Ontwerpend Leren in Meervoud Fred Janssen ICLON Universiteit Leiden [email protected] Introductie Al eeuwenlang verbazen mensen zich over de functionaliteit van organismen. Het lijkt wel alsof ze zijn ontworpen om een bepaalde functies te kunnen vervullen in een bepaalde omgeving. Denk bijvoorbeeld aan: de vinnen van vissen waarmee ze uitstekend kunnen zwemmen; de bek van een specht waarmee hij holen kan maken in een boom; de kleuren en vorm van een orchidee waarmee insecten worden aangetrokken voor de bestuiving; onze ogen waarmee we in het algemeen uitstekend kunnen zien etc.etc. Ik heb een onderwijsbenadering ontwikkeld waarin leerlingen het idee van functionaliteit gebruiken om kennis te verwerven over organismen en hun omgeving. Deze onderwijsbenadering heet ontwerpend leren omdat leerlingen in het algemeen kennis verwerven over organismen en hun omgeving door deze opnieuw te ontwerpen. Nu kunnen er verschillende varianten van ontwerpend leren worden onderscheiden. Zowel wat er wordt geleerd als hoe er wordt geleerd kan verschillen. In deze korte paper wil ik eerst enkele inhoudelijke varianten beschrijven, en daarna kort aangegeven op welke verschillende manieren dit door leerlingen kan worden geleerd (leervarianten). Voor sommige voorbeelden zal ik verwijzen naar het uitgedeelde driedelige artikel ‘Waar zijn de vragen van leerlingen gebleven?’ De leervarianten zijn geordend van eenvoudig naar complex, om docenten en leerlingen op deze manier in staat te stellen geleidelijk aan kennis te leren maken met ontwerpend leren. 1. Inhoudelijke varianten van ontwerpend leren Structuur (proces of gedrag) Functie Omgeving Figuur 1: Functionaliteit veronderstelt dat een structuur een functie kan vervullen in een bepaalde omgeving Bij ontwerpend leren wordt er vanuit gegaan onderdelen van organisme (structuren, processen, gedragingen) een functie vervullen voor het overleven en voortplanten van een organisme als geheel. Of iets functioneel is wordt bepaald door de structuur en de omgeving waarin het moet functioneren. Met vinnen kunnen vissen zich in het water prima voortbewegen, op het land zijn vinnen hiervoor ongeschikt. Functionaliteit veronderstelt dus een symmetrie tussen drie aspecten van een biologische systeem: structuur, functie en omgeving (figuur 1). Er kunnen nu tenminste drie inhoudelijke varianten van ontwerpend leren worden onderscheiden, afhankelijk van welke 1 aspecten (structuur, functie, omgeving) al bekend zijn en over welke aspecten nog kennis moet worden ontwikkeld. 1. structuur/omgeving (bekend) -> functie (onbekend) centrale vraag: waarvoor dient het? 2. functie/omgeving (bekend) -> structuur (onbekend) centrale vraag: hoe werkt het? 3. functie/structuur (bekend) -> omgeving (onbekend) centrale vraag: wat heeft het in zijn omgeving nodig? Ik zal nu van elk van de drie inhoudelijke varianten een voorbeeld geven. 1. structuur/omgeving –> functie: Wat is de functie van lampje van de ponyvis? Er bestaat een bijzonder visje, het ponyvisje, dat leeft in vrij donker water, en een lampje heeft aan de buikzijde. Dit lampje schijnt alleen overdag. Waarvoor zou dit lampje nu dienen? Je zou misschien denken dat het visje het gebruikt om bijvoorbeeld soortgenoten of zijn prooi beter te kunnen zien. Daarvoor is het lampje echter niet geschikt omdat het maar heel zwakjes schijnt en bovendien aan de buikzijde zit. Zou het lampje de ponyvisje kunnen beschermen tegen roofvissen? Roofvissen kunnen de ponyvis normaal gesproken niet goed zien omdat het vrij donker water is. Maar roofvissen kunnen de ponyvis in principe makkelijk opmerken als ze onder de ponyvis doorzwemmen. Bij het minste licht van boven zien ze namelijk de schaduw (het silhouet) van de ponyvis tegen dit licht bewegen. Behalve als dit silhouet wordt uitgewist door een verlichte buik! Voor deze functie zit het lampje op de juiste plaats en is het haar schijnsel niet te zwak. Om na te gaan of het lampje inderdaad een silhouet van de vis zou kunnen uitvlakken zou je de ponyvis in een aquarium kunnen plaatsen in een donkere kamer. Zijn licht zou dan uit moeten zijn. Als je nu een zwak lichtje boven het aquarium ontsteekt zou de vis ook zijn ‘lampje’ moeten aandoen en zou het silhouet onder hem volledig moeten worden uitgewist. 2. functie/omgeving -> structuur Hoe werken onze ogen? Ogen hebben we nodig om ons te oriënteren op de wereld om ons heen. Een eenvoudige manier van oriëntatie kan al plaatsvinden met behulp van een lichtgevoelig organel, zoals we dat vaak aantreffen bij eencelligen, zoals b.v. het oogdiertje. Met dit organel kan echter niet goed worden bepaald waar het licht vandaan komt. Nu is dit voor oogdiertjes niet zo'n probleem maar voor ons wel. Slakken ondervangen dit probleem door een aantal lichtgevoelige cellen in een kommetje plaatsen. Dit is een stap vooruit, maar als wij de ogen van een slak zouden hebben, zouden we niet in staat zijn een scherp beeld te vormen van onze omgeving. Dit kan worden gerealiseerd door het kommetje zo ver te krommen dat het licht slechts door een kleine gaatje naar binnen kan, zoals bij het raadselachtige weekdier nautilus. Maar als de opening kleiner 2 wordt het beeld niet alleen scherper, maar ook donkerder. Bij ons oog wordt dit probleem opgelost door een lens te plaatsen achter de relatief grote opening. 3. structuur/functie -> omgeving Wat heeft een vos in zijn omgeving nodig? Een vos moet onder meer eten, daarvoor heeft hij in zijn omgeving onder andere konijnen nodig. Maar dit konijn moet zelf ook weer kunnen eten. Hij eet onder meer bladeren van de paardebloem. Maar waar leeft de paardebloem dan weer van? Deze heeft op zijn beurt weer lucht, zonlicht, water en heel eenvoudige stoffen uit de grond (mineralen) nodig om te kunnen overleven. Waar haalt nu de paardebloem de mineralen vandaan? Deze mineralen kunnen worden ontleend aan resten van dode planten en dieren. Maar een plant kan niet zelf deze mineralen vrijmaken uit planten- en dierenresten. Bacteriën en schimmels kunnen dit wel. Zij kunnen hun benodigde energie en stoffen voor de groei onttrekken aan planten- en dierenresten. Als afval produceren zij mineralen. Deze vrijgemaakte mineralen kunnen weer worden opgenomen door de paardebloem 2. Leervarianten van ontwerpend leren Ik maak hier een onderscheid in drie typen onderwijs: overdrachts-, activerend en ontdekkend onderwijs. In het overdrachtsonderwijs wordt kennis aangeboden door docent of het schoolboek. Bij activerend onderwijs wordt deze kennis ook hoofdzakelijk aangeboden door de docent en/of schoolboek, maar worden leerlingen middels opdrachten gestimuleerd deze kennis actief te verwerken. In ontdekkend onderwijs daarentegen wordt veel van de kennis door leerlingen zelf ontdekt. Ontwerpend leren kan nu in elke onderwijsvorm worden ingezet. Overdrachtsvarianten Omdraaien volgorde behandeling In het biologieonderwijs wordt leerlingen vaak eerst iets verteld over de structuur en daarna pas over de functie. Leerlingen wordt bijvoorbeeld eerst verteld hoe een penwortel eruit ziet en hoe deze is opgebouwd en daarna leren ze pas waarvoor zo’n wortel dient. Voor leerlingen is het echter de structuur veel gemakkelijker te begrijpen als ze eerst de functie van een structuur leren kennen. Met de onderstaande tekstjes over bloedstolling wil ik dit illustreren. In eerste stukje wordt eerst het proces verteld en daarna de functie. In het tweede stukje wordt eerst de functie verteld en wordt daarna pas ingegaan op het proces dat hiervoor verantwoordelijk is. Als je een wondje hebt komen er onder meer stollingsfactoren vrij in je bloed die er voor zorgen dat protrombine wordt omgezet in trombine. Trombine op zijn beurt zorgt er weer voor dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine. Fibrine is een draadvormig eiwit waarmee het wondje wordt 'afgeplakt'. 3 Als je een wondje hebt moet dit zo snel mogelijk worden gedicht. Dat gebeurt door een netwerk van draden van fibrine. Deze draden mogen echter alleen aanwezig zijn als er een wondje is, anders zou het bloed altijd stollen. De draden komen dan ook voor in een opgeloste vorm (fibrinogeen) en worden door een stofje (trombine) omgezet in een onoplosbare draden (fibrine). Het stofje trombine wordt zelf pas gevormd door het vrijkomen van stoffen bij verwonding. (zie voor een functie-eerst benadering ook oriëntatie op het hart blz. 221 deel 1 NVOX artikel). De functie-eerst benadering is niet alleen van belang voor een behandeling van een specifiek lesonderwerp maar ook voor inrichting van een gehele lessenserie. Ik geef hiervan een voorbeeld voor behandeling van wortels, stengels en bladeren van planten in deel 2 van NVOX artikel blz. 298. Vraaggestuurd overdragen De functie van een structuur kan worden beschouwd als een probleem dat het organisme moet oplossen. Door functies nu te herformuleren in problemen die een organisme moet oplossen kunnen leerlingen gemakkelijker meedenken met het verhaal dat hen wordt voorgeschoteld. Met de voorbeelden die ik eerder gaf van de drie inhoudelijke varianten werd dit eigenlijk al geïllustreerd Ik zal hieronder nog een voorbeeld geven van een functie/omgeving->structuur variant (zie ook orientatie op het hart NVOX deel 1 blz. 221). In deel 2 van het NVOX artikel op blz. 297 worden ook tips gegeven hoe je een bestaand verhaal kan opbouwen tot een meer vraaggestuurd verhaal. Sommige bacteriën kunnen ons ziek maken. Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat we niet ziek worden? Een manier is door ze buiten ons lichaam te houden. We doen dat door bijvoorbeeld riolen aan te leggen, handen te wassen etc. Maar ook door bijvoorbeeld ons lichaam af te sluiten middels onze huid. Helaas is dit echter niet afdoende. Er kunnen bijvoorbeeld bacteriën binnenkomen als je bijvoorbeeld een wondje hebt. Hoe kun je nu die binnengedrongen ziekteverwekkers onschadelijk maken? Je zou ze bijvoorbeeld kunnen opeten met bepaalde eetcellen. Dit gebeurt ook. Maar dit heeft wel een nadeel. Deze eetcellen kunnen in principe ook cellen en stoffen van je eigen lichaam opeten. Hoe kan dat nu worden voorkomen? Daarvoor is het van belang dat eetcellen herkennen wat ze eten. Maar wat moeten ze herkennen en hoe gaat dat in zijn werk?etc. etc. Activerende varianten van ontwerpend leren Het idee van functionaliteit kan ook worden gebruikt om reeds aangeboden stof leerstof dieper te verwerken. Ervaring leert dat één vraag daarbij heel goede diensten kan bewijzen: Wat is het nadeel als de structuur (proces/gedrag) ontbreekt? Leerlingen worden met andere woorden gestimuleerd na te gaan of het systeem niet wat eenvoudiger zou kunnen. Twee voorbeelden. Een leerling heeft geleerd dat het hart bestaat uit twee harthelften. Wat zou het nadeel zijn als één harthelft zou ontbreken en alle bloedvaten op één harthelft 4 zouden uitkomen? In dit geval zou zuurstofrijk bloed uit de longen worden gemengd met zuurstofarm bloed uit de rest van het lichaam. Dit heeft als nadeel dat de zuurstofconcentratie van zuurstofrijk bloed daalt waardoor cellen uiteindelijk minder zuurstof krijgen. De aanwezigheid van twee harthelften zorgt er dus o.a. voor dat zuurstofarm en zuurstofrijk bloed gescheiden blijven. De leerling heeft ook geleerd dat de rechter harthelft bestaat uit een kamer en boezem. Wat zou het nadeel zijn als de boezem zou ontbreken? In dit geval zou de kamer langzaam en onvolledig vullen, omdat de bloeddruk in de aders erg laag is en de aanzuigende werking van de kamer beperkt is. Hierdoor kan er (steeds) minder bloed per tijdseenheid worden rondgepompt. De boezem zorgt er nu voor dat bloed wordt aangezogen en vervolgens in de kamer wordt geperst. Hierdoor wordt de kamer snel en volledig gevuld. Deze voorbeelden laten zien het stellen van de vraag 'wat is het nadeel is als het betreffende onderdeel ontbreekt?' leidt tot beter inzicht in de functie en werking van onderdelen van een biologisch systeem. Bovendien wordt kennis over het systeem in verband gebracht met kennis van de omgeving van het systeem (i.c. de bloedsomloop). Het kan zijn dat het stellen van deze vraag niet meteen leidt tot een antwoord, maar tot nieuwe vragen. Een leerling kan antwoorden op deze vragen krijgen door de tekst opnieuw te raadplegen (stap 2) of deze vragen voor te leggen aan medeleerlingen of de docent. Zie voor meer voorbeelden, voor nadere toelichting op het gebruik, en voor uitbreidingen van deze vraagstrategie ten behoeve van activerend biologieonderwijs: NVOX-artikel deel 3 blz. 337-338. Ontdekkende varianten Ontwerpend leren is oorspronkelijk ontwikkeld om ontdekkend leren in het biologieonderwijs mogelijk te maken. De stap van de vraaggestuurde overdrachtsvarianten van ontwerpend leren naar een ontdekkende variant is niet groot. In een vraaggestuurde variant worden immers leerlingen al middels problemen/vragen ingeleid in een bepaald biologisch systeem. Belangrijk verschil met de ontdekkend variant is dat bij de overdrachtsvariant de docent zelf de antwoorden geeft op de vragen. In een ontdekkend variant worden leerlingen zelf in toenemende mate betrokken bij het bedenken van antwoorden en nieuwe vragen. Zo kan de vraaggestuurd opgebouwde leerstof die in de onderstaande tabellen over hart en immuunsysteem is weergegeven (beide functie/omgeving -> structuur variant), zowel in overdrachtsvorm als in ontdekkende vorm worden onderwezen. Systeem : Immuunsysteem Functie : Binnengedrongen ziekteverwekkers onschadelijk maken Ontwerpprobleem Oplossing Nadeel 1.hoe kunnen binnengedrongen bacteriën onschadelijk worden gemaakt? 1. een 'eetcel' die bacteriën opeet (macrofaag) 1. kan ook eigen lichaamsmateriaal opeten 5 2. hoe kan onderscheid worden gemaakt tussen lichaamseigen materiaal en ziekteverwekkers? 3. hoe kan voor ieder antigeen een aparte receptor worden aangemaakt? 2a. herkenning van lichaamseigen materiaal: lichaamseigen materiaal heeft een soort merkstof aan buitenkant die door macrofaag kan worden gebonden (middels een receptor) als hij bindt wordt het materiaal niet opgegeten 2a. - bacterie kan merkstof imiteren - als de receptor op de macrofaag verandert dan herkent de cel lichaamseigen materiaal niet meer. Dit is fataal. (X) 2b. herkenning ziekteverwekker: ziekteverwekker draagt merkstof (antigeen) aan het oppervlak. Indien de receptor van een macrofaag aan antigeen bindt dan wordt dit opgegeten. 2b. bacteriën en virussen dragen allemaal verschillende antigenen waar weer aparte receptoren voor moeten worden aangemaakt. 3a. receptor vormt zich om het antigeen heen (instructiemechanisme) 3a. - receptor kan dan ook binden aan lichaamseigen materiaal. - is niet mogelijk omdat receptor eiwit is waarvan de vorm al van te voren in genoom is vastgelegd (X) 3b. er worden een heleboel verschillende receptoren voor het contact met het antigeen aangemaakt dan is er altijd wel een bij die past (variatieselectiemechanisme Systeem: hart Functie: bloedcirculatie Ontwerpprobleem 1. hoe bloed circuleren in het bloedvatenstelsel? Eenvoudige oplossing 1. een ader die samenknijpt 2. hoe er voor zorgen dat het bloed één richting op stroomt? 2. ader voorzien van kleppen 3. hoe kan worden voorkomen dat vermenging optreedt? 3. de ader in verdelen 4. hoe kan de druk worden verhoogd? 4. bloed in aan apart compartiment eerst aanzuigen (dit resulteert in een ader bestaande uit vier compartimenten) 3b. moet voor alle verschillende antigenen een gen klaar hebben liggen Nadeel 1. bloed opstromen kan twee kanten 2. zuurstofrijk bloed van de longen en zuurstofarm bloed uit rest van het lichaam worden vermengd twee helften 3. de druk die kan worden opgebouwd is beperkt omdat de ader eerst moet vollopen voordat bloed kan worden weggepompt De mate van vrijheid die leerlingen krijgen bij het ontwerpen kan hierbij geleidelijk aan worden opgevoerd. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met de vraag te stellen en leerlingen uit twee of meerdere antwoordmogelijkheden te laten kiezen. Een stap verder is door leerlingen de vraag voor te leggen en ze hier middels onderwijsleergesprek (zie NVOX deel 2) of in groepjes zelf een antwoord te laten 6 bedenken. Weer een stap verder is dat leerlingen ook zelf de vervolgvraag formuleren en daar ook weer een antwoord voor gaan zoeken. Alle drie de inhoudelijke varianten (functie/structuur -> omgeving; functie/omgeving -> structuur; structuur/omgeving -> functie) zijn geschikt voor een dergelijke ontdekkend aanpak, waarin leerlingen geleidelijk steeds meer zelf de vragen gaan stellen en antwoorden gaan formuleren. Voor meer informatie, voorbeelden, uitwisselen van ervaringen etc. over vraaggestuurd leren met perspectieven in het algemeen of ontwerpend leren in het bijzonder kunt u mij mailen: [email protected]. 7