
muurschildering van een vrouw die een bundel tarwe vasthoudt.
- op de eilanden: andere cultusplaatsen:
> Phylakopi, op Melos
> Kea (Keos): grote terracotta figuren
- de gebouwen: lang en smal met een of twee kamers achter of naast de hoofdkamer
2.4 De Myceense cultuur (p.65)
Van het oosten tot het westen: formele relaties tss. een of meer Myceense koningschappen
en de grote oosterse machten, Egypte en de Hittieten.
- einde in de 12e eeuw (1190 vChr.), door de vernietiging van het paleis op Pylos
- dan nog meer centrums die zijn vernietigd en vele mensen verlieten hun thuisland
> Periode van onrust in het Middellandse Zeegebied
> Verloren gaan van die periode
> Invallen van zeevolkeren
> Problemen in Egypte
- nieuw bewijs van Mycene:
> Minder vestigingen, meer verspreid en minder cultureel verenigd
‘Dark Ages’
2.4.1 Reden voor het einde van de Bronstijd:
Weet men niet zeker
Laat-Helladisch IIIb-IIIc
- invasie van de Grieken (die een Dorisch dialect spraken) en Myceense ballingschappen
- recenter: ontkennen dat de Doriërs iets te maken hadden met de vernietigingen, of dat ze
cultureel niet verschilden van de mensen die ze onderwierpen
- andere suggesties: buitenlandse invallen door andere groepen (vb. zeemensen),
klimatologische veranderingen, binnenlandse disputen
Waarschijnlijk is een combinatie van factoren de oorzaak voor de vernietiging
2.5 Kunst
beïnvloed door de Minoïsche kunst (lag op korte afstand van elkaar)
Merkbaar bij: schachtgraven, paleizen en decoratie, landschapsweergave (vb.: galopperende
leeuwin)
Maar ook eigen kenmerken:
> fresco’s
> Tekeningen, meer abstracte versies van motieven meegekregen van de Grieken
> Breede-grote sculpturen
> Martialiteit: (> Mars) favoriet thema in Myceense kunst voorliefde voor de
krijgskunst (jacht) (figuur 8- schilden)
> niëllotechniek: versieringstechniek in de edelsmeedkunst, waarbij in metaal
gegraveerde, geëtste of geperste motieven worden opgevuld met niëllopoeder. Dit
wordt verkregen door het samensmelten van zilver, koper en lood met een overmaat
van zwavel. Deze legering is vrij bros en kan tot poeder worden gestampt. Nadat dit
poeder onder toevoeging van salmiak op het grondmetaal is aangebracht wordt het in
een oven tot smelten gebracht. Het niëllo kan daarna worden gevijld, geschuurd en
op hoogglans gepolijst. Meestal wordt als ondergrond zilver gebruikt omdat de
blauwzwarte kleur van het niëllo daartegen fraai afsteekt.
Vb.: uit de les: - ‘La Parisienne’ bij Minoïsche cultuur Myceense variant: maar vrouw heeft
twee rechterhanden (symmetrie!)
- fresco’s van vrouwen: ontblote borsten ook op het vasteland zoals bij Knossos + plooirok
2.6 Architectuur
Myceense centrums met versterkte koninklijke gebouwen, die een centrale hal bevatten en
andere gebouwen omgeven door een grote muur. Buiten de muur: toegevoegde huizen
verspreid over de heuvel.
Op het vasteland: Mycene, Tyrins, Pylos
Verschillen tss. de Myceense burcht en het Minoïsche paleis:
in Mycene: > versterkte wallen en een centrale hal in vastelandstijl, het megaron
> Hoofdingang met een of twee smallere openingen
2.6.1 Inzicht in de bouwtechniek
1) Megalithische constructie
Gekarakteriseerd door korbeel-gewelf: een overwelvingstechniek, Door stenen steeds te
laten overkragen en tenslotte een platte sluitsteen te plaatsen, werd een boogvorm verkregen,
die echter door de platte sluitsteen nooit een ronde boog vormt.
Gebruikt om cirkelvormige (tholosgraven) en rechthoekige (trap naar de verborgen bron)
ruimtes te overspannen
enorme stenen, keurig afgekapt, overkragend
ontlastingsdriehoek: ontlasten vd druk; gemaakt om het gewicht te verminderen over de
balk. De ruimte is opgevuld met een lichtere steen, waarin iets in gekerfd was (vb
leeuwinnen)
Vb.: Leeuwenpoort
Toegangspoort tot Mycene
Symmetrische weergave van klimmende leeuwinnen met in het midden een zuil symbool stad
Gewicht van de opvulling = beperkt, redelijk dun
- grote stenen blokken: megalithische architectuur. Cyclopisch verband: want de
Grieken meenden dat alleen cyclopen zulk werk konden doen.
- ‘ashlar work’: de blokken zijn op een regelmatige manier gelegd
- Gebruik maken van brede opgestapelde (=conglomereren) blokken die men met hamer
en zaag bewerkt
- Men kon de poort sluiten; het was een dienstingang, een achteringang
- De grote deur draait rond een verticale balk die zich voordoet als een spil (de spilholte
is bewaard gebleven (in de lintels) als ook de holtes voor de balken in de deur die
zorgden voor beveiliging wanneer ze gesloten was)
- ‘lintel’ = deurstijl: is een enkele steen = monolith. Men was er dus technisch toe in
staat en men had er de mankracht voor aanzienlijke familie. Erboven zie je het
reliëfsculptuur van de twee leeuwinnen
2) Megaron
= domus, prodomus, aithousa (twee zuilen in antis (tss. twee zijgangen))
= centrale hal, in paleizen en privé-woningen; de tempel is er uit ontstaan
Vrijstaand geheel met:
- Rechthoekig vertrek, met een portaal met twee zuilen
- Soms een voorvertrek met dezelfde breedte als de hoofdkamer
- De hoofdkamer: > gedomineerd door een centrale, ronde, vaste haard omringd door vier
zuilen, die het dak ondersteunden en rond de vier zijden van een opening
in het plafond stonden dat toeliet dat de rook vd haard kon ontsnappen
In Pylos: was er een balkon dat de rookopening omringde
> Platform voor een troon tegen de tegenoverliggende muur
- twee verdiepingen
- vele archeologen denken dat megarons een plat dak hadden
Vb.: Pylos
Koning Nestor, in Mycene (ten westen vd Peleponessos), 1930,’39; opgravingen na WO
- paleis is niet overbouwd in een latere periode (dus geen verstoringen)
> geen centrale hof, wel een megaron wezenlijk kenmerk van een Myceens paleis
> troonzaal met haard, rookkanaal fraai versierd met haaientanden
> bijgebouwen
> een klein megaron, ‘Queensmegaron’ met ernaast een badkamer
> voorraadkamers: kruiken in bankjes naast het megaron
- alles werd gecontroleerd: bij de ingang twee kamertjes met kleitabletten in lineair B hebben geleid tot de ontcijfering vh schrift
- opslagmagazijnen:
> veel vaatwerk gevonden
> 2800 drinkbekers (vergelijkbaar met gouden beker Nestor) aardewerk, rudimentair
versierd
Feesten: drinkgelagen, banketten op de grote vlakte voor het paleis
Reconstructie Piet de Jong: gebaseerd op wandschildering indruk van grootsheid
3) Grafcirkel A
Laat-Helladisch IIIa: vroegere omwalling van Mycene, later is er een uitbreiding van de
omheining zodat ook een cirkel van vroegere graven, Grafcirkel A, er in komt te liggen, en
ook de Leeuwenpoort wordt er gevestigd.
Een grafsteen met wagenren (ook beschreven bij Homeros); ook op een vaas een fragment
van het wagenwedren.
4) ‘Secret spring’ – waterbron
Een trap overwelfd met een korbeel-gewelf die door de versterkte muur gaat, leidt naar een
ondergrondse cisterne (= regenput), gevoed door een bron van buiten de burcht.
Oorspronkelijk lag de bron buiten de muren maar men kon een tunnel graven vanuit de burcht
tot de bron. Men wou elementaire zaken (water) binnen de muren brengen vb voor de
verdediging
5) Centrale gedeelte van Mycene
Werd verwoest om plaats te maken voor een nieuw gebouw, nu is dus alleen maar een deel
vh megaron bewaard gebleven. Vroeger waren er nog: magazijnen, werkplaatsen, leefruimtes
voor de koninklijke familie, paleispersoneel en bedienden.
2.7 Tiryns
- zwaar versterkte burcht die oprijst in het landschap, naast de kust
- twee megarons (een breder en een smaller), die uitkijken op de binnenhof
- ondergrondse watertunnel (zoals in Mycene)
- bewijs voor vele veranderingen in de omgeving in de Laat-Helladische periode (paleizen
zijn bijna allemaal verbouwd verstoringen)
- toegangsweg is speciaal aangelegd:
Mensen droegen hun zwaard rechts, schild links, er werd geschoten vanuit de
rechterkant en dus waren die mensen onbeschermd vermits ze hun schil links droegen
2.8 Pylos
- best bewaarde en best opgegraven (door Carl Blegen) paleizen op een lage heuvel in de
west Peloponnesos
- Koning Nestor (vd Homerische verhalen)
2.8.1 Archiefkamer, megaron,voorraadkamer
- als je het paleis binnenkomt: op je linkerkant archiefcentrum voor het paleis
Plaats waar de producten die in het paleis binnenkwamen, werden genoteerd
Zo’n 150 lineair B kleitabletten zijn gevonden
- een open hof leidt naar het megaron: symmetrisch (kan je zien op het plan)
- het was de plaats voor een houten troon naast de oostelijke muur
- veel versierd:
> muren en de vloer zijn geschilderd in heldere kleuren, zo ook de haard
> De balken en de zuilen in hout (afdruk bewaard gebleven inkeping =
cannelures zoals bij Dorische zuil) (minder zeker)
- voor de troon: een octopus, geschilderd op een vd vierkante vloertegels
Misschien was het het symbool voor de heersende familie van Pylos
- verdieping: met een balkon over de haard
De rook en gassen kunnen ontsnappen door een grote lantaarn dat boven het dak
uitkwam en waarin terracotta schoorsteenpijpen zijn geplaatst
- aan beide zijden is het begrensd door lange, smalle gangen die uitkwamen op een aantal
kamers:
> NW: voorraadkamers: een groot aantal potten (ook 2800 drinkbekers met twee
oren (symmetrie) en met octopus = kylix)
> andere voorraadkamer: olijfolie in grote kruiken gebouwd in een gepleisterde
bank
> O: residenties: met een smaller maar veel versierde megaron ‘Queensmegaron’
met eigen haard
uitgang naar een niet omheinde binnenhof
> terracotta bad: was beschilderd met spiraalvormen, ook de vloer
In de hoek: twee grote potten in bepleisterde bank: voor water
Aandacht voor hygiëne
- bewijzen voor een verdieping: overblijfselen van trapopeningen
2.9 Myceense huizen (p.74)
- sommigen: kopies van de paleizen
- anderen: gewone rechthoekige en absis gebouwen (halfronde, doorgaans schelpvormig
overwelfde ruimte, aansluitend bij een grotere ruimte en daarvan de afsluiting vormend)
- een centrale kamer (megaron) en kamers met ≠ grotes en vormen
2.10 Myceense constructies
- de grote versterkte wallen van Mycene en Tiryns
- wegsysteem dat grote steden met elkaar verbond en bruggen waarover ze gingen
- waterbouwkundige constructies bracht water in de paleizen via aquaducten en voerde het
weg via riolen
Een groot project was het droogleggen van een moeras zodat men landbouwgrond
verkreeg
2.10.1 Graven:
Veel goud: maskers, vazen, drinkbekers (o.a. met duifjes erop: bevestiging v Homeros
‘Illias’)
- Eerst enkele stenen graven:
schachtgraven:
> Er werd in de bodem neerwaarts gekapt
> De muren waren op borsthoogte gebouwd om een kamer te vormen
> Het lijk en de grafgoederen werden op de grond gelegd (soms overdekt met
kiezelstenen)
> Een dak van houten balken en takken dat waterdicht gemaakt was met klei, werd
op de muren gezet voor de schacht gevuld was met aarde
gemeenschappelijke graven
Meest beroemde schachtgraven in Mycene: MH – vroege LH
> Grafcirkel A (binnen de omwalling, 13e eeuw): 19 lijken in zes schachtgraven
(drie generaties)
> Grafcirkel B (buiten de omwalling): smaller, armer, ouder, 24 graven
> graven bevatten: aardewerk, stenen, metaalwerk beste bron van info over de
vroege Myceense miniatuurkunst
- voornaamste methode van begraven: in kamertomben of in tholostomben
Kamergraven:
> Familiegraven
> Grotten die horizontaal in een kant van een heuvel zijn gekapt
> Te benaderen via een lange inkomgang = dromos
Tholosgraven: 1250vChr., LH IIIb
> Gemaakt van grote stenen blokken stonelined hole
> Een cirkelvormige inkeping in een heuvelzijde die geflankeerd werd met
blokken gelegd in korbeelstijl de diameter vd opening van de cirkel verkleinde
zodat men op de top er een platte steen op kon leggen om het af te sluiten
> de inkom bestaat uit grote blokken die leidt tot het dromos
> de doden werden op de grond gelegd of mss. in enkele graven in de vloer
Gekend in heel Griekenland, Proto-geometrische periode
Vb.: ‘Schatkamer van Atruis’, in Mycene
Atruis is vader van Agamemnon en Hemelaos
> Voor rijke families (zelfde rijkdom als de mensen uit Grafcirkel A)
> Maar er is geplunderd, toch blijft het in de cultuur dat het graf van rijken was daarom ‘schatkamer’
> Groot complex voor een familie ‘extended family’
> De dromos is gigantisch en eindigt in een versierde deuropening
> Aan elke kant vd deur stond een groene, kalkstenen zuil met versierde zigzag
reliëf, de driehoek bovenaan is nu leeg
> De deuropening is omlijst met grote, kalkstenen blokken
Binnenin: > de muren bevatten gaten en overblijfselen van bronzen nagels/pinnen als
versiering (mss. rozetten) symboliseert het hemelgewelf
plafond als sterrenhemel
Vb.: uit de les:
- bij Sparta: een graf: gouden bekers:
> versierd in reliëf
> vangen van stieren (raakvlakken met Minoïsche kunst)
> iemand die over de horens genomen wordt
gemaakt op het vasteland of import?
mss. gastengeschenken van Kreta (van een vorst)?
- zilveren stierenkop, vergulde horens en neus: typisch Minoïsch maar toch in Myceense
grafschacht gevonden duidt op verbanden
2.11 Sculptuur
2.11.1 Large-scale sculpture: brede-schaal sculptuur:
Vb.: de ‘Leeuwenpoort’: (3.3)
> twee leeuwinnen staan elk langs een kant van de (naar boven toe smaller
wordende) zuil en er boven op zie je vier cirkels tss. twee stenen platen
> Hun poten staan op de basis vd zuil
> De hoofden zijn gemaakt uit een ander materiaal (hun hoofden zijn verloren
gegaan)
Geïnterpreteerd als: een religieus symbool, een politiek embleem, een heraldiek (wat
de wapenkunde betreft) middel, decoratief
Vb.: ‘geschilderd plaasteren hoofd’: (3.12)
> Lang wit gezicht met zwart, blauw en rood
> Rode lippen en rozetten die stippen vormen op de wangen en de kin
Mss. een sfinx?
Vb.: terracotta figuren in een heiligdom op Kea (niet echt Myceens): (3.13)
> Staande of dansende vrouwen
> Rok, gordel, kort jasje dat de borsten toont
> Sommigen: halsboord, mss. een lauwerkrans; anderen band rond de nek, een
halsketting
> Kleurig geschilderd in geel, rood en wit
> Huid vd vrouwenfiguren was wit gewoonte vd Bronstijd
2.11.2 Reliëfsculptuur:
Begint in Myceens Griekenland met de graftekens van de schachtgraven
> Eerst waren de grafstenen onversierd in de Middel-Helladische periode, pas op
het einde verschenen er versieringen
> Kalksteen, glad vanachter, en inkerving (incised) of licht gekerfd/gegraveerd
(carved) van voor
> Ornamenten en scènes van dieren, strijders in triomf/strijdwagens reflecteren
het Myceense leven
Vb.: grafsteen van graf V in Cirkel A
Een leeuw maakt jacht op een gazelle, erboven rijdt er een figuur met een zwaard in een
strijdwagen in dezelfde richting als de dieren. Onder het paard en boven de gevallen dieren
zien we een vorm rotsachtige grond of een gevallen vijand onder een figuur-8-schild
Strijdersscènes worden geïnterpreteerd als gevechten of als begrafenisspelen voor de dood
2.12 Schilderingen
- Paleizen op het vasteland: hevig versierd met geschilderde vloeren, muren, plafonds
- Sommige huizen buiten de omwalling hebben muurschilderingen
- Myceense muren zijn versierd met fresco’s in Minoïsche stijl en techniek, de Myceeners
hadden zelfs stierengevechtenscènes
- Myceense kenmerken:
> Heraldische dieren
> Oorlog
> Jacht
> Liefde voor de natuur (planten, bomen, bloemen), alleen op de achtergrond of
gebruikt als toevoegsel bij menselijke figuren (vb. bloemen vasthouden in
processiescène)
> Dieren: als helpers van de mens (paarden, jachthonden)
als hun prooi (everzwijnen, hertenbok)
of in rijen op versierde friezen
Vb.1: Fresco van een vrouw, Mycene (3.15) ‘La Parisienne’, Knossos
- Breder en zwaarder, mist de subtiliteit vd Minoïsche kunst
- Zware juwelen
- De positie van haar hand (beiden rechtse handen)
- Grote belangstelling voor details, zie vingernagels
Vb.2: twee vrouwen in een strijdwagen, Tiryns (3.16)
- ze zitten stijf rechtop met achter hen gestileerde bomen
- meer aandacht voor de strijdwagen
Vb.3: Everzwijnenjacht, Tiryns (3.17)
- de dieren zijn met zorg getekend ondanks hun nogal mechanische vliegachtige galop
- in hun vlucht naar het struikgewas, lijken ze onecht door hun perfectie en ze zijn vreemd
gekleurd
Vb.4: De processie fresco, Pyos (3.18)
- typisch formele, strenge, herhalende, en zware Myceense vrouwen
Vb.5: Tarzan fresco, Pylos (3.19)
- een gevecht tss. Myceeners met helmen en beenbeschermers en mannen, gekleed in huiden
(‘Tarzans’)
2.13 Aardewerk
De versiering van de Myceense potten en vele vormen waren afhankelijk van die van Kreta,
in hun vroegere stadium. Later evolueerden ze die Minoïsche stijl.
Myceens aardewerk, verspreid in de Mediterrane wereld:
> Herhalingen in de versiering en saai
> Tekeningen in saai zwart-bruin glazuurlaag toont de verandering van de originele
Minoïsche Bloemen- en Zeestijl naar een Patroonstijl
> Toenemende vereenvoudiging
> Typische vormen vd LH IIIb, evolueren naar een rondere en kortere vorm Kylix
> Stijgbeugelkan
- de Pictorial-stijl en de Patroon-stijl ontstonden ter zelfde tijd
Geeft de indruk dat de onderwerpen vd muurschilderingen weergegeven werden op
potten door arme artiesten
> Een aantal grote kraters versierd met scènes van strijdwagens behoren tot deze stijl
> Lineaire patronen, zoals opeenvolgende spiralen
- Close-style: het hele oppervlak is bedekt met een netwerk van gebruikelijke tekeningen,
gedetailleerd met rozetten, vissen en vogels (3.24)
Een variatie op deze stijl die opvalt door zeefiguren, nl. de octopus
- Pictorial-style: ‘The Warrior vase’, Mycene (3.26)
> Strijders dragen gehoornde helmen, lichaams- en beenbeschermers; gaan weg van een
rouwende vrouw
> Ze dragen speren over hun schouders
2.14 Ivoor
Vb.: (3.33): ‘inlegwerk in de vorm van een hoofd met een helm, Mycene’
Een vlakke plaat wordt gebruikt als inlegwerk, zoals bij het hoofd van de krijger die een helm
draagt met de tanden van een everzwijn. Gemaakt met vakbekwaamheid.
Het was meer nuttig dan artistiek: de everzwijntanden werden op de kap van de helm
genaaid luxueus item, want men moest er veel everzwijnen voor doden
= stoet v krijgers met een helm met slagtanden van everzwijnen (60 slagtanden v 15
everzwijnen) op hun hoofd, beschreven door Homeros (100 jaar later na de val van Mycene;
mondeling overgeleverd). Er is ook een wapenuitrusting gevonden.
2.15 Metaalwerk
Vb.: (3.36) ‘dolk uit Grafcirkel A, Mycene’
- figuur- 8 schilden
- techniek: > een blad van donker brons wordt gelegd in een ondiepe bedding gehakt in
het
bronzen blad.
> Uitgesneden figuren en landschapselementen in zilver of goud worden in dit
blad gezet.
> Het oppervlak wordt schoongemaakt om de hamertekens te verwijderen en
wordt geoxideerd om de zilveren delen donker te maken.
> Details worden er op gekerfd
> Die inkerving wordt dan opgevuld met niëllo
Vb.: Gouden bekers: in Vapheio in een tholosgraf, rond 1500
Versierd met scènes over de gevangenneming van wilde stieren in repoussé techniek (=met de
hamer op de achterkant van de beker te kloppen)
- de stier wordt genomen bij het been
- de stier, gevangen in een net
Minoïsche stijl
Vb.: Gouden maskers in Grafcirkel A, Mycene
- je ziet de ogen, oren individualistisch
3. ‘The Dark Ages’. (p. 97)
150 jaar: een periode waarover weinig is teruggevonden
LH IIIc: 1190 vChr. paleizen worden verwoest
grootschalige vernietigingen en volksverhuizingen
3.1 Inleiding
3.1.1 Het begin van de vernietiging:
- begin vernietigingen op het einde van LH IIIb en het duurde 100 jaar verder
- vele Myceeners gingen naar andere delen van het Mediterrane gebied (Klein-Azië,
Cyprus, Kreta): resultaat van aardverschuiving(upheavel) van het vasteland
- 1190 vChr. paleiseconomie verdwijnt:
de paleizen waren het hart van het Myceense systeem; maar wanneer er geen paleizen meer
zijn, verandert de samenleving:
Val van de paleizen bureaucratie verdwijnt + de nood aan kennis van het schrift
(dit gebeurde ook met de brede-schaal sculptuur en de figuratieve kunst)
maar toch blijven er nog mensen, dus de kunst ontwikkelt zich wel verder: verdere
stilering (Vb.: stijgbeugel: octopus, symmetrie) en er is nog expansie van die
stijgbeugelkan over zee (tot in Spanje, Carthago)
3.1.2 Kenmerken van de Dark Ages:
-
armoede en economische terugval ontvolking
> afname in levensstandaard
> isolatie
> stagnatie
> (mss. toename van het landelijk karakter)
- op het einde van de periode waren er veranderingen:
> Protogeometrische stijl van aardewerk in Athene
> Begin van een algemene toename van de beschaving
> Vele veranderingen die dienden als fundamenten voor de latere Griekse
samenleving
Moeilijk te dateren
??Nieuw kenmerk van de ‘Dark Ages’: wordt geaccepteerd in de 11e eeuw door Athene
3.1.3 De 11e eeuw:
1050-1020: einde bronstijd
11e eeuw: introductie van de techniek om met ijzer te werken, uit Cyprus afkomstig
- Erkenning van ijzer in Griekenland + gebruik voor wapens en gereedschap
IJzertijd
- Volksverhuizing, migratie van kolonisten uit Griekenland naar het oosten: Ionisch,
Eolisch,
Dorisch sprekende mensen
Doorheen de ‘Dark Ages’
Vestigen zich in Klein-Azië (Ionia) = huidige Turkije: Griekse aanwezigheid
gevonden, nog tot vandaag
Les:Turkije is Grieks gebleven tot 1922-’23: dan fout Grieken:
- Turks sprekende mensen in Griekenland Turkije
- Grieks sprekende mensen in Turkije Griekenland
volksverhuizing
Beeld van de ‘Dark Ages’:
> Ondanks die veranderingen en vernieuwingen, is er toch bewijs (gevonden in graven)
dat de samenleving verarmd was en dat ze in het begin arm leefden van het verleden.
> Afname van internationale contacten, maar nooit afgebroken
> Militaire, sociale onrust
Nieuw is: > introductie in Athene met het Protogeometrisch aardewerk
> In de 9e – 8ste eeuw een groot herstel
Lefkandi, op het eiland Euboea
Men kende een hogere levensstandaard dan de archeologen eerst gedacht hadden
> Buitenlandse contacten
> Veel kenmerken van de succesvolle periode van ‘herstel’
- Vraag: over de continuïteit/chronologie/verband van de Griekse IJzertijd en de Bronstijd
> Alleen op Kreta: van de Minoïsch - Myceense religie ‘Dark Ages’
> Op het vasteland: er zijn een aantal potscherven gevonden maar er is bijna altijd een
overlapping in tijd tss. de Laat-Myceense vondsten en de eerste van de Ijzertijd
Geen volledig gedocumenteerd geval van fysieke continuïteit van overblijfselen
(behalve in Athene: in de Kerameikos begraafplaats uit Sub-Myceense periode)
- geen bewijs van een politieke en sociale structuur in Griekenland in 12e – 11e eeuw
> Kleine, landelijke dorpen met een lage culturele ontwikkeling, geregeerd door een
koning
> Weinig of geen contact met de buitenwereld
In Italië: contact op einde Bronstijd gevonden Myceens aardewerk men kende de
zeeroutes
3.2 Kunst (p. 99)
Er is niet veel kunst teruggevonden
Vaasschildering, op ambachtelijk niveau
Figuratieve kunst bestaat bijna niet alleen bij enkele terra cotta figuren en een paard
geschilderd op een vaas
Als kunst een vrije tijd activiteit was, dan zou het willen zeggen dat de mensen uit de ‘Dark
Ages’ te veel bezig moesten zijn met het overleven om artistieke werken te kunnen maken.
Vb.: ‘centaur van Lefkandi’ (4.9) (mss. de vroegste mythologische voorstelling)
les
- Victoriale stijl: krater = mengvat voor water en wijn
‘krijgerkrater?’: met een stoet krijger die uitgezwaaid worden andere schilden nl. ronde +
helm met horens
Eerste periode uit ‘Dark Ages’:
- stijgbeugelkan: teloorgang van de snelle draaischijf technische achteruitgang in de
schildering
- proto-geometrisch aardewerk: 1050-950
vernieuwing: hervinden van de draaischijf: > smallere vazen
> strakker profiel
> meervoudige kwast + passer
Sub-Myceens: met de losse pols
technische innovatie
3.3 Architectuur (p. 100)
Er was geen nood en mogelijkheid meer tot het bouwen met grote blokken moeilijk om
bouwkundige overblijfselen te vinden
3.3.1 Vluchtburcht:
Karphi: door zijn natuurlijke isolatie, op een hoge berg, zijn er overblijfselen bewaard
gebleven van de vernietiging.
Het karakter en de isolatie van de plaats duiden op een vluchtburcht
Een groep van Minoïsch-Myceense cultuur klom omhoog naar die burcht, om te ontsnappen
aan ongunstige omstandigheden op het vlakte er voor.
> Hoog boven de vlakte, ver van de zee
> Huizen met kleine velden, kronkelende wegen
> Heiligdom: terracotta cultusbeelden van dames in cultusplaats: goden van het
Pantheon
HUIZEN:
Gemaakt van veldstenen
Geen fundering, (bonding?), of bepleistering aan de binnenkant
Wel deurstijlen en drempels
Geplaveide STRATEN en een brede open plaats naast het grootste huis
‘The GREAT HOUSE’:
- een grote vierkante kamer met ervoor een andere kamer die ermee verbonden was: twee
zuilen + een stenen pot (jar) tegen de muur
Geassocieerd met magazijnen en open binnenhoven of
Een soort van rudimentair paleis megaron
Verblijfplaats van de heerser van Karphi
CULTUSplaats: helemaal in het noorden
- Met een aantal bijkamers (subsidiary rooms): terra cotta is er in gevonden
- hoofdkamer: had wsch. geen plafond, dus je zag de lucht
Karphi stelt een mengeling voor van Minoïsche en Myceense karakteristieken
Andere vluchtburchten (uit de les)
- Andros eiland: Zagora, geometrische periode (2e helft 8ste eeuw vChr.)
3.3.2 Ovaal huis (fig. 4.2):
Kust van Klein-Azië: in de 10e eeuw; Old Smyrna (aan de kust van het huidige Turkije)
Ovaal huis:
> primitief, klein huis
> één kamer met modder-bakstenen muren
Een van de vroegste Griekse gebouwen die we kennen in detail
> Het ovale plan: breuk met de Bronstijd apsis of rechthoekige plannen
3.3.3 Apsis gebouw (4.3,4):
In ZW vd Peloponnesos (4.3)
- modderbaksteen met houten palen moet een belangrijk gebouw geweest zijn
Lefkandi (eiland Euboia): (4.4)
> 50 meter lang huis, van ≠ families
> Muurtjes op een lage sokkel
> Dak op pijlers
> Rond einde: absis (apsis) = halfronde, overwelfde ruimte, aansluitend bij een
grotere ruimte en het vormt een afsluiting
Maar is dit een huis? nee
> Modderbaksteen en een stenen sokkel
> Een lijn van kuilen, gegraven voor rechthoekige pillaren rond het gebouw restaureren van een veranda
> In het midden: 2 kuilen bevat skelet van een man en vrouw, en vier paarden
Bevat de gecremeerde overblijfselen van een krijger in een bronzen amfoor
(gemaakt in Cyprus, laat 13e of 12e eeuw, skelet van een vrouw en beenderen van
vier paarden
HEROON: graf van de stichter van een nieuwe stad
Rond de Heroon: > graven uit een latere periode (+/- 1000)
> Grafveld uit proto-geometrische periode (extra argument voor heroon):
centaur (= half mens, half paard) is in twee stukken gehakt en gevonden in
twee graven mythologische verhalencyclus deed al de ronde
Graanopslagplaatsen (spiekers)
3.4 Aardewerk
Enige bewijs van een artistieke verandering en ontwikkeling in de ‘Dark Ages’
Grieks aardewerk werd gemaakt om te gebruiken en elke vorm is geassocieerd met een
specifieke functie:
- opslag: amfoor, pelike, stamnos
- opslag en mixen van wijn en water: krater en lebes
- water dragen: hydria
- water gieten: oinochoe
- drinken: kantharos, kylix, skyphos
- olie: lekythos, aryballos, alabastron
- wijnkoeler
- water gebruikt bij een ritueel bad of bij een huwelijk
3.4.1 Sub-Myceense stijl:
In de vroegste periode: verval van de Myceense stijl, oorsprong in de Bronstijd
Vormen zijn lomp, onelegant
Motieven hebben hun precisie verloren
Midden 11e eeuw: nieuwe stijl start in Athene en verovert heel Griekenland
Proto-geometrische periode
Belangrijke veranderingen
-
oudere vormen verdwijnen: stijgbeugelkan
amforen: smaller en brozer (rank, dun) resultaat van het gebruik van een snellere
draaischijf
vier types amforen naar gelang de plaats van de handvaten (de oren):
1) van de schouder tot de nek
2) van de schouder tot de rand
3) op de schouder
4) op de buik
populair: > trefoil-mouthed
> open vormen bij diepe kom en drinkbekers
- vernieuwing: hervinden van de draaischijf: > smallere vazen
> strakker profiel
> meervoudige kwast + passer
Sub-Myceens: met de losse pols
productie van halve cirkels en het gaf een meer
georganiseerde look aan de versiering
technische innovatie
- 2 technieken:
> kleigrond- techniek: donkere tekens worden geschilderd op een lichte klei achtergrond
> donkergrond- techniek: de vaas was bedekt met zwarte laag verf en de geschilderde
tekens in een gereserveerde band
- motieven: > cirkels
> halfcirkels
> golvende lijnen
> rechtlijnig
Sobere stijl, die een sterke relatie toont tss. de pottenbakker en de schilder
De schilder benadrukt altijd de vorm van de pot
Evolutie: geometrische stijl in 900
3.5 Terra cotta figuren
Vb.: ‘de centaur’, Lefkandi
> Vroegste voorstelling van een centaur
> Lichaam gemaakt met draaischijf
3.6 Metaalwerk (p. 107)
Een soort speld om bv. een peplos mee vast te maken
Bestaat uit ijzer
Een lange steel, naar boven toe een zwelling en een hoofd dat op een spijker lijkt; in Karphi
Later: de zwelling is meer een platte, ronde schijf; en ook op het hoofd een platte,
cirkelvormige schijf
4. De Geometrische periode. (p. 110)
900-700 vChr.
4.1 Ontstaan:
-
Vroeg: 900-850
Middel: 850-ca 770/760
Laat: 770/760-700
In de 9e eeuw is er eigenlijk nog een verder zetting van de ‘Dark Ages’ maar zijn er toch al
veranderingen te zien door de opkomst van de geometrische kunst in Athene.
2e helft van de 9e eeuw:
> Buitenlandse contacten verbeterden
> Levensstandaard steeg
> De stijl ontwikkelde en stabiliseerde zich
> zowel crematie (in de vorige periode) als begraving (terug geïntroduceerd)
werden gebruikt
In de 8ste eeuw: de meeste veranderingen
De edelen vervingen de koning en hadden de macht (de aristocraten) gebaseerd
op hun familie, georganiseerd in stammen
Het koningschap zwakte dus af en de samenleving ging zich vestigen in een ‘polis’ (= ‘citystate’: toch meer een stad dan een staat)
Ondanks dat alle steden groeiden, hadden Sparta en Athene toch de controle over de steden in
hun onmiddellijke omgeving
De legendarische koning Theseus zou verantwoordelijk geweest zijn voor de eenmaking van
Attica in een staat.
Een van de redenen voor de superioriteit van Athene in latere jaren, is die vroege
eenmaking van deze grote en rijke plaats
4.1.1 Ontwikkeling
In de vroege jaren vd 8ste eeuw:
> Bevolkingstoename
> Begin van een industrie
> Stijging van de buitenlandse contacten en handel
> Vestigingen in de handelskolonies op de kust van Klein-Azië
Begin van de kolonisatie van Griekenland naar het Westen en richting de Zwarte Zee
(in Italië, veel nederzettingen gevonden ‘Magna Graecia’ genoemd)
(kolonies, gezonden door het moederland, zenden zelf ook kolonies uit)
4.1.2 Redenen van de kolonisatie (750-550 vCh.)
> Nood aan bijkomend land om de toename van de bevolking te kunnen huisvesten
> Politieke ontevredenheid met het gezag van de aristocraten
> Verlangen naar expansie van de handel en de zoektocht naar metalen
4.1.3 Vernieuwingen
Gelinkt aan de hernieuwde contacten met de buitenwereld
> Introductie van het alfabetische schrift
> Hergeboorte van de figuratieve kunst
> Stijging van de heiligdommen en heldencultussen
> Toename van de kwantiteit en kwaliteit van architecturale overblijfselen
> Begin van de literatuur met de Homerische gedichten en de werken van Hesiod
en zijn navolgers
> Groei van de handel
Het bewustzijn van de Grieken; ook Olympische Spelen (776), waarbij er veel
contacten waren met andere volkeren Oosterse invloeden in de kunst
4.2 Kunst (p. 111)
Athene leidde de ontwikkeling van de Geometrische stijl
> Gebruik van figuren en complexe figurenscènes
Op potten, metaalwerk en hout
Mythologische scènes en episodes van de Trojaanse oorlog zijn afgebeeld (maar
de invloed van de Homerische epen is moeilijk te beoordelen)
Binnenlandse (van eigen bodem) kunst: simpel en conservatief, gevaar voor stagnatie maar er
komen veranderingen.
Vb.: (5.1): probleem met de reconstructie:
Enerzijds kan het de dood van Astyanax in Troje voorstellen
Anderzijds is het mss. gewoon een muzikale voorstelling of viering (en heeft het dus niets te
maken met mythen of epen)
4.3 Architectuur (p. 112)
Er is weinig bewijs voor brede-schaal sculptuur, ondanks de bevolkingstoename en de
verbeterende levensstandaard. Twee redenen:
1) de kunst van het bouwen was nog in een vroeger stadium van ontwikkeling door de
armoede van de vorige eeuwen + de constructie werd uitgevoerd in materialen die
vergaan (ephemeral) zoals: modderbaksteen, hout en strodak
2) de steden die ontwikkelden gingen door een periode van herbouwingen, waarin de
sporen van de vroegere constructies waren vernietigd
architectuur van de Geometrische periode = simpel en ouderwets, conservatief
4.3.1 Cultusplaatsen:
Een huis voor de voorstelling van een god werd noodzakelijk
Vroeger was een simpele omheining, = een temenos, rond een heilige plaats of altaar
voldoende
Groei van de heiligdommen produceerde hoeveelheden van gelofte objecten
> Smalle modellen van gebouwen met ≠ vormen zijn gevonden voorstellen van
een cultusgebouw of de woning van iemand die een kunstwerk opdraagt
Modellen:
1) in Perachora, Corinthische Golf: (5.2) hoefijzervormig grondplan met
> een smal dak, strodak,
> twee zuilen (posts) van voor, vormen een ondiep portaal voor de deur
Traditie uit Bronstijd: gewelfd oppervlak of apsis achterkant
2) Argive (inwoners van Argos) Heraion, in de Argolid: (5.3) apsis tempel voor Hera:
rechthoekig plan
> gepunt dak en
> een dak, ondersteund door twee zuilen, boven de deur
traditie uit Bronstijd: rechthoekig grondplan, verderzetting van het megaron
Overheerste in de architectuur van de heiligdommen
3) Apollotempel in Dreros: (5.4,5,6); einde 8ste eeuw
> Een heilige haar met er rond zuilen om de nokbalk te ondersteunen
> Tegen de achterste muur: een constructie met hoorns van geofferde geiten in ; er
naast een bank om bronzen cultusbeelden te zetten (5.14)
Het goede metselwerk toont de invloed van de tradities uit de Bronstijd
4) Heratempel in Samos: (5.7); 8ste eeuw
> Lang en smal
> Drie zuilen tussen het dikker wordende einde van de oostelijke muren
> Geen sporen van een deur (was dus open) of mss. toch een deur
> Rij van twaalf zuilen in het centrum van het gebouw om de nokbalken te
ondersteunen; eerst zuilen die de cella (= door muren omsloten deel, waar zich het
beeld vd godheid bevindt) omringden??
> Het cultusbeeld was in het noorden geplaatst
> geen haard, wel een vroeger bestaand altaar
Fenomeen van de 7e eeuw
5) De vroegere tempel van Apollo Daphnephoros, in Eretria op eiland Euboia: (5.8)
> Smal, hoefijzervormig gebouw
> Lage stenen muren beschermden de binnenkant en ondersteunde de verticale
houten palen (posts)
> Bovenbouw bestond uit hout en bedekt met vergankelijk materiaal (kreupelhout,
takken)
Uniek (het behoort tot Apollo, maar er werd gezegd dat zijn vroegste tempel in
Delphi gemaakt was van laurier)
6) Heiligdom van Athena Alea in Tegea: (1.5, p.20)
Twee smalle apsis cultusgebouwen
Een aantal kuilen van palen wijzen op muren van met riet versterkte klei tss. houten palen die
het dak ondersteunden
4.3.2 Wereldlijke architectuur:
De woningen tonen gevarieerde vormen:
> Apsis
> Rechthoekig
> Ovaal
> Vierkant
Meestal plans met één kamer maar ook onregelmatige huizen met ≠ kamers
Simpel gebouwd met materiaal dat niet lang blijft bestaan (ephemeral)
- toename van buitenlandse contacten gedurende de 8ste eeuw opnieuw kolonisatie
> Er zijn kleine steden gevonden met kleine, rechthoekige huizen die samen gegroepeerd
staan, omringd door versterkte muren megaron type: met haard omringd door twee
palen en een deur met twee zuilen
> ook vierkante huizen, met stenen banken wrsch. om op te slapen
Vb.: huizen in Zagora op Andros (5.9,10)
> Hoofdplaats bevindt zich op de top van de heuvel waar men een aantal vierkante
huizen en megaron-huizen heeft gebouwd
> Gebouwd met plaatselijke stenen en met een techniek eigen aan het eiland
- Gelijkaardige vestigingen: Chios; Siphnos, Tenos en Rhodos
- Meer gedetailleerde architectuur: Old Smyrna
4.4 Sculptuur
- geen brede-schaal sculptuur
- vroege cultusbeelden gemaakt van hout (Xoana), later waren dat objecten die men vereerde
- bronzen figuren die goden en aanbidders voorstellen, maar ook dieren (dikwijls paarden)
Werden gemaakt in een gietvorm: hun grootte was gelimiteerd wegens het gewicht
van het metaal
≠ Types:
- primitief lijkende menselijke figuur (5.12):
Opgeheven armen (zoals Myceense voorloper)
- iets meer gesofisticeerd: naakte mannelijke figuren met gepunte helmen, mss. een god of
sterfelijke krijgers (5.13)
- dierlijke figuren: paarden met > dikke nekken
> Lange lichamen
> Relatief dunne poten
In heiligdommen of gebruikt als delen van bronzen drievoetige ketels
- een alternatieve techniek: breed mannelijke figuur van Dreros god Apollo (5.14), samen
met twee kleinere gedrapeerde vrouwelijke figuren, mss. Leto en Artemis
> Een been voor het andere en de armen gescheiden van het lichaam
> Poging om te spieren voor te stellen
> Ronde verschijningsvorm van het lichaam: een dunne bronzen plaat die langs de
binnenkant met een hamer werd beslagen en is vastgenageld aan een houten vorm
Sphyrelaton (hammered) work??
- ivoren vrouwelijke figuren: in een graf (derde kwart van de 8ste eeuw) (5.15)
> Rond hoofddeksel, polos, versierd met een meander
> Gemaakt van buitenlands materiaal en imitatie van een oosters type, toch gemaakt
door een Griek
> Eenvoud, maar ook de natuurlijke welvingen van het vrouwelijk lichaam zijn te
zien verrassend
4.5 Aardewerk
In Athene zie je het best de evolutie van de Geometrische stijl van de schilderingen op
aardewerk, in de 9e eeuw. (Attica bepaalt de maat van de aardewerkproductie)
- de vorm: > langer en slanker
Vb.: de amfoor: strakker naar omhoog toe
> brede bodem
> Ondiepe beker
> Kantharos met hooggeplaatste handvaten
> Een schaal met een hoge rand
- versiering: meer radicale veranderingen
> Versiering op de nek en de handvaten
> Benadrukt de vorm
> Zwarte laag op de hele pot, vormt een licht-donker schema
- Motieven: lineair
> Punten en lijnen vormen hoeken, vierkanten, driehoeken, ruiten, schuine
strepen
> kantelen, zigzags, meanders
4.5.1 Figuren, 800:
Dieren:
- banden met grazende herten en moerasvogels
- paarden
in geometrische vormen samengedrukt
Menselijke figuren:
- in de opvallendste zone, nl. de handvaten
4.5.2 Het gebruik:
Sommige kunstenaars ontwierpen gigantische vazen om te gebruiken als grafteken
Dipylon vaas:
- de belangrijkste decoratieve zone bevindt zich op de hoogte van de handvaten, ze geven
een begrafenisscène weer
1) herkenbare ontwikkeling: (5.19,20)
- vroeg: halsamfoor: donker, grote vlakken, verdunde kleiverf (van de pot zelf)
- middel: wijnkan
- laat: mens doet intrede, monumentaal krater (mengvat water-wijn)
Grafmonument: ‘hier ligt een krijger’
> Silhouetversiering
> Karren, mannen in wapenuitrusting lopen in een stoet: ekfora = uitvaartscène
> figuur- 8 schilden, oorlogskarren ( prestige object, typisch voor Bronstijd +
gebruiken als taxi naar het slagveld) (~Homeros)
> De dode ligt op zijn zijde met erover een lijkwade
> Klaagvrouwen (hoe rijker, hoe meer)
Opvullingen: > hakenkruis
> Horror facui: angst voor de leegte
2) prothesis = opbaringsscène:
> Voor vrouwen
> Buikamfoor
> Veel versiering
> Klaagvrouwen
- In de rouwscènes zie je de menselijke figuren: karakteristieke kenmerken
> Man: driehoekige frontale romp, een stip voor het hoofd, een beetje welvende heupen
en kuiten
> Vrouw: lang haar, borsten, rok
- het dode lichaam wordt op zijn zijde getoond, de kant van het bed is afgebeeld als een
zigzag patroon tss. de twee uiteinden. Boven het lichaam is er een lijkwade of een
gewelf/draagdoek.
- Klaagvrouwen trekken hun haar uit
- Alle ruimte tss. de objecten is gevuld met versieringen
3) Mythologische scènes
- Homerische epen; Trojaanse oorlog
- een man en een vrouw en een oorlogsschip: Paris met ontvoerde Helena op een schip naar
Troje? Of een alledaagse voorstelling? (5.21)
- Vaasschildering met reidans (hand in hand) alledaags tafereel
Geometrische kunst:
Eenvoudige kunst, afhankelijk van de combinatie en de herhalingen van een gelimiteerd
aantal vormen. De introductie van menselijke figuren opende veel nieuwe mogelijkheden.
Het was een lokale kunst met interessante en unieke figurenscènes.
Veranderingen kwamen het eerst in Corinthe.
Uit de les:
Laat-geometrisch: opbaringsscènes funeraire thema’s hebben de overhand gevolg voor
de export: nu een locale markt
Attica (einde 8e eeuw): verlies van leidende marktpositie
Athene: potten met begrafenisritueel
Set van 5 graansilo’s (miniatuur) in Agora (= Atheense marktplaats), voor belastingen rijke
klasse: 500??
Twee belangrijke producenten van aardewerk nemen een plaats in op de internationale
markt kolonisatieperiode:
1) Uboia: krater: oosterse elementen nl. levensboom, herten die ‘bladen’ opeten, hert
wordt gezogen, grazende geiten, reeën topstuk voor elite
2) Korinthe: gele klei (midden 8e eeuw): kleine drinkkommen, olieflesjes (bolle buik),
wijn
Typerend voor die kolonisatieperiode (750-550 vChr.):
Op eiland Isica (therm. Modderbaden) in baai van Napels Grieken stichten er een kolonie: ’54
opgravingen door Giogio Buchtrer
- Kotyle: >drinkkom zonder knik
> Drinkschaal in Korintisch aardewerk vanuit Rhodos
> Licht ‘eierschaal poselein’
> Inscriptie erop: vroeg Grieks: “Ik ben de beker v Nestor waaruit het goed drinken
is en wie ervan drinkt, verlangt naar Aphrodite.”
Parifrase naar Homeros i.v.m. gouden beker van Nestor (zelfs op dat eiland is men
vertrouwd met Hom. Epen en in staat er iets mee te doen.)
> In graf v 10-jarige jongen: begraven met symposiumset volwassen begrafenis (symposium
groep: mensen bij elkaar die drinken, zingen; de jongen was er bij geliefd)
Athene, Attica:
- nieuwe fase aardewerk
- halsamfoor loutrofoor (voor water) lange hoge fles met oren (voor bij huwelijksbaden,
vervoer van water) (in graf van meisjes voor ze getrouwd zijn)
- Analatos-amforen: fabelwezens: gevleugelde griffioen, vrouwenkop, variaties v oosterse
fabelwezens
Proto-Attisch, in Athene:
- Opgeven v rechthoekige geometrische periode
- Ronde vormen, rozetten, spiralen
- Functie nog steeds: grafvazen (ekfora) met dansscène
660 vChr.:
- grafvaas voor een jongetje (opgegraven in Eluisis): Eluis-vaas
> rijk beschilderd
> Rozetten, ronde/afgeronde elementen
> Silhouetstijl: fig. is uitgespaard, dus niet meer frontaal zwart, maar
> Groot; ≠ registers/delen op vaas
4.5.3 Transportamforen: niet te kennen
- handvaten, voetstuk- en lichaamfragmenten van een transport amfoor vindt men het meest
- brede, met twee handvaten om grote hoeveelheden te transporteren (al dan niet vloeibaar)
meestal voor wijn
- stempel: > origine van de wijn
> Garandeerde de hoeveelheid en kwaliteit
> Soms de datum van het maken
- basisvorm: breed, zwellend lichaam, smalle opening, twee verticale handvaten, een gepunt
voetstuk
Ondergaat veranderingen
5. De Oriëntaliserende periode (7e eeuw v.Chr.)
5.1. Periodisering.
8e eeuw v.Chr.: eerste contact met het Oosten
7e eeuw v.Chr. : de contacten worden uitgebreid (handel & soms zelfs persoonlijke contacten.)
kolonisatie van Griekenland zet verder revolutie in de kunst.
Snelle groei van de stadstaten (polis) Benepenheid stijging van bevolking, welvaart,
Concurrentie tussen stadstaten.
industrie en handel
verhoogt bewustzijn van vrije meningsuiting,
achtergrond, religie en traditie.
politieke macht
woog slechts deels op tegen de kolonisatiegolf.
midden 7e eeuw : macht van vele staten in handen van een « tyran » (= Oosters woord)
naar het voorbeeld van Oosterse tirannen - 6e eeuw v.Chr. : de hofhouding van de tirannen dragen bij tot het stimuleren van kunst.
verhoogde levensstandaard
buitenlandse contacten & handel - Atnene nam geen deel aan de kolonisatiegolf. : de stad was reeds eerder in het bezit van veel land.
ontsnapte aan tirannie tot de 6e eeuw v.Chr.
was in staat een machtsovername te voorkomen.
Draco : coderen van traditionele wetten
Solon : hervormt deze wetten in de 5e eeuw.
-
5.2. Kunst.
Een toenemende stroom van goederen uit het Midden Oosten (vrnl. uit Syrië en Phenicië, maar ook uit
binnenlandse regio’s zoals Phrigië (koning Midas)) bereikte Griekenland.
- Wat? : metaalwerk, ivoren snijwerk, verscheidene kleinood en stoffen.
- 7e eeuw: buitenlandse vakmanwerkers worden aangeworven bij het produceren van beroemd
Kretenzische metaalwerk.
- Grieken hebben ook veel gereisd & velen onder hen als huurling. (Zelfs tot in diep Egypte (6e
eeuw)).
- Geometrische kunst Oriëntaliserende kunst.
- nieuwe stijl
- nieuwe motieven uit de natuur
- nieuwe onderwerpen
- nieuwe methode
- Athene geeft haar leidinggevende positie af aan Korinthe en Euboia.
sterke geometrische stijl
- had geen sterke geometrische stijl
- neemt een strategische plaats in: ligt op de
nauwe doorsteek van het noorden naar de
Peloponnessos.
controleert de doorgang, sinds de 6e eeuw:
doilkos = oversleepbaan.
sterke commerciële banden versterken de
nieuwe invloeden.
- laatste kwart 8e eeuw: doorbraak van
Korintisch aardewerk.
- Oosterse invloeden in de beeldhouwkunst: Daedalische stijl.
De Griekse kenmerken van evenwicht, symmetrie en lijn vermengen zich met nieuwe oosterse
motieven en onderwerpen en zo wordt een nieuwe stijl gevormd die z’n hoogtepunt in de Archaïsche
periode van de 6e eeuw beleeft.
5.3. Architectuur
5.3.1. De tempel:
Vorm: langgerekt & smal kort en breed.
7e-6e E: tempels lang en smal.
Verhouding van zuilen aan de voor- en zijzijde = 1:2:1
Er zijn steeds meer dan het dubbele aantal zuilen van de voorkant aan de zijkant.
Vb. 1. Poseidontempel te Isthmia (afb. 6.6)
men heeft resten van brede, stenen tempels onder de latere tempels aangetroffen: deze zijn
vernield door brand in de 5e eeuw.
> Dateert uit de eerste helft van de 7e eeuw.
> Vernieuwingen in de Korinthische bouwkunst: uitvinding van terra cotta dakpannen
betekende voor de
ontwikkeling v/d stenen
tempel een grote vooruitgang.
> Een enorm lang grondplan: 39 m lang en 14 meter breed.
> Een centrale rij met vijf zuilen in de cella en twee in het pronaos.
> Er bevinden zich 7 zuilen op de uiteinden en 18 op de zijkanten.
> De tempel is opgebouwd uit stenen blokken en een dak gelijkaardig aan dat van Korinthe,
maar met een peristeel een een Dorische verhoging die deels houten en stenen elementen
bevat.
> Op de buitenzijden van de cella waren geschilderde platen bevestigd.
Vb.2. Apollotempel te Thermon (afb. 6.7)
> opgebouwd rond 630 v.Chr.
> gelijkaardig grondplan van de vroege tempel te Isthmia: 5:15 zuilen.
> Een zuilenrij in het midden van het gebouw om het dak omhoog te houden.
> Het peristeel was oorspronkelijk van hout, dit is op een later moment vervangen door steen.
> Bovenste delen van de muren: van vergankelijk materiaal: lemen stenen en hout.
gissingen op basis van het ontbreken van stenen overblijfselen & vele beschilderde
aardenwerken metopen die bewaard zijn en reeksen gemodelleerde aardewerken hoofden die
de goot aflijnde.
Vb. 3. Tempel van Hera te Samos (afb. 6.9)
> Na het midden van de 7e eeuw.
> Nog steeds erg lang: 6:18 zuilen.
> Het houten peristyle is later door steen vervangen.
> Verdieping van het oostelijke uiteinde wordt de typische vorm voor grote tempels in
Ionië.
> Het is een Ionische tempel.
> Oosterse voorkeur: het plaatsen van een zuilenwoud in een groot gebouw.
> Grote vooruitgang: het dak steunt op de buitenmuren, en niet meer op de zuilenrij in midden
van het gebouw.
> De tempel was uit steen en hout opgebouwd?
Vb. 4. Heratempel van Olympia (afb. 6.10)
> laatste kwart van de 7e eeuw (gebouwd rond 600)
> verwoest door brand in 394 v.Chr.
> één van de laatste grote tempels die uit grote delen van vergankelijk materiaal bestond.
> deze tempel bood oorspronkelijk ook Zeus onderdak.
> de houten zuilen zijn één na één vervangen door stenen zuilen, met als gevolg dat ze uit
allemaal verschillende periodes stammen. Pausanias (Romeins geschiedschrijver van de 2e E
n.Chr.) vermeld dat de tempel nog één houten zuil telde.
> een dubbele rij van zuilen binnenin laat een ongehinderde doorkijk mogelijk. (voor het eerst
te Tegea).
> de naos is in verschillende nissen onderverdeeld door muurtjes die de zijwanden met de
zuilen verbinden.
5e E: een vaste verhouding in het aantal zuilen.
Verhouding van het aantal zuilen aan de zijkant = 2 keer het aantal zuilen aan de
voorzijde + 1.
Late 5e – 4e E: de verhouding draait om: men vindt twee maal minder het aantal zuilen van de
voorzijde op de zijkanten.
Ontwikkeling
Geometrische periode: - rechthoekige vorm
- onderdelen (6.1):
cella of naos = centrale gedeelte waar het cultusbeeld zich bevond.
peristyle = zuilengang rond de rechthoekige structuur.
pronaos = voorportaal, bevat twee zuilen in antes.( =tussen twee
zuilbanden < Lat. antae, enk. anta)
opisthodomos = achterportaal
Stylobata = niveau waarop de zuilen zich bevinden.
Pteroma = onderbouw.
Voor- en achterportaal zijn gevormd met dezelfde omvang als de cellawanden (antae, enk. anta).
Deze portalen waren reeds in de 8e eeuwse gebouwen een gewoonte.
- verhouding van de zuilen: zes tot dertien.
5e eeuw: de standaardvorm is bereikt en wordt voortdurend toegepast met een oneindig aantal variaties
(qua proporties, plaatsing, gebruik van versierende elementen, …) eraan.
5.3.2. De Stijlen (Zuilen)
7e eeuw: ontwikkeling van de twee grote stijlen uit de Griekse architectuur: de Dorische en de Ionische
stijl. De oorsprong van de stijlen is bediscussieerd.
Dorische Stijl (6.2):
- Ontwikkelt zich in het Griekse binnenland, in Dorische streken en waarschijnlijk ook Korinthisch
gebied.
- Op het einde van de 7e eeuw bereikt het grondplan de proporties zoals die standaard worden in de
5e eeuw.
- Eenvoudiger dan de Ionische stijl.
- Deze stijl heeft zich wat eerder ontwikkelt dan de Ionische.
- Onderdelen:
De stoere Dorische zuilen tellen 20 groeven of cannelures die elkaar scherp raken.
Ze hebben geen voetstuk, de zuil rust onmiddellijk op het stylobaat.
Het kapiteel bestaat uit een uitzettend deel: de echinus (als het ware een kussentje voor de
abacus); en daarboven een niet versierde deksteen: de abacus.
Boven de zuil bevindt zich de architraafbalk, of het episteel, deze bestaat uit een lijn stenen
die van het midden van de ene zuil naar de andere reiken.
Deze blokken zijn effen op uitzondering van een strook (molding?) bovenaan. Deze is in
intervallen versierd met oprijzende tussenschotten (regulae), vanwaaruit rondvormige
vooruitspringende delen, gutae genoemd, naar onderen uitsteken.
Boven de architraafbalk treffen we de friesstrook aan met afwisselend gegroefde platen,
trigliefen en metopen (= vaste stukken met eventueel schilderingen of beeldhouwwerk.)
Men geeft met de metopen een weergaven van balken
men wil vasthouden aan het proces van petrificatie.
1. De trigliefen waren vroeger planken beveiligd
met houten pinnen (gutae) die het dak
beschermden tegen water en de open plaatsen
tussen hen omvatte effen platen (metopen).
2. de triglief-metoop fries is een decoratieve
versiering zonder een structurele functie.
Boven de fries komt een horizontale band (geison) waarvan het onderste gedeelte versierd is
met platen (mutules) die guttae dragen. Deze zijn geplaats boven elke triglief en elke metoop.
Daarboven herrijst het pediment (een open driehoekige ruimte, vaak met sculpturen
opgevuld), en dit aan beide zijden.
Het dak is veelal versierd met architecturale kunstgrepen.
- Nadeel van de Dorische stijl: het triglief-metoopprobleem
De moeilijkheid om een triglief over elk precieze midden van elke zuil, en over elk precieze
midden van de ruimte tussen elke zuil te plaatsen. Dit schema laat een lege plaat over aan elke
hoek van het gebouw.
De Griekse architecten worstelden met dit probleem door de hoekzuil te verplaatsen of de
elementen van de fries aan te passen, maar er werd nooit een oplossing gevonden.
- De Dorische stijl wordt verdergezet in Korinthe.
Vb. Temple of Poseidon at Isthmia (Korinthe) (afb. 6.6)
Ionische Stijl:
- Ontstond waarschijnlijk in het Oosten (Griekse kolonies op Klein-Azië), de eerste voorbeelden
zijn in Ionië te vinden.
- Deze zuil is lichter en slanker dan de Dorische zuil, bovendien is ze meer versierd.
- De decoratieve Ionische zuil heeft wel een voetstuk.
- De zuil telt 24 cannelures die door smalle banden van elkaar gescheiden zijn.
- Het kapiteel bestaat uit krullen of voluten. = sierlijker dan zuilkussen.
Het Ionische kapiteel stamt af van het Eolische kapiteel (Eolië ligt aan het Phoenisische
kustgebied). Dit verspreidde zich in het westen, en met name in Ionië (westkust van Turkije) is
men ermee in aanraking gekomen.
- Onder hen krijg je een versierde ruimte, erboven treffen we een smalle abacus aan.
- Het episteel is over het algemeen gekerfd met drie onversierde vooruitstekende banden.
- Het fries is volledig versierd met een rij op tanden lijkende uitsteeksels.
Vb. Heratempel te Samos
Onderscheid tussen Attisch en Aziatisch Ionisch
Attisch Ionisch basis: bol – hol & bol gedeelte (thorus, throhylus & thorus)
Vlakke plaat in de architraafbouw
Aziatisch Ionisch verdubbeling van de basis: bol, hol, bol, hol, bol & hol gedeelte.
In de architraaf krijg je verschillende fasciae (= onderverdeling die in het
reliëf is weergegeven.)
5.3.3. Beschildering van de zuilen
Er werd verf gebruik voor details boven de zuilen van de Griekse tempels aan te brengen, of als een
achtergrond voor beeldhouwwerk.
voor metopen, friezen en pedimenten, ook voor mutules, trigliefen, regulae en veel andere
versieringen: over het algemeen effen rood of blauw .
Functie:
- het laten uitkomen van sculpturen.
- opvallend effect van de verandering van deze twee kleuren tegenover het
felle wit van het gebouw in het mediterrane zonlicht.
Vb. Temple of Poseidon at Isthmia (Korinthe)
5.3.4. Aardewerken versieringen
Deze zijn door de eeuw ontwikkeld.
Vb. Temple of Apollo te Thermon, in het noordwesten van Griekenland.
5.3.5. Seculiere architectuur
-
-
Er is weinig verschil tussen private huizen gedurende de Oriëntaliserende periode en die van de 8e
eeuw.
het uitgebreide gebruik van vergankelijk materiaal zorgt ervoor dat er weinig bewaard is
gebleven van de niet-religieuze bouwkunst.
Stoa = bestaat uit een muur van waaruit een dak schuin afloopt naar een lijn van zuilen tegenover
die muur.
Eerst: een open ruimte met houten palen op een stenen basis die een houten afdak dragen.
Het 7e eeuwse heiligdom van Hera te Samos bevat één van de oudste voorbeelden van een stoa.
de stoas worden geslotener, met achterliggende kamers en winkels, die dienst doen als beschutting
en commerciële centra.
5.4.Sculptuur
- 7e eeuw:
De eerste redelijk grote stenen beelden verschijnen.
Er zijn talrijke aardenwerken beelden overgeleverd.
DAEDALISCHE STIJL
- De oosterse prototypen waarvan de beelden stammen zijn te herkennen.
- De stijl is genoemd naar de legendarische Kretenzische kunstenaar Daedalus.
- De stijl verspreidt zich over het binnenland, Kreta en de Cycladische eilanden.
- De stijl was niet populair in Attica: heeft het minst veel invloeden van vreemde stijlen gekend
zoals de andere gebieden die hebben gekend.
-
Materialen: terracotta, klei, houtwerk, ivoor, brons.
Daarvoor gebruikte men de verloren was
techniek en de techniek van het Sphyrelaton
(= hamerbewerkt brons over een houten kern)
Bv. Cultusbeelden in haardheiligdom te Kreta.
wespentaille
kleiner dan levensgroot
Poplos (= recht hoedje) i.p.v. etagepruik.
Gevonden op het bankje ( = heraton) voor
de offergaven.
- Kenmerken:
Er worden voornamelijk gedrapeerde vrouwen en jongeren afgebeeld.
Ze dragen vaak een brede riem.
De spieren zijn schematisch weergegeven.
De figuren zijn frontaal weergegeven.
Het zijn kleinere figuren.
De lichamen zijn op een vlakke wijze afgebeeld.
De afbeeldingen hebben een plat hoofd met een groot voorhoofd.
Grote ogen.
Een driehoekig gezicht.
Pruikvormig kapsel (het haar is in strengen weergegeven).
- Toch merken we een evolutie op t.o.v. de geometrische periode:
De karakteristieke hoekigheid van het menselijke lichaam neemt af.
Een rondere benadering van figuren.
Vb. Mantiklos Apollo (afb.6.12)
- Rond 700 v.chr., Boston
- heeft ingelegde ogen
- er staat een inscriptie op het beeld: “Mantiklos heeft mij gewijd aan Apollo (…)”
- geometrische starheid en driehoekige borstkas, maar ronder en lichamelijkere
schouders, borstkas,dijen en achterste.
- Kenmerken: driehoekig gezicht, grote ogen, rechte haarstrengen en fijne taille.
Vb. Auxerre beeldje (afb. 6.13)
- eens in Auxerre, nu in het Louvre
- klein beeldje (65 cm groot)
- één van de eerste staande figuren
- dateert uit het midden van de 7e eeuw
- kenmerken: plat lichaam, lang driehoekig gezicht, grote ogen en pruikachtig haar.
- Ze draagt een eenvoudig, recht kledingsstuk afgewerkt met een omslagdoek en
verlevendigd door ingekerfde versieringen op de rok die bovendien geschilderd
was.
- Ze houdt haar rechterhand op haar borst terwijl haar linkerhand stijf langs haar
zijde hangt.
- Haar lichaamsvormen zij onder haar kledij door weergegeven.
- De brede riem benadrukt de onderverdeling in een onder- en een bovenlichaam.
- Het beeldje vertoont gelijkenissen met Assyrische beeldhouwwerken.
- Laatste kwart van de 7e eeuw: de Daedalische stijl verwatert, de scherpe hoeken en verdelingen
worden
ronder.
Vb. De Myceense Metope (afb.6.14)
- 640 – 620 v.Chr.
- klein deel van een sculptuur (40,6 cm)
- het stelt het hoofd van een vrouw voor, gehuld in een recht kledingsstuk.
- De kenmerken van de stijl zijn minder uitgesproken: het gezicht wordt voller en
ronder voorgesteld, het is een minder driehoekig gezicht.
Vb. Metopen in terracotta op de Apollotempel van Thermon (afb. 6.8)
- Voorstelling van een drama
- Foute reconstructie in Biers: het is een symmaplaat voor langs het pediment.
- Eind van de 7e eeuw: de Daedalische stijl verdwijnt.
Onder invloed van de Egyptische kunst duiken er grotere, vrijpostigere en
monumentalere figuren op.
5.5.Aardewerk
5.5.1.Korinthe
De oosterse motieven verschijnen voor het eerst op beschilderd aardewerk in de grote handelsstad
Korinthe. Deze stad had maar een bescheiden geometrische kunst gekend, die voornamelijk decoratief
van aard was. De geometrische stijl verdween dan ook snel toen op het eind van de 8e eeuw nieuwe
figuren verschenen.
Er ontstonden ook nieuwe aardenwerken modellen:
- skyphos: drinkbeker
- aryballos: een klein rond vat met een smalle hals bestemd voor parfum en kostbare
olieën, het is een typisch Korinthisch product.
Functie: alledaags gebruik.
Afbeelding van fabelwezens.
Nieuwe motieven: planten, (knoop)rosetten.
Nieuwe schildertechnieken:
(a) De omtrektechniek: de omtrek van gezichten en figuren worden geschilderd, details worden door
zwarte, rode of witte lijnen aangebracht binnenin deze omtrekken.
De ruimte binnen de omtrek is soms in de natuurlijke kleur van de vaas gelaten.
Het lichaam van een vrouw wordt wit gemaakt, dat van een man wit of bruin.
De omtrektechniek ontstond in de Oost-Griekse schilderkunst, maar snel verworpen in Korinthe.
(b) De zwart-figurige techniek:
Ontstaat in Attische schilderkunst (in Korinthe), en vind een eerdere toepassing in het binnenland.
Men brengt het silhouet in kleipasta aan, deze wordt in de branding zwart, de detaillering binnenin
de figuur wordt erin gekrast waardoor de lichtgele okere klei weer bloot komt te liggen.
Soms dringen de omtrekken door een diepe inkerving in de pot de licht gekleurde klei binnen.
Er wordt soms kleur (rood, wit en paars) toegevoegd aan de figuren. Dit in tegenstelling tot de
Geometrische schilderkunst die hoofdzakelijk monochroom was.
Men is in staat op een kleiner oppervlak te gaan werken, men kan ook veel gedetailleerder gaan
werken.
de levendige kleuren, de nauwkeurigheid van de inkerving en de nieuwe, uitbundige onderwerpen
De Korinthiërs slagen erin het fijnst beschilderde aardewerk van hun tijd te maken.
rondere vormen, de figuren zijn overtuigender uitgevuld.
Vb. Kothule van het eiland Iskia
Kothule = drinkschaal zonder afgezette bodem uit het midden van de 8e eeuw
Eierschaalporselein.
Inscriptie van een parafrase van een passage uit de Illias in Homerische
hexameter: “Ik ben de beker van Nestor uit wie het goed drinken is, wie uit mij
drinkt krijgt zin in meer”.
In de kolonisatiegebieden was men vertrouwd met de Homerische epiek.
gevonden in het graf van een 10-jarig jongetje
Vb. ‘The Chigi Vase’ (afb. 6.16)
Uit het midden van de 7e eeuw
Het is een wijnkan
Zwartfigurig
In combinatie met veel polychromie
vrij klein met miniaturistische afbeeldingen
levendige scènes: vechtende soldaten, jagers, …
Het is een meesterstuk, gevonden in een zeer rijkelijk Etruskisch graf marktverruiming.
Vb. ‘The Macmillan aryballos’ (pg. 95 platendeel, 7)
ongebruikelijk leeuwenhoofd aryballos
slechts 6,8 cm hoog: zeer klein!
Gebruik van veel kleur= een zeldzame gebeurtenis, en zal een tijd opnieuw
verdwijnen.
Na het midden van de 7e eeuw: dierenstijl: het is een ongeïnspireerde stijl waarbij rijen van dieren
rond de vaas in processie lopen.
Vb. ‘Olpe in animal style’ (afb. 6.17)
- Er wordt een Korinthisch schaap afgebeeld.
- Het is een vroeg voorbeeld van de dierenstijl: dieren worden hier nog strak,
levendig en nauwkeurig geschilderd.
Van hier af aan, ondanks enkele goede schilderingen die nog steeds geproduceerd worden,
evolueert de dierenstijl in het algemeen in slechte zin tot een eindeloze herhaling van vaste
types.
Midden van de 6e eeuw: de Attische goederen hebben deze van Korinthe op de internationale markt
verdrongen.
5.5.2.Attica
Attica kent een sterke lokale traditie van aardewerk, en ondervindt minder direct invloeden van het
oosten dan bv. Korinthe.
Ze hebben deze invloeden dan ook nooit algemeen overgenomen.
De vaasschilderkunst van deze periode in Attica wordt Proto- Attisch genoemd.
De 7e eeuw betekende in Attica een experimenteerperiode. Er duikt al vlug inkerving op, maar
omtrekschildering wordt ook gebruikt. We krijgen deze twee technieken vaak tegelijk op een vaas.
De Attische traditie was monumentaal en produceerde grote voorwerpen, die op het eerste gezicht
onafgewerkt lijken, maar steeds levendig en interessant zijn.
In het begin van het proto-Attisch treffen we vooral mythische scènes aan.
allerlei variatie van Oosterse fabelwezens (bv. gevleugelde griffioenen).
Fabelwezens:
Kenmerken:
- opgeven van rechthoekige geometrische elementen;
- kabelvlechtbanden;
- rosetten;
- rondere vormen, spriraalhaken.
totaal andere beeldtaal.
Zelfde functie als in de geometrische periode = grafvazen.
Functie:
Vb. Amphora van de Analatosschilder (afb. 6.18)
- De Analatosschilder is één van de eerste Atheense schilder waarvan we zijn stijl kunnen
identificeren.
- Zijn echte naam is niet geweten, hij wordt genoemd naar de plaats waar één van zijn potten
is gevonden.
- De slankheid en uitgerokkenheid van deze amfoor toont een algemene evolutie van de
amforen aan gedurende de 7e eeuw.
- Er worden geometrische vormen (krater en oinochoe variaties) achterwege gelaten bij het
begin van de 7e eeuw, enkele worden toegevoegd (skyphos).
- De opvulling van de handvaten van deze amphora is iets typisch uit die periode.
- Het strikt geometrische schema wordt doorbroken en er verschijnen oosterse kenmerken.
-
-
Afbeeldingen:
Bovenste zone (de nek): sphinxen, in omtrektechniek.
Op de schouder: een dansscène eveneens in omtrektechniek.
Op de buik = de belangrijkste zone: een wagenoptocht
is een typisch geometrische thematiek.
De paarden zijn in silhouettstijl geschilderd,
de mannen zijn in omtrekstijl en in
silhouettstijl weergegeven.
Men gaat experimenteren met de
schilderkunst.
Bovendien zijn de figuren lichamelijker en
minder stilistisch weergegeven dan in de
geometrische periode.
Horror facui: alle lege ruimte tussen de figuratieve afbeelding zijn volgestouwd met
opvullende versieringen = een geometrisch kenmerk!
golvende lijnen, maar nu en dan sluipt er een gestyleerde plant in.
Bijkomende zones bevatten spiraalhaken, rosetten, spiralen, bladeren, …
vreemd aan de geometrische stijl.
Vb. De amfoor uit Eleusis (afg. 6.19)
- Kenmerkt de experimenteerperiode van het proto-Attisch.
- Er staan maar op één kant figuren afgebeeld, de achterzijde is versierd met plantenmotieven.
- Deze vaas was als een grafkist voor een kind bedoeld.
- Afbeeldingen:
Op de nek: Afbeelding van de cycloop Polyphemos die van zijn gezichtsvermogen wordt
beroofd door Odysseus (Deze voert hem eerst dronken ~cfr. de afbeelding van een
drinkbeker, met een grote paal die in het vuur ligt steken ze zijn enige oog uit.)
De figuren zijn voornamelijk in silhouet geschilderd. Het gezicht van de cycloop en van
de Grieken en het lichaam van Odysseus zijn opengewerkt. (Het lichaam is niet alleen
uitgespaard, maar ook extra wet gemaakt. Dit in tegenstelling tot volledig zwarte
lichamen).
= een directe weergaven van een verhaal die we uit de Oddysee kennen.
Op de schouder: een dierengevecht. Het hoofd van de leeuw is in omtreksstijl (=
uitgespaard).
Op de buik: De Gorgonen worden afgebeeld (o.a. Medousa): Perseus onthoofd Medousa,
je ziet hem op de achtergrond er vandoor gaan (cfr. vleugeltjes).De zusters van
Medousa die hem proberen te achtervolgen worden door Athena tegengehouden.
= een mythologische voorstelling.
Rijkelijk beschilderd: rozetten, liefde voor (afge)ronde elementen, soms plantenmotieven,
…
Verschil met de Oriëntaliserende periode te Korinthe: het zijn enorme figuren, de
mythologische scènes worden op een krachtige manier weergegeven.
De Proto-Attische stijl ondervind snel een sterke invloed uit Korinthe die ervoor zorgen dat de wilde
uitspattingen van de 7e eeuw soberder worden. Ze blijven echter levendig.
De Zwart-figurige stijl die zo onstaat contrasteerd sterk met de herhalende Korinthische concurrentie.
5.5.3 Transportamforen
Er is slechts een subtiele verandering van vorm van transportamforen uit de 7e eeuw, met die van de 8e
eeuw te merken. Het proces van verfijning en versmalling is nog nauwelijks begonnen en zal pas
duidelijk te zien zijn in opvolgende eeuwen.
5.6.Terracotta figuren
5.7.Metaalwerk
5.8.Lampen
6. De Archaïsche Periode (6e Eeuw)
6.1. Periodisering.
- We zijn het best geïnformeerd over de stad Athene gedurende die periode:
> Begin 6e E: Solon
Politieke hervormingen
(594 : Solon wetgever te Athene)
Basis voor de Atheense democratie
Raad van 400 verkozenen van de 4 stammen (« tribes »): voorbereiden van
de
wetgeving.
Volksbijeenkomst : waaraan alle burgers kunnen deelnemen.
Alle klassen zijn verkiesbaar.
Zijn hervormingen zijn niet volkomen duidelijk voor ons.
Hij wou de regering doen uitbreiden tot de laagste klassen & de privileges
van de hoogste klassen bewaren.
> Midden 6e E:
Tirannie van Peisistratos.
(560-528 : Peisistratos tyran te Athene)
De Peisistratide tirannie wordt door zijn zonen Hippias en Hipparchos
verdergezet.
(528-510 : Hippias tyran te Athene).
- het hof van de tiran stimuleerde het artistieke leven.
- 514 : moord op Peisistratide Hipparchos in Athene
- 510 : val van de Peisistratide Hippias in Athene (verdreven door
verbannen edelen en hulp van Sparta).
Politieke hervormingen van Kleisthenes in Athene. (508/7)
Vestiging van 10 nieuwe stammen : bestaande uit een gelijk aantal
inwoners van de drie geografische delen van Attica : de stad, de kust
en het binnenland.
Raad van 500 jaarlijks door lot verkozenen uit elk van de 10
stammen.
Permanent bestuur van 50 : door het lot uit elke stam gekozen,
staan in voor het dagelijkse bestuur van de stad.
Praktijk van verbanning.
Perziche Rijk:
breidt uit naar het oosten.
Laatste kwart van de 6e E : inname van de Griekse stadstaten op
Klein-Azië & expedities naar Tracië en Noord-Griekenland.
499: opstand van de Grieken van Klein-Azië, met steun van
Griekste stadstaten Eretreia en Athene. Perzië slaat de opstand terug.
490 : vergeldingsactie van de Perzen
- Eretreia: wordt verwoest.
- Slag van Marathon: de Perzen worden teruggedreven door
de Atheners en hun bondgenoten.
Bevestigde het prestige van de democratie.
481-479: Derde Perzische Oorlog (onder Xerxes)
- 480: Slag bij Thermopylai (Leonidas): Perzen overwinnen de
Spartanen.
> Eind 6e E: Kleisthenes
- Vervolgens vallen de Perzen Athene binnen, onder invloed
van de Atheense staatsman Themistokles verlaat de
meerderheid van de Atheners de stad.
Athene wordt ingenomen, de Acropolis verwoest, de
verdedigers geslacht & de gebouwen uitgebrand.
- 480: Slag bij Salamis (Themistokles): zeeslag waarbij de
Grieken overwonnen.
- 479: Slag bij Plataiai: nederlaag van de Perzen.
De Perzen worden uit Griekenland verjaagd.
- Heropbouw van Athene.
- Einde van de Archaïsche periode.
6.2. Kunst.
6.2.1. Algemeen.
In een verbazend korte tijd is er een « nationale » kunst gesmeed uit de stijlperiode van daarvoor.
Combinatie van de Geometrische stijl en oosterse invloeden uit de 7e eeuw : unieke stijl in de 6e E.
De 6e E = een periode van experimenteren op vlak van vorm en stijl.
Artistieke en architecturale ontwikkelingen : pogingen om problemen op te lossen. (vb. het
weergeven van het menselijke lichaam in steen).
Streven naar een meer realistische weergaven van zaken.
Eind van de Archaïsche periode = moeilijk te bepalen op artistieke basis.
Archaïsche kenmerken blijven in de 5e E verder bestaan in de sculptuur en schilderkunst.
De nieuwe stijl, de strenge stijl, begint zich ergens in de Perzische oorlogen te manifesteren.
480 v.Chr. = de afgesproken datum waarop de Archaïsche periode eindigt.
6.2.1. Periodisering.
I.
Vroeg-Archaïsche periode = Daedalische stijl in de Oriëntaliserende periode: 700 - 630
II.
Middel-Archaïsche periode:
630 - 550
III.
Laat-Archaïsche periode:
550 - 480 v.Chr.
6.3. Architectuur.
Er valt een behoorlijk snelle vooruitgang te merken in de 6e eeuw in de ontwikkeling van het
grondplan van de tempel en van de opbouw ervan.
De stijgende welvaart van de stadstaten maakte het mogelijk kostelijker en premanentere
bouwmaterialen te gebruiken.
6.3.1. Tempels in het binnenland: Dorische stijl
Vb. Artemistempel van Korfoe (afb. 7.1)
• Dit is de eerste grote, volledig (natuur)stenen tempel.
• Er is slechts weinig van deze tempel bewaard.
• Archetectonische elementen:
(a) 7 zware zuilen aan de voor- en achterkant & 17 aan beide zijkanten.
Zwaarbeladen
indruk.
(b) 2 rijen van 10 zuilen in de lange en smalle cella.
(c) Pronaos en opisthodomos hebben 2 zuilen in antis.
(d) 2e rij van zuilen tussen de cellamuur en de zuilengallerij (« the colonade ») pseudotweeledig plan
• Sulpturale elementen :
(a) De tempel van Artemis is ook gekend als de Gorgonentempel, door de centrale figuur op het
west-pediment.
•
(b) Beide pedimenten zouden dezelfde scène hebben uitgebeeld, het oostpediment is echter
fragmentarisch bewaard in tegenstelling tot het westpediment dat nagenoeg volledig bewaard
is.
(c) We kunnen de tempel a.d.h.v. de stijl van de sculptuur dateren rond 580: het gaat over een
vroege poging tot het opvullen van het driehoekig gevelvlak.
Inhoudelijke elementen :
(a) Het westpediment stelt de strijd tussen de goden en giganten voor.
(b) Medusa staat groots afgebeeld (2m80), dit sculptuur dateert van rond 580 v.Chr.
(c) Zeus staat afgebeeld met bliksemschicht en hij doodt zijn vader Kronos.
(d) Langs beide kanten van Medousa staan er panters.
(e) Pegasos (gevleugeld paard) en Grisaur (mens), die uit haar bloed zijn ontstaan toen ze
onthoofd werd staan vlak naast haar afgebeeld.
Synoptisch plaatje: De personages worden afgebeeld op de wijze waarop ze hun
belangrijkste functie vervullen. Deze manier van afbeelden treffen we bij ongeveer alle
mythologische taferelen aan.
(f)·Kenmerken:
- giganten: knoopjeshaar, archaïsche glimlach, bolle ogen.
- een hoekige afbeelding van de personages: de benen worden a-profiel
weergegeven, vervolgens krijg je een forse draai in het bovenlichaam
waardoor je dit deel frontaal krijgt te zien. Het gezicht wordt voor driekwart
in porfiel weergegeven, en je krijgt een aphas-oog.
Vb. Apollotempel te Korinthe (afb. 7.2)
• Deze tempel is de verplaatsing van de 7e eeuwse tempel te Korinthe door een nieuw gebouw.
• De tempel is opgebouwd tussen 560 en 540 v. Chr.
• Het gebouw is bijna volledig verwoest.
• Archetectonische elementen:
(afb. 7.3)
(a) 6 zuilen aan de voor-en achterzijde & 15 aan beide zijkanten.
(b) De zuilen zijn minder kort en dik dan deze van de Gorgonentempel te Korfoe.
(c) De abaci (mv. van abacus) van de zuilen zwellen minder en zijn vertikaler qua omtrek dan
deze van de Gorgonentempel.
(d) De zuilen, waarvan er nog 7 staan, zijn monolieten (= gehouwen uit 1 blok steen i.p.v. boven
elkaar gestapelde zuiltrommels.)
(e) Uit de de funderingen valt de aanwezigheid van de ondertussen gebruikelijke pronaos en
opisthodomos met twee zuilen in antis af te leiden.
(f) Het gebouw heeft een ingekorte cella met 2 rijen van 4 zuilen elk in.
(g) Achter de cella is er een andere kamer gelegen met erin 4 zuilen die het dak omhooghouden.
De klaarblijkelijke aanwezigheid van 2 cella’s is nooit bevredigend verklaard.
De tempels van de orakelgod Apollo vertonen vaak een dergelijk eigenaardig grondplan.
(h) Er zijn architecturale verfijningen in de tempel aanwezig: optische trucjes
Aanwijzing van een lichte, maar meenbare convexe curve in de zuilen: enthasis.
Aanwijzing van een horizontale curvatuur van het stylobaat en van de zuilen naar de
kapitelen toe.
Aanwijzing van een lichte helling naar binnen toe van de hoekzuil.
Deze geraffineerde ingrepen worden algemeen in de 5e eeuw en zijn met grote precisie in
het Parthenon uitgevoerd.
Deze ingrepen zijn ondernomen om de optische illusie van rechte hoeken en lijnen te
creëren.
Vb. Tempel van Aphaia te Aigina
• Op het einde van de Archaïsche periode wordt de Dorische regel (« canon ») in deze tempel
toegepast.
• De pedimentsculpturen van de tempel van Apharia zijn bewaard.
• Is opgebouwd uit kalksteen en origineel gestukadoord (= gewit).
• De tempel was aan een lokale godheid gewijd.
•
•
De tempel is eerder klein.
Archetectonische elementen : (afb. 7.4)
(a) De zuilen zijn slanker en de entablatuur of architraafbalk ligt hoger.
lichtheid zoals die nog niet in eerdere tempels gezien is.
(b) 6 zuilen aan de voor- en achterzijde van de tempel en maar 12 aan de zijkanten.
geeft een dicht bijeengeplaatste, gedrongen indruk in contrast met de lichtheid van de
verhoging.
(c) De binnenruimte heeft boven op elkaar geplaatste rijen van Dorische zuilen aan elke kant.
twee-verdiepings collonade.
is na de eerste constructie omgebouwd om een vloer of een wandelpad te ondersteunen tussen
de zuilen en de muren van de cella op het niveau van het episteel.
van dit moment af wordt de twee-verdiepings collonade een deel van de Dorische regel.
(d) Een ongewoon kenmerk is de deur die op een later tijdstip in de opisthodomos is geplaatst en
af-gesloten was met tralies aan de buitenzijde, en zo een kleine bijkomstige kamer achter de
cella vormde.
stond in verband met de cultus.
6.3.2. Tempels in Oost-Griekenland : Ionische stijl
In Oost-Griekenland (kolonies op Klein-Azië) werden in de 6e eeuw gigantische tempels opgericht.
De tempels van Samos en Ephese waren beroemd. De decoratieve kwaliteit van de Ionische stijl is in
deze tempels toegepast.
De invloed vanuit het oosten is te zien in de gecompliceerde grondplannen met dubbele en soms
driedubbele rijen zuilen.
Effect van een dicht woud van steunberen.
Vb. Heraheiligdom te Samos (afb. 5.6 7.5)
- Het heraion breidt uit met de toevoeging van nieuwe gebouwen en een monumentale toeganspoort
(propyleia).
- Tegelijkertijd, rond 570 v. Chr. begonnen de locale architecten Rhoikos en Theodoros met de bouw
van een grote nieuwe tempel.
- Het gebouw was één van de grootste van de Archaïsche periode.
- Archetectonische elementen : (afb. 7.5)
(a) 21 zuilen aan de zijkanten & 8 aan de voor- en 10 zuilen aan de achterkant van de tempel.
Deze zuilen zijn 2 rijen gerankschikt (= dipteral columniation).
(b) Het gebouw heeft een diepe pronaos en een lange cella met daarin 2 rijen zuilen.
Hetzelfde grondplan is uitgewerkt in een nog langer meer versierd gebouw door de tyran Polykrates
(538-522) opgebouwd: - 24 zuilen aan weerszijden, met 8 zuilen vooraan en 9 achteraan.
- er is aan voorgebouwd tot in de 3e eeuw, maar het is nooit voltooid geraakt.
Vb. Tempel van Artemis te Ephese (afb. 7.6)
• Nog beroemder en nog langer dan het Heraion te Samos.
• Ca. 550 v.Chr.
• De tempel is platgebrand in 356 v. Chr.
Traditioneel op het moment van de geboorte van Alexander de Grote.
• De tempel is met hetzelfde grondplan herbouwd.
• De Artemistempel is als één van de wonderen van de klassieke wereld beschouwd gedurende de
Helllenistische en latere perioden.
• Archetectonische elementen:
(a) Bepaalde zuilen van dit groot gebouw zijn opgericht ten koste van koning Kroisos van Lydië.
Enkelen daarvan dragen sculpturale versieringen op hun onderste zuiltrommel, dit naar het
voorbeeld van de oosterse praktijk van het plaatsen van sculpturen op ooghoogte.
(b) 8 zuilen aan de voor- en 9 aan de achterzijde van de tempel.
(c) 22 zuilen aan de zijkanten.
6.3.3. Tempels in West-Griekenland: variaties op de Dorische stijl
De 6e eeuw was ook voor de westerse Griekse kolonies een periode met geweldig veel activiteit.
Er zijn heel wat tempels uit Zuid-Italië en Sicilië gekend, waarvan er sommigen zeer goed bewaard
zijn gebleven.
De westerse architectuur volgde de architectuur van het Griekse binnenland maar door de
afgescheidenheid met de voornaamste stroming van de architecturale traditie, was de westerse
architectuur vrij om te experimenteren. We treffen soms verbazende en unieke variaties aan op de
Dorische stijl.
Deze gebouwen zijn moeilijk te dateren.
Vb. Eerste tempel van Hera te Paestum (Z-Italië)
(afb. 7.8)
6.3.4. Seculiere architectuur
De snel ontwikkelende stadstaten hadden een groeiende nood aan allerlei typen van gebouwen:
- De uitbreidende heiligdommen
- Oprichting van schathuizen om de offergeschenken te bewaren
Gebouwd in de vorm van tempels, de gebouwen zelf waren opgevat als
geschenk aan de god.
We hebben een reeks van deze gebouwen bewaard: (afb. 7.9)
Vb. Siphnisch schathuis te Delphi (Siphnis = een Cycladisch eiland)
- over het Siphnisch schathuis hebben we een bron : Herodotos
- Doordat we weten wanneer Polycrates geregeerd heeft en wanneer
er een oorlog heeft plaatsgevonden, zijn we in staat het schathuis
van de Siphniërs precies te dateren: 530-525
- = een absolute datering, a.d.h.v. de typologie van het sculptuur-werk
kun je andere kunstuitingen gaan dateren.
- Zo verwijzen meerdere stilistische zaken in de sculpturen van het
Siphnische schathuis naar de ontwikkeling in de vaasschilderkunst
(van zwart- naar roodfigurig aardewerk).
- Het is ook a.d.h.v. dit schathuis dat kort, krullend haar, en een nieuw
soort gewaad: de Chiton, hun intrede zien doen.
Er is slechts een klein aantal van utilitaire bouwwerken uit de 6e eeuw ons overgebleven, de
voortdurende herbouw en verplaatseng van seculiere gebouwen speelt daarbij een grote rol.
Een uitzondering daarop vormt de Agora (=marktplein) van Athene. (afb. 7.9)
- Is door de Amerikaanse school van oudheidkunde opgegraven.
- De agora was een open plek in het centrum van de stad of in de
buurt van de haven. Het was een ontmoetingsplaats voor burgers.
Het was omringd door openbare gebouwen, tempels, winkels en
werkplaatsen van handwerkslieden. administratieve centrum
van de stad.
- De agora van Athene ligt aan de voet van een lage heuvel : de
Kolonos Agoraios (waar in de 5e eeuw de tempel van Hephaistos
komt.)
- Van noord naar zuid ligt:
Prytanikon : bestuurkamers (committe chambers)
Bouleuterion : wetwoning (council house)
Kleine tempels & relikwieënkastjes (shrines).
Begin 5e E : Heliaia = gerechtshof.
- Het noorden was afgesloten door de kleine Koninklijke Stoa, de
waar de zetel van één van de belangrijkste magistraten, de « king
archon » gevestigd was.
(afb. 7.11)
Een zeer eenvoudig gebouw: effen banken binnen en 2
steunende zuilen.
Midden 6e E : voor heet eerst opgericht.
Tot lang in de oudheid in gebruik gebleven.
Deed dienst als gerechtshof en bewaarplaatst voor de
stadswetten.
-
Één van de meest beroemde gebouwen in de stad & goed
bekend uit literaire referenties.
In de Griekse wereld moeten er dergelijke gebouwen opgericht zijn
in de staten.
6.4. Sculptuur.
6.4.1. Kouros en Korè
Eind 7e E: verschijnen van grootschalige staande marmeren staande beelden als schenkingen in
heiligdommen en als grafmonumenten.
In deze werken kan een stilistische verandering opgemerkt worden :
de beeldhouwer werkt de realistische afbeelding van een menselijk lichaam in rust uit.
Deze beelden krijgen conventionele namen : Kouroi voor naakte mannen (enk. kouros) en Kourai
(enk. korè) voor gedrapeerde vrouwen.
Deze beelden zijn afgeleid van Oosterse prototypes :
de Kouros

Egypte
de Kore

uit het MOosten.
Ofwel zijn ze ontwikkeld uit de Daedalische traditie.
A. De Kouros beelden
Met de term ‘kouros’, jongeman wordt een beeld aangeduid: een naakte, staande mannenfiguur.
Deze beelden vertonen een sterke invloed van de Egyptische beeldhouwkunst. Deze worden ook
beschilderd.
In het begin van de 5e E v.Chr ondergaat de kouros vereenvoudigingen: Vroeg-klassieke periode.
Enkele kenmerken:
1. De beelden kijkt strak voor zich uit en ze zijn stijl en symmetrisch opgebouwd.
2. Archaïsche glimlach.
Poging om de structuur van het ondergezicht af te beelden, niet zozeer uitdrukking van een
gemoedstoestand.
3. Oosters kapsel dat eerder gestileerd is weergegeven.
4. Het zijn naakte beelden.
5. Armen tegen het lichaam gedrukt en gebalde vuisten.
6. Strak frontaal.
7. De lichaamsbouw is hoekig en stroef en details worden met krassen en ribbels aangeduid.
8. Het ene been wordt voor het andere geplaatst.
De basisvorm, een stroeve rechtstaande figuur met een uitstekend beeld een een gefixeerde
frontale blik blijft gedurende de hele eeuw hetzelfde, terwijl de detaillering van de spieren en de
weergave van het menselijke lichaam realistischer wordt.
Vb. De New York Kouros:
(afb. 7.12)
- 600 v .Chr.
- Gelijkenissen met Egyptische sculpturen:
o De handen zijn nog steeds aan de dijen bevestigd zoals in de Egyptische stijl.
- Verschillen met Egyptische sculpturen:
o Het is een naakt beeld: naaktheid was een onmogelijkheid in elke formele Egyptische
context, maar was in Griekenland toegestaan. (cfr. de gymnasiums waar mannen vaak
naakt oefenden.)
o De figuur is meer bevrijd van de steenblok dan gelijkaardige Egyptische beelden.
De armen zijn gescheiden van het lichaam.
De kouros staat stevig op beide voeten waarbij het gewicht evenwijdig verdeeld is, terwijl
in de typische Egyptische beeldhouwkunst het gewicht van een figuur op het achterste
been rust, met het andere artificieel ervoor geplaatst.
o De figuur is nog niet beweeglijk, maar de mogelijkheid tot bewegen is aanwezig.
De figuur is een realistischere houding gegeven.
De figuur is stijf weergegeven, met een duidelijke onderverdeling van het lichaam.
Het lichaam is abnormaal geproportioneerd.
De figuur bewaart het vierkantige karakter van het blok marmer.
De anatomie is summier, de spieren & huidplooien worden door losse ringen op of sleufjes in
het beeld
weergegeven, de lieslijn is als een ringetje weergegeven.
Het model speelt een grote rol in de weergave van de kouros.
Lichamelijke trekken zoals knieën en oren zijn dessin (designs) weergegeven.
Het hoofd is kubistische, met een buitengewoon lange kaaklijn en onrealistische te hoog
gelegen,
croissantachtige of metaalachtige (in boek) oren.
De ogen zijn groot en bol, zonder traankanaal.
De mond loopt recht over het gezicht en geeft het een somber karakter.
De tenen liggen keurig op een rijtje & de enkels liggen precies op dezelfde lijn als van de voet.
Het haar is in een rij aan elkaar gehechte bollen (globules) weergegeven, het is vastgemaakt met
een band
die vanachter geknoopt is en het daalt in een symmetrische waaier over de rug.
Deze kouros draagt als enige versiering een nekband.
Poging tot het weergeven van het menselijke lichaam, maar het is een gestileerd geheel.
o
o
-
(afb. platendeel pg. 33, a-b)
Vb. Dipolonkouros
- langerekt knoopjeshaar
- te grote oren in de vorm van een croissant
- bolle ogen.
Vb. Kouros op Kalasulian (heiligdom voor Poseidon) (afb. platendeel pg. 34, f)
- rond 600 v.Chr.
- wijngeschenk
- apdomen (= gebied tussen navel en borstkas): 8-knoppig & kniekappen.
Vb. Anavysoskouros
(afb. 7.13 ; platendeel pg. 37, a-c)
- 540 v.chr. Laat-Archaïsche periode.
- Grafbeeld : altijd levensgroot
- Stond op een basis waarop een inscriptie stond: het gaat over een oorlogsslachtoffer Kroisos, een
hopliet die in een falax streed is in het eerste gelid gesneuveld. (De vreemde naam verwijst
misschien naar de nauwe verbinding die tussen Athene en Ionië en het Oosten werd
onderhouden in de 6e E.)
Lange haar (net voor 530, het Siphnische schathuis)
Voeten zijn juist weergegeven: 2e teen steekt uit & er is een hoogteverschil aan de enkel te
merken.
Plastische modellering: de modellering van de spieren gebeurt niet meer zo schematisch.
Nog steeds archaïsche glimlach & bolle ogen.
Het oor bevindt zich reeds op de juiste plaats, maar het is nog niet realistisch weergegeven.
Het traankanaal is afgebeeld.
Deze kouros is ronder en natuurlijker dan de voorafgaande kouroi, vrnl. het hoofd van de kouros
toont de
mogelijkheid tot het anatomisch realistischer afbeelden van mannen.
Natuurlijkere vorm en juistere detailwerking.
De oude frontale houding is nog steeds aanwezig.
Vb. De Kritiosknaap
(afb. 7.14; platendeel pg. 38, d-e)
- 490 v. Chr.
Eind Laat-Archaïsche periode : overgang naar Hoog-Klassiek.
- Genoemd naar een gelijkaardig beeld van een beeldhouwer met de naam Kritios.
- Materiaal = ivoor.
- Deze kouros bevond zich op het oostpediment van de tempel Eugenia.
- Het is van zijn voetstuk geduwd door de Perzen, het beeld is begraven geweest.
- Het lichaam is goed gemodelleerd.
- De archaïsche glimlach is verdwenen.
- Kort haar (vanaf Siphnische schathuis).
- De navel is goed weergegeven.
- Het gewicht van het beeld is door een opheffing van de linkerbil verplaatst naar het linkerbeen. ?
- Het hoofd is licht gedraaid naar het geplooide been.
start van een ritme in de figuur.
een betere beheersing van de anatomie, desondanks de zekere vereenvoudiging van de Archaïsche
glimlach en
de rechte behandeling van het haar : strenge stijl.
B. De Korè beelden
Met de term ‘korè’, meisje wordt een gedrapeerd staand vrouwenbeeld aangeduid. Deze beelden
zijn sierlijker dan hun mannelijke tegenhanger: de kouros.
De korè beelden werden meestal bekleed afgebeeld (= peplos).
Heupen, borsten en taille werden zichtbaarder en de plooienval werd gedetailleerder. (vanaf 530
v.Chr wordt de Peplos door de Giton vervangen).Dan kun je ook het boven- van het onderkleed
onderschijden. Vaak vertonen deze beelden nog sporen van beschildering.
In het begin van de 5e E v.Chr. ondergaat de korè vereenvoudigingen: Vroeg-klassieke periode.
Enkele kenmerken:
1. De beelden kijken strak voor zich uit. Ze staan stroef en ook met hun voeten naast elkaar.
2. Hun haren zijn in vlechten over hun schouders weergegeven.
3. De archaïsche glimlach.
4. Het kleed dat zij dragen heet peplos.
De Griekse samenleving en artistieke conventies accepteerden vrouwelijk naakt niet in
deze periode: de korai zijn steeds velledig gedraperd weergegeven.
De contrasterende patronen en weefsels van hun kledij waren een rijk te ontginnen veld
voor beeldhouwers.
De vroegste kledij, de peplos, is een kleed dat uit 1 lap dikke, vlakke, wollen stof bestaat.
Het werd in de 7e eeuw meestal met een overslag en een omslagdoek gedragen. Het is een
Dorische of binnenlandse klederdracht. De peplos hangt van nek tot aan de voet en is aan de
schouwder met een speld of fibula vastgemaakt. Vaak wordt er een lichter kledingsstuk van
linnen onder gedragen, de chiton.
Onder invloed van het hof van tirannen (nauwe contacten met het oosten & vermoedelijke
luxueuze smaak).
Gedurende de 6e E : de chiton met mouwen, afkomstig uit Ionië vervangt de peplos. (rond
530 v.C) De chiton werd alleen of met een mantel, de himation gedragen. De himation werd
de standaardkledij van de korai. Deze werd schuin van de rechterschouder naar de
linkeroksel gedrapeerd.
De plooien en versiering van dit kledingsstuk en zijn contrast met de lichtere chiton
eronder zetten aan tot een decoratieve weergave. Eind 6e E: uitgebreide versiering.
Vb. De Berlijnkorè
(afb. 7.15; platendeel pg. 34, f)
- 570 v.Chr.
Midden-Archaïsche periode
- de dame heeft een omvergeslagen peplos en een omslagdoek die vooraan aan beide zijden naar
beneden hangt aan.
- Grote ogen en vooruitstekende neus.
- In Attica gevonden, in een blad lood aangetroffen uitstekend bewaard gebleven.
- Hoogversierd, maar toch eenvoudig door haar recht hangend kledingsstuk.
-
Ze draagt een nekband met hangers, oorringen en een kronkelende armband aan haar linkerarm.
Op haar hoofd heeft ze een polos (= hoofddeksel), versierd met ingekerfde meanders een
lotuspatronen.
Verfsporen op de zomen van de omslagdoek en van de chiton tonen aan dat deze schitterend
geschilderd waren in rood, geel en blauw.
(afb. kleurplaat 3)
Vb. Phrasikleiakorè
- Ca. 540 v. Chr.
Laat-Archaïsche periode
- Op de basis waarop de korè stond staat een inscriptie die het beeld wijdt aan een zekere
ongehuwd gestorven Phrasikleia. De naam van de artiest is eveneens vermeld : Aristion van
Paros.
- Ze draagt een lang geplooid kleed vastgemaakt met een riem aan haar taille.
- Eén hand houdt de drapering licht van haar been weg word de algemene houding bij latere
korai.
- In de ander hand houdt ze bloemen voor haar.
- Ze draagt armbanden en een uitgewerkte diadeem met afwisselend lotusbloesems en - knopen
versierd.
- Ze draagt een gelijkaardige halsband om haar nek.
- De versiering van de kledij bestaat uit geschilderde en ingekerfde versieringen in zwart, geel en
rood.
Herinnert ons aan de zwart-figurige vaasschilderkunst Vb. Peploskorè
(afb. 7.16; platendeel pg. 36, c-d-e)
- Ca. 530 v. Chr.
Laat-Archaïsche periode.
- Wijngeschenk: kleiner dan levensgroot.
- Gevonden op de Atheense acropolis samen met een groot aantal andere beelden en offergaven uit
het persenpuin.
- Eén van de laatste korai die is afgebeeld met een zware wollen peplos.
- De peplos is omgord en gedragen over een chiton.
- De figur staat nog steeds in een eerder strakke frontale houding met haar rechterhand, die
oorspronkelijk een buisvormig voorwerp vasthad tegen haar been en haar linker hand is naar
voren uitgestoken.
- De linkerarm en -hand waren van een ander soort van marmer gemaakt en ontbreken nu.
- De korè was rijk geschilderd, veel sporen van kleurrijke versieringen zijn op de draperie bewaard.
- Het haar en details zoals lippen, ogen en wenkbrouwen waren geschilderd.
- De peploskorè was verder versierd met metalen toevoegingen zoals in haar haar & uit de gaten
die op te merken zijn droeg ze oorringen en spelden voor de peplos.
De anatomie is beter uitgewerkt dan die van de berlijnkorè: betere proporties en zachtere,
rondere gelaatstrekken.
Vb. Korè van de Acropolis (n.675)
(afb. 7.18)
- Laatste kwart van de 6e E v.Chr.
- Ionische stijl, zie haar kledij
- Overvloedige overblijfselen van kleur en uitgewerkte versiering van het werk liefde voor
contraste-rende stoffen.
- Ze draagt een chiton met een korte himation erover. Beiden zijn ze rijk beschilderd.
- Oorspronkelijk droeg ze haar rok in haar linker hand, haar rechterhand en -arm (afzonderlijk
gemaakt en ingezet) steken naar buiten uit.
De figuur is wat realistische uitgebeeld dan de Peploskorè, met één been naar voren en de
rechter arm het strikt frontale doorbreekt.
Vb. Euthydikoskorè
(afb. 7.19 ; platendeel pg . 39)
- Op de Acropolis gevonden met de eerder korè n. 675
- Is genoemd naar haar toewijder.
-
Een bedoelde vereenvoudiging en tegelijkertijd een stijgend gevoel voor de lichaamsvormen
onder de kledij.
- De korè staat in een natuurlijke houding met één been vooruit en het andere beeen nog steeds plat
op de grond.
- Ze kijkt vooruit ( haar mannelijke tegenhanger de kritiosknaap die wegkijkt).
- Vereenvoudiging in het haar.
- Verlies van de archaïsche glimlach.
- Strenge behandeling van de himaion en de chiton.
In de vereenvoudiging van de kledijversiering en het stijgende volume van het lichaam behoort
dit werk tot
de Vroeg-Klassieke periode en markeert dit het begin van de breuk met de Archaïsche periode.
6.4.2. Tempelsculptuur
De Griekse tempel werd regelmatig opgefleurd met sculpturen.
De methode van het plaatsen van pedimenten, metopen en friezen volgt een duidelijke lijn van
ontwikkeling doorheen de 6e en de 5e E v. Chr.
Specifieke problemen: De driehoek van het pediment, het vierkant van de metoop en de lange
rechthoek van de fries op te vullen.
Verschillende plaatsingen zijn uitgeprobeerd tot het probleem schitterend is opgelost in het Parthenon,
wat het pediment betreft.
De vertikale hoogte in het midden neemt af tot niets in de hoeken.
De geplaatste sculptuur in deze driehoekige ruimte moet op een grote hoogte te zien én
interessant zijn.
Het onderwerp moet een eenheid bezitten en toegewijd zijn aan het gebouw dat vereerd wordt.
Vb. Artemistempel te Corfu
(afb. 7.1)
- Vroeg voorbeeld van een pedimentcompositie.
- De figuren waren zeer beschilderd & zichtbaar van beneden.
- De centrale ruimte is in beslag genomen door een grote Medousa (ong. 2m80), in een
conventionele lopende houding afgebeeld.
- Ze is geflankeerd met haar nageslacht, het gevleugelde paard Pegasos en de menselijke Chrisaur.
- Misschien diende haar afbeelding om het kwade af te wenden.
- De twee lange, katachtige figuren passen zich goed aan de afnemende vrije verticale ruimte onder
helling van het pediment.
- Daarnaast staan twee groepen van kleinere figuren: Zeus die een giant gestrijd, en een zittende
met een speer doorboorde figuur. deze hebben geen verwantschap met het centrale thema.
- In de hoeken liggen twee mannen op hun rug en ze kijken naar bijten, met hun voeten naar het
centrum van de actie wijzend.
De beelhouwer is er niet in geslaagd éénheid van onderwerp en schaal in de compositie te
krijgen
Het gebruik van figuren met lange lichamen die in de pedimenthoeken passen zet nog een tijd door in
de 6e E. Een reeks van pedimenten van pre-perzische gebouwen op de Atheense acropolis bevatten
verschillende “slangen”figuurtjes.
Vb. Een pediment van Corfu
(afb. 7.20; platendeel pg. 42, a,b,c)
Een andere interessante poging om het compositorische probleem van het pediment op te lossen kwam
in 1973 in Corfu tot het licht.
- De vondst bestaat uit twee passende platen van een gesculptuurt pediment dat kleiner was dan dat
van de Gorgonentempel en dat een banketscène voorstelt.
- We hebben geen idee van wat de centrale actie of het lgemene onderwerp geweest is. ( we kennen
wel scènes op Korinthische vazen met banketscènes en huisdieren onder de aanligbedden)
Corfu is door Korinthe gesticht, en de Korinthische invloed is daar sterk
geweest.
- Het moet ook van wat later zijn, maar nog steeds in de eerste helft van de 6e E v.Chr.
-
De scène toont de god Dionysos en een jongen die op een aanligbed liggen en doelbewust naar
het midden van de compositie kijken. De god heeft een drinkhoorn en de jongen een drinkbeker
van een relatieve te dateren vorm.
- Onder het rustbed bevinden zich een hond en een kat.
- Een grote volutenkrater sluit de scène aan de linkerkant.
De liggende figuren dienen hetzelfde doel als de slangenfiguurtjes in het omgaan met het
aflopende pediment & de grote krater is nuttig bij het opvullen van de hoek en heeft tevens zijn
plaats in de scène als noodzakelijk gij een banket.
De artiest heeft geen probleem met de schaal, hoewel de dieren wat groot lijken in de tweelagige
compositie.
Vb.
-
Siphnische schathuis
Ca. 530 (uit literaire bronnen is de oprichting met een relatieve zekerheid te bepalen).
Te Delphi gevestigd door het eiland Siphnos (cycladisch eiland).
Veel van de overvloedige sculpturale versiering is bewaard gebleven:
Pediment van het Siphnisch schathuis te Delphi
(afb. 7.21; platendeel pg. 46, f)
o Goed bewaard in het museum van Delphi
o Apollo en Heracles (teleurgesteld door een uitspraak van het orakel en van plan een eigen
orakel op te richten) strijden om de drievoet van Delphi. Zeus bemiddelt en Lètho staat
haar zoon Apollo bij.
de grootste figuur in de scène.
o De supporters van de strijdenden flankeren de centrale figuren.
o De centrale scène is gesloten door wagenspakken naar de hoeken gericht.
o Het is onzeker hoe de hoeken behandeld werden, maar fragmentarische overblijfselen
doen vermoeden dat deze knielende figuren bevatten.
Eenheid van schaal.
De compositie van de menselijke figuren is al min of meer succesvol. Maar de isolatie van de
centrale
groep en hun algemene stijfheid en hun vlakke karakter zijn nog steeds primitieve
kenmerken.
De figuren worden nog enigszins houterig afgebeeld.
-
Fries van het Siphnische schathuis te Delphi
(afb. 7.22; platendeel pg. 45, c,e)
o Het gevecht tussen de goden en de giganten wordt afgebeeld. Dit was een geliefd
mythologische thema in de Griekse kunst. De goden zijn te identificeren door hun
attributen en namen die erboven staan geschreven. Ze vallen de giganten aan die als
volledig bewapende voetsoldaten worden afgebeeld. Met de goden strijdt Apollo,
bijgestaan door zijn zuster Artemis mee.
o In de les: onderwerp = een deel van de Trojaanse oorlog.
o Kenmerkend zijn het kort krullend haar = nieuwe modetrend in de laat-Archaïsche
peirode.
o Nog steeds treffen we die ongelukkige draaiing aan waarbij het bovenlijf in 1 ruk
gedraaid wordt. ( geen vloeiende overgang).
o Problemen die een reliëfsculptuur met zich meebrengt: het weergeven van diepte en het
vermijden van monotoon afbeelden van rechtopstaande menselijke figuren.
De beeldhouwer tekende de figuren op het blok, vervolgens verwijderde hij de
omliggende steen om een achtergrond te maken.
Diepte kon in het snijwerk enkel weergegeven worden door de plaatsing van
tussenplannen. (“intermediary planes”) tussen de voor- en de achtergrond van het
reliëf.
In een ondiep reliëf kon de beeldhouwer het probleem gedeeltelijk vermijden door
het afbeelden van overlappende figuren.
o De goden strijden realistisch vooruit op zeer gespierde benen. De positie van hun armen
dient om de indeling (“the division”) tussen borstkas en middel verbergen.
o De giant is in een onmogelijke positie weergegeven. (volledig frontale borstkas onhandig
op benen in profiel gehecht. oude methode van weergeven)
De manier waarop zijn beenspieren en zijn kledij, achteruit geblazen om beweging te
suggereren zijn weergegeven. Illustreert de overgangsfase van deze fries.
Het weergeven van het menselijk lichaam in draaiing: groot probleem in de tweedimensionale kunst.
-
Uit de les: Goden die beraadslagen over het verloop van de oorlog (platendeel pg. 45, a,b)
o Stilistisch element: de wijze waarop de plooien van de gewaden zijn weergegeven en een
nieuw soort gewaad: de Chiton (= dun gewaad).
o Aan de zomen: plooien die zigzaggend omhoog & naar beneden gaan (=
trapgevelplooien of zigzagplooien).
Vb.
“balspelerreliëf”
(afb. 7.24)
• 500 v.chr.
• Studie voor het verbeteren van de oude weergave van het draaiende lichaam.
de artiest probeert de oude conventie van de frontale borstkas en benen in profiel
opzij te zetten.
• Afbeelding van sportende jongens (gymnasiumschol)
• Het menselijk lichaam is goed geobserveerd, dit blijkt uit de weergegeven details zoals
de hiel van een sporter vanop de rug.
• Kort haar.
• Deze standbeeldbasis is in de verdedigingsmuur van Themistokles gerecycleerd
geweest.
Vb.
(afb. 7.25; platendeel pg. 47, 48, 49)
Pediment van tempel van Aphaia te Aigina
groter eiland in de golf voor Athene
• Éénheid van schaal, onderwerp en compositie is bereikt.
• De tempel heeft 3 pedimenten, twee daarvan zijn typologisch gelijktijdig gemaakt, de
derde stamt uit een latere periode.
2 ontwikkelingsstadia vlak na elkaar: de overgang van laat-archaïsch vroegklassiek.
• De tempelsculptuur is in de collectie van Lodewijk van Beieren te München
terechtgekomen.
• In een vroeg stadia zijn de pedimenten gerestaureerd door Bertold Torwalsen
(classicistisch beeldhouwer). De restauraties zijn reeds vervangen.
• De twee best bewaarde pedimenten, het westelijke en het latere oostelijk geven beiden
een strijdscène weer. Er is een verschil in stijl en compositie te merken.
• Elk heeft een grote centrale Athena-figuur die de leiding over het gevecht (tussen
Aigina Troje) heeft.
• Het westelijke pediment is het oudste: laat-archaïsche periode. (eind 6e E).
- Dit pediment wordt begraven en vervangen.
- Athena is frontaal weergegeven en aan weerszijden krijg je een groep vechters.
- Boogschutters richten naar de hoeken.
- Op de hoek liggen gesneuvelde figuren met hun voeten naar het centrum gericht
~ figuren in de hoeken van het pediment van de Gorgonentempel.
- Kenmerken stervende krijger: (7.26)
• Slakkenhuiskrullen of knoopjeshaar;
• Gekunstelde manier van representatie;
• Archaïsche glimlach.
• Het oostpediment wordt gerestaureerd en dateert van een 10 tal jaar later (rond 500
v.Chr)
- Athena neemt, weliswaar onhandig deel in de actie.
- Archaïsche liefde voor versierende patronen rondere en realistischere
weergave die het gewicht en spieren suggereren.
-
Kenmerken stervende krijger: (7.27)
• Krijger in een vergelijkbare houding;
• Getuigt van anatomische kennis (spieren, borstkas, plaatsing van het
been, gemodelleerde kuitspieren) observatie van het menselijke
lichaam!
• Archaïsche glimlach primitieve poging tot uitdrukken van expressie.
Kenmerk van de klassieke periode.
6.5. Schilderkunst en aardewerk
6.5.1. Schilderkunst
Van de Griekse schilderkunst is weinig bewaard gebleven. Een houten schilderij met een offerscène is
in een grot nabij Korinthe bewaard gebleven.
Er zijn geen grote muurschilderingen uit deze periode bewaard.
Vb.
Houten plank van Pitsa bij Korinthe
(kleurplaat 8)
- Aan de nimfen gewijd
- Stelt een processie voor
- Dit schilderwerk verschilt niet veel van de gelijktijdige zwart-figurige schilderkunst, tenzij
het gebrek aan inkerving, de lichte achtergrond en de felle polychromie.
De schilderkunst kent een gelijkaardige stijl als de vaasschilderkunst.
6.5.2. Zwartfigurig aardewerk
6e E: Grieks aardewerk fijn versierd & ruw huishoudelijk aardewerk.
De zwart-figurige stijl ontwikkelt snel te Athene onder de sobere invloed van Korinthisch
schilderkunst.
Vanaf 700 nam Attica de schildertechniek uit Korinthe over.
De sillhuoett aanduiding gebeurt in kleiverf;
Details worden in de kleiverf gekrast.
Athene gebruikt rode (ijzerhoudende) klei i.p.v. de gele klei van Korinthe.
Vb. Dinos door de Gorgonenschilder
(kleurplaat 12)
= een grote schaal
Begin van de 6e E.
- Kleinere figuren
- Invloed van Korinthe: te merken in de Gorgonen en de plantaardige versiering.
Miniatuurschilderkunst is populair in de eerste helft van de eeuw.
(afb. 7.30; platendeel pg. 20)
Vb. De François-kater
- 570 v.Chr.
Midden-Archaïsche periode
- Het is een prestigieus geschenk gesigneerd door enerzijds de pottenbakker Ergotimos en
anderzijds de schilder Kleitias.
- Het is een Attische volutenkrater (= mengvat voor water en wijn met 2 voluten als handvaten).
- Het bevat meer dan 250 detaillistisch uitgewerkte figuren. Deze miniaturistische manier van
weergeven is overgenomen van het Korinthisch vaatwerk.
- Het zijn mythologische voorstellingen.
- Het oppervlak is erg verwoest en veel scènes kunnen enkel door reproducties op het eind van de
eeuw gemaakt beschouwd worden. Figuur 7.31 is zo’n reproductie.
- Dit meesterwerk is gebroken in een graf te Italië in de 19e E aangetroffen.
-
In 1900 is het opnieuw gebroken - door een boze suppoost … - en nu bevindt de krater zich in
Firenze.
De hoofdscène
(afb. 7.31)
o Op de handvatzone
o Processie van mythologische figuren rondom de hele vaas.
o Ze zijn op weg naar de bruiloft van Peleus en de nimf Thetis oordeel van Paris Trojaanse oorlog dood van Achilles, de zoon van Peleus en Thetis.
o Thetis houdt haar sluier opzuh = traditionele bruidsgebaar.
o Peleus heet Chiron (centaur met een reputatie van wijze, oude medicijnman. Zijn kennis
op het gebied van de geneeskunst en andere kunsten is groot en hij is de opvoeder van
helden als Achilles en Asclepius.), Iris (boodschapster van de goden, godin van de
regenboog) welkom.
o Van links komt Dionysos die zijn eigen wijn bij zich draagt (= eerste iconografische
weer-gave van een transportamfoor)
-
Scène 2 (afb. 7.32; platendeel pg. 20, f)
o Hephaistos op een muilezel geleid door Dionysos en vergezeld van saters en Menaden
(volgelingen van Dionysos) gaan naar Olympos.
o Komische weergaven van de personages.(weergave van Hephaistos voet onder de buik
van de muilezel zijn kreupelheid).
- Scènes uit het leven van Achilles
- Adventuren uit het leven van Theseus
- Groep mensen die op Kreta aankomen (e)
- Strijd tussen Lapitten & Centauren (e)
- Hera die op een zetel is vastgebonden, Hephaestos dient eerst dronken gevoerd te worden
alvorens hij zijn moeder kan bevrijden.
- Pigmeeën die tegen kranvogels vechten.
- Paardenwedstrijden (d)
- Jacht op Caledonische everzwijnen (bovenste van d)
- …
Niet enkel een meesterwerk van aardewerk en schilderkunst, maar tegelijk een mythologische bron.
De zwart-figurige stijl bereikt zijn hoogtepunt in het werk uit het midden tot het derde kwart van de 6e
E.
Vb. Buikamfoor door de Amasisschilder
(afb. 7.33)
- 540 v.Chr
Begin Laat-Archaïsche periode
net voor het Siphnische schathuis
- = type B amfoor Kenmerken: rechte lip, geronde voet en een cylindervormige handvaten.
- Hij wordt Amasisschilder genoemd omdat hij enkele vazen schilderde gesigneerd met Amasis
poèsin.
Pottenbakker of shopeigenaar Het is een Egyptische naam,
De pottenbakkers waren metoiken
(= buitenlanders)
- Er worden Menaden (= vrouwelijke volgelingen van Dionysos) overlappend afgebeeld. Ze dragen
een haasje (= een liefdesgeschenk)
- Alle vrouwen zijn gekleed met overlap.
- De detaillering is ingekrast.
- Amasis saters zijn harige wezens met lange neuzen en elegante tailles.
- Aan de rechterzijde dansen een menade en een sater met elkaar. De manier waarop de
vrouwelijke figuur is weergegeven vormt een afwijking op de zwartfigurige techniek: ze is in
“outline”-omtrek geschilderd en in de kleur van de klei uitgespaard, i.p.v. wit geschilderd.
Illustreert de moeilijkheid van het duidelijk weergeven van twee overlappende figuren.
Kondigt de Roodfigurige stijl aan.
Vb.
-
Halsamfoor door de Antimenesschilder (afb. 7.34)
vorm die teruggaat op de proto-geometrische periode
530 - 500 v.Chr.
periode waarin de Roodfigurige techniek in gebruik raakte.
De hals is duidelijk van de rest van de vaas weergegeven. 2 beschilderbare zones
Onderwerp: een olijvenoogst (= een alledaags tafereel).
Het is een zwartfigurige vaas. Kleine, streng gescheiden figuren zijn weergegeven.
6.5.3. Roodfigurig aardewerk
Kort na 530: ontstaat in Athene.
Eind 6e E:
de meeste schilders zijn op de nieuwe techniek overgestapt.
figuren worden uitgespaard, de achtergrond wordt zwart beschilderd en met een
Techniek:
varkenshaar op een steeltje wordt de detaillering (zoals de spieren) aangebracht met
verdunde kleiverf. De tint daarvan varieert volgens de dikte van de aangebrachte verf.
Contouren en specifieke details werden vaak aangebracht door reliëflijnen.
Bereikt door het gebruik van dikke glazuur Soms werden kleuren zoals rood toegevoegd.
= omgekeerde van zwartfigurig aardewerk. (silhouettstijl, verdunde kleiverf,
inkrassingen).
Rood/bruine pap
3 stadia van branding (volgens de grenzen van de temperatuur):
1. Oxiderende fase: eerst wordt de oven opgestookt met alle potten. Er wordt veel
zuurstof binnengelaten.
beschildering & achtergrond worden rood.
2. Reducerende fase: vanaf temperaturen van 900° tot 950° zindert de verdunde
kleipap samen & wordt deze zwart. Dit komt doordat de zuurstof aan de pot wordt
onttrokken.
3. Reoxiderende fase: kritieke fase (niet te lang!) De oven gaat een tijdje open.
De onbeschilderde delen nemen het snelste zuurstof op en worden weer rood. De
dichtgezinderde delen nemen geen zuurstof op en blijven zwart.
Voordelen:
- je hebt veel meer mogelijkheden:
- overlapping is mogelijk
- vloeiendere lijnen
- realistischere weergave: lichtere figuren tegen een donkere achtergrond
- Reliëf lijnen zorgen voor een grote precisie
- Het gebruik van verdunde kleiverf geeft de artiest een stijgende vrijheid bij het
weergeven van spiermassa en gedraaide lichamen.
Bilingue vazen (met aan de ene kant een roodfigurige & op de andere kant een zwartfigurige
afbeelding) werden geproduceerd door enkelen van de eerste artiesten die met de nieuwe techniek
kennis maakten.
Om de verschillen tussen de twee technieken bekend te maken.
Om de nieuwe stijl uit te proberen.
Als een uitstalling van de nieuwe uitvinding.
Vb Andokidesschilder
(kleurplaat 13)
Omdat we enkel de pottenbakker van de vaas kennen.
- 530 v.Chr.
- Herakles wordt zwartfigurig afgebeeld met een knots & hij leidt een stier naar het offerblok.
- bilingue vazen: een bijna identieke scène worde in de nieuwe roodfigurige techniek op de
achterzijde van de pot weergegeven.
- Type A-amfoor (versierde uiteinden, afgeplatte voet & “flanged (?)” handvaten)
geïntroduceerd ca. 550 v.Chr.
Het duurde een tijdje voordat de pottenschilders zich de mogelijkheden van deze nieuwe technieken
voluit realiseerden, maar op het einde van de eeuw experimenteerde men volop. (zie ook de
“balspelerreliëf”)
Vb. Euthymides
(afb. 7.35)
- Type A amfoor
- Roodfigurig aardewerk
- De afbeelding stelt komasten voor die aan een kommos (= optocht na een symposion) deelnemen.
- Centrale figuur: in ¾ -porfiel weergegeven.
- In de verdunde klei staat een inscriptie: “zoals nooit Euphronios”
Vriendschappelijke concurrentie met een
andere schilder in de zoektocht naar een
oplossing om een menselijk lichaam in een
gedraaide positie juist weer te geven.
De Attische roodfigurige stijl is onder de opvolgers van Euthymides en Euphronios in het begin van de
5e E minder experimenteel.
De tendens die reeds in de laatste dagen van de zwartfigurige stijl is op te merken naar het afbeelden
van dagdagelijkse taferelen eerder dan mythologische scènes zet door en breidt zich uit gedurende de
realistischere roodfigurige techniek.
Deze laat-archaïsche schilders werken door tot in de 5e E: hoogtepunt van de Roodfigurige stijl.
De geraffineerdheid van de stijl wordt volop verkend.
Men probeert het lichaam op een steeds nauwkeurigere manier weer te geven.
Vb.
•
•
•
-
•
•
•
De Berlijnschilder
(afb. 7.36, 7.37)
genoemd naar de tegenwoordige plaats waar één van zijn amforen zich bevindt.
Is gespecialiseerd in grote vazen.
Zijn meest karakteristieke compositie: één figuur met een minimum aan bijkomstige versiering op
elke kant van een bijna volledig zwarte vaas geplaatst.
Athena
Heracles
- oog gaat aan de voorkant open = juist perspectief
maar nog een aphas-pupil in een anprofiel oog.
Giton met trapgevelplooien
- hij steekt zijn drinkbeker naar Athena uit.
Ze is uitgerekt: pot = 2-dimensionale
beschildering op een rond vlak.
Bedoeld om op de grond te zetten
naast een klinè (=aanligbed)
Perspectivistische verlenging.
Athena biedt aan wijn voor Herakles te gieten.
De grote, elegante figuren met kleine hoofden & het zelfverzekerde vakmanwerk = typisch voor
de Berlijnschilder.
Al de details van de roodfigurige vaasschilderkunst zijn met precisie weergegeven hoogversierde figuren.
Een aantal artiesten gaat zich specialiseren in het versieren van drinkbekers, in het bijzonder de kylix
(= ondiepe drinkschaal).
Compositorische problemen: gekromd oppervlak onderbroken door handvaten en binnenin een
cirkelvormige ruimte op de boden van de beker.
Vb. Brygosschilder
(afb. 7.38, 7.39)
- Een wijnschaal (kylix) die een Kommos voorsteld. (= optocht na een symposion, dit is een
culturele avond voor mannen in het gezelschap van hetairen die hen vermaken.)
- De komasten bewegen naar rechts, onder elk handvast is er een “palmette” continuïteit aan de
beweging.
- De grote figuren bewegen zelfzeker en houden grote kylikes in hun handen.
-
De plooienval is minder nauwgezet weergegeven dan deze van de Berlijnschilders Athena.
Op de binnenkant van de schaal = cirkelvormig schilderij: de Tondo
(7.39)
Als een grap naar de drinker toe bedoeld die met zijn mogelijke toekomst (nl. moeten
overgeven) wordt geconfronteerd.
Dit onaantrekkelijke tafereel is met een zekere terughoudenheid weergegeven.
De twee figuren staan op de gebogen lijn alsof ze op de grond staan.
- Het onderwerp van deze vaasschildering wijkt af van de mythologische wereld.
Alledaagse scènes worden gebruikelijker en worden steeds populairder. (Naast
mythologische ond.!)
6.5.4. Grafschilderingen
Grafschilderingen in graven te Macedonië, Bulgarije en bij de Etrusken geven ons een idee van de
grote schilderkunst van Griekenland die verloren is gegaan.
Vb. Graf van de duiker (Paestum)
(afb. 7.40)
- Ca. 480 v.Chr.
- In 1969 in Paestum (Z-Italië) gevonden
- Deksel van de graftombe stelt een duiker voor
- Rondom is een banketscène weergegeven.
- Is opgebouwd uit 5 natuurstenen platen.
- De weergave van de spieren correspondeert met deze bij de laat-archaïsche vaatschilderkunst.
- De figuren zijn tegen een witte achtergrond in donkere vleeskleur weergegeven.
6.5.5. Transportamforen
6e E: begin van de transportamforen, afkomstig uit het eiland Chios (voor de Klein-Aziatische kust).
De vorm van de amfoor:
rond en ruim groot en hoekig.
+ veranderigen in de hals, handvaten en voet.
7. De vijfde eeuw. (p. 194)
7.1 Inleiding (geschiedenis)
- Athene kende zowel periodes van glorie als periodes van nederlagen.
- onder Perikles: de beschaving kent een enorme bloei beïnvloedt de Westerse wereld
- Athene: > meesterstukken in kunst, filosofie, drama
> Ook de eerste democratie in de wereld
Maar ze voerden wel een imperialistische buitenlandse politiek
- de laatste nederlaag van de Perzen in de Slag te Plataiai + terugtrekking uit Griekenland
Het verbond van de Griekse macht begon te verslechteren
- Sparta: een landmacht, wou niet meer verder meedoen met de oorlog met Perzië, maar de
Atheners wilden dat wel
- 477: Atheens succes: oprichten van het ‘Delische verbond’ (gebaseerd op het eiland Delos)
verder zetting van de Perzische oorlog
Griekse steden van Klein-Azië beschermen tegen de Grote Koning (= ‘Great
King’)
de lidstaten gaven geld of schepen
Athene was de drijvende kracht in het verbond (confederacy) + kon het omzetten
in een (wereld)rijk
Krijgt de macht in handen door:
> staten aan te moedigen om geld te geven i.p.v. schepen
> onderdrukking van diegenen die het verbond wilden verlaten
> toevoeging van anderen
- 454: na een zinloze expeditie naar Egypte, verhuisde de schatkist van het verbond naar
Athene
De stad nam één zesde van de belastingen voor zijn eigen schatkist, betaald door
de leden vh verbond: het rijk had zich goed gevestigd
- 456: Athene op het hoogtepunt van zijn macht: had een landrijk
-
de verdediger van de Atheense imperialistische ambities: Perikles
> leider van 460-429 (periode van buitenlandse oorlog en wrede promotie van het
rijk)
democratie werd verder ontwikkeld
er werden mooie werken/projecten gemaakt; betaald met de belastingen van
het rijk
> invloed rustte op constitutionele gronden
> verkozen door tien generaals
> de wet werd verder gedemocratiseerd: iem. wordt gekozen door de juryleden (dus
ook armere mensen konden verkozen worden)
Maar: de democratie gold niet voor vrouwen en slaven; Toch: was het
vooruitstrevend voor zijn tijd
- Athene: opmerkelijk: kunstproductie, literatuur, filosofie, wetenschap, geneeskunde
- het Atheense rijk (in strijd met de bekrompenheid van de stadstaten-systeem) kende een
uitdaging met Sparta
- 431: de methoden die Athene koos om zijn rijk te onderhouden en te besturen leidden tot de
Peloponnesische oorlog : Athene Sparta
Beschreven door Thucydides
- 429: dood Perikles
- 421: tijdelijke wapenstilstand; ‘cold war’
- 415: vijandschappen worden hervat
- 405: de Atheense vloot wordt vernietigd in de Slag bij Aigospotami
Athene geeft zich over: de versterkte muren (die de stad met de haven verbonden)
waren vernietigd en het Spartaanse garnizoen kreeg toegang
- oligarchische regering = ‘the Thirty’: politieke onderdrukking, en moorden
- 403: terug een democratie
7.2 Kunst (p. 195)
Klassieke periode van Griekenland
Hoogtepunt van de Griekse en Romeinse beschaving
- Vroeg-Klassiek: 480-450 vChr.
- Hoog-Klassiek: 450-400 vChr.
- Laat-Klassiek: 400-330 vChr.
1ste helft van de 5e eeuw: minder uniform (gelijkmatig) van stijl, en minder verenigd dan 2e
helft van de 5e eeuw
- voor sommigen: overgangsperiode
- voor anderen: experimentele periode of een vroeg stadium van de Hoog-Klassieke stijl
- ‘Strenge stijl’: > vereenvoudiging van vormen
> Terugkeer naar simpele Dorische kledingstukken (garments) met een
vereenvoudiging in de stoffen (drapery)
> Nieuwe onderwerpen in beweging en uitdrukking van emoties
Gezien als zowel een overgangsperiode als Vroeg-Klassiek
- 2e helft van de eeuw: = Pericles’ oppermacht (460-429): strenge en krachtige stijl
Hoog-Klassieke stijl: (afkomst vd sculptuur):
> Menselijk lichaam was geïdealiseerd
> Individuele trekken werden onderdrukt (ouderdom,..) perfecte man en vrouw
> Rechte neus, naar beneden gerichte mond, afwezige starende blik,
vereenvoudigde spierenweergave
Hoofdartiest (v Perikles): Phidias ‘Phidias-stijl’:
Onderdrukken van:
> naturalisme
> het tonen van emoties (wel bij Strenge-stijl)
> de natuurlijke tendens tot de ontwikkeling van een variatie aan stijlen onder
individuele meesters (wel in de 4e eeuw)
- laatste kwart van de eeuw: verlies van Phidias-stijl
Verandering te zien in de sculpturen van Nike Parapet en in de latere vaasschildering
7.3 Architectuur (p. 196)
7.3.1 Religieuze gebouwen:
1) de tempel van Zeus, in OLYMPIA (fig. 8.1,2): 470 vChr.
Zie ook bij sculptuur
- zuilen: > 6 vooraan en 6 achteraan
> 13 langs de zijkanten
- versierd met sculpturen op de pedimenten en op de metopen:
‘12 werken van Herakles’ (8.32,33): moest onmogelijke taken verrichten ‘dodeka atlos’
2 werken afgebeeld:
1) Heracles en de Kretenzische stier:
> half-reliëf (hoog, half duister, groot)
> Vormt kruis met stier
2) Heracles en de appels van Hesperides:
Athena – Heracles – Atlas
ondersteunt hem fysiek
torst hemelgewelf (buiten
beeldvlak)
~ Heracles: vroeg aan Atlas of hij de appels wou brengen
Moest dan even het hemelgewelf ondersteunen, Athena
helpt hem
~ Atlas: brengt appels, maar wil appels zelf wegbrengen en dan
moet Heracles het hemelgewelf blijven dragen
~ Heracles: vindt dat goed maar door een list: zegt dat zijn kussen
niet goed zit Atlas neemt over en moet het dus
blijven dragen…
geplaatst in de pronaos en opisthodomos, boven de 2 zuilen in antis
Les: strijd tss. > centaur en Lapithen
> Pelos en Olomaos
- Dorische zuilen: smaller en slanker
- materiaal: plaatselijke kalksteen met schelpen
- cella:
> twee rijen zuilen langs een groot goud-ivoren (chryselephantine) cultusbeeld
Zeus op zijn troon gemaakt door Phidias
> verdieping met en balkon (mss. om vandaar uit het beeld te zien) gemaakt door
architect Libon van Elis (~ Olympia ligt in Elis)
2) Tempel van Hephaistos (op Kolonos Agoraios?); Athene (fig. 8.3,4): 449-420
- representatief voor de Attisch-Dorische tempel van de 5e eeuw vChr.
- sculpturen op metopen langs de oostkant en de vier meest oostelijke ruimtes tss. twee zuilen
in het noorden en zuiden
- kenmerk: > gebruik van Ionische kenmerken om de strengheid van de Dorische orde te
verlevendigen
> basislijstwerk rond de cella muur, eerst gebruikt bij het Parthenon maar
vernietigd door de Perzen in 480
- kenmerken van de architect:
> lijn vd zuilen in de pronaos en de antae met de zuilenrij langs de buitenkant
> gebruik van een Ionische fries met figuren in de pronaos en opisthodomos
- in de opisthodomos: fries van anta naar anta boven de zuilen
- in de pronaos: fries naar de buitenste zuilen in het noorden en zuiden
- onderwerp van de fries: O: het gevecht van Theseus
W: gevecht tss. de centauren en de Lapithen
- onderwerp van de metopen: de werken van Heracles en de avonturen van Theseus
- de binnenkant van het gebouw toont een verandering van plan in de cella
3) De ACROPOLIS, Athene (fig. 8.5)
Eerst stond er een Myceens paleis op.
Na de Perzische inval en dus vernietigingen, bouwden de terugkerende Grieken nieuwe
gebouwen. Op een lage heuvel, in de 2e helft van de 5e eeuw bouwden ze een aantal
gebouwen met verfijnd vakmanschap. Heiligdommen en cultusplaatsen.
Deze gebouwen hebben veel geleden: vele plunderingen, nu luchtvervuiling, restauratie…
De oostelijke kant van de Erechtheion is gedeeltelijk gereconstrueerd.
Parthenon, Erechtheion, Propylaia (toegangsweg)
Sculptuurprogramma van Phidias, in drie stappen
- 447-442: methode
- 442-437: fries + cultusbeeld
- 437-432: pedimentsculpturen
Hoe weten we dat?
Bureaucratie bij de Grieken, goed geregeld:
- alle publieke gelden werden vermeld: uitgaven gespecificeerd, ..wie betaald werd voor
hout, schilderwerk…
Parthenon: (fig. 8.6-10) door de Pericles’ architecten opgevat als het hoogtepunt van de
Dorische architectuur. Gebouwd tss. 447 en 438 door Iktinos en Kallikrates.
-
naast de oostelijke deur (hoofdingang, normaal in W)waren er ramen, die de
zichtbaarheid op het cultusbeeld van Athena in de cella, verhoogde
-
de ruimte tss. de cellamuur en de zuilengalerij in het noorden was versperd door een
klein heiligdom en altaar (dat een vroegere heilige plaats voorstelt)
- de pronaos en opisthodomos hebben portieken/zuilengangen i.p.v. zuilen in antis, met
elk zes zuilen
- cella: 2 kamers, gescheiden door een solide muur:
> achterkamer: vier Ionische zuilen die het plafond ondersteunen, betreedbaar langs
het opisthodomos, gebruikt als schatkamer
> hoofdkamer: goud-ivoren standbeeld van Athena Parthenos omgeven door twee
legendarische Dorische zuilen je kan er rond wandelen
- het toont ons de verbetering/verfijning in het maken van gebouwen
groot aantal afwijkingen in vorm en in wiskundige regelmaat:
> lijnen die normaal recht zijn gebogen
> delen die verticaal zijn hellend
1) Dorisch hoekconflict: architraafblokken van midden van een zuil tot midden
van een andere zuil hoekzuil naar binnen gericht: Dorische hoekcontractie
stevigheid, compactheid, stabielere indruk
2) stylobaat: onderbouw vd tempel is bol, opwaartse helling =curvatuur
Oog: stabiel, horizontaal
3) Entasis: Zuilen in de zuilengalerij: lichtjes bolle curve (entasis) en zijn naar
binnen gericht net boven het midden: een zwelling marmer, gemaakt
van blokken robuustheid; zuilen dragen iets
Waarom deed men dit?
> Optische illusie: bij rechte lijnen en rechte hoeken zouden de zuilen te dun lijken
(zonder die curve) en de stylobaat zou te uitgehold lijken
> of: Men week af van het strenge wiskundige plan om leven te geven aan het
gebouw zoals ook het menselijk lichaam levendig is
Functie van de tempel:
1) huis van de godheid: beschermde constructie voor cultusbeeld
2) de schatkist van de Attisch-Delisch zeebond was erin ondergebracht
3) overwinningsmonument voor overwinning op Perzen bij Marathon in 490vChr.
Les: > terminosmuur?? er rond
> Kleine heiligdommen: goden hadden hun eigen cultusplaats
> In muur: zuiltrommels (van een oudere tempel): ronde elementen zonder cement op
elkaar stapelbouw
Erechteion: (fig. 8.11,12) op de noordkant van de heuvel. Ongeveer van 421 tot 406 aan
gewerkt. De tempel is eigenaardig gevormd
-
vier sets van zuilen op een steunstuk
vier verdiepingen
drie structurele eenheden, elk met een eigen dak
reden voor deze complexe structuur: samenstelling van de rots op die plaats + de
noodzaak om rond ≠ cultusplaatsjes te bouwen
deze streek bevat vele tekenen en overblijfselen van het mythische verleden van Athene, zoals
de olijfboom van Athena en de tekens van Poseidons drietand
- de meest heilige en aanbeden god van Athene, de houten Athena Polias (mss. een oude
traditie: deze plaats was vroeger ook een heilige plaats, in de Bronstijd, bij een
Myceens paleis) + andere godheden (vb. Erechtheus)
- een voorbeeld van Ionische ingewikkeldheid/(te grote) gedetailleerdheid en elegantie
-
veel versiering en zeer elegant (zeker toen het beschilderd was)
gedetailleerd noordelijk portaal en het ongewone zuidelijke portaal, de daken met
vrouwelijke figuren = kariatiden (meisjesfiguren die de functie van een zuil vervullen
en het kapiteel als een mand op het hoofd dragen)
Propyleeën: (fig. 8.13) de grote toegangsweg. Het was ook een project van het Pericles’
bouwprogramma. De architect: Mnesikles. Gebouwd van 437 tot 432, maar het was niet af
wegens de Peloponnesische oorlog.
-
-
-
plan: T-vormig ontwerp
zes Dorische zuilen stonden in het oosten en westen in paren van drie langs elke kant
van de centrale oprit (ramp) waar offerdieren heen geleid werden
een muur met vier deuren staat aan het hoofd van een trap met vijf treden, overgang
tss. de oostelijke en westelijke portalen
een lange rechthoekige gang
twee kleinere kamers aan de buitenkant (westen), één was maar vervolledigd: met drie
zuilen in antis en een raam langs elke kant van de centrale deur Pinakotheke =
‘schilderijenkamer’ (met verplaatsbare schilderijen op houten borden)
toegangsgebouw was ook afgevlakt in het westen om plaats te laten voor het
heiligdom van Athena Nikè later een kleine Ionische tempel
nog een ander beeld: Athena Promachos
de façaden bij de toegangsweg moesten overeenkomen maar de architect had er drie
zuilen gezet, omgeven door twee anta, maar de west anta stond vrij zonder een muur
er achter. De bezoeker zag dan een ‘tristyle’ in antis façade zowel links als rechts,
terwijl die in het zuiden eigenlijk vals was.
belang van de bezoeker was uniek: twee grote vleugels om de bezoeker en de
valse façade te omvangen/omhullen??
gebouwd met marmer, en donkere (Eleusische) kalksteen gebruikt voor bepaalde
details (deurstijlen) om te contrasteren in kleur benadrukt de zichtbaarheid (en
safety?) Pericles’ kenmerk
Dorische stijl boven de ingang in het westen, draagt drie metopen (normaal twee) om
toegang te voorzien voor de helling
Later: voor korte overspanning en daarna voor lange dwarsbalken (stretches), bij een
zuilengang
de architect voegde ijzeren balken tussen de toppen van de architraven om het gewicht
af te buigen van het centrum van elke marmeren architraaf en naar de zuilen te leiden
De Propyleeën en het Parthenon maken deel uit van eenzelfde plan:
Les: grondplan van een oudere tempel
- na 480: Perzenpuin werd begraven nieuw bouwprogramma (Athenatempel)
- ??bouwelementen: zuiltrommels die ze herbruikten, maar er waren reeds andere
cultusplaatsen: door zuilengalerij kijken je ziet naeskos?? = klein tempeltje: cultusplaats
omhoog gebracht in nieuwe tempel
- foto eind 19e eeuw: storthopen, je ziet ook een (Frankische, 12e eeuw nChr.) toren afgebroken
> Men wou geen Islamitische structuren afgebroken??
> Veel gebouwen met spoliën (hergebruikt materiaal) gebouwd
4) De Corinthische stijl
Latere jaren van de 5e eeuw
- plantenvorm op het kapiteel
- Kapiteel: klokvormige wrong versierd met spiralen en plantenmotieven
- Acanthusbladen
Eerste vb. van die Corinthische stijl: Tempel van Apollo in Bassai (fig. 8.14)
- gebouwd door Iktinos
- tempel staat vrij in het landschap op een hoge berg
- ongewoon in: > oriëntatie (noord-zuid gericht)
> schikking van de binnenkant (adyton = een heiligdom ligt naast de cella)
- binnenzijde van de cella: strijd tss. Grieken en Amazonen natte stijl
- Ionische zuilen met brede, verspreide basis en een alleenstaande Corinthische zuil (410
vChr.) tegenover de ingang op het einde (8.15)
- boven de architraaf is er een doorlopend fries, dat gemaakt is rond het einde vd eeuw (het
werk aan het gebouw zelf begon iets vroeger)
7.3.2 Wereldlijke architectuur (p.209):
1) In de Agora: verbouwingen na de vernietigingen door de Perzische invasie
agora (Gr., v. ageiroo = verzamelen), in de Griekse oudheid een open plek, in de vlakte gelegen en
gemakkelijk toegankelijk, ook voor wie van buiten kwam, waar de burgers van de stad bijeenkwamen en
waar het stadsleven zich concentreerde. In de loop van de tijd verrezen er voor de verschillende aspecten
ervan afzonderlijke gebouwen. Rechtspraak: daarvoor was een stoa zeer geschikt, waar ook de magistraten
de burgerij te woord konden staan. Religieuze en andere festiviteiten: tijdelijk of permanent gebouw.
Tempels, kleine heiligdommen, altaren en standbeelden kregen ook een plaats bij de agora. Deze diende ten
slotte ook als handelscentrum waar kooplieden, bankiers en geldwisselaars elkaar ontmoetten. (fig. 8.16)
- Tholos: een rond gebouw
> werkcomité van het bestuur in 470-460
- Een gebouw met een orchestravorm
> voor de bestuursbijeenkomsten
- ≠ zuilengangen: nieuw type oude ‘Royal stoa’: ‘zuilengang van Zeus’
> gewijd aan Zeus:
> twee uitstekende vleugels, dragen elk zes zuilen, behandeld als
tempelfaçades
> Centrale gedeelte: drie metopen systeem
> Binnenin: ononderbroken Ionische zuilen
> Geen kamers achter de zuilenrij van de binnenkant
> Standbeeld van Zeus op een rond oppervlak stond mss. tss. de twee vleugels
(8.17)
Heropbouw van de Agora was een geleidelijk project met weinig aandacht voor een gepland
effect. Op het einde van de eeuw was de klassieke Agora vervolledigd.
2) Oude bronnen schrijven de aanvang van een stadsplanning toe aan Hippodamos van
Milete:
Hij nam deel aan een aantal projecten en was de leidende voorstander van
stadsplanning
De haven van Athene, Piraeus (tweede kwart vd eeuw): de grensstenen die men
nu gevonden heeft, wijzen op wijken (men kan het niet volledig opgraven omdat die
plaats nu bebouwd is)
Opgravingen in Milete: bewijs voor een rooster-stadsplan
3) Olynthus, (N-Griekenland), 432-348 vChr.: (fig. 8.18)
Goed voorbeeld van rooster-stadsplan
Brede lanen van noord naar zuid, gekruist (met regelmatige tussentijd) door oost-west straten
De blokken die zo gevormd werden, waren gevuld met huizen: 5 op de noordkant en 5 op de
zuidkant; hun achtermuren gescheiden door een smal steegje
- onopvallende ingang vanaf de straat
- naast een binnenhof (meestal geplaveid) ligt een lange rechthoekige kamer = pastas
- gelijkvloers: leidt naar de pastas of de binnenhof eetkamer of entertainment kamer (=
andron??) met banken om op te eten
- verdieping: slaapkamers en opslagplaatsen
- de normale huizen in oude steden waren minder formeel dan die in Olynthus: uitgespreide
bouwvallige constructies
- (fig. 8.19) een plan van een blok van huizen in Athene:
> binnenhof is een steeds terugkerend kenmerk
> Er rond zijn een aantal kamers gegroepeerd volgens een onregelmatig plan
> Simpele constructie: modder bakstenen en hout op een stenen fundering
4) Een boerderij op het platteland (fig. 8.20)
Late 5e eeuw, in west Attica
- breed pastas-stijl huis?
- twee verdiepingen en een binnenhof
- aanwijzing van een plattelandsgebouw van redelijk welstellende mensen
7.4 Sculptuur (p.214)
1) Omphalos Apollo, in Athene (fig. 8.21)
- lijkt meer op een echte persoon dan de Kritios jongen
- ontwikkeling van de voorstelling van de anatomie
- Romeinse kopie van een Grieks origineel brons
Romeinen: grote verzamelaars en de oude Griekse kunst werd zeer gewaardeerd
Standbeelden werden uit Griekenland gehaald, als oorlogsbuit en als
verzamelstukken, maar na een tijd waren er zo’n beelden niet meer en ging men dus
kopies maken van het werk van beroemde kunstenaars.
-
die kopies van Griekse originelen werden op vele manieren gemaakt, al naar gelang
wie de kunstenaar was (vdie kopie):
> men kon iets met de losse hand weergeven of met een ‘pointing machine’
> de kunstenaar kon ook attributen toevoegen (vb.: een jonge atleet veranderen in
Hermes)
> men kijkt ook naar wat oude schrijvers over die kunstwerken hebben vermeld
Men probeert om de meest aannemelijke weergave van een standbeeld er uit te
pikken
Eerste helft van de eeuw, een paar originele werken; maar geen een kan toegeschreven
worden aan een gekende kunstenaar:
2) Zeus uit zee (fig. 8.22-23), speerwerper
Kenmerkt een nieuwe stijl
- groot, bronzen beeld, meer dan levensgroot
- hij gaat zijn wapen gooien, een bliksemschicht
- (anculi = leren bandje bij speerwerper, 460vChr.)
- rechterarm: naar achteren; linkerarm: uitgestrekt naar het doel
- staat op een voet en de andere voet komt maar zachtjes op de grond
moment van de actie
- geen verschil tss. de gestrekte en samentrekkende spieren
- niet drie-dimensionaal maar eerde plat, bedoeld om het vanuit één hoek te bekijken
- haar is gedetailleerd weergegeven en een grote baard verhevenheid en macht van de
traditionele goden superieure figuren in menselijke vorm
- ingelegde ogen in een ander materiaal (geeft nog een grotere macht aan het gezicht)
- wordt voor de zuilengang van Zeus gezet maar dat is niet zeker, wsch. is het beeld
verscheept of gewoon over boord gezet
de meeste bronzen beelden zijn verdwenen (gesmolten, werden hergebruikt)
Bij marmer, verwerkt tot kalksteen
3) De Diskobolos (discuswerper) (fig. 8.24)
Gemaakt door Myron: in midden 5e eeuw, zowel Strenge als Hoog-Klassieke kenmerken
- origineel in brons = hol, licht (Rom. Kopie, in marmer = zwaar dus stut nodig)
- openheid van vorm en een statische anatomie (bep. delen vh lichaam worden
benadrukt)
- bedoeld om maar vanuit één hoek te bekijken; plat, 2-dimensionaal
- vereenvoudiging van kenmerken: zonder individuele kenmerken of emotie
- hoofd is gescheiden van de actie van het lichaam; moment voor de actie (spanning
voor hij mag werpen)
- vormt een mooi, duidelijk patroon maar met geïdealiseerd spierenstelsel en kenmerken
4) De wagenmenner, Motya (W-Sicilië) (fig. 8.25)
- groter dan levensecht, marmer
- streng kijkend hoofd met een curveachtige positie (is verwarrend)
- een brede gordel, over het half transparante kledingstuk (ook ongewoon)
- lang, nauwsluitend kledingstuk wagenmenner; maar de armen verwijzen er niet
naar
- mss. een held, historisch persoon, een lokale vooraanstaande, priester voor een
Fenicische god
les: wagenmenner van Delphi brons
wijgeschenk voor overwinning bij wagenspelen in Delphi (478 of 474 vChr.)
- stilistisch: > strenge stijl
> Geen archaïsche glimlach: mond proportioneel goed maar kaakvlakken verbreed
> Githon bij wagenmenners: hoog opgetrokken en met een overslag eroverheen +
aangezette mouwen
> Teugels, overblijfsel vierspan
Heeft hij de wedstrijd gewonnen? Ja maar diegene die de wagen financierde, won de
Spelen
5) De tempel van Zeus, Olympia (fig. 8.26-33)
Sculpturen: Strenge stijl, eerste helft van de 5e eeuw
Pedimenten:
- O: voorbereiding van een wagenwedren
> Oinomaos: ~ heeft een mooie dochter
~ Beste wagenmenner: als iem. hem kan verslaan, krijgt dochter
~ Pelops gooit het op een akkoordje met Oinomaos
~ Maar: assen vd wagen v Oinomaos in was dus:
> De held Pelops verslaat met een truc en doodt Koning Oinomaos
> Hij wint de prinses Hippodameia en het koninkrijk
Het moment juist voor de actie
- Zeus staat als scheidsrechter in het midden, buigt zijn hoofd naar Pelops (die rechts
staat)
- Naast de centrale figuren staan twee wagens getrokken door paarden (lange lichamen:
een ouderwets middel maar de paarden behoren tot het verhaal). Daarnaast: knielende
en rustende figuren die de ruimte opvullen
- Naast de wagen: een ziener met een staf: houdt zijn hand voor zijn mond gebaar
van schrik en angst (hij weet al wat de toekomst zal brengen, onheil)
- Realistische weergave: slappe spieren, terugwijkende haarlijn, rimpelig voorhoofd (dat
realisme verdwijnt in de 2e helft vd 5e eeuw, bij het idealisme vd Phidias sculptuur)
- W: scène van actie
> Centrale figuur: Apollo
> Gevecht tss. de menselijke Lapithen en de beestachtige centauren op het
huwelijksfeest van de Lapithen koning
- in de hoeken: neerliggende toeschouwers
- de paardenlichamen van de centauren vullen de ruimte
- de andere figuren grijpen elkaar vast, duidelijk te onderscheiden figuren
- detail Apollo: > heroïsch opgezwollen ogen
> brede kaakvlakken
> rechte lippen en kijkt streng
> naakt, behalve himation = mantel rond schouders
> proporties goed: abdomen (4), spieren
- detail: een vrouw wordt aangevallen door een centaur (ze stoot met haar elleboog
tegen zijn hoofd), ontblote borst, githon linnen, veel plooien; maar ze vertoont een
kalme uitdrukking tijdens het gevecht
de menselijke figuren: kalm
de centauren: in de war, grauwen, razernij
superioriteit van de geciviliseerde mensen ongeciviliseerde krachten vd natuur
- toch sommige mensen: natuurlijke emoties (open mond, gefronst voorhoofd)
echt ideaal
- detail: centaur die het been van een vluchtende vrouw grijpt: gedetailleerd (aders in
hand; druk vh materiaal, de vouwen)
Idealisme is dominant bij de bovenmenselijke Apollo en bij de Lapithen
Metopen: ‘De twaalf werken van Herakles’
Zie ook architectuur
-
zes werken langs elke kant vh gebouw: over de pronaos en opisthodomos portalen
geometrische vormen
‘Kretenzische stier’ (fig. 8.32)
‘De appels van Hesperides’ (fig. 8.33)
Drie waardige figuren zijn monumentaal eenvoudig voorgesteld
Athena is knap, draagt een peplos die recht naar beneden valt, gebroken door de
vorm van haar knie wat haar lichaam weergeeft
ze kan als dochter van Zeus het hemelgewelf tillen met één hand
ouderwetse compositie met drie verticale figuren
Hoog-Klassiek, 2e helft van de 5e eeuw
Phidias: chryelephantine = goud en ivoor
Kleding 
blote delen
Werkplaats: materialen zijn er gevonden om cultusbeeld te maken (sierstenen, glas, op houten frame,
Nikè op Zeus’arm ~ overwinning)
Zwart geglazuurd bekertje gevonden: ‘filia eimi’ = ‘ik ben Phidias’
Dubieus: schrift klopt, maar kannetje moet 30 jaar oud zijn
Verklaring: vriend v Phidias juicht hem toe in zijn toekomstige atelier en laat kannetje
vallen?????
- ontwikkeling naar Hoog-Klassieke sculptuur: door of 2 ateliers of 1 atelier die ontwikkeling maakt
tijdens hun werk
Vb. Zeus, Olympia (8.2)
Vb. Athena in Parthenon
Vb.: twee bronzen standbeelden van de zee in Riace, Italië (fig. 8.34), gevonden door vissers
na een storm in 1972: men weet niet wie ze voorstellen. Phidias-tijd.
- Meer dan levensgroot; Hoog-Klassiek ~ 450vChr.
- Twee blote mannen, met baarden
- Krijger: schildband zie je nog, in de andere hand: een speer
- Link met Achillesschilder (roodfig.), in contrapposto (1 been draagt het gewicht, het
andere is vrij)
- Detail: > beeld is composiet: ≠ materialen
> Ogen: ingelegd
> Lippen: opgelegd in een andere kleur
> Krullen baard: apart gegoten en erop gesoldeerd
Polykleitos: Peloponnesische beeldhouwer geïdealiseerde mensen
Vb. Doryphoros = speerdrager (fig. 8.35)
- staat naar voor, houdt een speer (verloren gegaan) vast over zijn schouder
- gemaakt van brons (dit is een kopie: zie je aan de ‘stut’, een boomstam)
- typisch: > duidelijk spierenstelsel met grote verdelingen in het lichaam
> geïdealiseerd hoofd met kort (borstel)haar
> houding: stand- en steunbeen
Menselijke proporties iet meer benadrukt held
- gewicht op zijn rechts been en het linkerbeen is naar achter en die voet rust op zijn
tenen
- suggestie van verdeeld (shifted) gewicht: ene heuplijn lager dan de andere en dus ene
zijde vd buik gecomprimeerd, de andere lang uitgerekt
- de rechterarm hangt vrij naar beneden + linkerbeen is gebogen, knie geknikt
- de linkerarm en rechterbeen zijn tegenovergesteld aan elkaar
- hoofd neigt naar het rechterbeen + kijkt weg uit de as, lichte draaiing
vrijheid en gevoel van beweging CONTRAPPOSTO
6) Diadoumenos, met de haarband (fig. 8.36,37)
Romeinse kopie, origineel brons van Polykleitos
- later dan de Doryphoros: want is meer open v vorm en gevorderd kunstwerk
- sporter die voor het sporten een band rond zijn haren wikkelt
- zelfde manier van weergeven van het spierenstelsel en kenmerken als bij Doryphoros
- detail: geïdealiseerde blik, dromerig, geen contact met de toeschouwer
Polykleitos: regel/maatstaf wiskundige of geometrische relatie in proporties
Anderen: beeldhouwer wijkt af van ideale verhoudingen van
het lichaam om meer een illusie van het leven weer te geven bij
de figuur
7) Sculpturen van het Parthenon (fig. 8.38,39)
- gemaakt met geld van de belastingen
- sculpturen op alle metopen en pedimenten + op friezen aan de buitenkant van de cella
muur binnen de zuilengalerij
die fries loopt helemaal rond het gebouw op de top van de muur
- Phidias moest het Pericles’ programma van de Acropolis uitvoeren en hij maakte een
cultusbeeld voor het gebouw
- Voor dit gedetailleerde en zorgvuldig geplande programma van decoratie had men een
enkele auteur nodig
- Artiesten met een diversiteit in opleiding en bekwaamheid
- Diversiteit in kwaliteit en stijlen zijn te zien in de metopen
Beelden meestal uit: > Lapithen centauren in een gevecht (centauromachie)
> Grieken Amazonen
> Goden reuzen
> Plundering van Troje
- fig. 8.38: > de compositie is statisch (arm houterig, maar gezicht wel emotie en pijn)
en
achtergebleven (‘retarded’)
> de borstspieren van de Lapith zijn lineair en doen denken aan de Strenge
Stijl
> zwakkere stijl van metopen: oudere kunstenaars of kunstenaars die minder
bekwaam zijn en niet met de nieuwe stijl werken
- fig. 8.39: > (laag-reliëf dat gedeeltelijk vrij staat fig. komt los uit de plaat)
succesvolle compositie en vergevorderde weergave van anatomie
Lapith: > grijpt de centaur met zijn linkerhand en met zijn voet zet hij zich schrap,
strekt zijn rechterarm naar achter om de laatste klap te geven
> Zijn mantel: hangt aan zijn armen en vormt achter hem de achtergrond
(blauw geschilderd). Het is een middel om de duwende lichamen te
benadrukken en om eenheid en balans te voorzien
> De moed van de compositie en de sterke behandeling van de lichamen de staart van de centaur gaat op in de plooien van de mantel
Fries:
1) fig. 8.40 (kleurenfoto 10)
- begint in het westen, een processie die langs de noord- en zuidkant van het gebouw
naar het oosten (= godenverzameling) gaat, waar een ritueel plaats vindt.
-
Panathenaic processie: de meest belangrijke ceremonie in Athene een nieuwe
peplos wordt plechtig naar Athena gedragen in een gebouw (dat later bij het
Erechtheion hoort)
- De mensen die deelnemen aan de processie zijn Atheense burgers
- 192 mannen v Marathon (490): 192 Atheners gesneuveld (tegen de Perzen)
Overwinnings-/herdenkingsmonument (stoet heeft nog plaatsgevonden in 491vChr.)
- De voorstelling van een menselijke activiteit op een religieus gebouw (i.p.v. een
mythologisch tafereel) is nog niet voorgekomen in de Griekse kunst tot deze tijd
Geeft de houding weer van Pericles en zijn gevolg
Door sommigen gezien als arrogantie en heilschennis
Vele problemen: i.v.m. de zichtbaarheid
- Kleurrijk beschilderd en verfraaid met metalen toevoegsels (accouterments?)
- Elk blok van de fries is dikker vanboven dan beneden scène is naar de toeschouwers
beneden gekeerd
- Eentonigheid vermeden door: variëren in afstand tss. de figuren sommigen tegen de
stroom laten inlopen (vb. ambtenaren die de processie moesten controleren)
- laag-vlak-reliëf (en dus niet diepreliëf want dan zijn er teveel schaduwen en vervaagt het
beeld)
2) fig. 8.41
N: groep mannen op paarden: ze komen vluchtig naar elkaar toe (normaal gewoon op een rij)
- De figuren overlappen elkaar in een maximale diepte (op minder dan zes centimeter), goede
proporties
- De paarden lijken klein in vergelijking met de mannen
- De ruiters hun hoofden bevinden zich op hetzelfde niveau
- Kleine variatie in de figuren: een man kalmeert zijn paard door het op de nek te kloppen
3) fig. 8.42
N: heilig vee (offerstieren) wordt geleid door belangrijke (solemn) jongeren
- Een dier doet lastig breekt de eentonigheid
- veel gevoel voor detail
4) fig. 8.43
- Detail van een jongere: geïdealiseerd en plechtig gelaat (~ miniatuur volwassene)
- In de Hoog-Klassiek: worden ook zeer jonge kinderen afgebeeld als geïdealiseerde
volwassenen. Voorstellingen van ouderdom en misvorming zijn zeldzaam.
5) fig. 8.44
Oostelijk fries: moeilijk te interpreteren
- twee figuren: breder en kleiner houden een lang vierkant kledingstuk vast
De peplos van Athena: de nieuwe of de oude?
- andere figuren praten zachtjes met elkaar
- zittende Olympische goden, het lijkt of ze wachten op de processie die komt
> De goden zitten ook naast de peplosscène maar met hun rug er naar toe
> Ze lijken te praten met elkaar: Aphrodite (nt in de fig.): wijst naar een groep mannen of
mss. naar de processie achter hen
> Een zittende god (in Z vd groep) overlapt onhandig de kleinere sterveling
> De Griekse goden met gewone Atheners afwijking van de traditie en conservatisme
of mss. politieke redenen hybris = godslastering, hoogmoed
mss. poging om de goden te scheiden van de stervelingen maar toch ook de speciale
relatie tss. hen aan te duiden
Figuren krijgen een heroïsche status (er is veel over geschreven)
> Poseidon – Apollo – Artemis met githon (afzakkend schouderbandje)
Pedimenten: rond reliëf, tot aan de achterzijde uitgewerkt
W: krachtmeting Athena (olijfboom) Posseidon (bron) voor het land van Attica
> weergegeven op het moment dat Athena voor een mirakel van haar olijfboom zorgt en
de strijd wint
> De ruimte is gevuld met: paarden, gehurkte (geknielde), zittende en liggende
toeschouwers (fig. 8.9)
O: geboorte van Athena (uit Zeus: Hephaistos moest hem een klop op het hoofd geven met
een bijl Athena in volle wapenuitrusting (speer, schild) moment direct na de actie
(fig. 8.45-47): > het nieuws van het wonderlijke gebeuren verspreidt zich vanaf het
centrum van de scène en de ≠ figuren reageren
> Rechts, noordkant: drie vrouwelijke figuren zitten neer (facing outward?): diegene het
dichtst bij het centrum zit, hoort het nieuws
> Link, zuidkant: een lopende figuur deelt het nieuws mee aan een zittende vrouw die bij
het horen van het nieuws haar arm opgewonden om hoog steekt
> einde: neerliggende figuur met de rug naar het centrum, die het nieuws nog niet gehoord
heeft
Vertrek van een strijdwagen van de nacht (N): hoofd vh paard en romp van de godin
(Selene = godin vd schemering)
~ zinken in de onderkant
Aankomst van een strijdwagen van de zon (Z): je ziet alleen de hoofden vd vier
paarden en de armen en hoofd van de wagenmenner (Helios = zonnegod)
~ komen uit de onderkant vh pediment
Illusie van de opkomende zon en de ondergaande maan: symboliseren eenheid v tijd
Details: tonen ontwikkeling in de sculptuur vanaf de 1ste helft vd 5e eeuw
(fig. 8.48) zittende mannelijke figuur (mss. Dionysos of Herakles): toont het inzicht in een
lichaam in rust met zwellende vormen
- houding is aangepast aan driehoekig pediment, houdt zich afzijdig omdat Athene in
vrede leeft
(fig. 8.49) Aphrodite met afzakkend schouderbandje, zit in de schoot van haar moeder
Dione
> zwaarheid en weelderigheid in de zittende en liggende figuren aan de andere kant van de
gevel
> de zware vormen worden nauwelijks verborgen gehouden door de elegante kledij
> zwaar gehouwen in marmer zware plooien en spelingen met schaduw suggereren
volume en model (de kledij is meer transparant) githon plakt tegen haar lijf aanzet
tot ‘Natte Stijl’
> het lijkt of je rond de figuren kunt gaan, veel details
Hoge kwaliteit
Het Parthenon diende als huis voor het beeld van de godin in chryselephantine, gemaakt door
Phidias (fig. 8.50) : Athena Parthenos : 2kopieën: ( 1) gekleurd, 2) verkleind: Athena
Varvakeion??? En Nikè erbij)
?Gerucht: Phidias zou zich op het schild hebben laten afbeelden hybris
De Hoog-Klassieke stijl van het Parthenon heeft veel invloed gehad:
Fig. 8.51: een ruiter die een vijand gaat slaan mss. een begrafenismonument gemaakt
door een van de meesters die werkte aan het fries van het Parthenon zelfde idealisering vd
figuren
Evolutie:
meer gedetailleerde en hoog versierde beeldhouwkunst
Friezen van de tempel van Apollo te Bassai:
Gevecht > Grieken Amazonen (fig. 8.52)
> Grieken centauren in hoog-reliëf + sommigen zijn rond gemodelleerd
(fig. 8.53)
> Sierlijke decoratie, gescheiden van de werkelijkheid van het gevecht, ondanks de
onbetwistbare brutaliteit van de scènes
> Hoofden zijn geïdealiseerd maar toch verschillen deze werken van vroegere werken: de
figuren bewegen naar achter en naar voor en komen in en uit de achtergrond in
wentelende en opgewonden bewegingen. De vallende, tollende beweging geaccentueerd
door de wapperende kledij wordt transparant, benadrukt de stevige lichamen
‘Natte Stijl’ klevende transparante kledij (einde 5e eeuw vChr.)
Vb.: Tempel van Athena Nikè: op de Acropolis
- Afbeelding van Overwinningen (Victories, Nikai): > trofeeën oprichten of heilige dieren
naar
Athena brengen
- Gedetailleerde kledij: > dicht tegen het lichaam doorzichtigheid wordt benadrukt door
ondiepe plooien
> Ook diepe inkervingen om de golvende plooien onafhankelijk te
tonen van de anatomie van de onderkant van het lichaam
- Nadruk op de mooie versiering
7.5 Schilderkunst en mozaïek
In de 5e eeuw zowel muurschilderingen als beeldhouwkunst
Schilders: Polygnotus en Mikon
Mozaïek = gekleurde stenen bijeenbrengen die een afbeelding vormen of een patroon
- In Griekenland: om vloeren met patronen te maken
> De stenen worden in de natte cement van de vloer gedrukt nadat het gelegd was
> De voltooide vloer werd gepolijst of ingeperkt(afgevlakt) zo dat het oppervlak zo
vlak mogelijk was
> Eerst: de stenen waren natuurlijke kiezelstenen, gebruikt zoals ze werden
gevonden
- De vroegste mozaïek vloeren: in Gordion (in Phrygia), in de 8e en 7e eeuw vChr.
- In Griekenland vanaf de 5e eeuw:
> Plantenpatronen
Fig. 8.55: wiel met vier spaken is het centrale motief en met figurenscènes in de hoeken
> In NO hoek: centaur die een katachtige achternazit
> Er onder een versierde band
> Kleuren: zwart en wit, een beetje rood, en bruingele kiezelstenen
> Tekening is minimaal, geen anatomie zichtbaar
> De kiezelstenen zijn niet heel dicht tegen elkaar gelegd
7.6 Aardewerk
Geen drastische veranderingen in vormen in de 5e eeuw, wel subtiele veranderingen in profiel
en versiering
e
- eerste helft 5 eeuw: eenvoudig zwart aardewerk verticale ribbelpatroons op
drinkbekers, kleine amfora’s en lekythos, (benaming voor zowel kleine Griekse vazen
voor olie en parfum als voor het gewone type van vazen die men op of in de graven placht te
zetten.)
-
na het midden van de 5e eeuw: versierde inkervingen en stempels verschijnen, dikwijls
palmetversiering (ornament in de vorm van een gestileerd palmblad, bestaande uit
langwerpige bladen, streng symmetrisch geordend rond een duidelijk langer middelblad,
tezamen groeiend uit twee spiraalvormige krullen. De palmet komt als op zichzelf staand ornament
voor, maar ook als ritmisch herhaald decoratief motief van bijv. friezen. Palmetten worden steeds van
voren gezien en gewoonlijk rechtopstaand afgebeeld, soms alternerend met een omgekeerde palmet of
een ander motief (bijv. lotuskelk). Het palmetmotief treft men behalve in de Griekse en de Romeinse
kunst ook aan in de renaissance en in de classicistisch georiënteerde stijlen, met name de empirestijl.)
aandacht voor het profiel en bewerking van het oppervlak (fig. 8.56)
-
-
rood-figurige schildering, verder zetting van de vorige periode maar er waren minder
goede schilders
eerste helft 5e eeuw: ≠ schilderscholen: ≠ stijlen:
> formules van de Archaïsche periode
> kalme, rustige Klassieke composities
> kopies van wandschilderingen
> experimenteren met vernieuwingen in techniek en stijl
de Penthesilea Schilder (één vd leidende schilders): fig. 8.57 ‘de schaal van
Penthesilea in München, rond 465’
> een gevulde compositie waarin Achilles de Amazone doodslaat, het past goed in
de cirkelvormige ruimte van de schaal
> ongewone techniek in de weergave van de brede figuren, de omtrekken en de
spieren getekend in verdunde glazuurlaag en er dan overgaan met een reliëflijn
> ook een dun gekleurd laagje, schakeringen, en scherp verkort in perspectief
weergeven
> lijkt een volledig schilderij samengedrukt op een schaal
> het moment juist voor de dood van Penthesilea is weergegeven, aangrijpend door
het oogcontact tss. de beide strijders
(in de Griekse mythologie een dochter van Ares en koningin der Amazonen, kwam na Hectors dood Troje te
hulp. Zij werd door Achilles gedood, die in datzelfde moment in liefde voor haar ontbrandde, maar haar niet
meer van de dood kon redden)
-
-
Niobiden Schilder: meest ambitieuze vaasschilder: fig. 8.58 ‘de calyx (= kelk) krater
in Parijs’ 460-450
> Figuren zijn boven elkaar geplaatst in een natuurlijk omgeving (één verdwijnt
zelfs gedeeltelijk achter een rots)
> Afstand tonen maar zonder de figuren te verkleinen
> Athena en Herakles zijn herkenbaar (de anderen niet)
Achilles Schilder: invloed van Pericles’ sculptuur, 2e helft 5e eeuw: fig. 8.59,60 ‘vaas
in het Vaticaan’
> Een grote, stille figuur in contrapposto toont alle technische vaardigheden van die
tijd
> Voorstelling van het oog geoefend in de techniek van de Berlijnse Schilder
> De stille, geïdealiseerde figuren behoren tot dezelfde serene wereld als die van het
Parthenon fries.
Vb.: kleurenplaat 11: subtiele verwijzing naar de dood op een lekythos
> Een vertrekscène is weergegeven, de krijger gaat vertrekken en zal niet meer
terugkeren
> De kalme poses en de in ingetogen behandeling van het onderwerp behoren tot de
Hoog-Klassieke stijl.
Scènes van het alledaagse leven in de kleinkunst:
Vb. kleurenfoto 5, stamnos, geschilderd door een tijdgenoot van de Achillesschilder,
Figuren meer ‘vleselijk’ voorgesteld
- Meidias Schilder: hoog versierde stijl laat 5e eeuw
1) Hydria (waterkruik) 8.61: op kleine schaal, versierde geklede figuren, geplaatst in
mooie houdingen
Details werden verguld, de attributen werden weergegeven in reliëf
Opzichtig (florid)of bloemrijk? Stadium
> Mooie en alledaagse onderwerpen: huisleven, allegorische scènes met
personificatie als ‘gezondheid’ en ‘heel de nacht door feesten’
> Goden: meestal Dionysos en Herakles, goden de verbonden zijn met de leuke kant
van het leven
> Scènes met gevechten (vanuit de mythologie) minder veel dan ervoor
2) Hydria: kleurenplaat 15,
Phaon, een oude veerman die verandert in een knappe jongeman door Aphrodite, zit
op een beschaduwde plek (met bladeren overdekt) en speelt op een lier, vergezeld door
een vrouw Demonassa.
> Hoog versierde stijl met zeer veel detail in de rijke transparante kledij
> Vergulding en reliëf gebruikt met ingetogenheid
> Let op: voet van Phaon: over de gebogen grondlijn waarop het rust
Figuren die iets grijpen zonder het vast te houden
Kenmerken schilder:
- Zachte, ronde vormen, die geen beenderen lijken te hebben in handen en voeten
- Late 5e eeuwse stijl met zachte, luxueuze figuren (verdwijnt wel tegen einde 5e eeuw)
(400–330 v.C. Zwartglanzend: nabootsing van metaal, zonder verdere versiering, tevens
nabootsing van de ‘Meidias’-stijl)
Fig. 8.62: Lekythos witte grond: begrafenisoffer
‘Witte grond stijl’:
> een deklaag van witte klei bedekt de vaas, waarop een scène is geschilderd in ≠
technieken, ook soms polychrome versieringen in dunne laagjes
> De graftombe bevat meestal het centrum van de scène met vrouwen die guirlandes
dragen om de begrafenismonumenten te versieren.
Transport amforen:
Fig. 8.63: Chian kruiken: hoekige omtrekken (en geen zwelling meer in de nek (links op fig.))
De nieuwe kruiken waren bestempeld met een munt om hen te onderscheiden van de oude
kruiken.
ronde amfoor (op voorgrond) bevatte wijn van Mende in NO-Griekenland. De
karakteriserende vorm verwijst naar zijn inhoud.
7.7 Terra cotta figuren (p. 242)
In de 5e eeuw: staande of zittende vrouwen die een githon en een himation dragen
- Attica: hol gevormde staande vrouw naar analogie met de Strenge Stijl uit de
beeldhouwkunst (fig. 8.64)
- Korinthië: stevig staande of zittende vrouwelijke figuren met gevormde voorkant en platte
achterkant (fig. 8.65)
- Andere steden, vb. Rhodos: simpele Klassieke Stijl, goedkope, massa-geproduceerde
voorwerpen (fig. 8.66)
7.8 Munten
8. De vierde eeuw. (p. 247)
8.1. Inleiding (geschiedenis)
Het Griekse rijk viel uiteen en er werd een soort lege macht (power vacuum) gecreëerd. De
steden probeerden die leegte wel op te vullen maar zonder succes, de idee om terug te keren
naar vroegere omstandigheden werd verworpen.
Sparta probeerde de koninklijke macht over te nemen. Ze vochten vele oorlogen tegen hun
vroegere bondgenoten en tegen hun traditionele vijanden.
- vrede: in 387, met Perzië gaf Sparta de kans om zijn macht over het Griekse
vasteland te verzekeren
- Tweede Attische Zeeverbond: gevormd door de Europese Griekse steden en de Eilanden
onder Grieks leiderschap,
Opgericht in 378-371: oorlog tegen Sparta; dan vrede:
- Atheense overheersing de zee
- Spartaanse overmacht het land
- Griekse steden autonoom
- Nieuwe macht: Thebe, deed niet mee aan het vredesverdrag
Het was machtig door de intelligente leiders, die de Grieken verrasten door Sparta te
overwinnen in de Slag te Leuctra.
Einde van de macht: de Slag van Mantinea in 362 (hun laatste leider was dodelijk gewond)
- Griekenland ging steeds verder achteruit en kwam in een toestand van wanorde. (alle
stadstaten wilden de macht grijpen)
Macedonië, een half Hellenistische monarchie van NO-Griekenland, kwam aan de macht.
Koning Philip: > dominante macht
> Ging zuidwaarts, de ruziemakende stadstaten beseften nu het gevaar
> 338: Slag van Chaironeia: stadstaten overwonnen door Macedonië, maar
en kwam eenheid door Macedonië opgelegd
Philip: > wou beschouwd worden als de verdediger en kampioen van de Griekse cultuur en
beschaving
> Riep alle Griekse steden samen in een congres in Corinthië
> Riep een kruistocht uit tegen de Perzen om de Griekse steden te bevrijden van Klein
Azië en om de ‘Great King’ te straffen voor de inneming van de voorbije eeuw
> Vermoord in 336
zoon wordt opvolger
Alexander de Grote: (20 jaar oud)
Veroveringen in het oosten veranderden de geschiedenis
- ging over de Hellespont (= de Dardanellen), in 334
- hij leidde vele militaire acties en veroverde het hele Perzische rijk en bracht de Griekse
krijgers en cultuur tot in NW-India
- dood in 323, te Babylon (wsch. malaria of vergif)
- de 4e eeuw is een periode van bijna constante oorlogsvoering, met als hoogtepunt de
Perzische expeditie van Alexander de Grote.
> Een periode van opheffing waarin de steden zich aansloten bij de stad die de
overheersing zou winnen. Ze hadden ook te maken met interne strijd als groepen die
zich allen verzetten tegen controle
> Ook op intellectueel niveau:
Stijging van kosmopolitisme en individualisme: een man zijn voornaamste plicht gefocust op zijn persoonlijke interesses (en nt meer op zijn stad te dienen zoals t.t. van
h Pericles-tijdperk)
> Symptoom van dit tijdperk: stijging van de militaire huurling, die iedere macht wou
dienen als hij betaald werd
> Macedonië: nationale monarchie, trouw aan de koning
> verval van het stadstaten systeem (onderwerpen aan een sterkere en verenigde macht)
8.2 Kunst
Kan gezien worden op verschillende manieren
- overgangsperiode met in de 1e helft en beetje in de 2e helft vd eeuw: Classicisme
- toch genoeg veranderingen om een duidelijke breuk te zien met de 5e eeuw
- de 4e eeuw en de Hellenistische periode w gezien als een doorlopende periode
- grote invloed van de Hoog-Klassieke stijl (in de vroege jaren)
- stijlveranderingen
- kunstenaars: individualistische stijl (bijna als reactie tegen het keurslijf vd Phidiasstijl)
- stijging van het realisme: emotie tonen en de gemoedstoestand (states of mind)
- minder idealisering
Lysippos: > grote veranderingen
> Weergave van de stervelingen en de goden
De 4e eeuw is de brug tss. de Klassieke en Hellenistische stijl (niet alleen in kunst,
ook in beschaving
8.3 Architectuur
- de Ionische en Dorische zuilenbouw: bereikt zijn hoogtepunt in de tempels van de 5e eeuw
- weinig heilige gebouwen
- nieuwe tempels waren dikwijls verbouwingen van vroegere gebouwen die vernietigd waren
- men ging ≠ elementen combineren in een gebouw resultaat: elegant maar soms
overdreven versieringen
8.3.1 Cultusplaatsen:
1) Tempel van Asklepios te Epidauros (fig. 9.1,2)
Architect: Theodotus
- redelijk klein en compact
- 6 zuilen voor en achterkant, 11 langs elke zijkant
- Redelijk diepe pronaos die leidt naar de cella dat een chryselephantine cultusbeeld bevat
- Wsch. een zuilengang binnenin
- Geen opisthodomus
- De plafond cassettes, verzonken plafondpanelen: beschilderd met maskers
- Gebouwd met ≠ soorten kalksteen
- Geschilderde metopen aan de buitenkant en zes in de fries vd pronaos
- De pedimenten zijn versierd met gevechtscènes die de Grieken tegen de Amazonen
uitbeelden en de val van Troje
2) Tempel van Athena Alea te Tegea in de Peloponessos (fig. 9.3-5)
Om de Dorische zuilenbouw te variëren; gebouwd om een vroegere tempel te vervangen die
in 394 afgebrand was.
Architect: Skopas van Paros (beroemde beeldhouwer)
- marmeren gebouw
- 6 zuilen voor- en achterkant, 14 zuilen langs de zijkanten
- Zuilen waren slanker en het entablement (hoofdgestel) (een breed en horizontaal lijstwerk,
bestaande uit een architraaf, een fries en een kroonlijst, dat door zuilen of pilasters wordt gedragen)
was laag
Lijkt een kleine, dunne verschijning
- Een lange cella met een tweede ingang in het noorden (opening in het midden vd
zuilenrij)
> Interieur: Corinthische half zuilen met mogelijk een hogere rij van Ionische pilasters
of half zuilen erboven (zoals in de tempel van Zeus te Nemea, laat 4e eeuw).
> De zuilenrij is naar achter geduwd en is bijna gelijk met de muur, steekt dus niet
veel uit, en werd behandeld als versiering
- Langwerpig plan, houdt een opisthodomus vast, herinnert ons aan de tempel te Bassai
- Corinthisch kapiteel: > gedrongen, plomp, heeft twee rijen acanthusbladen (growing up
the bell)
> Hoekige spiralen, verticale bladen
3) Tempel van Athena Polias te Priene (huidig Turkije), (fig. 9.6,7)
Architect: Pythios (schreef ook een boek)
- klein maar elegant gebouw
- gebouwd rond 340 en opgedragen door Alexander de Grote in 334
- standaard plan: 11 zuilen langs de zijkanten; de basis van de zuil staat op een lage plint
(vierkante plaat) (ook gekend bij de verbouwingen te Ephesos)
- hoge kwaliteit van inkerving in het gebouw en het plan gebruikte de regel van de
proporties op basis vd veelvouden van de Ionische voet
8.3.2 Wereldlijke architectuur: (p. 253)
- vele gebouwen in niet vergankelijke materiaal
- (fig. 9.8) de Agora, centrum van het Atheense leven, onderging kleine veranderingen, er
kwamen enkele gebouwen bij:
> Fontein huis in de ZW hoek
> Vierkant gebouw met een zuilengang binnenin (mss. voor het gerechtshof)
> Kleine toevoegingen en verbeteringen
> geen fundamentele veranderingen in de functie
1) Lysikrates Monument (fig. 9.9)
- gebouwd om een overwinning, gewonnen door een theaterkoor in 334, te herdenken
- het bevat de prijs, een bronzen drievoet, op de top van verspreid gebladerte dat de piek
van het dak vormt
- het cirkelvormige monument van witte marmer staat op een vierkante kalkstenen basis
- zes gedetailleerde en fijne Corinthische zuilen zijn in een cilindervormige muur
bevestigd (stonden oorspronkelijk wsch. vrij); (die C. zuilen verschijnen pas weer bij
de tempel van Olympian Zeus, 2e eeuw)
- wsch. een cultusbeeld van Dionysos of een sater
- tss. de kapitelen: reliëfs en drievoet??(tripod)
> erboven: epistel, gebeeldhouwde fries met het verhaal van Dionysos die piraten in
dolfijnen verandert, een rij kalfstanden??, kroonlijst, dak
- de combinatie van een fries en kalfstand wordt pas later gewoon (vroegst: Philippeion te
Olympia)
2) Mausoleum te Halikarnassos (fig. 9.10)
Één van de zeven wereldwonderen
- een grote tombe, opgericht door een lokale vorst, Mausolos
- stierf in 353, er werd continu gewerkt aan de tombe tot in 340
- twee beschrijvingen van dit gebouw (komen niet altijd overeen):
> een rechthoekig gebouw, omringd door een Ionische zuilenrij van 36 zuilen op
een basis (mss. een trapvormige piramide)
> boven het gebouw: een trapvormige piramide met erop een strijdwagen met vier
paarden
- in 13e eeuw nChr.: aardbeving vernietigd het,
- in de 16e eeuw nChr.: geplunderd door de ridders van St. John
- beroemd voor zijn kwaliteit en aantal beeldhouwwerken
- een persoonlijk monument van een buitenlandse koning die weinig invloed had in
Griekenland
3) Philippeion in Olympia (fig. 9.11) (p. 256)
Philip van Macedonië had grote invloed.
- rond gebouw, gebouwd na Philips overwinning op de Grieken in Chaironeia, in 338
(vervolledigd t.t. van Alexanders oostwaartse militaire actie in 334)
- 18 Ionische zuilen stonden rond het gebouw
- Binnenin: versierd door 9 Corinthische half zuilen die een voetstuk omringen waarop
een chryselephantine beelden stonden (Philip, Alexander, vader Philip; vlgns.
Pausanias)
- Eerste vb. van het gebruik van kalfstanden en een fries in eenzelfde entablement
- Votieve offergave en het bevat beelden van stervelingen, gemaakt van goud en ivoor
(dat normaal alleen voor de goden voorkwam)
-
Symbool voor verandering in de 4e eeuw en voor de overwinning van een
‘buitenlandse’ absolute alleenheerser
Het theater (fig. 9.12,13)
Gebouwd in niet vergankelijke materialen
- het theater wordt geassocieerd met de cultus van Dionysos en was een deel van elke
Griekse stad
- publieksvermaak: soms hield men er muzische wedstrijden
- plek vanwaar je iets kon bekijken
- ~ ten N van de westhof van het paleis van Knossos, het trappengedeelte (vanaf 6e
eeuw vChr.)
- Vroegste theater: in Koricos in Attica, rond 500 gebouwd, rechthoekig
- Einde 5e eeuw: standaardisering
4) Het Theater van Epidauros
Architect: Polykleitos
- in de natuurlijke helling van een heuvel ingegraven
- cirkelvormige orchestra (koor in Gr. tragedie) met het altaar van Dionysos
- acteurs speelden er (in Hellenistische periode, op een verhoogd podium)
- cavea (holte)?
- rijen van stenen zitplaatsen, met trappen ertussen die de zitplaatsen verdeelden in
series van hoeken
- een gang (diazoma) verdeelt het auditorium in twee ongelijke delen, zo kan je dus de
zitplaatsen bereiken
- plaats voor 12000 mensen
- zeer goede akoestiek (je kan een muntstuk horen vallen….)
- achter de orchestra: skenegebouw waarin de uitrusting (rekwisieten) lag en dat zorgde
als achtergrond
- een gang (parodos) scheidde het gebouw van het auditorium langs elke kant liet toe
dat het publiek en de acteurs snel konden binnenkomen en weggaan
Vb.: Sicilië (Etna) – Taor Mina: > inkorting van de orchestra (door Romeinen overgenomen)
> Skenae frons (gevel skene)
Vb.: Delphi: > afgekapt, niet volledig rond
Landschappelijk, prachtig gesitueerd (vb. Etna met sneeuw achtergrond)
Vb.: terra cotta, skenefrons
> Pinakes: houten tussenplaat die beschilderd was
Vb.: terra cotta, masker uit West-Griekenland
Types door mannen gespeeld
8.3.3 Militaire architectuur: (fig. 9.14)
Door de Peloponnesische Oorlog en het voortdurende opschudding in de 4e eeuw vChr.
Militaire ingenieurs maken gedetailleerde versterkingen om te beantwoorden aan de
groeiende verfijning van de offensieve oorlogvoering
- muren en torens: metselwerk en dikwijls houten en modder-bakstenen superstructuren, om
steden en forten te omringen
Vb.: Attische grens (fig. 9.14)
Tss. Attica en Boiotia
8.3.4 Priene: (fig. 9.15,16)
Een bijna volledig, kleine stad, gebouwd in het midden van de 4e eeuw vChr., op de helling
van een heuvel uitkijkend op de Meander Rivier (huidig Turkije)
- de steile helling: gebruikt als acropolis
- een versterkte muur omringt de acropolis en de lager gelegen stad, (in een Hippodamian
plan)
- oost-west straten: langsheen de helling, zijn redelijk vlak
- noord-zuid straten: zijn trappen
- residentiële wijken, onderbroken door publieke plaatsen, zoals de Agora
> gesitueerd op een van de oost-west straten
> NW: hoofdtempel: Athena Polias, op een terras
> N: theater en een kleine sportzaal
> vergaderingzaal en andere diensten
> Z: een grote sportzaal en een stadion
Huizen van Priene: (fig. 9.16)
Laat 4e eeuw tot de Hellenistische periode
- brede kamer, met ervoor een portaal, dikwijls met twee zuilen
- megaron achtig gebouw
- de betere huizen zijn in steen gebouwd, anderen in hout en modderbaksteen
Ze leken veel op de types van de 5e eeuw vChr. maar sommige Atheense huizen van de laat 4e
eeuw had kiezelsteen mozaïeken en andere Olynthische kenmerken.
8.3.5 Vari, te Attica (fig. 9.18)
Plattelandboerderij:
- gebouwd rond een hof
- huis: pastas-type, maar heeft een toren met twee verdiepingen en een hoek
verdedigingskenmerk
- 2e helft van de 4e eeuw vChr.
8.4 Sculptuur. (p. 263)
Het is een verder zetting van de beeldhouwkunst van de 5e eeuw vChr.
Een vernieuwing is te zien in de behandeling van de onderwerpen: men gaat meer
emotionaliteit tonen
1) Ploutus (overvloed) in de armen van Eirene (vrede), fig. 9.19
Beeldhouwer Kephisodotos (wsch. vader van Praxiteles), 370 vChr.
- de zwaar geklede Eirene staart naar het kind Ploutos, en wiegt hem in haar linkerarm; in
haar rechterhand hield ze wsch. een scepter
- zwaarte van haar peplos en mantel massieve verschijning
- verandering in de weergave van de kleding
meer ingewikkeldere plooien, die in ≠ richtingen gaan (zoals bij een natuurlijk
lichaam) en duidelijk transparant
stijgend naturalisme en de massieve kwaliteit van de kleding 4e eeuw
- het hoofd van Eirene vertoont nog een zekere idealisering (maar minder dan in de HoogKlassieke periode)
- relatie tss. volwassene en kind: buiging van Eirenes hoofd wanneer ze naar de reactie
van het kind kijkt, die zijn hoofd optilt om naar haar te staren
- de voorstelling van het kind als een kind en niet een miniatuur volwassene
realisme wordt een van de kenmerken vd 4e eeuw vChr.
8.4.1 Drie te onderscheiden stijlen, gekenmerkt door 3 personen:
Praxiteles, Skopas, Lysippos
1) PRAXITELES
Beeldhouwer van de gratie, elegantie
370-330, carrière
3 werken:
‘Hermes’ (fig. 9.20)
Hermes draagt de baby Dionysos, gevonden in de tempel van Hera in Olympia
Marmeren beeld (Pausanias vertelt dat hij het gezien heeft)
Maar er is toch nog twijfel over de maker van dit beeld (kopie, of origineel van een andere
beeldhouwer, of werk van Praxiteles en herwerkt door de Romeinen?)
Toch een opmerkelijk beeld:
- Hermes leunt tegen een boomstam waarover zijn mantel hang; hij houdt de baby
Dionysos vast in de kromming van zijn arm, die ondersteunt wordt door de stam
- Rechterarm is uitgestrekt en hield wsch. een tros vruchten vast de baby wijngod
steekt zijn hand er naar uit
- S-curve: (Praxiteleense curve) gebogen linkerbeen en uitstekende rechterheup
naakt atomisch correct, dus men zocht nieuwe uitdagingen compositorisch
- Spierstelsel van Hermes is zacht behandeld ( 8.35)
- Ook in het hoofd (9.21): de god staart in de verte met een dromerige expressie en kijkt
niet naar het kind
- Haar (kleine krulletjes?, tufts) staat in contrast met het zware voorhoofd (brow), de
rechte neus en dikke lippen
- De goden hebben hun grootsheid laten vallen en worden zachte en lome (languid, ook
lusteloos) menselijke figuren
Apollo Sauroktonos, of hagedissendoder (fig. 9.22)
Origineel brons
- kreupele, zwakke (limp) jonge Apollo, leunend tegen een boom, klaar om een hagedis,
die op de stam aan het klimmen is, te doorboren met zijn pijl in zijn hand moment
voor de actie
- in contrapposto maar met S-curve
- spierenstelsel en de houding tonen dat het door Praxiteles gemaakt is
- lichaam is eerder plomp en het haar is anders dan dat van Hermes (maar dat kan ook te
wijten zijn aan de kopiist)
Aphrodite van Knidos (fig. 9.23)
Meest populaire beeld in de Oudheid, vele kopies van gemaakt (best bekende is die in het
Vaticaan)
- contrapposto: ze kijkt niet naar de toeschouwer, gezicht niet langs de as
- ze heeft een bad genomen (hydria = waterkruik (!handvaten))
- ze leunt niet, maar neemt een gecompliceerde pose weer op een bep. moment
-
het blote lichaam (broad planes) staat in contrast met de kledij, het aangename van het
beeld is voor ons niet aanwezig (the overall sensuousness of the statue is lost on us)
beroemdste naakte vrouwenbeeld
les: vb. ‘Peri boiton’: > beschreven door Plinius
> beeldengroep met sater: uitzinnig, rondschreeuwen = ‘peri boitus’
2) SKOPAS van Paros
Zijn stijl wordt gekenmerkt door: de verwrongen houdingen en sterke emoties
Architect van de Tempel van Athena Alea in Tegea: fragmenten van de pedimenten zijn
teruggevonden, en een paar hoofden die sporen vertonen van een individuele stijl
Algemeen: > dramatische, getikte (twisted) houdingen
> Lijkt sommige zaken over te nemen van de Polykleitos traditie + introduceert
actieve, getikte houdingen en uitbeelding van emoties
Hij wordt ook geassocieerd met de versiering van het Mausoleum, samen met andere
beeldhouwers, nl. Bryaxis, Timotheos en Leochares (gekend van de kopies van hun werk)
Hoofd van de Tempel van Athena Alea, Tegea (fig. 9.24)
- sterk gedraaid vierkante vorm en karakteristieke diepliggende ogen
Krijger op het Mausoleum fries (fig. 9.25)
- een geknielde krijger met dezelfde karakteristieke kenmerken
3) LYSIPPOS (of Lysippos)
Inwoner van Sicyon in de Peloponnesos, het grootste deel van zijn carrière vindt plaats in het
midden van de eeuw.
Alexander (°355) was een van zijn onderwerpen. Later werd hij aangesteld als beeldhouwer
aan het hof.
Een vruchtbare, rijke beeldhouwer: 1500 werken. Lysippos behoort meer tot de
Hellenistische periode dan tot de Klassieke periode.
Drie-dimensionaliteit in het beeldhouwwerk met open vormen die langs alle kanten kan
bekeken worden
gaat verder op de ontwikkeling van de S-curve
Een van zijn grote vernieuwingen is het vertrek van de Polykleiton canon van verhoudingen.
We kennen zijn werk via Romeinse kopieën.
-
naturalistische weergaven
Apoxyomenos, of ‘de schraper’ (youth scraping himself) (fig. 9.26)
Romeinse kopie: stut + stukjes tss. de arm
Vijgenblad: kerkelijke leider van Italië, dus een later toevoeging
(Vergelijk met 8.35)
Verandering in proporties:
- een atleet die de olie en het stof van zijn rechterarm schraapt met een metalen
instrument, een huidkrabber = stigilis
- langer, rijziger en dunner (~ proporties in getallen uitdrukken: (vb. hoofd 1/9:
wetmatigheid))
- klein hoofd en langere benen
-
zijn houding is zoals de Polykleitos-stand maar ??er is geen afwisseling van
ontspannen spieren?
S-curve ontwikkelt: > knikjes in het lichaam = pendulum-beweging
> Vol met curven
Visueel aantrekkelijk: hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer beweging je ziet)
Het lichaam is weergegeven op het moment van actie
Rechterarm is uitgestoken in de ruimte, de linkerarm is gekruist voor de borst
Het breken met het frontale weergeven (door rechterarm) is het begin v 3dimensionaliteit
beeld in de ruimte, reikt met beide armen in de ruimte
Elk aanzicht, een ander perspectief
Agias van Daochos (fig. 9.27)
Marmeren beeld, Tessalische prins, kopie van Lysippos’ bronzen beeld (de basis is ervan
gevonden in Thessalië)
Minder Lysipposstijl i.vgl. met ‘Apoxyomenos’, meer een traditioneel beeld van een
zegevierende atleet:
- klein hoofd
- expressief gezicht
- poging tot een draai van de romp
- mss. is het een werk uit zijn vroegere jaren toen hij nog meer afhankelijk was van de
Polykleitosstijl (datum is moeilijk)
Farnese Herakles (fig. 9.28)
Lysippos produceerde een groot aantal beeldhouwwerken: actiegroepen, kolossale figuren,
tafelversieringen
Hij portretteerde graag Herakles en Alexander
-
Herakles, de vermoeide held, geleund op zijn knots met leeuwenvel
Een hand in zijn rug (ook te zien in latere kopies)
Portret van Alexander de Grote (fig. 9.29)
Zijn in overvloed aanwezig, daarom moeilijk om een portret de identificeren dat gemaakt is
door Lysippos
- gedraaid hoofd, en karakteriserend haar (les: leeuwenmanen: haar vanuit het midden
naar omhoog gekamd) een buste met de naam van koning in geschreven
- slecht bewaard
- persoonlijkheid in het portret wordt meer ontwikkeld in de Hellenistische periode
maar Lysippos zou wel eens de vernieuwer kunnen zijn op dit vlak
Bij de Grieken: beelden types uit, hybris (= overmoed, godslastering), maar dan laat A.d.G.
zich afbeelden; in chryselephantine (normaal alleen voor goden)
Breuk in mentaliteit: Hellenisme
Les: Alexander de Grote: > vanuit Macedonië (~ werd als niet Grieks beschouwd)
> Belangrijk voor expansie van het Griekse rijk
> Veroveringstochten
> Na zijn dood: verdeling van het rijk
Cultuurregio’s (beïnvloed vanuit ≠ gebieden)
> Ptolemaïsch, Seleucide, Pergameense koninkrijk, Macedonisch grondgebied
(deel oude Gr. + Macedonië)
4) Andere beeldhouwers
Het meisje van Chios (fig. 9.30)
- driehoekig voorhoofd
- kenmerkende lippen (~ Praxiteles)
- extreme zachtheid van vormgeving
- toegekend aan een opvolger v Praxiteles
De jeugd van Antikythera (fig. 9.31)
Origineel bronzen (bewaard) beeld, 340 vChr.
Gevonden in een scheepswrak, lijkt twee tradities weer te geven
- 5e eeuw: Polykleitos invloed stand en het dikke spierenstelsel
- 4e eeuw: Lysippos klein hoofd en de rechterarm uitgestoken in de ruimte
Geïnterpreteerd als balspeler maar eigenlijk is de houding eerder
De Marathon jongen (fig. 9.32)
Bronzen jongen gevonden in de zee nabij Marathon, 3e kwart vd 4e eeuw
- kronkelende S-curve + zachtheid van het spierenstelsel ~ Praxiteles
- giet een plengoffer (= libatie) uit
Athena, in Peiraeus (fig. 9.33)
Groter dan mensenmaat
Toegekend aan Kephisodotos, wegens de gelijkenissen met ‘Eirene’, maar ook toegekend
aan zeker nog één andere beeldhouwer
8.4.2 Grafstenen:
Vormen een goed bewijs van de artistieke ontwikkelingen in de tijd
1) De grafsteen van Hegeso (fig. 3.34)
Late 5e eeuw
Op de Kerameikos begraafplaats
Vrouw = Hegeso (staat erboven geschreven)
Proxemo: echtgenote van Proximus
- de overleden zit neer op een stoel
vrouw des huizes; githon
slavin: peplos met mantel er ronder met lange mouwen, sakos op
hoofd
- voor haar staat een bediende, kleiner weergegeven: ze houdt een juwelendoosje vast
(de meesteres ondersteunt dat met haar hand)
- de zittende vrouw kijkt naar een juweel dat ze uit het doosje heeft genomen (was
geschilderd)
- de twee figuren vormen een eenheid, verenigd door het juwelendoosje
- de versierde, lichtjes transparante kledij, de geïdealiseerde hoofden en rustige
houdingen ~ Parthenon sculpturen
- gedrag van smart, weergegeven door de compositie; de meesteres is gelinkt aan de
levende bediende door de objecten die gelinkt zijn aan het leven(??)
2) Grafsteen uit Peiraeus (fig. 9.35)
370 vChr.
Gelijkaardige scène maar enkele subtiele veranderingen
- de figuren staan nu los van elkaar
- de zittende vrouw is geplaatst op een hoek (angle) met een voet naar achteren
- beide figuren zij breder en staan verder van de achtergrond (dan die bij Hegeso)
- zwaardere kledij hangt natuurlijker over de ronde lijnen van de lichamen
- het gebaar van de zittende vrouw en haar isolatie van de bediende (die het
juwelenkistje alleen vasthoudt) toont het begin van een weergaven vd pathos
> scheiding van de figuren
> toenemende diepte in het reliëf
> toenemende emotionaliteit
3) Reliëf van de Ilissos Rivier (fig. 9.36)
- een naakte jongeling leunend tegen een pilaar kijkt uit de scène weg naar de
toeschouwer
- een oude man, steekt zijn hand omhoog in een gebaar van smart, staart naar de jongen
- een hond aan zijn voeten
- een kind, gezeten op een trapje vd pilaar, weent
- de centrale figuur is bijna volledig gescheiden van de oude man, wsch. zijn vader, en
hij kijkt dus weg van de scène om een medelijdende reactie te verkrijgen bij de
toeschouwer de smart d oude man en het kind en de aanwezigheid van de
overledene zijn favoriete jachthond ontroering
rond 340, de figurenscènes en de architecturale omlijsting (frame) worden gescheiden
eenheden
4) Grafsteen van Rhamnous in Attica (fig. 9.37)
330-320
- twee figuren die elkaars handen vasthouden
- de man: hetzelfde verdriet als bij 9.36
- de vrouw: kijkt naar de man, maar staat toch frontaal, neemt het hand van haar man
voor een laatste vaarwel
duidt op een grote emotionaliteit ?(understated depth of emotion)
5) Grafmonument van Aristonautes (fig. 9.38)
Gemaakt voor de beperkende wet van 317 vChr.
- de figuur, bijna helemaal in het rond, stelt de overledene voor als een krijger in een
gevecht
- de gedetailleerde inkerving en de overvloed aan beweging (men vraagt zich af hoe de
grafmonumenten zouden geëvolueerd zijn indien hun productie niet was ingeperkt
(curtailed)
8.5 Schilderingen en mozaïeken. (p. 275)
- De Griekse schilderkunst bereikt zijn hoogtepunt in de 4e eeuw vChr.
- Men weet dat er een groot aantal beroemde kunstenaars waren maar hun werk is
verloren gegaan. Men is afhankelijk van de weergaven in aardewerk en mozaïeken.
(vb. Alexander Mozaïek uit Pompeii, vlgnd hoofdstuk)
- Zowel muurschilderingen en verplaatsbare (movable) schilderingen werden gemaakt
(zoals die in Pinakotheke in Athene).
-
Er is een fragment van Griekse schildering op hout bewaard gebleven, gevonden door
het Engels Egyptisch onderzoek te Saqqara in Egypte (1971-’72)
schilderij van Saqqara (fig. 9.39)
- een zittende vrouw in felle kleuren tegen een lichte achtergrond, ze houdt een
voorwerp vast (mss. een tamboerijn)
> haar lichaam is roze
> de troon: rood
> een witte band rond haar zwarte haar
> het voorwerp: geel
- het is belangrijk omdat het zo zeldzaam is
1e helft van de 4e eeuw vChr.:
Mythologische scènes, in kiezelsteentjes mozaïek
(fig. 9.40) Mozaïek van Belerophon en de Chimaira in een huis te Olynthos
- het kleurenschema: zwart en wit maar de tekening is met zorg gemaakt (vgl. 8.55)
- poging tot het tonen van gedetailleerde tekeningen (inner markings)
einde 4e eeuw vChr.:
serie prachtige kiezelstenen mozaïek, gelegd in Pella, de hoofdstad van Macedonië
getekend door Gnosis
(fig. 9.41) Mozaïek: hertenjacht te Pella
- donkere achtergrond
- details in rood, geel, en andere felle kleuren
- de stand vd figuren (niet meer in profiel), gebruik van schaduw, interesse in anatomie
de mozaïekwerker deed hetzelfde als in de gelijktijdige ontwikkeling van de
schilderkunst (he was abreast of all the contemporary developments in painting)
- uitgelijnde figuren met stroken lood of terra cotta om de vormen te benadrukken
- de steentjes werken dichter tegen elkaar gelegd en gerangschikt (graded)
8.6 Aardewerk. (p. 277)
De 4e eeuw was een overgangsperiode voor het aardewerk, ook voor de versiering.
De populairste vormen: bell en calyx-krater, hydria, pelike, lekanis, skyphos
Alle vormen begonnen langer te worden
- interesse in het oppervlak van de vaas en niet in schilderen (begon al in de 5e eeuw
met de indrukwekkende versiering en ribbelpatroon)
- toevoeging van de roulette (= fijn getand stalen wieltje, waarmee bij het etsen stippellijnen in de
etsgrond of direct in de plaat gedrukt kunnen worden)
een strook metaal werd tegen een pot gehouden terwijl die ronddraaide, zodat er
inkervingen gevormd werden in de klei met de gewenste tussenruimten
- roulette werd vaak gebruikt in combinatie met stempels
- de oppervlakken van de vazen waren bedekt met geschilderde kleireliëfs (in de 4e
eeuw vChr.)
(fig. 9.42)
Rood-figurige schildering: verder zetting van een versierde stijl, begonnen op het einde van
de 5e eeuw vChr.
-
brede figuren, geschilderd in felle kleuren (wit, rood, geel) en dikwijls donker
gemaakt? (shaded), verguld, opgesmukt (gilded) en verfraait (embellished) met reliëf
werk drukke composities
religieuze en huislijke scènes waren populair
(fig. 9.43) Kerch Stijl (stad in Z-Rusland)
(fig.9.44) eenvoudiger, oinochoe
- Verguld en polychroom: te zien in de figuren Pompe (personificatie van een
feestelijke processie), Dionysos, Eros
- Compositie is stiller en eleganter dan 9.43
- De oinochoe heeft een ivoren band rond de nek
Transportamforen: verder zetting van het langer worden vd vazen
8.7 Terra cotta figuren. (p. 281)
8.8 Munten. (p. 281)
8.9 Lampen. (p. 283)
9. Hellinistische periode
9.1. Periodisering
Hellinisme (330 - 30 v.Chr.)
(a) Vroeg-Hellinisme:
330 - 250 v. Chr.
(b) Middel-Hellinisme:
250 - 150 v. Chr.
(c) Laat-Hellinisme:
150 - 30 v. Chr.
Na de dood van Alexander ontstond er een strijd om de macht, die zo’n veertig jaar duurde.
De erfenis van Alexander viel uiteen. Tegen het tweede kwart van de derde eeuw bestonden
er 3 grote rijken:
1. Het antigoniden koninkrijk
- kleinste rijk.
- gebaseerd op de oude Macedonische hoofdstad Pella.
- Europees Griekenland maakte er deel van uit.
- Regelmatig kwamen de Griekse stadstaten in opstand.
- Verwoest door de Romeinen in 168 tijdens de slag te Pydna.
- Athene:
politiek onbetekenend
Een universiteitsstad & een cultureel centrum.
De stad vermeed een actieve inmenging in de meeste
conflicten van de Hellenistische wereld.
Vroege 1e E v.Chr: neerslaan van Rome’s poging het oosten
te onderwerpen.
De stad is door de Romeinse generaal Sulla verslaan in 88.
2. Het rijk van de Seleuciden
- hoofdstad: Antiochië (in Orontes = een gebied in Syrië)
- bevat het grootste deel van het oostelijke gebied door Alexander veroverd.
-
-
Een enorm groot rijk: bestuurd door een netwerk van meestal nieuw gestichte
nederzettingen.
Militaire kolonies min of meer onafhankelijke steden.
Griekse cultuur:
verspreiden de hellenistische cultuur over
het rijk.
Het koninkrijk bloeide door de handel.
Versmelting van Oosterse en Griekse elementen is te zien in de kunst en
voorwerpen in enkelen van de handelsnederzettingen aan de rand van het rijk
65 v. Chr.: val van het Seleuciden koninkrijk.
3. Het rijk van de Ptolemeeën
- Egypte
- Eén van de sluwste generaals van Alexander: Ptolemaeus stichtte een
stabiele dynastie dat standhield tot de laaste koninging, de beroemde
Cleopatra in 30 v.Chr. haar troon verloor aan de Romeinen.
- Deze buit was reeds een georganiseerd land met een oude traditie.
- Grieks bewind: nemen het bestaande bestuursapparaat over om het land
systematisch te uit te buiten.
- De samenleving is nooit volledig gehelleniseerd: het grootste gedeelte van de
bevolking leefde onder hun eigen wetten en religie.
- Hoofdstad: Alexandrië (aan de MZ)
- Het rijk streefde naar het aanvoeren van een zeerijk conflicten met andere
rijken.
De Hellenistische periode was een tijd van voortdurend conflict tussen de grote staten en in
het bijzonder tussen het rijk van Ptolemaios en het rijk van Seleukos. Ptolemaeus uit Egypte
won uiteindelijk en tot aan de overheersing van de Romeinen bleef Cyprus onderdeel van
het Egyptische Rijk der Ptolemaeeën.Gedurende deze oorlogen kon een stad vaak de kans
tot onafhankelijkheid en welvaart grijpen.
Vb. Pergamon
&
Rhodes
NW-kust van Turkije
grootste commerciële
Centrum vd meest
centrum van die tijd.
originele kunst van
Hellenistische kunst.
Pergamons verdediging van het Hellenistisme tegen de binnenvallende Gallische stammen
Verschil met voorafgaande eeuwen:
- grote omvang van de politieke eenheden
- de variëteit binnen en tussen de rijken
- gemeenschappelijke taal (Grieks)
- de verspreiding van de Griekse cultuur naar andere landen naam van de
periode:
is genoemd naar Hellas (=
Griekenland).
- Vorming van een nieuwe cultuur: meer seculier en kosmopolitisch dan de oude.
- Moderne wereld : enorme bevolkingsaangroei, de opkomst van stedelijke centra,
de nadruk op handarbeid en handel, de aangroei van nieuwe en extatisch
godsdiensten, de groeiende kloof tussen rijk en arm, de bureaucratie, het
wetenschappelijke onderzoek, eerbied voor het verleden, belastingen, …
kennen wij nog steeds.
- De Hellenistische koninkrijken zijn uiteindelijk in beslag genomen door Rome.
Het Romeinse Rijk was groter dan het rijk van Alexander de Grote en zorgde voor
200 jaar rust in de geciviliseerde wereld. ( de strijdende koninkrijken van
Alexanders opvolgers).
9.2.
Kunst
De nieuwe wereld door Alexander gecreëerd vroeg om een nieuwe kunst. Verscheidene
factoren vloeiden samen om deze kunst te vormen:
- een nieuwe manier waarop
mensen over zichzelf &
- over hun relaties met anderen nadachten.
- stijgend contact tussen de Grieken en de
andere landen
en mensen.
De artistieke noden van de Hellenistische koningsdommen waren verschillend van deze van
de eerdere stadstaten:
- nog steeds aan de (traditionele &
nieuwe) goden gewijd
- nog steeds opgericht voor de goden
- MAAR: door een groeiende welvarende klasse
in de grote steden enorm decoratieve kunst:
mozaïeken, …
- individuele smaakpatronen (vrnl. in de
beeldhouwkunst)
- de rijke verzamelaar werd een macht in de
kunstwereld: Rome was de grootste
verzamelaar. De stad domineerde het laatste
deel van die periode. De Romeinse begeerte
voor oude werken stimuleerde artiesten en
beeldhouwers werken te maken met de
Klassieke en Archaïsche kwaliteiten die ze zo
bewonderden.
De variëteit aan kunstvormen in de Hellenistische periode is verbazingwekkend, ze strekt
zich in tijd uit over bijna 300 jaar en in ruimte van India tot Egypte.
We onderscheiden drie fasen in de kunst:
1) De tweede eeuw v.Chr.: Machtige Pergamon - Barokstijl (misschien de meest
originele periode)
2) Een voortzetting van de 4e eeuwse stijl
3) Een periode waarin oudere kenmerken worden opgenomen in eigentijdse
artistieke uitingen.
De ontwikkeling van de realistische weergave van de natuur bereikt in de Hellenistische
periode haar hoogtepunt, die soms tot een afgezaagde herhaling of overdrijving leidt.
Het is voor de eerste maal dat alle klassen en alle gemoedstoestanden realistisch uitgebeeld
worden, vaak op een karikaturale manier.
Technisch bereiken de kunstenaars in de Hellenistische periode ongeziene hoogten.
Deze kunst heeft een grote invloed op de Romeinen uitgeoefend, en via hun op de Italiaanse
Renaissance.
9.3.
Architectuur
9.3.1. Religieuze architectuur
De veroveringen van Alexander de Grote en de daaropvolgende stichting van nieuwe steden
brengen veel nieuwe gebouwen met zich mee. De architecten uit de Hellenistische periode
hadden de vrijheid om te experimenteren.
De Ionische zuil bereikt haar toppunt in haar thuisland en ontwikkelde zich tot een hoog
versierde stijl.
De Dorische zuil werd gebruikt voor traditionele tempels en utilitaire, seculiere
bouwwerken. In de tweede eeuw v.Chr. raakte het echter in onbruik.
De Korinthische zuil ontwikkelde zich traag. In de derde eeuw werd het als een uitwendige
vrij-staande zuil gebruikt. Het waren de Romeinen die deze zuil volop ontwikkelden.
Nieuwe zuilen werden uitgevonden, op hhet allerlaatst van de Hellenistische periode was
er een poging om de zuilen op een levendige manier met elkaar te combineren.
Vb. De tempel van Athena Polias Nikephoros (de draagster van de Overwinning)
(afb.
10.1)
- een traditionele Dorische tempel,
- opgericht op de heuvel te Pergamon tijdens de regeerperiode van de stichter
van de stad, Philetaireos (282-263)
- Eerste helft van de 2e E : z’n terras is door een zuilenrij omringd.
- Het is een kort gebouw
- De tendens uit de 4e E naar een meer slankere en lichtere tempel wordt
verdergezet: de hoogte van de breed uit elkaar staande zuilen = 7 maal hun
laagste diameter.
- De brede spreiding van de zuilen laat het plaatsen van drie metopen mogelijk
tussen elke paar van zuilen (i.p.v. de gebruikelijke 2: mode vanaf de 5e E).
- De zuilen zijn enkel direct onder het kapiteel gegroefd
zijn nooit
afgewerkt, zelfs niet wanneer de Stoa gebouwd werd: het gebrek aan
interesse in het voltooien is als een gebrek aan interesse in de zuil zelf
geïnterpreteerd.
- De cella heeft een normale pronaos, maar geen opisthodomos. De cella is
mogelijk verdeeld geweest in twee kamers door een muur in de breedte.
Vb. De tempel van Artemis Leucophryene (met het witte gelaat) te Magnesia
(afb.
10.2, .3)
- Magnesia ligt ten zuiden van Ephese aan de rivier de Meander.
- Uit de eerste helft van de 2e E v. Chr.
- Is een voorbeeld van de nieuwe vrijheid tot experimenteren met grondplannen
- Het is gebouwd door één van de beroemste architecten van die tijd,
Hermogenes van Priene (ligt ten zuiden van Magnesia).
Beroemd als theoretici en hij zou een nieuw systeem van de proportionele
verhouding van de Ionische zuil ontwikkeld hebben dat gebaseerd was, ten
minste ten dele, op de verhouding tussen de hoogte en de diameter van de
zuilen tegenover de afstand tussen hun.
- Een origineel grondplan: de tempel ligt op een hoog podium met zeven
trappen, de marmeren tempel heeft 8 zuilen aan de uiteinden en 15 op elke
zijde. De Ionische zuilen zijn gelijkmatig verdeel, uitgezonderd in de centrale
ruimte aan beide uiteinden. De Ionische basis staat op rechthoekige plinten (=
onderste deel van voetstuk van een zuil). Er was nog plaats voor een tweede
rij van zuilen tussen de buitenste rij, maar de ruimte is vrijgelaten = pseudodipteral plan
- Voor de cella ligt de pronaos die een gelijke diepte heeft als de cella, het
opisthodomos in ondieper.
- Boven het episteel: gebeeldhouwde fries.
- De pedimenten: i.p.v. versierd met sculptuurwerk openingen of ramen aan
elke hoek en over de centrale zuilen.
Vb. De tempel van Apollo te Didyma, bij Milete
(afb. 10.4, 40.5, 10.6)
- 300 v. Chr. - 1e E n. Chr., maar nooit voltooid
- in de traditie van de enorme religieuze gebouwen van archaïsch Ionië: één
van de grootste en schitterendste tempels ooit gebouwd.
- Een hoog podium
- De cella is omringd met zo’n 120 zuilen van bijna 20 meter hoog die in 2 ruien
staan (=dipteral columniation).
- Er staan 10 zuilen aan de uiteinden en 21 aan de zijkanten.
-
De cella is niet overdekt over het grootste gedeelte van zijn lengte, er bevindt
zich daar een kleine tetrastyle, een vrijstaande Ionische schrijn voor het
cultusbeeld van Apollo.
- Orakel van Apollo: het hele versierde gebouw was ontworpen om dit open hof
te omgrenzen, die oorspronkelijk met bomen beplant was en een orakelbron
en een schrijn (= beschouwd als het originele huis van het orakel) bezat.
- De muren van het hof waren versierd met pilasters.
- Tegenover de kleine tempel: een massieve trap met 24 treden die leidde via
twee halfvrijstaande Corinthische zuilen naar een rechthoekige kamer
waarvan het dak ondersteund werd door twee vrijstaand Corinthische zuilen.
- Waarschijnlijk was het van de threshold ( ?) van deze kamer dat het orakel
sprak.
- Kleine deuren aan weerszijden van de pronaos leidden via een hellende,
tongewelfde gang naar de lager gelegen hofplaats.
- Er liepen trappen van de rechthoekige kamer naar het dak (misschien voor
een ritueel doel).
- Het gebouw was overladen met versiering (voornamelijk te dateren uit de
laatste jaren van de opbouw)
- Er zijn tekening van architecturale details gevonden op de muren van de
tempel (dienden de bouwmannen aanwijzingen te geven.)
De versiering en de interessen van de architecten om met ruimte te werken zijn
karakteristiek voor de Hellenistische architectuur.
Vb. Tempel van de Olympische Zeus te Athene
(afb. 10.7, 10.8, 10.9)
- 6e E: de zonen van Peisistratos startten de bouw van een grote tempel ten
oosten van de Acropolis (in wedijver met de grote gebouwen die door de
tirannen in Klein-Azië en Samos werden opgericht).
- Oorspronkelijk moest het in de Dorische stijl gebouwd worden, maar de bouw
is nooit voltooid.
- Antiochos IV (een Hellenistische koning) wierf een Romeins architect,
Cossutius aan om de tempel in 174 te herbouwen in de modernere
Corinthische stijl.
- Sommige van de zuilen staan er nog steeds.
- Het grote gebouw telt 3 rijen van 8 zuilen aan de uiteinden en 2 rijen van 20
aan de zijkanten.
- De Korinthische zuilen kenden een impact op de Romeinse Korinthische zuil :
na de plundering van Athene in 86 werden somige kapitelen door de
Romeinse generaal Sulla meegenomen naar Rome.
- Het werk aan de tempel stopte met de dood van de koning en werd voltooid
onder de Tomeinse keizer Hadrianus in de 1e H van de 2e E n.Chr.
9.3.2. Seculiere architectuur
In het verloop van de 2e e v. Chr. deden zich enkele opmerkbare veranderingen voor in het
grondplan van de Atheense Agora. (afb. 10.10):
Herbouw van de oude Bouleuterion tot een cultushuis voor de Oermoeder en de voor de
staatsarchieven. (Het gebouw wordt nu Metroon genoemd) .
Toevoeging van lange Stoa’s.
- Ten zuiden van het hoofdplein: het Zuid-Plein: 2 lange Stoa’s van het noorden
naar het zuiden en een kort gebouw die deze naar het oosten verbond.
- Waarschijnlijk een gerechtshof.
- Stoa’s werden opgericht om bescherming te bieden tegen de zon en koude
wind, ze deden dienst als shopping centra en informatieve bijeenkomsten.
- Ten oosten van de Agora: Stoa van Attalos (kleurplaat 16, afb. 10.11)
twee verdiepingsgebouw
-
Gegeven aan de Atheners door Koning Attalos
II van Pergamon (159-138) (studeerde in Athene
in zijn jeugd)
Verwoest in 267 v.Chr & ondergebracht in een
latere verdedigingsmuur.
Heropbouw: 1953 - 1956 door de
Amerikaanse School van Klassieke Studiën te
Athene om dienst te doen als museum en
werkruimte voor de opgravingen in de Agora.
Gebruik van Pentelic marmer voor facade en
zuilen.
De Dorische zuil werd op het gelijkvloers aan
de buitenzijde gebruikt & de Ionische zuil aan de
binnenzuide .
De bovenverdieping had pijlers met Ionische
halfzuilen en marmeren balustrades daartussen
& de inwendige zuil was de nieuwe Pergamese
zuil met kapitelen in de vorm van gekromde
bloembaadjes die de abacus ondersteunen. (afb.
10.12).
Deze stijl, die waarschijnlijk van een Egyptisch
palm-kapiteel was overgenomen was een typisch
kenmerk voor de Pergamese architectuur.
De lagere delen van de Dorische zuil kreeg
geen cannelures. De inwendige Ionische zuilen
werden volledig blak gelaten.
In de 2e E kreeg de Atheense agora een meer geordend karakters met Stoa’s
die het noorden en oosten afbakenden. de aanwezige interessen in ruimte
en ordening !
(afb. 10.13)
Vb. Het Asklepios te Kos (eiland voor Halicarnassus)
- 3e - 2e E v.Chr.
- De tempel is op het hoogste punt geplaatst aan het hoofd van een trap met
twee brede terrassen & geflankeerd aan drie zuiden door Stoa’s.
Benadrukt de tempel bovenaan.
Tendens van het plaatsen van gebouwen in een architecturaal kader : de architecten
zorgden ervoor de elementen van het heiligdom met elkaar te verbinden i.p.v. eenvoudigweg
nieuwe structuren toe te voegen waar er daarvoor ruimte was.
(afb. 10.14)
Vb. Stadsplan van Pergamon
- Het grootste gedeelte van de stad is op een steile helling geplaatst.
- Een reeks van grote terrassen verbonden door een brede straat stijgen op de
heuvel.
- Op de helling ligt een groot theater.
- Onderaan liggen een agora en een gymnasium en twee heiligdommen.
- De grootste monumenten van de stad liggen op de versterkte heuvel.
- Deze bevatten drie terrassen die rond de top van de heuvel geordend zijn en
zo geplaatst om een onbelemmerd zicht te geven over de vallei.
- Het Zeus-altaar te Pergamon
(afb. 10.22)
De Pergamese koningen beschouwden zich als de dragers en beschermers
van de Hellenistische cultuur en dit werd uitgedrukt in een groot monument dat
het laagste van de drie terrassen in beslag neemt.
Het Pergamonaltaar draagt een reliëf van het gevecht tussen de Goden en
Giganten als een overwinningsmonument van het Pergamese verzet tegen de
Galliërs. (Gelijkenis met het Atheense verslaan van de perzen) .
-
Het altaar was visueel gelinkt met de tempel van Athene op het volgende
hoogste terras.
Ten noorden van de stoa (2 verdiepingen) die de tempel omgaf : grote
bibliotheek.
Op het noordelijkste terras vevinden zich nu de overblijfselen van een tempel
door de Romeinse keizer Trajanus gebouwd.
Oostelijk deel van de heuvel: een bescheiden paleis van de koningen van
Pergamon en enkele kazernes.
Pergamos was een zorgvuldig geplande stad en een groots monument voor
de macht en cultuur van die tijd.
Vb. 5 tweede eeuwse gebouwen te Delos (afb. 10.15)
Dit zijn typisch hellenistische huizen
- Het huis in zichzelf gekeerd.
- Centraal hof is een volledige peristyle, meestal met vermalde Dorische zuilen.
- Het impluvium (waterbassin) in het centrum van dit hof heeft vaak een
mozaïekbodem.
- Onder dit impluvium is er een waterreservoir.
- De belangrijkste ruimtes van het huis zijn rond het binnenhof gegroepeerd.
- Er bevindt zich daartussen één langere kamer.
- Vele huizen hadden twee verdiepen, sommige hadden er vier.
- Enkele daarvan waren versierd met fijne mozaïeken en marmer.
Delos was een grote handelsstad in die periode en zijn welvaart weerspiegelt zich
in de huizen.
9.4.
Beeldhouwkunst
De beeldhouwkunst in de Hellenistische periode toont ons een overvloed aan voorbeelden.
De nieuwe steden vroegen beeldhouwwerken in grote hoeveelheden en vele soorten. Veel
van die werken zijn bewaard gebleven en meer zijn bekend door Romeinse kopieën.
De datering van Hellenistische werken is enorm moeilijk, zeker wanneer we de Romeinse
periode naderen.
Kenmerken:
1) De realistische weergave van de natuur. (zet de tendens vanaf de 4e E verder)
niets ontziende trouw aan natuurlijke modellen in de dramatische, emotionele
werken.
2) De invloed van het verleden (zowel het recente verleden van Lysippos als deze
van de 5e en 4e eeuw).
De klassieke stijl bleef levendig (vaak in een duffe en repetitieve vorm)
gedurende de Hellenistische en de Romeinse periode.
3) Complexe groepen, vaak in een piramidale compositie.
4) Levensechte portretten.
5) Observatie van het alledaagse leven
6) Interesse in verschillende types van personen.
Pergameense stijl
7) Aandacht voor details en beweging.
8) Heftige emoties worden in beeld gebracht.
9) Voorstelling van slaap en dood.
10) Opgepompte musculatuur
11) Sensuele kwaliteit
12) Drie dimensionaliteit en open van vorm.
9.4.1. Vroeg-Hellenistische periode
(330 - 250 v.chr.)
Vb. Het standbeeld van de godin Themis uit Rhamnous (een Attisch dorp)
- artiest: Chairestratos
(afb. 10.16)
-
begin 3e E v.Chr.
repetitie van klassieke kenmerken :
o de drapering van de godheid eiste de volledige aandacht op :
o weergave van contrasterende stoffen
- de behandeling van de kleding botst met deze van het hoofd (schatplichtig
aan 4e eeuwse prototypes)
Vb. De personificatie van de stad Antioch (hoofdstad van het Seleuciden Rijk) (afb. 10.17,
platen-deel pg. 109, c)
- artiest: Eutychides, leerling van Lysippos.
- Vroege 3e E v.Chr.
- De Tyche ( ?) of Fortuna van Antioch is voorgesteld als een gedrapeerde,
zittende vrouw die een getorende kroon draagt, deze stelt de stadsmuren voor
van Antioch. In haar rechterhand houdt ze tarwestengels vast die de
overvloed symboliseren. Ze rust met één voet op een mannelijke zwemmer
die de Orontes rivier voorstelt.
- Dit standbeeld met zijn gedetailleerde en systematische symbolisme zet de
stijl van het personifiëren van steden in.
- Invloed van Lysippos: in de gedraaide positie van Tyche en de uitgestoken
arm van de zwemmer.
- De gesloten groep is door een inwendige beweging verlevendigd: de
plooienval van Tyche lijkt naar rechts te bewegen terwijl de zwemmer naar
links kijkt.
- De Tyche van Antioch is een vroeg voorbeeld van een piramidale compositie.
Vb. Portretbeeld van Demosthenes
(afb. 10.18)
- Artiest : Polyeuktos.
- Dit beeld was op de Agora van Athene in 480 v.Chr opgericht, zo’n 40 jaar na
de dood van de redenaar Demosthenes. is dit een gelijkend portret ?
- Demosthenes wordt rechtop voorgesteld met gekruiste handen, alsof hij
pauzeert gedurende een redevoering.
- Ten tijde van Philippus II, waarschuwde Demosthenes voor de Macedonische
dreiging ten koste van de vrij Griekse poleis.
- Dit werk bevindt zich in Kopenhagen, een recentere Romeinse kopie is te zien
in Brussel.
- Nieuwe manier van weergave van het mannelijke lichaam:
• Weergave als type van de redenaar en van de filosoof :
omgeslagen mantel
• Realistische weergave van een man van middelbare leeftijd
gezicht: gerimpeld
gezakte borstpartij
Spieren komen boven de armen te liggen tanig
lichaam.
De gebruikelijke Romeinse praktijk was het toevoegen van portretkoppen op
lichamen die op grote schaal werden geproduceerd.
9.4.2. Middel-Hellenistische periode
(250 - 150 v. Chr.)
In de middelste fase van de Hellenistische sculptuur verschijnt er een dramatische kwaliteit.
De meest originele kunst van die tijd is afkomstig uit Pergamon.
We noemen die stijl de Hellenistische Barok: het is een versierde en flamboyante stijl.
Pergamon
-
(afb. 10.19, platendeel pg. 101 & 10.20, platendeel pg. 100)
180 v. Chr.: ten tijde van Atallos I
Pergamon = klein rijk dat een belangrijke positie innam om de kust van KleinAzië.
In de 2e helft van de 3e E v. Chr. : inval van de Galliërs.
-
worden verslagen.
Er worden herinneringsmonumenten opgericht ter ere van dit gebeuren.
Deze kennen we uit literaire bronnen en Romeinse kopieën.
De Galliër die zichzelf doodt (10.19)
• Zelfmoord het moment voor de handeling wordt afgebeeld.
De Gallische hoofdman heeft net zijn vrouw gedood en gaat nu
zelfmoord plegen.
• De heroïsche Galliër en zijn dode vrouw vormen een typische
Hellenistische driedimensionale piramidale groep.
• Overdreven musculatuur, de gedraaide pose en de wilde,
barbaarse kenmerken laten de dramatische kwaliteit van het werk
toenemen.
-
De Stervende Galliër / De stervende hoornblazer (10.20, 10.21)
• Heeft een gedraaide halsband van leer om zijn nek: Torkè.
• Er ligt een grote veldhoorn naast hem.
• Uit de plaatst waar hij getroffen is stroomt er bloed.
• Driedimensionaal lichaam: de benen zijn in verschillende richtingen
gericht terwijl de draaiing naar één zijde gebeurd en het hoofd naar
beneden hangt.
• Borstelig haar & snor zonder baard.
Dit beeld heeft model gestaan voor verschillende beelden uit de
19e eeuw, wanneer er een hernieuwde aandacht was voor de
Kelten.
De wanhoop en de pijn zijn in beide beelden te zien in de gezichten.
- De Galliërs (Galaten) worden als heroïsche strijders afgebeeld.
als je van dit soort mensen wint dan verhef je je eigen overwinning.
Vb . Pergamon Altaar
(afb. 10.22, 10.23, 10.24, 10.25)
- Rond 180 opgericht als een herdenking aan de overwinningen van Attalos I en
aan Zeus en Athena gewijd.
- Pergamon is het centrum van cultuur, het ligt op de kust van Klein-Azië
- Het hoge platform was opgericht op een terras van de Acropolis.
- Een grootse centrale trap (20 m breed) was aan drie zijden begrensd door een
podium die een Ionische colonnade draagt.
- Alles is uit Pergamon leeggeroofd en bevindt zich nu in het Pergamonmuseum
te Berlijn, in Turkije tref je nog enkel de architectonische basis aan.
- Het Pergamonaltaar is een belangrijk monument waarop je de Pergamese
barok aantreft.
- Het is door Rhodische (uit Rhodes) beeldhouwers gemaakt.
- Het bestaat uit verschillende sculptuurfriezen (2,3 m hoog: stelt de strijd
tussen de Goden en de Giganten voor: 75 personages.
- Technisch is men al tot alles in staat.
- Monumentale sculptuur.
- Half- of diepreliëf.
- (10.23):
Strijd tussen de Goden en de Giganten.
De Giganten zijn voornamelijk menselijk voorgesteld, maar
vaak gevleugeld of met slangen als benen.
Zeus vertoont gelijkenissen met de Heracles Pharnese van
Lysippos.
Opgepompte spiermassa & opgeblazen aders.
Hij vecht met drie giganten
Hij is te herkennen aan de rest van een bliksemschicht in zijn
rechter-hand.
• Diepe baring van de haarlokken.
• Diepliggende ogen.
Clair-obscur werking.
De beweging van Zeus is geïnspireerd door het
pedimentsculptuur van het Parthenon.
- (10.24) Athena met Alkyoneos die onoverwonnen blijft zolang hij contact houdt
met zijn moeder Ge, godin van de aarde. Athene doodt Alkyoneos =
dramatische pose.
• Men loopt al voorop op de handelingen: je ziet Nikè
toevliegen aan de rechterkant, het eindresultaat is al
kenbaar gemaakt, terwijl de handeling nog aan de
hand is.
• Diepe krullen.
• Diepliggende ogen.
• Opgepompte musculatuur.
• Deze Athena is een parafrase van de (verdwenen)
Athena uit het oostpediment van het Partenon.
Reflexies op eerdere composities! Je krijgt duidelijke compositorische verwijzingen
naar klassieke composities.
De oude regels worden niet langer toegepast in deze nieuwe wereld : de grote
figuren vullen alle vrije ruimte op & aan de zijden grenzend aan de trappen komen de
figuren uit de fries en leggen een arm of een been op de trap.
Alles is in actie: een groot aantal details en dramatische gebeurtenissen worden
afgebeeld
De diepliggende ogen & de doodvrezende uitdrukkingen tonen een diepe emotie,
op het kantje van overdrijving.
- De Godin Nyx ( v/d nacht) (10.25) Toch verschijnen er ook figuren van grote
schoonheidop het altaar.
• Ze staat op het punt een kruik met daar rond een
slang (een voorstelling van een gesternte) naar een
Gigant te werpen.
• Al de technische mogelijkheid is samengebracht in
haar zwaaiende kleed die het vrouwelijke lichaam
verbergt.
Vb. De slapende sater
(afb. 10.26, platendeel pg. 115)
- ook gekend als de Barberini Faun
- ca. 200 v.Chr.
- bevindt zich in Münich.
- Gevonden in Rome in de 17e E en hersteld.
- De dronken sater ligt nonchalant op een rots met zijn benen wijdt uiteen.
- Kenmerken van de Pergamese school: de musculatuur, de sensuele kwaliteit,
de drie-dimensionaliteit en de open vorm.
Nieuwe vorm van sculptuur: werk geproduceerd om het huis of de tuin van een
privé-persoon te versieren.
« art for arst’s sake » of « l’art pour l’art »
Het is moeilijk in te beelden dat enkele individuele stukken een groot
publiek aanspraken.
(afb. 10.27)
Vb. Portret van Euthydemos I van Batria
- Een buste van een heerser van Bactria.
Een oosterse staat door Alexander
gesticht die onafhankelijk was van het
Seleuciden Rijk.
- Euthydemos I (230 - 190) is strak realistisch getoond.
-
De zonnehoed en de neus, waarvan we van muntportretten weten dat deze
minder bol was, is in moderne tijden hersteld.
De buste dateert van de koning zij regeerperiode of is een Romeinse kopie.
Vb Jongetje met de gans
(afb. 10.28, platendeel pg. 106,b)
Een huisdier in de oudheid.
- Piramidale compositie.
- Middelpuntzoekende kracht is weergegeven (draaiing die naar binnen toe
gekeerd is). In andere beelden kun je dan een middelpuntvliegende kracht
aantreffen (beweging die van het centrum naar buiten is gericht).
- Het is een typisch genrestukje.
- Absoluut realistische weergave van een kind.
• Te groot hoofd ;
• Vettig ;
• Gedrag van kinderen.
Goede observering.
(afb. 10.29, platendeel pg. 107, b)
Vb. Dronken oude vrouw
- 3e of 21e E v. Chr. de dateringen in de Hellenistische periode zijn
omstreden.
- Het is een Alexandrijns beeld (Ptolemeïsch Egypte).
- Gemaakt door Myron, naamgenoot van de Myron van de Discobolos.
- Weergave van alle tekenen die zwaar alcoholisme op een mens achterlaat.
• Zware plooien
• Uitstekende jukbeenderen
- In haar handen houdt ze een lagynos (= een typische wijnkan).
- Het is een belangrijk beeld, er zijn verschillende replica’s van bekend. Het
wordt zelfs in aardewerk geadapteerd . (we beschikken over een wijnkan uit
Tunesië versierd met een dronken vrouw die een lagynos in haar arm draagt.)
Sijpelt door naar de massaconsumptie:
= serieaardewerk
Reflexie van de grote sculptuur.
Het is een hellenistisch beeld omdat:
a) Het een personage is dat daarvoor niet werd afgebeeld :
=
genrestuk
Interesse voor gedrochten, dwergen, …
b) Piramidale compositie
= compositorisch trucje dat je in Hellenistische beeldengroepen
veel aantreft.
- Sommige geleerden hebben een disharmonie gezien in de eerder elegant
gedrapeerde kledij over de schouder met een speld vastgemaakt, de ringen
en oorringen van de vrouw en lazen er een moralistische boodschap in,
andere suggereerden een religieuze context verbonden met verering van
Dionysos.
(afb. 10.30, platendeel pg. 119)
Vb. De Nikè van Samothrace
- Samothrace is een eiland in het Noord-Egeïsche gebied.
- Het is een overwinningsmonument voor een zeeslag.
- Het is in de natuur geplaatst: het staat op een heuvel.
- Ze landt met gespreide vleugels op een trireem.
- Haar kledij is overdadig weergegeven met veel clair-obscur. overdreven
plooival
- 200 - 190 v. Chr.: iets voor de Pergameïsche groep gemaakt.
- Het werk bevindt zich nu in het Louvre.
-
-
Het werk is door Rhodische beeldhouwers gemaakt, daarvan getuigt het
sterke gevoel voor beweging die in het werk aanwezig is (cfr. de plooienval
van het kleed).
Toont gelijkenissen met de figuren van het Pergamon-fries,
waarvan we weten dat er Rhodische beeldhouwers tewerk
werden gesteld.
Het schip spiegelde zich in het water.
Gesamtkunstwerk: in de schittering van het water zag je de neerdalende
Nikè geplaatst in een prachtig landschap.
9.4.3. Laathellenistische periode
(150 - 30 v.Chr.)
In de Laathellenistische periode is de invloed van de klassieke kunst uit de 5e en 4e eeuw
opnieuw voelbaar.
Verklaringen:
1) De stijgende vraag van de Romeinse markt voor Griekse beelden uit de « beste periode
»
2) Een antwoord op de aanwezige plaatselijke smaak die de voorkeur gaven aan werken
van eerdere periodes.
Kenmerken:
1) Genreonderwerpen,
2) Complexe dramatische groepen
3) Barokrealisme
bijna theatrale stijl,
4) Erotisme en zwierige zoetheid ( ?)
Deze verschillende vormen werden met een hoogstaande technische vaardigheid
weergegeven.
Vb. Aphrodite van Melos
(afb. 10.31, platendeel pg. 117, d)
- Gevonden op Melos in 1820
- 2e helft 2e E v.Chr.
- Personificatie van vrouwelijke schoonheid in de Klassieke Oudheid
- Groter dan levensgroot 2,04 m)
- Ze leunde oorspronkelijk waarschijnlijk tegen een pilaar
- Een bijna Praxiteleaanse S-curve van een hevige draaiing.
- De draperie rond haar heupen gebonden ziet er onstabiel uit
- Onderscheid tussen het vleselijke, gezette lichaam en het hoofd dat koud
klassiek is.
Deze kenmerken zijn slim bijeengebracht.
- De gebogen leunende houding ontleent de figuur een zekere frisheid die
misschien verantwoordelijk is voor zijn faam.
- De figuur draagt een aantal kenmerken van verschillende periodes met zich
mee.
Vb. Aphrodite van Rhodes
(afb. 10.32)
- Een kleine marmeren Aphrodite (49 centimeter hoog).
- Gevonden op het eiland Rhodes.
- 1e E v. Chr.
- De slanke figuur is getoond terwijl ze haar haar wast en het naar beide zijden
houdt.
- Vlakke compositie: dient gezien te worden vanuit een gunstige positie.
Vb. Aphrodite en Pan van Delos
(afb. 10.33, platendeel pg. 111,d)
- Speels erotisme is in deze beeldengroep duidelijk aanwezig
- Rond 100 v.Chr gecreëerd voor een Syrische handelaar in Delos
- Bevindt zich nu in Athene.
-
De lachende godin van de liefde wordt aangeklampt door een kleinere Pan die
zij schijnt te bedreigen met haar sandaal.
Een mollige Eros duwt de geitman zijn hoofd alsof hij de godin helpt hem te
ontwijken.
Ondanks dat de groep technisch goed is uitgewerkt is het aardige erotisme
walgelijk volgens veel geleerden.
Vb. De zittende boxer
(afb. 10.34, platendeel pg. 115, c-d)
- theatraal realistisch lichaam: bloemkoolachtige oren, verbrijzelde neus, open
wonden.
- Net geordend haar en baard afgeleid van klassieke voorbeelden.
- Het kleine hoofd rust ongemakkelijk op het grote lichaam.
- Het beeld oefent een emotionele impact uit op de toeschouwer,net als de
meeste late eclectische werken.
Vb. Man van Delos
(afb. 10.35)
- origineel bronzen hoofd van een ongekende man van Delos
- late 2e- of vroege 1e eeuw v. Chr.
- expressief gezicht kijkt naar links en naar boven.
- Er is een specifiek individu geportretteerd.
- De uitdrukking van wanhoop bezit een typische Hellenistische theatraliteit.
- De behandeling van het haar: uit vroegere tijden.
Vb. Moderne tinnen kopie van een kinderhoofd van Olympia
(afb. 10.31)
- De laathellenistische kunst is niet volledig afgeleid.
- Eerdere kenmerken verschijnen samen met het Hellenistische realisme.
- Het origineel is verbrijzeld teruggevonden en te breekbaar om te herstellen.
Vb. Zeus op een driehoekige basis uit Korinthe
(afb. 10.37)
- Is een voorbeeld van een definitieve archaïserende stijl
- 2e helft van de 1e E v. Chr.
- De archaïsche kenmerken: de zigzagplooien in de kledij.
- De modellering van het gezicht en de nek is Laathellenistisch.
- De twee vrouwelijke figuren die zich op de andere zijdes van de basis
bevinden dragen chitons en himations op de wijze zoals de korai dat deden,
hun kleding vertoont gelijkaardige vlakke en scherpe plooien.
De combinatie van naturalistische hellenistische vormen met geïmiteerde
Archaïsche kenmerken is typisch voor deze stijl.
Vb. De Laocoöngroep
(afb. 10.38, platendeel pg. 113)
- In 1506 gevonden in Rome in het bijzijn van het kind Michelangelo maakte
diepe indruk.
- Het beeld oefent een grote invloed uit op de Westerse kunst.
- Gelijkenissen met de Gigant uit het Pergamonaltaar: de heftige musculatuur
en de vervormde kenmerken.
men neemt ook composities over binnen de eigen hellenistische periode.
- piramidale compositie
- op een 19e eeuw schilderij zien we dat de rechterarm van Laocoön onderaan
zit. Het schilderij is geïnspireerd op de Oudheid en stelt het verkoop van kunst
voor.
- De datering is sterk omstreden.
- Plinius de Oudere schrijft het werk toe aan drie Rhodische beeldhouwers:
Hagesandros, Athenodoros en Polydoros.
- 1 m 84 hoog
-
het beeld stelt de dood van de Trojaanse priester Laocoön en zijn zonen voor
ten gevolge van zijn advies aan de Trojanen om het Trojaanse Paard de
muren van hun stad niet binnen te brengen.
Laocoön en zijn twee zonen worden aangevallen door reusachtige slangen.
Wanhopende gezicht.
De groep kan eenvoudig beschouwd worden van één frontaal vast
gezichtspunt
= een kenmerk van de latere beeldengroepen.
De groep kan geïnterpreteerd worden als het uitbeelden van tegenstellingen:
Mens
Beest
Volwassenheid
Jeugd
Leven
Dood
Vb. Sperlongagrot
- In 1957 werd een verborgen voorraad van antieke beeldhouwwerken
gevonden in een grote grot te Sperlonga op de Italiaanse westkust.
- In de Sperlongagrot heeft men een Romeinse luxevilla (een zomertriclinium)
aangetroffen.
- Er werden beelden in de grot geplaatst om het wat op te vrolijken.
- Deze beelden hebben eenzelfde thematiek:
• Polyphemos, de cycloop die door Odysseus een oog wordt
uitgeboord.
• Scylla en Charibdis (het vergaan van het schip van Odysseus).
Op dit werk krijgen we de vermelding van dezelfde artiesten
zoals ze bij Plinius vermeld werden: Hagesandros, Athenodoros en
Polydoros.
Dit beeld dateert dus uit de 1e E v. Chr.
Vb. Villa dei Papiri
- in het midden van de 18e E ontdekt
- Originele Griekse sculpturen uigehaald
- Eveneens bronzen sculpturen uit de Romeinse tijd
- De villa is tijdens de uitbarsting van de Vesuvius verkoold
De papyri zijn aan de buitenzijde verkoold, de binnenzijde is bewaard.
- Er is een Griekse bibliotheek gevonden, de Latijnse is nog niet opgegraven.
9.4.
Schilderkunst en Mozaïeken
De Griekse schilderkunst bereikte een hoogtepunt in de 4e en vroege 3e eeuw v.Chr. &
bloeide voort in de Hellenistische periode.
Enkele originele schilderingen zijn tot ons gekomen, voornamelijk via graven, maar de
meeste zijn van inferieure vakmanzwerk.
Het probleem bestaat eruit Griekse werken van Romeinse te onderscheiden.
Vb. Stèle van Hediste te Pagasai (Volvo)
(afb. 10.41)
N-O Griekenland
- diepte qua ruimte en psychologie ( de gewoonlijk zittende of staande
figuren in afscheidsscènes)
- 1e helft van de 2e E
- een vrouw ligt opeen bed, aan haar voeten staat een man, achter haar een
vrouw met een kind in haar armen, een jong meisje verschijnt in de open deur
op de achtergrond.
Poging tot het weergeven van diepte.
Diepte van gevoelens uitgedrukt in de ongelukkige echtgenoot en het
verschijnen van het ten dode opgeschreven kind : Hellenistische
emotionaliteit.
Vb. Graf van Lyson en Kallikles
(afb. kleurplaat 17)
- Gewelfde graven waren versierd met muurschilderingen.
- 200 v.Chr.
- voor twee broers
- De grafkamer bewaarde de gecremeerde overblijfselen van 4 generaties van
dezelfde familie.
geplunderd.
- De gestukodeerde muur: beschilderd met pilaren
Illusie van diepte. (illusionistische effecten zijn in de Romeinse
muurschilderingen verder ontplooid).
- Een krans is gedrapeerd langs de pilaren en deze ondersteunen een
architraaf dat dien als basis voor een halve maanvormige ruimte waarin
militair gereedschap is afgebeeld.
Symboliseert dat wat de mannen tijdens hun leven
gebruikten
Zorgvuldige weergave: militair-historische bron.
Vb. Herakles en Telephos, van een muurschildering van Herculaneum
(afb. 10.42)
- Kopie van een origineel Pergamees schilderij uit de 2e helft van de 2e E
v.Chr.
- Onderwerp: de ontdekking van het kind Telephos door zijn vader Herakles.
mythische stichter van
Pergamon
Blootgesteld aan een Arcadische
berg als kind & gered door wilde
dieren.
- Links = de reusachtige personificatie van Arkadia
Afgelijnd, hevige plooienval: oudere traditie van Griekse schilderkunst.
- Herakles wordt door een gevleugeld wezen geholpen op zijn zoektocht naar
zijn zoon
Hangt van meer kleurcontrast af: een gelijktijdige stijl.
Gelijkaardige houding als de Farnese Heracles (afb. 9.28)
- Voorstelling van fruitmand, een adelaar en een ruigharige leeuw: verwijzen
naar het wilde land van Arcadia en zijn beschermgodheden.
- Het onderwerp en ten minste delen van de compositie zijn van een
Pergamees origineel ontleend.
Begin van de 3e E v. Chr.: evolutie van de mozaïektechniek.
Natuurlijke kiezelstenen (uit rivier) kleine vierkanten (tesserae) van kleurige stenen
gekapt.
Gevolg: duidelijker begrensde figuren.
Vb. Hertenjachtmozaïek in Pella
(afb. 9.41)
Vb. Vloermozaïek van het juis van de dolfijnen, Delos
(kleurplaat 9)
Deze nieuwe techniek kan gebruikt worden om schaduw en kleurveranderingen weer te
geven.
In de volle ontwikkelde Hellenistische stijl werden ook marmer, onyx, email en klei gebruikt.
Vb. Alexandermozaïek uit Pompei (afb. 10.43)
- uit het Huis van de Faun te Pompei (2e E v. Chr.)
-
het grootste gedeelte is uitgewist, maar de hoofdfiguren zijn relatief intact
gebleven
= uitzonderlijk ( kleine centrale tekening omringd bij boordpartronen).
- Bijna de volledige vloer is in beslag genomen door een scène van 5 m op 2.
- Samengesteld uit minutieuze stenen en glazen tesserae.
- De afgebeelde scène : de stal te Issos van Alexander tegen de Perzische
koning Darius in 333 v.Chr.: overwinning van de Macedoniërs.
- Mogelijk een directe kopie van een beroemd schilderij uit de late 4e E v ;Chr.
(Philoxenos van Eretria die voor Kassander van Macedonië schilderde ?)
Vb. Gevel van een graf te Vergina (afb. 10.44)
- archeologische vondst van 1977
- jacht in een bebost landschap
- gelijkenissen met de Alexander mozaïek: de bladerloze boom, de plaatsing
van sommige jagers.
- Onbetwijfelbaar origineel uit de 4e E, maar de precieze datum is
controversieel.
9.5.
Aardewerk
9.6.
Terracotta figuren
9.7.
Munten
9.8.
Lampen
Download