(zie bijlage 1: Richtlijnen inzake de zichtbaarheid van

advertisement
PROJECTOPROEP
PROJECTOPROEP OVER DE FINANCIERING VAN
GERICHTE ONTWIKKELINGSEDUCATIE
DOOR DERDEN
met uitzondering van audiovisuele producties
Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp
Directie Civiele Maatschappij
Dienst Ontwikkelingseducatie
Karmelietenstraat 15
1000 Brussel
www.dg-d.be
oktober 2016
WOORD VOORAF
Eind september 2015 hebben alle lidstaten van de Verenigde Naties 17 ambitieuze Duurzame
Ontwikkelingsdoelstellingen (of SDG’s – Sustainable Development Goals) onderschreven om
de wereld te verbeteren tegen 2030. De eerste 15 doelen stemmen overeen met de 3 pijlers van
duurzame ontwikkeling: ze beogen sociale, ecologische en economische doelstellingen. De 2
laatste doelen scheppen het onmisbare kader van vrede, veiligheid en samenwerking. Deze
doelstellingen zijn globaal en universeel van toepassing. Ze reiken verder dan de NoordZuidtegenstellingen en vergen de inzet van overheden, ondernemingen, KMO's en burgers. Ze
vervangen de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MOD).


http://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/Ontwikkelingssamenwerking/Wat_doen_we/Ont
wikkelingsbeleid/SDG
http://www.un.org/sustainabledevelopment/
Deze doelen zijn universeel: ze gelden voor alle landen, ook voor het onze, ze brengen een
reeks verantwoordelijkheden zowel voor het binnenlandse beleid op de verschillende
bevoegdheidsniveaus, als voor het buitenlands beleid, onder meer de verantwoordelijkheid om
ontwikkelingslanden te helpen om hun doelen te bereiken. Ze betreffen veel beleidgebieden,
waaronder energie, landbouw, handel, onderwijs, fiscaliteit, internationale betrekkingen,
sociale zaken, ontwikkelingssamenwerking,…
2
De Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) is de federale
administratie bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking. Ze is een van de directies-generaal
binnen de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en
valt rechtstreeks onder de bevoegdheid van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking.
In het kader van ontwikkelingssamenwerking onderhoudt België nauwe banden met een aantal
landen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. Aan deze betrekkingen wordt concreet gestalte
gegeven door middel van bilaterale samenwerkingsprogramma’s met 14 landen, maar ook via
multilaterale instellingen (VN, EU,…) (ngo’s, wetenschappelijke instellingen,
universiteiten,…) in een dertigtal landen.
In België financiert de Belgische Ontwikkelingssamenwerking activiteiten op het vlak van
sensibilisering en ontwikkelingseducatie: elke burger in België moet toegang hebben tot
ontwikkelingseducatie. Gezien de wereldwijde uitdagingen, is het van groot belang dat elke
burger een open kijk heeft op de wereld, inzicht heeft in de wereldproblemen, en zich bewust is
van de noodzakelijke solidariteit met de landen in het Zuiden. Ook is het belangrijk dat hij/zij
zich inzet op lokaal vlak en op wereldniveau.
Ontwikkelingseducatie is een taak voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, maar ook
de media, het onderwijs, het verenigingsleven en het maatschappelijke middenveld kunnen een
rol spelen. DGD doet een beroep op deze actoren op vlak van ontwikkelingseducatie voor een
groot deel van haar interventies op het vlak van ontwikkelingseducatie.
3
Op grond van de wet op de ontwikkelingssamenwerking van 19 maart 2013 (zoals gewijzigd
I.
VAN
DE PROJECTOPROEP
bijDOELSTELLINGEN
de wet van 9 januari 2014), heeft
de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking als algemene
Door Wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking
(gewijzigd bij wet van 9 januari 2014), heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking de
duurzame menselijke ontwikkeling als algemene doelstelling. Ze verbindt zich ertoe om dit
doel te bereiken via acties die bijdragen aan een duurzame en inclusieve economische groei om
de levensomstandigheden van de bevolking in ontwikkelingslanden en hun sociaaleconomische en sociaal-culturele ontwikkeling te verbeteren, de armoede, uitsluiting en
ongelijkheid uit te roeien.
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft onder meer ook als doel erop toe te zien dat
iedere burger in België toegang krijgt tot kwalitatieve ontwikkelingseducatie en een
geïnformeerde positie kan innemen over de Noord-Zuidrelaties en mondiale vraagstukken.
Vele burgers worden bereikt en gesensibiliseerd door de activiteiten die de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking en haar partners (ngo’s, musea, media, …) organiseren of
ondersteunen. Sommige doelgroepen worden echter minder benaderd dan andere, of hebben
een minder gunstige houding ten opzichte van wereldburgerschap.
Het doel van deze projectoproep is de burgers te doen nadenken over de oorzaken en factoren
van internationale migratie. Wat motiveert mensen om hun regio, hun land, hun familie te
verlaten en te migreren?
Inzicht in de ervaringen en de geschiedenis van migranten is een stap in de richting van
tolerantie en openheid, zodat we in harmonie en respect voor verschillen kunnen leven.
Activiteiten en projecten gericht op de doelgroep gezinnen met jonge kinderen in België, om
hen aan te zetten om na te denken over één of meerdere factoren van internationale migratie
zouden moeten bijdragen tot dit inzicht.
De projecten die in het kader van deze projectoproep voor het jaar 2017 worden gekozen
zullen zich moeten richten op de doelgroep gezinnen met kinderen (minder dan 12 j.), en
als centraal thema de factoren en oorzaken van migratie aanhouden.
Het is ook aan te bevelen om deze thematiek als inleiding in de materie van de Duurzame
Ontwikkelingsdoelstellingen op te vatten. Veel van de oorzaken van de internationale migratie
worden weerspiegeld in de SDGs: de bestrijding van armoede, honger, uitbuiting, ongelijkheid,
klimaatverandering, het streven naar vrede, rechtvaardigheid, ...
4
II. DEELNEMINGSVOORWAARDEN
STATUUT VAN DE ORGANISATIE
De organisatie heeft minstens 3 jaar rechtspersoonlijkheid en is actief in het Belgische
verenigingsleven. De organisatie moet haar organisatorische en financiële capaciteiten
aantonen.
De projectverantwoordelijken moeten minimaal 3 jaar ervaring hebben in het creëren en
organiseren van events en/of acties betreffende ontwikkelingseducatie.
Organisatoren van “filmfestivals” mogen eveneens deze projectoproep beantwoorden. Ze
moeten globaal aan dezelfde toelatingsvoorwaarden voldoen, evenwel moeten ze tevens aan
bijzondere criteria voldoen, zoals onder rubriek III “Specifieke criteria voor filmfestivals”
uiteengezet.
Komen niet in aanmerking voor subsidies
-
natuurlijke personen en feitelijke verenigingen (zonder rechtspersoonlijkheid);
handelsvennootschappen;
door DGD erkende ontwikkelingsngo’s die financieel door DGD worden ondersteund in
het kader van zijn programma’s en projecten;
“de partner in de niet-gouvernementele samenwerking”: het bedrijf, de groep, vereniging of
instelling privé of publiek, met uitzondering van ngo’s die financiële steun van de
Belgische ontwikkelingssamenwerking ontvangen voor activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking (met inbegrip van steden en gemeenten).
VERPLICHTINGEN VAN DE ORGANISATIE
De organisaties die een project indienen, moeten aan alle verplichtingen voldoen.
De organisatie gaat een resultaatsverbintenis aan en moet alles in het werk stellen om de
vooropgestelde doelstellingen van het project te bereiken.
Ook houdt de organisatie de administratie (de toegewezen dossierbeheerder) op de hoogte over
het verloop van het project en vraagt voor elke belangrijke projectwijziging op voorhand de
goedkeuring van de administratie. De goede besteding van de subsidie dient aangetoond te
worden via activiteiten- en financiële verslagen.
De organisatie moet de richtlijnen volgen wat betreft de zichtbaarheid van de Belgische
oOntwikkelingssamenwerking (zie bijlage 1: Richtlijnen inzake de zichtbaarheid van de
Belgische Ontwikkelingssamenwerking – DGD).
De organisatie moet uiteraard voldoen aan de toepasselijke wet- en regelgeving met betrekking
tot zijn status (bv. wetgeving vzw’s).
5
III. KENMERKEN VAN DE PROJECTEN EN
SELECTIECRITERIA
OM IN AANMERKING TE KOMEN MOETEN DE INGEDIENDE
ACTIVITEITEN BEANTWOORDEN AAN VOLGENDE CRITERIA:
Gerichte activiteiten met duurzaam effect
De basisfilosofie is het toekennen van financiële hulp voor gerichte projecten met een
duurzaam efffect.
Met “gericht” worden activiteiten bedoeld die een beperkte duur hebben. De toegestane
maximumduur is 3 maanden. Het is dus niet de bedoeling de werking en de programma’s van
organisaties over een heel jaar of over meerdere jaren te financieren of te cofinancieren.
“Duurzaam” betekent dat de activiteiten een duurzaam effect moeten hebben naar het
doelpubliek toe, en hen moeten uitnodigen tot reflectie, bewustmaking en indien mogelijk
actieve deelname en betrokkenheid (zie bijlage 2: definitie ontwikkelingseducatie).
Plaats en datum van de activiteiten
De sensibiliseringsactiviteiten moeten gericht zijn op het publiek in België en dus plaatshebben
op Belgisch grondgebied.
Alle activiteiten moeten moeten van start gaan tussen 1 januari en 31 december 2017 (voor
indiendatums, zie punt V).
Doelpubliek
De gesubsidieerde evenementen moet vooral gericht zijn op gezinnen met jonge kinderen (-12
jaar). De doelgroep van het project en de activiteiten moeten zo nauwkeurig mogelijk worden
beschreven in de inleiding van de aanvraag, zowel kwantitatief (geschatte aantal bezoekers of
deelnemers) als kwalitatief (bijvoorbeeld identificatie van de plaats, gemeente of regio enz.
kennis van de Noord-Zuid verhoudingen bij het publiek, etc.).
Thema
De projecten moeten de oorzaken en factoren van migratie aankaarten, hoe die het leven van de
mensen in de armste landen beïnvloedt. Een verband met de Duurzame
Ontwikkelingsdoelstellingen wordt aangemoedigd. Zie ook Bijlage 7: Toelichting bij het
thema. Uiteraard moet het thema vanuit het perspectief van de ontwikkelingslanden en de
Noord/Zuid-betrekkingen behandeld worden
Doelstellingen en resultaten van ontwikkelingseducatie
De projecten moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen zoals opgenomen
in de definitie van ontwikkelingseducatie (zie bijlage 2).
6
De resultaten moeten zich richten naar de sensibilisering en de bewustmaking van het beoogd
publiek. Er moet een methodologie of gerichte aanpak voorzien worden.
Methodologie of aanpak

aangepast aan het doelpubliek

origineel en interactief, dynamische activiteiten voorzien die een actieve participatie
van het publiek stimuleren. Er bestaat veel pedagogisch materiaal over de
migratieproblematiek. Raadpleeg de databank van www.kleurbekennen.be.

constructieve boodschap (geen slogans en promotiecampagnes voor organisaties, geen
fondsenwerving, geen clichés,…)

waken over een visie vanuit het Zuiden, zodat de boodschap de realiteit in het Zuiden
en de Noord-Zuidbetrekkingen weerspiegelt.

concrete, meetbare en duurzame resultaten nastreven.

complementariteit en synergie met andere partners, wel dan niet gespecialiseerd in
ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingseducatie bevorderen.

een promotie/communicatiestrategie voor het project voorzien.
Specifieke criteria voor filmfestivals
Definitie van zuidfilms: film die betrekking hebben op de Duurzame
Ontwikkelingsdoelstellingen of die de ontwikkelingsproblemen van de landen uit het
zuiden (ontwikkelingslanden volgens de OESO-DAC definitie
http://www.oecd.org/dac/stats/daclist.htm) belichten.
1. De programmering moet ten minste (*) 20% “zuidfilms” (zie definitie) omvatten.
2. De zuidprogrammering is niet uitsluitend gericht op gezinnen met kinderen (-12 jaar),
wel moet ze moet maximaal (*) begeleidende activiteiten met het publiek voorzien, om
samen met het publiek het thema van de film te verkennen (debat en uitwisseling met
de regisseur of met een persoon met kennis over het onderwerp; educatieve spellen ter
voorbereiding van het zien van de film; educatief pakket voor opvoeders/leerkrachten;
tentoonstellingen ....) (*)
3. De zuidprogrammering moet ten minste (*) twee films bevatten die gericht zijn op het
prioritaire thema van deze projectoproep, bovendien moet een sensibiliseringsactiviteit
naar de doelgroep van de projectoproep voorzien zijn, met name gezinnen met
kinderen.
7
4. De zuidprogrammering moet in de globale communicatiestrategie van het festival aan
bod komen.
5. Het project moet ook een aanpak of een concreet project omvatten om de distributie /
verspreiding van zuidfilms in België ook buiten het festival te bevorderen
(professionele ontmoetingen, conferenties, filmmarkt, overeenkomst met TV, of
andere) (*)
(*) Bij de beoordeling van het budget worden het aantal en de kwaliteit van de activiteiten
voorgesteld om tegemoet te komen aan deze vijf criteria in overweging genomen.
8
IV. MINIMUM- EN MAXIMUMTOELAGEN
PERCENTAGE TUSSENKOMST
Minimumbedrag van de subsidie: 20.000 euro
Maximumbedrag van de subsidie: 70.000 euro
Het project voor ontwikkelingseducatie en activiteiten kan voor ten hoogste 75% van het totaal
reëel budget worden gesubsidieerd. De organisatie moet dus zelf de overige kosten kunnen
financieren (door eigen kapitaal of andere donoren).
Het project kan deel uitmaken van een ander event of een ruimer activiteitenprogramma dat
niet uitsluitend de sensibilisering over dit thema tot doel heeft en niet uitsluitend gericht is op
het doelpubliek van deze projectoproep. Indien dit het geval is, moet het totale evenement
worden beschreven alsook het totale budget meegedeeld. Het specifieke budget van het
sensibiliseringsproject moet apart worden ingediend, gedetailleerd worden omschreven en
ingediend volgens het model in bijlage (zie bijlage 3: budgettemplate van het project). Dit
budget vormt dan de berekeningsbasis van het percentage van de tussenkomst (max. 75%).
Voor Filmfestivals moet, samen met het totale budget van het Festival, een specifiek budget
worden ingediend met betrekking tot de Zuidprogrammering, de ondersteunende activiteiten,
steun aan de verspreiding van films uit het Zuiden, promotie en communicatie van het
evenement.
GOEDKEURING VAN HET BUDGET
De ingediende budgetraming zal door de Administratie worden beoordeeld, rekening houdend
met het weergeven van een realistisch budget, de haalbaarheid, de pertinentie van de uitgaven
in verhouding tot de voorziene activiteiten aangaande ontwikkelingseducatie, alsook de door
DGD subsidieerbare uitgaven (zie bijlage 4: subsidieerbaarheid der uitgaven).
Het is mogelijk dat het door de Administratie goedgekeurde budget afwijkt van het ingediende
budget. In dit geval, zal door de Administratie een herziening en herindiening van het
aangepaste budget worden gevraagd.
De subsidie wordt bepaald op basis van het goedgekeurde budget.
Opgelet!
De administratie kan het subsidiebedrag wijzigen op basis van de gekende totale reële kosten
na afsluiten van het project. Indien minder werd uitgegeven dan geraamd, zal de subsidie
proportioneel worden verminderd.
9
SUBSIDIEERBARE UITGAVEN EN VALORISATIES
1. Subsidieerbaarheid van de uitgaven (zie bijlage 4: lijst van subsidieerbare uitgaven)
De subsidie dient alleen om de rechtstreekse kosten voor de uitwerking en de verwezenlijking
van het project te dekken.
De subsidie mag in geen enkel geval bedoeld zijn om een eventueel financieel tekort van een
vereniging aan te zuiveren. De subsidie is ook niet bedoeld om de structurele kosten te dekken
(algemene werkingskosten) van de aanvragende organisatie.
De te dekken kosten moeten geïdentificeerd en gecontroleerd kunnen worden aan de hand
van bewijsstukken en rekeninguittreksels.
DGD aanvaardt enkel facturen die rechtstreeks van de leverancier worden geadresseerd aan de
organisatie die de subsidie ontvangt. Facturen geadresseerd aan personen, al dan niet lid van de
gesubsidieerde organisatie, of aan andere verenigingen, worden niet aanvaard.
2. Dekkingsperiode
Deze periode loopt 4 maanden vóór het begin van het project tot 3 maanden na de
beëindiging van het project. Enkel bewijsstukken die vallen binnen de subsidieerbare periode
kunnen worden ingediend, indien deze uitgaven waren voorzien in de door DGD goedgekeurde
budgetraming.
3. Valorisaties (zie bijlage 5: toegestane valorisaties in het kader van een subsidie)
Het budget mag valorisaties vermelden (bv. een zaal die gratis ter beschikking wordt gesteld),
maar hiervoor is er geen subsidie.. Deze valorisaties worden aanvaard voor maximaal 5% van
het door DGD goedgekeurde budget.
N.B.:
Prestaties die volledig gratis worden uitgevoerd t.t.z. zonder vergoeding van de reeële
kosten (verplaatsing, catering, enz…) of zonder forfaitaire dagvergoeding, mogen niet in
het budget worden opgenomen.
4. Transfer van uitgaven
In het definitieve en reële budget dat de verantwoordingsstukken op het einde van het project
vergezelt, is een transfer tussen de budgettaire posten van maximaal 10% toegestaan
(Investering - Functioneringskosten - Menselijke middelen).
Elke overschrijding (van meer dan 10%) dient schriftelijk aangevraagd te worden tijdens het
project en dient voorafgaandelijk door de administratie te worden goedgekeurd. Deze dient
toegelicht en verantwoord te worden.
10
FINANCIELE BEPERKINGEN
De subsidies zijn altijd afhankelijk van de door de overheid ter beschikking gestelde budgetten.
De indiener kan geen aanspraak maken op een subsidie indien de budgettaire enveloppe
uitgeput is.
11
V. PRESENTATIE VAN DE AANVRAAG
Alle aanvragen moeten AANGETEKEND en in TWEEVOUD (NL of FR) papieren versie
en bovendien een elektronische versie op USB of CD worden ingediend bij
Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Directie Civiele Maatschappij - D3.1
Karmelietenstraat 15
1000 Brussel
De dossiers moeten worden ingediend op vastgestelde uiterste indiendatums afhankelijk van de
datum van aanvang van het project. Alle ingediende dossiers per indiendatum zullen
gezamenlijk worden onderzocht op een selectiecomité.
INDIENINGSDATUMS
De drie uiterlijke indiendatums voor subsidiëring van events zijn:
-
14 november 2016
voor evenementen die beginnen tussen 1 januari 2017 en 31 maart 2017
1 februari 2017
voor evenementen die beginnen tussen 1 april 2017 en 31 augustus 2017
1 juni 2017
evenementen voor degenen die beginnen tussen 1 september 2017 en 31 december
2017
N.B.: een te laat ingediend dossier wordt onontvankelijk verklaard. Poststempel geldt als
bewijs.
INHOUD VAN DE SUBSIDIEAANVRAAG
De subsidieaanvraag bevat volgende stukken:
1.
2.
3.
4.
het ingevulde en ondertekende aanvraagformulier
het geraamde budget (zie bijlage 3: budgettemplate)
een kopie van de statuten zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad
het gepubliceerde of door de Raad van bestuur goedgekeurd activiteitenverslag van de
laatste 3 jaren (2013, 2014 en 2015) voor de twee eerste uiterste indieningsdatums,
2014, 2015, 2016 voor de derde indieningsdatum), enkel in elektronische vorm in te
dienen (USB of CD).
5. het curriculum vitae van de verantwoordelijken van het project
12
6. de financiële balans van het vorige boekjaar. Deze balans met een bedrag van 75.000
euro of hoger is gecontroleerd door een boekhouder of een bedrijfsrevisor
7. het bankattest met vermelding van rekeningnummer van de organisatie waarop de
subsidie moet worden gestort
8. de verklaring op eer aangaande de dubbele financiering (zie bijlage 6)
9. eventuele partnerovereenkomsten
N.B.:
Alle onvolledige dossiers worden onontvankelijk verklaard.
Alle dossiers die de basiscriteria niet respecteren, te weten: thema, doelpubliek, plaats en
periode van activiteit, … worden ook onontvankelijk verklaard.
13
VI. SELECTIEPROCEDURE
FORMELE ONTVANKELIJKKHEID VAN DE DOSSIERS
Na onderzoek van de ontvangen dossiers aangaande de ontvankelijkheid, zal aan elke indiener
een bericht worden verzonden.
INHOUDELIJK ONDERZOEK
Alle ontvankelijk verklaarde dossiers worden door een selectiecomité onderzocht. Elk dossier
wordt tevens voorgelegd aan de administratieve en financiële autoriteiten en aan de Minister
van Ontwikkelingssamenwerking.
De organisatoren van de geselecteerde projecten worden zo snel mogelijk verwittigd. Zodra de
laatste goedkeuring van de financiële dienst is bekomen, zal aan de organisatie het ondertekend
Koninklijk Besluit worden toegestuurd.
14
VII. BETALING SUBSIDIES
De betaling van de subsidie gebeurt in twee schijven:
- Na verzending van het ondertekend Koninklijk Besluit, kan een eerste schijf (70% van het
totale toegestane subsidiebedrag) in betaling gesteld worden, dit na ontvangst van een
schuldvordering vanwege de belanghebbende.
- Na afloop van het project wordt het saldo (maximaal 30%) in betaling gesteld na ontvangst
van een tweede schuldvordering en op basis van de reële en controleerbare uitgaven, op
voorwaarde dat alle in het Koninklijk Besluit vermelde vereiste documenten in het bezit
zijn van de Administratie.
Voor het volledige gesubsidieerde project moet het volgende worden toegestuurd:
een genummerde lijst van de boekhoudkundige bewijsstukken, kopieën van alle facturen en
bankuittreksels, een financieel verslag, een activiteitenverslag, een exemplaar van alle
promotiemateriaal en de schuldvordering aangaande het saldo van de toegestane subsidie.
De uitbetalingstermijn bedraagt 4 à 6 weken na ontvangst en goedkeuring van de
schuldvorderingen en de bewijsstukken.
WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEDEN
De subsidieontvanger is juridisch en financieel aansprakelijk voor de goede uitvoering van de
activiteit, overeenkomstig het aanvraagdossier en het Koninklijk Besluit tot toekenning van de
subsidie.
De wetgeving inzake overheidssubsidies is van toepassing.
In geval van onrechtmatige aanwending kan de subsidie of een deel van de subsidie worden
teruggeëist.
15
VIII. CONTACTPERSONEN BIJ DGD
Bijkomende informatie over de procedure en de toekenningscriteria van subsidies kan
enkel per mail worden verkregen bij:
NL
Michèle Van der Plaetsen - [email protected]
FR
Véronique Spronck - [email protected]
Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking
Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking
Directie Civiele Maatschappij
Dienst Ontwikkelingseducatie (D3.1)
Karmelietenstraat 15, 1000 Brussel
www.dg-d.be
Projectoproep 2017
http://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/Ontwikkelingssamenwerking/Wat_doen_we/Thema/Ont
wikkelingseducatie
Biilagen:
Bjilage 1: zichtbaarheid DGD
Bjilage 2: definitie OE
Bjilage 3: budget template
Bjilage 4: subsidieerbaarheid
Bjilage 5: valorisatie
Bjilage 6: verklaring
Bjilage 7: thema “Migratie”
16
Download