‘STILL ALICE’ The movie Dé film over dementie, de Ziekte van Alzheimer. Still Alice is een Amerikaanse dramafilm uit 2014 onder regie van Richard Glatzer, en Wash West met Julianne Moore en Alec Baldwin in de hoofdrollen. De film is gebaseerd op de gelijknamige roman uit 2007 van Lisa Genova. De film ging in première op 8 september op het Internationaal filmfestival van Toronto. Moore won voor haar rol als de dementerende Alice Howland onder meer de Oscar, Golden Globe en BAFTA Award voor beste hoofdrolspeelster. In Nederlandse bioscopen te zien begin 2015. Definitie. De ziekte van Alzheimer (vaak kortweg alzheimer genoemd) is een degeneratieve aandoening van de hersenen waarbij de patiënt soms in snel tempo dementeert. De aandoening is vernoemd naar Alois Alzheimer, een Duitse psychiater en neuropatholoog. Een exacte diagnose is doorgaans pas mogelijk na overlijden, door de hersenen te onderzoeken. De ziekte wordt meestal vastgesteld bij personen die ouder zijn dan 65 jaar. Minder vaak komt er ook een tweede variant voor, die vroege alzheimer (Engels: early onset Alzheimer's disease) wordt genoemd. Dementie. Dementie (zie onder voor de uitspraak) is een verzamelnaam voor aandoeningen die gekenmerkt worden door combinaties van meervoudige stoornissen in verstandelijke vermogens (waaronder het geheugen), stemming en gedrag. Dementie komt voor bij klinische syndromen die door verschillende hersenziekten worden veroorzaakt. De specifieke kenmerken van de verschillende combinaties worden bepaald door de aard, lokalisatie en ernst van de afwijkingen in de hersenen. Hersenen. De hersenen (plurale tantum), ook wel het brein genoemd, vormen het deel van het centrale zenuwstelsel dat zich in het hoofd bevindt (Grieks: ἐγκέφαλος, enképhalos, inhoofdig). De hersenen vormen het waarnemende, aansturende, controlerende en informatieverwerkende orgaan in dieren. Er zijn drie groepen dieren met hersenen: de gewervelden, en binnen de groep van de ongewervelden de geleedpotigen (zoals insecten, spinnen, kreeften) en de inktvissen. De overige ongewervelden hebben geen hersenen maar verzamelingen van individuele ganglia. De hersenen bevinden zich over het algemeen in de kop van het dier. De hersenen zijn een complex orgaan; het menselijk brein is opgebouwd uit vele tientallen miljarden neuronen (zenuwcellen) waarvan elk in verbinding staat met een groot aantal andere neuronen, soms vele duizenden. Het is waarschijnlijk de meest complexe structuur in het universum. De hersenen besturen en coördineren sensorische systemen, beweging, gedrag en homeostatische lichaamsfuncties zoals ademhaling, bloeddruk en lichaamstemperatuur. De hersenen zijn de bron van beweging, geheugen en (bij hogere soorten) cognitie (bewustzijn) en emotie. Cognitie Cognitie is een begrip uit de psychologie, filosofie en communicatiewetenschap dat zowel kan verwijzen naar kennis, het kenvermogen of de inhoud daarvan, zoals ideeën of overtuigingen. Het begrip wordt zeer algemeen gebruikt en kan daarom ook verwijzen naar bijna alle processen en functies, zoals gewaarwording, waarneming, voorstellingsvermogen, bewaren in en het opdiepen uit het geheugen, probleemoplossend en denken. Nog algemener kan cognitie beschreven worden als de processen die betrokken zijn bij het verwerven en verwerken van informatie. Centraal zenuwstelsel Het centrale zenuwstelsel (CZS) omvat de hersenen en het ruggenmerg. Het is het deel van het zenuwstelsel dat een benig omhulsel heeft. Het andere deel is het perifere zenuwstelsel (PZS). Net als andere orgaanstelsels is het CZS opgebouwd uit cellen, om precies te zijn uit zenuwcellen en gliacellen. Wat betreft het aantal cellen vormt het CZS, vergeleken met het PZS, het grootste deel van het zenuwstelsel. Ontwikkeling van het CZS Tijdens de embryonale ontwikkeling ontstaat het CZS als een buisvormige structuur, de neurale buis (tubus neuralis). Hieruit ontstaan de drie primaire hersenblaasjes: de voorhersenen, de middenhersenen en de oude achterhersenen. Uit de voorhersenen ontstaan vervolgens de eindhersenen en de tussenhersenen. De middenhersenen blijven in de ontwikkeling bestaan. Uit de oude achterhersenen ontstaan de achterhersenen en het verlengde merg. Indeling van het CZS Het ruggenmerg; het meest caudale deel van het CZS. Het ruggenmerg ontvangt en verwerkt sensorische informatie afkomstig van de huid, de gewrichten en de spieren van de ledematen en het torso (i.e. de borst, rug en buik) en stuurt de bewegingen van de ledematen en het torso aan. Het verlengde merg; ligt direct boven het ruggenmerg en bevat verschillende centra, verantwoordelijk voor vitale autonome functies. De pons; ligt boven het verlengde merg en stuurt informatie betreffende beweging door van de cerebrale hemisferen naar het cerebellum. Het cerebellum; ligt achter de pons en moduleert de kracht en het bereik van bewegingen. Het cerebellum is betrokken bij het leren van motorische vaardigheden. De middenhersenen; bevinden zich rostraal aan de pons en reguleren vele sensorische en motorische functies. Het diencephalon; ligt rostraal aan de middenhersenen en bevat twee structuren: 1. De thalamus; verwerkt de meeste informatie die de cerebrale hemisferen binnenkomt uit de rest van het zenuwstelsel. 2. De hypothalamus; reguleert autonome, endocriene en viscerale functies. De grote hersenhelften; bestaat uit een sterk gerimpelde buitenlaag - de cortex cerebri - en drie dieper gelegen structuren: de basale kernen, de hippocampus en de amygdala. Cognitieve psychologie De cognitieve psychologie ontstaat gedeeltelijk als reactie op het behaviorisme, waarin gedrag wordt verklaard door voornamelijk te kijken naar de relatie tussen de omgeving aan de ene kant, de prikkels, en de reactie van het organisme op deze prikkels aan de andere kant, zonder dat er wordt gekeken naar de tussenliggende processen in het hoofd. Jerry Bruner en George Miller richten als belangrijke hoofdfiguren uit de cognitieve psychologie het Center for Cognitive Studies in 1960 op aan de Harvard-universiteit en gebruikte bij de naamgeving bewust het begrip cognitive/cognition om zich af te zetten tegen het behaviorisme. In de beginjaren was het echter nog niet voor iedereen meteen duidelijk wat met het begrip cognitive werd bedoeld, zoals voor de psycholoog Don Norman tijdens zijn aanstelling in de jaren '60, zoals hij later verhaalde. In de opvolgende jaren neemt het gebruik van het begrip cognitie/cognitief toe en verschijnen handboeken met overeenkomstige titels, zoals cognitive psychology in 1967 van de Amerikaanse psycholoog Ulrich Neisser Syndroom Een syndroom is een ziektebeeld: een verzameling van steeds tezamen voorkomende klinische verschijnselen/symptomen. Aan een groot aantal syndromen is een eigennaam verbonden, meestal die van degene(n) die het syndroom het eerst beschreven heeft (hebben) (bijv. syndroom van Gilles de la Tourette), veelal op een moment dat de oorzaak (en dus de samenhang van de diverse ziekteverschijnselen) nog niet duidelijk was, bijv. syndroom van Menière en syndroom van Cushing. Een dergelijke verzameling klinische tekenen kan meerdere oorzaken hebben. Soms is de oorzaak niet bekend, maar is het geregeld samengaan van deze tekenen dusdanig opvallend, dat men ze groepeert tot een syndroom. Het woord komt van het Griekse woord συνδρομή sundromè, van σύν sun [samen] en δρόμος drómos [loop] = samenloop. Het begrip συνδρομή werd door de Griekse arts Galenus al gebruikt in de betekenis van het samen voorkomen van bepaalde symptomen. Zo kan de verzameling aan symptomen die cushingsyndroom wordt genoemd, door meerdere pathologieën worden veroorzaakt. Bij de ziekte van Cushing ligt daarentegen één oorzaak aan de basis van de aandoening. Iemand met de ziekte van Cushing heeft het geheel aan symptomen dat cushingsyndroom wordt genoemd. Genetisch syndroom Een genetisch syndroom is een erfelijk ziektebeeld dat een aantal symptomen omvat die gezamenlijk overerven (al zijn niet altijd alle afzonderlijke symptomen aanwezig). Een genetisch syndroom kan berusten op: a. een recessief (aa) of dominant (Aa) ziekmakend allel van één gen (met als secundair gevolg meerdere verschijnselen); b. een complex en/of nog onbekend genotype; c. een chromosomenafwijking (bijv. het syndroom van Down). Een symptoom is een kenmerk of klacht, behorend bij een bepaalde ziekte. Anders dan in het Engels, waar een symptom een klacht (beleving van de patiënt) is en een sign een objectief voor de arts waarneembaar teken van ziekte worden in het Nederlands met 'symptoom' beide soorten verschijnselen aangeduid. Er is wel voorgesteld voor 'sign' (objectief waarneembaar teken van ziekte) het Griekse woord semeion weer in te voeren, maar gangbaar is dit niet. Bekende symptomen bijvoorbeeld: hoest, koorts, keelpijn, spierpijn, hoofdpijn. Als bovengenoemde symptomen allemaal tegelijk voorkomen zou er best van griep sprake kunnen zijn, maar bijvoorbeeld ook van SARS. De kunst van het stellen van een diagnose is voor een belangrijk deel het herkennen van het patroon van symptomen die de patiënt vertoont. De symptomen die vlak voor de openbaring van een ziekte optreden noemen we het prodroom. Bron: WIKEPEDIA, Medisch. 2015.