Verplichte energieplanning voor bedrijven Ook de verplichte energieplanning voor bedrijven is één van die vele maatregelen om de Kyotodoelstellingen na te streven. Deze nieuwe verplichtingen voor energie-intensieve bedrijven zijn erop gericht de CO2-uitstoot te verminderen door het rationeel energiegebruik en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen. Hoe dit praktisch in zijn werk gaat? De Vlaamse regering reikt twee nieuwe instrumenten aan: het energieplan én de energiestudie. Wettelijk kader Het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 inzake energieplanning voor ingedeelde inrichtingen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (B.S., 16 juli 2004) voert de verplichte energieplanning in. Dit besluit brengt meteen ook een aantal aanpassingen aan in een aantal artikels van titels I en II van Vlarem: Vlarem I: - artikel 1: invoegen nieuwe definities inzake energieplanning; artikel 5: uitbreiden inhoud milieuvergunningsaanvraag met energieplan of energiestudie; artikel 20: toevoegen Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE) als adviesverlenend orgaan voor energie-intensieve inrichtingen; artikel 21: invoegen beschrijving inhoud advies ANRE; Vlarem II: artikel 1.1.2: invoegen nieuwe definities inzake energieplanning; artikel 4.1.8.1: uitbreiden verplichting opstellen integraal milieujaarverslag tot energieintensieve inrichtingen; invoegen nieuw hoofdstuk 4.9. ‘Energieplanning’. Energie-intensieve inrichting De nieuwe verplichtingen inzake energieplanning zijn uitsluitend van toepassing op energie-intensieve inrichtingen. De definitie van energie-intensieve inrichting is dus van primordiaal belang: een energie-intensieve inrichting is een inrichting met een jaarlijks energiegebruik van tenminste 0,1 petajoule (PJ). Het energiegebruik is ‘het primair elektriciteitsgebruik en primair energetisch gebruik van energiedragers en niet het non-energetisch gebruik van energiedragers in de vorm van als grondstof ingezette energiedragers’. Zo is het verbranden van olieproducten voor verwarming energiegebruik; het gebruiken van olieproducten voor de productie van bijvoorbeeld verven dan weer niet. In het Vlaamse gewest zouden er ongeveer 500 bedrijven gevestigd zijn met een jaarlijks energieverbruik van meer dan 0,1 PJ. Om en bij 105 bedrijven hebben een energiegebruik van meer dan 0,5 PJ; 400 bedrijven hebben een energiegebruik tussen de 0,1 en 0,5 PJ. Energieplan Verplichting In twee gevallen moet de exploitant van een energie-intensieve inrichting een energieplan opstellen: - hernieuwing van de milieuvergunning: Een energie-intensieve inrichting moet bij haar aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning een energieplan voegen. Zij moet bovendien de maatregelen uit dit plan met interne rentevoet van 15% na belastingen uitvoeren. Ze beschikt daarvoor over een termijn van 3 jaar na het verlenen van de milieuvergunning. Deze bedrijven zullen in elk geval moeten opletten dat ze tijdig met de voorbereidingen van de aanvraag starten. Een hernieuwing van de milieuvergunning moet nu al aangevraagd worden tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de lopende milieuvergunning. Het opstellen van een energieplan neemt nog bijkomende kostbare tijd in beslag. - energie-intensieve inrichting met een jaarlijks energiegebruik van meer dan 0,5 PJ: Alle exploitanten van energie-intensieve inrichtingen met een jaarlijks energiegebruik van meer dan 0,5 PJ moeten vóór 1 januari 2005 in het bezit zijn van een conform verklaard energieplan. Daar blijft het niet bij. Zij moeten tegen 30 oktober 2007 alle maatregelen uit dit energieplan met een interne rentevoet van 15% na belastingen uitvoeren. Het energieplan moet ter beschikking gehouden worden van de toezichthoudende overheid. De energiestudie of het energieplan dat – vóór 1 januari 2005 – bij een milieuvergunningsaanvraag wordt gevoegd, geldt als eerste energieplan. Een goedgekeurd energieplan in het kader van een energiebeleidsovereenkomst doet eveneens dienst als conform verklaard energieplan. Eerder was door de ANRE voorgesteld om een ander criterium te hanteren voor het verplicht uitvoeren van de energiebesparende maatregelen. De ANRE heeft lange tijd het rentetarief van lineaire obligaties met een looptijd van 10 jaar als criterium naar voor geschoven. Uiteindelijk heeft de regering geopteerd voor een interne rentevoet van 15% na belasting. Door deze koerswijziging zou het reductiepotentieel in 2010 slechts 474 kiloton CO2-equivalenten bedragen, in plaats van de eerder voorgerekende 679 kiloton. Ook volgens de MINA-Raad is dit criterium niet streng genoeg: 7% zou bijvoorbeeld beter geweest zijn. In dat geval zouden energie-intensieve bedrijven een pak meer energiebesparende maatregelen moeten uitvoeren dan nu het geval is. Inhoud Het energieplan heeft de volgende inhoud: 1° 2° 3° 4° 5° 6° 7° 8° een technische beschrijving van de inrichting; het gemeten jaarlijks energieverbruik; de naam en het adres van de energiedeskundige(n) betrokken bij het opstellen van het energieplan; de resultaten van een analyse van het specifiek energieverbruik van de inrichting en de identificatie van mogelijke maatregelen om dit energieverbruik te verminderen; een oplijsting van deze maatregelen; de volgende elementen voor elk van deze maatregelen: - een technische beschrijving; - de investeringskost; - de jaarlijkse exploitatiekost; - de verwachte energiebesparing; - de jaarlijkse financiële opbrengst door deze energiebesparing; - de terugverdientijd; - de interne rentevoet na belastingen; een lijst van alle maatregelen die een interne rentevoet van minstens 15% na belastingen hebben; een chronologisch stappenplan met timing voor implementatie van alle maatregelen met een interne rentevoet van minstens 15% na belastingen. Wordt dit energieplan opgesteld in het kader van een aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning, dan zal de deskundige het chronologisch stappenplan zo opstellen dat alle maatregelen worden uitgevoerd binnen een termijn van 3 jaar. Procedure De exploitant moet het energieplan laten opstellen door een aanvaard deskundige. Diezelfde exploitant moet bovendien alle nodige informatie ter beschikking stellen en alle medewerking verlenen aan de deskundige. Het energieplan moet aan de ANRE voorgelegd voor conformverklaring. Dit gebeurt per aangetekend schrijven. De ANRE oordeelt eerst over de volledigheid van het dossier. Ze doet dit binnen de 20 dagen. Is het dossier onvolledig, dan verzoekt zij de exploitant per aangetekend schrijven om het dossier aan te vullen. De exploitant beschikt dan op zijn beurt over 20 dagen om dit te doen. Hij moet de aanvullende informatie eveneens per aangetekend schrijven overmaken. Binnen de 40 dagen na de dag van ontvangst van het volledige energieplan, beslist de ANRE over de conformverklaring. Deze gemotiveerde beslissing wordt eveneens per aangetekend schrijven meegedeeld. De beslissingstermijn kan éénmaal verlengd worden met 30 dagen. In dat geval moet ANRE deze verlenging motiveren in een aangetekend schrijven. Heeft de ANRE geen beslissing genomen binnen deze termijnen, dan wordt het energieplan geacht conform te zijn. Bij de conformverklaring zal de ANRE nagaan of: het energieplan is ondertekend en gedateerd door de exploitant en de deskundige; het energieplan is opgesteld volgens de voorgeschreven structuur; het energieplan inhoudelijk voldoet aan de voorschriften. De ANRE kan zich voor deze conformverklaringen laten bijstaan door erkende deskundigen. Tegen de beslissing van het ANRE is beroep mogelijk bij de Vlaamse minister van leefmilieu. Het beroepschrift moet ingediend worden binnen de 20 dagen na de dag van ontvangst van de beslissing. Vanzelfsprekend moet het gemotiveerd zijn en per aangetekend schrijven verstuurd worden. De minister zal advies vragen aan de gewestelijke milieuvergunningscommissie. In ieder geval zal de minister moeten beslissen binnen de 3 maand na de dag van ontvangst van het beroep. De minister deelt de beslissing mee per aangetekend schrijven aan het ANRE én de exploitant. Neemt de minister geen beslissing, dan wordt het energieplan opnieuw geacht conform te zijn. Gaat het om de hernieuwing van een milieuvergunning, dan moet de exploitant het energieplan bij de aanvraag voegen. Verder krijgt de normale vergunningsprocedure haar beslag, met slechts één kleine afwijking: omdat het om energie-intensieve inrichtingen gaat, zal ook de ANRE advies over de milieuvergunningsaanvraag moeten uitbrengen in de schoot van de provinciale milieuvergunningscommissie. Dit is een nieuwe bijkomende bevoegdheid voor de ANRE naast de bestaande adviesbevoegdheid in het kader van de vergunningsaanvragen of beroepen van inrichtingen die in de 4de kolom van de indelingslijst in bijlage 1 bij Vlarem I zijn aangeduid met de letter ‘E’. De ANRE moet in haar advies een gemotiveerd oordeel vellen over het bijgevoegde energieplan. Vanzelfsprekend kan de ANRE aan de milieuvergunningscommissie voorstellen om bepaalde bijzondere voorwaarden op te nemen in de milieuvergunning. Actualisering energieplan De conformiteitsverklaring van het energieplan is slechts 4 jaar geldig. Dit betekent dat het energieplan regelmatig moet geactualiseerd worden. Daarom moet de exploitant drie maanden voor het verstrijken van de conformiteitsverklaring een geactualiseerd energieplan voorleggen aan het ANRE. Dit geactualiseerde plan bestaat uit het oorspronkelijke energieplan aangevuld met: een overzicht van de uitvoering van de maatregelen uit het vorig energieplan met de vermelding van hun effecten op het vlak van energieverbruik en CO2-emissies; een lijst met eventuele wijzigingen aan het vorige energieplan. Gegevens die reeds opgenomen werden in het vorige conform verklaarde energieplan en ondertussen niet gewijzigd zijn, moeten niet herhaald worden in het geactualiseerd energieplan. Een verwijzing volstaat. De conformverklaring van het geactualiseerde energieplan verloopt volgens dezelfde procedure als voor het oorspronkelijke plan. Vanaf de datum van de conformverklaring vervangt het geactualiseerde energieplan het vorige plan. Energiestudie Verplichting Het uitvoeren van een energiestudie kadert steeds in een milieuvergunningsaanvraagprocedure. De exploitant moet een energiestudie voegen bij elke milieuvergunningsaanvraag die het volgende voorwerp heeft: - een nieuwe energie-intensieve inrichting; een verandering van energie-intensieve inrichting voor zover die verandering betrekking heeft op de voor het energieverbruik relevante onderdelen. Een goedgekeurd energieplan in het kader van een energiebeleidsovereenkomst geldt als energiestudie. Het volstaat dat de exploitant een kopie van dit plan bij de milieuvergunningsaanvraag voegt. Inhoud Een energiestudie bevat: 1° 2° het verwachte jaarlijkse energieverbruik; de naam en het adres van de energiedeskundig betrokken bij het opstellen van de energiestudie; een situering van de energie-efficiëntie van de inrichting of onderdeel ervan op basis van een vergelijking met gelijkaardige inrichtingen of onderdelen van inrichtingen die op de markt beschikbaar zijn; een motivering dat de in bedrijf te stellen inrichting de meest energie-efficiënte is die economisch haalbaar is. 3° 4° De exploitant moet aantonen dat energie-efficiëntere installaties die beschikbaar zijn op de markt of dat maatregelen die extra kunnen genomen worden om de energie-efficiëntie van de inrichting te verhogen, een interne rentevoet hebben van minder dan 15% na belastingen. Daarom moet hij een vergelijkende tabel laten opstellen waarvoor voor elke beschikbare installatie of maatregel de volgende gegevens zijn opgenomen: - een beknopte technische beschrijving; een investeringskost; de voorziene jaarlijkse exploitatiekost; de verwachte energiebesparing ten opzichte van de vooropgestelde installatie; de jaarlijkse financiële opbrengst door deze energiebesparing; de terugverdientijd; de interne rentevoet na belastingen. Procedure De exploitant moet een aanvaard deskundige onder de arm nemen om deze energiestudie te laten uitvoeren. Hij moet bovendien alle nodige informatie ter beschikking stellen en alle medewerking verlenen. De energiestudie moet bij de milieuvergunningsaanvraag gevoegd worden. Vergeet niet dat de ANRE advies moet verlenen en bijzondere vergunningsvoorwaarden kan voorstellen. Integraal milieujaarverslag Energie-intensieve inrichtingen zullen bovendien ook steeds een integraal milieujaarverslag moeten opstellen en indienen. Op dit ogenblik geldt deze verplichting enkel voor inrichtingen: die in de 1ste of 2de klasse zijn ingedeeld en die in de laatste kolom van de indelingslijst in bijlage 1 bij Vlarem I zijn aangeduid met de letter ‘J’; waarvan de totale emissie voor tenminste één relevante verontreinigende stof grote is dan de in Vlarem II bepaalde drempelwaarden. Het toepassingsgebied van het integraal milieujaarverslag wordt nu uitgebreid tot alle inrichtingen met een jaarlijks energiegebruik van meer dan 0,1 PJ. Aanvaard deskundige Enkel aanvaarde deskundigen mogen de energieplannen opstellen of de energiestudies uitvoeren. De ANRE is bevoegd voor het aanvaarden van de energiedeskundigen. In ieder geval moeten die deskundigen aan de volgende voorwaarden voldoen: zij mogen geen deel uitmaken van het bedrijfspersoneel van de inrichting waarvoor zij een energieplan of energiestudie opstellen; zij bezitten een grondige technische en bedrijfseconomische kennis van de te onderzoeken inrichting. Eén en ander kan door de Vlaamse minister bevoegd voor energie bijkomende geregeld worden. Overzichtsrapport ANRE De ANRE maakt jaarlijks een overzichtrapport op over de energieplannen en energiestudies. Dit overzichtsrapport bevat tenminste de volgende informatie: het totaal aantal beoordeelde energieplannen en energiestudies tijdens het vorige kalenderjaar; een overzicht van het aantal conform verklaarde energieplannen en energiestudies; de verwachte totale energiebesparing als gevolg van de energiestudies; op basis van de geactualiseerde energieplannen een overzicht van de reeds uitgevoerde maatregelen uit de vorige energieplannen met vermelding van hun effecten op het vlak van energieverbruik en CO2-emissies; een algemene evaluatie.